Professional Documents
Culture Documents
Inhoud
Inleiding:.....................................................................................................................5
Hoofdstuk 1................................................................................................................ 6
Beschrijving van mijn eigen Identiteitsontwikkeling:.....................................................6
Hoofdstuk 2................................................................................................................ 7
2.1: Je zet literatuur uiteen over de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren
in hun (virtuele) leefwereld en zet verschillende benaderingen tegen elkaar af.......7
2.2: Je ontwikkelt een visueel model........................................................................8
2.3: Je analyseert een ontwikkelingsvraagstuk van een jongere over zijn/haar
(seksuele) identiteitsontwikkeling.............................................................................9
2.4: Je formuleert handelingsadviezen bij dit ontwikkelingsvraagstuk voor de
jongeren en betrokken volwassenen......................................................................10
2.5: Je reflecteert jouw persoonlijke voortgang in het analyseren en adviseren
rondom een ontwikkelingsvraagstuk.......................................................................11
Bijlagen C1............................................................................................................... 12
2.1.1.Theoretisch kader..........................................................................................12
2.1.2.Welke benadering is meest passend in mijn werkplek..................................19
2.1.3.Conclusie...................................................................................................... 21
Bijlagen C2............................................................................................................... 22
2.2.1.Visueel model................................................................................................22
2.2.2.Identiteitsontwikkeling................................................................................... 23
2.2.3.Verbinding van literatuur aan Het model.......................................................25
2.2.4.Verbinding van het model aan de jongere.....................................................26
2.2.5.De Rol van Stimulerende Factoren in de Ontwikkeling van Kinderen...........27
2.2.6.Plan van aanpak voor het gesprek met P......................................................29
2.2.7.Levenscontext van P in het Ecologische Systeemmodel..............................32
2.2.8. De weergave van mijn persoonlijke visie voor de jongere............................34
2.2.9.Casus............................................................................................................ 36
Bijlagen C3............................................................................................................... 38
2.3.1.Casus............................................................................................................ 38
2.3.2.Vraagstuk...................................................................................................... 38
2.3.3.Ontwikkelingsfasen van adolescentie:..........................................................39
2.3.4.Ontwikkelingsfase Van P:..............................................................................40
2.3.5.Context van de (Virtuele) Leefwereld in het Leven van Jongeren.................41
2.3.6.Breinontwikkeling van jongeren in vroeg adolescentie..................................42
2.3.7.Verbinding tussen Identiteitsontwikkeling en Sociale Media-gebruik bij P.....43
2.3.8.Stimulerende en belemmerende factoren van P...........................................44
2.3.9.Risicofactoren................................................................................................46
2.3.10.Ontwikkelingsbehoeften..............................................................................48
2.3.11.Ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen:..................................................49
2.3.12.Conclusie:....................................................................................................51
Bijlage C4................................................................................................................. 52
2.4.1.Achtergrond en Context................................................................................52
2.4.2.Adviezen....................................................................................................... 53
2.4.3.Conclusie:......................................................................................................65
Bijlagen C5............................................................................................................... 66
2.5.1.Reflectiemodel van Korthagen......................................................................66
2.5.2.Succesfactoren:.............................................................................................68
2.5.3. Concrete Voorbeelden:.................................................................................69
2.5.4. Ontwikkelpunten:..........................................................................................70
2.5.5.Inzichten voor de toekomst:..........................................................................71
Literatuurlijst............................................................................................................72
Praktijkvalidatieformulier........................................................................................73
................................................................................................................................73
Inleiding:
Mijn naam is Rangina Ghafoori, en ik ben 31 jaar oud. Als iemand die is opgegroeid
in Afghanistan en nu al negen jaar in Nederland woont, heeft mijn
identiteitsontwikkeling een boeiende reis doorgemaakt. Mijn identiteit wordt beïnvloed
door verschillende factoren, waaronder persoonlijke waarden, overtuigingen,
interesses, doelen en mijn sociale identiteit.
Mijn persoonlijke waarden zijn geworteld in mijn Afghaanse achtergrond. Familie,
respect voor anderen en behulpzaamheid staan centraal in mijn waardenstelsel.
Deze waarden hebben mijn identiteit gevormd als iemand die streeft naar harmonie
in de samenleving en het helpen van anderen.
Mijn religie en de lessen die ik daaruit heb geleerd, met nadruk op behulpzaamheid
en respect voor alle mensen, hebben mijn overtuigingen beïnvloed. Ik geloof sterk in
gelijkheid en het helpen van anderen.
Mijn voornaamste doel is om een succesvolle pedagoog te worden en bij te dragen
aan de positieve identiteitsontwikkeling van jongeren, waaronder mijn eigen
kinderen. Dit doel drijft mijn inspanningen in mijn studie en mijn werk.
Als Afghaanse in Nederland heb ik geleerd om mijn culturele identiteit te omarmen en
tegelijkertijd open te staan voor diversiteit en inclusie. Dit heeft mijn sociale identiteit
beïnvloed en me geholpen om me aan te passen aan nieuwe culturele contexten.
Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in mijn leven was de geboorte van
mijn oudste zoon, die autistische kenmerken vertoont (vroeger bekend als PDD-
NOS). Deze gebeurtenis heeft mijn identiteitsontwikkeling aanzienlijk beïnvloed en is
de belangrijkste reden waarom ik heb gekozen voor een opleiding in de pedagogiek.
Het zorgde ervoor dat ik me wilde specialiseren in het ondersteunen van kinderen
met speciale behoeften en hun identiteitsontwikkeling.
Stimulerende factoren die hebben bijgedragen aan mijn identiteitsontwikkeling zijn
onder andere mijn geloof, dat me heeft geleerd om behulpzaam en respectvol te zijn,
en mijn familie, die altijd een sterke steun is geweest. Mijn man, die anders is dan
veel Afghaanse mannen, heeft me de vrijheid gegeven om mijn eigen keuzes te
maken en me aangemoedigd om te studeren. Mijn passie voor onderwijs en
identiteitsontwikkeling heeft me geholpen om mijn persoonlijke groei te bevorderen.
Een belemmerende factor was de strenge opvoeding door mijn vader, die de baas
was en alle beslissingen voor ons nam. Dit heeft mijn vermogen om zelf beslissingen
te nemen beïnvloed en maakt het soms nog steeds moeilijk om zelfstandig keuzes te
maken. Daarnaast was het voor Afghaanse vluchtelingen in Pakistan moeilijk om te
studeren. Dit heeft me jarenlang het gevoel gegeven dat er iets belangrijks ontbrak in
mijn leven.
Hoofdstuk 2
Bij dit criterium heb ik een diepgaand theoretisch kader opgebouwd, waarbij ik me
heb verdiept in de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren in relatie tot hun
(virtuele) leefwereld. Daarnaast heb ik aandacht besteed aan de theorie rondom
mediaopvoeding en hoe deze verband houdt met de (seksuele) ontwikkeling van
jongeren.
In de bijlage met de naam "Theoretisch Kader" heb ik dit overzichtelijk verwerkt. In
deze bijlage vergelijk ik verschillende benaderingen en theorieën over (seksuele)
identiteitsontwikkeling en mediaopvoeding. Hierin leg ik duidelijke en concrete
verbanden tussen de verschillende onderwerpen, die ik met behulp van de literatuur
heb onderzocht.
