You are on page 1of 25

Toets GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021

Cesuur: Eenvoudig: 60,0 % ( Kansscore niet meewegen )


Cijferafronding: Tiende punten
Cijferreeks: 1 - 10
Scoringsregel: Geen puntenaftrek bij fout antwoord

Toetsinstructie

Welkom bij deze digitale toets.


Lees onderstaande informatie aandachtig door.

Help
Klik op Help links onderaan voor hulp, en tijdens de toets op Instructie om deze instructies later nogmaals te lezen.

Kladpapier en rekenmachine
Je mag één vel kladpapier gebruiken bij deze toets. Het is niet toegestaan om een eigen rekenmachine te gebruiken.
Wanneer er gerekend moet worden, voorziet Testvision in een rekenmachine via het knopje in de balk onderaan het scherm.

Vraagsoorten (niet alle vraagsoorten komen in elke toets voor)


Soort Instructie Maximale score
Multiple choice Kies één antwoordoptie (bolletjes voor de alternatieven) 2 punten
vraag ofwel
Een-uit-meer vraag
Meer-uit-meer vraag Let op! Meerdere antwoorden zijn juist (vierkantjes voor de alternatieven) 2 punten
Rangschikvraag Sleep de begrippen aan de rechterkant naar de juiste plek aan de verschilt per vraag
linkerkant
Invulvraag Kies de juiste alternatieven uit de uitklapmenu's verschilt per vraag
Open vraag Typ je antwoord in het hiervoor bestemde tekstvak. verschilt per vraag; staat per
Kijk goed naar de instructies, zoals een maximum aantal woorden dat je (deel)vraag vermeld
mag gebruiken. Als er bijvoorbeeld twee argumenten worden gevraagd en
je noemt er drie, dan tellen alleen de eerste twee genoemde argumenten
mee.

Inzoomen / afbeeldingen
In een aantal gevallen is het mogelijk om een afbeelding te vergroten door op de afbeelding te klikken.
Het is altijd mogelijk tekst en afbeeldingen te verduidelijken met de toetscombinaties "Ctrl+" om in te zoomen of "Ctrl-" om uit te zoomen.

Vraag markeren
Door het vlaggetje onderaan het scherm aan te vinken, kun je een vraag voor jezelf markeren, om er later weer snel naar terug te springen. In
het overzicht zijn de gemarkeerde vragen herkenbaar aan de verticale streepjes bij het vraagnummer.

Toets beëindigen
Controleer voor het afsluiten van de toets zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord. Indien je alle vragen hebt ingevuld, klik je op “klaar”
rechts onderaan de pagina en vervolgens op "ja" om te bevestigen.

Veel succes!

Resultaat tekst

Beste student,

Je hebt je toets afgerond en je resultaten zijn opgeslagen.

Volgorde afsluiten
Het is belangrijk dat je op de juiste wijze en volgorde zowel de schermen van TestVision als ProctorExam afsluit.
Lees eerst de stappen voordat je ze uitvoert:
1. Sluit TestVision door op de knop ‘Sluiten’ te klikken. Hiermee sluit je het tabblad van TestVision

Pagina 1/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


2. Klik in het tabblad van ProctorExam eerst op de blauwe knop ‘Finish Exam’
3. Vervolgens sluit je het tabblad van ProctorExam met het ‘kruisje’

Commentaar, inzage en verzoek tot herbeoordeling in geval van een evidente beoordelingsfout
Ronde 1: Commentaar en inzage
Vanaf vanavond 20:00 uur kun je met de gebruikelijke Testvision link je tentamen inzien, inclusief het antwoordmodel en de door jou gegeven
antwoorden. Je hebt dan drie werkdagen de tijd om commentaar te leveren op de toets op de gebruikelijke manier via Canvas.
Ronde 2: Melding evidente beoordelingsfout
Zodra de voorlopige cijfers bekend zijn gemaakt, ontvang je opnieuw een link naar nu je eigen beoordeelde toetsresultaten. Via een tekstvak
bij de vraag kun je een melding maken van een evidente beoordelingsfout binnen twee werkdagen. Overige verzoeken worden niet meer in
behandeling genomen, dit is afgehandeld in ronde 1.

Vriendelijke groeten,
De examinator

Vraag 1 − 001 − Eskens − begrippen statistisch significant en klinisch relevant − 45148.2.1

De begrippen statistisch significant en klinisch relevant worden veel gebruikt bij de interpretatie van nieuwe behandelresultaten van kanker.

Drie beweringen over de begrippen statistisch significant en klinisch relevant zijn:


1. Een statistisch significant positief effect van een nieuwe behandeling kan in de praktijk teniet gedaan worden door het optreden van meer
of ernstige bijwerkingen.
2. Een klinisch niet relevante winst is nooit statistisch significant.
3. Een klinisch relevante winst kan niet gepaard gaan met meer bijwerkingen tijdens de behandeling.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C aleen 3

D 1 en 2

E 1 en 3

F 2 en 3

G 1, 2 en 3

Vraag 2 − 002 − Haalboom − wetenschappers Bailar en Smit ‘War on Cancer’ − 45149.1.1

Welke van onderstaande redenen voerden de wetenschappers Bailar en Smith in de jaren ’80 aan om de Amerikaanse ‘War
on Cancer’ van president Nixon als ‘voorlopige mislukking’ te evalueren?

A De ‘War on Cancer’ was gericht op individuele therapie voor kankerpatiënten en niet op het voorkomen van kanker door bijvoorbeeld milieu-
of leefstijlfactoren.

B Er kwam breed maatschappelijk verzet tegen de medische logica om kanker met een ‘bombardement’ van toxische chemicaliën te
bestrijden.

C Er was tijdens de ‘War on Cancer’ weliswaar een afname in kanker-gerelateerde doden, maar het was onduidelijk of dit kon worden
toegeschreven aan het beleid.

D Tijdens de ‘War on Cancer’ was onvoldoende geld uitgetrokken voor kankeronderzoek, waardoor er weinig vooruitgang geboekt was in het
oplossen van solide tumoren.

