Professional Documents
Culture Documents
Toetsinstructie
Help
Klik op Help links onderaan voor hulp, en tijdens de toets op Instructie om deze instructies later nogmaals te lezen.
Kladpapier en rekenmachine
Je mag één vel kladpapier gebruiken bij deze toets. Het is niet toegestaan om een eigen rekenmachine te gebruiken.
Wanneer er gerekend moet worden, voorziet Testvision in een rekenmachine via het knopje in de balk onderaan het scherm.
Inzoomen / afbeeldingen
In een aantal gevallen is het mogelijk om een afbeelding te vergroten door op de afbeelding te klikken.
Het is altijd mogelijk tekst en afbeeldingen te verduidelijken met de toetscombinaties "Ctrl+" om in te zoomen of "Ctrl-" om uit te zoomen.
Vraag markeren
Door het vlaggetje onderaan het scherm aan te vinken, kun je een vraag voor jezelf markeren, om er later weer snel naar terug te springen. In
het overzicht zijn de gemarkeerde vragen herkenbaar aan de verticale streepjes bij het vraagnummer.
Toets beëindigen
Controleer voor het afsluiten van de toets zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord. Indien je alle vragen hebt ingevuld, klik je op “klaar”
rechts onderaan de pagina en vervolgens op "ja" om te bevestigen.
Veel succes!
Resultaat tekst
Beste student,
Volgorde afsluiten
Het is belangrijk dat je op de juiste wijze en volgorde zowel de schermen van TestVision als ProctorExam afsluit.
Lees eerst de stappen voordat je ze uitvoert:
1. Sluit TestVision door op de knop ‘Sluiten’ te klikken. Hiermee sluit je het tabblad van TestVision
Commentaar, inzage en verzoek tot herbeoordeling in geval van een evidente beoordelingsfout
Ronde 1: Commentaar en inzage
Vanaf vanavond 20:00 uur kun je met de gebruikelijke Testvision link je tentamen inzien, inclusief het antwoordmodel en de door jou gegeven
antwoorden. Je hebt dan drie werkdagen de tijd om commentaar te leveren op de toets op de gebruikelijke manier via Canvas.
Ronde 2: Melding evidente beoordelingsfout
Zodra de voorlopige cijfers bekend zijn gemaakt, ontvang je opnieuw een link naar nu je eigen beoordeelde toetsresultaten. Via een tekstvak
bij de vraag kun je een melding maken van een evidente beoordelingsfout binnen twee werkdagen. Overige verzoeken worden niet meer in
behandeling genomen, dit is afgehandeld in ronde 1.
Vriendelijke groeten,
De examinator
De begrippen statistisch significant en klinisch relevant worden veel gebruikt bij de interpretatie van nieuwe behandelresultaten van kanker.
A alleen 1
B alleen 2
C aleen 3
D 1 en 2
E 1 en 3
F 2 en 3
G 1, 2 en 3
Welke van onderstaande redenen voerden de wetenschappers Bailar en Smith in de jaren ’80 aan om de Amerikaanse ‘War
on Cancer’ van president Nixon als ‘voorlopige mislukking’ te evalueren?
A De ‘War on Cancer’ was gericht op individuele therapie voor kankerpatiënten en niet op het voorkomen van kanker door bijvoorbeeld milieu-
of leefstijlfactoren.
B Er kwam breed maatschappelijk verzet tegen de medische logica om kanker met een ‘bombardement’ van toxische chemicaliën te
bestrijden.
C Er was tijdens de ‘War on Cancer’ weliswaar een afname in kanker-gerelateerde doden, maar het was onduidelijk of dit kon worden
toegeschreven aan het beleid.
D Tijdens de ‘War on Cancer’ was onvoldoende geld uitgetrokken voor kankeronderzoek, waardoor er weinig vooruitgang geboekt was in het
oplossen van solide tumoren.
