Professional Documents
Culture Documents
Integratietoets
8 juli 2011
Naam
Examennummer
Overzicht
Instructies
Succes!
Casus 1
Geef per patiënt aan welke items uit de tabel in afbeelding 1, zie bijlage, het
best passend zijn.
Instructies
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de items uit de tabel in afbeelding 1, zie bijlage.
3 Items kunnen één keer voorkomen.
Casus 2
1 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 55-jarige man bij wie middels een
(2p) colonoscopie een adenocarcinoom in het colon descendens is vastgesteld. Er wordt
een operatie voorgesteld door de chirurg die patiënt in eerste instantie heeft gezien.
De patiënt en zijn familie zijn goed geïnformeerd en vragen je hoe de prognose is als
er wel of niet sprake zou zijn van lymfeklieruitzaaiingen.
Casus 3
2 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Bij een 68-jarige man uit je praktijk wordt een uitgezaaid
(2p) coloncarcinoom vastgesteld. Er blijkt sprake te zijn van een hepatogeen
gemetastaseerd coloncarcinoom met metastasen in de rechter en linker leverkwab
waarbij de primaire tumor nog in situ is.
De oncoloog stelt palliatieve chemotherapie voor.
a levensverlenging
b optimale resectabiliteit van de primaire tumor
c palliatie van mogelijke icterus
d preventie van ileus
Casus 4
3 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je verwijst een 55-jarige vrouw naar de chirurg omdat er bij
(2p) bevolkingsonderzoek een afwijking op het mammogram is vastgesteld. De chirurg
meldt je dat patiënte in het standaard zorgpad van het ziekenhuis zal worden
geëvalueerd.
Casus 5
4 meerkeuzevraag Je bent huisarts van een 78-jarige man die bekend is met een uitgebreid diffuus
(2p) ossaal gemetastaseerd prostaatcarcinoom waarvoor hij reeds enkele jaren
hormonale behandeling krijgt via de uroloog. Patiënt komt eerder op je spreekuur en
meldt acute en sterke toename van zijn pijn in de lage rug. Er blijken uitzaaiingen te
zijn in de lumbale wervelkolom en ook in het bekken en de beide bovenbenen.
Casus 6
5 meerkeuzevraag Je bent huisarts. De echtgenoot van een 56-jarige vrouw vraagt om een visite,
(2p) omdat zij sinds enkele dagen toenemend ziek is met hoge koorts, hoesten en
benauwdheid. Twee jaar voor de visiteaanvraag is er bij haar een melanoom op de
rug verwijderd. Enkele weken geleden is in het ziekenhuis vastgesteld dat er
metastasen zijn in de longen.
a melanoom
b metastasen in de longen
c pneumonie
d respiratoire insufficiëntie
Casus 7
6 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) kortademigheid. Ze vertelt dat zij dagelijks 20 sigaretten rookt en ’s ochtends meteen
na het opstaan haar eerste sigaret rookt.
Je vraagt haar vervolgens of zij wel eens heeft overwogen om met roken te stoppen.
Zij vertelt dat ze het afgelopen jaar zelfstandig twee stoppogingen heeft gedaan.
Beide keren zijn mislukt, en zij is van plan om binnen een maand weer te proberen
te stoppen met roken.
a actie
b contemplatie
c gedragsbehoud
d preparatie
Casus 8
7 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 16-jarige jongen komt met hoestklachten op je spreekuur. In
(2p) de anamnese komt je er achter dat de patiënt onlangs is gaan roken en je vraagt
hem waarom.
Hij geeft als belangrijkste reden aan dat zijn ouders ook al jaren roken.
Welke determinant van het beginnen met roken speelt in deze situatie bij deze
jongen de belangrijkste rol?
a attitude
b ervaren controle
c persoonlijke norm
d sociale invloed
Casus 9
8 meerkeuzevraag Je bent binnenkort klaar met je opleiding tot huisarts en hebt een aanbod tot
(2p) overname van een praktijk gekregen. Hierdoor ben je je alvast aan het verdiepen in
de Zorgverzekeringswet.
Casus 10
9 meerkeuzevraag Je bent kinderarts en wordt geroepen door een verpleegkundige bij een 4 dagen
(2p) oude zuigeling die op de kraamafdeling is opgenomen. Zij is via sectio geboren
omdat de baring niet wilde vorderen. Zwangerschapsduur bedroeg 36 weken.
De verpleegkundige roept je acute hulp in omdat het kind slap, apathisch en slecht
gecirculeerd in bed werd aangetroffen. Inmiddels wordt extra zuurstof aan het kind
gegeven. Bij lichamelijk onderzoek valt een kleurverschil op tussen bovenste en
onderste lichaamshelft. De onderste lichaamshelft is veel bleker en voelt kouder aan.
Bij palpatie zijn goede pulsaties voelbaar aan de carotiden, maar in de liezen voel je
geen arteriële pulsaties.
Casus 11
10 meerkeuzevraag Je bent kinderarts en je zorgt voor een 4-jarige peuter met osteomyelitis. De infectie
(2p) is relatief laat onderkend en bestaat mogelijk al 3 weken. Op dit moment wordt zij
conservatief behandeld met antibiotica, waarop de koorts is gedaald. Ter controle
van de infectieparameters vraag je bloedonderzoek aan. De infectieparameters
hebben een dalende tendens, maar het bloedbeeld toont een hypochrome anaemie.
Casus 12
a door minder vitale capaciteit als gevolg van ontsteking in een longdeel
b door shunting op niveau van long waar zuurstofarm bloed wordt gemengd met
zuurstofrijk bloed
c door shunting op niveau van VSD waar zuurstofarm bloed wordt gemengd met
zuurstofrijk bloed
d door verhoogd zuurstofverbruik als gevolg van algemeen ziek zijn en koorts
Casus 13
12 meerkeuzevraag Je bent poortarts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Je ziet een 34-jarige
(2p) man met een sinds 2 dagen bestaande pijnlijke, dikke rechter knie. Hij heeft lichte
temperatuursstijging gemeten tot maximaal 38.0 graden Celsius. Een week voor de
knieklachten heeft hij heftige keelpijn gehad, dit is nog niet helemaal over. Hij heeft
eerder nooit gewrichtsklachten gehad.
a 1-4-3-2
b 1-3-4-2
c 2-3-4-1
d 2-4-3-1
e 3-4-1-2
f 3-4-2-1
g 4-3-1-2
h 4-3-2-1
13 meerkeuzevraag Wat is de eerste stap in de behandeling van een patiënt met een reactieve
(2p) arteritis ten gevolge van een meningococcen infectie?
a antibiotica
b colchicine
c NSAID
d prednisolon
14 meerkeuzevraag Het immunologische mechanisme van reactieve artritis is nog onduidelijk. De ziekte
(2p) is geassocieerd met bepaalde HLA klasse I haplotypen, wat suggereert dat T-cellen
een belangrijke rol spelen in de pathogenese van deze ziekte. Activatie van deze T-
cellen zal plaatsvinden tijdens en als gevolg van de infectie.
Casus 14
15 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 30-jarige zwangere vrouw heeft een rood dik been sinds 3
(2p) dagen. Je overweegt een diepe veneuze trombose (DVT). Je weet dat een
echodoppler en een d-dimeerbepaling je kunnen helpen bij het aantonen dan wel
uitsluiten van een DVT.
d-dimeer echodoppler
a normaal afwijkend
b verhoogd afwijkend
c verhoogd normaal
d verlaagd afwijkend
e verlaagd normaal
Casus 15
16 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een vrouw van 49 jaar die klaagt over
(2p) moeheid.
a alleen 1, 2 en 3
b alleen 1, 2 en 5
c alleen 1, 4 en 5
d alleen 2, 3 en 4
e alleen 3, 4 en 5
f 1, 2, 3, 4 en 5
Casus 16
17 meerkeuzevraag Je bent huisarts en hebt dienst op de huisartsenpost. Op je spreekuur zie je een kind
(2p) van 5 jaar oud met koorts en een pijnlijk rechter oor. De koorts bestaat sinds 2
dagen en is al vanaf het begin boven de 39 graden. Het kind is hangerig maar
reageert adequaat op prikkels uit de omgeving. Sinds het kind naar de basisschool
gaat is het nu al weer voor de derde keer verkouden en ziek. Bij onderzoek zie je
een matig ziek kind met een rood trommelvlies, afscheiding uit beide neusgaten, en
over de longen hoor je vesiculair ademgeruis. Het kind is niet nekstijf. In de hals zijn
rode vlekjes te zien die onder druk met je vinger verdwijnen, maar bij loslaten wel
weer terugkomen.
a “Ik zal uw kind vandaag nog naar de kinderarts verwijzen om een meningitis uit
te sluiten.”
b “Uw kind is nu voor de derde keer verkouden. Ik schrijf daarom een
antibioticumkuur voor.”
c “Uw kind heeft een bovenste luchtweg infectie. Die worden meestal door een
virus veroorzaakt. Met paracetamol moet de koorts dan binnen enkele dagen
onder de 38 zijn.”
d “Uw kind heeft mogelijk een verminderde weerstand gezien de steeds
terugkerende infecties. Ik zal hem verwijzen naar de kinderarts voor onderzoek
naar een mogelijke oorzaak.”
Casus 17
18 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur meldt zich een Turkse moeder met haar 5-jarige
(2p) zoon die al 5 dagen hoge koorts heeft. Hij is altijd gezond geweest en woont al vanaf
de geboorte in Nederland. Het kind maakt geen zieke indruk maar hoest een beetje
en over de longen hoor je enkele vochtige inspiratoire ronchi, het expirium is
normaal. Van de overige tractie zijn er geen klachten. Alvorens je met een
behandeling begint, besluit je nog aanvullend onderzoek te doen.
a Thorax foto, omdat je een pneumonie op basis van het longonderzoek niet
helemaal mag uitsluiten.
b Bloedkweek, omdat bij een infectie die langer dan 3 dagen bestaat, de kans
groot is dat een bacterie de klachten veroorzaakt. In geval van sepsis kan dan
snel de verwekker bekend zijn.
c Urineonderzoek, omdat een urineweginfectie bij persisterende koorts altijd
uitgesloten moet worden gezien het risico op nierbeschadiging als de diagnose
gemist wordt.
d Oriënterend bloedonderzoek, omdat kinderen van ouders die geboren zijn rond
de middellandse zee een verhoogd risico hebben op bloedafwijkingen waardoor
ze vaker ernstige infectie hebben (Thalassemie).
Casus 18
19 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 55-jarige man van Hindoestaanse
(2p) afkomst met pijnklachten in het linker been. De klachten zijn enkele maanden
geleden begonnen nadat hij familie bezocht had in Suriname. Ze zijn nu constant
aanwezig. Na 200 meter lopen moet hij blijven staan vanwege de pijn. Hij rookt 20
sigaretten per dag. Zijn bloeddruk is 160/100 mmHg, pols 70 slagen per minuut.
Beide voeten voelen koud aan, er is geen links rechts verschil.
a 1, 2 en 3
b 1, 2 en 4
c 1, 3 en 4
d 2, 3 en 4
Casus 19
20 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 60-jarige vrouw komt op je spreekuur omdat ze na het
(2p) overlijden van haar man een half jaar geleden zo moe blijft. Sinds haar man
overleden is heeft ze “een jas uitgedaan”. Ze is ongeveer 8 kg afgevallen en eet erg
slecht. Ze slaapt ook slecht. Haar stemming is wisselend, als mensen op bezoek zijn
vergeet ze haar zorgen maar ’s avonds als ze weer alleen is voelt ze zich eenzaam.
Ze onderneemt zo veel mogelijk om wat om handen te hebben en dan gaat het wel,
maar ze heeft hiervoor steeds minder fut. Haar vriendin heeft haar geadviseerd een
antidepressivum te gaan slikken.
Welke van de volgende beleidsadviezen sluiten het beste aan bij de situatie
van patiënte?
a “Je hebt inderdaad een lichte depressie, hiervoor kan je beter geen medicijnen
gebruiken want die helpen minder goed dan psychologische begeleiding.”
b “Ik weet nog niet zo zeker of dit een depressie is, eerst wil ik nog wat
aanvullende onderzoek doen naar een mogelijk achterliggende lichamelijke
oorzaak van de klachten.”
c “Dit lijkt niet op een depressie. Er zijn wel klachten die daar op lijken maar deze
wijzen eerder op eenzaamheidsproblematiek. Misschien moeten we er eens
over praten hoe je daar iets aan kan doen.”
d “Een half jaar na de dood van een geliefde kan je wel van een pathologische
rouwverwerking spreken. Als je de voorkeur geeft aan een antidepressivum
boven psychologische begeleiding zal ik dat voorschrijven.”
Casus 20
21 meerkeuzevraag Je bent student geneeskunde en hebt zojuist een college gevolgd over dysmorfie.
(2p)
Van welke dysmorfie is geen sprake in afbeelding 2, zie bijlage?
a epicanthus
b epicanthus inversus
c strabismus
d telecanthus
Casus 21
22 meerkeuzevraag Je bent student geneeskunde en hebt zojuist een college gevolgd over genetisch
(2p) bloedverwantschap.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 22
23 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur meldt zich een man van 75 jaar met
(2p) hartkloppingen. Deze palpitaties blijken al een paar maanden te bestaan. Het
hartritme is inderdaad volledig onregelmatig, en op het ECG is boezemfibrilleren
zichtbaar. Patiënt is bekend met ouderdomsdiabetes.
a acenocoumarol
b aspirine
c clopidogrel
d dalteparine
e dipyridamol
Casus 23
24 meerkeuzevraag Je bent internist. Op je spreekuur komt een 54-jarige vrouw doorverwezen door de
(2p) huisarts in verband met hypertensie.
a diastolische bloeddruk
b geslacht
c leeftijd
d roken
e systolische bloeddruk
Casus 24
25 meerkeuzevraag Je bent schoolarts. Een 8-jarig meisje komt op het spreekuur. Zij is bekend met
(2p) neurofibromatose. In afbeelding 3, zie bijlage, zie je vier huidafwijkingen.
a a
b b
c c
d d
Casus 25
26 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 4-maanden oud meisje komt op het spreekuur in verband met
(2p) een huidafwijking die sinds de geboorte aanwezig is, zie afbeelding 4, zie bijlage.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
Casus 26
27 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 40-jarige man komt op het spreekuur in verband met een
(2p) spontaan opgetreden hangend gezicht rechts. Het rechteroog sluit niet. Daarnaast is
het gehoor rechts minder. De voorgeschiedenis vermeldt HIV positief.
Casus 27
28 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 4-jarig meisje komt met haar vader op het spreekuur in
(2p) verband met chronische verkoudheid, sinds 3 maanden. De jufrouw op school denkt
dat ze niet goed hoort. Ze heeft geen oorpijn en geen looporen. Ze is niet allergisch.
Ze is 3 maanden geleden voor het eerst naar de basisschool gegaan. Je kijkt in het
oor en ziet een beeld dat goed kan passen bij otitis media met effusie (OME).
Casus 28
29 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 58-jarige man komt op het spreekuur in verband met
(2p) dubbelzijdig gehoorverlies dat langzaam is ontstaan. De linkerzijde is het eerst
begonnen en het ergst. In stilte kan hij een gesprek nog goed volgen, maar in
rumoer is dit zonder hoortoestel niet meer mogelijk. De trommelvliezen zijn geheel
normaal. De proef van Rinne is aan beide zijden positief.
Casus 29
B CIP vraag Je bent (huis)arts. Een 55-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(10p) gehoorverlies aan het rechter oor. Het gehoorverlies is langzaam ontstaan en gaat
gepaard met oorsuizen aan de rechterzijde. Zij is af en toe wat instabiel bij het lopen,
er is geen draaiduizeligheid. Overigens is ze goed gezond, echter de laatste tijd
gebruikt ze wel Ascal in verband met gewrichtspijnen. In de familie komt geen
gehoorverlies voor.
Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze diagnosen worden
gedifferentieerd?
Instructies
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de items uit de tabel in afbeelding 5, zie bijlage.
3 Items kunnen meerdere keren voorkomen.
Casus 30
30 meerkeuzevraag Je bent Maag-Darm-Lever arts. Op je spreekuur komt een 26-jarige vrouw met
(2p) klachten van herhaald bloederige diarree. Ze is niet in het buitenland geweest. Je
vermoedt dat er sprake is van een colitis ulcerosa.
Patiënten met colitis ulcerosa hebben een verhoogd risico op ontwikkeling van een
colorectaal carcinoom (CRC).
a de ernst van de colitis ulcerosa bij eerste presentatie (als de diagnose wordt
gesteld)
b gelijktijdige aanwezigheid van primair scleroserende cholangitis
c jongere leeftijd ten tijde van diagnose
d positieve familie-anamnese voor CRC, bij een 1ste graads familielid
Casus 31
31 meerkeuzevraag Je bent internist-infectioloog. Een 38-jarige vrouw bezoekt het spreekuur. In het
(2p) verleden heeft ze iv-drugs gebruikt, maar ze is al jaren ‘clean’. Ze heeft hepatitis C,
en wil hiervoor graag een behandeling ondergaan.
a HCV genotype
b hemoglobine-gehalte
c totaal bilirubine
d TSH (thyroid stimulerend hormoon)
e zwangerschapstest
Casus 32
32 meerkeuzevraag Je loopt als coassistent mee met een huisarts. De huisarts ziet een 26-jarige vrouw
(2p) met klachten van enkelzijdige galactorroe en tevens amenorroe sinds 3 maanden.
Haar medische voorgeschiedenis is verder blanco. Bij inspectie en palpatie van de
mammae is er links inderdaad heldere, witte tepeluitvloed opwekbaar.
Welke twee diagnosen zijn het meest waarschijnlijk op basis van de gegeven
informatie?
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 33
33 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 58-jarige man met een specialistenbrief
(2p) uit het lokale topreferente zorg ziekenhuis, waaruit blijkt dat hij gediagnosticeerd is
met acromegalie op basis van een “somatotroof hypofyse macroadenoom”.
Een aantal bevindingen uit de anamnese en het onderzoek van deze patiënt is:
1 snurken
2 impotentie
3 nadruppelen, hesitatie en persdrang bij urineren geduid als prostatisme
4 afhangende mondhoek rechts
5 dreigende blindheid volgens de pre-operatief geconsulteerde oogarts
Welke drie van bovenstaande bevindingen kunnen passen bij dit “somatotroof
hypofyse macroadenoom”?
a 1, 2, 3
b 1, 2, 4
c 1, 2, 5
d 1, 3, 4
e 1, 3, 5
f 2, 3, 5
g 2, 4, 5
h 3, 4, 5
Casus 34
34 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 11-jarige jongen komt samen met zijn moeder op het
(2p) spreekuur in verband met druk gedrag en concentratieproblemen. Moeder vertelt dat
de jongen thuis en op school erg beweeglijk is en zich moeilijk kan concentreren op
zijn schoolwerk. Dit valt haar en de leerkrachten al op sinds hij 6 jaar oud is. In de
spreekkamer zie je een normofoor gestemde jongen die redelijk stil zit en die zich
kan concentreren op het gesprek. Verder vertelt moeder dat de schoolpsycholoog
een aantal aandachtsfuncties getest had maar dat hij daar goed op scoorde.
a ADHD
b depressie
c Dysthyme stoornis
d PDD-NOS
Casus 35
35 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Op je ADHD-poli zie je een 7-jarige jongen en zijn ouders, bij wie
(2p) je enkele jaren geleden de diagnose ADHD gesteld hebt (bij ouders overigens ook).
Ze komen voor medicatiecontrole maar tijdens het consult geven ouders over hun
zoon aan dat hij eigenlijk geen vriendjes heeft, vreemden op straat zomaar kan
aanspreken en zeer veel afweet van de selectie van Feyenoord. Middenin een
spannende wedstrijd op tv begint hij tegen vader soms over de hobby’s van de
doelman. Je vraagt je af of je eerdere diagnose correct was gezien deze informatie.
a ADHD
b CD
c ODD
d PDD
Casus 36
Wat is een correcte uitleg aan patiënt over de betekenis van deze
bevindingen?
a “Je maakt moeilijk contact, je hebt te weinig aandacht van je ouders gekregen en
door die combinatie ben je nu somber en impulsief.”
b “Je hebt moeite met concentreren, last van aanhoudende somberheid en van het
maken van onwillekeurige bewegingen en geluiden.”
c “Je hebt van je ouders te weinig aandacht gekregen en daardoor ben je vaak
boos en roep je af en toe schuttingwoorden zonder het zelf te willen.”
d “Je hebt last van druk en impulsief gedrag, concentratieproblemen,
stemmingswisselingen en je hebt de neiging om ineens andere mensen te
slaan.”
Casus 37
37 meerkeuzevraag Je bent consultatiebureauarts en ziet voor de eerste keer een baby van drie
(2p) maanden oud. Eén van de dingen die je na gaat kijken zijn de heupgewrichten.
a familieanamnese
b medicijngebruik tijdens de zwangerschap
c onderzoek naar beenlengteverschil
d slaaphouding van het kind
Casus 38
38 meerkeuzevraag Je bent orthopedisch chirurg en ziet een man van 46 jaar oud. Hij is stukadoor van
(2p) beroep. Op zijn 22ste heeft hij een operatie gehad aan zijn binnenmeniscus van zijn
linker knie. Sinds een aantal maanden heeft hij pijn aan de mediale zijde aan deze
knie en heeft er nu dermate last van dat hij door de huisarts naar je is verwezen.
Verder vertelt patiënt dat de knie vaak stijf voelt. Hij is inmiddels gestopt met
voetballen. Bij lichamelijk onderzoek heeft de linker knie een geringe varusstand. Er
is geen hydrops en het bandapparaat is intact. De knie heeft een volledige flexie en
5 graden extensiebeperkingen opzichte van zijn rechter knie.
Casus 39
39 meerkeuzevraag Je bent huisarts en ziet een patiënte van 64 jaar oud die vier maanden geleden haar
(2p) linker heup heeft gebroken. Ze is behandeld door middel van een osteosynthese van
de collumfractuur. Ze komt nu voor controle.
Het gaat goed met haar heup. Ze heeft geen pijnklachten. Ze komt eigenlijk om te
vragen of ze niet behandeld moet worden voor osteoporose om het risico te
verminderen dat ze ook nog eens haar andere heup breekt. Je weet dat het hebben
van een heupfractuur één van de risicofactoren is voor het in de toekomst krijgen
van een heupfractuur. Er zijn echter nog meer risicofactoren.
a 1, 2 en 3
b 1, 2 en 4
c 1, 3 en 4
d 2, 3 en 4
Casus 40
40 meerkeuzevraag Je bent huisarts en op je spreekuur komt een vrouw van 46 jaar met een pijnlijke
(2p) rechter elleboog. De pijn zit lateraal in haar elleboog.
Bij lichamelijk onderzoek is de epicondylus lateralis humeri niet drukpijnlijk en de
weerstandstest voor de m extensor digitorum communis licht gevoelig. Je twijfelt of
hier sprake is van een epicondylitis lateralis humeris (tenniselleboog).
Casus 41
41 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 31-jarige vrouw bezoekt het spreekuur met haar 32-jarige
(2p) mannelijke partner. Zij hebben kinderwens en zijn 11 maanden geleden gestopt met
anticonceptie.
Mevrouw heeft op 21-jarige leeftijd een abortus provocatus laten verrichten binnen
een vorige relatie; de man heeft nog geen eerdere zwangerschap verwekt. Zij heeft
een regelmatige menstruele cyclus van 4 weken, de menstruatie duurt 4 dagen en is
de 1e en 2e dag pijnlijk. Haar voorgeschiedenis is verder blanco.
Anamnestisch heeft de man een blanco algemeen medische voorgeschiedenis en
een blanco andrologische voorgeschiedenis. Het paar heeft regelmatig coïtus. Ze
bepalen sinds enkele maanden met behulp van commercieel verkrijgbare
ovulatietesten de vruchtbare periode. Bij lichamelijk onderzoek van de vrouw worden
geen afwijkingen van normaal gevonden. De man heeft een normaal postuur,
normale lichaambeharing en testis volume van 25 ml beiderzijds (normaal tussen 20-
30 ml).
Wat is de kans dat dit paar in het komende jaar toch nog spontaan zwanger
wordt?
44 meerkeuzevraag Het onderzoek bij de vrouw levert geen nieuwe bevindingen op voor de
(2p) vruchtbaarheidstoornis. Het aanvullend genetisch onderzoek bij de man levert
dragerschap op van een mutatie die zijn afwijkend semen geheel kan verklaren.
Voordat een behandelplan wordt opgesteld moet er bij de vrouw nog aanvullend
onderzoek worden ingezet.
Om welk dragerschap gaat het bij deze man en welk onderzoek wordt nog bij
de vrouw verricht?
a Bij de man gaat het om dragerschap van een CF mutatie en bij de vrouw moet
voor Fragile X gescreend worden.
b Bij de man gaat het om dragerschap van een Y deletie en bij de vrouw moet
voor Fragile X gescreend worden.
c Bij de man gaat het om dragerschap van een CF mutatie en bij de vrouw moet
voor de meest voorkomende CF mutaties gescreend worden.
d Bij de man gaat het om dragerschap van een Y deletie en bij de vrouw moet
voor de meest voorkomende CF mutaties gescreend worden.
Casus 42
45 meerkeuzevraag Je bent arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 31-jarige vrouw meldt zich met
(2p) sinds een dag bestaande pijn in de onderbuik, vooral rechts. Daarbij is zij misselijk,
maar heeft ze niet gebraakt. De misselijkheid bestaat al langer, zeker een week, met
name ’s morgens. Uit de verwijzing van de huisarts maak je op dat zij ongeveer een
half jaar geleden een miskraam heeft gehad en bekend is met dysmenorroe. Haar
laatste menstruatie was ongeveer een 2 ½ week geleden. Een zojuist verrichtte
zwangerschapstest is positief.
Bij echoscopisch onderzoek valt op dat er intra-uterien verdikt slijmvlies is, met niet
egaal aspect. Het rechter ovarium is vergroot en bevat een cyste van 2 cm met een
wisselend echogeen aspect. Er is een geringe hoeveelheid vrij vocht in het cavum
Douglasi.
a extra-uteriene graviditeit
b geruptureerde endometriosecyste
c jonge zwangerschap, minder ver dan 6 weken
d niet intacte zwangerschap en beginnende miskraam
Casus 43
46 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 35-jarige vrouw komt op je spreekuur met sinds 3 dagen
(2p) gevoelsstoornissen.
Ze heeft bemerkt dat ze met haar handen niet meer voelt of het water warm of koud
is. Ze heeft ook een brandblaar op haar rechterhand zonder dat ze gemerkt heeft
hoe ze eraan komt en zonder dat die pijnlijk is. Aan de benen heeft ze normaal
gevoel. De mictie is ongestoord. Haar voorgeschiedenis is blanco.
Casus 44
47 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 31-jarige man komt op je spreekuur vanwege klachten over
(2p) dubbelzien.
Aanvankelijk had hij alleen ’s avonds last als hij de ondertitels op de televisie moest
lezen, maar gaandeweg heeft hij nu vrijwel de hele dag last. ’s Ochtends lukt het nog
wel om de koppen te lezen in de krant. Bij neurologisch onderzoek valt op dat de
oogleden tot over de bovenrand van de pupil hangen. Als je de patiënt een poosje
naar links laat kijken, zakken de oogleden nog verder.
Aan de armen en de benen vind je bij neurologisch onderzoek geen afwijkingen.
a CT hersenen
b DNA onderzoek
c MRI hersenen
d Neostigmine test
Casus 45
48 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 46-jarige man komt op je spreekuur omdat hij na het slopen
(2p) van een betonnen vloer met een boorhamer, pijn in zijn rechterbeen heeft gekregen.
Het betreft uitstralende pijn, die toeneemt bij hoesten en persen en die via het
frontolaterale bovenbeen en de knie naar het anterolaterale onderbeen naar de
mediale malleolus en binnenzijde van de voet en de grote teen trekt. Bij onderzoek is
de omgekeerde proef van Lasègue positief. De kracht van de m. quadriceps femoris
is 4/5. De reflexen zijn als volgt: KPR -2/0, APR 0/0 VZR beiderzijds flexierespons.
Casus 46
Zijn helm is verbrijzeld. Op een pijnprikkel strekt hij met zijn rechterarm en buigt hij
met zijn linkerarm. De ogen blijven gesloten en hij kreunt heel zacht.
a E1 M2 V1
b E1 M2 V2
c E1 M4 V1
d E1 M4 V2
e E2 M2 V1
f E2 M2 V2
g E2 M4 V1
h E2 M4 V2
Casus 47
50 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 57-jarige man die klaagt over
(2p) toenemende spierzwakte aan de handen en de benen.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 4
e alleen 1 en 2
f alleen 2 en 4
g 1, 2 en 3
h 1, 2 en 4
Casus 48
51 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 39-jarige vrouw komt op je spreekuur met klachten over
(2p) vermoeidheid, ze voelt zich regelmatig ‘opgebrand’ en slap in haar armen. Twee
maanden geleden is ze ook bij je geweest vanwege oogklachten. Ze bleek toen een
ontsteking van de oogzenuw te hebben. De huisarts verwijst de patiënt door naar
een neuroloog. Deze laat onder andere een MRI-scan uitvoeren van de hersenen
van de patiënt. Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat de patiënt Multiple
Sclerose (MS) heeft. Op de MRI-scan is te zien dat laesies in de hersenen aanwezig
zijn.