Pagina 2/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 3 − 003 − Jaegle − bewering over transgeen muismodellen − 45150.1.2

Drie beweringen over transgeen muismodellen zijn:


1. Ze worden gebruikt om inzicht te verkrijgen in de functie van oncogenen.
2. Een functioneel gen wordt vervangen door een mutant gen.
3. Ze hebben een functioneel immuunsysteem.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C alleen 3

D alleen 1 en 2

E alleen 1 en 3

F alleen 2 en 3

G 1, 2 en 3

H geen

Vraag 4 − 004 − Eskens − surveillance bij familieleden met Lynch Syndroom − 45151.1.3

Leg in maximaal 30 woorden uit waarom de surveillance bij familieleden met Lynch Syndroom bij vrouwen anders is dan bij
mannen. (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Bij vrouwen is er naast screening op colorectaal carcinoom (CRC) ook plaats voor screening op endometrium carcinoom (1p) waarvoor specifieke
onderzoeken dienen plaats te vinden (1p).

Pagina 3/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 5 − 005 − Oudijk − schematische weergave van microsatelliet analyse in een tumor − 45152.2.0

In figuur 1 zie je een chromosomenpaar van een colontumor bij een patiënt. Markers A en B zijn twee markers die op de q-arm van hetzelfde
chromosoom liggen. Er wordt microsatelliet analyse op deze tumor verricht. In figuur 2 zie je het resultaat van deze analyse voor marker B
van het normale DNA.

Figuur 1

Figuur 2 (eigendom van ErasmusMC, afdeling pathologie)

Hoe ziet de analyse van het tumor DNA eruit voor marker B?

Pagina 4/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 6 − 006 − vanGent − hallmark of cancer − 45153.1.2

Een hallmark of cancer is verandering van energie metabolisme.

Welke verandering is karakteristiek voor veel tumoren?

A Energie komt meer uit eiwitten.

B Energie komt meer uit vetten.

C De glycolyse is sterk verhoogd.

D De glycolyse is sterk verlaagd.

Vraag 7 − 007 − Jaegle − beweringen over dicentrische chromosomen − 45154.1.2

Dicentrische chromosomen behoren tot de zogenaamde instabiele chromosomale afwijkingen.

Drie beweringen over dicentrische chromosomen zijn:


1. Ze bevatten twee centromeren.
2. Ze zijn het gevolg van foutief gerepareerde DNA breuken.
3. Ze kunnen leiden tot anafase “bruggen".

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C alleen 3

D 1 en 2

E 1 en 3

F 2 en 3

G 1, 2 en 3

H geen

Vraag 8 − 008 − Philipsen − humane genoom − 45155.1.1

Het humane genoom bevat ongeveer 20.000 eiwit-coderende genen. Bij leukemie wordt vaak een translocatie gevonden waardoor een
fusie-gen ontstaat dat voor een fusie-eiwit codeert.

Welke gebieden van het genoom zijn het vaakst betrokken bij deze translocaties?

A de promotoren van genen

B de enhancers van genen

C de introns van genen

D de exons van genen

Pagina 5/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 9 − 010 − Philipsen − voordelen van RNA−seq − 45157.1.3

In de oncologie kunnen kleine veranderingen in genexpressie van groot belang zijn. Met next generation sequencing kan de samenstelling
van RNA geïsoleerd uit tumoren bepaald worden (RNA-seq).

Noem drie voordelen van RNA-seq in vergelijking met micro-array of RT-qPCR analyses. (3p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Geen selectie vooraf, al het RNA wordt gesequenced. (1p)
2. Genexpressie wordt precies bepaald door moleculen te tellen. Enorm dynamisch bereik. (1p)
3. Vinden van fusiegenen. (1p)

Vraag 10 − 011 − Jaegle − mRNA geïsoleerd en geanalyseerd − 45159.2.5

Van vier patiënten werd mRNA geïsoleerd en geanalyseerd met behulp van blotting -technieken. Het tumormateriaal van de patiënt(T) wordt
vergeleken met controlemateriaal uit normale cellen (N). Het resultaat van deze moleculaire analyse is weergegeven in onderstaande
afbeelding.

Vier gen-modificaties zijn:


1. Gen-amplificatie
2. Nonsense mutatie
3. Chromosoom-verlies (LOH)
4. Chromosoom-translocatie

Geef aan in de tabel welk gen-modificatie past bij welke patiënt?

Patiënt Gen-modificatie
1 Nonsense mutatie
2 Chromosoom-translocatie
3 Chromosoom-verlies (LOH)
4 Gen-amplificatie

[Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek]


Nonsense mutatie Chromosoom-translocatie Chromosoom-verlies (LOH) Gen-amplificatie

Vraag 11 − 012 − Philipsen − MLL gen betrokken bij translocaties − 45160.1.1

Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
één van zijn normale functies verliest.

Welke functie is dit?

A Verwijderen van epigenetische modificatie op histon 3 lysine 4 (H3K4me3).

B Aanbrengen van epigenetische modificatie op histon 3 lysine 4 (H3K4).

C Binden aan specifieke target genen in het genoom.

D Translocatie van het cytosol naar de nucleus.

Pagina 6/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 12 − 013 − IJpma − bewegelijkheid van cellen in de ECM − 45161.1.2

Welk type receptor is hoofdverantwoordelijk voor de bewegelijkheid van cellen in de Extracellulaire Matrix (ECM)?

A plasminogeen receptoren 

B integrine receptoren 

C glycosaminoglycaan receptoren 

D WNT receptoren

E EGF receptoren 

F cytokine receptoren 

Vraag 13 − 014 − Eskens − screenende sigmoïdoscopie geadviseerd − 45162.1.3

Bij welke familieleden van de patiënt wordt, in geval van een aangetoond Lynchsyndroom, een screening met sigmoïdoscopie
geadviseerd?

A Bij alle familieleden boven de leeftijd van 25 jaar om poliepen op te sporen en te verwijderen.

B Bij eerstegraads familieleden boven de leeftijd van 25 jaar om maligniteiten in een vroeg stadium op te sporen.

C Er kan nooit een sigmoidosopie worden geadviseerd bij familieleden.

D Alleen bij mannelijke familieleden boven de leeftijd van 25 jaar om de aanwezigheid van poliepen in het laatste deel van het colon te bepalen.