In de bijlage met de titel 'Welke benadering past bij de werkplek' wordt een kritische
analyse gepresenteerd van de diverse theoretische benaderingen die in het eerste
deel van dit portfolio zijn onderzocht. In deze analyse worden de geschiktheid van
elke benadering binnen de specifieke werkomgeving zorgvuldig overwogen. Deze
bijlage legt de nadruk op de belangrijkste factoren en overwegingen die hebben
geleid tot de keuze van de meest geschikte benadering voor de professionele
context. Er worden argumenten gepresenteerd om te onderbouwen waarom deze
benadering als de meest passende wordt beschouwd
Bij het beschrijven van deze criteria, heb ik nauwkeurig gelet op de theoretische
basis die ik heb gelegd en hoe ik verschillende concepten heb gecombineerd om een
holistisch begrip te creëren van hoe identiteitsontwikkeling en mediaopvoeding met
elkaar verweven zijn. Hiermee heb ik een stevige basis gelegd voor de verdere
ontwikkeling van mijn onderzoek en advies.
In de bijlage getiteld 'Conclusie' wordt de samenvatting van de vergelijking van de
verschillende theoretische benaderingen en de resonerende overwegingen
gepresenteerd. Deze conclusie weerspiegelt een evaluatie van de geschiktheid van
deze benaderingen binnen mijn werkomgeving, en de redenering erachter.
2.2: Je ontwikkelt een visueel model.
Dit criterium belicht het visuele model dat is ontworpen om inzicht te bieden in de
identiteitsontwikkeling van de jongere. De bijlage "Visueel Model" presenteert het
model zelf, waarbij theoretische inzichten en de specifieke kenmerken van de
jongere als basis dienen. Het visuele model fungeert als een onmisbaar instrument
voor het begrijpen van de identiteitsontwikkeling in relatie tot de (virtuele) leefwereld
van de jongere. Het visualiseert op heldere wijze de diverse aspecten van
identiteitsontwikkeling, zoals het zelfconcept, sociale invloeden, en de rol van digitale
media.
Vervolgens beschrijf ik mijn eigen ontwikkelings- en identiteitsvormingsreis, wat van
groot belang is omdat het inzicht verschaft in mijn eigen ervaringen en hoe deze mijn
professionele begeleiding van de jongere beïnvloeden.
In de volgende bijlage leg ik de verbinding tussen de literatuur en het ontworpen
visuele model voor de identiteitsontwikkeling van de jongere. Hier documenteer ik
zorgvuldig hoe theoretische inzichten uit de literatuur geïntegreerd zijn in het model.
Daarna wordt het visuele model gelinkt aan de situatie van Meisje P. Het
symboliseert haar overgang naar de vroege adolescentie en haar recente verhuizing
naar Nederland. De bijlage benadrukt haar specifieke ontwikkelingsbehoeften en
doelen, met een focus op fysieke, cognitieve, en emotionele aspecten. Ouders,
voornamelijk haar moeder en vader, spelen een cruciale rol in het bieden van
ondersteuning.
In de bijlage "Stimulerende Factoren in Kinderontwikkeling" wordt het belang van
deze factoren belicht en hoe ze mijn eigen ontwikkeling hebben beïnvloed.
Daarnaast wordt benadrukt dat deze factoren essentieel zijn voor de
identiteitsontwikkeling van elk kind.
Het daaropvolgende plan van aanpak richt zich op het gesprek met de jongere, met
als doel haar beter te leren kennen, haar behoeften beter te begrijpen en haar
effectiever te ondersteunen. Het plan is gericht op het creëren van een positieve en
vertrouwensvolle communicatieomgeving om de identiteitsontwikkeling van de
jongere te bevorderen.
Met behulp van haar antwoorden is het Ecologische Model van Bronfenbrenner
ingevuld, waarmee inzicht wordt verkregen in de invloed van verschillende contexten
op haar ontwikkeling en identiteitsvorming.
De volgende bijlage onthult mijn persoonlijke visie op de ontwikkeling van de jongere,
onderbouwd door literaire inzichten.
Tot slot, in de bijlage "Casus" wordt aan de hand van diepgaande gesprekken met de
jongere en haar juf een gedetailleerd verslag gegeven van haar specifieke
omstandigheden, behoeften en uitdagingen. Deze casus vormt de basis voor verdere
begeleiding en interventies om haar ontwikkeling in haar virtuele leefwereld te
ondersteunen. Het is een essentieel instrument om op maat gemaakte ondersteuning
te bieden, rekening houdend met haar individuele kenmerken en omgevingsfactoren.
2.3: Je analyseert een ontwikkelingsvraagstuk van een jongere over zijn/haar
(seksuele) identiteitsontwikkeling.
In de eerste bijlage van deze criterium wordt de casus van Meisje P gepresenteerd,
een 11-jarig meisje dat in Nederland woont. Deze bijlage beschrijft haar
gezinsachtergrond, relatie met haar familie, culturele veranderingen en haar
interesses, met de nadruk op haar gebruik van sociale media en enkele
gedragskenmerken.
Vervolgens, in de daaropvolgende bijlage, wordt het kernvraagstuk geformuleerd. Dit
richt zich op de uitdagingen waarmee Meisje P wordt geconfronteerd in termen van
het ontwikkelen van positief gedrag in de klas en het veilig gebruik van sociale
media. Deze bijlage schetst het belang van begrip van (seksuele)
identiteitsontwikkeling bij het vinden van oplossingen voor deze uitdagingen.
Om een diepgaandere analyse uit te voeren, was het essentieel om de specifieke
ontwikkelingsfase te identificeren waarin P zich momenteel bevindt. Daarom geeft de
volgende bijlage een theoretisch overzicht van de verschillende ontwikkelingsfasen in
de adolescentie, inclusief vroeg, midden en laat-adolescentie. Vervolgens wordt in
een volgende bijlage deze theoretische kennis toegepast op Meisje P, waarbij ze
wordt geïdentificeerd als zijnde in de vroeg-adolescentiefase. Dit benadrukt de
fysieke, cognitieve, sociale en emotionele veranderingen die ze doormaakt, en het
belang van begrip van deze ontwikkelingen om haar passend te ondersteunen.
Voor een diepgaander begrip van Meisje P en om zinvolle, aangepaste adviezen te
kunnen verstrekken, was het noodzakelijk om dieper in de theorie te duiken. Dit
omvatte de verkenning van twee essentiële aspecten: de context van de (virtuele)
leefwereld in het leven van jongeren en de ontwikkeling van het brein van jongeren in
de vroege adolescentie. Vervolgens wordt in een volgende bijlage een verband
gelegd tussen de ontwikkeling van de identiteit en het gebruik van sociale media
door P.
Daarna volgt een integratie van een theoretisch kader, samen met de factoren die de
ontwikkeling van P beïnvloeden, waaronder stimulerende en belemmerende
elementen. In de daaropvolgende bijlage worden de risicofactoren voor haar, haar
ontwikkelingsbehoeften, ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen beschreven.
Uiteindelijk wordt in de afsluiting van dit criterium alles samengebracht wat uitgebreid
is geanalyseerd en besproken. Dit omvat de casus van Meisje P, haar
ontwikkelingsfase, de invloed van sociale media en de relevante theorieën, en leidt
tot heldere inzichten.
2.4: Je formuleert handelingsadviezen bij dit ontwikkelingsvraagstuk voor de
jongeren en betrokken volwassenen.
Dit criterium belicht het gebruik van het Reflectiemodel van Korthagen als een
waardevol instrument in mijn professionele ontwikkeling en pedagogische
begeleiding. Het reflectiemodel is ontworpen om diepgaande inzichten te verschaffen
in complexe ontwikkelingsvraagstukken en heeft me in staat gesteld om mijn
professioneel handelen te verbeteren.
In dit criterium beschrijf ik hoe ik het model heb toegepast in verschillende fasen van
mijn reflectieproces. Dit omvat het analyseren van een ontwikkelingsvraagstuk
gerelateerd aan de seksuele identiteitsontwikkeling van een jongere, Meisje P, en het
adviseren van haar en betrokken volwassenen.