In welk gebied van de hersenen zijn laesies bij MS-patiënten met name
aanwezig?
Casus 49
52 meerkeuzevraag Je bent internist. Een 32-jarige man wordt opgenomen met koorts en koude rillingen.
(2p) De nierfunctie blijkt gestoord met een serum creatinine van 336 umol/L. Op de echo
wordt een grote echodense steen in de linker nier gezien. De natriumuitscheiding in
de urine bedraagt 80 mmol/L.
a postrenale nierinsufficiëntie
b prerenale nierinsufficiëntie
c renale nierinsufficiëntie
Casus 50
53 meerkeuzevraag Je bent longarts. Een 61-jarige man heeft zijn gehele werkzame leven in een zagerij
(2p) gewerkt. Normaal droeg hij wel een mondkapje, maar als het warm was, deed hij dit
tijdens het werk ook regelmatig af. De laatste tijd heeft hij in toenemende mate
klachten van kortademigheid. Hij is daarvoor bij jou geweest en je hebt op een
longfunctielaboratorium een uitgebreid onderzoek laten uitvoeren.
Er wordt bij patiënt een lage TLC, een lage FEV1 en een verhoogde FEV1/VC
gevonden.
a bronchiale hyperreactiviteit
b normale longfunctie
c obstructieve longfunctie
d restrictieve longfunctie
Casus 51
54 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 33-jarige vrouw presenteert zich met klachten van jeuk. Ze
(2p) heeft een potje meegebracht met daarin een “beestje”. Bij microscopisch onderzoek
stelt u vast dat het om geleedpotig organisme gaat met een afzonderlijk te
onderscheiden kop, borststuk en achterlijf heeft en dat het dier lateraal is
samengedrukt.
a bedwants
b luis
c mijt
d teek
e vlo
Casus 52
55 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Een 6 weken oude zuigeling, geboren uit een HIV positieve
(2p) moeder, wordt getest op HIV. De baby heeft volgens protocol vier weken anti HIV
medicatie gekregen (zidovudine en lamivudine).
Casus 53
56 meerkeuzevraag Je bent GGD-arts. Een 9-jarige jongen krijgt een DTP-vaccinatie in de rechter
(2p) bovenarm. Hij heeft tot nu toe alle D(K)TP-vaccinaties gehad die in het kader van het
Rijksvaccinatieprogramma worden aangeboden (2, 3, 4, 11 maanden, 4 jaar).
Na een aantal dagen kan de aanwezigheid van antistoffen, gericht tegen de
betreffende ziekteverwekkers, worden aangetoond.
Casus 54
57 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een 28-jarige
(2p) jongeman wordt op zaterdagavond door de ambulance met sirene en zwaailicht
binnengebracht. Hij is tijdens een ruzie op straat in de borst gestoken en daarna
gecollabeerd. Bij binnenkomst op de SEH is de patiënt nauwelijks aanspreekbaar.
Hij heeft links parasternaal in de thorax een steekwond die flink bloedt. De patiënt is
klam en bleek, zijn bloeddruk is 70/50 mmHg, de pols 140/minuut en de centraal
veneuze druk is hoog. Aan het hart hoor je zachte tonen. Bij auscultatie van de
longen hoor je beiderzijds normaal ademen.
Wat is vrijwel zeker de oorzaak van de slechte toestand van deze patiënt?
a harttamponade
b perforatie van de aorta ascendens
c pneumothorax
d verbloeding in de thoraxholte
Casus 55
58 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent interne geneeskunde en je hebt een röntgenfoto laten maken
(2p) bij een 55-jarige man bij wie je vermoedt dat hij kanker heeft. Je hebt de uitslag
binnen en je vermoeden op kanker is bevestigd. Je bent echter in alle drukte
vergeten om de uitslag in de status te doen of te melden aan een collega. Je bent
ook vergeten om verdere actie te nemen op basis van deze uitslag. Het komt pas 3
dagen later aan het licht tijdens een overdrachtsbespreking, als de zaalarts zegt dat
de patiënt haar had gevraagd waarom het zo lang duurt voor de uitslag er is. Je
erkent tegenover je collega’s dat je het vergeten bent. Je zet zo snel mogelijk samen
met je collega’s een behandeltraject op. Vervolgens heb je een afspraak met deze
patiënt. De patiënt vraagt je waarom het zo lang duurde voor die uitslag er was.
a “Ik merk wel vaker dat uitslagen van röntgenfoto’s lang op zich laten wachten.
Erg vervelend, ik erger me er ook steeds aan.”
b “Het spijt mij heel erg. De uitslag was 3 dagen geleden al bij mij binnen en in alle
drukte ben ik het vergeten. Ik kan me voorstellen dat u boos op mij bent, want
het gaat natuurlijk om uw gezondheid.”
c “Het is heel vervelend dat u zo lang moest wachten op die uitslag. De uitslag
was al een paar dagen geleden bij mij binnen, maar het is ontzettend druk
geweest met allerlei spoedgevallen. Ik heb de uitslag bekeken en ik heb nu tijd
voor u om samen door te nemen wat u heeft en welke behandeling ik voorstel.”
59 meerkeuzevraag Een familiegesprek vraagt een andere benadering dan een gesprek met één patiënt.
(2p)
Vijf aspecten zijn:
1 De patiënt moet expliciet toestemming geven (mondeling of schriftelijk) om de
diagnose ook met familie te bespreken.
2 Als arts moet je weten wie alle familieleden zijn en wat hun relatie is tot de
patiënt.
3 Als arts moet je je aandacht goed verdelen tussen alle gesprekspartners.
4 Als arts moet je de moeilijkheid van je uitleg afstemmen op het niveau van het
familielid met de laagst genoten opleiding.
5 Als arts moet je inventariseren wat de behoefte is van degene die thuis voor de
patiënt zorgt.
a alleen 1, 2 en 3
b alleen 1, 3 en 4
c alleen 1, 4 en 5
d alleen 2, 3 en 5
e alleen 1, 2, 3 en 4
f alleen 1, 2, 3 en 5
g alleen 2, 3, 4 en 5
h 1, 2, 3, 4 en 5
Einde
Integratietoets - her
1 augustus 2011
Naam
Examennummer
Overzicht
Instructies
Succes!
Casus 1
A CIP vraag Je bent huisarts. Je ziet de volgende patiënten met klachten die op een cardiaal
(10p) probleem kunnen wijzen:
- Man, 25 jaar, VG: intraveneus drugsgebruiker
- Vrouw, 30 jaar; VG blanco
- Man, 52 jaar; VG acuut reuma
- Man, 75 jaar; VG: myocardinfarct
- Vrouw, 80 jaar; VG hyperhyreoïdie
Geef per patiënt aan welke items uit de tabel in afbeelding 1, zie bijlage, het
best passend zijn.
Instructies
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de items uit de tabel in afbeelding 1, zie bijlage.
4 Items kunnen slechts één keer voorkomen.
Casus 2
1 meerkeuzevraag Je bent internist. Een 32-jarige vrouw wordt via de huisarts verwezen met de vraag
(2p) of er bij haar sprake is van systemische lupus erythematosus.
a 1, 2, 3, 4, 7, 9, 11
b 1, 2, 4, 5, 6, 11, 12
c 1, 2, 6, 7, 8, 9, 12
d 1, 3, 4, 5, 6, 7, 10
e 2, 3, 8, 9, 10, 11, 12
f 3, 5, 7, 8, 9, 10, 11
g 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11
Casus 3
2 meerkeuzevraag Je bent internist. Via de dermatoloog wordt een 36-jarige vrouw naar je spreekuur
(2p) verwezen. Zij is bij de dermatoloog bekend met een subacute cutane lupus
erythematosus.
a azathioprine
b hydroxychloroquine
c methotrexaat
d prednison
Casus 4
3 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Bij een voorheen gezonde 62-jarige man wordt vanwege klachten
(2p) van moeheid een bloedbeeld verricht. Patiënt heeft een HB van 6.4 mmol/l. Navraag
leert dat er sprake is van gewichtsverlies van 3 kg in de laatste 4 maanden, maar er
is bij verdere navraag geen aanknopingspunt te vinden voor een oorzaak van de
anemie.
Casus 5
4 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een vrouw van 72 jaar meldt zich bij je met macroscopische
(2p) hematurie en een zeurend gevoel in de onderbuik. De urinekweek is negatief en je
verwijst de patiënt naar een uroloog.
Casus 6
5 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je verwijst een 55-jarige vrouw naar de chirurg omdat er bij
(2p) bevolkingsonderzoek een afwijking op het mammogram is vastgesteld.
Wat is de waarde van het bepalen van de HER-2-NEU expressie bij een primair
mammacarcinoom T2N2M0?
Casus 7
6 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 44-jarige gezonde vrouw komt op je spreekuur omdat ze zich
(2p) zorgen maakt over een nichtje bij wie recent borstkanker met lymfeklieruitzaaiingen
werd vastgesteld en een oom (de vader van het nichtje) bij wie terzelfder tijd
darmkanker ook met lymfeklieruitzaaiingen werd geconstateerd. Aan beide
familieleden is chemotherapie voorgesteld. De vrouw vraagt zich af of dat wel zinvol
is voor haar familieleden, gezien de metastasen.
Casus 8
7 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 50-jarige vrouw komt op het spreekuur naar aanleiding van
(2p) jouw uitnodiging voor een Gezondheidsrisicotest in de huisartspraktijk. Je meet haar
bloeddruk, haar lengte en gewicht en bespreekt haar leefstijl met haar. Zij krijgt een
laboratoriumformulier mee om haar nuchter plasma glucosespiegel en serum lipiden
te laten meten.
Onder welke type preventie valt het meten van nuchter plasma glucosespiegel
en onder welke type het advies om af te vallen?
Casus 9
8 meerkeuzevraag Als arts Maatschappij en Gezondheid werkzaam bij de lokale GGD houd je je bezig
(2p) met de jaarlijkse monitoring van de gezondheid van de inwoners in gemeente A. Uit
de laatste gezondheidsmonitoring blijkt dat 1000 personen in gemeente A zijn
overleden aan coronaire hartziekten, terwijl in de aangrenzende gemeente B 500
personen overledenen zijn aan coronaire hartziekten.
Je wilt het sterfteniveau van deze twee gemeenten vergelijken door middel van de
Standardized Mortality Ratio (SMR) en je neemt hiervoor de Nederlandse bevolking
als standaardbevolking. Na de berekening vind je een SMR van 0,91 voor gemeente
A en een SMR van 1,50 voor gemeente B.
Casus 10
9 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Het valt je op dat je de diagnose diabetes mellitus type 2 op steeds
(2p) jongere leeftijd stelt.
In het laatste nummer van The Lancet lees je een Nederlands artikel waarin wordt
vermeld dat ondanks de verbetering in de diabeteszorg in Nederland, de
levensverwachting van diabetes patiënten gelijk is gebleven.
Casus 11
10 meerkeuzevraag Je bent arts-onderzoeker en bent bezig met een onderzoek naar een nieuwe test
(2p) voor een zeldzame metabole aandoening die zich meestal rond de puberteit
openbaart met visusproblemen. De ziekte kent dan een langzaam progressief
beloop en eindigt rond het 25ste levensjaar in ernstige slechtziendheid of zelfs
volledige blindheid. Bij vroegtijdig ingrijpen met medicijnen is er kans dat het proces
tot staan kan worden gebracht.
a Dit houdt in dat van elke 100 kinderen die uit de test komen als positief,
er 88 vals positief zijn, dat wil zeggen, de ziekte niet hebben, en 12 wel.
b Dit houdt in dat van elke 100 kinderen die uit de test komen als positief,
er 12 vals positief zijn, dat wil zeggen, de ziekte niet hebben, en 88 wel.
c Dit houdt in dat van elke 100 kinderen die uit de test komen als positief,
er 88 vals negatief zijn, dat wil zeggen, de ziekte niet hebben, en 12 wel.
d Dit houdt in dat van elke 100 kinderen die uit de test komen als positief,
er 12 vals negatief zijn, dat wil zeggen, de ziekte niet hebben, en 88 wel.
Casus 12
11 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 32-jarige vrouw afkomstig uit de Ivoorkust komt op het
(2p) spreekuur in verband met hevige hoofdpijn. Zij heeft acht jaar geleden asiel
aangevraagd. Tijdens haar verblijf in het asielzoekerscentrum was zij onder
behandeling voor migraineaanvallen.
Onder welke regeling krijg je als huisarts je honorarium vergoed indien een
patiënt niet verzekerd is?
Casus 13
12 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 51-jarige alleenstaande man (ICT specialist) heeft sinds 8 jaar
(2p) regelmatig last van hoofd- en nekpijn en concentratieproblemen waarvoor hij bij je op
het spreekuur komt. De klachten zijn ontstaan na een auto-ongeval, waarbij hij –
stilstaand bij een stoplicht – van achteren is aangereden. Door een neuroloog is de
diagnose whiplash gesteld. Na het auto-ongeval is hij arbeidsongeschikt geworden
en is hij in de WIA terechtgekomen.
Sindsdien is hij erg somber geworden en gaat hij zich regelmatig te buiten aan
overmatig alcoholgebruik. Hij verwaarloost het huishouden, waardoor zijn woning
dreigt te vervuilen. Een internist heeft recent een verminderde leverfunctie bij hem
vastgesteld.
Casus 14
13 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 47-jarige vrouw komt op het spreekuur met de klacht dat haar
(2p) handen zo trillen. Ze heeft daar al een aantal jaar last van, maar de laatste tijd wordt
het steeds erger. Vooral schrijven en handwerken lukken haar bijna niet meer. De
vrouw praat duidelijk, loopt goed en zeker, en heeft geen gestoorde
houdingsreflexen.
a cerebellaire tremor
b essentiële tremor
c hersentumor
d multipele sclerose
e ziekte van Parkinson
a doorsturen neurochirurg
b doorsturen voor Deep Brain Stimulation
c voorschrijven anticholinergicum
d voorschrijven levodopa
e voorschrijven propanolol
Casus 15
15 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Pieternel, een 7-jarig meisje komt op je spreekuur omdat ze voor
(2p) de zesde keer een urineweginfectie doormaakt. Het meisje lijkt hiervan nauwelijks
klachten te hebben, maar moeder vindt haar urine telkens sterk ruiken en vraagt je
om een kweek te doen, welke dan bacteriegroei laat zien.
Moeder vertelt dat de laatste maand het meisje veel vaker dan normaal struikelt en
ook dat het rennen niet meer zo goed lukt. Ook is er al langere tijd een wondje aan
haar linker voet dat maar niet wil helen.
Bij lichamelijk onderzoek is er een gestoorde sensibiliteit aan de voeten en is de
kracht van de teenheffers sterk verminderd. De anusreflex is afwezig. Bij inspectie
van de rug zie je geen specifieke afwijkingen.
a CT-scan brein
b MRI ruggemerg
c myctiecystogram
d zenuwgeleidingsonderzoek (SEP)
Casus 16
a chronische osteomyelitis
b leukemie
c osteosarcoom
d reumatoïde artritis
Casus 17
17 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Gerard, een 6 maanden oude zuigeling bezoekt met zijn moeder je
(2p) spreekuur in verband met zeer veelvuldig spugen. Moeder moet het kind 2 tot 3 per
dag verschonen omdat de kleding doordrenkt is met een zuur ruikend braaksel. Er
zijn verder geen klachten, met name geen luchtwegklachten of huidklachten. Het
kind krijgt als voeding nutrilon standaard.
De werkdiagnose wordt gesteld op gastro-oesofageale reflux.
a 1, 2 en 3
b 1, 2 en 4
c 1, 3 en 4
d 2, 3 en 4
Casus 18
18 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Benthe, een 4-jarig
(2p) meisje bezoekt met haar moeder je avondspreekuur. Het meisje had al enkele
dagen klachten van een loopoor rechts. Sinds vanochtend is het kind ziek met een
temperatuur van 39.2 graden Celsius. Bij inspectie blijkt haar oor enigszins af te
staan en is er sprake van roodheid achter het oor, zie afbeelding 3, zie bijlage.
a antibiotica intraveneus
b antibiotica lokaal
c antibiotica per os
d paracentese van trommelvlies
Casus 19
19 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Laila, een 3-jarig meisje bezoekt met haar moeder je spreekuur
(2p) wegens hoestklachten vooral in samenhang met virale infecties. Moeder bemerkt
tijdens een dergelijke episode een zagende ademhaling met af en toe een piep
tijdens de uitademing. Ongeveer 1 keer per 2 maanden heeft het kind ruim een week
hoestklachten en slaapt dan slecht. Klachten lijken vooral in de avond- en nachturen
het meest uitgesproken. Familieanamnese is positief voor eczeem, hooikoorts en
astma.
Casus 20
20 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Anouska, een 14 jarig meisje presenteert zich op de polikliniek
(2p) met pijnlijke verdikte rode bulten aan de benen (zie afbeelding 4, zie bijlage).
Regelmatig heeft ze koorts en nachtzweten en voelt ze zich al weken niet lekker.
Haar ontlastingsfrequentie is toegenomen ten opzichte van vroeger en ze is
ongeveer 2 kilo afgevallen in gewicht.
Bij lichamelijk onderzoek zijn er in de mond diverse afteuze laesies zichtbaar en zijn
er normale tonsillen in situ. Bij palpatie van de buik wordt het meisje misselijk en
vraagt je om haar buik niet verder te onderzoeken. Bij rectaal toucher is er wat bloed
aan de handschoen. Buiten de laesies op de benen zijn er geen andere
huidafwijkingen zichtbaar. Bij aanvullende diagnostiek is er een Hb van 6,1 mmol/l
en een MCV van 71 fl, trombocyten bedragen 411 x 109/l en de BSE 76 mm/uur.
Lever en nierfunctie zijn ongestoord.
a erythema infantum
b erythema infectiosum
c erythema marginatum
d erythema migrans
e erythema nodosum
f erythema subitum
Casus 21
21 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een man van 60 jaar in verband met sinds
(2p) één dag heftige pijn in zijn rechter knie. De knie is rood, warm en erg dik. Patiënt
heeft thuis geen koorts gemeten, maar is bleek en rillerig. Patiënt is bekend met
diabetes mellitus en hypertensie. In de praktijk meet je een temperatuur van 38.5
graden Celsius en een bloeddruk van 110/70 mmHg. Er komen geen reumatische
ziekten in de familie voor en patiënt heeft eerder nooit gewrichtsklachten gehad.
22 meerkeuzevraag Zoals vermeld is de patiënt bekend met diabetes mellitus, een auto-immuunziekte
(2p) van het pancreas. In het pancreas is zowel exocrien als endocrien weefsel
aanwezig.
Welke bewering over een coupe van het pancreas, gekleurd met hematoxiline
en eosine (H&E) is juist?
Casus 22
23 meerkeuzevraag Je bent reumatoloog. Op je spreekuur zie je een vrouw van 35 jaar in verband met
(2p) een sinds 6 maanden bestaande reumatoïde artritis (RA). De diagnose werd toen
gesteld op basis van een polyartritis, een hoge anti- CCP titer en een erosie aan de
processus styloideus rechts. Patiënte is inmiddels behandeld met een combinatie
van methotrexaat, sulfasalazine en hydroxychloroquine. Op je spreekuur vertelt ze
dat het duidelijk beter gaat, maar ze is niet klachtenvrij. Je ziet nog duidelijk artritis
aan de handen en polsen.
24 meerkeuzevraag Afbeelding 5, zie bijlage, laat een opname zien van een histologische coupe van
(2p) botweefsel.
Casus 23
25 meerkeuzevraag Je bent medische studente en je huisgenootje heeft een avondje stappen afgezegd
(2p) in verband met migraine. Ze heeft vandaag te horen gekregen dat ze gezakt is voor
een belangrijk tentamen. Dat had ze niet verwacht. Ze heeft wel vaker last van
migraine en bij spanningen krijgt ze bijna altijd last. Maar zo erg als deze keer heeft
ze het nog nooit gehad. De pijn is verschrikkelijk en ze heeft al verschillende keren
gebraakt. De klachten begonnen met tintelingen in haar linker arm. Zo beginnen
haar migraine aanvallen meestal. De pijn zat eerst links, maar breidt zich nu ook uit
naar de andere kant van haar hoofd. De imigran die ze een half uur geleden
ingenomen heeft, werkt nog niet.
a Nee, je belt niet omdat ze vaker migraine heeft en deze altijd door emoties
geluxeerd worden. Je blijft bij haar, als het erger wordt kun je altijd nog bellen.
b Nee, je belt niet, je raadt haar aan een extra imigran te gebruiken, omdat in de
bijsluiter staat tot dat mag. Als dat niet helpt, kun je altijd nog bellen.
c Ja, je belt naar de huisartsenpost en vraagt om een advies omdat haar hoofdpijn
nog nooit zo erg is geweest.
d Ja, je belt naar de huisartsenpost en vraagt of een arts langs wil komen omdat je
de tintelingen in de linker arm en de uitbreiding van de pijn naar de rechter kant
niet vertrouwt.
Casus 24
B CIP vraag Je bent huisarts, op je spreekuur komt een 30-jarige vrouw met onderbuiksklachten.
(8p) In je differentiaal diagnose staan de volgende diagnosen:
- endometriosis
- IBS
- ziekte van Crohn
- PID
Instructies
1 Vul de tabel in op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de items uit de tabel in afbeelding 6, zie bijlage.
4 Items kunnen meerdere keren voorkomen, of helemaal niet.
Casus 25
26 meerkeuzevraag Je bent student geneeskunde en hebt zojuist een college gevolgd over genetisch
(2p) bloedverwantschap.
a gemiddeld 25%
b meer dan 25%
c minder dan 25%
d precies 25%
27 meerkeuzevraag Stel: je tante is draagster van een cystische fibrose (CF) delta-508 mutatie.
(2p)
Hoeveel kans heb je eveneens drager te zijn van deze mutatie?
a gemiddeld 25%
b meer dan 25%
c minder dan 25%
d precies 25%
Casus 26
28 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een voorheen gezonde vrouw van 32 jaar bezoekt je spreekuur in
(2p) verband met hartkloppingen. Deze treden op in aanvallen, beginnen plotseling,
duren een paar minuten en verdwijnen dan weer meteen.
a atriumflutter
b AV-nodale re-entry tachycardie
c boezemfibrilleren
d ventriculaire tachycardie
Casus 27
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1 en 2 en 3
Casus 28
30 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 3-maanden oud meisje komt op je spreekuur. Sinds kort na de
(2p) geboorte heeft ze een huidafwijking op de rug die groter wordt. Sinds enkele dagen
is er een wond in ontstaan. Zie afbeelding 7, zie bijlage.
a congenitale moedervlek
b hemangioom
c naevus flammeus
d vasculaire malformatie
Casus 29
31 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 4-jarige jongen komt met zijn vader op het spreekuur in
(2p) verband met chronische verkoudheid, met name gedurende de wintermaanden. Zijn
juffrouw op school denkt dat hij niet goed hoort en vindt dat hij achter is in
taalontwikkeling. Hij heeft geen oorpijn, maar soms ontstaat een loopoor dat
spontaan weer overgaat. Hij is niet allergisch. Je kijkt in het oor en ziet een beeld dat
goed kan passen bij otitis media met effusie (OME). Er bestaat een forse retractie
van de pars tensa in het achter- boven kwadrant aan beide zijden, waarbij het
trommelvlies op de gehoorbeentjesketen ligt.
Casus 30
32 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 60-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) duizeligheid. Bij aanvullend onderzoek zie je onder de bril van Frenzel een
nystagmus naar rechts. Het gehoor is normaal en de stemvorkproeven zijn niet
afwijkend.
Casus 31
33 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 65-jarige man komt op je spreekuur omdat hij de laatste tijd
(2p) vaak duizelig is. De duizeligheid ontstaat alleen bij bewegingen van het hoofd. Het
gaat om een draaisensatie, waarbij hij een misselijk gevoel krijgt. Je denkt aan
Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid (BPPD).
Casus 32
34 meerkeuzevraag Je bent werkzaam als arts in een travel-clinic. Je hebt een bezoeker geadviseerd om
(2p) zich tegen hepatitis B te laten vaccineren. Patiënt heeft inmiddels een volledig
vaccinatie-schema achter de rug, en komt nu, twee maanden na de laatste
vaccinatie, terug voor controle.
Casus 33
35 meerkeuzevraag Je bent als arts werkzaam op de afdeling Klinische Genetica. Een 30-jarige man
(2p) bezoekt het spreekuur voor advies. Vorig jaar is zijn vader overleden aan de
gevolgen van een hepatocellulair carcinoom, op 60-jarige leeftijd. Een oom, een
broer van vader, bleek een paar jaar geleden op 48-jarige leeftijd levercirrose te
hebben. Zowel vader als zijn broer zijn niet bekend met een leverziekte en
gebruikten geen overmatige hoeveelheid alcohol. Je vermoedt een erfelijke
leverziekte.
Casus 34
36 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Bij je op het spreekuur komt een 52-jarige vrouw die recent 2 keer
(2p) niersteentjes/niergruis heeft geloosd in enkele maanden tijd. Zij heeft op Wikipedia
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Niersteen) gelezen dat nierstenen calciumhoudend
kunnen zijn. Zij verzoekt je om haar “calciumhuishouding” te controleren. Je gaat
hiermee akkoord en vraagt laboratorium onderzoek aan. Dezelfde week krijg je de
volgende uitslagen toegemaild: Serum calcium: 3,04 mmol/l (Referentie: 2,20 – 2,65
mmol/l), serum fosfaat: 0,57 mmol/l (Referentie: 0,80-1,40 mmol/l), serum albumine:
46 g/l (Referentie: 35-50 g/l). 24-uurs urine uitscheiding op calcium: 12,2 mmol
(Referentie < 7,5 mmol/24 uur), volume: 3 liter. Je hebt met de patiënte afgesproken
om terug te bellen over de uitslagen.
Casus 35
37 meerkeuzevraag Je bent chirurg. Recent is er bij een 20-jarige vrouw een medullair
(2p) schildkliercarcinoom gediagnosticeerd. Zij komt langs met haar 40-jarige moeder en
die is ongerust, want bij een zus van moeder is 1,5 jaar geleden ook een medullair
schildkliercarcinoom gediagnosticeerd.
Je wordt gevraagd of één en ander familiair kan zijn en dan consequenties heeft
voor de rest van de familie.
a “Er is geen reden tot ongerustheid. Één en ander berust louter op toeval.”
b “Afwachten, want de andere familieleden kunnen niet gescreend worden op
medullair schildkliercarcinoom.”
c “Ik adviseer u en uw moeder een consult bij de klinische genetica om een erfelijk
tumorsyndroom vast te stellen.”
d “Ik adviseer alle eerstegraads familieleden om een totale thyreoïdectomie te
ondergaan ter preventie van medullair schildkliercarcinoom.”
Casus 36
38 meerkeuzevraag Je bent kinder- en jeugdpsychiater. Een 7-jarige jongen, bekend met ADHD, komt
(2p) samen met zijn moeder op het spreekuur met de vraag naar medicamenteuze
behandeling. De jongen loopt behoorlijk vast op school door de symptomen van
ADHD, maar ook thuis gaat het functioneren zeer moeizaam, geeft moeder aan.
a clonidine
b dexamfetamine
c methylfenidaat
d risperidon
Casus 37
39 meerkeuzevraag Je bent kinder- en jeugdpsychiater. Je ziet een 10-jarige jongen vanwege problemen
(2p) op school. De problemen liggen vooral op het terrein van het leren op school, maar
lijken een grote impact te hebben op zijn emotioneel-sociaal welbevinden. Inmiddels
zijn een aantal testresultaten binnen: zijn totaal IQ is 95; verbaal IQ 85; performaal
IQ 107; achterstand in taalproductie van 1 jaar en 2 maanden; achterstand in
taalbegrip van 1 maand; er is geen sprake van dyscalculie.
a autismespectrumstoornis
b dyslexie
c expressieve taalstoornis
d fonologische stoornis
e non-verbal learning disorder
f spraakstoornis
g stotteren
h verstandelijke beperking
Casus 38
Casus 39
C CIP vraag Je bent kinder- en jeugdpsychiater. Een 14-jarige adolescente komt op het
(10p) spreekuur in verband met concentratieproblemen.
Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze diagnosen worden
gedifferentieerd?
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in. Zoek de beste combinatie aan
bevindingen bij iedere diagnose.
2 Maak gebruik van de items uit de tabel in afbeelding 8, zie bijlage.
3 Items kunnen meerdere keren voorkomen.
Casus 40
41 meerkeuzevraag Je bent AIOS chirurgie en hebt dienst voor de afdeling Spoedeisende Hulp. Er wordt
(2p) een meisje van 7 jaar binnengebracht omdat ze haar linker been niet meer kan
belasten nadat haar broertje met stoeien op haar been is gevallen.
