Professional Documents
Culture Documents
3. Wat is het belang van het klinisch oog van de verpleegkundige in kader van CGA?
Dankzij het klinisch oog en door abservatie van de zorgontvanger kan er veel informatie
worden verzameld omtrent het functioneel profiel van de persoon in kwestie. Door
veelvuldig contact te hebben met de patiênt is de verpleegkundige in staat subtiele
veranderingen van de patient waar te nemen waardor vroegtijdig verder onderzoek kan
plaatsgrijpen.
Bv: kan de P stappen of zit hij/zij in een rolstoel?, Is hij/zij kortademig?, Wat is de kleur van
zijn/haar huid?, ...
4. Som minstens 4 vormelijke aandachtspunten bij de anamnese van een geriatrische patiënt
op.
Tractus digestivus: - Aandacht voor kanker aan slokdarm, maag, pancreas, lever,
galwegen en dikke darm bij patiënten met slikklachten, buikpijn,
misselijkheid, braken en een veranderd defecatiepatroon.
- Aandacht voor alledaagse klachten zoals obstipatie, paroxismale
diarree bij fecale impactie gezien hun negatieve invloed op de
levenskwaliteit.
- Bij P met een maagperforatie, cholecystitis of acute appendicitis
kunnen verschijnselen van peritoneale prikkeling achterwege
blijven.
Tractus locomotorius & centraal ZS: - Bij geriatrische patiënten komt hoofdpijn
zelden voor.
- Duizeligheid komt frequent voor en moet
duidelijk bevraagd worden.
- In combinatie met spierpijn en een verdikte en
pijnlijke arteria temporalis, kan hoofdpijn
wijzen op ateriitis temporalis.
7. Uit wat bestaat het CGA in kader van lichamelijk en aanvullend onderzoek?
8. Geef minstens 5 aandachtspunten bij het lichamelijk onderzoek in kader van het CGA
- Een onregelmatige pols is vaak asymptomatisch en behoeft zelden specifieke evaluatie
en behandeling.
- Bij toename in lichaamsgewicht dient men te denken aan oedeem of ascites. Ook bij
gewichtsverlies, 5% of meer moet men onderliggende oorzaken zoeken.
- Een 4de harttoon is bij ouderen meestal aanwezig en heeft geen pathologische betekenis.
- Ouderen met een anamnese van syncope onderzoekt men best op de aanwezigheid van
het carotissinussyndroom.
- De aanwezigheid van een sterk opgezette blaas wijst doorgaans op urineretentie.
Bij geriatrische patiënten zijn onderliggende ziekten niet altijd even gemakkelijk te vinden.
Daarom is een oriënterend Laboratories onderzoek sterk aangewezen.
10. Formuleer de aandachtspunten voor efficiënt gebruik van meetschalen in kader van CGA.
11. Benoem de gevolgen van leeftijdsgebonden veranderingen van het oog en geef
preventieve adviezen.
- Cataract
- Leeftijdsgebonden maculadegeneratie
- Diabetisch retinopathie = de 4 grote oogziekten
- Glaucoom
Gevolgen:
- Vallen
- Functionele en cognitieve achteruitgang
- Immobiliteit
- Depressie
Preventieve adviezen:
- Bij het opmerken van visuele problemen of achteruitgang, laat u zich zo snel mogelijk
testen, screenen op wat de exacte oorzaak is.
- Externe hulpen zoals mantelzorgers/verpleegkundigen/… kunnen helpen bij het
vroegtijdig opsporen van visuele problemen/klachten door middel van gerichte
observatie.
- Eens de oorzaak gekend is kan men opzoek gaan naar een goed en adequaat hupmiddel
om de het probleem/klacht zoveel mogelijk te beperken en het zicht zo goed mogelijk te
herstellen.
12. Waarom is screenen naar visusstoornissen een belangrijke component binnen de CGA en
illustreer hoe dit kan gebeuren.
Omdat aan de hand van screening kan vastgesteld worden of er al dan niet problemen zijn
aan het visueel zicht en of er een verhoogd risico is op de gevolgen van leeftijdsgebonden
oogziekten.
Cataract: Cataract of staar is een vertroebeling van de ooglens die het scherp zien vermindert. Als de
ooglens troebel is treedt er lichtverstrooiing op in uw oog. Hierdoor lijken voorwerpen en
landschappen waziger en grauwer van kleur.
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie: Dit ontstaat door het afsterven van kegeltjes in het macula
waardoor het centrale zicht waziger wordt en men minder
scherp gaat zien.