Dit criterium illustreert hoe het Reflectiemodel van Korthagen heeft bijgedragen aan
mijn groei als pedagoog en mijn vermogen om jongeren zoals Meisje P effectief te
ondersteunen in hun ontwikkeling. Het benadrukt ook het belang van voortdurende
professionele ontwikkeling en reflectie in mijn toekomstige pedagogische praktijk.
Terwijl ik verder ging met mijn reflectie, heb ik de specifieke elementen benoemd die
hebben bijgedragen aan mijn effectiviteit als pedagoog. Deze succesfactoren
omvatten mijn vermogen om een op maat gemaakte benadering te hanteren, waarbij
ik erken dat elk individu uniek is en een persoonlijke aanpak vereist. Mijn inzicht in
het belang van empathie en inlevingsvermogen in mijn communicatie heeft mij
geholpen vertrouwen op te bouwen en effectieve adviezen te geven. Daarnaast heb
ik ook voorbeelden gegeven.
Na het identificeren van mijn succesfactoren als pedagoog, heb ik eveneens
aandacht besteed aan mijn ontwikkelpunten en groeimogelijkheden als toekomstige
pedagoog. Ik ben me bewust geworden van de noodzaak om een dieper begrip te
verwerven van de individuele situaties waarmee ik in mijn toekomstige werk te
maken zal krijgen. Hoewel ik al inzag dat een aangepaste benadering cruciaal is,
besef ik dat er altijd ruimte is voor verbetering in het begrijpen van de complexiteit en
subtiliteiten van individuele casussen.
Ten slotte wil ik graag benadrukken dat deze reflectie me heeft voorzien van
waardevolle inzichten die ik met vastberadenheid naar de toekomst zal meenemen.
Deze inzichten zullen dienen als de pijlers van mijn professionele groei en zullen mijn
toekomstige pedagogische praktijk vormgeven.
De praktijkvalidatieformulier en de leerplan heb ik als aparte bijlagen toegevoegd.
Bijlagen C1
2.1.1.Theoretisch kader
Hier verkennen we een scala aan theoretische benaderingen die een diepgaand
inzicht bieden in de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren. Deze theorieën
zijn van onschatbare waarde om te begrijpen hoe jongeren hun seksuele identiteit
vormgeven en begrijpen, een proces dat tijdens de adolescentie cruciaal is voor hun
zelfconcept en relaties met anderen.
Binnen mijn werkplek (Het Taal Expertise Centrum), waar kinderen met diverse
achtergronden, talen en ontwikkelingsniveaus samenkomen, is het van essentieel
belang om een benadering te kiezen die nauw aansluit bij de unieke en complexe
behoeften van deze kinderen. In deze context van taal- en
ontwikkelingsondersteuning kunnen we verschillende benaderingen overwegen die
passend lijken, waarbij we vervolgens argumenten formuleren om de geschiktheid
van de ecologische benadering te benadrukken.
Ecologische benadering:
Geschiktheid: De ecologische benadering, zoals geformuleerd door Urie
Bronfenbrenner, richt zich op de wisselwerking tussen een kind en zijn of haar
omgeving. In de TEC-omgeving, waar kinderen met diverse achtergronden en
behoeften worden bediend, biedt deze benadering een holistisch raamwerk om de
complexe dynamiek te begrijpen waarmee deze kinderen worden geconfronteerd.
Deze benadering erkent dat kinderen zich ontwikkelen binnen verschillende
systemen, zoals het microsysteem (hun directe omgeving), mesosysteem (interacties
tussen systemen) en exosysteem (indirecte invloeden). In de TEC-omgeving zijn de
kinderen voortdurend betrokken bij verschillende omgevingen, waaronder hun gezin,
school en gemeenschap. Door de ecologische benadering te omarmen, kunnen we
de wisselwerking tussen deze systemen beter begrijpen en identificeren hoe ze van
invloed zijn op de taal- en ontwikkelingsbehoeften van elk kind.
Aangezien de kinderen in de TEC-omgeving een breed scala van culturele
achtergronden en ontwikkelingsniveaus vertegenwoordigen, biedt de ecologische
benadering een kader dat de diversiteit van deze kinderen weerspiegelt.
Deze benadering stelt ons in staat rekening te houden met de culturele dimensie van
opvoeding, wat van cruciaal belang is voor een inclusieve en effectieve benadering.
Elk kind brengt zijn eigen culturele context mee, en de ecologische benadering helpt
ons deze context te integreren in de ondersteuning van hun taal- en
ontwikkelingsbehoeften.
In de TEC-omgeving kunnen we te maken hebben met kinderen in verschillende
ontwikkelingsstadia.
De ecologische benadering benadrukt dat kinderen in verschillende stadia van hun
ontwikkeling verschillende interacties en invloeden ervaren. Door deze verschillen te
begrijpen en rekening te houden met de levensloop van elk kind, kunnen we een
gepersonaliseerde aanpak bieden die aansluit bij hun specifieke
ontwikkelingsbehoeften.
Het is belangrijk op te merken dat in de TEC-omgeving een flexibele aanpak
noodzakelijk is. Hoewel de ecologische benadering als basis kan dienen, is het
essentieel om elementen uit verschillende benaderingen te integreren om aan de
specifieke behoeften van elk individueel kind te voldoen. Dit maakt een inclusieve en
effectieve ondersteuning mogelijk.
De ecologische benadering stelt inclusiviteit voorop door te erkennen dat het
ontwikkelingsproces van kinderen nauw verweven is met hun omgeving. Dit sluit
naadloos aan bij de diverse populatie binnen het TEC, waar kinderen van
verschillende achtergronden en talen worden ondersteund. Door de complexe
wisselwerking tussen deze diverse elementen te begrijpen, kan het TEC een
inclusieve omgeving bevorderen waarin elk kind wordt gewaardeerd en ondersteund
in zijn of haar unieke ontwikkeling.
De ecologische benadering benadrukt het belang van preventie en vroegtijdige
interventie. Dit is van cruciaal belang in de context van het TEC, waar kinderen met
verschillende taalachterstanden en ontwikkelingsbehoeften worden bediend. Door de
ecologische benadering toe te passen, kunnen risicofactoren en uitdagingen in een
vroeg stadium worden geïdentificeerd, waardoor tijdige interventies mogelijk zijn om
de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen.
De ecologische benadering benadrukt ook de waarde van samenwerking tussen
verschillende belanghebbenden, waaronder ouders, verzorgers, leerkrachten en
gemeenschapsinstanties. Dit is van bijzonder belang in het TEC, waar de
betrokkenheid van ouders en de samenwerking met scholen en gemeenschappen
essentieel zijn om de ontwikkelingsbehoeften van kinderen effectief aan te pakken.
De ecologische benadering erkent dat ontwikkeling een dynamisch proces is dat in
de loop van de tijd verandert. Dit is relevant voor het TEC, waar kinderen gedurende
hun schooljaren verschillende uitdagingen en behoeften kunnen ervaren. De
flexibiliteit van de ecologische benadering stelt het TEC in staat om zich aan te
passen aan de veranderende behoeften van kinderen en voortdurend effectieve
ondersteuning te bieden.
kortom is de ecologische benadering bijzonder geschikt voor de werkomgeving in het
Taal Expertise Centrum. Het biedt een holistisch kader om de complexe en unieke
behoeften van kinderen met diverse achtergronden en ontwikkelingsniveaus te
begrijpen. Door rekening te houden met de interacties tussen systemen, culturele
dimensies, en de ontwikkelingsstadia van kinderen, stelt de ecologische benadering
het TEC in staat om een inclusieve en gepersonaliseerde ondersteuning te bieden.