Vraag 14 − 015 − Eskens/Leenen − bijwerkingen van de immuuncheckpoint remmers − 45163.1.2

De bijwerkingen van de immuuncheckpoint remmers zijn (deels) inherent aan het werkingsmechanisme van deze middelen.

Welke van de hieronder genoemde beweringen is juist?

A Door stimulering van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent opportunistische virale infecties op.

B Door remming van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent opportunistische bacteriële infecties op.

C Door remming van de functionaliteit van het beenmerg treden frequent opportunistische bacteriële superinfecties op.

D Door stimulering van de functionaliteit van het immuunsysteem treden frequent auto-immuun fenomenen op.

Pagina 7/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 15 − 017 − Jaegle − fasen van de mitose − 45165.2.2

Bij welk(e) fase(n) van de mitose bestaan de chromosomen uit één chromatide?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

A profase

B pro-metafase

C metafase

D anafase

E telofase

Vraag 16 − 018 − Jaegle − celkweek van prolifererende menselijke huidcellen − 45166.1.1

Een celkweek van prolifererende menselijke huidcellen is behandeld gedurende 48 uren met het taxaan paclitaxel. Vervolgens zijn deze
cellen behandeld met de DNA-bindende stof propidium iodide en geanalyseerd met flow cytometrie. Het resultaat is weergegeven in een
grafiek. Onderstaande afbeelding toont vier mogelijke grafieken. Grafiek A toont de normale situatie.

Welke van de grafieken toont het resultaat van dit experiment?

A grafiek A

B grafiek B

C grafiek C

D grafiek D

Pagina 8/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 17 − 019 − casus 1/2 − Touw − patiënt hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten − 45168.2.0

Casus 1/2

Een patiënt verschijnt op de polikliniek Hematologie met een hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten. Het vermoeden bestaat dat er
sprake kan zijn van een chronische myeloïde leukemie (CML) of van een myeloproliferatief neoplasma (MPN). Klinisch onderzoek en
laboratoriumonderzoek moet uitwijzen van welk ziektebeeld er bij deze patiënt sprake is.

Welke uitslagen van het onderzoek kunnen een sluitend antwoord geven (Ja) of zijn niet eenduidig (Nee) om onderscheid te
kunnen maken tussen CML en MPN?

Type onderzoek Ja/Nee


Bepaling van het aantal witte bloedcellen in het bloed Nee
Bepaling van het aantal rode bloedcellen in het bloed Nee
Moleculaire detectie van DNA mutatie(s) Ja
Bepaling van de rode bloedcelvoorlopers in het beenmerg Nee
Bepaling van een chromosoomafwijking in het beenmerg Ja
Bepaling van een vergroting van de milt Nee

[Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek]


Nee Nee Ja Nee Ja

[Alfanumeriek]
Nee

Vraag 18 − 020 − casus 2/2 − Touw − patiënt hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten − 45169.1.4

Casus 2/2

Een patiënt verschijnt op de polikliniek Hematologie met een hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten. Het vermoeden bestaat dat er
sprake kan zijn van een chronische myeloïde leukemie (CML) of van een myeloproliferatief neoplasma (MPN). Klinisch onderzoek en
laboratoriumonderzoek moet uitwijzen van welk ziektebeeld er bij deze patiënt sprake is.

Waarom is het voor de patiënt van belang om de differentiaal diagnose CML of MPN te stellen?

A Omdat progressie naar acute myeloïde leukemie (AML) bij MPN, in tegenstelling tot CML, niet voorkomt.

B Omdat progressie naar acute myeloïde leukemie (AML) bij CML, in tegenstelling tot MPN, niet voorkomt.

C Omdat het geneesmiddel imatinib werkzaam is bij CML maar niet bij MPN.

D Omdat het geneesmiddel imatinib werkzaam is bij MPN maar niet bij CML.

Pagina 9/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 19 − 021 − Touw − beweringen over het mutante eiwit JAK2−V617F − 45170.1.1

Bij het laboratoriumonderzoek op de afdeling Hematologie wordt bij een patiënt met een sterk verhoogde aanmaak van rode bloedcellen
een mutatie in het JAK2 gen ontdekt, waardoor het mutante eiwit JAK2-V617F wordt aangemaakt.

Drie beweringen over het mutante eiwit JAK2-V617F zijn:


1. De stimulerende activiteit van het pseudokinase domain (JH2) op de JAK2 activiteit wordt verhoogd.
2. De binding van het JAK2-V617F eiwit aan de erythropoietine receptor (EPO-R), vergeleken met het niet gemuteerde JAK2, is verhoogd.
3. JAK2-V617F maakt de EPO-R minder afhankelijk van EPO voor de aanmaak van rode bloedcellen.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C alleen 3

D alleen 1 en 2

E alleen 1 en 3

F alleen 2 en 3

G 1, 2 en 3

H geen

Vraag 20 − 022 − Touw − Puntmutaties in het RAS gen − 45171.1.4

Puntmutaties in het RAS gen komen vaak voor bij verschillende vormen van kanker. Door deze mutaties ontstaat een oncogene vorm van
het RAS eiwit, dat continu actief is.

Drie mogelijk betrokken mechanismen waardoor het RAS eiwit ten gevolge van puntmutaties oncogeen wordt zijn:

1. Activatie van de guanine exchange factor (GEF) Son-of-sevenless (Sos).


2. Activatie van de GTPase activiteit van RAS.
3. Uitschakeling van de werking van het GTPase activerende proteïne (GAP) op RAS.

Welke van deze mechanismen zijn betrokken bij de werking van oncogeen RAS?

A alleen 1

B alleen 2

C alleen 3

D alleen 1 en 2

E alleen 1 en 3

F alleen 2 en 3

G 1, 2 en 3

H geen

Pagina 10/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 21 − 023 − Touw − beweringen over clonale hematopoiese − 45172.1.3

Clonale hematopoiese wordt gekenmerkt door verworven mutaties in de bloedvormende stam- en progenitor cellen.