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D alleen 1 en 2
E alleen 1 en 3
F alleen 2 en 3
G 1, 2 en 3
H geen
Vraag 4 − 004 − Eskens − surveillance bij familieleden met Lynch Syndroom − 45151.1.3
Leg in maximaal 30 woorden uit waarom de surveillance bij familieleden met Lynch Syndroom bij vrouwen anders is dan bij
mannen. (2p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Bij vrouwen is er naast screening op colorectaal carcinoom (CRC) ook plaats voor screening op endometrium carcinoom (1p) waarvoor specifieke
onderzoeken dienen plaats te vinden (1p).
In figuur 1 zie je een chromosomenpaar van een colontumor bij een patiënt. Markers A en B zijn twee markers die op de q-arm van hetzelfde
chromosoom liggen. Er wordt microsatelliet analyse op deze tumor verricht. In figuur 2 zie je het resultaat van deze analyse voor marker B
van het normale DNA.
Figuur 1
Hoe ziet de analyse van het tumor DNA eruit voor marker B?
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D 1 en 2
E 1 en 3
F 2 en 3
G 1, 2 en 3
H geen
Het humane genoom bevat ongeveer 20.000 eiwit-coderende genen. Bij leukemie wordt vaak een translocatie gevonden waardoor een
fusie-gen ontstaat dat voor een fusie-eiwit codeert.
Welke gebieden van het genoom zijn het vaakst betrokken bij deze translocaties?
In de oncologie kunnen kleine veranderingen in genexpressie van groot belang zijn. Met next generation sequencing kan de samenstelling
van RNA geïsoleerd uit tumoren bepaald worden (RNA-seq).
Noem drie voordelen van RNA-seq in vergelijking met micro-array of RT-qPCR analyses. (3p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Geen selectie vooraf, al het RNA wordt gesequenced. (1p)
2. Genexpressie wordt precies bepaald door moleculen te tellen. Enorm dynamisch bereik. (1p)
3. Vinden van fusiegenen. (1p)
Van vier patiënten werd mRNA geïsoleerd en geanalyseerd met behulp van blotting -technieken. Het tumormateriaal van de patiënt(T) wordt
vergeleken met controlemateriaal uit normale cellen (N). Het resultaat van deze moleculaire analyse is weergegeven in onderstaande
afbeelding.
Patiënt Gen-modificatie
1 Nonsense mutatie
2 Chromosoom-translocatie
3 Chromosoom-verlies (LOH)
4 Gen-amplificatie
Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
één van zijn normale functies verliest.
Welk type receptor is hoofdverantwoordelijk voor de bewegelijkheid van cellen in de Extracellulaire Matrix (ECM)?
A plasminogeen receptoren
B integrine receptoren
C glycosaminoglycaan receptoren
D WNT receptoren
E EGF receptoren
F cytokine receptoren
Bij welke familieleden van de patiënt wordt, in geval van een aangetoond Lynchsyndroom, een screening met sigmoïdoscopie
geadviseerd?
A Bij alle familieleden boven de leeftijd van 25 jaar om poliepen op te sporen en te verwijderen.
B Bij eerstegraads familieleden boven de leeftijd van 25 jaar om maligniteiten in een vroeg stadium op te sporen.
D Alleen bij mannelijke familieleden boven de leeftijd van 25 jaar om de aanwezigheid van poliepen in het laatste deel van het colon te bepalen.
De bijwerkingen van de immuuncheckpoint remmers zijn (deels) inherent aan het werkingsmechanisme van deze middelen.
A Door stimulering van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent opportunistische virale infecties op.
B Door remming van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent opportunistische bacteriële infecties op.
C Door remming van de functionaliteit van het beenmerg treden frequent opportunistische bacteriële superinfecties op.
D Door stimulering van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent auto-immuun fenomenen op.
Bij welk(e) fase(n) van de mitose bestaan de chromosomen uit één chromatide?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A profase
B pro-metafase
C metafase
D anafase
E telofase
Een celkweek van prolifererende menselijke huidcellen is behandeld gedurende 48 uren met het taxaan paclitaxel. Vervolgens zijn deze
cellen behandeld met de DNA-bindende stof propidium iodide en geanalyseerd met flow cytometrie. Het resultaat is weergegeven in een
grafiek. Onderstaande afbeelding toont vier mogelijke grafieken. Grafiek A toont de normale situatie.