15. Wat is de taak van de verpleegkundige binnen de zorg voor het gehoor?
- De VPK kan screenen naar gehoorproblemen op allerlei manieren. Bij een positief
resultaten kan de VPK de P doorverwijzen naar een audioloog. Ze kan ook verder
screenen a.d.h.v. Welch Allyn Audio Scope 3.
16. Waarom is screening naar auditieve stoornissen een belangrijke component binen CGA en
hoe kan dit gebeuren?
Omdat auditieve stoornissen kunnen leiden tot verminderd cognitief, emotioneel, sociaal en
lichamelijk functioneren bij ouderen en omdat de helft van de ouderen geen
gehoorproblemen melden aan de huisarts.
17. Wat is de taak van de VPK bij de preventie van geneesmiddelgerelateerde problemen?
De VPK moet de P monitoren en eventuele bijwerkingen trachten te herkennen. Dit door
relatief veel tijd door te brengen bij de P. Verder dient de VPK te controleren:
- Welke medicatie er gebruikt wordt
- Welke medicatie is voorgeschreven
- Of de dosis correct is
- Of het dosisinterval correct is
- Of de P beschikt over duidelijke en correcte aanwijzingen die praktisch uit te voeren zijn.
- Of er bijwerkingen, indicaties en contra-indicaties zijn.
- Of en potentiële interacties zijn.
- Kijken of er essentiële medicatie ontbreekt
Controleren:
- Welke medicatie er gebruikt wordt
- Welke medicatie is voorgeschreven
- Of de dosis correct is
- Of het dosisinterval correct is
- Of de P beschikt over duidelijke en correcte aanwijzingen die praktisch uit te voeren zijn.
- Of er bijwerkingen, indicaties en contra-indicaties zijn.
- Of en potentiële interacties zijn.
19. Waarom is screening naar malnutritie een belangrijke component binnen CGA en hoe kan
dit gebeuren?
Al deze zaken kunnen leiden tot een negatieve gezondheidsspiraal met langere
opnameduur, verhoogd medicijngebruik, toename van zorgcomplexiteit en afname van
levenskwaliteit als gevolg.
Dit kan gebeuren door:
20. Wat is het belang van het klinisch oog en de (hetero)anamnese in het kader van screening naar
ondervoeding en geef voorbeelden.
- depressie
- slikproblemen
- partnerverlies of vereenzaming
- isolatie
-…
22. Wat is de verpleegkundige aanpak bij ondervoeding?
De verpleegkundige taak richt zich op het geriatrisch assessment en het bewaken van de kwaliteit
van de maaltijdzorg.
Bij deze methode wordt er gevraagd naar gewichtsverlies, meet men de bovenarmomtrek (sterker
gerelateerd aan verhoogde mortaliteit dan BMI) en schat men de eetlust en de functionaliteit in van
de P. Dit kan ook digitaal ingevuld worden.
Is een lijst van 18 vragen over 4 categorieën die de oudere zelf kan invullen.
Korte versie van Mini Nutritional Assessment. Er worden maar 6 vragen gesteld.
Stap 3: kijken welk effect een mogelijke ziekte heeft op de inname van voedsel (Wanneer de P 5
dagen niet meer gegeten heeft door een ziekte wordt dit ook gescoord.
- pijn in de buik
- opgezette buik
- opgeblazen gevoel
- verminderde eetlust
- misselijkheid
- braken
- pijnlijke defecatie
- aambeien (hemorroïden)
- fissuren
- pijn in de buik
- opgezette buik
- opgeblazen gevoel
- verminderde eetlust
- misselijkheid
- braken
- pijnlijke defecatie
- aambeien (hemorroïden)
- fissuren
- Fecale impactie: ontlasting wordt zodanig dik en hard waardoor spontaan lozen ervan
niet meer mogelijk is. Hierdoor kan darmafsluiting of darmperforatie optreden.
- Overloopdiarree: Lekkage van dunne ontlasting langs een fecale impactie. Hierdoor kan
ontlastingsnicontinentie optreden. Overloop diarree wordt ook wel paradoxale diarree
genoemd = diarree terwijl er sprake is van verstopping.
27. Waarom is screening naar obstipatie een belangrijke component binnen CGA?
Omdat obstipatie een zeer frequente klacht is bij ouderen en aanleiding kan geven tot ernstige
complicaties zoals fecale impactie en overloopdiarree waardoor darmafsluiting, darmperforatie of
ontlastingsincontinentie kan optreden. Dankzij screening naar obstipatie binnen het CGA kan men
vroegtijdig obstipatie gaan herkennen en zo meteen ook de juiste behandeling gaan toepassen.