Drie beweringen over clonale hematopoiese en de daarbij betrokken mutaties zijn:


1. Het verhoogt het risico op acute myeloïde leukemie (AML).
2. Het komt vooral voor bij ouderen boven de 70 jaar.
3. De betrokken mutaties worden ook in AML gevonden, maar dan alleen als “passenger” mutaties die niet bij de ziekte betrokken zijn.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C alleen 3

D 1 en 2

E 1 en 3

F 2 en 3

G 1, 2 en 3

H geen

Vraag 22 − 024 − Touw − kenmerken bij bloedvormende stamcellen en voorloper (progenitor) cellen − 45173.3.1

Welke kenmerken passen bij bloedvormende stamcellen en welke bij voorloper (progenitor) cellen?
Geef het antwoord in de tabel aan met een 'J' (Ja) of 'N' (Nee) in de kolommen Stamcel en Voorlopercel.

NB: sommige kenmerken kunnen voor beide of geen van beide celtypen gelden.

Kenmerk Stamcel Voorlopercel


Zelfvermeerdering (“self renewal”) J N
Hoge delingsfrequentie N J
Sterke stralingsgevoeligheid N J
Pluripotent J N

[Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek]


J N N J N
[Alfanumeriek] [Alfanumeriek] [Alfanumeriek]
J J N

Vraag 23 − 025 − vanDeurzen − laesies is niet van epitheliale origine − 45174.1.1

Welke van de volgende laesies is niet van epitheliale origine?

A adenoom

B papilloom

C hemangioom

D carcinoom

Pagina 11/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 24 − 026 − vanderHorst − Overmatige blootstelling aan UV licht − 45175.1.3

Overmatige blootstelling aan UV licht en langdurige beroepsmatige expositie aan chemische stoffen (bijv. polycyclische aromatische
koolwaterstoffen) zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van niet-melanome vormen van huidkanker. Een onderzoeker heeft voor 200 niet-
melanome huidtumoren de DNA sequentie van het p53 gen van de tumor vergeleken met dat van het gezonde omliggende weefsel.

Hoe kan deze onderzoeker op basis van het p53 mutatiespectrum onderscheid maken tussen tumoren ontstaan door
overmatige blootstelling aan zonlicht en tumoren ontstaan door chemische blootstelling? (3p)
Geef je antwoord in maximaal 40 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
UV licht geeft CPD en 6-4 fotoproducten (1p) die ontstaan door intrastreng crosslinks tussen 2 pyrimidine basen(1p). UV-geinduceerde tumoren hebben
dus meer mutaties op dipyrimidine sites (CC, CT, TC, TT) (1p)

Vraag 25 − 027 − vanderHorst − aanleiding gegeven tot het ontstaan van PALA resistentie − 45176.1.2

Een onderzoeker heeft een petrischaaltje met de stralingsgevoelige hamster cellijn V3 behandeld met pyrimidine synthese remmer N-
(phosphon-acetyl)-L-aspartate (PALA). Hoewel de cellen in eerste instantie stopten met delen, ontstonden er na een tijdje toch kolonies van
delende cellen die PALA resistent waren geworden. Omdat PALA de activiteit van het carbamyl-P-synthetase aspartaat transcarbamylase
dihydro-orotase (CAD) eiwit remt, besloot de onderzoeker het CAD gen op chromosoom 7 van deze cellen nader te onderzoeken d.m.v.
Fluorescentie-In-Situ Hybridisatie met een groen fluorescente CAD gen-specifieke RNA probe. Onderstaande figuur toont de uitkomst van
het experiment.

Welke genetische verandering heeft in deze cellen aanleiding gegeven tot het ontstaan van PALA resistentie?

A amplificatie van het CAD gen

B gebalanceerde translocatie van het CAD gen

C ongebalanceerde translocatie van het CAD gen

D deletie van delen van het CAD gen

Vraag 26 − 028 − vanderHorst − hoe PARP remmers synthetische letaliteit kunnen induceren in BRCA2 − 45178.5.0

Gelijktijdige remming/uitval van twee verschillende DNA herstelprocessen kan dodelijk zijn voor een cel. Men spreekt dan van synthetische
letaliteit.

Leg uit hoe PARP remmers synthetische letaliteit kunnen induceren in BRCA2 gemuteerde tumorcellen (3 pt).
​Gebruik in je antwoord max. 40 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
-PARP remmers remmen BER van ss breuken (1 pt)
-Leidt (na replicatie) tot ophoping van ds DNA breuken (1 pt)
-Dodelijk voor BRCA2 gemuteerde cellen (geen HR) (1 pt)

Pagina 12/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 27 − 029 − vanderHorst − bewering over microsatelliet instabiliteit − 45179.1.1

Welke bewering over microsatelliet instabiliteit is juist?

A Het veroorzaakt Lynch syndroom.

B Het is een indicator voor een defect in het Mismatch Reparatie (MMR) DNA herstel systeem.

C Het is aan te tonen door middel van spectrale karyotypering (SKY).

D Het is het gevolg van een translesie synthese defect.

Vraag 28 − 032 − Delwel − diagnose chronische myeloide leukemie − 45182.2.3

Op basis van morfologische analyse van bloed en chromosoom onderzoek wordt de diagnose chronische myeloide leukemie aangetoond.
Bekijk onderstaande afbeeldingen.

1. Welk bloedbeeld (A,B,C of D) past bij CML chronische fase en waarom? (2p)

2. Welk karyogram (I of II) past het best bij deze diagnose en waarom? (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
1) Antwoord D (1p). Het antwoord is D omdat bij dit ziektebeeld cellen van de verschillende opeenvolgende stadia van de myeloide reeks (van blast tot
neutrofiel) in het bloed aanwezig zijn (1p).

Criterium 2 (Aantal punten: 2)


2) Antwoord I (1p). Het antwoord is I, omdat bij CML in de chronische fase translocatie t(9;22), de meest voorkomende afwijking is. Additionele
afwijkingen (zoals in II), worden meestal niet waargenomen bij patiënten met een CML in chronische fase (1p).