Het meisje heeft Down syndroom. Bij nader lichamelijk en aanvullend onderzoek
blijkt er sprake te zijn van een posterieure heupluxatie links. Dit is een vrij zeldzame
aandoening. De heup kan makkelijk gereponeerd worden.
a afwijkend bindweefsel
b dysplastische heupontwikkeling
c hyperlordose lumbale wervelkolom
d spasticiteit van haar spieren
Casus 41
42 meerkeuzevraag Je bent huisarts en ziet op je spreekuur een jongen van 13 jaar oud. Hij loopt mank
(2p) en heeft pijn in zijn rechter knie. De klachten zijn een aantal weken geleden
begonnen en zijn belastingsafhankelijk. Als hij stil ligt, heeft hij geen pijn. Bij
lichamelijk onderzoek zie je een mollige jongen. Het functieonderzoek van zijn
rechter knie toont geen afwijkingen. Het functieonderzoek van zijn heupen toont
10 graden beperking van zijn endorotatie van zijn rechter heup.
a dysplastische heupontwikkeling
b epifysiolysis capitis femoris
c osteochondritis dissecans knie
d ziekte van Osgood Schlatter
e ziekte van Perthes
f ziekte van Scheuermann
Casus 42
43 meerkeuzevraag Je bent orthopedisch chirurg. Op je spreekuur komt een ongeruste moeder met haar
(2p) zoontje van 5 jaar oud. Hij is in een ander ziekenhuis behandeld vanwege een
gebroken pols. Dat is nu drie maanden geleden.
Moeder maakt zich ongerust over de scheve stand van zijn pols. Bij onderzoek vind
je inderdaad een angulatiestand naar dorsaal. Er zit een knik in de onderarm net
proximaal van de pols. Moeder vertelt dat ze de pols alleen maar gegipst hebben.
De jongen heeft geen pijn meer en doet alles. De laatste röntgenfoto uit het andere
ziekenhuis die twee maanden na het ongeval is genomen toont een standsafwijking
van 30 graden dorsaalangulatie net proximaal van de groeischijf van de distale
radius.
Casus 43
44 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 46-jarige vrouw met de klacht dat ze
(2p) onwillekeurig urine verliest. Zij verliest vooral urine tijdens tillen, sporten en andere
onverwachte bewegingen. Zij heeft een zwelling in haar vagina bemerkt die het
laatste jaar duidelijk verergerd is. Gedurende de nacht is zij droog. Wel moet zij bij
het wakker worden met volle blaas snel naar het toilet, omdat zij anders urine
verliest. Mevrouw is G3P2, de geboortegewichten van de kinderen waren 3500 en
3800 gram.
Bij gynaecologisch onderzoek lijkt het orificium urethrae wat verwijdt en in de
vaginavoorwand te liggen, die op zichzelf enigszins buiten de introitus puilt. De
vagina verloopt dorsaal van deze afwijking. De afwijking is zichtbaar in
steensnedeligging in rust, maar neemt toe in omvang bij persen.
45 meerkeuzevraag Bij deze patiënte is er een probleem in het voorste compartiment. Zij vraagt zich af of
(2p) er ook andere vormen van verzakking zijn. Jij legt haar uit dat er ook verzakkingen in
het achterste compartiment kunnen voorkomen.
a cystocèle
b descensus uteri
c omphalocèle
d rectocèle
Casus 44
46 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 66-jarige vrouw bezoekt je spreekuur wegens vaginaal
(2p) bloedverlies. Het blijkt dat zij al 15 jaar post-menopauzaal is. Het bloedverlies is
pijnloos en treedt zonder bijkomende verschijnselen op.
Casus 45
47 meerkeuzevraag Je bent gynaecoloog. Op je spreekuur verschijnt een 34-jarige zwangere vrouw met
(2p) het verzoek voor een vlokkentest.
Drie coassistenten discussiëren met elkaar over de noodzaak om bij deze vrouw dit
onderzoek te verrichten. Zij doen de volgende beweringen:
- Coassistent 1 beweert dat de meeste kinderen met Down syndroom worden
geboren uit zwangerschappen van moeders van 36 jaar en ouder.
En dus is een vlokkentest niet nodig.
- Coassistent 2 beweert dat een vlokkentest geschikt is voor het opsporen van
neuraalbuisdefecten, welke onafhankelijk zijn van de maternale leeftijd.
- Coassistent 3 beweert dat kans op iatrogeen verlies van de zwangerschap
groter bij het verrichten van een vlokkentest is dan de kans op het vinden van
een afwijking.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d 1 en 2
e 1 en 3
f 2 en 3
Casus 46
48 meerkeuzevraag Je bent gynaecoloog. Op je spreekuur komt een 36-jarige vrouw die 32 weken
(2p) zwanger is van haar derde kind. Ze is verwezen door haar verloskundige in verband
met een verhoogde bloeddruk. De bloeddruk was 120/80 mmHg aan het begin van
de zwangerschap. Je meet een bloeddruk van 150/100 mmHg. Patiënte heeft geen
klachten.
Eerder verricht routine echoscopisch onderzoek bij 19 weken toonde toen een foetus
met een normale groei (foetale biometrie op de P50). De twee voorgaande
zwangerschappen waren uit een eerdere relatie. Die kinderen werden a terme
geboren met geboortegewichten tussen de 3000 en 3400 gram. De huidige
zwangerschap is tot stand gekomen met IVF.
Bij uitwendig bimanueel onderzoek valt op dat de fundus uteri reikt tot boven de
navel op ¼ navel-xyphoid afstand. De afstand tussen de symphyse en fundus uteri
bedraagt 26 cm. Aanvullend laboratoriumonderzoek toont een proteinurie 3+ (met
albustick). Echoscopisch onderzoek laat een disproportionele groei van de foetus
zien.
Casus 47
49 meerkeuzevraag Je bent verloskundige. Een 29-jarige vrouw is zwanger van haar eerste kind. Zij
(2p) bevalt thuis onder jouw leiding na een ongestoorde zwangerschap bij een
amenorroe van 39 3/7 weken. Na een ontsluitingstijdperk van 9 uur en een uitdrijving
die ongeveer 55 minuten duurde, wordt het kind in hoofdligging geboren en weegt
3870 gram. Als de placenta geboren is, treedt gelijk een forse bloeding op.
Casus 48
50 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 62-jarige man die klaagt over
(2p) toenemende moeite met lopen.
Sinds een paar maanden nu heeft hij klachten, maar de laatste weken gaat hij snel
achteruit. Hij heeft tintelingen in de voeten, en de benen voelen stijf aan. Vooral in
het donker valt hij gemakkelijk en loopt hij als een dronkenman. Hij plast frequent
kleine beetjes. Bij onderzoek zie je een slecht verzorgde man, waarbij de gnostische
sensibiliteit beiderzijds gestoord. Verder is er beiderzijds hypertonie en spierzwakte
en zijn er beiderzijds hoge reflexen met voetzoolreflexen volgens Babinski.
In de voorgeschiedenis lees je dat hij 30 jaar geleden een maagresectie heeft
ondergaan wegens rediciverende ulcera.
Casus 49
51 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 31-jarige man komt op je spreekuur vanwege klachten over
(2p) dubbelzien.
Aanvankelijk had hij alleen ’s avonds last als hij de ondertitels op de televisie moest
lezen, maar gaandeweg heeft hij nu vrijwel de hele dag last. ’s Ochtends lukt het nog
wel om de koppen te lezen in de krant. Bij neurologisch onderzoek valt op dat de
oogleden tot over de bovenrand van de pupil hangen. Als je de patiënt een poosje
naar links laat kijken, zakken de oogleden nog verder.
Aan de armen en de benen vind je bij neurologisch onderzoek geen afwijkingen.
Je denkt aan een stoornis van de neuromusculaire overgang en wel aan myasthenia
gravis.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 50
52 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 46-jarige man komt op je spreekuur omdat hij na het slopen
(2p) van een betonnen vloer met een boorhamer pijn in zijn rechterarm heeft gekregen.
Het betreft uitstralende pijn die vanuit de nek via de flexorzijde van de arm naar
onder trekt en die toeneemt bij hoesten en persen. Er zijn tintelingen in de duim. Bij
onderzoek is er een parese graad 4 van de m. biceps brachii en van de
polsextensoren. De reflexen zijn als volgt: BPR -3/0, TPR 0/0.
Casus 51
53 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een 23-jarige
(2p) jongeman wordt binnengebracht nadat hij met zijn motor onderuit tegen de vangrail
is beland.
Het ongeval gebeurde om 10:00 uur in de ochtend. Om 10:15 uur is hij op de SEH.
Hij blijft maar vragen waar hij is en wat er is gebeurd. Pas om 10:45 uur lukt het hem
om te onthouden dat hij een ongeluk heeft gehad met zijn motor. Patiënt weet nog
dat hij om 9:30 uur van huis is gegaan, maar weet zich vanaf zijn vertrek van huis tot
aan het ongeluk niets meer te herinneren.
Casus 52
54 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 57-jarige man die klaagt over
(2p) toenemende spierzwakte aan de handen en de benen.
Casus 53
55 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 39-jarige vrouw bij wie recent multiple sclerose is
(2p) gediagnosticeerd, komt op je spreekuur voor meer uitleg over haar ziekte.
Welke cellen zorgen ervoor dat nieuw myeline om de axonen wordt gevormd?
a astrocyten
b gliacellen
c oligodendrocyten
d Schwanncellen
Casus 54
56 meerkeuzevraag Je bent internist en je wilt samen met een collega een wetenschappelijk onderzoek
(2p) opzetten naar de behandeling van de ziekte van Crohn. De deadline voor het
indienen van een subsidieaanvraag is morgen. Je collega zit met zijn handen in het
haar en roept: “Ik ga dit echt nooit afkrijgen! Help!” Jij loopt direct naar hem toe en
zegt: “Kom op joh, je kunt het wel! Waar loop je tegenaan?” Uiteindelijk lukt het om
de aanvraag op tijd in te dienen.
Casus 55
57 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 38-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband met een
(2p) aantal klachten, waaronder vermoeidheid, gewichtstoename en kouwelijkheid. Na je
anamnese denk je primair aan hypothyreoïdie. Het aanvullend bloedonderzoek
bevestigt je vermoeden. Je gaat de patiënt nu uitleggen wat hypothyreoïdie is.
Welke gesprekstechnieken zijn het beste bruikbaar bij het informeren van je
patiënte over de diagnose?
Casus 56
58 meerkeuzevraag Je werkt als huisarts in een gezondheidscentrum met o.a. drie andere huisartsen,
(2p) een fysiotherapeut, een diëtist, een maatschappelijk werker en drie
doktersassistenten. Je vindt een goede onderlinge samenwerking belangrijk, omdat
je dan gemakkelijk vragen en problemen met elkaar kunt bespreken. Dit komt
volgens jou de zorg ten goede. Je leest in een artikel over de VIA vuistregels voor
samenwerken. Je herkent je eigen manier van samenwerken wel in die vuistregels.
Einde
Kladpapier student
Aanteken-/antwoordvel student
Thema
Examennummer
Antwoorden 1 21 41 61
meerkeuzevragen: 2 22 42 62
3 23 43 63
4 24 44 64
5 25 45 65
6 26 46 66
7 27 47 67
8 28 48 68
9 29 49 69
10 30 50 70
11 31 51
12 32 52
13 33 53
14 34 54
15 35 55
16 36 56
17 37 57
18 38 58
19 39 59
20 40 60
Open vragen:
(Ook de achterzijde kun je gebruiken voor het maken van eigen aantekeningen.)
Integratietoets
11 juli 2012
Naam
Examennummer
Overzicht
Instructies
Succes!
Casus 1
1 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur verschijnt een 43-jarige vrouw met pijn in haar
(2p) rechter schouder. Ze werkt als verkoopster op de markt. De meeste klachten heeft
ze als ze spullen hoog uit een rek moet pakken. Ook statische belasting zoals
autorijden is pijnlijk. Patiënte is verder lichamelijk gezond. Ze heeft een
voorgeschiedenis van een kortdurende opname in een psychiatrisch ziekenhuis in
verband met een postnatale depressie. Ze sport niet. Ze rookt 15 sigaretten per dag.
Ze gebruikt regelmatig paracetamol en ibuprofen. Bij lichamelijk onderzoek zie je een
niet zieke patiënt. Het actief bewegingsonderzoek van de schouder toont een
beperkte anteflexie en abductie. De exorotatie is beiderzijds volledig. Passief is de
functie volledig. Het oriënterend neurovasulair onderzoek is niet afwijkend.
Je stelt voor jezelf een differentiaaldiagnose gebaseerd op een lijst van specifieke
aandoeningen in het kader van klachten van nek, arm en schouder:
- cervicale hernia nucleï pulposi
- cervicaal radiculair syndroom
- tension neck syndroom
- frozen shoulder
- glenohumerale instabiliteit
- labrum glenoïdale letsel
- rotator cuff scheur
- bursitis subacromialis
- tendinitis van de m supraspinatus en/of m infraspinatus en/of m subscapularis
- nervus suprascapularis compressie syndroom
a bursitis subacromialis
b cervicaal radiculair syndroom
c frozen shoulder
d glenohumerale instabiliteit
e nervus suprascapularis compressie syndroom
f tendinitis van de m supraspinatus en/of m infraspinatus en/of m subscapularis
Casus 2
2 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur verschijnt een moeder met haar 13-jarige dochter.
(2p) Het meisje heeft sinds 2 weken pijn in haar linker been en ze loopt mank. Ze speelt
hockey maar kon dit vanwege de pijn de afgelopen week niet meer doen. Er is geen
trauma bekend. Ze is verder altijd gezond geweest. De familieanamnese vermeldt
geen bijzonderheden voor wat betreft aandoeningen van het steun- en
bewegingsapparaat. Bij lichamelijk onderzoek zie je dat ze inderdaad mankt over
links. Ze kan het linker been nog wel belasten, maar het is pijnlijk. Bij het
functieonderzoek van beide heupen is met name de endorotatie links pijnlijk. Je
vraagt aanvullend röntgenonderzoek van beide heupen aan.
a artrose
b coxitis fugax
c dysplastische heupontwikkeling
d epifysiolysis capitis femoris
e ziekte van Bechterew
f ziekte van Perthes
Casus 3
3 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je gaat op kraamvisite bij een gezin uit je praktijk. Er is een meisje
(2p) geboren, echter 6 weken voor de uitgerekende datum. Na een kortstondige opname
in het ziekenhuis is zij nu 3 weken oud uit. Opvallend is een witte verkleuring met
uitgezette vaatjes op de linker wang.
a Een infantiel hemangioom wordt in de loop van de tijd groter en een vasculaire
malformatie niet.
b Een infantiel hemangioom kan behandeld worden met medicijnen of laser en
een vasculaire malformatie niet.
c Beide zijn tumoren van het vaatstelsel en ontstaan door zuurstofgebrek.
d Beide zijn vaatafwijkingen, maar een vasculaire malformatie is bij de geboorte
aanwezig en een infantiel hemangioom ontstaat later.
Casus 4
4 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een moeder met haar zoon van 1 jaar. Hij
(2p) heeft een kale plek op zijn behaarde hoofd. Deze plek is verdikt en oranje geel van
kleur (zie afbeelding 1 in de bijlage), en sinds de geboorte aanwezig.
a aplasia cutis
b juveniel xanthogranuloom
c langerhanscel histiocytoom
d naevus sebaceus
Casus 5
5 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 67-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met hoge
(2p) koorts, hoesten, benauwdheid en opgeven van geel sputum sinds enkele dagen. Zij
heeft 40 jaar gerookt en is een halfjaar geleden gestopt omdat de sigaret haar niet
meer smaakte. Zij is bekend met decompensatio cordis, sinds zij een hartinfarct
kreeg 3 jaar geleden.
Je stuurt haar in naar het ziekenhuis. De röntgenfoto die bij opname in het
ziekenhuis wordt gemaakt, toont een beeld passend bij een pneumonie in de gehele
rechter onderkwab. In de nacht na opname wordt de vrouw toenemend benauwd. Zij
overlijdt onder het beeld van een respiratoire insufficiëntie. Bij obductie wordt een
bronchuscarcinoom in de rechter hoofdbronchus gevonden.
a bronchuscarcinoom
b decompensatio cordis
c respiratoire insufficiëntie
d pneumonie
Casus 6
6 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Bij een 55-jarige man is 3 jaar geleden hemochromatose
(2p) vastgesteld. Hieraan was een traject van twee jaar voorafgegaan, waarin diverse
medisch specialisten geconsulteerd werden en geen duidelijke verklaring kon
worden gevonden voor zijn klachten. De behandeling van deze patiënt bestaat nu uit
aderlatingen (twee keer per jaar) en NSAID’s.
Casus 7
7 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een meisje van 9 jaar komt met haar moeder op het spreekuur in
(2p) verband met aanvallen van heftig en langdurig hoesten (een harde droge hoest),
waarbij taai slijm wordt opgegeven, en een piepende, gierende ademhaling sinds
twee weken.
Op basis van lichamelijk onderzoek stel je vast dat zij kinkhoest heeft. Je vraagt
aanvullende diagnostiek aan om de diagnose te bevestigen. Kinkhoest is een
infectieziekte uit de groep B2.
Casus 8
8 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) kortademigheid. Ze vertelt dat zij dagelijks 20 sigaretten rookt en ’s ochtends meteen
na het opstaan haar eerste sigaret rookt.
Je vraagt haar vervolgens of zij wel eens heeft overwogen om te stoppen met roken.
Zij blijkt het afgelopen jaar zelfstandig twee stoppogingen te hebben gedaan. Beide
keren is het mislukt, en zij is van plan om binnen een maand weer te proberen te
stoppen met roken. Je stelt vast dat zij in de preparatie fase van gedragsverandering
zit.
Casus 9
9 meerkeuzevraag Als arts-infectieziektenbestrijding ben je als lid gevraagd van de commissie van de
(2p) Gezondheidsraad die moet beslissen over het vaccineren van alle pasgeborenen
tegen hepatitis B in plaats van alleen pasgeborenen uit risicogroepen zoals dat nu
gebeurt in het bestaande programma.
Wat kost het de gezondheidszorg extra per gewonnen levensjaar als alle
pasgeborenen worden gevaccineerd tegen hepatitis B ten opzichte van
vaccineren van alleen pasgeborenen uit de risicogroep?
Casus 10
10 meerkeuzevraag Je bent student geneeskunde en hebt zojuist een college gevolgd over dysmorfie.
(2p)
Van welke dysmorfie is er sprake in afbeelding 3, zie bijlage?
a hypertelorisme
b strabismus
c synophris
d telecanthus
Casus 11
11 meerkeuzevraag Je bent student geneeskunde en hebt zojuist een college gevolgd over genetische
(2p) bloedverwantschap.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 12
12 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 30-jarige vrouw bezoekt je spreekuur en vertelt last te hebben
(2p) van ‘vreemde en vervelende gedachten’. Zij is ziekenverzorgster van beroep en kan
haar werk niet meer uitvoeren, omdat zij steeds denkt verkeerde zorg aan haar
patiënten te hebben geleverd, waardoor zij bijvoorbeeld zullen verhongeren en
overlijden. Ook thuis voelt zij zich angstig, bijvoorbeeld omdat zij denkt afwasmiddel
in het eten te zullen doen, waardoor haar gezin ziek zal worden. Zij heeft
bovengenoemde klachten al vele maanden. Zij vertelt niemand kwaad te willen doen
en schaamt zich voor haar klachten. De reden dat zij je nu bezoekt, is dat zij de
afgelopen maand ook lichamelijke klachten erbij heeft gekregen, waaronder trillen en
hartkloppingen. Deze lichamelijke klachten treden aanvalsgewijs op.
a drangstoornis
b gegeneraliseerde angststoornis
c obsessieve-compulsieve stoornis
d paniekstoornis
e psychotische stoornis
Casus 13
13 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 70-jarige vrouw bezoekt samen met haar echtgenoot je
(2p) spreekuur vanwege een sinds 2 maanden bestaande vergeetachtigheid. Daarnaast
kan zij zich slecht concentreren en komt tot weinig activiteiten. Haar echtgenoot
vertelt dat zij soms uren apathisch in haar stoel kan zitten. Haar stemming is somber,
vooral ’s ochtends, en schommelt over de dag.
Welk gegeven uit de anamnese pleit meer voor een depressie dan voor
dementie?
a apathie
b concentratieprobleem
c dagschommeling
d leeftijd
e tot weinig komen
f vergeetachtigheid
Casus 14
14 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 59-jarige man bezoekt je spreekuur vanwege depressieve
(2p) klachten die 6 maanden bestaan. Je stelt de diagnose depressieve stoornis, eerste
episode, licht tot matig in ernst. Patiënt wil liever geen medicatie, maar wel
psychotherapie.
a Geen medicatie en geen psychotherapie, maar een ‘vinger aan de pols’ contact
omdat de kans groot is dat de klachten spontaan herstellen.
b Na uitleg aan patiënt toch medicatie starten, omdat dit effectiever is dan
psychotherapie bij een lichte tot matige depressie.
c Verwijzen voor psychotherapie, omdat dit de voorkeur heeft van de patiënt en
psychotherapie even effectief is als medicatie bij een lichte tot matige depressie.
d Verwijzen voor psychotherapie starten en na motivatie ook medicatie starten,
omdat een combinatiebehandeling bij een lichte tot matige depressie het meest
effectief is.
Casus 15
15 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 75-jarige vrouw komt op het spreekuur en vertelt dat ze zich
(2p) thuis niet meer veilig voelt. Sinds enige tijd verdwijnen er regelmatig spullen uit haar
kledingkast, vooral zakdoeken, die ze nog heeft bewaard van haar overleden man.
Ze heeft al aangifte gedaan, maar bij de politie wordt ze niet serieus genomen. Ook
heeft ze het slot laten vervangen, maar toch blijven spullen verdwijnen. Bij
psychiatrisch onderzoek is patiënte goed georiënteerd en zijn er geen
geheugenstoornissen te vinden zijn. Het lichamelijk onderzoek levert geen
bijzonderheden op. De vraag, of ze andere ongewone belevenissen of
waarnemingen heeft, wordt door patiënte genegeerd.
Casus 16
16 meerkeuzevraag Je bent huisarts. De dochter van een 82-jarige vrouw verzoekt telefonisch om een
(2p) consult aan huis, omdat haar moeder verward overkomt. Als je bij het huis van de
patiënte komt, wordt opengedaan door de dochter. Deze vertelt dat zij naar haar
moeder is gekomen, omdat deze haar ’s nachts in paniek opbelde dat haar man,
acuut benauwd was. Toen dochter aankwam zag zij dat haar moeder angstig naar
een omgevallen stoel keek en riep “Jan er komt hulp”. Als huisarts weet je dat de
echtgenoot van patiënte twee jaar geleden is overleden aan longkanker. Patiënte
zelf lijkt moeite te hebben wakker te blijven en kan zich niets meer van de nachtelijke
situatie herinneren. Ze heeft 38,5 ºC koorts, komt kortademig over en spreekt
onduidelijk met een sleurende spraak.
a amnestische stoornis
b delier
c dementie
d pathologische rouw
e psychotische stoornis
Casus 17
17 meerkeuzevraag Je bent hematoloog en een 52-jarige man wordt naar je verwezen door de huisarts
(2p) in verband met een afwijkende klier in de lies. Je vindt bij lichamelijk onderzoek een
milde splenomegalie, 2 centimeter palpabel onder de linker ribbenboog. En
behoudens de klier van 3 cm in de linker lies geen andere klieren. De CT bevestigt
dit. Je laat de klier door de chirurg verwijderen en deze toont een folliculair B-cel
non-Hodgkin lymfoom Berard graad 1 aan.
a expectatief
b chemotherapie met immunotherapie (Rituximab met CHOP)
c radiotherapie van het gebied van de lymfklier in de lies
d verwijderen van de milt
Casus 18
A CIP vraag Je bent hematoloog en een 41-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(6p) hematomen en recidiverende neusbloedingen. Ook is zij meer moe dan anders. Bij
lichamelijk onderzoek valt met name bloedend tandvlees op. De
laboratoriumuitslagen zijn: een Hb van 5.5 mmol/L, leucocyten van 2,2 x10E9/L met
in de differentiatie 65% lymfocyten, 25% segmentkernigen en 10% blasten. Je ziet in
het perifere bloed onder de microscoop grote cellen met Auerse staven.
Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze diagnosen worden
gedifferentieerd?
Instructies
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in tabel 2 in
afbeelding 4, zie bijlage.
3 Een bevinding kan meerdere keren voorkomen.
Casus 19
18 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een moeder met haar 7-jarige zoontje. Drie
(2p) dagen eerder heb je hem ook gezien en toen is de diagnose otitis media gesteld.
Moeder vindt dat haar zoontje niet opknapt maar juist zieker wordt.
Je denkt aan een mastoïditis.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 20
19 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 70-jarige vrouw die klaagt over
(2p) hoofdpijn aan de rechter zijkant van haar hoofd. Je denkt aan een arteriitis
temporalis.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
Casus 21
20 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 70-jarige man, die je als huisarts kent met zowel COPD als
(2p) decompensatio cordis, vraagt een huisbezoek aan vanwege acute kortademigheid.
Stel: de acute kortademigheid van patiënt wordt veroorzaakt door een exacerbatie
van zijn COPD.
Casus 22
21 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 70-jarige man met kortademigheid.
(2p)
Vier mogelijke bevindingen bij lichamelijk onderzoek zijn:
◦
1 een temperatuur van 38,5 C
2 een grotere voor-achterwaartse diameter van de thorax
3 een bij percussie gevonden longgrens ter hoogte van de 7e thoracale wervel
4 bronchiaal ademgeruis over de onderste longvelden
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 23
22 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 24-jarige vrouw komt op het spreekuur met plotseling ontstane
(2p) klachten van kortademigheid en pijn op de borst. Je denkt aan een longembolie.
a Rookt u?
b Gebruikt u de pil?
c Bent u vaak verkouden?
d Is de pijn op de borst vastzittend aan de ademhaling?
Casus 24
23 meerkeuzevraag Je bent student. Je bent bezig met de voorbereiding van het VO-PKV-longen.
(2p) Je leest over de stemfremitus.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 25
24 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 68-jarige man komt op het spreekuur omdat hij klachten heeft
(2p) tijdens het lopen. Hij moet telkens stoppen omdat hij pijn in de rechter kuit krijgt.
Hij rookt en hij werkt als computerprogrammeur. Je kent ook zijn familie: vader
overleden aan een hartinfarct, zijn oudere broer heb je recent gezien met angina
pectoris. Je denkt aan claudicatio intermittens.
a 1
b 2
c 3
d 4
e 5
f 6
Casus 26
25 meerkeuzevraag Je bent huisarts en op het spreekuur komt een 60-jarige man die bij je bekend is met
(2p) hartlijden. Hij is nu toenemend kortademig en heeft opgezette voeten. Verder moet
hij ’s nachts 3x opstaan voor de mictie.
a crepitaties posterobasaal
b CVD is R-4
c ictus is palpabel, IC 5, ter hoogte van de midclaviculairlijn
d non-pitting oedeem
Casus 27
26 meerkeuzevraag Je bent student. Je bent bezig met de voorbereiding van het VO-PKV-abdomen.
(2p) Tijdens het buikonderzoek worden ook de nieren onderzocht.
Casus 28
27 meerkeuzevraag Je bent student. Je gaat je voorbereiden voor het VO-PKV- over de metingen.
(2p)
Vier beweringen over de bloeddrukmeting zijn:
1 De palpatoire bloeddrukmeting is een nauwkeurige meting.
2 De bloeddruk meet je met de stethoscoop over de arteria radialis.
3 De geluiden die je hoort tijdens het meten van de bloeddruk worden de
Korotkov-tonen genoemd.
4 De bovendruk meet je eerst palpatoir om een silent gab uit te sluiten.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 29
28 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 30-jarige vrouw met een oligomenorroe
(2p) en kinderwens. Het afgelopen jaar is zij 5 kg in gewicht aangekomen. Zij heeft
toename van haargroei in haar gezicht bemerkt.
a hyperprolactinemie
b hypothyreoidie
c polycysteus ovariumsyndroom
d premature ovarian failure
Casus 30
29 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 26-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) buikklachten, tussentijds bloedverlies en dyspareunie. Bij lichamelijk onderzoek vindt
je geringe opstootpijn links.
Casus 31
30 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 35-jarige vrouw met een rood, pijnlijk
(2p) rechter onderbeen. Ze is net terug na een vakantie in India. Medicatie: orale
anticonceptie. Bij lichamelijk onderzoek vind je een ademhalingsfrequentie van 30
teugen per minuut, temperatuur 37,8 °C (oorthermometer) en een scherp
afgegrensde roodheid tot aan de onderzijde van de kuit. Je twijfelt tussen een
trombosebeen en erysipelas.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 32
31 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 26-jarige patiënte komt op je spreekuur met klachten over
(2p) hoofdpijn. Zij heeft de hoofdpijn al jaren in wisselende mate, maar de laatste tijd is ze
er misselijk bij en kan dan niet verder werken. Ze heeft net een nieuwe baan als
filiaal chef bij een drogisterij keten en kan zich niet veroorloven ziek thuis te blijven.