Terug naar C1
2.1.3.Conclusie
Terug naar C1
Bijlagen C2
2.2.1.Visueel model
Terug naar C2
2.2.2.Identiteitsontwikkeling
Toen ik opgroeide, was mijn leven vol met uitdagingen en obstakels, en het lijkt erop
dat mijn identiteitsontwikkeling een voortdurende strijd was.
In mijn kindertijd en adolescentie waren er talloze uitdagingen, en het voelde alsof ik
me in een staat van 'identiteitsdiffusie' bevond. De oorlog in ons thuisland en de
daaropvolgende emigratie naar een nieuw land brachten veel verwarring en
onzekerheid met zich mee. Het was moeilijk om te begrijpen wie ik was en waar ik
thuishoorde. De traumatische gebeurtenissen in mijn jeugd, de verandering van
omgeving en de culturele schokken veroorzaakten een diepgaande onzekerheid over
mijn identiteit.
Als gevolg van financiële problemen en discriminatie in Pakistan hebben mijn familie
en ik in die periode verplichtingen aangegaan zonder echt de kans te krijgen om
keuzes te onderzoeken. We werden gedwongen om naar scholen te gaan met lage
onderwijskwaliteit, omdat we ons niet konden veroorloven om naar de Pakistaanse
school te gaan vanwege de hoge kosten. Deze situatie voelde als een 'verstarring',
waarbij de externe omstandigheden onze keuzes beperkten.
Gedurende de jaren begonnen mijn broers en zussen en ik actief bijlessen te volgen
en onszelf te onderwijzen. Ondanks financiële beperkingen zetten we door met onze
educatieve aspiraties. Dit was een periode van 'moratorium', waarin we actief
streefden naar het begrijpen van wie we waren en wat we wilden. We
experimenteerden met verschillende educatieve mogelijkheden en probeerden onze
eigen identiteit te vormen.
Na verloop van tijd begonnen de financiële zorgen te verminderen en begonnen we
ons geleidelijk meer geïntegreerd te voelen in de cultuur van het nieuwe land.
Ondanks de voortdurende discriminatie en vijandigheid, voel ik nu dat ik de fase van
'identiteitsverwezenlijking' heb bereikt. Ondanks de talloze obstakels en de
afwezigheid van positieve herinneringen aan mijn jeugd, heb ik een sterke wil
ontwikkeld en mijn eigen pad gevonden. Ik weet nu wie ik ben, wat ik wil bereiken en
welke waarden ik koester. Deze reis heeft mijn identiteit op unieke wijze gevormd en
heeft me sterker en veerkrachtiger gemaakt. Het heeft me geleerd dat, ongeacht de
omstandigheden, het mogelijk is om je identiteit te vinden en je doelen na te streven.
De ontwikkeling van kinderen en adolescenten is een onderwerp dat door de jaren
heen aandacht heeft getrokken van talrijke psychologen en onderzoekers. Een van
de belangrijke aspecten van deze ontwikkeling is de vorming van een persoonlijke
identiteit, een proces dat van cruciaal belang is voor het begrijpen van hoe jongeren
zichzelf definiëren en zich verhouden tot de wereld om hen heen. Verscheidene
psychologen hebben bijgedragen aan de studie van identiteitsontwikkeling, maar een
opvallende figuur op dit gebied is Kenneth J. Marcia. Marcia's model van
identiteitsontwikkeling bouwt voort op het werk van Erik Erikson en heeft vier
identiteitsstatussen geïdentificeerd die adolescenten kunnen ervaren tijdens hun reis
naar volwassenheid (Erikson, 1968; Marcia, 1966).
Deze fasen bieden inzicht in de processen van zelfontdekking en identiteitsvorming,
waarbij individuen variëren in de mate waarin ze actief keuzes onderzoeken en
verplichtingen aangaan. Terug naar C2
Terug naar C2
2.2.4.Verbinding van het model aan de jongere
In ons visuele model dat Meisje P's ontwikkeling en aanpassing aan haar nieuwe
leefomgeving vertegenwoordigt, worden verschillende elementen geïllustreerd. De
aanwezige ontwikkelingsfasen, waaronder die van Marcia, staan voor haar overgang
naar de vroege adolescentie op 11-jarige leeftijd. Dit is een periode van aanzienlijke
fysieke, cognitieve, sociale en emotionele veranderingen (Santrock, 2017). Deze
veranderingen, zoals haar groeispurt en de ontwikkeling van haar zelfbeeld, zijn van
bijzonder belang op deze leeftijd (Lerner et al., 2015).
De symboliek in het model is specifiek voor de situatie van Meisje P. Haar recente
verhuizing naar Nederland vertegenwoordigt de nieuwe weg waarop ze zich bevindt
en haar aanpassing aan de cultuur en het schoolsysteem. Ze staat voor een tijd van
ontdekking en aanpassing, en de schijnende zon aan het einde van de weg
symboliseert haar hoop en toekomst (Santrock, 2017).
Op basis van deze symboliek en Meisje P's specifieke situatie, zijn er bepaalde
ontwikkelingsbehoeften en doelen die kunnen worden vastgesteld. Meisje P heeft
behoefte aan begeleiding en ondersteuning bij het begrijpen van haar fysieke
veranderingen, haar groeiende onafhankelijkheid in cognitieve ontwikkeling en het
omgaan met emotionele uitdagingen die bij de vroege adolescentie horen (Erikson,
1968).
Haar ouders spelen een cruciale rol in het bieden van de broodnodige
ondersteuning. Haar moeder, met wie ze een sterke hechtingsband heeft, is actief
betrokken bij haar dagelijkse leven en biedt emotionele steun. Hoewel haar vader
zich in Afrika bevindt, blijft hij in contact en zorgt voor haar van veraf. Dit biedt een
belangrijke bron van steun en verbondenheid voor Meisje P.
Het visuele model biedt een verhelderend inzicht in Meisje P's ontwikkeling en
aanpassing aan haar nieuwe omgeving, waarbij de nadruk ligt op haar positie in de
vroege adolescentie. Door de symbolische elementen te verbinden met haar
specifieke situatie en de betekenisvolle banden die ze heeft met haar moeder en
vader, kunnen we een dieper begrip krijgen van de uitdagingen en kansen waarmee
ze wordt geconfronteerd. Het model kan fungeren als een nuttig instrument voor het
plannen van begeleiding en interventies om haar te ondersteunen in deze belangrijke
levensfase. Dit helpt bij het verbinden van het visuele model met de individuele
situatie van Meisje P en illustreert hoe het model een praktisch hulpmiddel kan zijn
om haar te begeleiden in haar ontwikkeling tijdens haar vroege adolescentie, met de
nadruk op haar familiale ondersteuning en hechtingsrelaties.
Terug naar C2
2.2.5.De Rol van Stimulerende Factoren in de Ontwikkeling van Kinderen
Terug naar C2
2.2.6.Plan van aanpak voor het gesprek met P
1: Voorbereiding
Ik heb me grondig voorbereid op het gesprek met de adolescent over haar (seksuele)
identiteitsontwikkeling. Dit omvatte het bestuderen van de ontwikkelingskenmerken
van de vroege adolescentie, zoals fysieke, cognitieve, sociale en emotionele
veranderingen (Steinberg, 2014; Lerner et al., 2015; Erikson, 1968). Het was niet
mogelijk om met de ouders van het jongere kind te praten. De vader bevindt zich nog
in Afrika, en de moeder is nog niet bekend met de Nederlandse taal.