Pagina 13/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 29 − 033 − vanGent − onderzoek waarin het Telomerase Reverse Transcriptase gen is uitgeschakeld − 45183.1.1

Je bent onderzoeker en hebt een muis gemaakt waarin het Telomerase Reverse Transcriptase gen is uitgeschakeld. Vervolgens groei je
embryonale stamcellen (ESC) en huidfibroblasten van deze muis in celkweek en onderzoek je hoeveel delingen de cellen doormaken. Je
voert dit onderzoek ook uit voor dezelfde celtypes uit een normale muis.

Wat is het effect van de mutatie op het aantal celdelingen van embryonale stamcellen en huidfibroblasten?

A ESC met mutatie zullen meer delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten minder.

B ESC met mutatie zullen even veel delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten minder.

C ESC met mutatie zullen minder delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten evenveel.

D ESC met mutatie zullen even veel delingen kunnen doormaken, huidfibroblasten meer.

Vraag 30 − 034 − vanGent − beperkende factor voor chemotherapie is toxiciteit − 45184.1.2

Een beperkende factor voor chemotherapie is toxiciteit voor het normale weefsel. Dit kan acuut of chronisch zijn.

Is bij chronische toxiciteit vooral de hoeveelheid chemotherapie per dosis of de cumulatieve dosis van belang en waarom
wel/niet? (3p)
Geef je antwoord in maximaal 40 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
De cumulatieve dosis (1p), want het treedt laat op (1p) als gevolg van ophoping van schade in het normale weefsel (1p).

Vraag 31 − 036 − vanGent − massaspectrometrie van eiwitten − 45186.1.1

Bij massaspectrometrie van eiwitten worden de volgende stappen uitgevoerd:


1. Detectie van peptiden door de detector.
2. Digestie van eiwitten door middel van trypsine.
3. Berekenen van de massa van de verschillende peptiden.
4. Ioniseren van peptiden (de peptiden een positieve lading geven).

In welke volgorde treden deze processen op?

A 1>3>4>2

B 2>3>1>4

C 2>4>1>3

D 3>4>1>2

E 4>1>2>3

F 4>2>3>1

Pagina 14/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 32 − 037 − vanGent − cellijn maken met sterk verminderde BCL2 expressie − 45187.1.1

Je bent onderzoeker en wilt weten wat het effect is van sterk verminderde expressie van het BCL2 gen in een borstkanker cellijn.

Hoe kun je in een experiment een cellijn maken met sterk verminderde BCL2 expressie?

A Door extra BAX eiwit toe te voegen aan de cellen.

B Door minder groeifactoren in het kweekmedium toe te voegen.

C Door cellen te behandelen met siRNA dat complementair is aan BCL2 mRNA.

D Door cellen te behandelen met siRNA dat dezelfde sequentie heeft als het BCL2 mRNA.

Vraag 33 − 038 − vanKemenade − ‘volledig verlies van architectuur kenmerken’ − 45519.1.1

Met welk begrip beschrijven we ‘volledig verlies van architectuur kenmerken’ in de histologie van een tumor?

A metaplasie

B hypoplasie

C hyperplasie

D anaplasie

E dysplasie

Vraag 34 − 039 − vanKemenade − Atypische buisje​s


​ opgebouwd uit cohesieve − 45520.1.1

Lees de volgende omschrijving: “Atypische buisjes opgebouwd uit cohesieve, gepolariseerde cellen met vergrote kernen en sterke
kerngrootte wisseling”.

Voor welk van de onderstaande tumoren geldt deze beschrijving?

A angiosarcoom

B melanoom

C leiomyosarcoom

D lipoom

E adenocarcinoom

Pagina 15/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 35 − 040 − vanKemenade − histologische coupes − 45523.1.4

Bekijk onderstaande histologische coupes.

1. Wat is de juiste volgorde van gradering van afbeelding A,B en C? (1p)


Leg in maximaal 20 woorden uit waarom.

2. Geef in 1 woord de diagnose van de getoonde tumor. (1p)

3. Via welk circulatiesysteem metastaseert deze tumor? (1p)


Geef antwoord in 2 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. A, B, C: Plaveisel zichtbaar in A, spoelvorming in C (1p)
2. Plaveiselcelcarcinoom (1p)
3. Lymfogeen (1p)

Pagina 16/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 36 − 041 − vanKemenade − 30. Angiosarcomen kunnen lijken op hun 'normale’ tegenhanger' − 45524.1.1

Angiosarcomen kunnen lijken op hun 'normale’ tegenhanger.

Welke cel is dat?

A pericyt

B endocriene cel

C tubulus cel

D endotheel cel

E macrofaag

Vraag 37 − 043 − vanKemenade − uitzaaiing van darmtumoren − 45526.1.1

Voor de TNM van colorectale carcinomen moeten door de patholoog lymfklieren opgespoord en nagekeken worden. Echter, soms worden
uitzaaiingen gevonden van de tumor die ‘los’ in vet te liggen, d.w.z. zonder aanwijzingen voor lymfklierstructuren (‘geen lymfkliercontext’).

1. Hoe noemt men zo’n uitzaaiing? (1p)

Soms wordt de voor de hand liggende volgende lymfeklier overgeslagen.

2. Hoe heet een dergelijke metastase? (1p)

3. Hoe noemt men het onderzoek waarbij het eerste lymfedrainage station bij carcinomen wordt opgespoord? (1p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. tumordeposits (1p)
2. skipmetastase (1p)
3. schildwachtklier procedure (1p)

Vraag 38 − 044 − vanKemenade − bij microscopisch onderzoek dient een fixatief − 45527.1.1

Bij microscopisch onderzoek dient een fixatief voor de denaturatie van eiwitten; het weefsel wordt daardoor harder ten behoeve van het
snijden.

Welk ander effect heeft een fixatief?

A remming van autolyse

B crosslinken van proteoglycanen

C water uitdrijving uit de cellen

D blokkeren van adhesies

E blokkeren van nuclear pores in de cellen

Pagina 17/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 39 − 046 − casus 1/3 − Doukas − 50−jarige vrouw veranderde defaecatie sinds 9 weken − 45529.2.2

Casus 1/3

Een 50-jarige vrouw komt op de poli i.v.m. een veranderde defaecatie sinds 9 weken. Er wordt een colonoscopie verricht. Tijdens
endoscopie wordt een obstruerende tumor in het coecum gezien. Er worden biopten genomen.