A grafiek A
B grafiek B
C grafiek C
D grafiek D
Casus 1/2
Een patiënt verschijnt op de polikliniek Hematologie met een hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten. Het vermoeden bestaat dat er
sprake kan zijn van een chronische myeloïde leukemie (CML) of van een myeloproliferatief neoplasma (MPN). Klinisch onderzoek en
laboratoriumonderzoek moet uitwijzen van welk ziektebeeld er bij deze patiënt sprake is.
Welke uitslagen van het onderzoek kunnen een sluitend antwoord geven (Ja) of zijn niet eenduidig (Nee) om onderscheid te
kunnen maken tussen CML en MPN?
[Alfanumeriek]
Nee
Vraag 18 − 020 − casus 2/2 − Touw − patiënt hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten − 45169.1.4
Casus 2/2
Een patiënt verschijnt op de polikliniek Hematologie met een hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten. Het vermoeden bestaat dat er
sprake kan zijn van een chronische myeloïde leukemie (CML) of van een myeloproliferatief neoplasma (MPN). Klinisch onderzoek en
laboratoriumonderzoek moet uitwijzen van welk ziektebeeld er bij deze patiënt sprake is.
Waarom is het voor de patiënt van belang om de differentiaal diagnose CML of MPN te stellen?
A Omdat progressie naar acute myeloïde leukemie (AML) bij MPN, in tegenstelling tot CML, niet voorkomt.
B Omdat progressie naar acute myeloïde leukemie (AML) bij CML, in tegenstelling tot MPN, niet voorkomt.
C Omdat het geneesmiddel imatinib werkzaam is bij CML maar niet bij MPN.
D Omdat het geneesmiddel imatinib werkzaam is bij MPN maar niet bij CML.
Bij het laboratoriumonderzoek op de afdeling Hematologie wordt bij een patiënt met een sterk verhoogde aanmaak van rode bloedcellen
een mutatie in het JAK2 gen ontdekt, waardoor het mutante eiwit JAK2-V617F wordt aangemaakt.
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D alleen 1 en 2
E alleen 1 en 3
F alleen 2 en 3
G 1, 2 en 3
H geen
Puntmutaties in het RAS gen komen vaak voor bij verschillende vormen van kanker. Door deze mutaties ontstaat een oncogene vorm van
het RAS eiwit, dat continu actief is.
Drie mogelijk betrokken mechanismen waardoor het RAS eiwit ten gevolge van puntmutaties oncogeen wordt zijn:
Welke van deze mechanismen zijn betrokken bij de werking van oncogeen RAS?
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D alleen 1 en 2
E alleen 1 en 3
F alleen 2 en 3
G 1, 2 en 3
H geen
Clonale hematopoiese wordt gekenmerkt door verworven mutaties in de bloedvormende stam- en progenitor cellen.
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D 1 en 2
E 1 en 3
F 2 en 3
G 1, 2 en 3
H geen
Vraag 22 − 024 − Touw − kenmerken bij bloedvormende stamcellen en voorloper (progenitor) cellen − 45173.3.1
Welke kenmerken passen bij bloedvormende stamcellen en welke bij voorloper (progenitor) cellen?
Geef het antwoord in de tabel aan met een 'J' (Ja) of 'N' (Nee) in de kolommen Stamcel en Voorlopercel.
NB: sommige kenmerken kunnen voor beide of geen van beide celtypen gelden.
A adenoom
B papilloom
C hemangioom
D carcinoom
Overmatige blootstelling aan UV licht en langdurige beroepsmatige expositie aan chemische stoffen (bijv. polycyclische aromatische
koolwaterstoffen) zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van niet-melanome vormen van huidkanker. Een onderzoeker heeft voor 200 niet-
melanome huidtumoren de DNA sequentie van het p53 gen van de tumor vergeleken met dat van het gezonde omliggende weefsel.