2: Creëren van een Veilige en Vertrouwelijke Omgeving
Om een veilige en vertrouwelijke omgeving te creëren, heb ik ervoor gezorgd dat de
gesprekslocatie geschikt is om open te praten. Haar privacy en comfort zijn hierbij
van essentieel belang (Erikson, 1968).
3: Relatie Opbouwen
In de aanloop naar het gesprek heb ik actief gewerkt aan het opbouwen van een
positieve relatie gebaseerd op vertrouwen en respect (Erikson, 1968). Daarbij heb ik
benadrukt dat we open kunnen communiceren en dat ze altijd met vragen en zorgen
kan komen, waarbij ik metacommunicatie aanmoedigde (Gudykunst & Ting-Toomey,
1988).
4: Open Vragen Stellen
Tijdens het gesprek heb ik open vragen gesteld om haar uit te nodigen om te praten
(Gudykunst & Ting-Toomey, 1988).
5: Actief Luisteren
Ik heb actief geluisterd naar wat ze te zeggen had en aangemoedigd om
metacommunicatie te gebruiken als ze vragen had over het gespreksproces
(Gudykunst & Ting-Toomey, 1988).
6: Erkenning van (Seksuele) Identiteitsontwikkeling
Ik heb haar (seksuele) identiteitsontwikkeling erkend en de geldigheid van haar
gevoelens en identiteit bevestigd, waarbij ik metacommunicatie aanmoedigde voor
eventuele vragen over dit onderwerp (Marcia, 1966).
7: Informatie en Ondersteuning Bieden
Indien nodig heb ik leeftijdsrelevante informatie en ondersteuning geboden, en
moedigde ik metacommunicatie aan voor verduidelijking (Gudykunst & Ting-Toomey,
1988).
8: Respect voor Autonomie
Tijdens het gesprek heb ik haar autonomie en keuzes gerespecteerd, met de nadruk
op het gebruik van metacommunicatie bij beslissingen over haar eigen leven en
identiteitsontwikkeling (Erikson, 1968).
9: Opvolging en Ondersteuning
We hebben metacommunicatie gebruikt om te bespreken hoe ze vervolgvragen en -
zorgen kan uiten en wat ze kan verwachten van verdere ondersteuning (Gudykunst &
Ting-Toomey, 1988).
10: Taalbarrières Overwinnen
Omdat de adolescent recent in Nederland is aangekomen en de Nederlandse taal
nog niet volledig beheerst, heb ik extra aandacht besteed aan het begrijpelijk maken
van mijn vragen. Ik heb elke vraag meerdere keren herhaald en duidelijke
voorbeelden gegeven om ervoor te zorgen dat ze de vragen begreep.
Dit plan van aanpak weerspiegelt mijn toewijding aan een respectvol en effectief
gesprek over een belangrijk onderwerp als (seksuele) identiteitsontwikkeling. Het
benadrukt het belang van metacommunicatie om de communicatie open en begripvol
te houden gedurende het gehele proces.
Vragen:
Hoe voel je je over de verhuizing naar Nederland, P?
Met deze vraag krijg ik meer informatie over P's gevoelens en gedachten met
betrekking tot de grote verandering in haar leven, namelijk de verhuizing naar
Nederland.
2. Kun je vertellen hoe je dag op school eruitziet, P?
Door deze vraag te stellen, probeer ik inzicht te krijgen in de dagelijkse ervaringen
van P op school, inclusief haar interacties met klasgenoten en leerkrachten.
3. Wat vind je leuk om te doen in je vrije tijd, P?
Deze vraag is bedoeld om meer te weten te komen over P's interesses en hobby's,
wat kan bijdragen aan het opbouwen van een positieve relatie met haar.
4. Heb je vrienden gemaakt op school, P? Zo ja, kun je me meer vertellen over
hen?
Hiermee wil ik begrijpen hoe P's sociale leven eruitziet en hoe ze relaties heeft
opgebouwd met klasgenoten.
5. Heb je vragen over de schoolregels of dingen die je niet begrijpt, P?
Hiermee kan ik achterhalen of er specifieke zaken zijn waar P hulp bij nodig heeft
met betrekking tot de schoolregels of de Nederlandse cultuur.
6. Hoe voel je je in de klas, P?
Deze vraag kan helpen om P's comfortniveau en eventuele zorgen over de
schoolomgeving te begrijpen.
7. Wat denk je over jezelf, P?
Dit kan onthullen hoe P haar eigen zelfbeeld en zelfwaardering ziet, wat belangrijk is
voor haar identiteitsontwikkeling.
8. Heb je online vrienden of gebruik je sociale media, P?
Dit is relevant om te begrijpen hoe P haar (virtuele) leefwereld ervaart en welke
online activiteiten ze onderneemt.
9. Heb je moeite met communiceren met je klasgenoten, P?
Hiermee kan ik eventuele communicatieproblemen identificeren en begrijpen waarom
P soms ongepaste gebaren maakt.
10. Wat zou je willen veranderen of verbeteren in je leven op dit moment, P?
- Deze vraag kan helpen om te achterhalen waar P behoefte aan heeft en wat haar
doelen zijn.
11. Hoe voel je je als je online interacteert met anderen, zoals klasgenoten of
vrienden, P?
Met deze vraag probeer ik inzicht te krijgen in P's gedrag en emoties tijdens online
interacties in haar virtuele leefwereld.
12. Ben je bewust van de verschillen tussen de online en offline wereld als het
gaat om vriendschappen en relaties, P?
Hiermee wil ik achterhalen of P begrijpt hoe online en offline relaties kunnen
verschillen en hoe dit haar identiteitsontwikkeling beïnvloedt.
15. Heb je ooit online situaties meegemaakt die je verwarrend of ongemakkelijk
vond, P?
Deze vraag is bedoeld om eventuele negatieve online ervaringen te verkennen en
hoe deze haar identiteitsontwikkeling kunnen beïnvloeden.
16. Denk je dat jouw online activiteiten invloed hebben op je zelfbeeld, P?
Met deze vraag probeer ik inzicht te krijgen in P's perceptie van de relatie tussen
haar online en offline zelfbeeld.
17. Heb je volwassenen of mensen in je leven met wie je over deze
onderwerpen kunt praten, P?
Dit helpt me te begrijpen welke ondersteuning en bronnen beschikbaar zijn voor P als
het gaat om haar identiteitsontwikkeling en online ervaringen.
Terug naar C2
2.2.7.Levenscontext van P in het Ecologische Systeemmodel
Terug naar C2
2.2.8. De weergave van mijn persoonlijke visie voor de jongere
Binnen het microsysteem van P bevindt zich haar gezin, bestaande uit haarzelf, haar
jongere zusje van 2 jaar, haar jongere broertje van 5 jaar en haar oudere broer Lavie
van 10 jaar. P heeft een opmerkelijk hechte relatie met haar familieleden, vooral met
haar moeder, met wie ze veel deelt en vaak taken uitvoert, zoals koken en opruimen
(Bron: Bronfenbrenner, 1979).
In het kader van Marcia's Identiteitsstatus Model zien we dat P in de 'Moratorium'-
fase kan verkeren, waarin jongeren actief aan het verkennen zijn en experimenteren
met verschillende identiteitsaspecten (Marcia, 1966). Haar betrokkenheid bij het
huishouden en de zorg voor haar jongere broers en zusje kan worden
geïnterpreteerd als een vorm van exploratie binnen haar microsysteem, wat van
invloed kan zijn op haar identiteitsontwikkeling.
P is ongeveer een jaar geleden naar Nederland verhuisd vanuit Afrika, wat een
aanzienlijke overgang in haar leven vertegenwoordigt (Bron: Bronfenbrenner, 1979).