Drie beweringen met betrekking tot het doel van deze biopten zijn:
1. De TNM-stadiëring te maken.
2. Microscopisch typering van de tumor, bijvoorbeeld adenocarcinoom of plaveiselcelcarcinoom.
3. Pathologisch bevestiging van de klinische verdenking op maligniteit.

Welke bewering is of welke zijn juist?


Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

A bewering 1

B bewering 2

C bewering 3

Vraag 40 − 047 − casus 2/3 − Doukas − 50−jarige vrouw veranderde defaecatie sinds 9 weken − 45530.1.1

Casus 2/3
Een 50-jarige vrouw komt op de poli i.v.m. een veranderde defaecatie sinds 9 weken. Er wordt een colonoscopie verricht. Tijdens
endoscopie wordt een obstruerende tumor in het coecum gezien. Er worden biopten genomen.

De histopathologische uitslag van het biopt luidt: “Colonbiopten (coecum) waarin een matig gedifferentieerd adenocarcinoom”.

Welke zijn de microscopische kenmerken die bij een histopathologische diagnose adenocarcinoom passen?

A onregelmatig gerangschikte buizen met slijmproductie

B grote solide velden waarin tumorcellen met uitgebreide melanine pigmentatie

C grote solide velden en nesten met polygonale cellen met blazige kernen en verhoorning

Vraag 41 − 048 − casus 3/3 − Doukas − 50−jarige vrouw veranderde defaecatie sinds 9 weken − 45531.1.0

Casus 3/3
Een 50-jarige vrouw komt op de poli i.v.m. een veranderde defaecatie sinds 9 weken. Er wordt een colonoscopie verricht. Tijdens
endoscopie wordt een obstruerende tumor in het coecum gezien. Er worden biopten genomen.

Na 1 week wordt een ileocoecaal resectie verricht. De conclusie van het pathologisch onderzoek van het operatiepreparaat luidt als volgt:
“ileocoecaal resectie waarin een matig gedifferentieerd adenocarcinoom, maximale diameter 2,5 cm, groeiend tot in de serosale oppervlak.
In totaal worden 15 lymfklieren gevonden, zonder maligniteit (0/15). Resectievlakken vrij, marge >1 cm).”

Wat is het TNM-stadium op basis van de bovenstaande pathologie uitslag?

A T4N0Mx

B T3N1Mx

C T4N0M0

D T3N0M0

Pagina 18/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 42 − 049 − deVries − man van 65 jaar die bloed ophoest − 45532.1.2

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 65-jarige man die bloed ophoest. Het is een roker die 15 jaar lang één pakje sigaretten per dag
heeft gerookt. Hij is 10 kg afgevallen in 5 maanden tijd . De X-thorax toont géén afwijkingen.

Is vervolgonderzoek in dit geval nodig en waarom wel/niet?

A Nee, de X- thorax staat bekend als screenend onderzoek in de richtlijn. Deze toont geen afwijkingen, dus vervolg is niet nodig.

B Ja, je laat nog een CT-thorax maken.

C Ja, je laat een echo van de lever maken: als er ook geen levermetastasen zijn dan is vervolgonderzoek niet verder nodig.

D Nee, echter je kunt overwegen een controle thorax te maken over 6 maanden.

Vraag 43 − 051 − Eskens − Palliatieve chirurgie plaats in de behandeling van patiënten met kanker − 45534.3.0

Palliatieve chirurgie heeft een plaats in de behandeling van patiënten met kanker.

Enkele beweringen hierover zijn:


1. Palliatieve chirurgie kan veilig worden uitgevoerd als de patiënt operabel is.
2. Na palliatieve chirurgie dient adjuvante systemische behandeling te worden opgestart.
3. Palliatieve chirurgie kan veilig worden uitgevoerd als de primaire tumor irresectabel is.
4. Palliatieve chirurgie dient niet uitgevoerd te worden als de primaire tumor géén pijnklachten geeft.

Welke bewering is of welke zijn juist?


Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

A Bewering 1

B Bewering 2

C Bewering 3

D Bewering 4

Vraag 44 − 052 − Eskens − 45 jarige vrouw sigmoidcarcinoom vastgesteld met doorgroei in de blaas − 45535.2.2

Tijdens het multidisciplinair overleg (MDO) colorectaal carcinoom wordt een 45-jarige vrouw besproken bij wie een sigmoidcarcinoom is
vastgesteld met doorgroei in de blaas. Een cystoscopie heeft de doorgroei aangetoond. De beeldvorming toont géén aanwijzingen voor
metastasen op afstand.
De arts-assistent chirurgie benoemt de casus als een inoperabel coloncarcinoom.

Geef in maximaal 30 woorden aan tenminste waarom u het niet eens bent met deze omschrijving van deze casus door de arts-
assistent. (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Een patiënt is operabel of niet operabel (bv door co-morbiditeit), een tumor is resectabel of irresectabel.

(1p per item; totaal 2 p)

Pagina 19/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 45 − 056 − vdRijt − beweringen over palliatieve zorg bij patiënten met kanker − 45539.1.5

Twee beweringen over palliatieve zorg bij patiënten met kanker zijn:
1. Palliatieve zorg start wanneer er géén behandelmogelijkheden voor de kanker meer voorhanden zijn.
2. Palliatieve zorg strekt zich uit tot nazorg voor de naasten na overlijden van een patiënt.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A Alleen 1

B Alleen 2

C 1 en 2

D Geen

Vraag 46 − 058 − Olofsen − vergoeding bestralingsbehandeling met protonen − 45541.1.2

In Nederland wordt een bestralingsbehandeling met protonen onder bepaalde omstandigheden vergoed.

Wanneer wordt de behandeling in ieder geval vergoed?

A Als de kans op bijwerkingen met protonen lager wordt ingeschat op basis van een model, en er sprake is van een tumor in de nasofarynx.

B Als de wachtlijst voor een protonenbehandeling korter is dan voor een fotonenbehandeling, en er sprake is van een snel groeiende tumor in
de hersenen.