- blaascapaciteit verminderd
- bij mannen wordt de prostaat groter waardoor mictiestart wordt bemoeilijkt en nadruppelen kan
optreden.
- uitscheiding ter hoogte van de nieren vertraagt waardoor ouderen meer urine aanmaken.
- ouderen aanzetten om hulp te zoeken bij urinaire klachten zoals incontinentie en dergelijke
- Zorgen dat de oudere voldoende vochtinname heeft om bacteriën in blaas laag te houden.
(dagelijks tussen 1,5 en 3 liter water).
30. Waarom is screening naar incontinentie binnen CGA belangrijk en hoe kan dit gebeuren?
Incontinentie bij ouderen wordt geassocieerd met verminderde levenskwaliteit, slechte subjectieve
gezondheidstoestand, vereenzaming, depressie en verminderde ADL-activiteiten. Ook vallen en
decubitusvorming treed vaak op door incontinentie bij ouderen in de residentiële zorg. Daarom is
screening hiervan aangewezen.
I = Infectie, een urineweginfectie kan door ontsteking een overprikkeling geven van de
gevoelszenuw.
A = Atrofische vaginitis en urethritis (bron van pijnlijk en branderig gevoel bij urinelozing)
E = Excessive urine output (te veel vochtinname, stoffen met sterk diuretisch effect, …)
R = Restricted mobility (artrose, CVA, pijn, angst om te vallen, … hebben negatieve impact op
snelheid waarop men uit de zetel, stoel, … komt en naar het toilet gaat.
- verminderde mobiliteit
- cognitieve beperking waardoor onafhankelijk naar het toilet gaan belemmert kan worden bv
oriëntatieproblemen, dementie, …
Omgevingsaanpassingen
Hulpmiddelen
Kledij aanpassen
Leefstijl aanpakken
Toiletbezoek volgens schema
⇒ Centraal: Levenskwaliteit
Doel
o Optimalisatie continentiezorg
o Ondersteunen van de dagelijkse praktijk
o Bevorderen van de kennis
Doelgroep
o Voor zorgonafhankelijke tot zwaar zorgbehoevende bewoners
o NIET tgv. neurologische aandoeningen
Inhoud
o Vooral technische zorg. Opletten met
Beleving van de bewoner
Psychologische ondersteuning
Sociale ondersteuning
Hoe inpassen in het dagelijkse leven?
Intrinsieke risicofactoren vallen
o Leeftijdsgebonden veranderingen
o Hoe ouder we worden, hoe moeilijker het is om eerste mictiedrang op te houden
→ verhoogde valkans op weg naar toilet
Chronische ziekte
o Praktisch alle verhoogde risico's
o Cardiovasculaire aandoeningen
o Incontinentie
o Comorbiditeit
Opgelet met polyfarmacie
o Heel wat middelen verminderen spierspanning of verminderen bewustzijn.
Door dementie, kan men soms vergeten waar het toilet is.
80+
Voorgeschiedenis van vallen
Gebruik van hulpmiddelen
Spierzwakte
ADL-beperkingen
Gangproblemen
Evenwichtsproblemen / Posturale controle
Hypotensie
Zintuiglijke stoornissen
Artritis
Beperkingen centrale en perifere zenuwstelsel
o Neurologisch
o Cognitief
o Depressie
Valangst
Extrinsieke risicofactoren vallen
Omgevingsfactoren
o Rollend materieel, slecht schoeisel, tapijten, ….
38. Risicofactoren op letsels toelichten
o Vertraagde reactietijd
o Verminderde beschermingsreacties
o Comorbide aandoeningen
o Bvb osteoporose
o Opgelet met "langliggers" → mensen die in thuissituatie na een val blijven liggen gedurende
een langere tijd
39. fractuuurpreventie
Individuele fractuurpreventiemaatregelen
Medicatie
Heupbeschermers
Therapietrouw
40. Waarom is screening naar vallen een belangrijke component binnen CGA
Timed Up & Go Test: meet de tijd die de patiënt nodig heeft om op te staan uit een stoel, 3
meter comfortabel (energetisch meest efficiënt) te lopen, om te
keren, weer terug te lopen en te gaan zitten. De patiënt mag zijn eigen
loophulpmiddel en/of orthese gebruiken, maar er mag geen fysieke
hulp of aanmoediging worden gegeven.