Hoe kan deze onderzoeker op basis van het p53 mutatiespectrum onderscheid maken tussen tumoren ontstaan door
overmatige blootstelling aan zonlicht en tumoren ontstaan door chemische blootstelling? (3p)
Geef je antwoord in maximaal 40 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
UV licht geeft CPD en 6-4 fotoproducten (1p) die ontstaan door intrastreng crosslinks tussen 2 pyrimidine basen(1p). UV-geinduceerde tumoren hebben
dus meer mutaties op dipyrimidine sites (CC, CT, TC, TT) (1p)
Vraag 25 − 027 − vanderHorst − aanleiding gegeven tot het ontstaan van PALA resistentie − 45176.1.2
Een onderzoeker heeft een petrischaaltje met de stralingsgevoelige hamster cellijn V3 behandeld met pyrimidine synthese remmer N-
(phosphon-acetyl)-L-aspartate (PALA). Hoewel de cellen in eerste instantie stopten met delen, ontstonden er na een tijdje toch kolonies van
delende cellen die PALA resistent waren geworden. Omdat PALA de activiteit van het carbamyl-P-synthetase aspartaat transcarbamylase
dihydro-orotase (CAD) eiwit remt, besloot de onderzoeker het CAD gen op chromosoom 7 van deze cellen nader te onderzoeken d.m.v.
Fluorescentie-In-Situ Hybridisatie met een groen fluorescente CAD gen-specifieke RNA probe. Onderstaande figuur toont de uitkomst van
het experiment.
Welke genetische verandering heeft in deze cellen aanleiding gegeven tot het ontstaan van PALA resistentie?
Vraag 26 − 028 − vanderHorst − hoe PARP remmers synthetische letaliteit kunnen induceren in BRCA2 − 45178.5.0
Gelijktijdige remming/uitval van twee verschillende DNA herstelprocessen kan dodelijk zijn voor een cel. Men spreekt dan van synthetische
letaliteit.
Leg uit hoe PARP remmers synthetische letaliteit kunnen induceren in BRCA2 gemuteerde tumorcellen (3 pt).
Gebruik in je antwoord max. 40 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
-PARP remmers remmen BER van ss breuken (1 pt)
-Leidt (na replicatie) tot ophoping van ds DNA breuken (1 pt)
-Dodelijk voor BRCA2 gemuteerde cellen (geen HR) (1 pt)
B Het is een indicator voor een defect in het Mismatch Reparatie (MMR) DNA herstel systeem.
Op basis van morfologische analyse van bloed en chromosoom onderzoek wordt de diagnose chronische myeloide leukemie aangetoond.
Bekijk onderstaande afbeeldingen.
1. Welk bloedbeeld (A,B,C of D) past bij CML chronische fase en waarom? (2p)
2. Welk karyogram (I of II) past het best bij deze diagnose en waarom? (2p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
1) Antwoord D (1p). Het antwoord is D omdat bij dit ziektebeeld cellen van de verschillende opeenvolgende stadia van de myeloide reeks (van blast tot
neutrofiel) in het bloed aanwezig zijn (1p).
Je bent onderzoeker en hebt een muis gemaakt waarin het Telomerase Reverse Transcriptase gen is uitgeschakeld. Vervolgens groei je
embryonale stamcellen (ESC) en huidfibroblasten van deze muis in celkweek en onderzoek je hoeveel delingen de cellen doormaken. Je
voert dit onderzoek ook uit voor dezelfde celtypes uit een normale muis.
Wat is het effect van de mutatie op het aantal celdelingen van embryonale stamcellen en huidfibroblasten?
A ESC met mutatie zullen meer delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten minder.
B ESC met mutatie zullen even veel delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten minder.
C ESC met mutatie zullen minder delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten evenveel.
D ESC met mutatie zullen even veel delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten meer.
Een beperkende factor voor chemotherapie is toxiciteit voor het normale weefsel. Dit kan acuut of chronisch zijn.
Is bij chronische toxiciteit vooral de hoeveelheid chemotherapie per dosis of de cumulatieve dosis van belang en waarom
wel/niet? (3p)
Geef je antwoord in maximaal 40 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
De cumulatieve dosis (1p), want het treedt laat op (1p) als gevolg van ophoping van schade in het normale weefsel (1p).
