You are on page 1of 74

Identiteitsontwikkeling en de invloed van het virtuele milieu LU000361

Naam: Rangina Ghafoori


Opleiding: Pedagogiek (Deeltijd)
Werkplaats: TEC (Taal expertise centrum) Terneuzen
Praktijkbegeleider: Lieke Roelans
Datum: 3/11/2023
Versie nr. 1

Inhoud
Inleiding:.....................................................................................................................5
Hoofdstuk 1................................................................................................................ 6
Beschrijving van mijn eigen Identiteitsontwikkeling:.....................................................6
Hoofdstuk 2................................................................................................................ 7
2.1: Je zet literatuur uiteen over de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren
in hun (virtuele) leefwereld en zet verschillende benaderingen tegen elkaar af.......7
2.2: Je ontwikkelt een visueel model........................................................................8
2.3: Je analyseert een ontwikkelingsvraagstuk van een jongere over zijn/haar
(seksuele) identiteitsontwikkeling.............................................................................9
2.4: Je formuleert handelingsadviezen bij dit ontwikkelingsvraagstuk voor de
jongeren en betrokken volwassenen......................................................................10
2.5: Je reflecteert jouw persoonlijke voortgang in het analyseren en adviseren
rondom een ontwikkelingsvraagstuk.......................................................................11
Bijlagen C1............................................................................................................... 12
2.1.1.Theoretisch kader..........................................................................................12
2.1.2.Welke benadering is meest passend in mijn werkplek..................................19
2.1.3.Conclusie...................................................................................................... 21
Bijlagen C2............................................................................................................... 22
2.2.1.Visueel model................................................................................................22
2.2.2.Identiteitsontwikkeling................................................................................... 23
2.2.3.Verbinding van literatuur aan Het model.......................................................25
2.2.4.Verbinding van het model aan de jongere.....................................................26
2.2.5.De Rol van Stimulerende Factoren in de Ontwikkeling van Kinderen...........27
2.2.6.Plan van aanpak voor het gesprek met P......................................................29
2.2.7.Levenscontext van P in het Ecologische Systeemmodel..............................32
2.2.8. De weergave van mijn persoonlijke visie voor de jongere............................34
2.2.9.Casus............................................................................................................ 36
Bijlagen C3............................................................................................................... 38
2.3.1.Casus............................................................................................................ 38
2.3.2.Vraagstuk...................................................................................................... 38
2.3.3.Ontwikkelingsfasen van adolescentie:..........................................................39
2.3.4.Ontwikkelingsfase Van P:..............................................................................40
2.3.5.Context van de (Virtuele) Leefwereld in het Leven van Jongeren.................41
2.3.6.Breinontwikkeling van jongeren in vroeg adolescentie..................................42
2.3.7.Verbinding tussen Identiteitsontwikkeling en Sociale Media-gebruik bij P.....43
2.3.8.Stimulerende en belemmerende factoren van P...........................................44
2.3.9.Risicofactoren................................................................................................46
2.3.10.Ontwikkelingsbehoeften..............................................................................48
2.3.11.Ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen:..................................................49
2.3.12.Conclusie:....................................................................................................51
Bijlage C4................................................................................................................. 52
2.4.1.Achtergrond en Context................................................................................52
2.4.2.Adviezen....................................................................................................... 53
2.4.3.Conclusie:......................................................................................................65
Bijlagen C5............................................................................................................... 66
2.5.1.Reflectiemodel van Korthagen......................................................................66
2.5.2.Succesfactoren:.............................................................................................68
2.5.3. Concrete Voorbeelden:.................................................................................69
2.5.4. Ontwikkelpunten:..........................................................................................70
2.5.5.Inzichten voor de toekomst:..........................................................................71
Literatuurlijst............................................................................................................72
Praktijkvalidatieformulier........................................................................................73
................................................................................................................................73
Inleiding:

In een wereld die continu evolueert, in de nasleep van technologische vooruitgang en


de digitale revolutie, staat identiteitsontwikkeling centraal in de levens van individuen,
in het bijzonder jongeren. Dit portfolio, getiteld 'Identiteitsontwikkeling, Seksuele
Identiteit en de Invloed van het Virtuele Milieu,' werpt een doordachte blik op de
complexe interactie tussen identiteit en het digitale tijdperk.
Deze verkenning richt zich op een breed scala aan identiteitsaspecten, zoals
genderidentiteit, seksuele oriëntatie, culturele achtergrond en andere elementen die
van invloed zijn op de vorming van wie we zijn. In dit portfolio onderzoeken we de
manier waarop deze identiteiten zich manifesteren en ontwikkelen in zowel fysieke
als virtuele omgevingen, en de dynamische interactie tussen deze twee werelden.
Hoewel digitale media, sociale netwerken en online platforms onmiskenbaar van
invloed zijn op identiteitsvorming, ligt de nadruk hier niet alleen op. We duiken dieper
in de intrigerende reis die individuen doormaken terwijl ze hun eigen identiteit en
seksuele identiteit exploreren, ongeacht de digitale context. Daarnaast kijken we
naar hoe het virtuele milieu als een spiegel fungeert voor deze innerlijke
ontdekkingen en hoe het individuen in staat stelt hun identiteit te uiten en te delen
met de wereld.
Dit portfolio maakt gebruik van diepgaand onderzoek, onderbouwd door
toonaangevende theoretische concepten van psychologen en pedagogen die bekend
staan om hun werk op het gebied van identiteitsontwikkeling. Het brengt deze
theorieën samen met concrete casestudies en scenario's, die inzicht geven in het
begeleiden en ondersteunen van individuen tijdens hun zoektocht naar identiteit en
seksuele identiteit in zowel fysieke als virtuele leefwerelden.
Deze verkenning is een viering van diversiteit, zelfexpressie en persoonlijke groei in
het digitale tijdperk, en benadrukt dat identiteit en seksuele ontwikkeling diepgaande,
complexe processen zijn die niet alleen beïnvloed worden door de omgeving, maar
ook door innerlijke overtuigingen en sociale factoren. Dit portfolio nodigt lezers uit om
kritisch na te denken over de interactie tussen identiteit en digitale leefwerelden en
biedt waardevolle perspectieven voor iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling
van individuen in de moderne wereld. Welkom in dit ontdekkingsavontuur naar
identiteitsontwikkeling, seksuele identiteit en de virtuele wereld.
Hoofdstuk 1
Beschrijving van mijn eigen Identiteitsontwikkeling:

Mijn naam is Rangina Ghafoori, en ik ben 31 jaar oud. Als iemand die is opgegroeid
in Afghanistan en nu al negen jaar in Nederland woont, heeft mijn
identiteitsontwikkeling een boeiende reis doorgemaakt. Mijn identiteit wordt beïnvloed
door verschillende factoren, waaronder persoonlijke waarden, overtuigingen,
interesses, doelen en mijn sociale identiteit.
Mijn persoonlijke waarden zijn geworteld in mijn Afghaanse achtergrond. Familie,
respect voor anderen en behulpzaamheid staan centraal in mijn waardenstelsel.
Deze waarden hebben mijn identiteit gevormd als iemand die streeft naar harmonie
in de samenleving en het helpen van anderen.
Mijn religie en de lessen die ik daaruit heb geleerd, met nadruk op behulpzaamheid
en respect voor alle mensen, hebben mijn overtuigingen beïnvloed. Ik geloof sterk in
gelijkheid en het helpen van anderen.
Mijn voornaamste doel is om een succesvolle pedagoog te worden en bij te dragen
aan de positieve identiteitsontwikkeling van jongeren, waaronder mijn eigen
kinderen. Dit doel drijft mijn inspanningen in mijn studie en mijn werk.
Als Afghaanse in Nederland heb ik geleerd om mijn culturele identiteit te omarmen en
tegelijkertijd open te staan voor diversiteit en inclusie. Dit heeft mijn sociale identiteit
beïnvloed en me geholpen om me aan te passen aan nieuwe culturele contexten.
Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in mijn leven was de geboorte van
mijn oudste zoon, die autistische kenmerken vertoont (vroeger bekend als PDD-
NOS). Deze gebeurtenis heeft mijn identiteitsontwikkeling aanzienlijk beïnvloed en is
de belangrijkste reden waarom ik heb gekozen voor een opleiding in de pedagogiek.
Het zorgde ervoor dat ik me wilde specialiseren in het ondersteunen van kinderen
met speciale behoeften en hun identiteitsontwikkeling.
Stimulerende factoren die hebben bijgedragen aan mijn identiteitsontwikkeling zijn
onder andere mijn geloof, dat me heeft geleerd om behulpzaam en respectvol te zijn,
en mijn familie, die altijd een sterke steun is geweest. Mijn man, die anders is dan
veel Afghaanse mannen, heeft me de vrijheid gegeven om mijn eigen keuzes te
maken en me aangemoedigd om te studeren. Mijn passie voor onderwijs en
identiteitsontwikkeling heeft me geholpen om mijn persoonlijke groei te bevorderen.
Een belemmerende factor was de strenge opvoeding door mijn vader, die de baas
was en alle beslissingen voor ons nam. Dit heeft mijn vermogen om zelf beslissingen
te nemen beïnvloed en maakt het soms nog steeds moeilijk om zelfstandig keuzes te
maken. Daarnaast was het voor Afghaanse vluchtelingen in Pakistan moeilijk om te
studeren. Dit heeft me jarenlang het gevoel gegeven dat er iets belangrijks ontbrak in
mijn leven.
Hoofdstuk 2

2.1: Je zet literatuur uiteen over de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren in


hun (virtuele) leefwereld en zet verschillende benaderingen tegen elkaar af.

Bij dit criterium heb ik een diepgaand theoretisch kader opgebouwd, waarbij ik me
heb verdiept in de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren in relatie tot hun
(virtuele) leefwereld. Daarnaast heb ik aandacht besteed aan de theorie rondom
mediaopvoeding en hoe deze verband houdt met de (seksuele) ontwikkeling van
jongeren.
In de bijlage met de naam "Theoretisch Kader" heb ik dit overzichtelijk verwerkt. In
deze bijlage vergelijk ik verschillende benaderingen en theorieën over (seksuele)
identiteitsontwikkeling en mediaopvoeding. Hierin leg ik duidelijke en concrete
verbanden tussen de verschillende onderwerpen, die ik met behulp van de literatuur
heb onderzocht.
In de bijlage met de titel 'Welke benadering past bij de werkplek' wordt een kritische
analyse gepresenteerd van de diverse theoretische benaderingen die in het eerste
deel van dit portfolio zijn onderzocht. In deze analyse worden de geschiktheid van
elke benadering binnen de specifieke werkomgeving zorgvuldig overwogen. Deze
bijlage legt de nadruk op de belangrijkste factoren en overwegingen die hebben
geleid tot de keuze van de meest geschikte benadering voor de professionele
context. Er worden argumenten gepresenteerd om te onderbouwen waarom deze
benadering als de meest passende wordt beschouwd
Bij het beschrijven van deze criteria, heb ik nauwkeurig gelet op de theoretische
basis die ik heb gelegd en hoe ik verschillende concepten heb gecombineerd om een
holistisch begrip te creëren van hoe identiteitsontwikkeling en mediaopvoeding met
elkaar verweven zijn. Hiermee heb ik een stevige basis gelegd voor de verdere
ontwikkeling van mijn onderzoek en advies.
In de bijlage getiteld 'Conclusie' wordt de samenvatting van de vergelijking van de
verschillende theoretische benaderingen en de resonerende overwegingen
gepresenteerd. Deze conclusie weerspiegelt een evaluatie van de geschiktheid van
deze benaderingen binnen mijn werkomgeving, en de redenering erachter.
2.2: Je ontwikkelt een visueel model.