C Als de woonplaats van patiënt dichterbij een protonencentrum is dan bij een regulier radiotherapiecentrum, en de patiënt een slechte
performance status heeft.

D De behandeling wordt bij alle genoemde omstandigheden vergoed.

Vraag 47 − 059 − Olofsen − brachytherapie stralingskwaliteit − 45542.1.0

Bij brachytherapie wordt gebruik gemaakt van een bepaald soort straling.

Welke stralingskwaliteit betreft dit?

A A alpha-straling

B B beta-straling

C C gamma-straling

D Protonenstraling

Pagina 20/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 48 − 060 − Olofsen − 46. Patiënten die bestraald worden krijgen vaak tatoeagepuntjes − 45543.1.1

Patiënten die bestraald worden krijgen vaak tatoeagepuntjes.

Waarom worden deze markeringen geplaatst?

A Als herkenningspunt dat kan dienen tijdens de operatie.

B Als hulpmiddel bij controle van de juiste positionering tijdens de bestraling.

C Als markering voor de tumor bij de responsbeoordeling.

D Om het punt van de hoogste bestralingsdosis aan te duiden.

Vraag 49 − 061 − Olofsen − 67−jarige man neo−adjuvant bestraald − 45544.1.1

Een 67-jarige man wordt neo-adjuvant bestraald vanwege een oesofaguscarcinoom. Hij maakt zich zorgen over hoe veilig dat is voor de
mensen in zijn omgeving en hij wil daarom speciale maatregelen nemen.

Welke bewering hierover is juist?

A Er zijn géén maatregelen nodig omdat de dracht van de fotonen maar enkele cm is.

B Er zijn géén maatregelen nodig omdat de radioactiviteit die ontstaat bij radiotherapie heel snel vervalt.

C Er zijn maatregelen nodig: hij moet minimaal 1 meter afstand houden van kinderen, tot een maand na de laatste fractie.

D Er zijn maatregelen nodig: hij moet minimaal 1 meter afstand houden van alle mensen in zijn omgeving, tot een week na de laatste fractie.

Vraag 50 − 062 − Olofsen − patiënt met een T2N2M0 grootcellig longcarcinoom − 45545.1.3

Een patiënt met een T2N2M0 grootcellig longcarcinoom wordt behandeld met sequentiële chemo-radiotherapie. Een co-assistent beweert
dat patiënt dan eerst geopereerd wordt, en vervolgens 30 keer dagelijks bestraald wordt, met tijdens de bestralingsperiode elke 3 weken
een chemokuur.

Is de stelling van de co-assistent juist en waarom wel/ niet?

A Nee, want bij een longcarcinoom wordt bestraling nooit gecombineerd met chemotherapie.

B Nee, want bij sequentiële behandeling wordt de chemotherapie voor de bestraling gegeven.

C Ja, want sequentieel betekent eerst operatie en dan bestraling.

D Ja, want sequentieel betekent chemotherapie en radiotherapie gelijktijdig.

Pagina 21/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 51 − 064 − Beenackers − patiënt drinkt veel, stadium van gedragsverandering − 45547.1.1

Een patiënt drinkt elke avond 3 á 4 flesjes bier. In het weekend zijn dat er al snel 6 of 7. Hij komt naar de arts omdat hij slecht slaapt en op
het werk last heeft van concentratieproblemen. Ook komt hij vaak te laat op het werk waardoor hij al twee waarschuwingen heeft gehad. De
patiënt ziet géén verband met zijn alcoholgebruik en vind ook niet dat hij te veel drinkt. Hij vertelt enthousiast over zijn sociale leven waaruit
blijkt dat veel van zijn vrienden een vergelijkbaar drinkpatroon hebben.

In welk stadium van gedragsverandering bevindt deze patiënt zich? (2p)


Motiveer je antwoord!

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
precontemplatiefase
Voorbeeld motivatie: De patiënt is zich niet bewust dat hij ongezond leeft. Hij heeft nog niet nagedacht over gedragsverandering en bevindt zich daarom in
de precontemplatiefase.

Vraag 52 − 066 − Bolt − na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland de verzorgingsstaat opgebouwd en uitgebreid
− 45549.1.0

Vooral in de decennia na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland de verzorgingsstaat opgebouwd en uitgebreid. In die decennia kreeg
ook het stelsel van gezondheidszorg in Nederland vorm dat de gehele bevolking toegang bood tot (vrijwel) alle mogelijke vormen van zorg.
In de loop van de jaren ’70 begon dit stelsel echter te kraken. Dit had grotendeels te maken met het zogenoemde ‘Baumol-effect.’

1. Wat hield dit Baumol-effect in? (3p)

2. In hoeverre is dit Baumol-effect relevant in het huidige politieke debat, ontstaan n.a.v. de coronacrisis, over betere
‘beloning’ en ‘waardering’ van het zorgpersoneel? (3p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 6)
1. In de jaren ’70 kwam het stelsel van gezondheidszorg onder druk te staan door een kostenexplosie, die o.a. samenhing met sterk stijgende
loonkosten. De snelle stijging van loonkosten deed zich zowel in absolute als relatieve zin voor. Dat komt door het Baumol-effect: de gezondheidszorg
is een arbeidintensieve bedrijfstak, waardoor loonstijgingen niet altijd samenvielen met hogere productiviteit, anders dan bijv. in de industrie waar
hogere loonkosten gemakkelijker konden worden gecompenseerd door bijvoorbeeld mechanisering en automatisering. In vergelijking met bijv. de
industrie werd de zorg daardoor ook in relatieve zin snel duurder (3p).
2. Hoewel er een breed draagvlak is, mede onder invloed van de coronapandemie, voor betere beloning van zorgpersoneel, is het kabinet erg
terughoudend (geweest) om een structurele loonsverhoging door te voeren. Liever houdt/hield het kabinet het bij een eenmalige ‘beloning’ van 1000
euro. Een structurele loonsverhoging binnen de hele sector zou niet alleen veel geld kosten, maar ook een sterk Baumol-effect met zich meebrengen,
wat zeker op de wat langere termijn extra moeilijk zal maken om de zorgkosten te beteugelen (3p).