Ze gaat met de taxi naar school en geeft aan dat ze van alle vakken, zoals rekenen,
taal en lezen, houdt. Haar droom om politieagent te worden, die direct gerelateerd is
aan haar schoolomgeving, illustreert de manier waarop onderwijs en
carrièreperspectieven het identiteitsvormingsproces kunnen beïnvloeden.
Dit kan worden verbonden met de concepten van Erikson's psychosociale
ontwikkeling, waarin de schooljaren worden beschouwd als een kritieke periode voor
de ontwikkeling van een gevoel van beroepsidentiteit (Erikson, 1968).
Het gebruik van sociale media, zoals TikTok en Facebook, speelt een belangrijke rol
in P's leven (Bron: Bronfenbrenner, 1979). Ze gebruikt deze platforms om in contact
te komen met vrienden, wat deel uitmaakt van haar communicatie en sociale
interactie. Sociale media zijn een essentieel onderdeel van de virtuele leefwereld van
hedendaagse jongeren, en ze kunnen fungeren als ruimtes voor identiteitsverkenning
en -expressie (Livingstone, 2008).
Dit verbindt zich met de theorieën van digitale identiteit en identiteitsformatie in
virtuele ruimtes (boyd, 2014). Haar online interacties kunnen helpen bij het
verkennen van verschillende identiteitsaspecten en het opbouwen van verbindingen
met leeftijdsgenoten.
Culturele verschillen tussen P's oorspronkelijke thuisland en Nederland kunnen van
invloed zijn op haar culturele identiteit (Bron: Bronfenbrenner, 1979). Deze culturele
verschillen omvatten aspecten zoals voedsel, kleding, onderwijs en algemene
normen en waarden. Ze is christelijk van geloof, wat ook een essentieel onderdeel is
van haar culturele identiteit.
Dit kan worden gekoppeld aan de culturele identiteitstheorie, die benadrukt hoe
culturele achtergrond invloed heeft op iemands zelfbeeld en identiteit (Phinney,
1990). De overgang naar een nieuwe culturele context kan vragen oproepen over
wie ze is en waar ze thuishoort, wat van invloed kan zijn op haar
identiteitsontwikkeling.
De recente verhuizing naar Nederland is een verandering in de tijd die van invloed
kan zijn op haar aanpassingsproces en ontwikkeling (Bron: Bronfenbrenner, 1979).
Deze verandering kan verband houden met de transitie naar Erikson's fase van
'Identity versus Role Confusion', waarin adolescenten hun identiteit verkennen in
relatie tot de wereld om hen heen (Erikson, 1968).
Het gebruik van moderne technologie, zoals sociale media, is een relatief recente
ontwikkeling in haar leven en vertegenwoordigt een tijdsgebonden aspect dat invloed
heeft op haar communicatie en sociale interacties. Dit kan worden geassocieerd met
de digitale identiteitstheorie (boyd, 2014).
In de context van P's identiteitsontwikkeling is de virtuele wereld een essentieel
aspect van haar omgeving. P, zoals veel hedendaagse jongeren, maakt actief
gebruik van sociale mediaplatforms zoals TikTok en Facebook om met anderen in
contact te komen. Deze platforms vormen een virtuele leefwereld waarin ze kan
communiceren, informatie delen en haar eigen online identiteit kan vormgeven.
Sociale media bieden haar de mogelijkheid om te participeren in online
gemeenschappen, nieuwe vriendschappen te sluiten, en zelfexpressie uit te drukken
(boyd, 2014). Binnen deze virtuele omgeving kan P diverse identiteitsaspecten
verkennen en experimenteren met hoe ze zichzelf online presenteert.
Terug naar C2
2.2.9.Casus
In deze casus staat een 11-jarig meisje, dat we P zullen noemen, centraal. P is
momenteel ingeschreven in het Taal Expertise Centrum (TEC).
P is het oudste kind in het gezin en heeft een goede relatie met haar jongere
broertjes en zusje. Haar vader bevindt zich momenteel in Afrika maar onderhoudt
contact. Ze heeft geen specifieke verantwoordelijkheden in het gezin, afgezien van
het helpen met koken en opruimen. Haar relatie met haar moeder is sterk en open;
ze kan gemakkelijk met haar praten over zaken die haar bezighouden.
De familie van P verhuisde vanuit een ander land naar Nederland. Voor P was deze
verandering positief, omdat het gezin nu in staat is om voedsel te eten dat voorheen
niet beschikbaar was vanwege financiële beperkingen. Ze merkt op dat er grote
verschillen zijn tussen hun vorige thuisland en Nederland, met name op het gebied
van eten, kleding en de schoolomgeving.
P heeft een sterke interesse in sociale media, vooral platforms zoals TikTok en
Facebook. Ze brengt aanzienlijke tijd door met het maken van TikTok-video's.
Ze toont soms gedrag dat de aandacht trekt, vooral bij jongens. Ze vertoont
ongebruikelijk gedrag, zoals het schrijven van briefjes en het geven ervan aan
jongens, evenals enkele gebaren die in strijd lijken te zijn met de gangbare
genderverwachtingen voor meisjes van haar leeftijd. Dit gedrag doet vermoeden dat
ze op zoek is naar de aandacht van jongens.
Terug naar C2
Bijlagen C3
2.3.1.Casus
In deze casus staat een 11-jarig meisje, dat we P zullen noemen, centraal. P is
momenteel ingeschreven in het Taal Expertise Centrum (TEC).
P is het oudste kind in het gezin en heeft een goede relatie met haar jongere
broertjes en zusje. Haar vader bevindt zich momenteel in Afrika maar onderhoudt
contact. Ze heeft geen specifieke verantwoordelijkheden in het gezin, afgezien van
het helpen met koken en opruimen. Haar relatie met haar moeder is sterk en open;
ze kan gemakkelijk met haar praten over zaken die haar bezighouden.
De familie van P verhuisde vanuit een ander land naar Nederland. Voor P was deze
verandering positief, omdat het gezin nu in staat is om voedsel te eten dat voorheen
niet beschikbaar was vanwege financiële beperkingen. Ze merkt op dat er grote
verschillen zijn tussen hun vorige thuisland en Nederland, met name op het gebied
van eten, kleding en de schoolomgeving.
P heeft een sterke interesse in sociale media, vooral platforms zoals TikTok en
Facebook. Ze brengt aanzienlijke tijd door met het maken van TikTok-video's.
Ze toont soms gedrag dat de aandacht trekt, vooral bij jongens. Ze vertoont
ongebruikelijk gedrag, zoals het schrijven van briefjes en het geven ervan aan
jongens, evenals enkele gebaren die in strijd lijken te zijn met de gangbare
genderverwachtingen voor meisjes van haar leeftijd. Dit gedrag doet vermoeden dat
ze op zoek is naar de aandacht van jongens. Terug naar C3
2.3.2.Vraagstuk
In deze analyse richten we ons op Meisje P, een 11-jarige die in Nederland woont.
Meisje P staat voor de uitdaging om positief gedrag in de klas te ontwikkelen en
tegelijkertijd op een veilige manier gebruik te maken van sociale media. Het
begrijpen van (seksuele) identiteitsontwikkeling is essentieel om haar te
ondersteunen in deze twee belangrijke aspecten van haar leven. In dit rapport zullen
we deze uitdagingen onderzoeken en conclusies trekken over hoe Meisje S het
beste geholpen kan worden in haar ontwikkeling.