Tinetti Test : bestaat uit een evenwichtsdeel en een gangevaluatie of POMA-Mobility. Het
evenwichtsdeel evalueert de balans in zit, stand, opstaan, met
evenwichtsverstorende prikkels, met gesloten ogen, ronddraaien en gaan
zitten. Het mobiliteitsevaluatiedeel geeft een kwalitatief oordeel over het lopen
en bevat de punten inzetten van gang, paslengte en pashoogte (rechter en linker
voet), de passymmetrie en - continuïteit, afwijkende gang, romp en de voetafstand.
Timed Chair-stand Test: 5 keer op staan van de stoel en vervolgens weer te gaan zitten.
deze opdracht moet zo snel als mogelijk uitgevoerd worden. Door de
leuning van de stoel tegen de muur te plaatsen zorgt u voor extra
veiligheid. Neem de tijd op.
STRATIFY: Het instrument bestaat uit vijf risicofactoren die significant en onafhankelijk
geassocieerd zijn met vallen: een val sinds opname, agitatie, verminderde visus,
frequent toiletbezoek, transferproblemen/mobiliteitsproblemen. Het betreft
risicofactoren die makkelijk te identificeren zijn door verpleegkundigen als deel van
hun dagelijkse onderzoek/observatie en kort na opname afgenomen kunnen worden.
43. De verpleegkundige rol in valpreventie binnen diverse settings
Ondanks grote
verscheidenheid afdelingen, basis blijft gelijk!
o Identificatie risicopatiënten
o Beoordeling risicofactoren
o Geïndividualiseerd plan
o Evaluatie
Herevaluatie verpleegplan na valincident
Communicatie
Screening in 2 stappen
o ‘Case finding’
o Klinisch oordeel multidisciplinair team
Multifactoriële evaluatie : Valanamnese
o Evenwicht, mobiliteit, spierkracht
o Medicatie
o Mentale status
o Valangst
o Orthostatische hypotensie
o Zicht
o Voeten en schoeisel
Multifactoriële interventies
o Standaardmaatregelen (vlugge mobilisatie, veilige omgeving, beperken fixatie,
evalueren medicatie, …)
o Specifieke maatregelen (individueel obv. multifactoriële evaluatie)
Transfer informatie bij ontslag
Standaardonderdeel van het CGA want toename van prevalentie van cognitieve stoornissen op
oudere leeftijd
o Belang van differentiaaldiagnostiek → 3D's (Dementie, Depressie, Delirium)
o Belang van vroegdiagnostiek i.f.v. behandeling en zorg op maat
Standaardonderdeel van het CGA want toename van prevalentie van cognitieve stoornissen op
oudere leeftijd
o Belang van differentiaaldiagnostiek → 3D's (Dementie, Depressie, Delirium)
o Belang van vroegdiagnostiek i.f.v. behandeling en zorg op maat
47. waarom screenen naar (verandering in de) functionele status belangrijk is binnen de CGA.
1) BADL: zelfzorgtaken
2) IADL: activiteiten die noodzakelijk zijn zelfstandig te kunnen leven (financiele aspect, huishouden,
vervoer, …)
49. Katz-schaal
Belgische Katzschaal
Schaal om de financiering op basis van zorgafhankelijkheid vast te leggen in de thuiszorg en
residentiële zorg
Oorspronkelijke Katzschaal + één psychisch aspect (oriëntatie in tijd en ruimte)
o Bij twijfel over scoretoekenning evaluatie oriëntatie in tijd en ruimte: MMSE afname
Op basis van richtlijnen volgt een vertaling naar zorgcategorie O, A, B,C, Cd, D
o Heel wat kritiek op de Belgische Katzschaal
o BelRAI als toekomstig instrument? (Belgian Resident Assessment Instrument)
o Enkel nog mensen met C, of Cd, D profiel worden opgenomen binnen
woonzorgcentra, want anders kan dit thuis verzorgd worden
o Indien personen onder dementie vallen, wordt dit meestal classificatie Cd
Regelmatige update van de richtlijnen bij het gebruik van de evaluatieschaal
colleges die bestaan uit een provinciaal verantwoordelijk adviserend geneesheer en ten
minste 3 adviserende geneesheren en/of verpleegkundigen van ten minste 3 ziekenfondsen
voeren regelmatig Kappa-controles uit die nagaan of de Katzschaal correct gebruikt wordt
o Dit wordt gecontroleerd, en kan leiden tot grote boetes indien dit verkeerdelijk
gebruikt wordt
Het feit dat de omgeving van de gelooft of juist niet geloofd in het genezingsproces/ zijn vorderingen
cruciale stressfactor selffulfilling prophecy
Economische evaluatie
Belangrijk ikv financiele tegemoetkomingen
CAVE: gevoelig onderwerp
Spiritualiteit
Religie/Spiritualiteit/…
o Zorg afstemmen op de zorgontvanger
o Rekening houden met de overtuigingen van de oudere
Ziekenhuisopname is risicovol voor patiënten met een geriatrisch profiel die ‘frail’/zwak zijn
o Verminderde reservecapaciteit
o Groter risico op blijvend functieverlies (met impact op ADL, IADL, QoL,…spieratrofie,
decubitus, …)
o Groter risico op (vermijdbare) complicaties ⇒ zorg voor patiëntenveiligheid
((urineweg)infecties, vallen, ondervoeding, delier, geneesmiddelen gerelateerde
problemen)
Preventie van functieverlies en bedrust
Preventie van (vermijdbare) complicaties
⇒zorg voor patiëntveiligheid!