A 1>3>4>2
B 2>3>1>4
C 2>4>1>3
D 3>4>1>2
E 4>1>2>3
F 4>2>3>1
Je bent onderzoeker en wilt weten wat het effect is van sterk verminderde expressie van het BCL2 gen in een borstkanker cellijn.
Hoe kun je in een experiment een cellijn maken met sterk verminderde BCL2 expressie?
C Door cellen te behandelen met siRNA dat complementair is aan BCL2 mRNA.
D Door cellen te behandelen met siRNA dat dezelfde sequentie heeft als het BCL2 mRNA.
Met welk begrip beschrijven we ‘volledig verlies van architectuur kenmerken’ in de histologie van een tumor?
A metaplasie
B hypoplasie
C hyperplasie
D anaplasie
E dysplasie
Lees de volgende omschrijving: “Atypische buisjes opgebouwd uit cohesieve, gepolariseerde cellen met vergrote kernen en sterke
kerngrootte wisseling”.
A angiosarcoom
B melanoom
C leiomyosarcoom
D lipoom
E adenocarcinoom
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. A, B, C: Plaveisel zichtbaar in A, spoelvorming in C (1p)
2. Plaveiselcelcarcinoom (1p)
3. Lymfogeen (1p)
A pericyt
B endocriene cel
C tubulus cel
D endotheel cel
E macrofaag
Voor de TNM van colorectale carcinomen moeten door de patholoog lymfklieren opgespoord en nagekeken worden. Echter, soms worden
uitzaaiingen gevonden van de tumor die ‘los’ in vet te liggen, d.w.z. zonder aanwijzingen voor lymfklierstructuren (‘geen lymfkliercontext’).
3. Hoe noemt men het onderzoek waarbij het eerste lymfedrainage station bij carcinomen wordt opgespoord? (1p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. tumordeposits (1p)
2. skipmetastase (1p)
3. schildwachtklier procedure (1p)
Vraag 38 − 044 − vanKemenade − bij microscopisch onderzoek dient een fixatief − 45527.1.1
Bij microscopisch onderzoek dient een fixatief voor de denaturatie van eiwitten; het weefsel wordt daardoor harder ten behoeve van het
snijden.
Casus 1/3
Een 50-jarige vrouw komt op de poli i.v.m. een veranderde defaecatie sinds 9 weken. Er wordt een colonoscopie verricht. Tijdens
endoscopie wordt een obstruerende tumor in het coecum gezien. Er worden biopten genomen.
Drie beweringen met betrekking tot het doel van deze biopten zijn:
1. De TNM-stadiëring te maken.
2. Microscopisch typering van de tumor, bijvoorbeeld adenocarcinoom of plaveiselcelcarcinoom.
3. Pathologisch bevestiging van de klinische verdenking op maligniteit.
A bewering 1
B bewering 2
C bewering 3
Vraag 40 − 047 − casus 2/3 − Doukas − 50−jarige vrouw veranderde defaecatie sinds 9 weken − 45530.1.1
Casus 2/3
Een 50-jarige vrouw komt op de poli i.v.m. een veranderde defaecatie sinds 9 weken. Er wordt een colonoscopie verricht. Tijdens
endoscopie wordt een obstruerende tumor in het coecum gezien. Er worden biopten genomen.
De histopathologische uitslag van het biopt luidt: “Colonbiopten (coecum) waarin een matig gedifferentieerd adenocarcinoom”.
Welke zijn de microscopische kenmerken die bij een histopathologische diagnose adenocarcinoom passen?
C grote solide velden en nesten met polygonale cellen met blazige kernen en verhoorning
Vraag 41 − 048 − casus 3/3 − Doukas − 50−jarige vrouw veranderde defaecatie sinds 9 weken − 45531.1.0
Casus 3/3
Een 50-jarige vrouw komt op de poli i.v.m. een veranderde defaecatie sinds 9 weken. Er wordt een colonoscopie verricht. Tijdens
endoscopie wordt een obstruerende tumor in het coecum gezien. Er worden biopten genomen.
Na 1 week wordt een ileocoecaal resectie verricht. De conclusie van het pathologisch onderzoek van het operatiepreparaat luidt als volgt:
“ileocoecaal resectie waarin een matig gedifferentieerd adenocarcinoom, maximale diameter 2,5 cm, groeiend tot in de serosale oppervlak.