Dit criterium belicht het visuele model dat is ontworpen om inzicht te bieden in de
identiteitsontwikkeling van de jongere. De bijlage "Visueel Model" presenteert het
model zelf, waarbij theoretische inzichten en de specifieke kenmerken van de
jongere als basis dienen. Het visuele model fungeert als een onmisbaar instrument
voor het begrijpen van de identiteitsontwikkeling in relatie tot de (virtuele) leefwereld
van de jongere. Het visualiseert op heldere wijze de diverse aspecten van
identiteitsontwikkeling, zoals het zelfconcept, sociale invloeden, en de rol van digitale
media.
Vervolgens beschrijf ik mijn eigen ontwikkelings- en identiteitsvormingsreis, wat van
groot belang is omdat het inzicht verschaft in mijn eigen ervaringen en hoe deze mijn
professionele begeleiding van de jongere beïnvloeden.
In de volgende bijlage leg ik de verbinding tussen de literatuur en het ontworpen
visuele model voor de identiteitsontwikkeling van de jongere. Hier documenteer ik
zorgvuldig hoe theoretische inzichten uit de literatuur geïntegreerd zijn in het model.
Daarna wordt het visuele model gelinkt aan de situatie van Meisje P. Het
symboliseert haar overgang naar de vroege adolescentie en haar recente verhuizing
naar Nederland. De bijlage benadrukt haar specifieke ontwikkelingsbehoeften en
doelen, met een focus op fysieke, cognitieve, en emotionele aspecten. Ouders,
voornamelijk haar moeder en vader, spelen een cruciale rol in het bieden van
ondersteuning.
In de bijlage "Stimulerende Factoren in Kinderontwikkeling" wordt het belang van
deze factoren belicht en hoe ze mijn eigen ontwikkeling hebben beïnvloed.
Daarnaast wordt benadrukt dat deze factoren essentieel zijn voor de
identiteitsontwikkeling van elk kind.
Het daaropvolgende plan van aanpak richt zich op het gesprek met de jongere, met
als doel haar beter te leren kennen, haar behoeften beter te begrijpen en haar
effectiever te ondersteunen. Het plan is gericht op het creëren van een positieve en
vertrouwensvolle communicatieomgeving om de identiteitsontwikkeling van de
jongere te bevorderen.
Met behulp van haar antwoorden is het Ecologische Model van Bronfenbrenner
ingevuld, waarmee inzicht wordt verkregen in de invloed van verschillende contexten
op haar ontwikkeling en identiteitsvorming.
De volgende bijlage onthult mijn persoonlijke visie op de ontwikkeling van de jongere,
onderbouwd door literaire inzichten.
Tot slot, in de bijlage "Casus" wordt aan de hand van diepgaande gesprekken met de
jongere en haar juf een gedetailleerd verslag gegeven van haar specifieke
omstandigheden, behoeften en uitdagingen. Deze casus vormt de basis voor verdere
begeleiding en interventies om haar ontwikkeling in haar virtuele leefwereld te
ondersteunen. Het is een essentieel instrument om op maat gemaakte ondersteuning
te bieden, rekening houdend met haar individuele kenmerken en omgevingsfactoren.
2.3: Je analyseert een ontwikkelingsvraagstuk van een jongere over zijn/haar
(seksuele) identiteitsontwikkeling.

In de eerste bijlage van deze criterium wordt de casus van Meisje P gepresenteerd,
een 11-jarig meisje dat in Nederland woont. Deze bijlage beschrijft haar
gezinsachtergrond, relatie met haar familie, culturele veranderingen en haar
interesses, met de nadruk op haar gebruik van sociale media en enkele
gedragskenmerken.
Vervolgens, in de daaropvolgende bijlage, wordt het kernvraagstuk geformuleerd. Dit
richt zich op de uitdagingen waarmee Meisje P wordt geconfronteerd in termen van
het ontwikkelen van positief gedrag in de klas en het veilig gebruik van sociale
media. Deze bijlage schetst het belang van begrip van (seksuele)
identiteitsontwikkeling bij het vinden van oplossingen voor deze uitdagingen.
Om een diepgaandere analyse uit te voeren, was het essentieel om de specifieke
ontwikkelingsfase te identificeren waarin P zich momenteel bevindt. Daarom geeft de
volgende bijlage een theoretisch overzicht van de verschillende ontwikkelingsfasen in
de adolescentie, inclusief vroeg, midden en laat-adolescentie. Vervolgens wordt in
een volgende bijlage deze theoretische kennis toegepast op Meisje P, waarbij ze
wordt geïdentificeerd als zijnde in de vroeg-adolescentiefase. Dit benadrukt de
fysieke, cognitieve, sociale en emotionele veranderingen die ze doormaakt, en het
belang van begrip van deze ontwikkelingen om haar passend te ondersteunen.
Voor een diepgaander begrip van Meisje P en om zinvolle, aangepaste adviezen te
kunnen verstrekken, was het noodzakelijk om dieper in de theorie te duiken. Dit
omvatte de verkenning van twee essentiële aspecten: de context van de (virtuele)
leefwereld in het leven van jongeren en de ontwikkeling van het brein van jongeren in
de vroege adolescentie. Vervolgens wordt in een volgende bijlage een verband
gelegd tussen de ontwikkeling van de identiteit en het gebruik van sociale media
door P.
Daarna volgt een integratie van een theoretisch kader, samen met de factoren die de
ontwikkeling van P beïnvloeden, waaronder stimulerende en belemmerende
elementen. In de daaropvolgende bijlage worden de risicofactoren voor haar, haar
ontwikkelingsbehoeften, ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen beschreven.
Uiteindelijk wordt in de afsluiting van dit criterium alles samengebracht wat uitgebreid
is geanalyseerd en besproken. Dit omvat de casus van Meisje P, haar
ontwikkelingsfase, de invloed van sociale media en de relevante theorieën, en leidt
tot heldere inzichten.
2.4: Je formuleert handelingsadviezen bij dit ontwikkelingsvraagstuk voor de
jongeren en betrokken volwassenen.

Dit criterium richt zich op Meisje P, een 11-jarige in Nederland in de vroege


adolescentie. Het begint met een inleiding die de achtergrond en context schetst,
waarin de uitdagingen van haar identiteitsontwikkeling en virtuele betrokkenheid
worden belicht.
Vervolgens worden concrete handelingsadviezen voorgesteld. Emotionele
begeleiding wordt aanbevolen om haar identiteitsvragen aan te pakken, terwijl het
bevorderen van digitale geletterdheid en mediawijsheid essentieel is om verstandig
online gedrag te stimuleren. Deze adviezen worden ondersteund met
literatuurverwijzingen.
Daarnaast zijn bijstellingsmogelijkheden aangegeven, zoals regelmatige follow-up,
inzet van externe hulpbronnen en ouderbetrokkenheid om de adviezen aan te
passen aan veranderende behoeften.
Het rapport wordt afgesloten met een conclusie die benadrukt hoe deze holistische
aanpak kan bijdragen aan een respectvolle leeromgeving waarin Meisje P en haar
klasgenoten kunnen gedijen. Het benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen
betrokken volwassenen om haar te ondersteunen in deze cruciale levensfase.
2.5: Je reflecteert jouw persoonlijke voortgang in het analyseren en adviseren
rondom een ontwikkelingsvraagstuk.

Dit criterium belicht het gebruik van het Reflectiemodel van Korthagen als een
waardevol instrument in mijn professionele ontwikkeling en pedagogische
begeleiding. Het reflectiemodel is ontworpen om diepgaande inzichten te verschaffen
in complexe ontwikkelingsvraagstukken en heeft me in staat gesteld om mijn
professioneel handelen te verbeteren.
In dit criterium beschrijf ik hoe ik het model heb toegepast in verschillende fasen van
mijn reflectieproces. Dit omvat het analyseren van een ontwikkelingsvraagstuk
gerelateerd aan de seksuele identiteitsontwikkeling van een jongere, Meisje P, en het
adviseren van haar en betrokken volwassenen.
Dit criterium illustreert hoe het Reflectiemodel van Korthagen heeft bijgedragen aan
mijn groei als pedagoog en mijn vermogen om jongeren zoals Meisje P effectief te
ondersteunen in hun ontwikkeling. Het benadrukt ook het belang van voortdurende
professionele ontwikkeling en reflectie in mijn toekomstige pedagogische praktijk.
Terwijl ik verder ging met mijn reflectie, heb ik de specifieke elementen benoemd die
hebben bijgedragen aan mijn effectiviteit als pedagoog. Deze succesfactoren
omvatten mijn vermogen om een op maat gemaakte benadering te hanteren, waarbij
ik erken dat elk individu uniek is en een persoonlijke aanpak vereist. Mijn inzicht in
het belang van empathie en inlevingsvermogen in mijn communicatie heeft mij
geholpen vertrouwen op te bouwen en effectieve adviezen te geven. Daarnaast heb
ik ook voorbeelden gegeven.
Na het identificeren van mijn succesfactoren als pedagoog, heb ik eveneens
aandacht besteed aan mijn ontwikkelpunten en groeimogelijkheden als toekomstige
pedagoog. Ik ben me bewust geworden van de noodzaak om een dieper begrip te
verwerven van de individuele situaties waarmee ik in mijn toekomstige werk te
maken zal krijgen. Hoewel ik al inzag dat een aangepaste benadering cruciaal is,
besef ik dat er altijd ruimte is voor verbetering in het begrijpen van de complexiteit en
subtiliteiten van individuele casussen.
Ten slotte wil ik graag benadrukken dat deze reflectie me heeft voorzien van
waardevolle inzichten die ik met vastberadenheid naar de toekomst zal meenemen.
Deze inzichten zullen dienen als de pijlers van mijn professionele groei en zullen mijn
toekomstige pedagogische praktijk vormgeven.
De praktijkvalidatieformulier en de leerplan heb ik als aparte bijlagen toegevoegd.
Bijlagen C1

2.1.1.Theoretisch kader

Hier verkennen we een scala aan theoretische benaderingen die een diepgaand
inzicht bieden in de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren. Deze theorieën
zijn van onschatbare waarde om te begrijpen hoe jongeren hun seksuele identiteit
vormgeven en begrijpen, een proces dat tijdens de adolescentie cruciaal is voor hun
zelfconcept en relaties met anderen.