Diagnose
Medische urgentie
o Omkeerbaar
o Slechte prognose
Cruciale rol verpleegkundige
o Observatie
Risicofactoren
Prodromale symptomen
Delier
o Verpleegkundige diagnose stellen
62. Vijf kenmerken geven die behulpzaam kunnen zijn bij een differentiaal diagnose met
dementie, depressie en psychose.
Behandeling delirium
Niet medicamenteuze behandeling
Medicamenteuze behandeling
Niet medicamenteuze behandeling
→ Drie onderdelen:
Bewaken van de basale functies
Familiezorg
Omgevings- en psychosociale interventies
Bewaken basale functies
Vocht- en voedselinname ondersteunen
Risico op verslikking
Maaltijdbegeleiding
Continentiezorg
Obstipatie
Retentie van urine
Parameters
Uitslagen van onderzoeken opvolgen + rapporteren
Pijn
PostOP complicaties vermijden
Cognitieve stimulatie
Herstel slaappatroon
Familiezorg
Informeren
Gerichte adviezen geven voor de omgang
Belang van aanwezigheid vertrouwd en rustig familielid
Vertrouwensrelatie
Omgevings- en psychosociale interventies
Houding verpleegkundige
o Vriendelijk, rustig, geduldig
o Persoonlijk contact en communicatie
Angst (h)erkennen en oorzaak aanpakken
Prikkels controleren
o Bij overprikkeling
o Bij onderprikkeling
Veiligheid waarborgen
o Goed licht, zachte materialen, …
o Vrijheidsbeperking in weloverwogen noodsituatie
Nazorg
Medicamenteuze behandeling
Soms aanvullend aangewezen bij
o Noodsituatie
o Wanneer niet medicamenteuze behandeling geen effect heeft
Medicatie: effect vs. nevenwerkingen
Bij voorkeur neuroleptica (haloperidol)
o Start low and go slow
o Nevenwerkingen
o Contra-indicatie: LewyBody Dementie, parkinsonisme
Bij voorkeur benzodiazepines bij delier tgv. epilepsie en medicatie/alcoholonthouding
64. Rol van VPK binnen preventie van Delirium
preventie
Voorkomen is beter dan genezen
Preventie is de beste behandeling!
o Primaire preventie
o Interventies bij beïnvloedende risicofactoren (p. 224, tabel 5)
o Hospital Elder Life Program (HELP)
o Pro-actief handelen
Diagnostische criteria
Van DSM 4 naar DMS 5
DSM 4 (Alzheimertype)
De ontwikkeling van meerdere cognitieve stoornissen worden zichtbaar door beide
volgende:
o geheugenstoornissen (verminderd vermogen nieuwe informatie te leren of zich
eerder geleerde informatie te herinneren)
o een (of meer) van de volgende cognitieve stoornissen:
Afasie (taalstoornis)
Apraxie (verminderd vermogen motorische handelingen uit te voeren
ondanks intacte motorische functies)
Agnosie (onvermogen objecten te herkennen of thuis te brengen ondanks
intacte sensorische functies en op den duur ook personen)
Stoornis in de uitvoerende functies (dat wil zeggen plannen maken,
organiseren, opeenvolgend handelen, abstraheren, decorumverlies: niet meer weten
hoe zich te gedragen in publiek)
De cognitieve stoornissen in criterium A1 en A2 veroorzaken elk een significante beperking
in het sociaal of beroepsmatig functioneren en betekenen een significante achteruitgang ten
opzichte van het vroegere niveau van functioneren.