In totaal worden 15 lymfklieren gevonden, zonder maligniteit (0/15). Resectievlakken vrij, marge >1 cm).”
A T4N0Mx
B T3N1Mx
C T4N0M0
D T3N0M0
Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 65-jarige man die bloed ophoest. Het is een roker die 15 jaar lang één pakje sigaretten per dag
heeft gerookt. Hij is 10 kg afgevallen in 5 maanden tijd . De X-thorax toont géén afwijkingen.
A Nee, de X- thorax staat bekend als screenend onderzoek in de richtlijn. Deze toont geen afwijkingen, dus vervolg is niet nodig.
C Ja, je laat een echo van de lever maken: als er ook geen levermetastasen zijn dan is vervolgonderzoek niet verder nodig.
D Nee, echter je kunt overwegen een controle thorax te maken over 6 maanden.
Vraag 43 − 051 − Eskens − Palliatieve chirurgie plaats in de behandeling van patiënten met kanker − 45534.3.0
Palliatieve chirurgie heeft een plaats in de behandeling van patiënten met kanker.
A Bewering 1
B Bewering 2
C Bewering 3
D Bewering 4
Vraag 44 − 052 − Eskens − 45 jarige vrouw sigmoidcarcinoom vastgesteld met doorgroei in de blaas − 45535.2.2
Tijdens het multidisciplinair overleg (MDO) colorectaal carcinoom wordt een 45-jarige vrouw besproken bij wie een sigmoidcarcinoom is
vastgesteld met doorgroei in de blaas. Een cystoscopie heeft de doorgroei aangetoond. De beeldvorming toont géén aanwijzingen voor
metastasen op afstand.
De arts-assistent chirurgie benoemt de casus als een inoperabel coloncarcinoom.
Geef in maximaal 30 woorden aan tenminste waarom u het niet eens bent met deze omschrijving van deze casus door de arts-
assistent. (2p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Een patiënt is operabel of niet operabel (bv door co-morbiditeit), een tumor is resectabel of irresectabel.
Twee beweringen over palliatieve zorg bij patiënten met kanker zijn:
1. Palliatieve zorg start wanneer er géén behandelmogelijkheden voor de kanker meer voorhanden zijn.
2. Palliatieve zorg strekt zich uit tot nazorg voor de naasten na overlijden van een patiënt.
A Alleen 1
B Alleen 2
C 1 en 2
D Geen
In Nederland wordt een bestralingsbehandeling met protonen onder bepaalde omstandigheden vergoed.
A Als de kans op bijwerkingen met protonen lager wordt ingeschat op basis van een model, en er sprake is van een tumor in de nasofarynx.
B Als de wachtlijst voor een protonenbehandeling korter is dan voor een fotonenbehandeling, en er sprake is van een snel groeiende tumor in
de hersenen.
C Als de woonplaats van patiënt dichterbij een protonencentrum is dan bij een regulier radiotherapiecentrum, en de patiënt een slechte
performance status heeft.
Bij brachytherapie wordt gebruik gemaakt van een bepaald soort straling.
A A alpha-straling
B B beta-straling
C C gamma-straling
D Protonenstraling
Een 67-jarige man wordt neo-adjuvant bestraald vanwege een oesofaguscarcinoom. Hij maakt zich zorgen over hoe veilig dat is voor de
mensen in zijn omgeving en hij wil daarom speciale maatregelen nemen.
A Er zijn géén maatregelen nodig omdat de dracht van de fotonen maar enkele cm is.
B Er zijn géén maatregelen nodig omdat de radioactiviteit die ontstaat bij radiotherapie heel snel vervalt.
C Er zijn maatregelen nodig: hij moet minimaal 1 meter afstand houden van kinderen, tot een maand na de laatste fractie.
D Er zijn maatregelen nodig: hij moet minimaal 1 meter afstand houden van alle mensen in zijn omgeving, tot een week na de laatste fractie.
