You are on page 1of 5

1. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.

Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. Volgens Leukippos en Democritos is de materialistische leer van het atomisme eveneens
van
toepassing op de menselijke ziel.
B. David Hume geloofde niet in de mogelijkheid van een logische overgang van
beschrijvende
kennis naar waarderende opvattingen; ook vond hij dat men ethiek niet kan funderen op de
formele wetenschappen.
C. Volgens Socrates en Plato was een rationele fundering van moraal en politiek
noodzakelijk en
mogelijk, terwijl de Sofisten een dergelijke fundering onmogelijk achtten. Aristoteles nam een
tussenpositie in.
D. * Een algemene methode om betrouwbare kennis over de wereld te bekomen
ontstond pas toen de optica en de astronomie werden ontwikkeld.
E. De Copernicaanse astronomie werd niet beïnvloed door de ontwikkeling van de
telescoop.

2. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. Volgens Kant is ethica geen onderdeel van de metafysica.
B. Deductie is het afleiden van conclusies uit premissen. Als de premissen correct zijn, dan
is de
conclusie noodzakelijkerwijze ook correct.
C. De voornaamste ontstaansreden van de grote openbaringsgodsdiensten heeft te maken
met de
rechtvaardiging van het geluk van de bozen en het lijden van de deugdzamen. De grote
westerse godsdiensten vinden een definitieve oplossing in het zoroastrisch geïnspireerde
dualisme tussen licht en duisternis, tussen het eeuwig leven voor de goeden en het eeuwig
verderf voor de kwaden.
D. * De vraag wat wetenschap is, kan het best ondergebracht worden in de metafysica.
E. Aangezien de vormen volgens Plato kenbaar zijn, volgt hieruit dat ook de ‘goede mens’
kenbaar
is.

3. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. Volgens Leukippos en Demokritos is de materialistische leer van het atomisme eveneens
van
toepassing op de menselijke ziel.
B. Het grote belang van de natuurfilosofie schuilt hierin dat men de nood aan rationele
argumentatie stelde, wat afbreuk deed aan de dominantie van het mythisch denken.
C. Hoewel Hegel beïnvloed was door de Romantiek, en in de Verlichting veel negatieve
elementen
vond, was hij toch een radicaal voorstander van de rede.
D. * Aristoteles grijpt terug naar de strikt wiskundige methode om betrouwbare kennis
op te doen, en neemt daarbij afstand van het abstractieprocedé op basis van
ervaring.
E. De wijsbegeerte en de wiskunde zijn tegelijk ontstaan.

4. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
A. Iemand kan niet tegelijk een atheïst en een deïst zijn, maar wel tegelijk een pantheïst en
een
deïst.
B. * Ibn Rushd (Averroës) en Thomas van Aquino hadden dezelfde mening over de
verhouding tussen filosofie en theologie.
C. Epistemologie bestudeert de vraag wat kennis is, of we geldige kennis kunnen bereiken
en hoe
dit moet gebeuren.
D. De westerse openbaringsgodsdiensten hebben, wegens de invloed van de Mazdeïstische
indeling in goeden en kwaden, in de loop van de geschiedenis een geringere religieuze
verdraagzaamheid aan de dag gelegd dan de oosterse godsdiensten.
E. In het stoïcisme, epicurisme, scepticisme en neoplatonisme staat de vraag centraal hoe
het
individu het geluk kan vinden in de wereld.

5. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
A. Met een bewijs ‘reductio ad absurdum’ wordt bedoeld dat men kan bewijzen dat uit een
bewering haar tegendeel volgt.
B. In de meeste 'Verlossingsgodsdiensten' wordt gesteld dat niet alle mensen 'verlost'
worden,
toch kan men deze godsdiensten universalistisch noemen.
C. Aristoteles beschouwt zoals Plato de vormen als kennisobject en verklaringsmiddel, maar
bij
hem krijgen ze een ander ontologisch statuut dan bij zijn leermeester.
D. De leer van Epicurus is een verdere uitwerking van het atomisme van Democritos.
E. * Wie gelooft dat mathematische kennis onafhankelijk van de menselijke geest
bestaat kan noch een epistemologie, noch een ontologie hebben die aansluit bij die
van het platonisme op wiskundig gebied.

6. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. Sommige van de brieven van Paulus zijn de oudste christelijke teksten die men kent.
B. Wijsheidsspreuken waren een eerste vorm van bewuste moraal. Het boek ‘Spreuken’ uit
de
Bijbel is er een karakteristiek voorbeeld van.
C. Cirkelredeneringen zijn drogredenen die de conclusie van een redenering baseren op
bepaalde
premissen, maar de premissen zelf ondersteunen door de conclusie.
D. * Volgens Protagoras dient men op zoek te gaan naar een absolute waarheid.
E. Een theorie die zegt dat alle kennis uit de ervaring stamt, is niet verenigbaar met het
nativisme.

7. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. Ondanks Aristoteles’ verwijzing naar het begrip ‘ervaring’ als bron van betrouwbare
kennis,
mag dit niet worden verward met het begrip ‘ervaring’ zoals dit wordt begrepen in de
inductieve wetenschappen.
B. * Volgens Machiavelli moet een vorst immorele daden stellen om zo efficiënt
mogelijk zijn doeleinden te realiseren.
C. De natuurkunde is volgens Locke betrouwbaar. Niettemin worden de dingen zoals ze
'echt'
bestaan nooit onderzocht, we bestuderen ze via de voorstellingen die we er van hebben.
D. Het grote belang van de natuurfilosofie schuilt hierin dat men de nood aan rationele
argumentatie stelde, wat afbreuk deed aan de dominantie van het mythisch denken.
E. Volgens de traditionele indeling van de wijsbegeerte worden de grondslagen van de
wereld
onderzocht in de rationele kosmologie; de algemene beginselen van het zijnde als zijnde
worden bestudeerd in de ontologie.

8.
Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is. Duid
de foute
stelling aan.
A. Zowel Parmenides als Zeno minimaliseerden de rol van zintuiglijke ervaring en vonden
haar ook
misleidend omdat onze zintuigen steeds een veranderende werkelijkheid weergeven.
B. * Het filosofisch dualisme komt voor een groot deel overeen met het
godsdienstig/ethisch dualisme van het mazdeïsme.
C. Kants mening over metafysica is vergelijkbaar met de opvatting hierover van de
positivisten; op
het gebied van ethica daarentegen zijn hun visies uiteenlopend.
D. Het neoplatonisme staat, binnen het geheel van de hellenistische filosofieën, het dichtst
bij het
christendom.
E. Filosofen zijn het met elkaar oneens over de vraag wat filosofie is en hoe we die moeten
beoefenen
9. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. * De scholastiek bestond er in om de Arabische en christelijke filosofie met elkaar te
verzoenen.
B. Een belangrijk kenmerk van de openbaringsgodsdiensten is dat ze zich in principe richten
tot
alle mensen. Bij mythen is dit niet het geval.
C. Volgens David Hume is inductie geen logische procedure.
D. De mechanistische mensvisie van Hobbes werd beïnvloed door het werk van Galilei.
Zowel
Hobbes als Galilei waren niet akkoord met Aristoteles dat voorwerpen in rust zich in hun
natuurlijke toestand bevinden.
E. Copernicus heeft geen invloed gehad op Galilei’s ontwikkeling van de experimentele
mechanica.

10. Deel I: Elk blok bestaat uit vijf stellingen waarvan er telkens één en slechts één fout is.
Duid de
foute stelling aan.
Maak uw keuze
A. De wereldvisie van Aristoteles gaat uit van een doel-oorzakelijk verklaringsmodel; de
moderne
wetenschap bevestigt dit niet.
B. Het empirisme is eerder schatplichtig aan Aristoteles dan aan Plato.
C. Popper is geen relativist op ethisch en politiek vlak.
D. * De ontdekking van de irrationale getallen was voor de oude Grieken het bewijs dat
de stelling van Pythagoras onhoudbaar bleek.
E. Ondanks het feit dat men geen experimentele methode kent in de Oudheid, zijn in die
periode
toch enkele natuurwetenschappelijke theorieën ontstaan.

11. Deel II: Elk blok bestaat uit vijf definities waarvan er telkens één en slechts één juist is.
Duid de
juiste definitie aan.
Teleologie:
A. * De werkelijkheid wordt verklaard door de doeleinden die erin aanwezig zijn.
B. De werkelijkheid evolueert volgens een dialectisch proces.
C. De werkelijkheid wordt geleid door causale processen.
D. De werkelijkheid evolueert volgens een door God vooraf opgesteld plan.
E. De werkelijkheid wordt enkel verklaard door mechanische processen.

12. Deel II: Elk blok bestaat uit vijf definities waarvan er telkens één en slechts één juist is.
Duid de
juiste definitie aan.
Ptolemaios:
A. * was een astronoom die het model van Hipparchos verder ontwikkelde.
B. was een aanhanger van het stoïcisme.
C. behoort tot de natuurfilosofen en stelde dat water de oerstof is van de werkelijkheid.
D. was één van de vertegenwoordigers van het atomisme.
E. was een Grieks wiskundige die Pythagoras sterk heeft beïnvloed

13. Deel III: Elk blok bestaat uit de namen van vijf filosofen waarvan er één en slechts één
de auteur
is van het gegeven citaat. Duid de juiste filosoof aan.
"Uit zichzelf, zonder vrees voor een macht die ons dwingt ze na te leven, zijn de
natuurwetten (zoals
de rechtvaardigheid, de billijkheid, de bescheidenheid, de vergevingsgezindheid, en om kort
te gaan,
het handelen tegenover een ander zoals wij zelf behandeld zouden willen worden) immers in
strijd
met onze natuurlijke hartstochten, die ons aanzetten tot partijdigheid, hoogmoed,
wraakzucht, en zo
meer. En overeenkomsten zonder het zwaard zijn louter woorden, die elke kracht missen om
iemand
in veiligheid te brengen."
A. Thomas Van Aquino
B. Francis Bacon
C. * Thomas Hobbes
D. Machiavelli
E. Anselmus

14. Deel III: Elk blok bestaat uit de namen van vijf filosofen waarvan er één en slechts één
de auteur
is van het gegeven citaat. Duid de juiste filosoof aan.
"De natuur is het doel en het waarom. Want als een ding een voortdurende verandering
doormaakt,
welke tot een einde komt, is dat einde het laatste en het waarom."
A. Augustinus
B. Socrates
C. Thomas Van Aquino
D. Plotinus
E. * Aristoteles

You might also like