Zij vraagt of u haar middelen kan geven die de hoofdpijn wel kunnen laten
verdwijnen. Ze gebruikt paracetamol en af en toe ibuprofen.
a Ja, alleen 1
b Ja, alleen 2
c Ja, alleen 3
d Ja, 1 en 2
e Ja, 1 en 3
f Ja, 2 en 3
g Nee, er is onvoldoende informatie beschikbaar
Casus 33
32 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 30-jarige vrouw, moeder van twee kleine kinderen, komt op
(2p) je spreekuur vergezeld van haar echtgenoot, met klachten van moeheid en
aankomen in gewicht. Je ziet bij binnenkomst een goed verzorgde vrouw met een
sombere gelaatsuitdrukking. Haar echtgenoot vertelt dat hij zijn vrouw heeft zien
veranderen: ze is trager geworden en ze lijkt het altijd koud te hebben.
a depressie
b diabetes mellitus
c hypothyreoïdie
d morbus Addison
e persoonlijkheidsstoornis
Casus 34
a antidiuretisch hormoon
b cortisol
c erytropoëtine
d renine
Casus 35
a angina pectoris
b claudicatio intermittens
c pulmonale hypertensie
d syndroom van Raynaud
Casus 36
35 meerkeuzevraag Je bent in opleiding tot endocrinoloog, en loopt de lijst hormonen eens door.
(2p) Oxytocine is een lichaamseigen stof die ook als geneesmiddel wordt gebruikt.
a myocard
b testes
c thyroïd
d uterus
Casus 37
36 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 35-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband met een
(2p) vaginale schimmelinfectie. Clotrimazol wordt gebruikt als vaginaal crème bij
vulvovaginale schimmelinfecties. Deze infecties kunnen ook behandeld worden met
orale therapie zoals itraconazol.
Casus 38
37 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Op het spreekuur komt een 45-jarige man die klaagt dat hij
(2p) onhandig is geworden en last heeft van intentie tremor. Na onderzoek vermoed je
dat de patiënt een vorm van spinocerebellaire ataxie heeft.
a 1
b 2
c 3
d 4
38 meerkeuzevraag Een MRI scan laat vervolgens een tumor zien in de rechter hemisfeer van het
(2p) cerebellum. De locatie van de tumor doet suggereren dat de man specifieke
cerebellaire problemen heeft. In een vervolgconsult wil je die specifiek vaststellen.
Casus 39
39 meerkeuzevraag Je bent neonatoloog en je wordt geroepen bij een baby van 4 dagen oud. De baby
(2p) heeft koorts en drinkt niet meer. Je besluit te starten met het gangbare
sepsisprotocol.
De medicatie die je wilt gebruiken wordt door de baby sneller geklaard dan bij een
volwassene. Het is alleen geregistreerd voor gebruik bij volwassenen, dus de
dosering voor een neonaat staat niet in de betreffende bijsluiter, maar wel in het
kinderformularium.
Casus 40
40 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je wordt geroepen bij een 78-jarige man met een temperatuur van
(2p) 38 graden Celsius, met misselijkheid en braken en waterdunne diarree. Hij is ziek
geworden 24 uur na een receptie in de serviceflat waar hij woont. De receptie was
ter ere van het tienjarig bestaan van de biljartclub en er werden allerlei lekkere
hapjes geserveerd. Patiënt is een gezonde op zichzelf wonende en actieve man.
Je besluit tot afwachten.
a 1–3–2–4
b 2–1–3–4
c 3–1–4–2
d 4–2–1–3
Casus 41
41 meerkeuzevraag Tijdens je werk als poortarts op de afdeling Spoedeisende Hulp zie je een 34-jarige
(2p) vrouw met een sinds 2 dagen bestaande pijnlijke, dikke rechter knie. Zij heeft lichte
temperatuursstijging gemeten tot maximaal 37.8 graden Celcius. Een week voor het
ontstaan van de knieklachten heeft zij op vakantie in Tunesië een salade met kip
gegeten. Ongeveer 1 dag hierna heeft zij gedurende 2 dagen waterdunne diarree
gehad. Dit is nu helemaal over. Zij heeft eerder nooit gewrichtsklachten gehad.
a jicht
b reactieve artritis op basis van een E-coli infectie
c reactieve artritis op basis van een salmonella infectie
d septische artritis
Casus 42
42 meerkeuzevraag Je bent reumatoloog. Op je spreekuur zie je een vrouw van 35 jaar in verband met
(2p) een sinds 6 maanden bestaande reumatoïde Artritis (RA). De diagnose werd toen
gesteld op basis van een polyartritis, een hoge anti- CCP titer en een erosie aan de
processus styloideus rechts. Patiënte is inmiddels behandeld met een combinatie
van methotrexaat, sulfasalazine en hydroxychloroquine. Op je spreekuur vertelt ze
dat het duidelijk beter gaat, maar ze is niet klachtenvrij. Je ziet nog duidelijk artritis
aan de handen en polsen.
Casus 43
43 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Een 43-jarige vrouw die een subarachnoidale bloeding heeft
(2p) doorgemaakt vanuit een arteria communicans anterior aneurysma wordt succesvol
gecoiled. 1 dag na coiling is ze neurologisch maximaal. Desondanks gaat ze 5
dagen later in 1 dag tijd in bewustzijn achteruit naar E3M6V3, ontwikkelt een afasie
en heeft een pronerende proef van Barré rechts.
a cerebrale ischemie
b epileptische insulten
c hydrocephalus
d hypokaliemie
Casus 44
44 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Een 68-jarige man met hypertensie in de voorgeschiedenis, die
(2p) daarbij ook nog rookt, heeft gisteren een herseninfarct gehad. Je loopt visite op de
neurologie afdeling waar hij is opgenomen.
a acalculie
b afasie
c dysarthrie
d homonieme hemianopsie links
e homonieme hemianopsie rechts
f neglect
Casus 45
46 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 63-jarige vrouw komt op je spreekuur met klachten over
(2p) dubbelzien.
Zij ziet dubbel bij het lezen en durft de trap niet af te lopen. Bij het neurologisch
onderzoek zie je dat patiënt haar hoofd scheef houdt. Het lukt patiënte niet om met
het rechteroog in de adductiestand naar beneden te kijken. Verder is de
oogbolmotoriek ongestoord. Met het linkeroog is er helemaal geen probleem.
a n. abducens links
b n. abducens rechts
c n. oculomotorius links
d n. oculomotorius rechts
e n. ophthalmicus links
f n. ophthalmicus rechts
g n. trochlearis links
h n. trochlearis rechts
Casus 46
47 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 23-jarige man
(2p) bekend met epilepsie wordt binnengebracht.
Als je patiënt op de SEH ziet, is zijn saturatie is 95% met 2 liter zuurstof.
a dormicum 5 mg intraveneus
b extra gift van depakine 750 mg intraveneus
c pentobarbital 1 tot 2 mg/kg/uur intraveneus
d tegretol 2 x daags 200 mg p.o. bij geven
Casus 47
48 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Bij een 4-jarige jongen wordt de diagnose immuundeficiëntie
(2p) gesteld. Hij blijkt geen aantoonbare immunoglobulines te hebben. De uiteindelijke
diagnose is X-Linked agammaglobulinemie.
Casus 48
49 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Bij een 24-jarige vrouw met recidiverende bovenste en onderste
(2p) luchtweginfecties is de diagnose Common Variable Immunodeficiency (CVID)
gesteld. Patiënten met een immuundeficiëntie als CVID hebben een verhoogd risico
op de ontwikkeling van maligniteiten.
a maagcarcinoom
b Non-Hodgkin lymfoom
c longcarcinoom
Casus 49
50 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 75-jarige man komt op je spreekuur in verband met hoofdpijn.
(2p) Verder heeft hij last van pijnlijke bovenarmen en bovenbenen.
Laboratoriumonderzoek toont een sterk verhoogde bezinking.
a arteritis temporalis
b de ziekte van Kawasaki
c de ziekte van Wegener
d polyarteriitis nodosa
Casus 50
51 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige, rokende man is bekend met een niet-allergisch
(2p) astma en komt op je spreekuur in verband met klachten van kortademigheid en
piepen.
Casus 51
52 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent cardiologie. Een tevoren gezonde patiënt van 80-jaar wordt
(2p) opgenomen met een acuut hartinfarct. De familie informeert naar zijn kansen.
a ongeveer 10%
b ongeveer 25%
c ongeveer 30%
d ongeveer 50%
e ongeveer 75%
Casus 52
53 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je denkt aan de diagnose angina pectoris bij een 60-jarige patiënt
(2p) met pijn op de borst. Een proefbehandeling met een anti-angineus medicijn geeft
geen verlichting van de klachten.
54 meerkeuzevraag Welke ECG afwijking past bij een acuut groot hartinfarct?
(2p)
a de aanwezigheid van een sterk negatieve T-top
b ST segment elevatie
c veranderd QRS complex (diepe Q golven)
d verminderde amplitude van het QRS-complex
a lichamelijk onderzoek
b laboratoriumonderzoek, inclusief NT-proBNP bepaling
c röntgen onderzoek van de thorax
Casus 53
57 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent en werkt samen met een collega arts-assistent. Deze collega
(2p) communiceert erg direct, je hebt hier soms moeite mee. Je besluit daarom om te
kijken of jij wellicht iets aan de situatie kunt veranderen door je eigen gedrag aan te
passen. Je vult voor jezelf een kernkwadrantenmodel in om te bekijken wat jouw
sterke en zwakkere kanten zijn.
Casus 54
Welke zes gesprekstechnieken gelden specifiek voor het voeren van een
adviesgesprek?
a 1, 2, 3, 4, 5 en 6
b 1, 2, 3, 4, 7 en 8
c 1, 2, 3, 5, 6 en 7
d 1, 2, 4, 6, 7 en 8
e 1, 3, 5, 6, 7 en 8
f 2, 4, 5, 6, 7 en 8
g 2, 3, 4, 5, 7 en 8
h 3, 4, 5, 6, 7 en 8
Casus 55
59 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een moeder met een 4 maanden oude baby,
(2p) die sinds vanochtend een huiduitslag heeft op de romp.
Sinds 5 dagen was moeder gestopt met geven van borstvoeding en is overgegaan
op standaard flesvoeding. Vorige week heeft het kind de derde serie vaccinaties
gekregen via het consultatiebureau. Moeder is alleenstaand en leeft van een
uitkering.
De huiduitslag jeukt en is over het hele lichaam verspreid. Ook achter de oren zijn
kloofjes waarneembaar. Het kind is verder in redelijke conditie met een gewicht -1SD
op de groeicurve. Zie afbeelding 7 in de bijlage.
Casus 56
Sinds vanavond is het kind in beloop van 2 uur benauwd geworden met een
blafhoest. Volgens moeder was het kind die middag hees geworden en was er
sprake van een loopneus. Volgens haar zijn er die middag geen bijzonderheden
voorgevallen. Temperatuur bedraagt 38.6 °C, pols 140/min en ademfrequentie
28/min met forse intrekkingen subcostaal en in jugulo. Bij auscultatie hoor je een
inspiratoire stridor.
Casus 57
61 meerkeuzevraag Je bent huisarts en je wordt gebeld door een moeder die ongerust is over haar
(2p) 4-jarige dochter dat maar hoge koorts blijft houden. Het is vandaag al dag 5 met
koorts boven de 40 °C. Het kind is voorheen altijd gezond geweest.
Het kind is jengelig, maakt een zieke indruk en heeft typische afwijkingen aan mond
en huid. Er is tevens een conjunctivitis en roodheid aan handen en vingers. Ook op
de romp zijn erythemateuze laesies te zien conform de laesies in het gelaat. Zie
afbeelding 8 in de bijlage.
Casus 58
62 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een moeder met haar 14-jarige dochter.
(2p) Moeder is ongerust over het feit dat het meisje nog steeds niet in de puberteit is.
Casus 59
63 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 14-jarige jongen komt op je spreekuur in verband met de
(2p) klacht dat hij op school slecht het bord voor in de klas kan lezen. Hij heeft geen
problemen met het lezen van een boek. Hij draagt geen bril.
Bij onderzoek heeft hij een visus van rechts 0.2 zonder correctie en stenopeisch 0.8;
en links 0.2 zonder correctie en stenopeisch 0.8.
a congenitaal cataract
b hypermetropie
c myopie
Casus 60
64 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 64-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) lichtflitsen in haar perifere gezichtsveld. De lichtflitsen ziet zij voornamelijk in haar
rechteroog. Zij vertelt daarbij dat zij vele vlekjes en floaters ziet. Op de dag van
presentatie heeft zij in haar superotemporale gezichtsveld een donkere vlek
waargenomen. Haar visus is 1.0 in beide ogen en het fundusonderzoek met
onverwijde pupillen is normaal.
a migraine ophthalmique
b retina loslating
c refractie probleem
d veneuze takocclusie
Casus 61
65 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je wordt geroepen bij een 64-jarige vrouw die gevallen is met haar
(2p) gezicht op de koffietafel. Zij heeft een bloedneus aan één zijde na de val. Je ziet
haar 2 uur na de val met ecchymosis en oedeem van de oogleden met een doof
gevoel van de wang en kaak aan de zijde van de val.
Casus 62
66 meerkeuzevraag Je bent MDL-arts. Een 31-jarige Chinees Nederlandse vrouw komt op je spreekuur
(2p) in verband met chronische hepatitis B. Zij heeft geen klachten.
a geruststelling
b indicatie antivirale therapie mits positieve familie-anamnese voor hepatocellulair
carcinoom
c indicatie antivirale therapie, ongeacht of er sprake is van een positieve familie-
anamnese voor hepatocellulair carcinoom
Casus 63
67 meerkeuzevraag Je bent chirurg. Op je preoperatief spreekuur komt een 46-jarige vrouw waarbij met
(2p) behulp van endoscopisch onderzoek een coloncarcinoom is vastgesteld.
Zij vraagt je hoe preoperatief de N-status van coloncarcinoom wordt vastgesteld.
Casus 64
68 meerkeuzevraag Je bent oncoloog. Bij een 83-jarige zeer vitale man is een hepatogeen
(2p) gemetastaseerd coloncarcinoom vastgesteld met metastasen in de rechter en linker
leverkwab waarbij de primaire tumor nog in situ. Je bespreekt de
behandelingsmogelijkheden door.
Casus 65
69 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 32-jarige, overigens gezonde man, geboren en getogen in
(2p) Naaldwijk, bezoekt je spreekuur. Hij komt omdat hij een enkele maal ‘geel ziet’
volgens zijn vrouw. Een paar weken geleden was dat bijvoorbeeld het geval, hij
voelde zich daarbij een beetje grieperig. Het griep-gevoel is volledig verdwenen,
evenals het ‘geel zien’. De man heeft een blanco voorgeschiedenis, en gebruikt
geen medicijnen.
Laboratoriumonderzoek toont de volgende bevindingen: leverenzymen normaal,
bilirubine gehalte bedraagt 26 μmol/L, waarvan het grootste gedeelte bestaat uit
ongeconjugeerd bilirubine.
Casus 66
70 meerkeuzevraag Je bent huisarts en ziet een 62-jarige man op het spreekuur. De man is gekomen
(2p) vanwege pijn in epigastrio met uitstraling naar de rug en gewichtsverlies. De laatste
dagen is het oogwit geel geworden.
Bij lichamelijk onderzoek kun je dit bevestigen. Je differentiaal-diagnostische
gedachten gaan uit naar een obstructie-icterus. Je vraagt de man naar zijn
ontlasting.
Casus 67
71 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Een moeder meldt zich samen met haar dochter op je spreekuur.
(2p) Haar dochter is net 15 jaar en heeft nog niet gemenstrueerd. De moeder maakt zich
hierover erg ongerust. De adrenarche was op 12-jarige leeftijd terwijl de telarche nog
niet is opgetreden. Uit de algemene en speciële anamnese komt naar voren dat
beide oudere zussen de menarche hadden op hun 12e levensjaar. Bij lichamelijk
onderzoek blijkt de puberteitsontwikkeling conform Tanner stadia P2 en T1 te zijn.
Bij het aanvullend onderzoek blijkt het serum FSH: 1.9 IU/L (normaal: 2 – 10 IU/L) en
blijkt het serum LH: 0.8 IU/L te bedragen. Het E2 gehalte is 20 pmol/L (normaal > 90
pmol/L) terwijl het Testosteron gehalte 0.3 nmol/L (normaal: 1 – 3 nmol/L) is.
72 meerkeuzevraag De dochter en haar moeder informeren ook naar de uitslag van het echoscopisch
(2p) onderzoek. Ook vraagt de dochter zich af of ze nog verder onderzoek moet
ondergaan.
a Bij het echoscopisch onderzoek werd een kleine uterus en kleine inactieve
ovaria gezien en je spreekt chromosomen onderzoek af.
b Bij het echoscopisch onderzoek werd een normale uterus en normaal actieve
ovaria gezien en je spreekt chromosomen onderzoek af.
c Bij het echoscopisch onderzoek werd een kleine uterus en kleine inactieve
ovaria gezien en je spreekt een CT scan van de hypofyse af.
d Bij het echoscopisch onderzoek werd een normale uterus en normaal actieve
ovaria gezien en je spreekt een CT scan van de hypofyse af.
Casus 68
73 meerkeuzevraag Je bent longarts. Op je spreekuur komt een 76-jarige man met klachten van
(2p) ophoesten van sputum met geregeld een draadje bloed daarbij. Hij rookt sinds zijn
16e jaar 15 sigaretten per dag. Op de X-thorax wordt een haardvormige afwijking
van 1 cm in de rechter bovenkwab gezien. Tevens is er ter plaatse van costa 4
lateraal een opheldering met onderbreking van de cortex zichtbaar.
Welke diagnose past het best bij deze combinatie van gegevens?
Casus 69
74 meerkeuzevraag Je bent longarts. Op je spreekuur komt een 58-jarige vrouw met klachten van
(2p) kortademigheid bij inspanning. Bij een fysiotherapeut is een keer haar perifere
saturatie gemeten en die bleek toen 89% te bedragen. Bij lichamelijk onderzoek hoor
je beiderzijds basaal crepiteren. Je besluit tot aanvullend onderzoek met onder
andere een bloedgas analyse bij kamerlucht.
Uitslag:
Ph 7,48
PO2 7,0 kPa
pCO2 3,5 kPa
BE +4
a bradypnoe
b hyperventilatie
c hypoventilatie
d metabole acidose
e respiratoire acidose
f tachypnoe
Einde
Aanteken-/antwoordvel student
Thema
Examennummer
Antwoorden 1 21 41 61
meerkeuzevragen: 2 22 42 62
3 23 43 63
4 24 44 64
5 25 45 65
6 26 46 66
7 27 47 67
8 28 48 68
9 29 49 69
10 30 50 70
11 31 51
12 32 52
13 33 53
14 34 54
15 35 55
16 36 56
17 37 57
18 38 58
19 39 59
20 40 60
Open vragen:
(Ook de achterzijde kun je gebruiken voor het maken van eigen aantekeningen.)
Integratietoets - her
23 juli 2012
Naam
Examennummer
Overzicht
Instructies
Succes!
Casus 1
1 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur verschijnt een 43-jarige vrouw met pijn in haar
(2p) rechter schouder. Ze werkt als verkoopster op de markt. De meeste klachten heeft
ze als ze spullen hoog uit een rek moet pakken. Ook statische belasting zoals
autorijden is pijnlijk. Patiënte is verder lichamelijk gezond. Ze heeft een
voorgeschiedenis van een kortdurende opname in een psychiatrisch ziekenhuis in
verband met een postnatale depressie. Ze sport niet. Ze rookt 15 sigaretten per dag.
Ze gebruikt regelmatig paracetamol en ibuprofen. Bij lichamelijk onderzoek zie je een
niet-zieke patiënt. Het actief bewegingsonderzoek van de schouder toont een
beperkte anteflexie en abductie. De exorotatie is beiderzijds volledig. Passief is de
functie volledig. Het oriënterend neurovasulair onderzoek is niet afwijkend.
Je stelt voor jezelf een differentiaaldiagnose op gebaseerd op een lijst van specifieke
aandoeningen in het kader van klachten van nek, arm en schouder:
- cervicale hernia nucleï pulposi
- cervicaal radiculair syndroom
- tension neck syndroom
- frozen shoulder
- glenohumerale instabiliteit
- labrum glenoïdale letsel
- rotator cuff scheur
- bursitis subacromialis
- tendinitis van de m supraspinatus en/of m infraspinatus en/of m subscapularis
- nervus suprascapularis compressie syndroom
Casus 2
2 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur verschijnt een moeder met haar 14-jarige dochter.
(2p) De dochter heeft al enige tijd last van haar rechter knie. Er is geen trauma bekend.
Ze kan het rechter been wel belasten, maar dit geeft meer pijnklachten. Fietsen gaat
grotendeels zonder pijn, maar als ze in een hoge versnelling probeert weg te fietsen,
krijgt ze pijn aan de voorzijde van de knie. Ook traplopen geeft pijnklachten aan de
voorzijde van de knie. Ze is verder altijd gezond geweest. In de familie komen geen
ziekten van het steun- en bewegingsapparaat voor. Bij inspectie van de knie is geen
afwijking zichtbaar. Het bandapparaat is intact en de functie is volledig. De test van
McMurray is pijnlijk zowel lateraal als mediaal. Je voelt geen click bij het uitvoeren
van deze test en de pijn wordt diffuus aangegeven. De patella spoort goed in de
trochlea femoris en is niet drukpijnlijk.
Casus 3
3 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je legt een huisbezoek af bij een gezin waarbij een meisje is
(2p) geboren, 6 weken voor de uitgerekende datum. Na een korte opname in het
ziekenhuis is zij nu 3 weken oud uit. Opvallend is een witte verkleuring met
uitgezette vaatjes op de linker wang.
a naevus depigmentosis
b precursor van infantiel hemangioom
c uiting verdacht voor Tubereuze sclerose complex
d vitiligo
Casus 4
4 meerkeuzevraag Je bent huisarts en brengt bij een 55-jarige man bij wie 3 jaar geleden
(2p) hemochromatose is vastgesteld een visite aan huis.
Hij kan nog maar ongeveer 100 meter lopen zonder problemen en trappen lopen
gaat met grote moeite. Je adviseert hem in verband met zijn loopproblemen een
traplift en een scootmobiel aan te vragen. Hiervoor kan hij een beroep doen op een
wettelijke regeling.
Op welke wettelijke regeling kan hij hiervoor een beroep doen en waar moet hij
zijn aanvraag indienen?
a Hij kan een beroep doen op de AWBZ en kan zijn aanvraag indienen bij zijn
gemeente.
b Hij kan een beroep doen op de AWBZ en kan zijn aanvraag indienen bij zijn
zorgverzekeraar.
c Hij kan een beroep doen op de WMO en kan zijn aanvraag indienen bij zijn
gemeente.
d Hij kan een beroep doen op de WMO en kan zijn aanvraag indienen bij zijn
zorgverzekeraar.
Casus 5
5 meerkeuzevraag Als arts Maatschappij en Gezondheid werkzaam bij de lokale GGD, houd je je bezig
(2p) met de jaarlijkse monitoring van de gezondheid en sterfte in je GGD-regio. In de
laatste Gezondheidsmonitoring werd gekeken naar sterfteverschillen tussen
gemeenten in de GGD-regio, die werden ingedeeld op basis van hun sociaal-
economische positie (SEP) afgemeten aan het inkomens- en opleidingsniveau van
de bevolking in de regio.
Casus 6
a een complicatie
b een medische fout
c onbedoelde, maar niet vermijdbare schade
d onbedoelde vermijdbare schade
Casus 7
7 meerkeuzevraag Je bent student en volgt Thema 3.C. Je hebt net een college gevolgd over preventie.
(2p)
Preventie kan worden onderscheiden in primaire, secundaire en tertiaire preventie,
zo ook in de preventie van myocard infarct.
Casus 1
Je bent cardioloog en een 68-jarige man komt op het spreekuur ter controle. Hij
heeft een hartinfarct gehad en een dotterbehandeling ondergaan. Hij heeft verder
geen klachten. Je schrijft hem statines en ACE-remmers voor.
Casus 2
Je bent huisarts en schrijft statines voor aan een 68-jarige man bij wie na routine
check-up een totaal cholesterol gehalte van 7.2 mmol/l is gemeten. Je adviseert hem
te stoppen met roken. Verder heeft hij een normaal bloedsuikergehalte, geen
verhoogde bloeddruk en een normaal lichaamsgewicht.
Casus 1 Casus 2
a primaire preventie secundaire preventie
b primaire preventie tertiaire preventie
c secundaire preventie primaire preventie
d secundaire preventie tertiaire preventie
e tertiaire preventie primaire preventie
f tertiaire preventie secundaire preventie
Casus 8
8 meerkeuzevraag Je bent binnenkort klaar met je opleiding tot huisarts en hebt een aanbod tot
(2p) overname van een praktijk gekregen. Hierdoor ben je je alvast aan het verdiepen in
de Zorgverzekeringswet.
Wat wordt bedoeld met “risicoverevening” in het kader van deze wet?
Casus 9
9 meerkeuzevraag Je bent klinisch geneticus. Een echtpaar heeft kinderwens, maar in de familie van
(2p) mevrouw komt mentale retardatie voor bij drie familieleden. De zwart gekleurde
jongens (1-3) in de stamboom in afbeelding 2, zie bijlage, zijn aangedaan. Persoon 4
is jouw adviesvraagster.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 10
10 meerkeuzevraag Je bent psychiater. Op je spreekuur komt een 31-jarige vrouw met sinds twee
(2p) maanden bestaande angstklachten. Je stelt de diagnose paniekstoornis met
agorafobie. Zij wil graag advies over behandeling.
a Ook al bestaat de paniekstoornis nog maar kort, hij zal waarschijnlijk niet vanzelf
over gaan. De beste behandeling is een combinatie van cognitieve
gedragstherapie en een SSRI.
b Een paniekstoornis gaat meestal binnen een half jaar vanzelf over. Behandeling
met medicatie of psychotherapie is dus nog niet nodig. Je spreekt af haar over
vier maanden weer te zien of eerder wanneer de klachten verergeren. In dat
geval is wel behandeling nodig.
c Bij een paniekstoornis zijn cognitieve gedragstherapie en een serotonine
heropname remmer (SSRI) ongeveer even effectief. Patiënte kan dus haar
voorkeur uitspreken voor één van de twee. Wanneer patiënte voor een SSRI
kiest, moet zij er rekening mee houden dat in de eerste weken van behandeling
de angst kan toenemen.
d Een paniekstoornis die nog maar kort bestaat, kan in eerste instantie het best
behandeld worden met een benzodiazepine. Dit werkt sneller dan een
antidepressivum en is zeer effectief tegen angst. Na twee tot vier weken moet
het benzodiazepine afgebouwd worden en zijn de klachten vaak verdwenen. Zo
niet, dan pas is een verdere behandeling nodig.
Casus 11
11 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 63-jarige vrouw bezoekt je spreekuur omdat zij last heeft van
(2p) somberheid en slecht slapen. Zij is moe en komt tot weinig. Zij heeft minder
interesse in dingen, maar kan nog wel genieten van haar hond en tv-kijken. Af en toe
heeft zij suïcidegedachten, zonder suïcideplannen. De klachten zijn een maand
geleden begonnen, na het overlijden van haar zus en nemen in ernst toe. Patiënte
heeft een blanco psychiatrische voorgeschiedenis en is lichamelijk gezond.
Casus 12
12 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 25-jarige man komt op je spreekuur. Hij vertelt dat hij stemmen
(2p) hoort die hem opdrachten geven, dat mensen op straat hem aankijken, en dat op zijn
computer regelmatig wordt ingebroken en data worden verwijderd. Je wilt hem
verwijzen voor verdere diagnostiek, maar de patiënt wil dat niet. Hij wil wel medicatie
gaan gebruiken. Je schrijft hem 2 mg haloperidol voor.