Pagina 22/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 53 − 067 − Ismaili M’hamdi − beweringen over gebruik van de QALY − 45550.2.1

De QALY kan als instrument gebruikt worden om mede te bepalen of een geneesmiddel of zorginterventie vergoed zal worden uit de
collectieve middelen. Omdat deze QALY de ‘gezondheidswinst over tijd’ uitdrukt in ‘geld’, is deze maatstaf, onder andere in de media, heftig
bekritiseerd. Gezondheid uitdrukken in geld zou niet ethisch zijn.

Twee beweringen over waarom het gebruik van de QALY toch ethisch verantwoord is bij het maken van keuzen in de zorg zijn:
1. Het zinnig en zuinig inzetten van schaarse medische middelen is een ethische overweging. De QALY is een goede indicator voor de
zinnigheid en zuinigheid van het inzetten van schaarse medische middelen.
2. Met behulp van QALY’s ga je na of de personen die het meest ziek zijn ook voorrang krijgen voor een behandeling. Dat is ethisch te
verantwoorden.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A Alleen 1

B Alleen 2

C 1 en 2

D geen

Vraag 54 − 068 − Korfage − vier stappen van gezamenlijke besluitvorming − 45551.3.3

Hieronder staan de vier stappen van gezamenlijke besluitvorming volgens het model van Stiggelbout:
1. Arts legt de behandelopties uit en de voor- en nadelen van de relevante opties.
2, Arts en patiënt bespreken de voorkeuren van de patiënt, arts ondersteunt bij de overwegingen van de patiënt.
3. Arts / professional informeert patiënt dat beslissing wordt genomen, en dat de mening van de patiënt van belang is.
4. Arts en patiënt bespreken in hoeverre patiënt wil worden betrokken bij besluitvorming. Het besluit wordt genomen.

Welke volgorde van de stappen is juist?


​Sleep de stappen (rechts) naar de juiste positie in het besluitvormingsmodel (links).​​

1 Arts / professional informeert patiënt dat beslissing wordt genomen, en dat de mening van de patiënt van belang is.

2 Arts legt de behandelopties uit en de voor- en nadelen van de relevante opties.

3 Arts en patiënt bespreken de voorkeuren van de patiënt, arts ondersteunt bij de overwegingen van de patiënt.

4 Arts en patiënt bespreken in hoeverre patiënt wil worden betrokken bij besluitvorming. Het besluit wordt genomen.

Vraag 55 − 069 − Korfage − 3 voordelen van gedeelde besluitvorming − 45552.1.3

Noem in maximaal 50 woorden drie voordelen van gedeelde besluitvorming tussen arts en patiënt. (3p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Meer kennis (bij de patiënt)
2. Meer patiënttevredenheid
3. Betere arts-patiënt verhouding
4. Minder herhaalconsulten
5. Betere therapietrouw
6. Goed geïnformeerde patiënt neigt tot minder invasieve behandeling

Elk onderstaand punt wordt beloond met 1 punt met een maximum van 3 punten.

Pagina 23/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Vraag 56 − 070 − Vogelaar − biomedisch bedrijf gebruikt “data science” technieken − 45553.1.2

Een biomedisch bedrijf gebruikt “data science” technieken om de prestaties van bestaande screening tests voor een bepaalde kanker te
verbeteren. Er is vooral behoefte aan een meer sensitieve test, gegeven een minimum vereiste specificiteit van 50%. In de tabel hieronder
vind je de resultaten van de diagnostische studies naar drie verschillende testvarianten.

Terecht Positief Onterecht Positief Terecht Negatief Onterecht Negatief


Test A 200 400 400 100
Test B 100 100 250 25
Test C 225 150 100 25

De aantallen vertegenwoordigen deelnemers; kolommen de testresultaten.

Welke van deze tests is het meest veelbelovend gezien de prestatievereisten?


Orden de drie testen van meest naar minst kansrijk voor een succesvolle introductie in de praktijk.

A Test A – Test B – Test C

B Test A – Test C – Test B

C Test B – Test A – Test C

D Test B – Test C – Test A

E Test C – Test A – Test B

F Test C – Test B – Test A

Vraag 57 − 071 − Vogelaar − resultaten van een Rotterdamse gerandomiseerde studie ongkanker in zware rokers − 45
554.2.2

In Februari 2020 zijn de resultaten van een Rotterdamse gerandomiseerde studie gepresenteerd naar screening op longkanker in zware
rokers. In het abstract van de studie, worden de volgende resultaten vermeld: “On average, 9.2% of the screened participants underwent at
least one additional CT scan (initially indeterminate). The overall referral rate for suspicious nodules was 2.1%. At 10 years of follow-up, the
incidence of lung cancer was 5.58 cases per 1000 person-years in the screening group and 4.91 cases per 1000 person-years in the
control group; lung-cancer mortality was 2.50 deaths per 1000 person-years and 3.30 deaths per 1000 person-years, respectively.” (De
Koning et al. N Engl J Med 2020)

Toets bovenstaande resultaten aan de drie criteria voor screening die tijdens het college aan de orde zijn gekomen. Benoem, waar mogelijk,
expliciet de getallen die de criteria ondersteunen.

Geef op basis van bovenstaande resultaten drie argumenten voor longkanker screening en motiveer je antwoord. (3p)
Geef je antwoord in maximaal 200 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1: Er is bewijs voor de effectiviteit van screening: sterftereductie van 0.8 sterfgevallen per 1000 personyears (1pt)
2: De voordelen van screening zijn groter dan de nadelen: nadelen zijn 9,2% extra CT, 2,1% met suspicous nodules en 0.5 per 1,000 overdiagnose van
kanker (1 pt).
Persoonlijke afweging of voordelen opwegen tegen deze nadelen.
3: Screening moet kosteneffectief zijn: informatie ontbreekt (1pt)
4: Screening op longkanker kan op basis van bovenstaande informatie nog niet aanbevolen worden, omdat de kosteneffectiviteit van screening niet
bekend is. (1pt)

Pagina 24/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6


Pagina 25/25 - GENBA2A1_REG Ba2A Oncologie 1 _ 2020-2021 - 18074.4.6

You might also like