Terug naar C3
2.3.4.Ontwikkelingsfase Van P:
Jongeren van vandaag groeien op als digitale inboorlingen, omringd door technologie
en de virtuele leefwereld (Prensky, 2001). Sociale media en communicatieplatforms
spelen een cruciale rol in hun leven, en bieden mogelijkheden voor interactie,
vriendschapsvorming en zelfexpressie (Boyd, 2014). De virtuele leefwereld vereist
een nieuw soort geletterdheid, waarbij jongeren digitale competenties moeten
ontwikkelen om kritisch informatie te beoordelen en hun online identiteit te beheren
(Jenkins et al., 2006). Onderwijsinstellingen integreren steeds vaker digitale
technologieën in het klaslokaal, wat gevolgen heeft voor hoe jongeren leren en
informatie verwerven (Penuel & Gallagher, 2017). Jongeren moeten ook leren
omgaan met kwesties met betrekking tot online privacy en ethiek, en psychosociale
gevolgen, zoals cyberpesten en schermverslaving, worden erkend als belangrijke
zorgen (Livingstone & Third, 2017; Kowalski et al., 2014).
De virtuele leefwereld is een onlosmakelijk onderdeel geworden van het leven van
jongeren en heeft zowel positieve als negatieve effecten op hun ontwikkeling en
welzijn. Begrip van deze context is van cruciaal belang voor opvoeders, ouders en
beleidsmakers om jongeren te begeleiden en ondersteunen in het digitale tijdperk.
Terug naar C3
2.3.6.Breinontwikkeling van jongeren in vroeg adolescentie
Terug naar C3
2.3.8.Stimulerende en belemmerende factoren van P
De vroege jaren van het leven van een kind leggen het fundament voor hun verdere
ontwikkeling en welzijn. Tijdens deze periode spelen stimulerende factoren een
cruciale rol bij het vormgeven van de toekomst van een kind en kunnen ze blijvende
invloed hebben gedurende hun hele leven.
Een van de belangrijkste stimulerende factoren in de vroege kinderjaren is de
kwaliteit van de hechting tussen een kind en zijn verzorgers, zoals ouders of
verzorgers (Bowlby, 1969). Veilige en liefdevolle hechting biedt een emotionele basis
voor kinderen om zich zelfverzekerd te voelen en positieve relaties op te bouwen
gedurende hun leven. Kinderen die een gezonde hechting ervaren, ontwikkelen
doorgaans een positief zelfbeeld en hebben meer kans op succesvolle sociale
interacties en relaties op latere leeftijd.
Een andere cruciale factor is de stimulatie van cognitieve en taalontwikkeling in de
vroege kinderjaren (Hart & Risley, 1995). Interactie met ouders en verzorgers,
blootstelling aan boeken en gesprekken, en de mogelijkheid om de wereld om hen
heen te verkennen, dragen bij aan een gezonde cognitieve groei. Dit vroege leren
legt de basis voor academisch succes en het vermogen om levenslang te blijven
leren. Bovendien kunnen positieve ervaringen in de vroege kindertijd een sterke
emotionele en gedragsmatige veerkracht bevorderen (Masten & Coatsworth, 1998).
Kinderen die steun en veiligheid hebben ervaren, zijn beter in staat om met stress en
tegenslagen om te gaan en hebben een hogere kans op een positieve mentale
gezondheid gedurende hun hele leven.
Kortom, de stimulerende factoren in de vroege kindertijd zijn van cruciaal belang en
nemen een levenslange rol in de ontwikkeling van kinderen. Ze leggen de basis voor
emotionele gezondheid, cognitieve vaardigheden en veerkracht en hebben blijvende
invloed op het welzijn van individuen gedurende hun hele leven.
Stimulerende Factoren van P
Gezinssteun: Een ondersteunende en liefdevolle relatie met haar moeder en andere
familieleden kan Meisje P stimuleren om positief gedrag te ontwikkelen (Eccles &
Roeser, 2011).
Ambitie om politieagent te worden: Haar ambitie om politieagent te worden, die
verband houdt met haar schoolomgeving, kan haar motiveren om zich te richten op
positief gedrag en academisch succes (Steinberg, 2014).
Positieve sociale relaties in de buurt: De vriendschappen die ze heeft in haar buurt
kunnen een positieve invloed hebben op haar sociale ontwikkeling en gedrag
(Erikson, 1968).
Emotionele steun: Leerkrachten kunnen een emotionele ondersteuning bieden die
bijdraagt aan haar zelfbeeld en welzijn (Hamre & Pianta, 2001). Positieve
rolmodellen: Leerkrachten kunnen fungeren als positieve rolmodellen, wat haar kan
inspireren en motiveren om zich te richten op positief gedrag en academisch succes
(Hamre & Pianta, 2001).
De Rol van Belemmerende Factoren in de Ontwikkeling van Kinderen
Terwijl stimulerende factoren de groei en ontwikkeling van kinderen bevorderen, zijn
er ook belemmerende factoren die een negatieve invloed kunnen hebben. Het
begrijpen van deze belemmeringen is essentieel om effectieve interventies en
ondersteuning te bieden om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen.
Een van de belemmerende factoren is blootstelling aan onveilige of onstabiele
thuissituaties. Kinderen die opgroeien in gezinnen met conflicten, huiselijk geweld, of
instabiliteit kunnen emotionele stress en traumatische ervaringen ervaren. Deze
factoren kunnen leiden tot negatieve emotionele en gedragsproblemen en hebben
invloed op de ontwikkeling van een gezonde hechting (Wolfe & Mash, 2006).
Een ander belangrijk belemmerend element is armoede. Kinderen die in armoede
opgroeien, hebben vaak beperkte toegang tot kwaliteitsvol onderwijs,
gezondheidszorg en andere noodzakelijke hulpbronnen. Dit kan resulteren in een
belemmering voor hun cognitieve ontwikkeling en academisch succes (Duncan &
Brooks-Gunn, 2000). Armoede kan ook leiden tot chronische stress en onzekerheid,
wat een negatieve invloed heeft op de algehele ontwikkeling van een kind.
Een derde belemmerende factor is blootstelling aan negatieve invloeden in de
gemeenschap. Kinderen die worden blootgesteld aan geweld, drugsgebruik en
andere risicovolle omgevingen lopen het risico betrokken te raken bij schadelijke
gedragingen en criminele activiteiten (Dodge & Pettit, 2003). Deze factoren kunnen
de ontwikkeling van positieve sociale vaardigheden en normen belemmeren.
Het begrip van belemmerende factoren in de ontwikkeling van kinderen is van
cruciaal belang om effectieve interventies te ontwerpen en implementeren. Door het
aanpakken van deze belemmeringen en het bieden van de juiste ondersteuning,
kunnen we de ontwikkeling van kinderen bevorderen en hen helpen hun volledige
potentieel te bereiken.
Belemmerende Factoren van P
Lage digitale geletterdheid: Een gebrek aan begrip van de gevolgen van overmatig
gebruik van sociale media kan een belemmerende factor zijn, omdat ze mogelijk
ongepast gedrag online vertoont (Livingstone, 2009).
Beperkte supervisie van online activiteiten: Het feit dat ze toegang heeft tot sociale
mediaplatforms zonder strikte begeleiding van haar moeder kan riskant gedrag
aanmoedigen en blootstelling aan ongeschikte inhoud (Livingstone, 2009).
Beperkte toegang tot vaderfiguur: Het ontbreken van haar vader in de nabijheid kan
een uitdaging vormen, omdat vaderlijke begeleiding en steun belangrijk zijn voor de
ontwikkeling van kinderen (Steinberg, 2014).