Welke bijwerking treedt meest waarschijnlijk als eerste op, al na enkele giften?
a acute dystonie
b hoofdpijn
c koorts
d tardieve dyskinesie
Casus 13
13 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Er komt een alleenstaande 57-jarige man op je spreekuur die
(2p) recent ontslagen is vanuit het ziekenhuis na een myocard infarct met “out of hospital-
reanimatie”. Patiënt klaagt over problemen met het onthouden van alledaagse
zaken. Hij vertelt dat hij vroeger nooit problemen had met het onthouden van zijn
boodschappen, maar dat hij sinds zijn ontslag uit het ziekenhuis niet meer weet wat
hij moet kopen in de supermarkt en afspraken vergeet. Hij gebruikt dagelijks
2 eenheden bier als hij thuiskomt vanuit zijn werk als computerprogrammeur. Op zijn
werk functioneert patiënt nog goed. Patiënt vertoont geen afwijkingen bij oriënterend
neurologisch onderzoek. Bij cognitief onderzoek zijn er tekorten in het recente
geheugen waarbij de aangeboden informatie ook niet goed herkend wordt.
a amnestische stoornis
b alzheimer dementie, preseniele type
c lewy body dementie
d vasculaire dementie
Casus 14
14 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Er komt een 28-jarige man op je spreekuur. Hij denkt achtervolgd te
(2p) worden en hoort stemmen die hem commentaar geven. Hij vertelt dat weervrouw
Marjon de Hond via de televisie zijn gedachten kan lezen.
a beïnvloedingswaan
b betrekkingsidee
c gedachtevlucht
d grootheidswaan
Casus 15
15 meerkeuzevraag Je bent hematoloog. Een 70-jarige man wordt naar je verwezen door de huisarts in
(2p) verband met rugpijn en een anemie. Laboratoriumonderzoek laat een Hb van
5,6 mmol/L zien, een normaal leucocyten en trombocyten aantal, maar wel een
totaal IgG van 100 g/L (normaal 8-15 g/L).
a acute leukemie
b coloncarcinoom met botmetastasen
c HIV infectie
d multipel myeloom
Casus 16
A CIP vraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt Sonya, een 13-jaar oud meisje met een
(8p) subacute unilaterale zwelling in de hals (zie afbeelding 3, zie bijlage). Zij is van
Antilliaanse origine.
Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze aandoeningen worden
gedifferentieerd?
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in tabel 2 in
afbeelding 4, zie bijlage.
3 Een bevinding mag meerdere keren voorkomen. Bij een aantal opties dien je
twee of meer bevindingen te noemen (aangegeven op het antwoordformulier).
Casus 17
16 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 70-jarig vrouw die klaagt over hoofdpijn
(2p) aan de rechter zijkant van haar hoofd. Je denkt aan een arteriitis temporalis.
a 1, 2 en 3
b 1, 2 en 4
c 1, 3 en 5
d 1, 4 en 5
e 2, 3 en 4
f 2, 4 en 5
g 3, 4 en 5
Casus 18
17 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 75-jarige man voor zijn rijbewijskeuring.
(2p) Je test zijn ogen en je hebt het vermoeden dat er sprake is van een hemianopsie.
Door middel van welk oogonderzoek kan een hemianopsie in beeld worden
gebracht?
a convergentie pupilreflex
b indirecte pupilreflex
c oogvolgbeweging verticaal
d test volgens Donders
Casus 19
18 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je ziet op het spreekuur een 24-jarige basketballer. Hij heeft
(2p) plotseling klachten van kortademigheid. Je vermoedt een pneumothorax.
a 1, 2 en 3
b 1, 2 en 4
c 1, 3 en 4
d 2, 3 en 4
Casus 20
19 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een Rotterdamse 56-jarige havenarbeider van allochtone afkomst
(2p) komt op het spreekuur. Hij hoest sinds enkele dagen bloed op.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 21
20 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je wordt met spoed geroepen bij een 56-jarige man die plotseling
(2p) pijn op de borst kreeg. Hij zit op de stoel, is misselijk en moet hevig transpireren. De
pijn blijft hevig aanwezig en trekt ook door naar de kaken. Je hebt een sterk
vermoeden dat deze patiënt een acuut myocard infarct heeft.
Vijf onderdelen van het lichamelijk onderzoek van hart- en bloedvaten zijn:
1 inspectie
2 percussie
3 auscultatie
4 bloeddrukmeting
5 polsmeting
a ja, bij 2 en 3
b ja, bij 2 en 5
c ja, bij 3 en 4
d ja, bij 4 en 5
e ja, bij 1, 2 en 3
f ja, bij 1, 4 en 5
g nee, bij geen enkel onderdeel
Casus 22
21 meerkeuzevraag Je bent student. Tijdens de voorbereiding van het VO-PKV-hart lees je over de
(2p) auscultatie van het hart.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 2 en 4
d 3 en 4
Casus 23
22 meerkeuzevraag Je bent student. Tijdens de voorbereiding het VO-PKV-hart lees je over de palpatie
(2p) van het hart.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 24
23 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Er komt een 21-jarige vrouw op het spreekuur. Zij heeft
(2p) onbeschermd seksueel contact gehad en is bang voor een SOA.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 4
e alleen 2 en 3
f alleen 1 en 4
g alleen 3 en 4
h 1, 2, 3 en 4
Casus 25
24 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 52-jarige vrouw. Ze is moe, heeft veel
(2p) last van haar gewrichten en ze heeft opvliegers.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 26
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 4
e 1 en 2
f 1 en 4
g 2 en 3
h 3 en 4
Casus 27
26 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 78-jarige man komt op je spreekuur in verband met pijn op de
(2p) borst. Hij vertelt dat de pijn verergert door inspanning, tevens heeft hij last van
slikklachten. Hij vertelt verder 5 kilo in gewicht te hebben verloren in de laatste 3
maanden. Bij lichamelijk onderzoek vind je bleke conjunctivae. Verder geen
duidelijke afwijkingen.
Casus 28
27 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een moeder komt met haar 4 weken oude zoon op je spreekuur.
(2p) Het kind drinkt iets minder dan anders, spuugt niet, heeft diarree en bij het meten
een rectale thermometer stelde moeder 38,4°C vast. Bij lichamelijk onderzoek zie je
een zuigeling, temp 39,0°C rectaal, ademhaling frequentie
50 p.m. cor 140 p.m, over de longen en cor zijn geen afwijkingen te horen.
Casus 29
28 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 35-jarige vrouw komt op het spreekuur met een rood, pijnlijk
(2p) rechter onderbeen. Ze is net terug na een vakantie in India. Medicatie: orale
anticonceptie. Bij lichamelijk onderzoek vind je een ademhalingsfrequentie van
20 teugen per minuut, een temperatuur 37,9 °C (oorthermometer) en een scherp
begrensde roodheid tot aan de onderzijde van de kuit. Je twijfelt tussen een
trombosebeen en erysipelas.
Drie mogelijke beweringen over de betekenis van bevindingen tijdens het lichamelijk
onderzoek zijn:
1 Een ademhalingsfrequentie van 20 teugen per minuut past bij longembolie bij
een trombosebeen.
2 Een temperatuur van 37,9°C (oor) past bij een trombosebeen en maakt een
erysipelas onwaarschijnlijk.
3 De scherp begrensde roodheid past bij erysipelas.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
h geen
Casus 30
29 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een moeder komt bij je met haar 4-jarig zoontje. Hij heeft sinds
(2p) 3 dagen koorts en moeder vindt hem zieker worden. Een week geleden is hij ziek
geworden, het begon met een snotneus en hoesten. Bij lichamelijk onderzoek zie je
een ziek jongetje, met een normale huid zonder exantheem. Hij hoest gedurende het
onderzoek. Temperatuur 39,2°C, ademhalingsfrequentie 40 teugen per minuut. Er
zijn geen meningeale prikkelingsverschijnselen. Beide trommelvliezen zijn normaal,
bij onderzoek van de longen hoor je geen afwijkingen, de buik is soepel en palpatie
van de buik is niet pijnlijk.
a bovenste luchtweginfectie
b koorts e.c.i
c longontsteking
d urineweginfectie
Casus 31
30 meerkeuzevraag Je bent oogarts. Een 60-jarige man wordt door jou behandeld voor glaucoom. Je
(2p) overweegt te starten met timolol oogdruppels.
Casus 32
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 33
32 meerkeuzevraag Je werkt op de afdeling Spoedeisende Hulp en ziet daar in de avond een zeer
(2p) slaperige man van 72 jaar. Hij ademt zwak en onregelmatig. Zijn dochter is
meegekomen en ze vermoedt dat haar vader zijn slaappillen heeft ingenomen,
omdat hij al de hele week zo moe was.
a acetylcysteïne
b bupropion
c flumazenil
d naloxon
Casus 34
33 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Op het spreekuur komt een 57-jarige man die zich presenteert
(2p) met de typische symptomen van de ziekte van Parkinson. Een van die
kernsymptomen betreft bewegingsarmoede.
34 meerkeuzevraag Dopamine depletie in het striatum resulteert in de ziekte van Parkinson. Het belang
(2p) van dopamine kan op verschillende manieren worden omschreven.
a 1
b 2
c 3
d 4
a pijl A
b pijl B
c pijl C
d pijl D
Casus 35
36 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 36-jarige vrouw vertelt op het spreekuur over haar
(2p) zwangerschapswens. Sinds een jaar gebruikt zij metformine in een normale
dosering.
De diabetes is goed onder controle met het gebruik van de metformine en het
navolgen van de leefadviezen. Nu mevrouw zwanger wil worden, is andere
medicatie nodig
a glibenclamide
b heparine
c insuline
d tolbutamide
Casus 36
37 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 66-jarige vrouw
(2p) opgenomen in het ziekenhuis met hoge koorts (> 39 0C), koude rillingen en
hypotensie. Bij navraag blijkt zij zes weken daarvoor klachten van misselijkheid,
braken, diarree en koorts te hebben ontwikkeld één dag na een bezoek aan een
restaurant. Deze klachten zijn na een paar dagen spontaan over gegaan, al heeft ze
zich wel twee weken nogal slapjes gevoeld.
a 1–3–4–2
b 2–4–3–1
c 3–1–4–2
d 4–3–1–2
Casus 37
38 meerkeuzevraag Tijdens je werk als poortarts op de afdeling Spoedeisende Hulp zie je een 34-jarige
(2p) vrouw met een sinds 2 dagen bestaande pijnlijke, dikke rechter knie. Zij heeft lichte
temperatuursstijging gemeten tot maximaal 37.8 graden Celcius. Een week voor het
ontstaan van de knieklachten heeft zij op vakantie in Tunesië een salade met kip
gegeten. Ongeveer 1 dag hierna heeft zij gedurende 2 dagen waterdunne diarree
gehad. Dit is nu helemaal over. Zij heeft eerder nooit gewrichtsklachten gehad.
Je stelt de diagnose reactive artritis op basis van een salmonella infectie.
Casus 38
39 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een vrouw van 30 jaar die bekend is met
(2p) reumatoïde artritis (RA). Je hebt röntgenfoto’s laten maken van de handen en voeten
om eventuele gewrichtsschade te beoordelen.
a erosies
b gewrichts spleet versmalling
c osteofyten (haken)
d periarticulaire ontkalking
Casus 39
40 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Op de Intensive Care beoordeel je een 44-jarige man die een
(2p) subarachnoïdale bloeding heeft doorgemaakt.
a acetazolamide
b externe lumbale drainage
c externe ventrikel drainage
d intraveneus corticosteroïden
41 meerkeuzevraag Na de behandeling knapt patiënt op. Twee weken later stop je de ingestelde
(2p) behandeling. Hierop krijgt patiënt hoofdpijn en wordt wat trager.
Bij neurologisch onderzoek vind je ongekruist dubbelzien bij kijken naar links en bij
kijken naar rechts. Verder vind je geen afwijkingen.
a cerebrale ischemie
b hydrocephalus
c recidief subarachnoidale bloeding
d subduraal hematoom
Casus 40
43 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 37-jarige vrouw komt op het spreekuur omdat ze bij het
(2p) traplopen merkt dat ze minder kracht in haar bovenbenen heeft.
Ze heeft een aantal weken geleden na een barbecue voor het eerst dit krachtsverlies
bemerkt. De klachten zijn begonnen met dubbelzien, dat wisselend aanwezig is. Aan
het eind van de dag is dat erger dan aan het begin van de dag. Het eten gaat ook
wat moeizamer, vooral vlees krijgt ze niet goed meer gekauwd. Aan de benen heeft
ze alleen last bij traplopen, ze moet namelijk vier trappen op om in haar portiek
woning te komen en de laatste trap lukt bijna niet als ze ’s avonds van haar werk
terug komt.
Bij standaard neurologisch onderzoek vind je geen afwijkingen. Met name geen
oogbolmotoriek stoornissen en geen krachtsverlies aan de armen of benen. De
reflexen zijn symmetrisch normaal. Er zijn geen sensibele stoornissen.
a Guillain Barre
b Myasthenia Gravis
c polymyositis
d thoracale dwarslaesie
Casus 41
44 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent op de afdeling neurologie. Een 68-jarige man wordt naar je
(2p) verwezen in verband met slecht lopen en vallen.
Patiënt valt veel, omdat hij vaak struikelt. Bovendien wordt het vaak zwart voor de
ogen als hij snel opstaat. Hij is ook enkele keren flauw gevallen na snel opstaan. Hij
kan zijn plas niet meer goed ophouden en heeft meerdere keren in zijn broek
geplast. De klachten zijn nu enkele maanden aanwezig.
Bij onderzoek loopt hij met schuifelige pasjes. Hij is rigide aan beide extremiteiten.
a herseninfarct
b multisysteematrofie (MSA)
c progressieve supranucleaire palsy (PSP)
d ziekte van Parkinson
Casus 42
45 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 16-jarige jongen is bekend met allergisch astma. Hij komt nu
(2p) met benauwdheid na contact met een kat. Er blijkt sprake te zijn van een late
astmatische reactie.
Casus 43
46 meerkeuzevraag Je bent internist. Een 30-jarige Antilliaanse vrouw is bekend met SLE komt op je
(2p) spreekuur voor controle.
Welke uiting van SLE is sterk geassocieerd met een verhoogd risico op
overlijden?
a discoide huidafwijkingen
b glomerulonefritis
c positieve ANA
d positieve ANCA
Casus 44
47 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Bij een jongen van 1,5 jaar wordt de diagnose immuundeficiëntie
(2p) gesteld. Hij blijkt geen aantoonbare immunoglobulines te hebben. De uiteindelijke
diagnose is X-linked agammaglobulinemie.
Casus 45
48 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 24-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) recidiverende bovenste en onderste luchtweginfecties. Er blijkt sprake van een
zogenaamde Common Variabe Immunodeficiency (CVID).
Bij patiënten met CVID is er sprake van een verhoogde gevoeligheid voor het
optreden van sinopulmonale infecties.
Welke twee ziekteverwekkers worden het meest aangetroffen bij patiënten met
CVID?
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 46
50 meerkeuzevraag Je bent internist. Bij een 45-jarige man wordt de diagnose ziekte van Wegener
(2p) gesteld.
a de longen
b de nieren
c het KNO gebied
d maag- en darmstelsel
Casus 47
51 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 55-jarige patiënt krijgt een hartinfarct, en overlijdt plotseling
(2p) binnen een uur na het ontstaan van de eerste symptomen, nog buiten het
ziekenhuis.
a hartfalen
b ruptuur van het septum
c ventrikelfibrilleren
Casus 48
52 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur verschijnt een 60-jarige patiënt die enige jaren
(2p) geleden een hartinfarct doormaakte. De laatste weken maanden heeft hij met zekere
regelmaat pijn op de borst.
a anamnese
b bloedonderzoek op cardiale markers (troponine of CPK-MB).
c coronair angiografie door middel van CT
d elektrocardiogram
53 meerkeuzevraag Welke uitspraak over het optreden van hart- en vaatziekten op verschillende
(2p) leeftijd en bij mannen en vrouwen is niet juist?
Casus 49
54 meerkeuzevraag Je bent huisarts en controleert een 60-jarige patiënt met een klepafwijking. Het gaat
(2p) om een ernstige mitralis insufficiëntie.
Casus 50
56 meerkeuzevraag Je bent internist en je wilt samen met een arts-assistent een wetenschappelijk
(2p) onderzoek opzetten naar de behandeling van de ziekte van Crohn. De deadline voor
het indienen van een subsidieaanvraag is morgen.
De arts-assistent zit met zijn handen in het haar en roept: “Dit gaat mij dus niet
lukken met al die patiënten die vandaag nog op de poli komen!”. Jij hebt het echter
ook druk en zegt: “Stel je niet zo aan! Jouw poli duurt maar tot 15.30, dan heb je
toch nog genoeg tijd om het af te maken!”. Uiteindelijk lukt het de arts-assistent om
de aanvraag op tijd in te dienen.
Casus 51
57 meerkeuzevraag Je bent student en je bereidt je voor op familiegesprek dat je tijdens een bijeenkomst
(2p) van het PKV-CA gaat oefenen.
Een familiegesprek vraagt een andere benadering dan een gesprek met één patiënt.
Hieronder staan vijf mogelijke aspecten om rekening mee te houden tijdens een
familiegesprek:
1 Het is belangrijk dat je eerst nagaat wat iedereen weet en hoeveel iedereen wil
weten.
2 Het is belangrijk dat je rekening houdt met de behoeftes van de voornaamste
informele verzorger (mantelzorger) van de patiënt.
3 Het is belangrijk om te weten wie iedereen is en wat de relatie van ieder is tot de
patiënt.
4 Het is belangrijk dat je bespreekt wat de motivatie is van iedereen voor dit
gemeenschappelijke gesprek.
5 Het is belangrijk dat je je aandacht goed verdeelt tussen de verschillende
aanwezigen.
Welke aspecten zijn het beste bruikbaar wanneer je een familiegesprek voert?
a alleen 1, 2 en 4
b alleen 1, 3 en 5
c alleen 1, 4 en 5
d alleen 2, 3 en 5
e alleen 1, 2, 3 en 4
f alleen 2, 3, 4 en 5
g 1, 2, 3, 4 en 5
Casus 52
58 meerkeuzevraag Je bent student en je bereidt je voor op een bijeenkomst van het PKV-CA over
(2p) medische fouten.
Bij het omgaan met fouten kun je gebruikmaken van de zogenoemde STEL-STEL
regels. Deze regels bieden handvaten voor het bespreken van eenmaal gemaakte
fouten met de patiënt.
Casus 53
59 meerkeuzevraag Je bent huisarts en op je spreekuur komt een moeder met haar 6 weken oude zoon
(2p) Karel. Haar hoofdklacht is dat Karel veel en met kracht spuugt.
Het gaat de laatste week al niet zo lekker. Hij geeft steeds meer voeding terug, de
laatste 2 dagen met grote golven. Hij is wel hongerig, maar halverwege de fles stopt
hij acuut met drinken en wil dan niet meer. Spugen is gerelateerd aan de voeding.
Moeder heeft het idee dat hij de laatste week in gewicht is afgevallen. Na het geven
van een proefvoeding wordt hyperperistaltiek gezien in de buik. Zie afbeelding 6 in
de bijlage.
a duodenum atresie
b gastro-oesofageale reflux
c oesophagus atresie
d pylorus hypertrofie
Casus 54
60 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een moeder met haar 4 jaar oude dochtertje
(2p) Kaylee. Het is moeder opgevallen dat het kind geel is gaan, zien vooral aan de huid.
Het is niet de eerste keer dat moeder geelzucht heeft opgemerkt bij Kaylee.
Eenmaal eerder is zij in aansluiting aan een verkoudheid geel geweest.
a galstenen
b hemoglobinopathie
c hepatitis B infectie
d ziekte van Gilbert
Casus 55
De jongen heeft gisteravond hoge koorts gekregen en is vroeg naar bed gegaan.
Vanochtend was hij nauwelijks wekbaar waarop zijn moeder de ambulance heeft
gebeld. Ook nu is het een somnolente patiënt die niet erg adequaat reageert. Op de
monitor lees je dat hij een ademfrequentie heeft van teugen 40 per minuut en een
hartactie van 170 slagen per minuut. Hij maakt een wat kreunend geluid bij het
ademen. Je bepaalt dat de capillairy refill 3 seconden bedraagt terwijl ondertussen
de verpleegkundige een bloeddruk meet van 90/40 mmHg.
Casus 56
Sinds vanavond is het kind in beloop van 2 uur benauwd geworden met een
blafhoest. Volgens moeder was het kind die middag al hees en was er sprake van
een loopneus. Volgens haar zijn er die middag geen bijzonderheden voorgevallen.
Temperatuur bedraagt 38,8 °C, pols 140/min en ademfrequentie 28/min met forse
intrekkingen subcostaal en in jugulo. Bij auscultatie hoor je een inspiratoire stridor.
Op basis van deze gegevens stel je de diagnose pseudocroup.
Casus 57
63 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige man komt op het spreekuur in verband met klachten
(2p) van roodheid, ernstige pijn en fotofobie van zijn linker oog sinds 2 dagen. Hij zegt
geen trauma te hebben doorgemaakt.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 58
64 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 25-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met een
(2p) rood oog en pijn boven het oog. De moeder van patiënte heeft een chronisch open-
kamerhoek glaucoom en de patiënte wil graag weten of zij hetzelfde heeft. Patiënte
beschrijft daarbij dat zij verschillende periodes heeft gehad met een rood en pijnlijk
linker oog welke verminderde met slapen. Bij onderzoek zie je een irregulaire pupil
met een vaatinjectie van het linkeroog.
Casus 59
65 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 78-jarige man komt op het spreekuur in verband met de klacht
(2p) dat hij moeite heeft met zowel het lezen van boeken en als met het lezen van
verkeersborden. Bij onderzoek vind je een visus rechts van 0.3 en links van 0.4,
beiderzijds geen verbetering met de stenopeische opening.
a cataract
b glaucoom
c maculadegeneratie
d uveitis
e veneuze occlusie
Casus 60
a intrathoracale maag
b ruptuur oesophagus
c sclerodermie
d varix-bloeding
Casus 61
67 meerkeuzevraag Je bent oncoloog. Een 52-jarige vrouw wordt naar je verwezen in verband met een
(2p) pijnloos knobbeltje in haar rechter borst dat al enige weken bestaat.
Casus 62
68 meerkeuzevraag Je bent oncoloog. Een 49 jarige man bekend met een gemetastaseerd
(2p) prostaatcarcinoom heeft op een beperkt aantal plaatsen botmetastasen in zijn
lumbale wervelkolom. Hij klaagt over progressieve pijnklachten vanuit zijn rug en kan
steeds moeilijker overeind komen.
a bisfosfonaten
b chemotherapie
c operatie
d radiotherapie
Casus 63
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor het optreden van deze klachten?
Casus 64
70 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 48-jarige man. Hij is bekend met
(2p) hypertensie en insuline-afhankelijke diabetes mellitus, bij fors overgewicht. Enkele
maanden geleden is hij ‘bewust’ gaan afvallen, en met succes: in 3 maanden tijd is
zijn gewicht gedaald van 102 naar 86 kg. Echter, sinds een week heeft hij nu last
van aanvalsgewijze buikpijn met misselijkheid. De klachten treden op tijdens de
maaltijd, en zakken na zo’n 3 uur weer weg. Hij heeft nu al 4 aanvallen gehad, en
eigenlijk weet hij tijdens zo’n aanval niet wat hem overkomt.
a De klachten duidt je in het kader van hypoglycemien: patiënt eet minder, maar
heeft zeer waarschijnlijk zijn insuline-doseringen niet aangepast
b Ten gevolge van het drastisch gewijzigde eetpatroon, heeft de patiënt
waarschijnlijk last van obstipatie; je vraagt naar het ontlastingspatroon.
c Ten gevolge van het drastisch gewijzigde eetpatroon heeft de patiënt last van
maagkrampen; je stelt patiënt gerust en vraagt hem om over 3 weken terug te
komen.
d Ten gevolge van het snelle en forse gewichtsverlies, heeft patiënt galstenen
ontwikkeld. De pijnaanvallen zijn galkolieken. Je vraagt een echo van de buik
aan om het vermoeden van galblaasstenen te bevestigen.
Casus 65
71 meerkeuzevraag Je bent gyneacoloog. Een 40-jarige vrouw komt met haar nieuwe partner op je
(2p) spreekuur wegens kinderwens. Hij is 34 jaar oud, is gezond en heeft geen kinderen.
Zij heeft 3 kinderen uit een voorgaande relatie, respectievelijk 17, 15 en 12 jaar oud.
Zij heeft zich na de laatste bevalling laten steriliseren waarbij haar tubae beiderzijds
zijn gecoaguleerd over een traject van 3 cm.
73 meerkeuzevraag Stel dat bij patiënte sprake is van een beginnende miskraam.
(2p)
Welk vervolgonderzoek is aangewezen?
Casus 66
74 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 72-jarige vrouw die een week geleden is
(2p) ontslagen uit het ziekenhuis na een opname van 5 dagen. Ze was opgenomen in
verband met klachten van kortademigheid en een piepende ademhaling zonder
koorts. Ze rookt 5 tot 10 sigaretten per dag sinds haar 16e jaar. Tot haar 65e jaar
heeft ze eigenlijk nooit lichamelijke klachten gehad.
In de ontslagbrief wordt bij het lichamelijk onderzoek een tonthorax vermeld.
a astma cardiale
b exacerbatie astma
c exacerbatie COPD
d exacerbatie longfibrose
e pneumonie
f ruiterembolus
Casus 67
75 meerkeuzevraag Je bent longarts. Op je spreekuur komt een 58-jarige vrouw met klachten van
(2p) kortademigheid bij inspanning. Bij een fysiotherapeut is een keer haar perifere
saturatie gemeten en die bleek toen 89% te bedragen. Bij lichamelijk onderzoek hoor
je beiderzijds basaal crepiteren. Je besluit tot aanvullend onderzoek met onder
andere een bloedgas analyse bij kamerlucht.
a bradypnoe
b hyperventilatie
c hypoventilatie
d hypoxemie
e metabole alkalose
f respiratoire alkalose
g tachypnoe
Einde
Aanteken-/antwoordvel student
Thema
Examennummer
Antwoorden 1 21 41 61
meerkeuzevragen: 2 22 42 62
3 23 43 63
4 24 44 64
5 25 45 65
6 26 46 66
7 27 47 67
8 28 48 68
9 29 49 69
10 30 50 70
11 31 51 71
12 32 52 72
13 33 53 73
14 34 54 74
15 35 55 75
16 36 56
17 37 57
18 38 58
19 39 59
20 40 60
Open vragen:
(Ook de achterzijde kun je gebruiken voor het maken van eigen aantekeningen.)
Integratietoets
11 juli 2013
Naam
Examennummer
Overzicht
Instructies
Succes!
Casus 1
1 meerkeuzevraag Het is juni en zonnig weer Je bent huisarts en een 26-jarige vrouw komt op het
(2p) spreekuur. Ze heeft waterige rode ogen en gebruikt tijdens het consult regelmatig
haar zakdoek om haar neus te vegen. Ze heeft al enkele jaren last van een loopneus
en rode ogen en in de ochtend heeft ze niesbuien in deze periode van het jaar. Ze
denkt dat ze hooikoorts heeft en ze vraagt je iets voor te schrijven
Casus 2
2 meerkeuzevraag Je bent huisarts op de huisartsenpost. Een vader komt met zijn zoon van 5 weken
(2p) oud op het spreekuur met klachten van koorts en diarree. Het kind drinkt iets minder
dan anders, spuugt niet, en bij het meten een rectale thermometer stelde vader
39,0°C vast. Vader maakt zich zorgen.
Bij lichamelijk onderzoek zie je een zuigeling met een normale huidskleur,
temperatuur 39.0°C rectaal, ademhaling frequentie 50 teugen per minuut, cor 140
slagen per minuut, over de longen en cor zijn geen afwijkingen te horen.
Casus 3
3 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met de
(2p) laatste weken spontane hematomen. Bij bloedonderzoek vind je een
trombocytenaantal van 13x10E 9/L.
a 1–2–3–4
b 1–2–4–3
c 1–4–3–2
d 2–3–1–4
e 2–3–4–1
f 3–4–2–1
g 3–2–4–1
h 4–3–1–2
Casus 4
4 meerkeuzevraag Je bent hematoloog en vertelt een 33-jarige man dat hij een acute myeloïde
(2p) leukemie (AML) heeft.
Welke onderliggende oorzaak voor AML gaat gepaard met een overleving op
de lange termijn van ongeveer 65%?
a BCR-ABL fusiegen
b MLL of een afwijking aan chromosoom 11q23
c monosomaal karyotype
d NPM1 mutatie
e PML-RARalpha fusiegen
Casus 5
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 6
6 meerkeuzevraag Je bent huisarts en je ziet op het spreekuur een 34-jarige vrouw (para 2). Zij is 8
(2p) weken geleden bevallen van een gezonde dochter na een ongestoorde
zwangerschap en fysiologische bevalling. Ze vertelt dat ze erg moe is, veel meer dan
na de eerste zwangerschap.
Welke vier onderdelen dienen aan bod komen tijdens het consult bij deze
patiënte om meer duidelijkheid te krijgen over de onderliggende oorzaak van
haar klachten?
a 1, 2, 3 en 5
b 1, 2, 6 en 7
c 1, 4, 5 en 6
d 1, 5, 6 en 7
e 2, 3, 4 en 5
f 2, 3, 4 en 6
g 3, 4, 6 en 7
Casus 7
7 meerkeuzevraag Je bent huisarts en je ziet een nieuwe patiënt. Je leest in de status dat de 74-jarige
(2p) man bekend is met een aortaklepstenose. Om in de toekomst de progressie van
deze klepafwijking te kunnen volgen, is het belangrijk deze souffle zorgvuldig te
ausculteren.
Vier beweringen over een souffle ten gevolge van een aortaklepstenose zijn:
1 De souffle is beter te beluisteren in linker zijligging met de klok van de
stethoscoop.