1. Identiteitsontwikkeling van jongeren:


 Erik Erikson's Theorie van Psychosociale Ontwikkeling:

Erik Erikson's theorie van psychosociale ontwikkeling is een fundamenteel kader om


de identiteitsontwikkeling van jongeren te begrijpen. Volgens Erikson doorlopen
adolescenten het stadium van 'Identiteit versus Identiteitsverwarring', dat cruciaal is
voor hun persoonlijke groei. Tijdens dit stadium worden jongeren geconfronteerd met
een identiteitscrisis, waarin ze hun eigen identiteit moeten ontdekken en vormgeven.
Ze beginnen te experimenteren met verschillende rollen, waarden en overtuigingen
om te begrijpen wie ze zijn en waar ze voor staan. Deze periode van zelfontdekking
en identiteitsvorming kan leiden tot het verkennen van seksuele identiteitenoriëntatie
(Erikson,1976).
Dit proces is van cruciaal belang in de adolescentie, omdat het een sterke invloed
kan hebben op het welzijn en de gezondheid van jongeren. Een gezonde (seksuele)
identiteitsontwikkeling kan bijdragen aan een positief zelfbeeld en gezonde relaties.
Het begrijpen van (seksuele) identiteitsontwikkeling is van belang om jongeren te
ondersteunen in hun zoektocht naar zelfidentificatie en om hen te voorzien van de
nodige middelen om gezonde seksuele beslissingen te nemen (Rosario, 2006).
Hier zijn enkele van de belangrijkste fasen van identiteitsontwikkeling volgens
Erikson:

Vertrouwen versus wantrouwen (geboorte tot 1 jaar): In de eerste levensjaren leren


baby's of ze kunnen vertrouwen op de wereld om hen heen. Ze ontwikkelen
vertrouwen als hun basisbehoeften, zoals voeding, comfort en aandacht, consistent
worden vervuld. Als deze behoeften niet worden voldaan, kan wantrouwen ontstaan,
wat van invloed kan zijn op de ontwikkeling van een positieve zelfidentiteit.
Autonomie versus schaamte en twijfel (1-3 jaar): Tijdens de peuterjaren beginnen
kinderen onafhankelijkheid te verkennen. Ze willen ontdekken en experimenteren,
wat essentieel is voor hun identiteitsontwikkeling. Als ze deze autonomie niet mogen
ervaren of als ze te veel controle ondervinden, kunnen schaamte en twijfel ontstaan,
wat negatieve gevolgen kan hebben voor hun zelfbeeld.
Initiatief versus schuldgevoel (3-6 jaar): In deze fase beginnen kinderen hun
omgeving actief te verkennen. Ze nemen initiatief in hun spel en leren beslissingen te
nemen. Als ze worden aangemoedigd en ondersteund, ontwikkelen ze een gevoel
van competentie en zelfvertrouwen. Te veel kritiek of bestraffing kan echter leiden tot
gevoelens van schuldgevoel, wat de identiteitsontwikkeling kan belemmeren.
Doelgerichtheid versus minderwaardigheid (6-12 jaar): Tijdens de basisschooljaren
beginnen kinderen vaardigheden en kennis op te bouwen. Ze ervaren succes in
academische en sociale activiteiten, wat bijdraagt aan een positieve
identiteitsvorming. Als ze voortdurend het gevoel hebben dat ze niet aan
verwachtingen voldoen, kunnen gevoelens van minderwaardigheid ontstaan.
Identiteit versus identiteitsverwarring (adolescentie): Dit is de fase waarin
adolescenten actief op zoek gaan naar hun eigen identiteit. Ze onderzoeken hun
waarden, overtuigingen, interesses en rollen. De zoektocht naar identiteit kan soms
leiden tot verwarring en conflicten, maar uiteindelijk moeten ze een coherente
identiteit ontwikkelen.
Intimiteit versus isolatie (jongvolwassenheid): In deze fase ontwikkelen volwassenen
intieme relaties met anderen. Het vermogen om zich emotioneel te verbinden en
intieme banden te vormen heeft invloed op hoe ze hun eigen identiteit zien. Isolatie
of mislukking bij het opbouwen van relaties kan identiteitsproblemen veroorzaken.
Generativiteit versus stagnatie (middelbare leeftijd): Volwassenen richten zich op het
begeleiden van de volgende generatie en bijdragen aan de samenleving. Het
vervullen van deze rol kan bijdragen aan een positieve zelfidentiteit en gevoel van
zingeving. Stagnatie kan leiden tot gevoelens van nutteloosheid of identiteitsverlies.
Integriteit versus wanhoop (late volwassenheid): Tijdens de late volwassenheid
evalueren individuen hun leven en reflecteren ze op hun prestaties en ervaringen.
Een positieve uitkomst draagt bij aan een gevoel van integriteit en een voltooide
identiteit, terwijl wanhoop kan ontstaan als ze het gevoel hebben dat ze kansen
hebben gemist.
Het s belangrijk om te benadrukken dat de identiteitsontwikkeling een voortdurend en
dynamisch proces is, en individuen kunnen gedurende hun leven verschillende
stadia doorlopen. Bovendien kunnen externe factoren en ervaringen een grote rol
spelen bij hoe deze fasen worden doorgemaakt (Erikson, 1968).

 James Marcia's Identiteitsstatus Model:


James Marcia's Identiteitsstatus Model is een theoretisch kader dat vier verschillende
identiteitsstatussen identificeert waarin adolescenten zich kunnen bevinden tijdens
hun zoektocht naar identiteit. Deze statussen zijn:
Identiteitsverwarring: In deze fase zijn jongeren verward over hun identiteit. Ze
hebben moeite met het begrijpen van wie ze zijn en wat ze willen worden. Er is
weinig exploratie en toewijding aan identiteitskwesties.
Diffusie: Jongeren in deze status hebben weinig interesse in het verkennen van
identiteitsvraagstukken en tonen geen duidelijke toewijding aan een bepaalde
identiteit. Ze zijn vaak passief en lijken zich er niet druk om te maken.
Moratorium: Dit is een fase waarin jongeren actief betrokken zijn bij het verkennen
van verschillende identiteitsaspecten, maar ze hebben nog geen definitieve
toewijding gemaakt. Ze experimenteren en onderzoeken verschillende
mogelijkheden.
Voltooide Identiteit: In deze fase hebben jongeren duidelijke identiteitskeuzes
gemaakt en tonen ze een gevoel van toewijding aan hun identiteit. Ze hebben hun
identiteit gevonden en zijn er tevreden mee.
Dit model biedt inzicht in de identiteitsontwikkeling van jongeren en hoe ze
verschillende identiteitsstatussen kunnen ervaren tijdens hun adolescentie
(Marcia,1966).
 Zelfconcepttheorieën:
De zelfconcepttheorieën, zoals voorgesteld door Carl Rogers, benadrukken de
centrale rol van het zelfconcept in de identiteitsontwikkeling van individuen. Het
zelfconcept verwijst naar hoe mensen zichzelf zien en evalueren. Rogers legde de
nadruk op drie belangrijke componenten van het zelfconcept:
Zelfwaardering: Dit heeft betrekking op de mate waarin iemand zichzelf waardeert en
accepteert. Positieve zelfwaardering is essentieel voor een gezonde
identiteitsontwikkeling.
Zelfbeeld: Dit is het beeld dat iemand heeft van zichzelf, inclusief fysieke kenmerken,
persoonlijkheid en vaardigheden.
Ideaal zelf: Dit verwijst naar het ideale beeld dat iemand heeft van wie ze zouden
willen zijn. Het kan beïnvloeden hoe individuen streven naar bepaalde
identiteitskenmerken.
Deze zelfconcepttheorieën onderstrepen het belang van zelfacceptatie en
zelfwaardering in het proces van identiteitsvorming (Rogers, 1959).

James Marcia's Identiteitsstatus Model vs. Zelfconcepttheorieën van Carl Rogers:


James Marcia's Identiteitsstatus Model legt de nadruk op de verschillende statussen
van identiteitsontwikkeling die jongeren kunnen doorlopen. Het benadrukt de actieve
verkenning en toewijding aan identiteitskwesties. In tegenstelling hiermee
benadrukken de Zelfconcepttheorieën van Carl Rogers de rol van zelfwaardering en
acceptatie bij identiteitsontwikkeling. Een diepgaande vergelijking onthult dat
Marcia's model zich richt op de dynamische aspecten van identiteitsvorming, zoals
het actief verkennen van verschillende identiteitsdimensies en het doorlopen van
identiteitscrises. Aan de andere kant stelt Rogers dat zelfwaardering en acceptatie
essentieel zijn voor een positief zelfconcept en uiteindelijk voor identiteit. Dit betekent
dat, terwijl Marcia's model de nadruk legt op de ontwikkeling van identiteitsstatussen,
Rogers de nadruk legt op de kwaliteit van het zelfbeeld als een centraal element in
identiteitsvorming.
Zelfconcepttheorieën van Carl Rogers vs. Marcia's Model:
De Zelfconcepttheorieën van Carl Rogers benadrukken de rol van zelfwaardering en
acceptatie in identiteitsontwikkeling. Ze suggereren dat positieve zelfwaardering
essentieel is voor een gezond zelfbeeld en een gezonde identiteit. In tegenstelling tot
Marcia's model, dat zich meer richt op de dynamische aspecten van
identiteitsverandering, leggen de Zelfconcepttheorieën de nadruk op de kwaliteit van
het zelfbeeld als een centraal element in identiteitsvorming. Dit benadrukt dat
identiteit niet alleen wordt gevormd door veranderingen in identiteitsstatussen, maar
ook door hoe iemand zichzelf waardeert en accepteert.
In deze vergelijking hebben we dieper ingezoomd op de verschillen tussen de
benaderingen van identiteitsontwikkeling van jongeren en de theoretische
perspectieven van Marcia, Rogers, Culturele Identiteit en Narratieve Identiteit. Deze
verschillen zijn te wijten aan de unieke focusgebieden, filosofieën en aannames van
elke benadering. Het begrijpen van deze verschillen is van cruciaal belang voor het
analyseren en toepassen van deze theoretische kaders bij het onderzoeken van de
(seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren in hun (virtuele) leefwereld.
 Culturele Identiteit:
Culturele Identiteitstheorie is gericht op het begrijpen van hoe individuen hun
identiteit ontwikkelen binnen een culturele context. Deze theorie erkent dat cultuur
een belangrijke rol speelt bij het vormgeven van iemands identiteit. Belangrijke
aspecten van deze theorie zijn:
Culturele identificatie: Individuen identificeren zich met de culturele groep(en)
waartoe ze behoren en nemen kenmerken van die cultuur op in hun zelfbeeld.
Culturele sociale invloed: De interactie met anderen binnen de culturele groep
beïnvloedt hoe individuen hun identiteit construeren en beleven.
Cultuurconflict: Soms kunnen individuen conflicten ervaren tussen hun culturele
identiteit en andere aspecten van hun identiteit, wat uitdagingen met zich meebrengt.
Culturele Identiteitstheorie biedt inzicht in hoe cultuur identiteitsvorming beïnvloedt
en hoe individuen zichzelf zien in relatie tot hun culturele achtergrond (Phinney,
1990).
Culturele Identiteitstheorie vs. Marcia's Model:
Culturele Identiteitstheorie benadrukt de rol van cultuur in identiteitsvorming. Het
suggereert dat individuen zich identificeren met culturele groepen en dat deze
identificatie een belangrijke rol speelt in hoe ze zichzelf zien en begrijpen. In
tegenstelling tot Marcia's model, dat zich voornamelijk richt op individuele
identiteitsstatussen, benadrukt Culturele Identiteitstheorie de invloed van externe
factoren, zoals culturele waarden en normen, op identiteitsontwikkeling. Dit impliceert
dat culturele identiteitstheorie een breder perspectief biedt dat niet alleen individuele
identiteit maar ook culturele invloeden op identiteitsvorming omvat.
 Narratieve Identiteit:
Narratieve Identiteitstheorie, zoals geformuleerd door Dan McAdams, benadrukt het
belang van levensverhalen bij identiteitsontwikkeling. Deze theorie stelt dat mensen
hun identiteit construeren door middel van verhalen die ze zichzelf vertellen. Enkele
kernpunten van deze theorie zijn:
Levensverhalen: Individuen creëren verhalen over hun leven, inclusief belangrijke
gebeurtenissen, keerpunten en relaties. Deze verhalen helpen bij het vormgeven van
hun identiteit.
Identiteitsnarratie: De manier waarop mensen hun levensverhaal vertellen,
beïnvloedt hoe ze zichzelf begrijpen en presenteren aan anderen.
Zelf en samenleving: Narratieve identiteit verbindt het individu met de samenleving
en culturele verhalen.
Narratieve Identiteitstheorie biedt inzicht in hoe individuen hun identiteit construeren
door middel van verhalen en hoe deze verhalen hun zelfconcept en identiteit
beïnvloeden (McAdams, 2001).
Narratieve Identiteitstheorie vs. Marcia's Model:
Narratieve Identiteitstheorie, zoals geformuleerd door Dan McAdams, benadrukt het
belang van levensverhalen bij identiteitsontwikkeling. McAdams stelt dat individuen
hun identiteit construeren door middel van verhalen die ze over zichzelf vertellen. Dit
staat in contrast met Marcia's model, dat zich minder richt op de rol van persoonlijke
verhalen in identiteitsvorming. De toevoeging van Narratieve Identiteitstheorie aan de
vergelijking onderstreept dat er verschillende manieren zijn waarop individuen hun
identiteit kunnen begrijpen en construeren, en dat verhalen een krachtig instrument
zijn om dit proces te verkennen.
2. (Seksuele) Identiteitsontwikkeling:
Seksuele Identiteitstheorie:
Seksuele identiteit omvat hoe individuen hun seksuele oriëntatie, genderidentiteit en
genderexpressie begrijpen en beleven. Het Genderbread-persoonmodel, ontwikkeld
door genderdeskundige Sam Killermann, biedt een uitgebreid kader voor het
begrijpen van deze aspecten. Het model benadrukt dat seksuele identiteit complex is
en bestaat uit dimensies zoals seksuele aantrekking, genderidentiteit,
genderexpressie en emotionele connectie. Dit kan jongeren helpen hun eigen
seksuele identiteit te verkennen en begrijpen (Keuzenkamp, 2004).
Erik Erikson's Theorie van Psychosociale Ontwikkeling vs. James Marcia's
Identiteitsstatus Model
Vergelijking: Erik Erikson's theorie van psychosociale ontwikkeling en James Marcia's
Identiteitsstatus Model zijn twee benaderingen die proberen te begrijpen hoe
jongeren hun identiteit ontwikkelen. Hoewel ze op het eerste gezicht op elkaar lijken
omdat ze beide de adolescentie als een belangrijke periode voor identiteitsvorming
erkennen, hebben ze enkele interessante verschillen.
Erikson stelt dat adolescenten zich in een fase bevinden die hij 'Identiteit versus
Identiteitsverwarring' noemt. Hij benadrukt dat het voor jongeren van cruciaal belang
is om tijdens deze fase een stabiele identiteit te ontwikkelen om psychosociale
gezondheid te bereiken. In zijn benadering ligt de nadruk op het overwinnen van
psychosociale conflicten als een middel om een gezonde identiteit op te bouwen.
In tegenstelling tot Erikson richt Marcia's Identiteitsstatus Model zich op de
verschillende stadia van identiteitsontwikkeling, zoals identiteitsverwarring,
foreclusie, moratorium en voltooid. Marcia's model benadrukt actieve exploratie en
toewijding aan identiteitskwesties. Met andere woorden, hij kijkt naar hoe jongeren
actief nadenken over wie ze willen worden en hoe ze zichzelf zien.
Het belangrijkste verschil hier is de benadering zelf: Erikson concentreert zich op het
overwinnen van innerlijke conflicten, terwijl Marcia kijkt naar de actieve verkenning.
3. Virtuele Leefwereld:
Digitale Natives:
Het begrip 'Digitale Natives' verwijst naar jongeren die zijn opgegroeid in een wereld
waar digitale technologieën alomtegenwoordig zijn. Marc Prensky introduceerde
deze term om aan te geven dat deze generatie een natuurlijk begrip heeft van
digitale technologieën. Ze hebben de neiging om intuïtief om te gaan met computers,
internet en andere digitale hulpmiddelen. Deze vaardigheden zijn cruciaal voor hun
interactie met de virtuele leefwereld, waarbij ze naadloos navigeren tussen online
platforms, sociale media en digitale communicatiemiddelen (De Haan,2012).
Online Identiteit:
Online identiteit omvat hoe individuen zichzelf presenteren en waarnemen in de
virtuele wereld. Sherry Turkle heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar dit concept en
benadrukt dat mensen online vaak meerdere identiteiten aannemen en hun zelfbeeld
en gedrag aanpassen op basis van de context. Dit fenomeen staat bekend als de
'multipliciteit van zelf'. Het begrijpen van online identiteit is van cruciaal belang,
aangezien jongeren vaak verschillende online persona's aannemen op sociale media
en andere online platforms (Turkle,1995).
4. Mediaopvoeding:
Mediawijsheid:
Mediawijsheid is de mate waarin individuen kritisch en verantwoordelijk kunnen
omgaan met media. Het concept bestaat uit verschillende aspecten, waaronder
mediageletterdheid, kritisch denken over media-inhoud en ethisch online gedrag. De
theorie van mediawijsheid benadrukt het belang van het ontwikkelen van deze
vaardigheden bij jongeren om hen te helpen de virtuele leefwereld te begrijpen en
gezonde online keuzes te maken. (Pijpers, De Haan,2012).
Digitale Geletterdheid:
Digitale geletterdheid omvat het begrijpen van digitale technologieën,
informatievaardigheden, online privacy en digitale communicatie. Deze vaardigheden
zijn essentieel voor jongeren om zich veilig en competent in de virtuele wereld te
bewegen. Het ontwikkelen van digitale geletterdheid bij jongeren helpt hen om
bewuste en verantwoordelijke digitale burgers te worden (Van den Beemt, &
Akkerman,2017).
5. (Seksuele) Ontwikkeling van Jongeren:
Puberteit en Seksuele Ontwikkeling:
De puberteit is een cruciale fase in de ontwikkeling van jongeren, zowel fysiek als
psychosociaal. Fysiologisch gezien ervaren jongeren veranderingen in hun lichaam,
zoals de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken en hormonale
veranderingen. Deze fysieke veranderingen hebben invloed op hun seksuele
ontwikkeling. Psychosociaal gezien ontwikkelen jongeren hun seksuele identiteit en
oriëntatie, wat vaak samengaat met het verkennen van romantische relaties en
seksualiteit. Verschillende psychosociale theorieën, zoals die van Jean Piaget en
Lawrence Kohlberg, kunnen worden toegepast om de seksuele ontwikkeling van
jongeren te begrijpen en te analyseren (De Graaf & Kruijer,2013).
Seksuele Voorlichting:
Seksuele voorlichting is een belangrijk onderdeel van de opvoeding van jongeren.
Het doel is om jongeren te informeren over seksualiteit, relaties en gezond seksueel
gedrag. Een relevante theorie in dit verband is het Health Belief Model, dat verklaart
hoe individuen gezondheidsgedrag overwegen en beslissingen nemen op basis van
hun percepties van de ernst van de gezondheidsproblemen en de voordelen van
gezond gedrag. Door seksuele voorlichting vanuit dit perspectief te bekijken, kun je
begrijpen hoe jongeren beslissingen nemen met betrekking tot seksualiteit op basis
van hun percepties en attitudes ( Vanwesenbeeck,& Bakker,2015).
6. Ouderlijke Betrokkenheid:
Ouderlijke Begeleiding en Mediaopvoeding:
Ouders spelen een cruciale rol bij de mediaopvoeding van hun kinderen, vooral als
het gaat om het begrijpen van de impact van media op de seksuele ontwikkeling van
jongeren. De Sociale Leertheorie (Social Learning Theory) van Albert Bandura kan
worden toegepast om te begrijpen hoe ouders door hun eigen gedrag en attitudes als
rolmodellen fungeren. Ouders kunnen attitudes en normen over seksualiteit en
mediagebruik overdragen aan hun kinderen door middel van modeling en
begeleiding. Een positieve en open communicatie tussen ouders en kinderen over
deze onderwerpen kan de ouderlijke betrokkenheid vergroten en de ontwikkeling van
gezonde attitudes ten opzichte van seksualiteit en media bevorderen (De Haan &
Huizinga,2014).
Terug naar C1
2.1.2.Welke benadering is meest passend in mijn werkplek