Vraag 50 − 062 − Olofsen − patiënt met een T2N2M0 grootcellig longcarcinoom − 45545.1.3
Een patiënt met een T2N2M0 grootcellig longcarcinoom wordt behandeld met sequentiële chemo-radiotherapie. Een co-assistent beweert
dat patiënt dan eerst geopereerd wordt, en vervolgens 30 keer dagelijks bestraald wordt, met tijdens de bestralingsperiode elke 3 weken
een chemokuur.
A Nee, want bij een longcarcinoom wordt bestraling nooit gecombineerd met chemotherapie.
B Nee, want bij sequentiële behandeling wordt de chemotherapie voor de bestraling gegeven.
Een patiënt drinkt elke avond 3 á 4 flesjes bier. In het weekend zijn dat er al snel 6 of 7. Hij komt naar de arts omdat hij slecht slaapt en op
het werk last heeft van concentratieproblemen. Ook komt hij vaak te laat op het werk waardoor hij al twee waarschuwingen heeft gehad. De
patiënt ziet géén verband met zijn alcoholgebruik en vind ook niet dat hij te veel drinkt. Hij vertelt enthousiast over zijn sociale leven waaruit
blijkt dat veel van zijn vrienden een vergelijkbaar drinkpatroon hebben.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
precontemplatiefase
Voorbeeld motivatie: De patiënt is zich niet bewust dat hij ongezond leeft. Hij heeft nog niet nagedacht over gedragsverandering en bevindt zich daarom in
de precontemplatiefase.
Vraag 52 − 066 − Bolt − na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland de verzorgingsstaat opgebouwd en uitgebreid
− 45549.1.0
Vooral in de decennia na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland de verzorgingsstaat opgebouwd en uitgebreid. In die decennia kreeg
ook het stelsel van gezondheidszorg in Nederland vorm dat de gehele bevolking toegang bood tot (vrijwel) alle mogelijke vormen van zorg.
In de loop van de jaren ’70 begon dit stelsel echter te kraken. Dit had grotendeels te maken met het zogenoemde ‘Baumol-effect.’
2. In hoeverre is dit Baumol-effect relevant in het huidige politieke debat, ontstaan n.a.v. de coronacrisis, over betere
‘beloning’ en ‘waardering’ van het zorgpersoneel? (3p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 6)
1. In de jaren ’70 kwam het stelsel van gezondheidszorg onder druk te staan door een kostenexplosie, die o.a. samenhing met sterk stijgende
loonkosten. De snelle stijging van loonkosten deed zich zowel in absolute als relatieve zin voor. Dat komt door het Baumol-effect: de gezondheidszorg
is een arbeidintensieve bedrijfstak, waardoor loonstijgingen niet altijd samenvielen met hogere productiviteit, anders dan bijv. in de industrie waar
hogere loonkosten gemakkelijker konden worden gecompenseerd door bijvoorbeeld mechanisering en automatisering. In vergelijking met bijv. de
industrie werd de zorg daardoor ook in relatieve zin snel duurder (3p).
2. Hoewel er een breed draagvlak is, mede onder invloed van de coronapandemie, voor betere beloning van zorgpersoneel, is het kabinet erg
terughoudend (geweest) om een structurele loonsverhoging door te voeren. Liever houdt/hield het kabinet het bij een eenmalige ‘beloning’ van 1000
euro. Een structurele loonsverhoging binnen de hele sector zou niet alleen veel geld kosten, maar ook een sterk Baumol-effect met zich meebrengen,
wat zeker op de wat langere termijn extra moeilijk zal maken om de zorgkosten te beteugelen (3p).
De QALY kan als instrument gebruikt worden om mede te bepalen of een geneesmiddel of zorginterventie vergoed zal worden uit de
collectieve middelen. Omdat deze QALY de ‘gezondheidswinst over tijd’ uitdrukt in ‘geld’, is deze maatstaf, onder andere in de media, heftig
bekritiseerd. Gezondheid uitdrukken in geld zou niet ethisch zijn.