2 De souffle kan worden voort geleid over de a. carotis.
3 De vorm van een souffle bij een aortaklepstenose is bandvormig.
4 Een aortaklepstenose geeft een systolische souffle.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 8
8 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 87-jarige vrouw, verwezen naar je door
(2p) de opticien, omdat de oogboldruk te hoog was. Je inspecteert de ogen en ziet een
beeld zoals op de foto in afbeelding 1, zie bijlage.
a arcus lipoides
b arcus senilis
c cataract
d uveitis
Casus 9
9 meerkeuzevraag Je bent orthopedisch chirurg. Een 27-jarige voetballer bezoekt je spreekuur nadat hij
(2p) twee weken daarvoor zijn knie heeft verdraaid tijdens een landing na een kopbal. Er
is een MRI van zijn knie gemaakt. Hierop is een voorste kruisbandruptuur, een
mensicuslaesie en een bone bruise te zien.
In welk botdeel zal deze ‘bone bruise’ het meest waarschijnlijk aanwezig zijn?
a laterale femurcondyl
b mediale tibiaplateau
c patella
d proximale fibula
Casus 10
10 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 57-jarige vrouw samen met haar man.
(2p) Sinds enige maanden loopt de vrouw onzeker en moeizaam, en gisteren is ze
gevallen. De vrouw heeft een lichte rust tremor van haar linkervoet en –hand en
vertoont ook bradykinesie links. Haar houdingsreflex is matig. Je vermoedt dat de
vrouw een vroeg stadium van de ziekte van Parkinson heeft.
11 meerkeuzevraag Bij ernstige gevallen van de ziekte van Parkinson kan ‘deep brain stimulation’ (DBS)
(2p) worden overwogen.
a de capsula interna
b de premotor cortex
c de substantia nigra
d het interne deel van de globus pallidus
e het putamen
f het zogenaamde ‘motordeel’ van de thalamus
Casus 11
12 meerkeuzevraag Als radioloog wil je de MRI-beelden voor en na toediening van intraveneus contrast
(2p) met elkaar vergelijken. Doordat bepaalde structuren aan kleuren, kun je met
zekerheid zeggen dat dit de MRI-beelden zijn na toediening van intraveneus
contrast.
a bloedvaten
b bot
c meningen
d neusslijmvlies
Casus 12
13 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een jongen van
(2p) 6 weken oud presenteert zich met projectiel braken. Je vermoedt een hypertrofie van
de pylorus.
a conventioneel buikoverzicht
b echografie van de bovenbuik
c maag-darm passage onder Röntgendoorlichting met toediening van
contrastmateriaal via de maagsonde.
d MRI abdomen
Casus 13
14 meerkeuzevraag Je bent oudste coassistent op de afdeling Longziekten van een groot academisch
(2p) ziekenhuis. Die middag wordt er een 65-jarige man overgeplaatst vanuit een klein
perifeer ziekenhuis. Hij was daar opgenomen in verband met niet-productief hoesten
en progressieve dyspnoe d’effort sinds een half jaar. Verder zijn er geen klachten en
zijn voorgeschiedenis is blanco. Op de CT-thorax worden beiderzijds afwijkingen aan
de longen gezien.
Je mag anamnese en lichamelijk onderzoek verrichten bij patiënt en door de zaalarts
word je gevraagd een differentiaal diagnose op te stellen. Als werkhypothese kom je
uiteindelijk tot idiopathische longfibrose (IPF) en je vraagt je af of de afwijkingen op
de CT-thorax daarbij kunnen passen.
Welke van deze afwijkingen op een CT-thorax kan of kunnen goed passen bij
de diagnose IPF?
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
Casus 14
Welke afwijking is gezien het klinisch beeld het meest waarschijnlijk zichtbaar
op de X-thorax?
a hematothorax
b infiltraat met luchtbronchogram
c obstructie atelectase
d pneumothorax
Casus 15
16 meerkeuzevraag Je bent net klaar met de opleiding tot huisarts en neemt een dienst waar voor een
(2p) collega werkzaam in een praktijk op het platteland. Het is vrijdag middag en je ziet
een 24-jarige vrouw met klachten van kortademigheid, die er door de assistente nog
net voor 17 uur op je spreekuur is bij gezet.
Patiënte vertelt dat zij iets kortademig is geworden in de middag, terwijl ze niets
bijzonders aan het doen was. Ze zat toen de klachten begonnen op de bank omdat
ze sowieso geïmmobiliseerd is vanwege diep veneuze trombose (DVT) waarvoor de
thuiszorg nu nog 2dd injecties Fragmin komt geven. Los van de kortademigheid zijn
er weinig andere klachten. Pas bij de derde keer dat je naar pijn vraagt vertelt de
patiënt dat het ademhalen ook wat gevoelig is. Tractus anamnese levert verder geen
bijzonderheden op.
Casus 16
17 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 36-jarige vrouw voor anticonceptie en
(2p) behandeling van haar acne. Bij binnenkomst zie je forse acne in het gezicht van
patiënte.
Je kent deze patiënt, die nieuw in je praktijk is, niet en ze vertelt tijdens de anamnese
dat zij rookt (10 sigaretten per dag) en verder goed gezond is. Haar grootste
probleem op dit moment is dat de acne die zij al sinds haar jeugd in milde vorm heeft
plots fors is toegenomen. Met betrekking tot de anticonceptiewens vertelt ze het
volgende. Ze is G2P2, en al jaren gelukkig getrouwd met de vader van haar
kinderen. Er is ook geen kinderwens meer. Momenteel gebruiken ze condooms als
anticonceptie. Sterilisatie zien zij en haar partner niet zitten. Een koper spiraal heeft
ze vroeger al eens gehad en wil ze niet nog eens, omdat ze daarbij fors bloedverlies
had. Het enige wat verder opvalt in haar voorgeschiedenis is dat zij een longembolie
heeft gekregen toen ze als 18-jarige was opgenomen in het ziekenhuis met een
femur fractuur na een scooter ongeval.
Bij lichamelijk onderzoek zie je forse acne in het gelaat en op de schouders. Verder
onderzoek levert geen bijzonderheden op.
a Diane 35 (cyproteron/ethinylestradiol)
b Microgynon 30 (ethinylestradiol/levonorgestrel)
c Mirena spiraal (levonorgestrel)
d Yasmin (ethinylestradiol/drospirenon)
Casus 17
18 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 24-jarige studente komt op je spreekuur in verband met koorts
(2p) sinds 5 dagen. Bij binnenkomst zie je een ziek ogende vrouw die veel kleding aan
heeft en ogenschijnlijk door pijn wat voorovergebogen loopt.
Patiënte vertelt net 5 weken terug te zijn na een stage in een hotel in Kenia. Ze is
ruim 6 maanden weg geweest en heeft altijd haar malaria profylaxe (lariam) gebruikt.
Ze heeft een temperatuur van 39,8°C en is erg slap. Ze is nu toch bang dat ze
malaria heeft.
a P. Falciparum
b P. Ovale
c P. Vivax
Casus 18
19 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 44-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband met de klacht
(2p) dat zij bij computerwerk het scherm niet goed kan lezen. Zij heeft geen problemen bij
kijken in de verte. Zij draagt geen bril.
Bij onderzoek heeft zij een visus van rechts 1.0 zonder correctie; en links 1.0 zonder
correctie.
a congenitaal cataract
b hypermetropie
c myopie
d presbyopie
Casus 19
20 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 74-jarige man komt op het spreekuur in verband met plotseling
(2p) opgetreden troebelingen in het gezichtsveld. Hij vertelt daarbij dat hij ook wat
lichtsensaties heeft gehad. Op de dag van presentatie ziet hij ook minder met het
linkeroog. De visus is 1.0 in het rechteroog en 0.2 in het linkeroog.
a migraine ophthalmique
b retina loslating linkeroog
c retina loslating rechteroog
d refractie probleem linkeroog
e refractie probleem rechteroog
f veneuze takocclusie links
g veneuze takocclusie rechts
Casus 20
Casus 21
22 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 59-jarige vrouw komt op het spreekuur met klachten van
(2p) kortademigheid. Patiënte heeft een BMI van 29.6 kg/m2 en rookt dagelijks 3-7
sigaretten.
Het te hoge gewicht zou mogelijk kunnen bijdragen aan de kortademigheid. Voor
mevrouw zou het belangrijk zijn om wat minder te gaan eten en wat meer te
bewegen, om het gewicht op peil te houden. Mevrouw weet zelf niet dat haar gewicht
te maken kan hebben met de klachten en heeft er ook nog nooit over nagedacht om
minder te gaan eten of meer te bewegen. Na het gesprek met de arts geeft ze aan er
wel over na te willen denken om in de komende tijd te veranderen.
a actie
b contemplatie
c gedragsbehoud
d preparatie
Casus 22
23 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent MDL en leest een artikel over de economische evaluatie van
(2p) behandeling bij mensen met slokdarmkanker.
In een gerandomiseerde trial werden de kosten en effecten van twee vormen van
palliatieve behandeling, namelijk brachytherapie en stentplaatsing, met elkaar
vergeleken. Voor wat betreft de verschillen in kosten werd onder andere gekeken
naar de kosten van ligdagen en naar de kosten door ziekteverzuim van de patiënt.
Casus 23
24 meerkeuzevraag Je bent aangesteld als bedrijfsarts bij een Arbodienst in de regio Rijnmond en valt
(2p) onder het vakgebied arbeids- en bedrijfsgeneeskunde volgens het
Arbeidsomstandighedenbesluit.
Volgens dit besluit moet elke arbodienst beschikken over ten minste een
gecertificeerde deskundige op nog drie andere vakgebieden, naast arbeids- en
bedrijfsgeneeskunde.
a 1, 2 en 3
b 1, 2 en 4
c 1, 3 en 4
d 1, 3 en 5
e 1, 4 en 5
f 2, 3 en 5
g 2, 4 en 5
h 3, 4 en 5
Casus 24
25 meerkeuzevraag Je bent gynaecoloog en een 63-jarige vrouw met diabetes type 2 komt op het
(2p) spreekuur in verband met postmenopauzaal bloedverlies. Uit onderzoek blijkt een
uitgebreide adenocarcinoma van het endometrium. Zij ondergaat een hysterectomie
gevolgd door postoperatieve radiotherapie.
a cachexie
b diabetes type 2
c endometriumcarcinoom
d longmetastasen
Casus 25
26 meerkeuzevraag Je bent binnenkort klaar met je opleiding tot huisarts en hebt een aanbod tot
(2p) overname van een praktijk gekregen. Hierdoor ben je je alvast aan het verdiepen in
de verschillende wetten die hierop van toepassing zijn.
Casus 26
a Ja.
b Nee, want trastuzumab kan niet gecombineerd worden met hormonale therapie.
c Nee, want adjuvante hormonale therapie is niet effectief bij jonge
premenopauzale vrouwen.
d Nee, want bij deze ‘slechte’ kenmerken van het mammacarcinoom (grote tumor,
veel aangetaste klieren) is er sprake van gemetastaseerde ziekte (metastasen
op afstand) en dan is een behandeling met alleen met chemotherapie in
combinatie met trastuzumab aangewezen.
Casus 27
28 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 3-jarig jongen met zijn moeder. Moeder
(2p) vertelt dat het kind sinds een paar dagen mank loopt. Bij onderzoek heeft het kind
geen koorts en is de flexie in de heup beperkt in het laatste traject. Endo- en
exorotatie zijn ongestoord.
a bacteriële osteoartritis
b coxitis fugax
c jicht
d reumatoïde artritis
e ziekte van Perthes
Casus 28
a ABO antagonisme
b hemoglobinopathie
c rhesus antagonisme
d solutio placentae
Casus 29
30 meerkeuzevraag Je bent anesthesioloog en je ontvangt een klachtenbrief van een patiënte van 26
(2p) jaar. Deze patiënte kwam 10 maanden geleden voor een korte kijkoperatie (40
minuten) van de knie, waarvoor zij een algehele anesthesie moest ondergaan. Zij
was gezond, rookte 10 sigaretten per dag en gebruikte op dat moment een
anticonceptie-hormoon-pil. Nu laat zij je weten dat zij 1 maand geleden moeder is
geworden. Dit was niet gepland, en eist nu dat jij meebetaalt voor de opvoeding van
het kind, omdat jij had haar niet verteld dat hormoonpillen rondom een operatie met
narcose minder goed werken.
a Patiënte zal zeker gelijk krijgen, zelfs als in het dossier een aantekening staat,
dat de anesthesioloog over het risico van een verminderde werking van de
hormoonpil met haar heeft gesproken. Zonder een handtekening van haar op
een desbetreffend informatie-briefje, die de anesthesioloog in kopie in het
dossier moet hebben, is hij min of meer kansloos tegen haar klacht.
b Patiënte zal mogelijk gelijk krijgen als de anesthesioloog niet aan kan tonen dat
hij over het risico van een verminderde werking van de hormoonpil daadwerkelijk
met patiënte heeft gesproken. Gezien dit een relevante bijwerking van de door
de anesthesioloog toegediende anesthesie is en hij op de hoogte was van haar
pil-gebruik, had hij dit zeker moeten vertellen.
c Patiënte zal geen gelijk krijgen, omdat in de bijsluiter van die hormoon-pil staat
dat een narcose dit effect kan hebben. Er is hier sprake van gedeelde
verantwoordelijkheid, ook als de anesthesioloog het nalaat de patiënte correct te
informeren over mogelijke bijwerkingen van de narcose.
d Patiënte zal geen gelijk krijgen, omdat zij natuurlijk niet pas rondom de geboorte
erachter is gekomen dat zij zwanger was. Patiënten hebben ook een verplichting
om schaden en claims actief tegen te werken. Had zij dit eerder laten weten, had
de anesthesioloog haar nog over abortus kunnen adviseren of andere dingen
voor haar kunnen regelen. Door de anesthesioloog nu zo met de klare feiten en
haar eisen te confronteren maakt haar positie erg zwak.
Casus 30
31 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur verschijnt een 42-jarige man die heeft opgemerkt,
(2p) dat zijn beide handen meer trillen dan hij gewend is. Bij binnenkomst in de
spreekkamer zie je direct een symmetrische tremor van beide handen. Patiënt was
een half jaar geleden nog opgenomen wegens een chronische pancreatitis.
a alleen 1 en 3
b alleen 2 en 4
c alleen 3 en 4
d alleen 1, 2, en 4
e alleen 1, 2, en 3
f alleen 2, 3 en 4
g 1, 2, 3 en 4
Casus 31
32 meerkeuzevraag Je bent klinisch geneticus. De zoon van het echtpaar Peters (Jan) is verstandelijk
(2p) gehandicapt. De zoon van een volle nicht van meneer Peters (Henk) is ook
verstandelijk gehandicapt. Bekijk de stamboom in afbeelding 2, zie bijlage.
Als de aandoeningen van Jan en Henk met elkaar te maken hebben, wat is dan
het meest waarschijnlijke overervingspatroon?
a 1
b 2
c 3
d 4
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 32
34 meerkeuzevraag Je bent neuroloog en ziet op de polikliniek neurologie een 27-jarige man met in de
(2p) voorgeschiedenis een niertransplantatie, die sinds een week hevige uitstralende pijn
in de rechter arm heeft met tintelingen in wijs- en middelvinger.
De klachten zijn ontstaan na het sjouwen van een zware kast. De pijn begint rechts
in de nek en trekt langs de strekzijde van de arm naar de hand.
Bij het neurologisch onderzoek vind je krachtsverlies in de musculus triceps en een
afwezige tricepsreflex rechts.
Wat is op dit moment het aangewezen beleid, naast het geven van pijnstilling?
Casus 33
a diffuse lewy-lichaampjesziekte
b frontotemporale dementie
c normal pressure hydrocephalus
d ziekte van Alzheimer
e ziekte van Creutzfeldt-Jakob
f ziekte van Parkinson
Casus 34
36 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent neurologie en ziet op de polikliniek een 75-jarige man die
(2p) verwezen wordt door de KNO-arts omdat hij sinds kort toenemend gehoorverlies
rechts heeft.
Daarbij heeft hij ook pijnlijke tintelingen rechts in het gezicht. Bovendien heeft hij
minder controle over zijn rechter hand.
Bij neurologisch onderzoek vind je een afwezige corneareflex rechts, hypesthesie in
de hele rechter gelaatshelft, een geringe perifere facialisparese rechts en een
gestoorde topneusproef rechts.
a in de brughoek links
b in de brughoek rechts
c in de cerebrale hemisfeer links
d in de cerebrale hemisfeer rechts
e in het cerebellum links
f in het cerebellum rechts
Casus 35
37 meerkeuzevraag Je bent neuroloog en ziet op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) een 40-jarige
(2p) man die vanochtend aan het ontbijt merkte dat hij niet zonder te knoeien kon drinken
en die volgens zijn vrouw erg onduidelijk sprak. Bovendien vond ze dat zijn gezicht er
uitgezakt uit zag. Ze zijn direct naar de SEH gereden.
Tijdens het tanden poetsen de avond tevoren had hij gezien dat hij zijn rechter oog
niet goed kon sluiten maar hij had daar verder niet veel aandacht aan besteed. Hij
had geen koorts en was gedurende de afgelopen periode niet ziek geweest, maar er
was wel een paar weken eerder een groter wordende rode plek op zijn bovenbeen
geweest die inmiddels weer was verdwenen.
Bij het neurologisch onderzoek vind je behoudens een dubbelzijdige perifere
facialisparese geen afwijkingen.
a bloedonderzoek en liquoronderzoek
b expectatief beleid, controle afspraak 2 weken
c MRI hersenen
d starten met een Prednison behandeling
e starten met plaatjes aggregatieremmers
Casus 36
38 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 18-jarig meisje bezoekt het spreekuur omdat zij gedurende de
(2p) afgelopen twee weken drie keer een aanval van slecht zien gehad heeft die steeds
op dezelfde manier verloopt.
Ineens bemerkt ze glinsterende karteltjes aan de randen van het gezichtsveld die in
ongeveer 20 minuten het hele gezichtsveld van beide ogen opvullen. Lezen lukt dan
niet omdat er stukken tekst verdwenen zijn. Geleidelijk verdwijnen deze beelden en
na ongeveer 10 minuten is alles weer normaal. Ze heeft geen pijn.
a amaurosis fugax
b herseninfarct
c migraine
d obscuraties
e vasovagale syncope
Casus 37
39 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Bij een 72-jarige vrouw heb je de ziekte van Parkinson
(2p) vastgesteld.
Je wilt vanwege hypokinetische symptomen waar patiënte last van heeft, starten met
medicamenteuze therapie.
a alleen 1 en 2
b alleen 1 en 4
c alleen 2 en 5
d alleen 3 en 4
e alleen 3 en 6
f alleen 5 en 6
g 1, 2 en 3
h 4, 5 en 6
Casus 38
40 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 30-jarige vrouw (G3P2A1) komt op je spreekuur in verband met
(2p) een moe en zwaar gevoel in het rechter been op het einde van de dag. Het is
begonnen tijdens het laatste trimester van haar zwangerschap en is sinds de partus,
een half jaar geleden, wel verminderd maar het blijft aanhouden. Tijdens de
zwangerschap had ze duidelijke spataderen, maar die zijn nu grotendeels
verdwenen. Ze is huisvrouw. Ze verkeert in goede algemene conditie, rookt 20
sigaretten per dag. Haar BMI is 28. Ze gebruikt geen medicatie. Bij klinisch
onderzoek zie je alleen bilateraal besemrijsvarices en een uitgesproken pitting
oedeem ter hoogte van de rechter malleolus. De arteriele pulsaties zijn goed,
behalve de rechter arteria dorsalis pedis, die is moeilijk voelbaar. Verder zijn er geen
afwijkingen bij klinisch onderzoek.
a 1, 2
b 1, 5
c 2, 1
d 2, 3
e 3, 2
f 3, 4
g 4, 5
h 5, 4
Casus 39
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 3, zie bijlage.
3 Items uit kolom B kunnen meerdere keren worden gebruikt, items uit de overige
kolommen kunnen slechts 1 keer worden gebruikt.
Casus 40
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 4, zie bijlage.
3 Items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt.
Casus 41
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 5, zie bijlage.
3 Items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt.
Casus 42
41 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 65-jarige man
(2p) wordt binnengebracht met de ambulance. Patiënt was op straat onwel geworden en
omstanders hadden de ambulance gebeld.
Toen de ambulance arriveerde, was patiënt alweer wat opgeknapt. Met behulp van
de ECG-monitor stelden de verpleegkundigen vast dat er op het ECG van patiënt
sprake was van sinusritme met een frequentie van 90 / minuut waarbij de P-toppen
af en toe niet gevolgd worden door QRS-complexen. Op grond van deze ECG
bevinding werd besloten om patiënt voor verdere cardiologische analyse naar de
Spoedeisende Hulp van het Erasmus MC te brengen.
a 2e graads AV-blok
b atriumfibrillatie
c atriumtachycardie met AV-blok
d sinusarrest
Casus 43
42 meerkeuzevraag Je bent internist in opleiding. Een 53-jarige man ligt een week in het ziekenhuis. Er
(2p) wordt iedere dag een serum creatinine bepaald. De waarden zijn: 87, 87, 86, 88, 87,
87 umol/L. Patiënt wordt ontslagen en 6 maanden later weer opgenomen. Van die
tweede opname zijn de serum creatinine waarden 157, 158, 156 umol/L. Tijdens
beide opnames is ook een aantal malen de 24 uurs urine uitscheiding van creatinine
gemeten.
Casus 44
a distale tubulus
b lis van Henle
c proximale tubulus
d verzamelbuis
Casus 45
44 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige vrouw komt op je spreekuur met klachten van
(2p) kortademigheid bij matige inspanning. Bij lichamelijk onderzoek hoor je een
systolische souffle aan de punt van het hart.
a aortaklepinsufficiëntie
b aortastenose
c dissectie aorta
d hypertrofische obstructieve cardiomyopathie
e mitralisklepinsufficiëntie
f mitralisstenose
g pericarditis
Casus 46
45 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Een 32-jarige vrouw komt op je spreekuur met krachtsverlies in
(2p) armen en benen. Verder heeft zij een doof gevoel aan haar handen en voeten. Zij
heeft deze klachten ontwikkeld in een periode van 3 maanden. Bij onderzoek is er
duidelijk krachtsverlies van armen en benen waardoor zij niet meer zelfstandig kan
lopen. Er is een verminderd gevoel distaal van ellebogen en knieën en zij heeft een
areflexie.
Bij EMG onderzoek blijkt dat de zenuwgeleidingssnelheid sterk vertraagd is
waarmee de klinische diagnose polyneuropathie wordt bevestigd.
a diabetes
b een chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP)
c een hereditaire polyneuropathie
d het syndroom van Guillain-Barré
Casus 47
46 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 32-jarige vrouw meldt zich op je spreekuur en vertelt sinds het
(2p) laatste jaar niet meer gemenstrueerd te hebben. Voordien had zij altijd een
regelmatige cyclus variërend tussen de 26 en 32 dagen waarbij zij gedurende 4 – 5
dagen vloeide. De adrenarche en thelarche waren op 11-jarige leeftijd, terwijl de
menarche op 12-jarige leeftijd viel. Uit de familie anamnese komt naar voren dat één
van haar beide oudere zussen, die 38 jaar is, sinds kort ook niet meer menstrueert.
Haar moeder was 43 jaar toen zij in de menopauze kwam. Er is sprake van een
secundaire amenorrhoe.
Patiënte meldt dat zij klachten heeft van dyspareunie en nachtzweten. Daarnaast
heeft zij geen premenstruele spanningsverschijnselen. Bij lichamelijk onderzoek vind
je atrofie van de vulvae en een droge huid als gevolg van oestrogene derving.
Bij het aanvullend laboratorium onderzoek blijkt het serum FSH 170 IU/L (normaal: 2
– 10 IU/L) en het serum LH 84 IU/L (normaal 2- 10 IU/L) te bedragen. Het E2 gehalte
is 85 pmol/L (normaal > 90 pmol/L) terwijl het testosteron gehalte 0.3 nmol/L
(normaal: 1 – 3 nmol/L) is.
Casus 48
a alleen 1 en 2
b alleen 2 en 4
c alleen 3 en 4
d alleen 1, 2 en 3
e alleen 1, 2 en 4
f alleen 1, 3 en 4
g alleen 2, 3 en 4
h 1, 2, 3 en 4
Einde
Aanteken-/antwoordvel student
Thema
Examennummer
Antwoorden 1 21 41 61
meerkeuzevragen: 2 22 42 62
3 23 43 63
4 24 44 64
5 25 45 65
6 26 46 66
7 27 47 67
8 28 48 68
9 29 49 69
10 30 50 70
11 31 51
12 32 52
13 33 53
14 34 54
15 35 55
16 36 56
17 37 57
18 38 58
19 39 59
20 40 60
Open vragen:
(Ook de achterzijde kun je gebruiken voor het maken van eigen aantekeningen.)
Integratietoets
10 juli 2014
Naam
Examennummer
Overzicht
Het tentamen bestaat uit 61 vragen, waarvan 58 gesloten en 3 CIP.
In totaal kun je 138 punten behalen.
Instructies
1 Controleer of je de volgende formulieren hebt ontvangen:
- een opgavenformulier;
- een bijlage waarin afbeeldingen, tabellen, schema’s en de referentiewaarden
klinische chemie zijn opgenomen,
- een antwoordformulier voor de meerkeuzevragen,
- de antwoordformulieren voor de open vragen.
2 Controleer of van deze formulieren alle pagina’s bedrukt zijn.
3 Schrijf je naam en examennummer op dit voorblad en op alle
antwoordformulieren.
4 Let bij het beantwoorden van de meerkeuzevragen op het volgende:
- Per vraag is slechts één antwoord juist; bij het invullen van meerdere
alternatieven wordt het antwoord altijd fout gerekend.
- Vul het antwoord op de vraag in bij het juiste nummer op het
antwoordformulier voor de meerkeuzevragen.
Let op: belangrijke 5 Let bij het beantwoorden van de open vragen op het volgende:
aanwijzingen bij het - Als er bijvoorbeeld twee argumenten worden gevraagd en je noemt er drie,
gebruik van de dan tellen alleen de eerste twee genoemde argumenten mee.
formulieren voor de - Als je een antwoord in meer dan 25 woorden uitlegt, terwijl gevraagd is dit in
open vragen 25 woorden te doen, dan tellen alleen de eerste 25 woorden van je antwoord
mee.
- De formulieren mogen niet worden gevouwen.
- Vul de formulieren in met een zwarte of blauwe pen.
- Vul op elk formulier je naam in bij (1), je examennummer in cijfers bij (2), en
nogmaals je examennummer bij (3) door het plaatsen van zes kruisjes (X)
binnen de juiste vakjes.
- Indien je bij (3) het verkeerde vakje hebt aangekruist dien je dit te corrigeren
door het foutieve vakje met de typex-correctiepen volledig wit te maken en
vervolgens het juiste vakje aan te kruisen.
6 Het gebruik van een rekenmachine is bij dit tentamen niet toegestaan.
7 Controleer voor het inleveren zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord, en of
je overal je naam en examennummer hebt ingevuld.
Succes!
Casus 1
1 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een 20-jarige
(2p) vrouw wordt als fietser aangereden door een auto met 40 km/uur. Je bekijkt een CT
cerebrum welke direct na aankomst op de SEH werd gemaakt. Je ziet hierop een
lensvormige bloeding rechts temporaal en een fractuur van het os temporale rechts.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 2
2 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een 50-jarige
(2p) vrouw met blanco voorgeschiedenis komt naar de SEH, met plotseling ontstane, zeer
heftige hoofdpijn. De CT toont een subarachnoïdale bloeding.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 2 en 4
d 3 en 4
Casus 3
3 meerkeuzevraag Je bent assistent-internist en ziet op je spreekuur een 48-jarige vrouw die recent
(2p) geopereerd is wegens een mammacarcinoom. Zij is verwezen door de chirurg voor
behandeling met adjuvante systemische therapie.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 4
4 meerkeuzevraag Je bent assistent-internist en ziet op je spreekuur een 46-jarige vrouw die 3 jaar
(2p) geleden is behandeld wegens T1N0M0 mammacarcinoom. Op basis van een
pathologische klier is vastgesteld dat zij een gemetastaseerd mammacarcinoom
heeft. Naast de pathologisch klier in de hals zijn er botmetastasen en meerdere
levermetastasen. De oestrogeen-, progesteron- en HER2-neu receptor van de
tumorcellen in de halsklier zijn positief.
a alleen 1 en 2
b alleen 1 en 3
c alleen 2 en 3
d alleen 2 en 4
e alleen 3 en 4
f 1, 2 en 3
g 1, 2 en 4
h 1, 3 en 4
Casus 5
5 meerkeuzevraag Je bent dermatoloog. Een 3-jarig kind wordt naar je verwezen via de
(2p) consultatiebureau arts in verband met bruine pigmentvlekken (zie afbeelding 1 in de
bijlage).
Bij welk van onderstaande aandoeningen past dit klinische beeld het best?