Binnen mijn werkplek (Het Taal Expertise Centrum), waar kinderen met diverse
achtergronden, talen en ontwikkelingsniveaus samenkomen, is het van essentieel
belang om een benadering te kiezen die nauw aansluit bij de unieke en complexe
behoeften van deze kinderen. In deze context van taal- en
ontwikkelingsondersteuning kunnen we verschillende benaderingen overwegen die
passend lijken, waarbij we vervolgens argumenten formuleren om de geschiktheid
van de ecologische benadering te benadrukken.
Ecologische benadering:
Geschiktheid: De ecologische benadering, zoals geformuleerd door Urie
Bronfenbrenner, richt zich op de wisselwerking tussen een kind en zijn of haar
omgeving. In de TEC-omgeving, waar kinderen met diverse achtergronden en
behoeften worden bediend, biedt deze benadering een holistisch raamwerk om de
complexe dynamiek te begrijpen waarmee deze kinderen worden geconfronteerd.
Deze benadering erkent dat kinderen zich ontwikkelen binnen verschillende
systemen, zoals het microsysteem (hun directe omgeving), mesosysteem (interacties
tussen systemen) en exosysteem (indirecte invloeden). In de TEC-omgeving zijn de
kinderen voortdurend betrokken bij verschillende omgevingen, waaronder hun gezin,
school en gemeenschap. Door de ecologische benadering te omarmen, kunnen we
de wisselwerking tussen deze systemen beter begrijpen en identificeren hoe ze van
invloed zijn op de taal- en ontwikkelingsbehoeften van elk kind.
Aangezien de kinderen in de TEC-omgeving een breed scala van culturele
achtergronden en ontwikkelingsniveaus vertegenwoordigen, biedt de ecologische
benadering een kader dat de diversiteit van deze kinderen weerspiegelt.
Deze benadering stelt ons in staat rekening te houden met de culturele dimensie van
opvoeding, wat van cruciaal belang is voor een inclusieve en effectieve benadering.
Elk kind brengt zijn eigen culturele context mee, en de ecologische benadering helpt
ons deze context te integreren in de ondersteuning van hun taal- en
ontwikkelingsbehoeften.
In de TEC-omgeving kunnen we te maken hebben met kinderen in verschillende
ontwikkelingsstadia.
De ecologische benadering benadrukt dat kinderen in verschillende stadia van hun
ontwikkeling verschillende interacties en invloeden ervaren. Door deze verschillen te
begrijpen en rekening te houden met de levensloop van elk kind, kunnen we een
gepersonaliseerde aanpak bieden die aansluit bij hun specifieke
ontwikkelingsbehoeften.
Het is belangrijk op te merken dat in de TEC-omgeving een flexibele aanpak
noodzakelijk is. Hoewel de ecologische benadering als basis kan dienen, is het
essentieel om elementen uit verschillende benaderingen te integreren om aan de
specifieke behoeften van elk individueel kind te voldoen. Dit maakt een inclusieve en
effectieve ondersteuning mogelijk.
De ecologische benadering stelt inclusiviteit voorop door te erkennen dat het
ontwikkelingsproces van kinderen nauw verweven is met hun omgeving. Dit sluit
naadloos aan bij de diverse populatie binnen het TEC, waar kinderen van
verschillende achtergronden en talen worden ondersteund. Door de complexe
wisselwerking tussen deze diverse elementen te begrijpen, kan het TEC een
inclusieve omgeving bevorderen waarin elk kind wordt gewaardeerd en ondersteund
in zijn of haar unieke ontwikkeling.
De ecologische benadering benadrukt het belang van preventie en vroegtijdige
interventie. Dit is van cruciaal belang in de context van het TEC, waar kinderen met
verschillende taalachterstanden en ontwikkelingsbehoeften worden bediend. Door de
ecologische benadering toe te passen, kunnen risicofactoren en uitdagingen in een
vroeg stadium worden geïdentificeerd, waardoor tijdige interventies mogelijk zijn om
de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen.
De ecologische benadering benadrukt ook de waarde van samenwerking tussen
verschillende belanghebbenden, waaronder ouders, verzorgers, leerkrachten en
gemeenschapsinstanties. Dit is van bijzonder belang in het TEC, waar de
betrokkenheid van ouders en de samenwerking met scholen en gemeenschappen
essentieel zijn om de ontwikkelingsbehoeften van kinderen effectief aan te pakken.
De ecologische benadering erkent dat ontwikkeling een dynamisch proces is dat in
de loop van de tijd verandert. Dit is relevant voor het TEC, waar kinderen gedurende
hun schooljaren verschillende uitdagingen en behoeften kunnen ervaren. De
flexibiliteit van de ecologische benadering stelt het TEC in staat om zich aan te
passen aan de veranderende behoeften van kinderen en voortdurend effectieve
ondersteuning te bieden.
kortom is de ecologische benadering bijzonder geschikt voor de werkomgeving in het
Taal Expertise Centrum. Het biedt een holistisch kader om de complexe en unieke
behoeften van kinderen met diverse achtergronden en ontwikkelingsniveaus te
begrijpen. Door rekening te houden met de interacties tussen systemen, culturele
dimensies, en de ontwikkelingsstadia van kinderen, stelt de ecologische benadering
het TEC in staat om een inclusieve en gepersonaliseerde ondersteuning te bieden.

Terug naar C1
2.1.3.Conclusie

Na zorgvuldige overweging van de verschillende theoretische benaderingen met


betrekking tot de (seksuele) identiteitsontwikkeling van jongeren, online identiteit,
media-opvoeding, en ouderlijke betrokkenheid, ben ik tot de conclusie gekomen dat
er geen 'one-size-fits-all' benadering is. Elke benadering heeft zijn waarde en
toepassingsgebied, afhankelijk van de specifieke context en doelstellingen.
Erik Erikson's Theorie van Psychosociale Ontwikkeling biedt inzicht in de
psychologische uitdagingen waarmee jongeren worden geconfronteerd bij het
vormgeven van hun identiteit, terwijl James Marcia's Identiteitsstatus Model nuttig is
om te begrijpen waar jongeren zich bevinden in hun zoektocht naar identiteit. Deze
benaderingen richten zich voornamelijk op individuele identiteitsvorming.
Aan de andere kant benadrukt Culturele Identiteitstheorie de rol van cultuur bij het
vormgeven van identiteit, en Narratieve Identiteitstheorie benadrukt hoe persoonlijke
verhalen de identiteit vormgeven. Deze benaderingen brengen de invloed van de
bredere maatschappij en persoonlijke levensverhalen in de kijker
In de context van de virtuele leefwereld en de invloed van digitale technologieën, is
de erkenning van jongeren als Digitale Natives van cruciaal belang. Het begrijpen
van hoe ze online identiteiten vormgeven en hoe mediawijsheid en digitale
geletterdheid hen kunnen helpen, is essentieel.
Seksuele ontwikkeling en seksuele voorlichting verdienen speciale aandacht,
aangezien ze een belangrijk onderdeel zijn van de adolescentie. Het Health Belief
Model biedt inzicht in hoe jongeren beslissingen nemen met betrekking tot
seksualiteit op basis van hun percepties en attitudes.
Ouderlijke betrokkenheid en mediaopvoeding zijn van groot belang voor het
begeleiden van jongeren in hun interactie met media en hun ontwikkeling van
gezonde online en offline identiteiten.
De conclusie is dat geen van deze benaderingen op zichzelf alomvattend is. In plaats
daarvan is een geïntegreerde aanpak waarschijnlijk het meest effectief. Dit betekent
dat we rekening moeten houden met de unieke behoeften en contexten van jongeren
en een combinatie van theoretische perspectieven moeten toepassen. Het draait
allemaal om het begrijpen van de complexiteit van identiteitsontwikkeling en het
aanbieden van de juiste begeleiding op basis van de specifieke situatie. Ik geloof dat
een holistische benadering die rekening houdt met zowel individuele als culturele
aspecten, evenals de digitale dimensie, de meest veelbelovende manier is om
jongeren te ondersteunen in hun identiteitsvorming.

Terug naar C1
Bijlagen C2

2.2.1.Visueel model

Terug naar C2
2.2.2.Identiteitsontwikkeling

Toen ik opgroeide, was mijn leven vol met uitdagingen en obstakels, en het lijkt erop
dat mijn identiteitsontwikkeling een voortdurende strijd was.
In mijn kindertijd en adolescentie waren er talloze uitdagingen, en het voelde alsof ik
me in een staat van 'identiteitsdiffusie' bevond. De oorlog in ons thuisland en de
daaropvolgende emigratie naar een nieuw land brachten veel verwarring en
onzekerheid met zich mee. Het was moeilijk om te begrijpen wie ik was en waar ik
thuishoorde. De traumatische gebeurtenissen in mijn jeugd, de verandering van
omgeving en de culturele schokken veroorzaakten een diepgaande onzekerheid over
mijn identiteit.
Als gevolg van financiële problemen en discriminatie in Pakistan hebben mijn familie
en ik in die periode verplichtingen aangegaan zonder echt de kans te krijgen om
keuzes te onderzoeken. We werden gedwongen om naar scholen te gaan met lage
onderwijskwaliteit, omdat we ons niet konden veroorloven om naar de Pakistaanse
school te gaan vanwege de hoge kosten. Deze situatie voelde als een 'verstarring',
waarbij de externe omstandigheden onze keuzes beperkten.
Gedurende de jaren begonnen mijn broers en zussen en ik actief bijlessen te volgen
en onszelf te onderwijzen. Ondanks financiële beperkingen zetten we door met onze
educatieve aspiraties. Dit was een periode van 'moratorium', waarin we actief
streefden naar het begrijpen van wie we waren en wat we wilden. We
experimenteerden met verschillende educatieve mogelijkheden en probeerden onze
eigen identiteit te vormen.
Na verloop van tijd begonnen de financiële zorgen te verminderen en begonnen we
ons geleidelijk meer geïntegreerd te voelen in de cultuur van het nieuwe land.
Ondanks de voortdurende discriminatie en vijandigheid, voel ik nu dat ik de fase van
'identiteitsverwezenlijking' heb bereikt. Ondanks de talloze obstakels en de
afwezigheid van positieve herinneringen aan mijn jeugd, heb ik een sterke wil
ontwikkeld en mijn eigen pad gevonden. Ik weet nu wie ik ben, wat ik wil bereiken en
welke waarden ik koester. Deze reis heeft mijn identiteit op unieke wijze gevormd en
heeft me sterker en veerkrachtiger gemaakt. Het heeft me geleerd dat, ongeacht de
omstandigheden, het mogelijk is om je identiteit te vinden en je doelen na te streven.
De ontwikkeling van kinderen en adolescenten is een onderwerp dat door de jaren
heen aandacht heeft getrokken van talrijke psychologen en onderzoekers. Een van
de belangrijke aspecten van deze ontwikkeling is de vorming van een persoonlijke
identiteit, een proces dat van cruciaal belang is voor het begrijpen van hoe jongeren
zichzelf definiëren en zich verhouden tot de wereld om hen heen. Verscheidene
psychologen hebben bijgedragen aan de studie van identiteitsontwikkeling, maar een
opvallende figuur op dit gebied is Kenneth J. Marcia. Marcia's model van
identiteitsontwikkeling bouwt voort op het werk van Erik Erikson en heeft vier
identiteitsstatussen geïdentificeerd die adolescenten kunnen ervaren tijdens hun reis
naar volwassenheid (Erikson, 1968; Marcia, 1966).
Deze fasen bieden inzicht in de processen van zelfontdekking en identiteitsvorming,
waarbij individuen variëren in de mate waarin ze actief keuzes onderzoeken en
verplichtingen aangaan. Terug naar C2

2.2.3.Verbinding van literatuur aan Het model

Fase van Identiteitsverwarring (Erikson):