Het beloop wordt gekenmerkt door een geleidelijk begin en progressieve cognitieve
achteruitgang
De cognitieve stoornissen in criterium A1 en A2 zijn niet het gevolg van een van de
volgende:
o Andere aandoeningen van het centraal zenuwstelsel die progressieve stoornissen in
het geheugen en de cognitie veroorzaken (bijvoorbeeld cerebrovasculaire ziekte, ziekte van
Parkinson, ziekte van Huntington, subduraal hematoom, "normal-pressure" hydrocephalus,
hersentumor).
o Systeemziekten waarvan bekend is dat deze dementie veroorzaken (bijvoorbeeld
hypothyreoïdie, vitamine B12 of foliumzuur deficiëntie, nicotinezuur deficiëntie,
hypercalcaemie, neurosyfilis, HIV infectie).
o Aandoeningen door middelen teweeggebracht.
De stoornissen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een delirium.
De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een andere As I stoornis (bijvoorbeeld
depressieve stoornis, schizofrenie).
Van DSM 4 naar DSM 5
Vroeger: DSM 4: ‘delirium, dementie, amnestische en andere cognitieve stoornissen’
NU: DSM 5: ‘neurocognitieve disorders’
o stoornis in het functioneren van de hersenen die leidt tot cognitieve uitval
DSM 5 – diagnostisch proces
Eerst vragen aan familie/vrienden: is er een cognitief probleem? Zo ja, dan denkt men
verder naar delirium
Delirium: hyperactief (lichamelijk onrustig), hypoactief (lichamelijk passief). Kan acuut of
persistent zijn en middelen geïnduceerd zijn.
Indien beperkte: problemen met IADL en waar het opvalt.
Indien uitgebreide neurocognitieve stoornis spreken we van dementie. Problemen bij ADL
functies
Zowel beperkt of uitgebreid: arts op zoek naar correcte diagnose
Nadien nog kijken of er evt. sprake is van "gedragsstoornis"
de aanwezigheid van geheugenproblemen is niet meer vereist (vgl.. DSM 4), dit omdat bij
frontotemporale dementie geheugenstoornissen pas later aanwezig zijn
belang van observatie, (hetero)anamnese, niet-pluis-gevoel, gebruik van gevalideerde
meetinstrumenten
Eenmaal dementie vastgesteld, gebeurt het vaak dat men niet meer verder observeert
(persoon met dementie krijgt een delier: "oh, hij is dement")
Verstoorde informatieverwerking
Gradueel verloop
Meerdere cognitieve stoornissen
Impact op het functioneren van de persoon met dementie
o Communiceren met anderen
o Vooruitziend denken en handelen
o Organiseren
o IADL en ADL
o …
Fasen in het dementeringsproces – belevingsgerichte zorg per fase
Waar houd ik rekening mee? En waarom?
‘Wie met inzicht met de persoon met dementie op weg gaat, zal nog een eind kunnen
meelopen’
Fasen
Gradueel verloop
Kenmerkend voor Alzheimerdementie en vasculaire dementie
Elke fase gaat gepaard met typische kenmerken en behoeften
⇒ Aparte belevingswereld per fase
Belevingsgerichte benadering per fase = contact maken vanuit de beleving van de persoon
met dementie
Fase Benadering
Bedreigde ik Belevingsger
ichte
benadering
Verdwaalde Belevingsger
ik ichte
benadering
Verborgen Belevingsger
en ichte
verzonken ik benadering
Elke Bena
fase gaat dering op
gepaard met maat vanuit
eigen kennis en
inzicht
Belevingsgerichte zorg - bedreigde ik fase
Het denken vertoont stoornissen met typische gevolgen in het dagelijks functioneren (zie
syllabus p. 92 én 3. Gevolgen dementie)
Typisch gedrag vanuit de angst/het besef dat er grondigs misgaat. Hij/zij:
o klampt zich vast aan de huidige realiteit, raakt in paniek bij onverwachte
omstandigheden, wijzigingen
o vermijdt nieuwe situaties, façadegedrag (anders voordoen dan het is)
o ‘verbloemt’, confabuleert(verzinnen) bij verwarring, fouten, geheugenproblemen
o is achterdochtig, ontkent en beschuldigt derden
o voelt zich angstig, gespannen, prikkelbaar, schaamte
o staat op het behoud van zelfrespect en aanzien
o ervaart fysieke nabijheid van anderen vaak als bedreigend
Het vermogen om dingen te herkennen en te benoemen blijft voorlopig grotendeels intact
Vier pijlers
Help het zelfrespect bewaren
o Spreek nooit over de patiënt heen
Richt je op de sterke kanten
o Ga op zoek naar de nodige informatie over de zorgontvanger
o Vermijd de vragen wie, wat, waarom. Geef ondersteuning bij een vraag (het was
spaghetti deze middag, was het lekker?)