Casus 6
6 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Er wordt een meisje geboren met een rode vlek op het linker been
(2p) en is er sprake van een duidelijk omvangverschil tussen beide benen (zie afbeelding
2 in de bijlage). Er blijkt geen arteriële betrokkenheid bij deze afwijking.
a acromegalie
b diffuse neonatale hemangiomatose
c Klinefelter syndroom
d Klippel-Trénaunay syndroom
e Naevus flammeus syndroom
f Parkes-Weber syndroom
g Sturge-Weber syndroom
Casus 7
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 3, zie bijlage.
3 Items uit kolom B kunnen meerdere keren worden gebruikt, items uit de overige
kolommen kunnen slechts 1 keer worden gebruikt. Kies het best passende item.
Casus 8
7 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 28-jarige vrouw met sinds 2 dagen
(2p) toenemende, hevige pijn in de onderbuik links. Zij heeft sinds drie maanden een
spiraal. Na anamnese en lichamelijk onderzoek besluit je tot aanvullend onderzoek.
a 1
b 2
c 3
d 4
Casus 9
8 meerkeuzevraag Je bent klinisch geneticus. Bij het beoordelen van erfelijkheidsrisico’s is het hebben
(2p) van kennis van overervingspatronen en stamboominformatie van je patiënt van
belang.
Bij welke van deze situaties kan het onderscheid gemaakt worden tussen een
autosomaal dominant en een X-linked dominant overervende (volledige
penetrante) aandoening?
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 10
9 meerkeuzevraag Je bent klinisch geneticus. Een adviesvrager in wiens familie het fragiele X syndroom
(2p) voorkomt wil iets over zijn/haar eigen risico’s weten.
Zie afbeelding 4 in de bijlage.
Waar in deze familie kan het begin van het genetische defect liggen dat
uiteindelijk leidt tot het fragiele X syndroom bij de jongen, als persoon B een
man is?
10 meerkeuzevraag Waar in deze familie kan het begin van het genetische defect liggen dat
(2p) uiteindelijk leidt tot het fragiele X syndroom bij de jongen, als persoon B een
vrouw is?
Casus 11
11 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent interne geneeskunde en je hebt een röntgenfoto laten maken
(2p) bij een 55-jarige man bij wie je vermoedt dat hij kanker heeft. Je hebt de uitslag
binnen en je vermoeden op kanker is bevestigd. Je bent echter in alle drukte
vergeten om de uitslag in de status te doen of te melden aan een collega. Je bent
ook vergeten om verdere actie te nemen op basis van deze uitslag. Het komt pas 3
dagen later aan het licht tijdens een overdrachtsbespreking, als de zaalarts zegt dat
de patiënt haar had gevraagd waarom het zo lang duurt voor de uitslag er is. Je
erkent tegenover je collega’s dat je het vergeten bent. Je zet zo snel mogelijk samen
met je collega’s een behandeltraject op. Vervolgens heb je een afspraak met deze
patiënt. De patiënt vraagt je waarom het zo lang duurde voor die uitslag er was.
a “Ik merk wel vaker dat uitslagen van röntgenfoto’s lang op zich laten wachten.
Erg vervelend, ik erger me er ook vaak aan.”
b “Het spijt mij heel erg. De uitslag was 3 dagen geleden al bij mij binnen en in alle
drukte ben ik het vergeten. Ik kan me voorstellen dat u boos op mij bent, want
het gaat natuurlijk om uw gezondheid.”
c “Het is heel vervelend dat u zo lang moest wachten op die uitslag. De uitslag was
al een paar dagen geleden bij mij binnen, maar het is ontzettend druk geweest
met allerlei spoedgevallen. Ik heb de uitslag bekeken en ik heb nu tijd voor u om
samen door te nemen wat u heeft en welke behandeling ik voorstel.”
Casus 12
12 meerkeuzevraag Je bent internist en je wilt samen met een collega een wetenschappelijk onderzoek
(2p) opzetten naar de behandeling van de ziekte van Crohn. De deadline voor het
indienen van een subsidieaanvraag is morgen. Je collega zit met zijn handen in het
haar en roept: “Ik ga dit echt nooit afkrijgen! Help!”. Jij loopt direct naar hem toe en
zegt: “Kom op joh, je kunt het wel! Waar loop je tegenaan?” Uiteindelijk lukt het om
de aanvraag op tijd in te dienen.
Casus 13
13 meerkeuzevraag Je bent coassistent en je bereidt je voor om samen met de arts een familiegesprek te
(2p) voeren.
Een familiegesprek vraagt een andere benadering dan een gesprek met één patiënt.
Hieronder staan vijf mogelijke aspecten om rekening mee te houden tijdens een
familiegesprek:
1 De patiënt moet expliciet toestemming geven (mondeling of schriftelijk) om de
diagnose ook met familie te bespreken.
2 Als arts moet je weten wie alle aanwezige familieleden zijn en wat hun relatie is
tot de patiënt.
3 Als arts moet je je aandacht goed verdelen tussen alle gesprekspartners.
4 Als arts moet je de moeilijkheid van je uitleg afstemmen op het niveau van het
familielid met de laagst genoten opleiding.
5 Als arts moet je inventariseren wat de behoefte is van degene die thuis voor de
patiënt zorgt.
a alleen 1, 2 en 3
b alleen 1, 3 en 4
c alleen 1, 4 en 5
d alleen 2, 3 en 5
e alleen 1, 2, 3 en 4
f alleen 1, 2, 3 en 5
g alleen 2, 3, 4 en 5
h 1, 2, 3, 4 en 5
Casus 14
14 meerkeuzevraag Je bent psychiater. Een 35-jarige man van beroep kok, heeft een goed op paroxetine
(2p) responderende depressie. Hij heeft echter last van verminderde eetlust, hetgeen
hem hindert in zijn werk. Een vriend van hem heeft goede ervaring met nortriptyline.
Patiënt vraagt je of hij kan overstappen op dit medicijn.
Is het waarschijnlijk dat verminderde eetlust ook zal optreden bij nortriptyline,
en waarom?
Casus 15
15 meerkeuzevraag Je bent neuroloog en stelt bij een 59-jarige vrouw de diagnose M. Parkinson. Je
(2p) besluit te starten met medicamenteuze therapie voor de motorische symptomen.
a 1 en 2
b 1 en 4
c 1 en 5
d 2 en 3
e 2 en 4
f 2 en 5
g 3 en 4
h 3 en 5
Casus 16
16 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 40-jarige man met klachten van pijn in
(2p) zijn pols. Hij fietst ieder week 200 kilometer op zijn racefiets. Regelmatig moet hij zijn
rechter hand op het stuur verplaatsen omdat hij pijn heeft in zijn pols. Bij lichamelijk
onderzoek heeft hij drukpijn volair net proximaal van de hypothenar. Hij kan niet goed
een paperclip van je buro oppakken. Je vermoedt een perifere drukneuropathie.
Casus 17
17 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 20-jarige man die klachten heeft van zijn
(2p) linker schouder. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van een gestoord
scapulothoracaal ritme. Bij het tegelijkertijd abduceren en exoroteren van zijn linker
bovenarm treedt er een afweerreactie op.
Casus 18
18 meerkeuzevraag Je bent huisarts. De man van een 52-jarige vrouw vraagt om een visite, omdat zijn
(2p) vrouw sinds enkele dagen toenemend ziek is en gebrek heeft aan eetlust. Tot vier
jaar voor de visiteaanvraag heeft zij veel gerookt, dertig jaar lang, circa één pakje per
dag. Door een myocard infarct is zij destijds meteen gestopt met roken.
Zij is zes maanden voor deze visiteaanvraag gediagnostiseerd met een kleincellig
longcarcinoom en metastasen in botten en heeft daardoor veel pijnklachten. Door het
gebrek aan eetlust, algehele malaise en vermoeidheid is zij toenemend verzwakt en
bedlegerig geraakt.
a algehele malaise
b longkanker
c myocardinfarct
d pneumonie
Casus 19
19 meerkeuzevraag Je bent bedrijfsarts. Op het spreekuur is er een werknemer met een gedeeltelijk
(2p) herstel van een hernia. Hij kan niet zwaar tillen en niet lang achtereen zitten. Je
verwijst hem door naar de UWV voor de aanvraag van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Welke arts of deskundige gaat op basis van deze informatie bekijken welk werk
geschikt is voor deze werknemer en hoeveel hij daarmee nog zou kunnen
verdienen?
a arbeidsdeskundige
b arts sociaalmedische indicatiestelling en advies
c organisatiedeskundige
d veiligheidsdeskundige
e verzekeringsarts
Casus 20
20 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met
(2p) kortademigheid. Ze vertelt dat zij dagelijks 20 sigaretten rookt en ’s ochtends meteen
na het opstaan haar eerste sigaret rookt.
Je vraagt haar vervolgens of zij wel eens heeft overwogen om met roken te stoppen.
Zij blijkt het afgelopen jaar zelfstandig twee stoppogingen te hebben gedaan. Beide
keren is het mislukt en zij is van plan om binnen een maand weer te proberen te
stoppen met roken. Je stelt vast dat zij in de preparatie fase van gedragsverandering
zit.
a verhogen motivatie
b stopafspraak maken
c barrières inventariseren en bespreken
d hulpmiddelen uitreiken met instructies
Casus 21
21 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 55-jarige man komt op je spreekuur met aanhoudende keelpijn.
(2p) Aan het einde van het consult vertelt hij dat zijn broer onlangs is overleden aan
prostaatkanker. Twee jaar geleden is de vader van zijn beste vriend ook hieraan
overleden.
a primaire preventie
b secundaire preventie
c tertiaire preventie
d quartaire preventive
Casus 22
22 meerkeuzevraag Je bent binnenkort klaar met je opleiding tot huisarts en hebt een aanbod tot
(2p) overname van een praktijk gekregen. Hierdoor ben je je alvast aan het verdiepen in
alles over de bedrijfsvoering en de Zorgverzekeringswet.
Casus 23
23 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 55-jarige vrouw die pijn in de kuiten krijgt
(2p) na 200 meter lopen. Je onderzoekt de vaatboom.
In afbeelding 5, zie bijlage, zie je twee foto’s van het onderzoek van de vaatboom.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 24
24 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 47-jarige patiënt die geel ziet.
(2p)
Bevindingen bij lichamelijk onderzoek zijn:
1 testikelatrofie
2 laterale wenkbrauw uitval
3 hematomen rechter onderbeen
4 spidernaevi
a alleen 1 en 2
b alleen 1 en 3
c alleen 1 en 4
d alleen 2 en 4
e alleen 3 en 4
f 1, 2 en 3
g 1, 3 en 4
h 2, 3 en 4
Casus 25
25 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 30-jarige vrouw met klachten van
(2p) moeheid en een zwelling in de hals.
a 1, 2, 3 en 4
b 1, 2, 3 en 5
c 1, 3, 4 en 5
d 2, 3, 4 en 5
Casus 26
26 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 59-jarige man met klachten van
(2p) hartkloppingen en sinds kort kortademigheid bij het hardlopen.
Je denkt aan decompensatio cordis.
a 1 en 2
b 1 en 3
c 1 en 4
d 2 en 3
e 2 en 4
f 3 en 4
Casus 27
27 meerkeuzevraag Je bent longarts. Er komt een vrouw op je spreekuur van 40 jaar. Ze klaagt over
(2p) kortademigheid bij inspanning. Als kind heeft ze eczeem gehad. Patiënte heeft ook
fors gerookt. (20 pakjaren). Je twijfelt tussen de diagnose astma en COPD. Je laat
een flow-volume blazen met reversibiliteit.
Casus 28
28 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Er wordt een
(2p) 21-jarige vrouw binnen gebracht. Zij is 10 minuten geleden gecollabeerd. Ze is heeft
thoracale pijn vastzittend aan de ademhaling, ze is kort van adem en heeft een snelle
pols. Je hoort beiderzijds goed ademgeruis, rechts onder denk je mogelijk wat
pleurawrijven te horen. Je denkt aan een massale longembolie.
Ventilatie Perfusie
a ventilatiedefect aan de rechterzijde perfusiedefect aan de rechterzijde
b normale ventilatie aan de rechterzijde perfusiedefect aan de rechterzijde
c ventilatie defect aan de rechterzijde normale perfusie aan de rechterzijde
d normale ventilatie aan de rechterzijde normale perfusie aan de rechterzijde
Casus 29
29 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 80-jarige man komt op je spreekuur nadat hij bij het opstaan
(2p) vanochtend merkte dat hij blind is aan zijn rechter oog. Hij voelt zich al een tijdje niet
zo lekker. Heeft regelmatig koorts en daarbij de laatste tijd ook veel
hoofdpijnklachten.
a Er is waarschijnlijk sprake van een bacteriële meningitis en je laat een MRI scan
verrichten.
b Er is waarschijnlijk sprake van een bacteriële meningitis en je laat een liquor
punctie verrichten.
c Er is waarschijnlijk sprake van een vasculitis van de grote vaten en ter
bevestiging meet je de BSE.
d Er is waarschijnlijk sprake van een vasculitis van de grote vaten en ter
bevestiging neem je een arteria temporalis biopt.
Casus 30
30 meerkeuzevraag Je bent kinderarts. Een 4-jarige jongen is het laatste jaar 4 keer opgenomen geweest
(2p) voor een longontsteking. Verder heeft hij voortdurend last van looporen. Een 6-jarig
neefje had dezelfde problemen.
Casus 31
31 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je ziet een 76-jarige man op je spreekuur met geheugenklachten.
(2p) Patiënt is in toenemende mate afhankelijk van zijn echtgenote. Na uitgebreide
anamnese weet je dat de klachten ongeveer twee jaar bestaan en steeds erger
worden. Door de geheugenklachten is hij gestopt met bridgen. Hij mist de sociale
contacten.
a 1
b 2
c 3
d 4
Casus 32
32 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je gaat op visite bij een 80-jarige man met een gevorderde Lewy
(2p) body dementie. Echtgenote vertelt dat haar man sinds enkele dagen weer opnieuw in
de war is en ziet in huis dingen die er niet zijn. De wens van echtgenoot is om de
man niet te laten opnemen.
a Diazepam
b Haloperidol
c Risperidon
d Quetiapine
Casus 33
33 meerkeuzevraag Je bent geriater. Je start bij een 78-jarige vrouw die bekend is met een Alzheimer
(2p) dementie een atypisch antipsychoticum in verband met psychotische klachten. Je
staakt het klassieke antipsychoticum dat patiënt tot op heden had gebruikt.
Casus 34
34 meerkeuzevraag Je bent geriater. Een 85-jarige man komt op de polikliniek met zijn familie. Uit de
(2p) anamnese blijkt dat patiënt hallucinaties heeft, waarbij hij kinderen en kleine dieren
ziet. Bij vlagen is hij hierbij bang en onrustig. Het is de familie opgevallen dat het
lopen moeilijker gaat, en dat er soms bij stilzitten trillingen in een hand zijn. Sinds
een jaar zijn er problemen met het korte termijn geheugen en heeft patiënt
woordvindstoornissen.
Bij lichamelijk onderzoek wordt er een tandradfenomeen gevonden en rusttremoren.
a alzheimer dementie
b depressie
c Lewy Body dementie
d ziekte van Huntington
Casus 35
35 meerkeuzevraag Je bent arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een 41-jarige vrouw wordt
(2p) door de ambulance aangevoerd nadat zij liggend op de grond in de badkamer is
gevonden. Zij heeft een hoofdwond.
Patiënte is motorisch onrustig en kreunt bij een pijnprikkel. Zij voert geen opdrachten
uit. Zij strekt met rechts en buigt met links. Haar ogen gaan alleen open na een
pijnprikkel.
a E1M2V2
b E1M2V3
c E1M2V2
d E1M2V3
e E2M4V2
f E2M4V3
g E2M4V2
h E2M4V3
Casus 36
Daarnaast heeft hij gemerkt dat hij met het linker been de temperatuur van het water
niet goed kan aanvoelen en het been voelt dof aan. Aan de armen heeft hij geen last.
Hij is voorafgaand aan deze klachten niet ziek geweest. Gisteravond heeft hij voor
het laatst geplast, dat ging nog zonder problemen.
Het neurologisch onderzoek is als volgt: Hersenzenuwen en bovenste extremiteiten:
geen afwijkingen. Aan de benen is er links een iets lagere tonus dan rechts. Er is
krachtsverlies aan het rechterbeen, proximaal graad 4 en distaal graad 3. De pijnzin
is links gestoord, tot op de romp ter hoogte van de navel. Rechts is er sprake van
een verminderde tastzin, is de positiezin gestoord en de vibratiezin aan het
rechterbeen afwezig. De reflexen zijn als volgt: (rechts/links) BPR: 0/0, TPR: 0/0,
HT: -/-, KPR: +3/+1, APR: +3/+1, VZR: extensie / flexie.
Casus 37
37 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een 30-jarige
(2p) vrouw wordt door haar huisgenoten naar de SEH gebracht. Zij is na een avond
stappen, twee dagen terug, grieperig geworden. Vandaag had zij toenemend
hoofdpijn en heeft zij gebraakt.
De laatste uren heeft zij veel geslapen en is zij volgens haar huisgenoten moeilijk
wekbaar en wat in de war. Haar temperatuur is 39,5 C.
Bij neurologisch onderzoek is haar Glasgow Coma Score: E3M6V4. Zij is somnolent,
maar er zijn geen focale neurologische afwijkingen. De nek kan soepel worden
gedraaid, patiënte krijgt de kin niet op de borst en het teken van Brudzinski en het
teken van Kernig zijn beiden positief. Tijdens het onderzoek zie je kleine vlekjes op
de huid ontstaan.
a cryptococcen meningitis
b herpes simplex meningitis
c meningococcen meningitis
d pneumococcen meningitis
e tuberculeuze meningitis
Casus 38
38 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Een 73-jarige man heeft een wervelmetastase op Th 6 bij een
(2p) prostaat carcinoom. Hij heeft toenemend rugpijn op dit niveau, met uitstraling
linksom naar de voorzijde van de romp. Bij onderzoek is er kloppijn op Th6 en
verminderde sensibiliteit in dermatoom Th6 links.
Casus 39
a biparietale diameter
b Crown Rump length
c femur lengte
d hoofdomtrek
e transcebellaire diameter
40 meerkeuzevraag De dooierzak is bij deze foetus ook goed te zien. Dit is een structuur die onder
(2p) andere zorgt voor de voedselvoorziening van het embryo en na het eerste trimester
verdwijnt.
a extra-amniotisch, extrachoriaal
b extra-amniotisch, intrachoriaal
c intra-amniotisch, extrachoriaal
d intra-amniotisch, intrachoriaal
41 meerkeuzevraag De zwangere vrouw wil graag weten waar de bloedcellen van haar baby worden
(2p) gemaakt. Je legt uit dat afhankelijk van het ontwikkelingsstadium de bloedcellen in
verschillende weefsels worden gevormd.
a de allantois
b de dooierzakwand
c de navelstreng
d het embryonale hart
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
Casus 40
43 meerkeuzevraag Een 38-jarige primigravida is bij de gynaecoloog onder controle vanwege haar
(2p) overgewicht. Haar BMI voor de zwangerschap bedraagt 42.
Casus 41
Casus 42
45 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 35-jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege somberheid. De
(2p) somberheid bestaat ongeveer drie jaar. Er is sprake van een dagschommeling,
slaapproblemen en een toegenomen eetlust. Ze vindt zichzelf weinig waard. Zij heeft
geen suïcidegedachten. Patiënte is lichamelijk gezond en heeft een blanco
psychiatrische voorgeschiedenis.
Welk gegeven uit de casus pleit meer voor een depressie dan voor een
dysthyme stoornis?
a dagschommeling
b duur van de somberheid
c gering gevoel van eigenwaarde
d leeftijd
e ontbreken suïcidegedachten
f slaapproblemen
g toegenomen eetlust
Casus 43
46 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 27-jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege angstklachten.
(2p) Zij is al langere tijd bang dat zij besmet zal raken met een ernstige ziekte wanneer zij
naar het toilet gaat. Zij probeert zo min mogelijk naar het toilet te gaan. Wanneer zij
gaat, maakt zij met handschoenen aan eerst het toilet schoon met chloordoekjes. Zij
vertelt zich te realiseren dat haar gedachten vreemd zijn, maar kan de gedachten
niet uit haar hoofd zetten. Een en ander maakt haar somber en wanhopig en beperkt
haar fors in haar functioneren.
a depressie
b hypochondrie
c obsessief compulsieve stoornis
d paranoïde persoonlijkheidsstoornis
e schizofrenie
f waanstoornis
Casus 44
47 meerkeuzevraag Je bent psychiater en hebt bij een 33-jarige patiënt de diagnose bipolaire stoornis
(2p) gesteld. Je wilt de patiënt gaan behandelen met lithium en legt hem onder andere uit
welke bijwerkingen het middel kan hebben.
Wat is, bij een normale bloedspiegel, een veel voorkomende bijwerking van
lithium?
a ataxie
b duizeligheid
c grove tremor
d misselijkheid
e obstipatie
f orthostatische hypotensie
Casus 45
48 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 35-jarige vrouw met een persoonlijkheidsstoornis bezoekt je
(2p) spreekuur voor een hevige verkoudheid. Tijdens het consult vertelt zij dat zij zich
vaak te kort voelt schieten en daardoor geen nieuwe activiteiten durft te ondernemen.
Zo heeft zij een promotie op haar werk aangeboden gekregen, maar durft deze
uitdaging niet aan te gaan. Zij is bang voor kritiek en om in verlegenheid gebracht te
worden. Patiënte is niet getrouwd en heeft slechts één keer een kortdurende relatie
gehad. Zij heeft drie goede vriendinnen, die zij al heel lang kent van een leesclub.
a afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
b ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
c paranoïde persoonlijkheidsstoornis
d schizoïde persoonlijkheidsstoornis
e theatrale persoonlijkheidsstoornis
Casus 46
49 meerkeuzevraag Je bent arts op de intensive care waar een 64-jarige patiënt wordt behandeld die 7
(2p) dagen geleden een open-hartoperatie heeft ondergaan, waarin hij vier cardiale
bypasses heeft gekregen. Vervolgens is er een mediastinitis als complicatie
ontstaan, waarvoor ciprofloxacine (een antibioticum) gestart is. Patiënt is wisselend
somnolent en heeft moeite zich te concentreren in een gesprek met verpleging of
artsen. Hij zag zijn dochter aan voor zijn echtgenote, en reageerde boos toen een
antibiotica infuus werd aangehangen. “Jullie willen mij vergiftigen”, verweet hij de
verpleging, waarbij hij probeerde het infuus uit zijn arm te trekken. Patiënt was tot
een maand voor zijn operatie werkzaam als zzp-er in de informatie beveiliging. Zijn
vrouw vertelt dat hij altijd goed functioneerde en behoudens zijn cardiale problemen
geen somatische klachten had.
a clozapine
b haloperidol
c lorazepam
d methylfenidaat
Casus 47
50 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 16-jarige adolescent meldt zich samen met haar moeder op je
(2p) spreekuur en haar moeder vertelt dat haar dochter nog steeds niet gemenstrueerd
heeft. De adrenarche is niet opgetreden en de thelarche was op 11-jarige leeftijd. Uit
de familie anamnese komt naar voren dat één van haar beide oudere zussen, die
24 jaar is, ook nog nooit gemenstrueerd heeft.
51 meerkeuzevraag Patiënte meldt dat zij géén flushes noch nachtzweten heeft. Daarnaast heeft zij geen
(2p) premenstruele spanningsverschijnselen. Vervolgens verricht je lichamelijk
onderzoek. Rekening houdend met haar klachten let je specifiek op symptomen die
je differentiaal diagnose kunnen vergemakkelijken.
a 1 en 2
b 1 en 4
c 2 en 3
d 3 en 4
Casus 48
a cystocèle
b enterocèle
c rectocèle
d sigmoidocèle
a Baden Walker
b POP-Q
c transabdominale echografie
d transperineale echografie
56 meerkeuzevraag Stel: je stelt tijdens het onderzoek een achterwand prolaps vast. Mevrouw vraagt zich
(2p) ook af waarom de klachten terug gekomen zijn terwijl zij toch al eerder hiervoor
geopereerd werd.
Wat is, kijkend naar de specifieke anamnese van deze vrouw, de belangrijkste
risicofactor voor de recidief prolaps?
a de diabetes
b de totaal ruptuur
c de uterusextirpatie
d het roken
a een achterwandplastiek
b een operatie volgens Burch
c een TVT-O bandje
d een vaginale ring
Casus 49
58 meerkeuzevraag Je bent dienstdoende arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). Een zuigeling
(2p) van 3 maanden oud, wordt door ongeruste ouders naar de SEH gebracht vanwege
toenemende benauwdheid sinds enkele uren, zodat het drinken maar moeizaam
wilde lukken. De zuigeling was al enkele dagen neusverkouden. De ouders hadden
geen temperatuur gemeten.
Je ziet een niet-zieke zuigeling met een ademfrequentie van 64/minuut, intercostaal
intrekken, en neusvleugelen. Bij longauscultatie zijn er diffuus enkele crepitaties en
een piepend verlengd expirium hoorbaar.
a astma
b decompensatio cordis
c pneumonie
d virale bronchiolitis
Casus 50
B CIP Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je vier patiënten met een zwelling in de hals:
(8p) I een 18-jarige jongen met keelpijn
II een 40-jarige ‘kouwelijke’ vrouw
III een 60-jarige man met nachtzweten
IV een 60-jarige vrouw met slikklachten
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 6, zie bijlage.
3 Alle items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt. Kies het best passende item.
Casus 51
C CIP Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 31-jarige vrouw met hoofdpijn.
(6p)
Na de anamnese overweeg je drie diagnoses:
I Spanningshoofdpijn
II Migraine
III Clusterhoofdpijn
Welke kenmerken uit de anamnese passen het meest bij welke diagnose?
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 7, zie bijlage.
4 Alle items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt. Kies het best passende item.
Einde
Aanteken-/antwoordvel student
Thema
Examennummer
Antwoorden 1 21 41 61
meerkeuzevragen: 2 22 42 62
3 23 43 63
4 24 44 64
5 25 45 65
6 26 46 66
7 27 47 67
8 28 48 68
9 29 49 69
10 30 50 70
11 31 51
12 32 52
13 33 53
14 34 54
15 35 55
16 36 56
17 37 57
18 38 58
19 39 59
20 40 60
Open vragen:
(Ook de achterzijde kun je gebruiken voor het maken van eigen aantekeningen.)
Integratietoets - her
25 juli 2014
Naam
Examennummer
Overzicht
Het hertentamen bestaat uit 59 vragen, waarvan 56 gesloten en 3 CIP.
In totaal kun je 132 punten behalen.
Instructies
1 Controleer of je de volgende formulieren hebt ontvangen:
- een opgavenformulier;
- een bijlage waarin afbeeldingen, tabellen, schema’s en de referentiewaarden
klinische chemie zijn opgenomen,
- een antwoordformulier voor de meerkeuzevragen,
- de antwoordformulieren voor de open vragen.
2 Controleer of van deze formulieren alle pagina’s bedrukt zijn.
3 Schrijf je naam en examennummer op dit voorblad en op alle
antwoordformulieren.
4 Let bij het beantwoorden van de meerkeuzevragen op het volgende:
- Per vraag is slechts één antwoord juist; bij het invullen van meerdere
alternatieven wordt het antwoord altijd fout gerekend.
- Vul het antwoord op de vraag in bij het juiste nummer op het
antwoordformulier voor de meerkeuzevragen.
Let op: belangrijke 5 Let bij het beantwoorden van de open vragen op het volgende:
aanwijzingen bij het - Als er bijvoorbeeld twee argumenten worden gevraagd en je noemt er drie,
gebruik van de dan tellen alleen de eerste twee genoemde argumenten mee.
formulieren voor de - Als je een antwoord in meer dan 25 woorden uitlegt, terwijl gevraagd is dit in
open vragen 25 woorden te doen, dan tellen alleen de eerste 25 woorden van je antwoord
mee.
- De formulieren mogen niet worden gevouwen.
- Vul de formulieren in met een zwarte of blauwe pen.
- Vul op elk formulier je naam in bij (1), je examennummer in cijfers bij (2), en
nogmaals je examennummer bij (3) door het plaatsen van zes kruisjes (X)
binnen de juiste vakjes.
- Indien je bij (3) het verkeerde vakje hebt aangekruist dien je dit te corrigeren
door het foutieve vakje met de typex-correctiepen volledig wit te maken en
vervolgens het juiste vakje aan te kruisen.
6 Het gebruik van een rekenmachine is bij dit tentamen niet toegestaan.
7 Controleer voor het inleveren zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord, en of
je overal je naam en examennummer hebt ingevuld.
Succes!
Casus 1
1 meerkeuzevraag Je bent radioloog. Op een T1 gewogen MRI Cerebrum zie je na toediening van
(2p) contrastmiddel een sterk aankleurende tumor.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 4
e 1 en 4
f 2 en 3
Casus 2
a arteria basillaris
b arteria cerebri anterior
c arteria cerebri media
d arteria cerebri posterior
Casus 3
3 meerkeuzevraag Je bent internist en ziet op je spreekuur een 38-jarige vrouw die recent geopereerd is
(2p) wegens een mammacarcinoom. Zij is verwezen door de chirurg voor behandeling
met adjuvante systemische therapie.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 4
4 meerkeuzevraag Je bent chirurg en ziet op je spreekuur een 59-jarige man die twee weken geleden
(2p) een resectie van een maligne sigmoïdtumor heeft ondergaan.