De initiële fase van het visuele model waarin de jongere wordt omringd door
verschillende gedachten en invloeden, komt overeen met Erik Erikson's "Identiteit
versus Identiteitsverwarring". Volgens Erikson doorlopen adolescenten deze fase
tijdens hun ontwikkeling, wat een cruciale periode is voor hun persoonlijke groei
(Erikson, 1976). Tijdens deze fase ervaren jongeren een identiteitscrisis waarin ze
hun eigen identiteit moeten ontdekken en vormgeven. Ze beginnen te
experimenteren met verschillende rollen, waarden en overtuigingen om te begrijpen
wie ze zijn en waar ze voor staan. Deze periode van zelfontdekking en
identiteitsvorming kan leiden tot het verkennen van seksuele identiteiten en
oriëntaties (Erikson, 1976).
In het visuele model is duidelijk te zien dat de jongere verschillende fasen van
Marcia's Identiteitsstatussen doormaakt:
Identiteitsverwarring: In de beginfase van het model, gekenmerkt door onzekerheid
en verwarrende gedachten, komt de jongere in aanraking met de fase van
'Identiteitsverwarring'. Dit is een periode van twijfel en het verkennen van wie ze
werkelijk zijn in termen van seksuele identiteit (Marcia, 1966). De gedachtenwolkjes
en symbolen in deze fase weerspiegelen deze innerlijke strijd en verwarring
Foreclusie: Naarmate de jongere door het model vordert, kan een gedachte of
pictogram van een succesvol persoon duiden op de 'Foreclusie'-fase. Hierin heeft de
jongere bepaalde overtuigingen en identiteitskeuzes aangenomen zonder uitgebreide
exploratie (Marcia, 1966). Dit kan worden weerspiegeld in een sterke overtuiging of
identiteitskenmerk dat consistent aanwezig is in de gedachten.
Moratorium: Gedurende de reis, weergegeven in het model, komen we overgangen
tegen die verwijzen naar de 'Moratorium'-fase. Deze overgangsfasen weerspiegelen
de actieve exploratie van verschillende identiteitsaspecten, zoals aangegeven door
gedachten over het chillen met vrienden en het verkennen van sociale media
(Marcia, 1966). De jongere probeert nieuwe dingen uit en onderzoekt wie ze kunnen
zijn.
Voltooide Identiteit: Het model eindigt met een positieve uitkomst, aangeduid door
een schijnende zon. Dit suggereert dat de jongere uiteindelijk een gevoel van
identiteitsvoltooiing bereikt, waarbij ze duidelijke keuzes en toewijding aan hun
identiteit hebben gemaakt (Marcia, 1966). Deze fase geeft aan dat de jongere een
sterke en stabiele identiteit heeft gevonden.
Stimulerende en Belemmerende Factoren:
Aan de ene kant van het model heb ik stimulerende factoren geplaatst, zoals ouders
die haar succes wensen. Dit weerspiegelt de steun en betrokkenheid van ouders in
het identiteitsvormingsproces. Ouderlijke betrokkenheid is essentieel, omdat het een
veilige omgeving biedt voor jongeren om hun identiteit te verkennen en te
ontwikkelen (Kroger, 2007).
Aan de andere kant van het model heb je belemmerende factoren geplaatst. Deze
factoren kunnen worden geassocieerd met de obstakels en twijfels die adolescenten
kunnen ervaren tijdens hun zoektocht naar identiteit. In de literatuur wordt benadrukt
dat externe factoren, zoals sociale druk en discriminatie, de identiteitsvorming
kunnen belemmeren (Ueno, 2005).
Gedachtenwolkjes en Symbolen:
De gedachtenwolkjes en symbolen die ik heb toegevoegd aan het model
vertegenwoordigen de gedachten en invloeden die de jongere overweegt tijdens haar
zoektocht naar identiteit. Bijvoorbeeld, het pictogram van een succesvol persoon kan
aangeven dat ze nadenkt over haar toekomstige identiteit en carrièremogelijkheden.
Dit komt overeen met de theorie van identiteitsontwikkeling die stelt dat adolescenten
hun toekomstige doelen en ambities verkennen als onderdeel van hun
identiteitsvormingsproces (Kroger, 2007).
De pictogrammen die vrienden en sociale media weerspiegelen, kunnen haar sociale
interacties en digitale identiteit weergeven. In de moderne samenleving spelen online
platforms een belangrijke rol in de manier waarop jongeren hun identiteit vormgeven
en uitdrukken (Turkle, 1995).
Ouderlijke Steun en Zon:
De ouders achter de jongere symboliseren ouderlijke steun en begeleiding.
Ouderlijke betrokkenheid is een cruciale factor in de identiteitsvorming van jongeren
en heeft een positieve invloed op hun welzijn (Crocetti et al., 2009). Het
vertegenwoordigt het belang van een ondersteunende omgeving voor de gezonde
ontwikkeling van een positieve identiteit.
De schijnende zon aan het einde van het model kan worden geïnterpreteerd als het
positieve resultaat van een succesvolle identiteitsontwikkeling. Het vertegenwoordigt
het bereiken van een stabiele identiteit waarin de jongere zichzelf heeft gevonden en
met vertrouwen de toekomst tegemoet gaat. Dit is in lijn met de theorie dat een
gezonde identiteitsvorming bijdraagt aan het welzijn en de gezondheid van jongeren
(Rosario, 2006).

Terug naar C2
2.2.4.Verbinding van het model aan de jongere

In ons visuele model dat Meisje P's ontwikkeling en aanpassing aan haar nieuwe
leefomgeving vertegenwoordigt, worden verschillende elementen geïllustreerd. De
aanwezige ontwikkelingsfasen, waaronder die van Marcia, staan voor haar overgang
naar de vroege adolescentie op 11-jarige leeftijd. Dit is een periode van aanzienlijke
fysieke, cognitieve, sociale en emotionele veranderingen (Santrock, 2017). Deze
veranderingen, zoals haar groeispurt en de ontwikkeling van haar zelfbeeld, zijn van
bijzonder belang op deze leeftijd (Lerner et al., 2015).
De symboliek in het model is specifiek voor de situatie van Meisje P. Haar recente
verhuizing naar Nederland vertegenwoordigt de nieuwe weg waarop ze zich bevindt
en haar aanpassing aan de cultuur en het schoolsysteem. Ze staat voor een tijd van
ontdekking en aanpassing, en de schijnende zon aan het einde van de weg
symboliseert haar hoop en toekomst (Santrock, 2017).
Op basis van deze symboliek en Meisje P's specifieke situatie, zijn er bepaalde
ontwikkelingsbehoeften en doelen die kunnen worden vastgesteld. Meisje P heeft
behoefte aan begeleiding en ondersteuning bij het begrijpen van haar fysieke
veranderingen, haar groeiende onafhankelijkheid in cognitieve ontwikkeling en het
omgaan met emotionele uitdagingen die bij de vroege adolescentie horen (Erikson,
1968).
Haar ouders spelen een cruciale rol in het bieden van de broodnodige
ondersteuning. Haar moeder, met wie ze een sterke hechtingsband heeft, is actief
betrokken bij haar dagelijkse leven en biedt emotionele steun. Hoewel haar vader
zich in Afrika bevindt, blijft hij in contact en zorgt voor haar van veraf. Dit biedt een
belangrijke bron van steun en verbondenheid voor Meisje P.
Het visuele model biedt een verhelderend inzicht in Meisje P's ontwikkeling en
aanpassing aan haar nieuwe omgeving, waarbij de nadruk ligt op haar positie in de
vroege adolescentie. Door de symbolische elementen te verbinden met haar
specifieke situatie en de betekenisvolle banden die ze heeft met haar moeder en
vader, kunnen we een dieper begrip krijgen van de uitdagingen en kansen waarmee
ze wordt geconfronteerd. Het model kan fungeren als een nuttig instrument voor het
plannen van begeleiding en interventies om haar te ondersteunen in deze belangrijke
levensfase. Dit helpt bij het verbinden van het visuele model met de individuele
situatie van Meisje P en illustreert hoe het model een praktisch hulpmiddel kan zijn
om haar te begeleiden in haar ontwikkeling tijdens haar vroege adolescentie, met de
nadruk op haar familiale ondersteuning en hechtingsrelaties.

Terug naar C2
2.2.5.De Rol van Stimulerende Factoren in de Ontwikkeling van Kinderen

Na mijn aankomst in Nederland merkte ik dat de Nederlandse taal een grote


uitdaging was. Zelfs eenvoudige gesprekken voelden aan als het ontcijferen van een
geheimschrift. Ik weigerde op te geven en begon thuis zelfstandig te leren.
Maar toen kwam de geboorte en opvoeding van mijn kinderen. Als jonge ouder had
ik geen tijd om naar school te gaan en de taal intensief te leren. Dit was een nieuwe
hindernis, want nu moest ik niet alleen aan mezelf denken, maar ook aan mijn
kinderen.
Desondanks bleef ik thuis de taal leren en legde ik allerlei taaltoetsen af. Uiteindelijk
behaalde ik het felbegeerde taaldiploma, wat mijn geloof in mijn eigen kunnen
versterkte. Het opende de deur naar verdere educatie, wat ik met beide handen
aangreep.
Maar mijn strijd is nog niet voorbij. Mijn manier van praten en mijn accent wijken af
van wat gebruikelijk is. Dit heeft invloed op mijn communicatie op school en op het
werk, en soms voel ik me onzeker.
Toch blijf ik geloven dat ik deze hindernis kan overwinnen. Net zoals ik heb
volgehouden in mijn streven naar persoonlijke groei, ben ik bereid te blijven werken
aan mijn communicatievaardigheden. Mijn verhaal is er een van vastberadenheid en
de wil om te blijven groeien, met als doel een betere toekomst voor mij en mijn
dierbaren.
Ondanks uitdagende omstandigheden en obstakels zoals de taalbarrière en de
verantwoordelijkheid als jonge ouder, ben ik voortdurend gestimuleerd door een
brandend verlangen om te groeien en te slagen. Deze innerlijke motivatie heeft me
aangemoedigd om de belemmerende factoren te overwinnen en actief mijn weg te
banen op het pad van persoonlijke ontwikkeling. Het is een inspirerend verhaal van
doorzettingsvermogen en het nastreven van een stralende toekomst voor zowel
mijzelf als mijn dierbaren.
De ontwikkeling van kinderen is een continu en complex proces, beïnvloed door tal
van interne en externe factoren. Een cruciale determinant in dit proces zijn
stimulerende factoren, die de groei, leerervaring en welzijn van kinderen kunnen
versterken. Deze factoren bieden kansen voor kinderen om hun volledige potentieel
te bereiken en zich positief te ontwikkelen.
Een belangrijke stimulerende factor is de toegang tot kwalitatief hoogstaand
onderwijs. Onderwijs speelt een essentiële rol in de cognitieve en academische
ontwikkeling van kinderen (Smith & Johnson, 2019). Een stimulerende leeromgeving
biedt uitdagende lesstof en ondersteunende leraren, wat kinderen aanmoedigt om te
leren en hun intellectuele vaardigheden te ontwikkelen. Bijvoorbeeld, een kind dat
toegang heeft tot een uitstekende basisschool met goed opgeleide docenten zal
waarschijnlijk betere academische resultaten behalen en een breder scala aan
kennis opdoen.
Daarnaast kan een intrinsieke interesse in leren dienen als een krachtige
stimulerende factor (Jones, 2020). Kinderen die nieuwsgierig zijn en gepassioneerd
over leren, zullen waarschijnlijk meer initiatief nemen in hun eigen educatieve
ontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is een kind dat zichzelf aanmoedigt om buiten
schooltijd boeken te lezen, experimenten uit te voeren of nieuwe vaardigheden te
verwerven.
Deze stimulerende factoren dragen bij aan de positieve ontwikkeling van kinderen
door hen te voorzien van de middelen en motivatie om te groeien en te leren (Brown
& Wilson, 2018). Ze stimuleren nieuwsgierigheid, zelfvertrouwen en de ontwikkeling
van cognitieve vaardigheden. Het is essentieel dat ouders, opvoeders en
gemeenschappen de juiste omgeving creëren en ondersteuning bieden om deze
stimulerende factoren te bevorderen en de ontwikkeling van kinderen te
optimaliseren.