Twee beweringen over waarom het gebruik van de QALY toch ethisch verantwoord is bij het maken van keuzen in de zorg zijn:
1. Het zinnig en zuinig inzetten van schaarse medische middelen is een ethische overweging. De QALY is een goede indicator voor de
zinnigheid en zuinigheid van het inzetten van schaarse medische middelen.
2. Met behulp van QALY’s ga je na of de personen die het meest ziek zijn ook voorrang krijgen voor een behandeling. Dat is ethisch te
verantwoorden.
A Alleen 1
B Alleen 2
C 1 en 2
D geen
Hieronder staan de vier stappen van gezamenlijke besluitvorming volgens het model van Stiggelbout:
1. Arts legt de behandelopties uit en de voor- en nadelen van de relevante opties.
2, Arts en patiënt bespreken de voorkeuren van de patiënt, arts ondersteunt bij de overwegingen van de patiënt.
3. Arts / professional informeert patiënt dat beslissing wordt genomen, en dat de mening van de patiënt van belang is.
4. Arts en patiënt bespreken in hoeverre patiënt wil worden betrokken bij besluitvorming. Het besluit wordt genomen.
1 Arts / professional informeert patiënt dat beslissing wordt genomen, en dat de mening van de patiënt van belang is.
3 Arts en patiënt bespreken de voorkeuren van de patiënt, arts ondersteunt bij de overwegingen van de patiënt.
4 Arts en patiënt bespreken in hoeverre patiënt wil worden betrokken bij besluitvorming. Het besluit wordt genomen.
Noem in maximaal 50 woorden drie voordelen van gedeelde besluitvorming tussen arts en patiënt. (3p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Meer kennis (bij de patiënt)
2. Meer patiënttevredenheid
3. Betere arts-patiënt verhouding
4. Minder herhaalconsulten
5. Betere therapietrouw
6. Goed geïnformeerde patiënt neigt tot minder invasieve behandeling
Elk onderstaand punt wordt beloond met 1 punt met een maximum van 3 punten.
Een biomedisch bedrijf gebruikt “data science” technieken om de prestaties van bestaande screening tests voor een bepaalde kanker te
verbeteren. Er is vooral behoefte aan een meer sensitieve test, gegeven een minimum vereiste specificiteit van 50%. In de tabel hieronder
vind je de resultaten van de diagnostische studies naar drie verschillende testvarianten.
Vraag 57 − 071 − Vogelaar − resultaten van een Rotterdamse gerandomiseerde studie ongkanker in zware rokers − 45
554.2.2
In Februari 2020 zijn de resultaten van een Rotterdamse gerandomiseerde studie gepresenteerd naar screening op longkanker in zware
rokers. In het abstract van de studie, worden de volgende resultaten vermeld: “On average, 9.2% of the screened participants underwent at
least one additional CT scan (initially indeterminate). The overall referral rate for suspicious nodules was 2.1%. At 10 years of follow-up, the
incidence of lung cancer was 5.58 cases per 1000 person-years in the screening group and 4.91 cases per 1000 person-years in the
control group; lung-cancer mortality was 2.50 deaths per 1000 person-years and 3.30 deaths per 1000 person-years, respectively.” (De
Koning et al. N Engl J Med 2020)
Toets bovenstaande resultaten aan de drie criteria voor screening die tijdens het college aan de orde zijn gekomen. Benoem, waar mogelijk,
expliciet de getallen die de criteria ondersteunen.
Geef op basis van bovenstaande resultaten drie argumenten voor longkanker screening en motiveer je antwoord. (3p)
Geef je antwoord in maximaal 200 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1: Er is bewijs voor de effectiviteit van screening: sterftereductie van 0.8 sterfgevallen per 1000 personyears (1pt)
2: De voordelen van screening zijn groter dan de nadelen: nadelen zijn 9,2% extra CT, 2,1% met suspicous nodules en 0.5 per 1,000 overdiagnose van
kanker (1 pt).
Persoonlijke afweging of voordelen opwegen tegen deze nadelen.
3: Screening moet kosteneffectief zijn: informatie ontbreekt (1pt)
4: Screening op longkanker kan op basis van bovenstaande informatie nog niet aanbevolen worden, omdat de kosteneffectiviteit van screening niet
bekend is. (1pt)