Het pathologierapport toont: adenocarcinoom, groeit half circulair over een lengte
van 4 cm. Snijranden zijn vrij. In 8 van de 15 aangetroffen lymfklieren worden
metastasen gevonden.
a Ja, wegens de kans op een lokaal recidief wordt standaard lokale radiotherapie
geadviseerd.
b Ja, wegens de kans op occulte metastasen wordt standaard adjuvante
chemotherapie geadviseerd.
c Ja, wegens de kans op occulte metastasen wordt standaard adjuvante tumorcel-
specifieke systemische therapie geadviseerd.
d Nee, nabehandeling is niet nodig gezien de bevindingen in het pathologisch
rapport.
Casus 5
5 meerkeuzevraag Je bent kinderdermatoloog. Op je spreekuur komt een 3-jarige jongen met een
(2p) aangeboren huidafwijking nabij de haargrens (zie afbeelding 1 in de bijlage). Ouders
zijn ongerust en vragen zich af of de afwijking nu onder narcose verwijderd moet
worden, omdat zij gehoord hebben dat er huidkanker in kan ontstaan.
a basaalcelcarcinoom
b melanoom
c neurofibroom
d plaveiselcelcarcinoom
e sarcoom
f sebaceus carcinoom
Casus 6
6 meerkeuzevraag Je bent gynaecoloog. Er wordt een kind geboren met gepigmenteerde afwijkingen op
(2p) de billen, onderrug en bovenbeen (zie afbeelding 2 in de bijlage).
Casus 7
7 meerkeuzevraag Je bent kinderdermatoloog en je wordt in consult gevraagd bij een 2-jarig kind met de
(2p) verdenking op tubereuze sclerose.
Welk van onderstaande huidafwijkingen zijn het eerst én het meest frequent
aanwezig bij patiënten met tubereuze sclerose?
Casus 8
8 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Er wordt op de spoedlijn gebeld door een 72-jarige vrouw met sinds
(2p) een kwartier plotseling niets kunnen zien met het rechter oog. Daarbij heeft zij
hoofdpijn boven het rechteroog en heeft zij tweemaal gebraakt. Patiënte heeft al
enkele dagen hoofdpijn, maar dacht dat de hoofdpijn vanuit haar nek kwam. Verder
zijn er geen begeleidende verschijnselen. Patiënte heeft rheumatoïde arthritis
waarvoor zij een lage dosering methotrexaat gebruikt.
a ablatio retinae
b acuut glaucoom
c arteriitis temporalis
d migraine met aura
Casus 9
9 meerkeuzevraag Je bent klinisch geneticus. Op je spreekuur komt een 25-jarige vrouw voor
(2p) erfelijkheidsadvies. De vrouw heeft met een normale intelligentie. De zoon van haar
broer heeft het fragiele X syndroom.
a Ja, er bestaat een verhoogd risico op een zoon met fragiele X syndroom.
b Ja, er bestaat een verhoogd risico op een prematuur ovariële insufficientie (POI).
c Ja, er bestaat een verhoogd risico op een fragiele X gerelateerd tremor ataxia
syndroom (FXTAS).
d Nee, er bestaat geen verhoogd risico.
Casus 10
10 meerkeuzevraag Je bent klinisch geneticus. Op je spreekuur komt een persoon in wiens familie het
(2p) fragiele X syndroom voorkomt voor erfelijkheidsadvies. De adviesvrager wil meer
weten over zijn/haar risico’s.
Zie afbeelding 3 in de bijlage.
Wanneer personen E mannen zijn wat kun je dan zeggen over het risico op het
fragiele X syndroom voor de jongens F en G?
11 meerkeuzevraag Wanneer personen E vrouwen zijn wat kun je dan zeggen over het risico op het
(2p) fragiele X syndroom voor de jongens F en G?
Casus 11
Je bent huisarts en een 38-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband met een
aantal klachten, waaronder vermoeidheid, gewichtstoename en kouwelijkheid. Na je
anamnese denk je primair aan hypothyreoïdie. Het aanvullend bloedonderzoek
bevestigt je vermoeden. Je gaat de patiënt nu uitleggen wat hypothyreoïdie is.
Welke gesprekstechnieken zijn het meest aangewezen bij het informeren van je
patiënte over de diagnose?
13 meerkeuzevraag Je bent arts-assistent en werkt samen met een collega arts-assistent. Deze collega
(2p) communiceert erg direct, je hebt hier soms moeite mee. Je besluit daarom om te
kijken of jij wellicht iets aan de situatie kunt veranderen door je eigen gedrag aan te
passen. Je vult voor jezelf een kernkwadrantenmodel in om te bekijken wat jouw
sterke en zwakkere kanten zijn.
14 meerkeuzevraag Je bent student. Je hebt morgen APC en je bereidt je voor op een anamnesegesprek
(2p) met een simulatiepatiënt.
Welke zin is correct geformuleerd wat betreft taalgebruik in een gesprek met
een (simulatie)patiënt?
Casus 12
15 meerkeuzevraag Je bent psychiater. Een 35-jarige man van beroep kok, heeft een goed op paroxetine
(2p) responderende depressie. Hij heeft echter last van verminderde eetlust, hetgeen hem
hindert in zijn werk. Een vriend van hem heeft goede ervaring met nortriptyline.
Patiënt vraagt je of hij kan overstappen op dit medicijn.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
Casus 13
16 meerkeuzevraag Je bent neuroloog en moet scholing aan huisartsen geven over geneesmiddelen die
(2p) bij de ziekte van Parkinson vermeden dienen te worden omdat zij de motorische
symptomen van de ziekte kunnen verergeren.
Twee beweringen over het voorschrijven van medicatie bij de ziekte van Parkinson
zijn:
1 Domperidon zal bij een patiënt met de ziekte van Parkinson de motorische
symptomen eerder verergeren dan metoclopramide.
2 Ter behandeling van een psychose bij een patiënt met de ziekte van Parkinson
verdient haloperidol de voorkeur boven clozapine.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 14
17 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Een 55-jarige man komt op je spreekuur en vertelt dat zijn huidige
(2p) medicatie die hij gebruikt in verband met de Parkinson niet meer helpt. Hij gebruikt
ropinirol 3 dd 1 mg.
Casus 15
18 meerkeuzevraag Je bent orthopedisch chirurg. Op je spreekuur komt een 56-jarige man met
(2p) pijnklachten van zijn rechter knie. De pijn zit mediaal en treedt vooral op na lang
zitten en als hij meer dan 1 uur moet lopen. Fietsen gaat goed. Bij lichamelijk
onderzoek toont de knie een lichte hydrops en is er drukpijn over de mediale
gewrichtsspleet. De belaste röntgenfoto van zijn rechter knie toont gering versmalling
van de mediale gewrichtsspleet en sclerose van het subchondrale bot van het
tibiaplateau. Je schrijft pijnstilling voor en verwijst patiënt naar de fysiotherapeut.
Casus 16
19 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 13-jarige jongen bezoekt met zijn moeder je spreekuur. Hij
(2p) heeft sinds 3 weken pijn in zijn linker bovenbeen, en -knie. Het is moeder opgevallen
dat hij een beetje mank loopt. Hij sport niet. Bij lichamelijk onderzoek zie je een
adipeuze jongen. Er is geen beenlengteverschil. Bij flexie van zijn linker heup draait
zijn been in exorotatie. Endorotatie en abductie zijn pijnlijk in zijn linker lies.
Casus 17
Je bent huisarts. Een 79-jarige man vraagt om een visite in verband met ernstige
loopproblemen. Hij is sinds jaren bekend met diabetes mellitus type 2, overgewicht,
en hypercholesterolemie.
Bij aankomst heeft de patiënt hoge koorts en is hij erg ziek. Bij lichamelijk onderzoek
vind je een diabetisch ulcus dig II van de linkervoet. Je verwijst hem door naar het
ziekenhuis, waar hij overlijdt onder het beeld van een sepsis.
a diabetes mellitus
b koorts
c sepsis
d ulcus
Aangezien zijn zicht verder achteruit gaat, adviseer je deze patiënt om een aanvraag
in te dienen voor wonen in een zorginstelling voor mensen die slechtziend of blind
zijn.
22 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 37-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband met
(2p) keelklachten. Je hebt haar onderzocht en ziet een rode, geïrriteerde farynxwand. Je
ziet in haar medisch dossier dat ze rookt en vermoedt dat haar keelklachten hiermee
samenhangen.
Je vraagt naar haar rookgedrag. Mevrouw geeft aan dat ze ooit wel overwogen heeft
om te stoppen, maar eigenlijk best een tevreden roker is.
a motivatie vaststellen
b motivatie verhogen
c barrières inventariseren
d hulpmiddelen aanbieden
23 meerkeuzevraag Je bent huisarts en een 57-jarige vrouw komt op het spreekuur vanwege klachten
(2p) over smaakverlies en kortademigheid. Zij blijkt dagelijks 20 sigaretten te roken,
waarvan de eerste sigaret ’s ochtends meteen na het opstaan.
Je vertelt haar vervolgens dat zij echt met roken zou moeten stoppen. Zij blijkt in
verband met haar kortademigheid al te hebben overwogen om over een halfjaar te
stoppen met roken.
a preparatie fase
b contemplatie fase
c actie fase
d gedragsbehoud fase
Via welke regeling of welke wet kan het ziekenhuis aanspraak maken op een
financiële vergoeding van deze zorgkosten?
a Koppelingswet
b Regeling van College Voor Zorgverzekeringen
c Regeling Zorg Asielzoekers
d Zorgverzekeringswet
25 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 45-jarige vrouw komt op het spreekuur om een uitstrijkje te
(2p) laten maken in het kader van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.
Zij heeft het een en ander gelezen op het internet en vraagt jou naar de betekenis
van de vertekening van de overlevingsduur door ‘length bias’.
Casus 18
26 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 55-jarige vrouw die pijn in de kuiten krijgt
(2p) na 200 meter lopen. Je onderzoekt de vaatboom.
In afbeelding 4, zie bijlage, zie je twee foto’s van het onderzoek van de vaatboom.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 19
27 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 47-jarige man die geel ziet.
(2p)
Bevindingen bij lichamelijk onderzoek zijn:
1 lever palpabel 3 cm onder de ribbenboog
2 shifting dullness
3 enkeloedeem
4 teken van Courvoisier
a alleen 1 en 2
b alleen 1 en 4
c alleen 2 en 3
d alleen 2 en 4
e alleen 3 en 4
f 1, 2 en 3
g 1, 3 en 4
h 2, 3 en 4
Casus 20
28 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 20-jarige man met pijn in de borst
(2p) rechts. Hij rookt sinds zijn 13e jaar 20 sig/dag (7 packyears). Hij hoest niet en heeft
geen koorts.
Welke van bovenstaande bevindingen past of welke passen bij een spontane
pneumothorax?
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 4
e 1 en 2
f 1 en 3
g 2 en 3
h 2 en 4
Casus 21
29 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Op het spreekuur komt een 63-jarige man met klachten van
(2p) kortademigheid. Je denkt op basis van de anamnese dat er mogelijk sprake is van
longemfyseem.
Met welke drie onderdelen van het lichamelijk onderzoek kan de hypothese,
dat er mogelijk sprake is van longemfyseem, worden getoetst?
a 1, 2 en 3
b 1, 3 en 4
c 1, 3 en 5
d 1, 4 en 5
e 2, 3 en 4
f 2, 4 en 5
Casus 22
30 meerkeuzevraag Je bent longarts. Er komt een vrouw op je spreekuur van 40 jaar. Ze klaagt over
(2p) kortademigheid bij inspanning. Als kind heeft ze eczeem gehad. Patiënte heeft ook
fors gerookt. (20 pakjaren). Je twijfelt tussen de diagnose astma en COPD. Je laat
een flow-volume blazen met reversibiliteit.
Stel: patiënte heeft een FEV1 met een uitgangswaarde van 65%.
Casus 23
31 meerkeuzevraag Je bent longarts. Op je spreekuur komt een patiënt van 65 jaar met een ernstig
(2p) COPD. Naast de ernst van de longfunctiestoornis zijn er andere factoren die van
invloed zijn op de overleving van patiënten met COPD.
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
Casus 24
32 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 34-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met heftig
(2p) transpireren sinds een paar weken. Verder is ze in korte tijd ongeveer 3 kg
afgevallen. Patiënte is 20 weken zwanger. Bij lichamelijk onderzoek zie je een
nerveuze vrouw met handen die trillen. De hals is verdikt. Bij onderzoek van de buik
is de uterus conform zwangerschapsduur.
Welk risico is er voor het kind van deze vrouw op basis van dit klinisch beeld?
Casus 25
33 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Je ziet een 76-jarige man op je spreekuur met geheugenklachten.
(2p) Patiënt is in toenemende mate afhankelijk van zijn echtgenote. Na uitgebreide
anamnese weet je dat de klachten ongeveer twee jaar bestaan en steeds erger
worden. Door de geheugenklachten is hij gestopt met bridgen. Hij mist de sociale
contacten.
a 1
b 2
c 3
d 4
Casus 26
34 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 80-jarige vrouw komt met haar echtgenoot op je spreekuur.
(2p) Sinds 2 weken bemerkt zij dat haar echtgenoot in toenemende mate last heeft van
verwardheid, agitatie en visuele hallucinaties.
De medische voorgeschiedenis bestaat uit artrose, depressie, urine incontinentie,
hypertensie en Alzheimer dementie. Je ziet in het dossier dat de MMSE score 6
maanden geleden 16/30 punten was. Patiënte gebruikt de volgende medicatie:
paracetamol 4dd 500mg, memantine 1dd 20mg, hydrochloorthiazide 1dd 25mg,
lisinopril 1dd 10mg, citalopram 1dd 20mg (2 maanden geleden verhoogd, was
10mg/dag), oxybutinine 2dd 5mg (1 maand geleden verhoogd, was 2dd 2.5mg).
Casus 27
35 meerkeuzevraag Je bent geriater. Een 95-jarige vrouw wordt behandeld met paroxetine vanwege
(2p) depressieve klachten na recent een heupoperatie te hebben ondergaan na een
heupfractuur. Tien dagen na de start van de paroxetine wordt patiënte op de afdeling
Spoedeisende Hulp gezien in verband met een delier. Patiënte heeft in de
voorgeschiedenis hypertensie en artrose. Verder gebruikt patiënte paracetamol en
enalapril.
a hypercalciemie
b hyperglycemie
c hypernatriemie
d hypocalciemie
e hypoglycemie
f hyponatriemie
Casus 28
36 meerkeuzevraag Je bent arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 41-jarige vrouw wordt door de
(2p) ambulance binnengebracht nadat zij liggend op de grond in de badkamer is
gevonden. Zij heeft een hoofdwond.
Patiënte is motorisch onrustig en kreunt bij een pijnprikkel. Zij voert geen opdrachten
uit. Zij strekt met rechts en buigt met links. Haar ogen gaan alleen open na een
pijnprikkel. Ze blijkt een blanco voorgeschiedenis te hebben. Het oriënterend
bloedonderzoek toont geen afwijkingen.
Je besluit een CT-scan te maken. Afbeelding 5, zie bijlage toont een aantal coupes
van die scan.
Wat is de diagnose?
a commotio cerebri
b contusio cerebri
c epiduraal hematoom
d primair intracerebraal hematoom
e subarachnoidale bloeding
f subduraal hematoom
Casus 29
Daarnaast heeft hij gemerkt dat hij met het linker been de temperatuur van het water
niet goed kan aanvoelen en het been voelt dof aan. Aan de armen heeft hij geen
klachten. Hij is voorafgaand aan deze klachten niet ziek geweest. Gisteravond heeft
hij voor het laatst geplast, dat ging nog zonder problemen.
Het neurologisch onderzoek is als volgt. Hersenzenuwen en bovenste extremiteiten:
geen afwijkingen. Aan de benen is er links een iets lagere tonus dan rechts. Er is
krachtsverlies aan het rechterbeen, proximaal graad 4 en distaal graad 3. De pijnzin
is links gestoord, tot op de romp ter hoogte van de navel. Rechts is er sprake van
een verminderde tastzin, is de positiezin gestoord, en de vibratiezin aan het
rechterbeen afwezig. De reflexen zijn als volgt: (rechts/links) BPR: 0/0, TPR: 0/0,
HT: -/-, KPR: +3/+1, APR: +3/+1, VZR: extensie / flexie.
a in de linker hemisfeer
b in de rechter hemisfeer
c centraal in het ruggenmerg, laag cervicaal
d centraal in het ruggenmerg, laag thoracaal
e links in het ruggenmerg, laag cervicaal
f links in het ruggenmerg, laag thoracaal
g rechts in het ruggenmerg, laag cervicaal
h rechts in het ruggenmerg, laag thoracaal
Casus 30
38 meerkeuzevraag Je bent neuroloog. Een 73-jarige man heeft een wervelmetastase op Th 6 bij een
(2p) prostaat carcinoom. Hij heeft toenemend rugpijn op dit niveau, met uitstraling linksom
naar de voorzijde van de romp. Bij onderzoek is er kloppijn op Th6 en verminderde
sensibiliteit in dermatoom Th6 links.
Casus 31
a hartafwijkingen en neuraalbuisdefecten
b nieraplasie, extrophia vesicae en epispadie
c oesofagus- en duodenumatresie
d syndroom van Down en syndroom van Edwards
40 meerkeuzevraag Rondom 20 weken zwangerschapsduur wordt bij het echoscopisch onderzoek ook
(2p) gekeken naar de hoeveelheid vruchtwater.
a amnionvlies
b foetale huid
c foetale nieren
d maternale nieren
Casus 32
41 meerkeuzevraag Je bent gynaecoloog. In de loop van het spreekuur zie je twee zwangere vrouwen
(2p) waarbij bij beide een chromosomale afwijking bij hun ongeboren kind is vastgesteld:
1 Bij patiënte 1, 37 jaar, wordt bij een zwangerschapsduur van 23 weken en 2
dagen met een amniocentese vastgesteld dat haar ongeboren kind een trisomie
21 heeft. Afgezien van een afwezig neusbot zijn er bij het geavanceerd
ultrageluidonderzoek geen afwijkingen gevonden.
2 Bij patiënte 2, 34 jaar, wordt bij een zwangerschapsduur van 34 weken en 6
dagen een amniocentese verricht vanwege een ernstige intra-uteriene
groeivertraging. De uitslag vermeldt dat het ongeboren kind een trisomie 13
heeft.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 33
Twee beweringen met betrekking tot de invoering van het CTG zijn:
1 Door de invoering van het CTG is het aantal kunstverlossingen voor verdenking
foetale nood toegenomen.
2 Door de invoering van het CTG is de incidentie van cerebral palsy (spasticiteit)
bij de neonaten afgenomen.
a alleen 1
b alleen 2
c 1 en 2
d geen
Casus 34
Casus 35
44 meerkeuzevraag Je bent gynaecoloog in opleiding. Je begeleidt een bevalling en ziet dat er bij een
(2p) 33-jarige vrouw kans bestaat op inscheuren. Je hebt geleerd dat er twee manieren
zijn om een episiotomie te plaatsen, namelijk mediaan en mediolateraal.
Welk nadeel heeft een mediane episiotomie ten opzichte van een mediolaterale
episiotomie?
Casus 36
45 meerkeuzevraag Je bent psychiater. Er wordt een 52-jarige man op je afdeling opgenomen vanwege
(2p) een manische episode in het kader van een bipolaire stoornis. Tijdens het gesprek
wordt de aandacht van de patiënt steeds naar andere zaken getrokken, bijvoorbeeld
naar het tikken van de klok of het ruisen van de airco.
a associatief denken
b gedachtenvlucht
c incoherentie
d interesseverlies
e preoccupatie
f verhoogde afleidbaarheid
g vernauwd bewustzijn
Casus 37
46 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 60- jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege angstklachten
(2p) die haar beperken in het functioneren. Zij is twee maanden geleden overvallen op
straat en heeft herbelevingen aan deze overval.
Aan welke kenmerken moet volgens de DSM IV nog meer worden voldaan om
de diagnose posttraumatische stress-stoornis (PTSS) te kunnen stellen bij
deze patiënte?
Casus 38
47 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 23-jarige vrouw bezoekt je spreekuur omdat zij zich sinds een
(2p) jaar thuis niet meer veilig voelt. Zij denkt dat haar buurman, die een jaar geleden
naast haar is komen wonen, haar via camera’s in de gaten houdt. Sinds kort zou hij
ook haar gedachten met lasers besturen. Zij heeft de afgelopen maanden meerdere
malen aangifte gedaan bij de politie, maar de agenten namen haar niet serieus. Zij
vraagt je om de politie te bellen. Patiënte ontkent hallucinaties. Patiënte vertelt dat zij
sinds een half jaar niet meer naar haar werk gaat, nauwelijks boodschappen meer
doet en meestal met de gordijnen dicht in huis zit. Zij voelt zich somber en angstig en
slaapt ‘s nachts slecht. Overdag, wanneer haar buurman naar zijn werk is, haalt ze
haar slaap in. Patiënte heeft een blanco psychiatrische en somatische
voorgeschiedenis en gebruikt geen alcohol of drugs.
a paranoïde persoonlijkheidsstoornis
b psychotische depressie
c schizofrenie
d waanstoornis
Casus 39
48 meerkeuzevraag Je bent psychiater en hebt bij een 55-jarige man de diagnose paniekstoornis met
(2p) agorafobie gesteld. Je wilt, naast cognitieve gedragstherapie, graag een
medicamenteuze behandeling starten.
a benzodiazepine
b bèta-blokker
c lithium
d SSRI
e TCA
Casus 40
49 meerkeuzevraag Je bent huisarts en wordt ‘s avonds bezorgd gebeld door de echtgenote van een
(2p) 75-jarige man, dat haar man zo vreemd doet. Ondanks dat hij thuis is, lijkt hij niet te
weten waar hij is. Tevens spreekt hij tegen zijn volwassen kinderen die op dat
moment niet aanwezig zijn. Je besluit een huisbezoek af te leggen en treft de patiënt
rustig in slaap, zittend in een stoel aan.
De patiënt heeft even tijd nodig om goed wakker te worden, maar herkent je als de
hem bekende huisarts. Hij vertelt in korte zinnen, zegt pijn in zijn rug en onderbuik te
hebben, naast een aandrang te moeten plassen, maar plassen lukt niet goed. De
patiënt ontkent te hallucineren en vindt dat hij goed kan denken en dat er geestelijk
niets met hem mis is. Er is geen koorts. Je kent patiënt als een actieve oud-leraar
Engels met diabetes mellitus met enige polyneuropathie klachten die redelijk
gereguleerd is onder metformine. Verder is patiënt bekend met een benigne prostaat
hypertrofie en enig urineverlies ’s nachts, waarvoor hij met succes 50 mg
amitriptyline (TCA) gebruikt.
Casus 41
50 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een moeder meldt zich samen met haar dochter Rosa op je
(2p) spreekuur. Rosa is net 15 jaar en heeft nog niet gemenstrueerd. De moeder maakt
zich hierover erg ongerust. De adrenarche was op 12 jarige leeftijd terwijl de telarche
nog niet is opgetreden. Uit de algemene en speciële anamnese komt naar voren dat
beide oudere zussen de menarche hadden op hun 12e levensjaar. Bij lichamelijk
onderzoek blijkt de puberteitsontwikkeling conform Tanner stadia P2 en T1 te zijn.
a Je stelt Rosa en haar moeder gerust en vertelt haar dat ze een zogenaamde
“laatbloeier” is en bestelt haar over 1 jaar terug op je spreekuur.
b Je stelt Rosa en haar moeder gerust en vertelt haar dat ze een zogenaamde
“laatbloeier” is en bestelt haar over 2 jaar terug op je spreekuur.
c Je deelt de bezorgdheid over Rosa met haar en haar moeder en verwijst haar
naar de internist.
d Je deelt de bezorgdheid over Rosa met haar en haar moeder en verwijst haar
naar de gynaecoloog.
51 meerkeuzevraag Stel: Rosa wordt op enig moment naar de tweede lijn verwezen omdat haar
(2p) menarche uitblijft. Bij het aanvullend onderzoek aldaar wordt een
puberteitsontwikkeling conform Tanner stadia P2 en T1 gezien. Bij speciëel
lichamelijk onderzoek worden normale genitalia externae gezien. Het hymen is
intact.
Bij het aanvullend onderzoek blijkt het serum FSH: 1.9 IU/L (normaal: 2 – 10 IU/L) en
blijkt het serum LH: 0.8 IU/L (normaal: 1-7 IU/L) te bedragen. Het E2 gehalte is 20
pmol/L (normaal > 90 pmol/L) terwijl het Testosteron gehalte 0.3 nmol/L (normaal: 1
– 3 nmol/L) is.
52 meerkeuzevraag Rosa en haar moeder informeren naar de uitslag van het echoscopisch onderzoek.
(2p) De specialist deelt hen desgevraagd de uitslag mee. Ook vraagt Rosa of ze nog
verder onderzoek moet ondergaan. Zij wordt hierover door de specialist
geïnformeerd.
a Bij het echoscopisch onderzoek werden een kleine uterus en kleine inactieve
ovaria gezien en hij spreekt chromosomen onderzoek af.
b Bij het echoscopisch onderzoek werden een normale uterus en normaal actieve
ovaria gezien en hij spreekt chromosomen onderzoek af.
c Bij het echoscopisch onderzoek werden een kleine uterus en kleine inactieve
ovaria gezien en hij spreekt een CT scan van de hypophyse af.
d Bij het echoscopisch onderzoek werden een normale uterus en normaal actieve
ovaria gezien en hij spreekt een CT scan van de hypophyse af.
Casus 42
53 meerkeuzevraag Je bent huisarts. Een 36-jarige vrouw komt op je spreekuur. Zij wil advies over
(2p) anticonceptie. Vorig jaar is zij bevallen van haar derde kind en tot nu toe gebruikte zij
condooms. Zij denkt zelf aan de pil. Bij het verder uitdiepen van de anamnese blijkt
dat zij eigenlijk geen actieve kinderwens heeft. Ze is recentelijk gescheiden en heeft
momenteel geen partner. Uit de verdere algemene en speciële anamnese komen
geen bijzonderheden naar voren. Zij rookt 25 sigaretten per dag en gebruikt 3 – 4
eenheden alcohol per week. De familie anamnese is blanco.
Welke contra-indicaties bestaan er ten aanzien van pilgebruik bij deze vrouw?
a alléén roken
b alléén leeftijd
c roken en leeftijd
54 meerkeuzevraag Patiënte komt na enkele weken terug en vertelt dat ze gedurende het midden van
(2p) haar cyclus een “one night stand” heeft gehad zonder dat ze daarbij enige vorm van
anticonceptie heeft gebruikt. Uit schaamte komt ze nu pas vijf dagen na het incident
op je spreekuur. Zij wil absoluut niet zwanger worden.
55 meerkeuzevraag Patiënte vraagt naar het verschil in werking tussen een koperhoudende spiraal en
(2p) een hormoon bevattend spiraal.
Casus 43
56 meerkeuzevraag Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) en ziet een vrouw
(2p) van 66 jaar in verband met koorts (> 39 °C), koude rillingen en hypotensie.
Zes weken eerder had zij klachten van misselijkheid, braken, diarree en koorts
ontwikkeld één dag na een bezoek aan een restaurant. De klachten zijn na een paar
dagen spontaan weer over gegaan, al heeft ze zich wel twee weken nogal slapjes
gevoeld.
a 1–2–3–4
b 1–3–2–4
c 2–3–4–1
d 2–4–3–1
e 3–1–4–2
f 3–4–1–2
g 4–1–3–2
h 4–3–1–2
Casus 44
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 6, zie bijlage.
3 Alle items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt. Kies het best passende item.
Casus 45
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 7, zie bijlage.
3 Alle items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt. Kies het best passende item.
Casus 46
Instructies:
1 Vul de tabel op het antwoordformulier in.
2 Maak gebruik van de genummerde antwoordalternatieven onder in de tabel in
afbeelding 9, zie bijlage.
3 Items kunnen slechts 1 keer worden gebruikt. Kies het best passende item.
Einde
Dit was de laatste vraag van het hertentamen. Controleer of je je naam op het
antwoordformulier hebt gezet, en lever het opgavenformulier, de bijlage en het
antwoordformulier in.
Aanteken-/antwoordvel student
Thema
Examennummer
Antwoorden 1 21 41 61
meerkeuzevragen: 2 22 42 62
3 23 43 63
4 24 44 64
5 25 45 65
6 26 46 66
7 27 47 67
8 28 48 68
9 29 49 69
10 30 50 70
11 31 51
12 32 52
13 33 53
14 34 54
15 35 55
16 36 56
17 37 57
18 38 58
19 39 59
20 40 60
Open vragen:
(Ook de achterzijde kun je gebruiken voor het maken van eigen aantekeningen.)