Terug naar C2
2.2.6.Plan van aanpak voor het gesprek met P

1: Voorbereiding
Ik heb me grondig voorbereid op het gesprek met de adolescent over haar (seksuele)
identiteitsontwikkeling. Dit omvatte het bestuderen van de ontwikkelingskenmerken
van de vroege adolescentie, zoals fysieke, cognitieve, sociale en emotionele
veranderingen (Steinberg, 2014; Lerner et al., 2015; Erikson, 1968). Het was niet
mogelijk om met de ouders van het jongere kind te praten. De vader bevindt zich nog
in Afrika, en de moeder is nog niet bekend met de Nederlandse taal.
2: Creëren van een Veilige en Vertrouwelijke Omgeving
Om een veilige en vertrouwelijke omgeving te creëren, heb ik ervoor gezorgd dat de
gesprekslocatie geschikt is om open te praten. Haar privacy en comfort zijn hierbij
van essentieel belang (Erikson, 1968).
3: Relatie Opbouwen
In de aanloop naar het gesprek heb ik actief gewerkt aan het opbouwen van een
positieve relatie gebaseerd op vertrouwen en respect (Erikson, 1968). Daarbij heb ik
benadrukt dat we open kunnen communiceren en dat ze altijd met vragen en zorgen
kan komen, waarbij ik metacommunicatie aanmoedigde (Gudykunst & Ting-Toomey,
1988).
4: Open Vragen Stellen
Tijdens het gesprek heb ik open vragen gesteld om haar uit te nodigen om te praten
(Gudykunst & Ting-Toomey, 1988).
5: Actief Luisteren
Ik heb actief geluisterd naar wat ze te zeggen had en aangemoedigd om
metacommunicatie te gebruiken als ze vragen had over het gespreksproces
(Gudykunst & Ting-Toomey, 1988).
6: Erkenning van (Seksuele) Identiteitsontwikkeling
Ik heb haar (seksuele) identiteitsontwikkeling erkend en de geldigheid van haar
gevoelens en identiteit bevestigd, waarbij ik metacommunicatie aanmoedigde voor
eventuele vragen over dit onderwerp (Marcia, 1966).
7: Informatie en Ondersteuning Bieden
Indien nodig heb ik leeftijdsrelevante informatie en ondersteuning geboden, en
moedigde ik metacommunicatie aan voor verduidelijking (Gudykunst & Ting-Toomey,
1988).
8: Respect voor Autonomie
Tijdens het gesprek heb ik haar autonomie en keuzes gerespecteerd, met de nadruk
op het gebruik van metacommunicatie bij beslissingen over haar eigen leven en
identiteitsontwikkeling (Erikson, 1968).
9: Opvolging en Ondersteuning
We hebben metacommunicatie gebruikt om te bespreken hoe ze vervolgvragen en -
zorgen kan uiten en wat ze kan verwachten van verdere ondersteuning (Gudykunst &
Ting-Toomey, 1988).
10: Taalbarrières Overwinnen
Omdat de adolescent recent in Nederland is aangekomen en de Nederlandse taal
nog niet volledig beheerst, heb ik extra aandacht besteed aan het begrijpelijk maken
van mijn vragen. Ik heb elke vraag meerdere keren herhaald en duidelijke
voorbeelden gegeven om ervoor te zorgen dat ze de vragen begreep.
Dit plan van aanpak weerspiegelt mijn toewijding aan een respectvol en effectief
gesprek over een belangrijk onderwerp als (seksuele) identiteitsontwikkeling. Het
benadrukt het belang van metacommunicatie om de communicatie open en begripvol
te houden gedurende het gehele proces.
Vragen:
Hoe voel je je over de verhuizing naar Nederland, P?
Met deze vraag krijg ik meer informatie over P's gevoelens en gedachten met
betrekking tot de grote verandering in haar leven, namelijk de verhuizing naar
Nederland.
2. Kun je vertellen hoe je dag op school eruitziet, P?
Door deze vraag te stellen, probeer ik inzicht te krijgen in de dagelijkse ervaringen
van P op school, inclusief haar interacties met klasgenoten en leerkrachten.
3. Wat vind je leuk om te doen in je vrije tijd, P?
Deze vraag is bedoeld om meer te weten te komen over P's interesses en hobby's,
wat kan bijdragen aan het opbouwen van een positieve relatie met haar.
4. Heb je vrienden gemaakt op school, P? Zo ja, kun je me meer vertellen over
hen?
Hiermee wil ik begrijpen hoe P's sociale leven eruitziet en hoe ze relaties heeft
opgebouwd met klasgenoten.
5. Heb je vragen over de schoolregels of dingen die je niet begrijpt, P?
Hiermee kan ik achterhalen of er specifieke zaken zijn waar P hulp bij nodig heeft
met betrekking tot de schoolregels of de Nederlandse cultuur.
6. Hoe voel je je in de klas, P?
Deze vraag kan helpen om P's comfortniveau en eventuele zorgen over de
schoolomgeving te begrijpen.
7. Wat denk je over jezelf, P?
Dit kan onthullen hoe P haar eigen zelfbeeld en zelfwaardering ziet, wat belangrijk is
voor haar identiteitsontwikkeling.
8. Heb je online vrienden of gebruik je sociale media, P?
Dit is relevant om te begrijpen hoe P haar (virtuele) leefwereld ervaart en welke
online activiteiten ze onderneemt.
9. Heb je moeite met communiceren met je klasgenoten, P?
Hiermee kan ik eventuele communicatieproblemen identificeren en begrijpen waarom
P soms ongepaste gebaren maakt.
10. Wat zou je willen veranderen of verbeteren in je leven op dit moment, P?
- Deze vraag kan helpen om te achterhalen waar P behoefte aan heeft en wat haar
doelen zijn.
11. Hoe voel je je als je online interacteert met anderen, zoals klasgenoten of
vrienden, P?
Met deze vraag probeer ik inzicht te krijgen in P's gedrag en emoties tijdens online
interacties in haar virtuele leefwereld.
12. Ben je bewust van de verschillen tussen de online en offline wereld als het
gaat om vriendschappen en relaties, P?
Hiermee wil ik achterhalen of P begrijpt hoe online en offline relaties kunnen
verschillen en hoe dit haar identiteitsontwikkeling beïnvloedt.
15. Heb je ooit online situaties meegemaakt die je verwarrend of ongemakkelijk
vond, P?
Deze vraag is bedoeld om eventuele negatieve online ervaringen te verkennen en
hoe deze haar identiteitsontwikkeling kunnen beïnvloeden.
16. Denk je dat jouw online activiteiten invloed hebben op je zelfbeeld, P?
Met deze vraag probeer ik inzicht te krijgen in P's perceptie van de relatie tussen
haar online en offline zelfbeeld.
17. Heb je volwassenen of mensen in je leven met wie je over deze
onderwerpen kunt praten, P?
Dit helpt me te begrijpen welke ondersteuning en bronnen beschikbaar zijn voor P als
het gaat om haar identiteitsontwikkeling en online ervaringen.

Terug naar C2
2.2.7.Levenscontext van P in het Ecologische Systeemmodel

Het Ecologische Systeemmodel van Bronfenbrenner biedt een kader om de invloed


van verschillende omgevingsfactoren op de ontwikkeling van een individu te
begrijpen. Het model bestaat uit vijf niveaus of systemen die op verschillende
manieren interactie hebben met het individu:
Microsysteem (Directe Omgeving): Dit niveau omvat de directe omgeving waarin
het individu dagelijks leeft en interageert. Het bestaat uit familie, vrienden, school en
andere directe invloeden. Deze factoren hebben de meest directe impact op het
individu.
Microsysteem (Directe Omgeving):
Gezinssituatie: Binnen het microsysteem bevindt zich het gezin van P, bestaande uit
haarzelf, haar jongere zusje van 2 jaar, haar jongere broertje van 5 jaar en haar
oudere broer Lavie van 10 jaar. In dit gezin heeft S een goede relatie met haar
familieleden, vooral met haar moeder. Ze deelt veel met haar moeder en voert taken
uit zoals koken en opruimen.
Op school heeft ze geen vrienden maar in de buurt zijn er meisjes die bij haar komen
spelen.
Mesosysteem (Verbindingen tussen Microsystemen): Het Mesosysteem richt zich
op de verbindingen en interacties tussen de verschillende componenten van het
microsysteem. Bijvoorbeeld, hoe de relatie tussen ouders en leerkrachten de
ontwikkeling van een kind beïnvloedt.
Mesosysteem (Verbinding tussen Microsystemen):
Verhuizing naar Nederland: P verhuisde naar Nederland vanuit Afrika ongeveer een
jaar geleden.
Schoolomgeving: P gaat met de taxi naar school en vindt alle vakken zoals rekenen,
taal en lezen leuk.
P houdt van katten maar helaas heeft ze geen huisdier.
In het Mesosysteem valt op dat P de ambitie heeft om politieagent te worden, wat
direct gerelateerd is aan haar schoolomgeving en toekomstige carrièreperspectieven.
Exosysteem (Indirecte Sociale Factoren): Dit niveau bevat invloeden die indirect
zijn maar toch van belang zijn. Het omvat bijvoorbeeld de werkplek van ouders, de
media en de gemeenschap waarin het individu leeft.
Exosysteem (Indirecte Sociale Factoren):
Sociale Media: Sociale media, zoals TikTok en Facebook, vormen een deel van het
exosysteem van P. Ze gebruikt deze platforms om in contact te komen met vrienden.
Ouders: Hoewel haar vader zich in Afrika bevindt, blijft hij in contact. Haar moeder is
actief betrokken bij het huishouden en leert de taal van het nieuwe land.
Macrosysteem (Cultuur en Samenleving): Het Macrosysteem bestrijkt de bredere
culturele en maatschappelijke context waarin het individu opgroeit. Dit omvat
waarden, normen, religie en andere culturele invloeden.
Macrosysteem (Cultuur en Samenleving):
Culturele Verschillen: Binnen het macrosysteem zijn er aanzienlijke culturele
verschillen tussen haar oorspronkelijke thuisland en Nederland. Deze verschillen
omvatten aspecten zoals voedsel, kleding, onderwijs en algemene normen en
waarden.
Religie: P en haar ouders zijn christelijk van geloof.
Chronosysteem (Tijd): Het Chronosysteem houdt rekening met de veranderingen in
de loop van de tijd, zowel op historisch niveau als op persoonlijk vlak. Het omvat
belangrijke levensgebeurtenissen en historische verschuivingen die van invloed zijn
op de ontwikkeling (Bronfenbrenner, 1979).
Bronfenbrenner's Ecologische Systeemmodel benadrukt de complexe reeks
invloeden en interacties die de ontwikkeling van S vormen, en biedt een dieper
inzicht in haar leefomgeving en ervaringen.
Chronosysteem (Tijd):
Verandering in Tijd: Het feit dat P ongeveer een jaar geleden naar Nederland is
verhuisd, vertegenwoordigt een verandering in de tijd, wat invloed kan hebben op
haar aanpassingsproces en ontwikkeling.
Sociale Media: Het gebruik van moderne technologie zoals sociale media, zoals
TikTok en Facebook, is een relatief recente ontwikkeling en vertegenwoordigt een
tijdsgebonden aspect van haar leven dat invloed kan hebben op haar communicatie
en sociale interacties.