Help iemand zich te concentreren
o Op voorhand duidelijk maken hoe/wat/wie. Ook nadien nog eens herhalen.
Help de greep op het dagelijkse leven te behouden
o Tracht het woordje "helpen" te vermijden
o Durf humor te gebruiken om te ondersteunen. "ik sukkel soms ook met die veters te
knopen"
→ Motiveer deze vier pijlers vanuit de kenmerken van de bedreigde ik fase. Maak deze vier pijlers
concreet.
Belevingsgerichte zorg - verdwaalde ik fase
Het denken als uitgangspunt voor het gestelde gedrag valt weg. Emoties en lichamelijke
behoeften sturen het gedrag.
Emoties, behoeften kunnen geleidelijk aan niet meer adequaat verbaal geuit worden.
Het verleden wordt herbeleefd in het heden.
Typische gevolgen in het dagelijks functioneren (zie syllabus p. 96 én 3. Gevolgen dementie)
– kans op dwaalgedrag
Vanaf deze fase problemen bij het herkennen van (klein)kinderen, partner, zussen en broers
o pijnlijke fase voor de naasten
o belang van non-verbale communicatie, intimiteitservaringen
Cfr. mevr Lemey-libbeer ‘schoonste liefdesverklaring’: dat hier, dat is een goeie!
o Duiden op verhoogd risico dwaalgedrag want men beseft niet meer dat men de weg
niet meer terugvindt door de cognitieve stoornissen en man kan hierdoor ook ‘gevaarlijke
situaties’ niet meer inschatten
(cfr. kleuters die verdwalen op het strand) Hier ook duiden op beeldvorming en oproepen
om de term ‘wegloopgedrag’ niet te gebruiken. Mensen met dementie die verdwalen lopen
niet bewust weg……
Vijf pijlers
Verdiep je in de persoonlijke levensgeschiedenis
Zorg voor een sfeer van geborgenheid, rust en een herkenbare omgeving
Sluit aan bij de gedachten en gevoelens
Ondersteun zelfzorgtekorten op ADL en IADL op een respectvolle manier
Confronteer niet met de echte realiteit, geen realiteitsoriëntatie
→ Motiveer deze vijfpijlers vanuit de kenmerken van de bedreigde ik fase. Maak deze vijf pijlers
concreet.
Belevingsgerichte zorg - Verborgen en verzonken ik fase
Kenmerken van de fasen
Het verborgen ik
Er is nog steeds contact mogelijk, maar uit initiatief van de zorgverstrekker
Contact bestaat nog uit oogcontact, aanraking, benoemen van gevoelens, spiegelen. Dit
noemt Validation
Contact gaat meer zintuiglijk worden (voelen, ruiken, horen, zien, proeven)
Probeer hier dan ook op aan te sluiten. Rustige prikkelarme vrije omgeving
Het verzonken ik
Terugkeer naar primaire basisbehoeften
Enkel contact via sensorische en motorische prikkels
Vermogen om te communiceren gaat verloren, psychomotorische bewegingen en geluiden
zijn ongeremd
Volledig afhankelijk van anderen (bvb slikstoornissen bij personen met dementie)
Persoon is zich niet meer bewust van de omgeving om zich heen. Hij/zij kan zich op niets
voorbereiden
Typische kenmerken (syllabus p100-103: Gevolgen dementie)
"Dagelijkse zorg bij personen met ver gevorderde dementie lijkt doodgewoon, maar is bij
nadere beschouwing heel bijzonder en vaak een kwestie van topzorg (Ronald Geelen, 2017)
Leg bovenstaande zin uit
o Topzorg: kunnen herkennen wat het probleem is bij mensen die het niet kunnen vertellen.
o Is dus niet enkel hygiënische zorgen, voeding, etc. Het is zoeken, observeren, ontdekken.
Voor diagnose
bvb fase bedreigd bestaan is al bezig voor de effectieve diagnose van
Alzheimerdementie en gaat idd. Gepaard met angst, wantrouwen, sociale terugtrekking, …..