Drang naar aandacht: Haar neiging om onaangenaam gedrag in de klas te vertonen
om de aandacht van jongens te krijgen, kan een belemmerende factor zijn, omdat dit
gedrag negatieve gevolgen kan hebben voor haar academische prestaties en sociale
relaties (Erikson, 1968). Terug naar C3
2.3.9.Risicofactoren
Terug naar C3
2.3.10.Ontwikkelingsbehoeften
Terug naar C3
Bijlage C4
2.4.1.Achtergrond en Context
2.4.2.Adviezen
Terug naar C4
2.4.3.Conclusie:
In het licht van de complexe uitdagingen waar Meisje P in haar vroege adolescentie
mee te maken heeft, is het essentieel om een uitgebreide en op maat gemaakte
aanpak te ontwikkelen om haar gedrag in de klas te verbeteren en haar te
ondersteunen bij een gezonde ontwikkeling. Deze aanpak, gebaseerd op een
diepgaande analyse van haar individuele situatie en behoeften, omvat diverse
elementen die allemaal bijdragen aan het bevorderen van positief gedrag in de klas
en het creëren van een ondersteunende leeromgeving.
Het bevorderen van digitale geletterdheid en mediawijsheid stelt Meisje P in staat
verstandige keuzes te maken met betrekking tot het gebruik van sociale media en
andere online platforms, en draagt indirect bij aan haar gedrag in de klas. Emotionele
begeleiding biedt haar de nodige ondersteuning om met identiteitsproblemen en
onzekerheden om te gaan, wat zowel direct als indirect haar gedrag in de klas ten
goede komt. Het begrijpen van haar verlangen naar autonomie en het verschaffen
van mogelijkheden om keuzes te maken binnen passende grenzen zijn cruciaal om
haar groei te bevorderen en positief gedrag te stimuleren.
Een positieve schoolomgeving, met betrokken schooldocenten, constructieve
leeractiviteiten en evenementen, draagt bij aan haar academische prestaties en
sociale competenties. Tot slot spelen positieve rolmodellen een belangrijke rol in het
tonen van respectvol en positief gedrag, zowel binnen als buiten de klas.
Door al deze elementen te integreren in een holistische aanpak, kunnen we Meisje P
ondersteunen in haar groei en ontwikkeling, haar gedrag in de klas verbeteren en
bijdragen aan het creëren van een respectvolle en ondersteunende leeromgeving
voor haar en haar klasgenoten. Het is van groot belang dat alle betrokken
volwassenen, waaronder ouders, leraren en andere professionals, samenwerken om
deze aanpak succesvol te implementeren en Meisje P te voorzien van de
ondersteuning die ze nodig heeft in deze cruciale fase van haar leven.
Terug naar C4
Bijlagen C5
Terug naar C5
2.5.2.Succesfactoren:
Aangepaste benadering: Het begrijpen van het belang van een op maat gemaakte
benadering houdt in dat ik me bewust ben van het feit dat elk individu uniek is en dat
er geen 'one-size-fits-all' aanpak is voor pedagogische advisering. Dit betekent dat ik
de tijd heb genomen om een dieper inzicht te krijgen in de specifieke behoeften en
omstandigheden van Meisje P. Het vermogen om empathie te tonen en
inlevingsvermogen te gebruiken bij mijn communicatie was van cruciaal belang om
vertrouwen op te bouwen en effectieve adviezen te geven. Mijn succes lag in mijn
vermogen om de persoonlijke context van Meisje P te begrijpen en advies te geven
dat daarop was afgestemd.
Literatuuronderzoek: Mijn aanpak omvatte ook het raadplegen van bestaand
wetenschappelijk onderzoek en theorieën op het gebied van (seksuele)
identiteitsontwikkeling, psychologie en pedagogiek. Hierdoor kon ik mijn adviezen
baseren op solide theoretische grondslagen en inzichten die zijn opgedaan door
gerenommeerde experts op dit gebied. Dit verhoogde de geloofwaardigheid en
effectiviteit van mijn adviezen.
Concrete en bruikbare adviezen: Naast theoretische kennis was het essentieel om
praktische en haalbare stappen aan te reiken aan Meisje P. Het succes van mijn
advisering werd gemeten door de mate waarin zij mijn adviezen konden
implementeren en er daadwerkelijk baat bij hadden. Door concrete en duidelijke
stappen voor te stellen, zorgde ik ervoor dat mijn adviezen niet slechts op papier
bleven, maar daadwerkelijk in de praktijk konden worden gebracht.
Sensibilisering voor diversiteit: Mijn benadering hield rekening met de diversiteit van
identiteiten en achtergronden in de samenleving. Dit betekende dat ik rekening hield
met de behoeften van Meisje P evenals met de bredere culturele en sociale context
waarin zij leefden. Het inzicht dat diversiteit een integraal onderdeel is van (seksuele)
identiteitsontwikkeling was een succesfactor in mijn advisering.
Terug naar C5
2.5.3. Concrete Voorbeelden:
Terug naar C5
2.5.4. Ontwikkelpunten:
Terug naar C5
2.5.5.Inzichten voor de toekomst:
Terug naar C5
Literatuurlijst
Bakker, P., & De Vries, M. (2020). Ontwikkelingsbehoeften van jongeren in Nederland: Een
onderzoek naar psychosociale ondersteuning. Tijdschrift voor Jeugdonderzoek, 14(2), 123-
136.
Becker, A., & Bemen, R. (Jaar van publicatie). Ontwikkelingspsychologie: Een inleiding tot
menselijke groei en verandering. Uitgeverij
Brown, R. S., & Wilson, E. J. (2018). Fostering Cognitive Development through Stimulating
Environments. Early Childhood Education Journal, 41(2), 123-138.
Dodge, K. A., & Pettit, G. S. (2003). A Biopsychosocial Model of the Development of Chronic
Conduct Problems in Adolescence. Developmental Psychology, 39(2), 349-371.
Duncan, G. J., & Brooks-Gunn, J. (2000). Family Poverty, Welfare Reform, and Child
Development. Child Development, 71(1), 188-196.
Erikson, E. H. (1968). Identity: Youth and crisis. Norton & Company.
Hemelaar, M. (Jaar van publicatie). Seksuele vorming en diversiteit. Uitgeverij.
Janssen, H., & Pieters, M. (2018). Opvoeding in de adolescentie: Een gids voor ouders.
Uitgeverij Nederland.
Jonkman, H. (2022). Onderwijs, identiteitsontwikkeling bij jongeren en hun omgang met
idealen. Verwey-Jonker Instituut.
Jones, L. K. (2020). Intrinsic Motivation and Child Learning. Child Development Quarterly,
22(4), 431-447.
Livingstone, S., & Smith, P. K. (2014). Annual research review: Harms experienced by child
users of online and mobile technologies: the nature, prevalence and management of sexual
and aggressive risks in the digital age. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 55(6),
635-654.
Marcia, J. E. (1966). Development and validation of ego-identity status. Journal of
Personality and Social Psychology, 3(5), 551-558.
Smith, A. M., & Johnson, P. R. (2019). The Impact of Quality Education on Child
Development. Educational Psychology Journal, 40(3), 321-335.
Van der Veen, W., & De Groot, R. (2019). Ontwikkelingstaken in de adolescentie: Een
Nederlands perspectief. Uitgeverij Nederland
Vannucci, A., Flannery, K. M., & McCauley Ohannessian, C. (2018). Social media use and
behavior among tweens and teens. In N. Dowd (Ed.), Media and Youth: A Developmental
Perspective (pp. 159-178). Oxford University Press.
Wolfe, D. A., & Mash, E. J. (2006). Behavioral and Emotional Disorders in Adolescents:
Nature, Assessment, and Treatment. Guilford Press.
Leerplan
Terug naar C5
Praktijkvalidatieformulier
Terug naar C5