Sociaal isolement
Depressie
Angst, paranoia
Na diagnose
Bvb fase verdwaalde ik: vaak dwaalgedrag (wandering) door het niet meer kunnen
inschatten van een veilige leefomgeving, geen bewustzijn van de omgeving en risicogedrag.
Ingrijpende gevolgen voor:
Persoon met dementie (GPSD als uiting van lichamelijk of psychisch lijden)
Partner/Mantelzorg(GPSD als ev. stressbron)
Medepatiënten/bewoners (GPSD als ev. stressbron)
Zorgverleners (GPSD als ev. stressbron)
o Vaak vrijheidsbeperkende maatregelen (medicatie en fysieke fixatie)
Geen 1e keus, enkel tijdelijk ingeval noodsituatie!!!
o Oorzaak van GPSD?
Centrale vraag in het verpleegkundig management/klinisch redeneren!!!
Objectivering van BPSD via meetinstrumenten
Neuropsychiatrische Inventarisatie – Questionnaire (NPI-Q)
o Neuropsychiatrische stoornissen aanwezig?
o Ernst?
o Emotionele belasting voor mantelzorger?
o Effecten behandeling/interventies (evaluatie)
o Vb. Terugbetalingsprocedure cholinesteraseinhibitoren
….voorwaarden betreffende de voorafgaande uitvoering van een functionele
evaluatie van de betrokken patiënt, waaronder minstens een basale ADL (Activities of
Daily Living) door gebruik te maken van de 6 items van de Katz-schaal, een
instrumentele ADL door gebruik te maken van de 9 punten van de Lawton-schaal,
evenals een gedragsobservatie met een Global Deterioration Scale en een schaal van
gedragsstoornis (NPI-Q of NeuroPsychiatric Inventory Questionaire);
Cohen-Mansfield Agitation Inventory (CMAI)
o Ernst geagiteerd gedrag?
o In residentiële zorgsettings, observatie zorgverleners
o Effect interventie(s)?
Psychosociale interventie(s)
Interventies vanuit het PLST model en Unmet Needs model
Advies Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg
o Ondersteuning en opleiding mantelzorgers
o Opleiding zorgverleners
o Lichaamsbeweging
o Cognitieve stimulering
Op maat van de persoon met dementie en zijn omgeving
Opvolging door specifiek opgeleid personeel
Langdurige opvolging
Farmacologische interventies BPSD
Beperkte effecten
Ingrijpende neveneffecten
Kritische evaluatie noodzakelijk tandem arts - verpleegkundige
o Evidence-based (up-to-date) kennis
o Gerichte observatie BPSD en probleemanalyse
Antipsychotica (Indicatie? Meest voorkomende nevenwerkingen?)
Benzodiazepine (Indicatie? Meest voorkomende nevenwerkingen?)
Antidepressiva
→ Taak verpleegkundige bij de evaluatie van het medicamenteus voorschrift wordt besproken in
hoofdstuk 1
Fysieke fixatie
Enkel indien een noodsituatie en conform
o Zorgvuldigheidscriteria
o Wetgevend kader
Zorgprincipes
Maximaliseren van veilig functioneren
o gebruik maken van vertrouwde routines, beperken van keuzemogelijkheden,
voorzien in rustperiodes, reduceren van stimuli wanneer stress zich opbouwt, routinematig
identificeren van en anticiperen op lichamelijke stressoren
Voorzien in onvoorwaardelijke, positieve waardering
o respectvolle communicatie, met eenvoudige en begrijpbare taal, gebruik van non-
verbale expressies zoals aanraking.
Gedrag gebruiken als maatstaf voor activiteit en stimulatie
o alertheid voor vroegtijdige tekenen van angst zoals rondlopen en
gelaatsuitdrukkingen en interveniëren voor het gedrag escaleert
Zorgverleners leren om naar het gedrag te luisteren
o observeren van taal (zoals herhaling) en gedrag (zoals zoekgedrag). Dat kan
aantonen dat de persoon angstig gedrag vertoont omdat niet voldaan wordt aan zijn
behoeften
Veranderen van de omgeving
o de omgeving beoordelen op veiligheid, betreffende mobiliteit en het bevorderen
van oriëntatie door aanwijzingen
Voortdurende ondersteuning aan de zorgvertrekkers
o beoordelen van hun nood aan educatie en ondersteuning en hierin vervolgens
voorzien.