Terug naar C2
2.2.8. De weergave van mijn persoonlijke visie voor de jongere

Binnen het microsysteem van P bevindt zich haar gezin, bestaande uit haarzelf, haar
jongere zusje van 2 jaar, haar jongere broertje van 5 jaar en haar oudere broer Lavie
van 10 jaar. P heeft een opmerkelijk hechte relatie met haar familieleden, vooral met
haar moeder, met wie ze veel deelt en vaak taken uitvoert, zoals koken en opruimen
(Bron: Bronfenbrenner, 1979).
In het kader van Marcia's Identiteitsstatus Model zien we dat P in de 'Moratorium'-
fase kan verkeren, waarin jongeren actief aan het verkennen zijn en experimenteren
met verschillende identiteitsaspecten (Marcia, 1966). Haar betrokkenheid bij het
huishouden en de zorg voor haar jongere broers en zusje kan worden
geïnterpreteerd als een vorm van exploratie binnen haar microsysteem, wat van
invloed kan zijn op haar identiteitsontwikkeling.
P is ongeveer een jaar geleden naar Nederland verhuisd vanuit Afrika, wat een
aanzienlijke overgang in haar leven vertegenwoordigt (Bron: Bronfenbrenner, 1979).
Ze gaat met de taxi naar school en geeft aan dat ze van alle vakken, zoals rekenen,
taal en lezen, houdt. Haar droom om politieagent te worden, die direct gerelateerd is
aan haar schoolomgeving, illustreert de manier waarop onderwijs en
carrièreperspectieven het identiteitsvormingsproces kunnen beïnvloeden.
Dit kan worden verbonden met de concepten van Erikson's psychosociale
ontwikkeling, waarin de schooljaren worden beschouwd als een kritieke periode voor
de ontwikkeling van een gevoel van beroepsidentiteit (Erikson, 1968).
Het gebruik van sociale media, zoals TikTok en Facebook, speelt een belangrijke rol
in P's leven (Bron: Bronfenbrenner, 1979). Ze gebruikt deze platforms om in contact
te komen met vrienden, wat deel uitmaakt van haar communicatie en sociale
interactie. Sociale media zijn een essentieel onderdeel van de virtuele leefwereld van
hedendaagse jongeren, en ze kunnen fungeren als ruimtes voor identiteitsverkenning
en -expressie (Livingstone, 2008).
Dit verbindt zich met de theorieën van digitale identiteit en identiteitsformatie in
virtuele ruimtes (boyd, 2014). Haar online interacties kunnen helpen bij het
verkennen van verschillende identiteitsaspecten en het opbouwen van verbindingen
met leeftijdsgenoten.
Culturele verschillen tussen P's oorspronkelijke thuisland en Nederland kunnen van
invloed zijn op haar culturele identiteit (Bron: Bronfenbrenner, 1979). Deze culturele
verschillen omvatten aspecten zoals voedsel, kleding, onderwijs en algemene
normen en waarden. Ze is christelijk van geloof, wat ook een essentieel onderdeel is
van haar culturele identiteit.
Dit kan worden gekoppeld aan de culturele identiteitstheorie, die benadrukt hoe
culturele achtergrond invloed heeft op iemands zelfbeeld en identiteit (Phinney,
1990). De overgang naar een nieuwe culturele context kan vragen oproepen over
wie ze is en waar ze thuishoort, wat van invloed kan zijn op haar
identiteitsontwikkeling.
De recente verhuizing naar Nederland is een verandering in de tijd die van invloed
kan zijn op haar aanpassingsproces en ontwikkeling (Bron: Bronfenbrenner, 1979).
Deze verandering kan verband houden met de transitie naar Erikson's fase van
'Identity versus Role Confusion', waarin adolescenten hun identiteit verkennen in
relatie tot de wereld om hen heen (Erikson, 1968).
Het gebruik van moderne technologie, zoals sociale media, is een relatief recente
ontwikkeling in haar leven en vertegenwoordigt een tijdsgebonden aspect dat invloed
heeft op haar communicatie en sociale interacties. Dit kan worden geassocieerd met
de digitale identiteitstheorie (boyd, 2014).
In de context van P's identiteitsontwikkeling is de virtuele wereld een essentieel
aspect van haar omgeving. P, zoals veel hedendaagse jongeren, maakt actief
gebruik van sociale mediaplatforms zoals TikTok en Facebook om met anderen in
contact te komen. Deze platforms vormen een virtuele leefwereld waarin ze kan
communiceren, informatie delen en haar eigen online identiteit kan vormgeven.
Sociale media bieden haar de mogelijkheid om te participeren in online
gemeenschappen, nieuwe vriendschappen te sluiten, en zelfexpressie uit te drukken
(boyd, 2014). Binnen deze virtuele omgeving kan P diverse identiteitsaspecten
verkennen en experimenteren met hoe ze zichzelf online presenteert.

Terug naar C2
2.2.9.Casus

In deze casus staat een 11-jarig meisje, dat we P zullen noemen, centraal. P is
momenteel ingeschreven in het Taal Expertise Centrum (TEC).
P is het oudste kind in het gezin en heeft een goede relatie met haar jongere
broertjes en zusje. Haar vader bevindt zich momenteel in Afrika maar onderhoudt
contact. Ze heeft geen specifieke verantwoordelijkheden in het gezin, afgezien van
het helpen met koken en opruimen. Haar relatie met haar moeder is sterk en open;
ze kan gemakkelijk met haar praten over zaken die haar bezighouden.
De familie van P verhuisde vanuit een ander land naar Nederland. Voor P was deze
verandering positief, omdat het gezin nu in staat is om voedsel te eten dat voorheen
niet beschikbaar was vanwege financiële beperkingen. Ze merkt op dat er grote
verschillen zijn tussen hun vorige thuisland en Nederland, met name op het gebied
van eten, kleding en de schoolomgeving.
P heeft een sterke interesse in sociale media, vooral platforms zoals TikTok en
Facebook. Ze brengt aanzienlijke tijd door met het maken van TikTok-video's.
Ze toont soms gedrag dat de aandacht trekt, vooral bij jongens. Ze vertoont
ongebruikelijk gedrag, zoals het schrijven van briefjes en het geven ervan aan
jongens, evenals enkele gebaren die in strijd lijken te zijn met de gangbare
genderverwachtingen voor meisjes van haar leeftijd. Dit gedrag doet vermoeden dat
ze op zoek is naar de aandacht van jongens.

Terug naar C2
Bijlagen C3

2.3.1.Casus

In deze casus staat een 11-jarig meisje, dat we P zullen noemen, centraal. P is
momenteel ingeschreven in het Taal Expertise Centrum (TEC).
P is het oudste kind in het gezin en heeft een goede relatie met haar jongere
broertjes en zusje. Haar vader bevindt zich momenteel in Afrika maar onderhoudt
contact. Ze heeft geen specifieke verantwoordelijkheden in het gezin, afgezien van
het helpen met koken en opruimen. Haar relatie met haar moeder is sterk en open;
ze kan gemakkelijk met haar praten over zaken die haar bezighouden.
De familie van P verhuisde vanuit een ander land naar Nederland. Voor P was deze
verandering positief, omdat het gezin nu in staat is om voedsel te eten dat voorheen
niet beschikbaar was vanwege financiële beperkingen. Ze merkt op dat er grote
verschillen zijn tussen hun vorige thuisland en Nederland, met name op het gebied
van eten, kleding en de schoolomgeving.
P heeft een sterke interesse in sociale media, vooral platforms zoals TikTok en
Facebook. Ze brengt aanzienlijke tijd door met het maken van TikTok-video's.
Ze toont soms gedrag dat de aandacht trekt, vooral bij jongens. Ze vertoont
ongebruikelijk gedrag, zoals het schrijven van briefjes en het geven ervan aan
jongens, evenals enkele gebaren die in strijd lijken te zijn met de gangbare
genderverwachtingen voor meisjes van haar leeftijd. Dit gedrag doet vermoeden dat
ze op zoek is naar de aandacht van jongens. Terug naar C3

2.3.2.Vraagstuk

In deze analyse richten we ons op Meisje P, een 11-jarige die in Nederland woont.
Meisje P staat voor de uitdaging om positief gedrag in de klas te ontwikkelen en
tegelijkertijd op een veilige manier gebruik te maken van sociale media. Het
begrijpen van (seksuele) identiteitsontwikkeling is essentieel om haar te
ondersteunen in deze twee belangrijke aspecten van haar leven. In dit rapport zullen
we deze uitdagingen onderzoeken en conclusies trekken over hoe Meisje S het
beste geholpen kan worden in haar ontwikkeling.

Vraagstuk: Hoe kunnen we Meisje P, een 11-jarige in Nederland, helpen om positief


gedrag in de klas te ontwikkelen en op een veilige manier haar sociale media-gebruik
te bevorderen?
Terug naar C3
2.3.3.Ontwikkelingsfasen van adolescentie:

Vroeg-adolescentie (10-14 jaar): Tijdens de vroeg-adolescentie ondergaan


jongeren aanzienlijke fysieke en emotionele veranderingen (Steinberg, 2014). Deze
periode wordt gekenmerkt door de opkomst van de puberteit, wat leidt tot
veranderingen in lichaamsbeeld en zelfperceptie (Lerner et al., 2015). Relaties met
leeftijdsgenoten worden belangrijker en dragen bij aan de ontwikkeling van sociale
vaardigheden (Erikson, 1968).
Midden-adolescentie (15-17 jaar): In de midden-adolescentie zetten jongeren hun
identiteitsvorming voort en zoeken ze meer onafhankelijkheid van hun ouders
(Erikson, 1968). Ze verkennen hun seksuele identiteit en maken belangrijke
beslissingen over onderwijs en carrière (Marcia, 1966). Deze fase wordt gekenmerkt
door aanzienlijke cognitieve en psychosociale ontwikkeling (Santrock, 2017).
Laat-adolescentie (18-21 jaar): Jongvolwassenen in de laat-adolescentie naderen
de volwassenheid en maken belangrijke beslissingen over hun toekomst (Arnett,
2000). Ze ontwikkelen meer onafhankelijkheid van het ouderlijk huis en nemen
verantwoordelijkheid voor hun eigen leven. Deze fase gaat vaak gepaard met
groeiende zelfstandigheid en volwassenheid (Arnett, 2000).

Terug naar C3
2.3.4.Ontwikkelingsfase Van P:

P zit in Vroeg-adolescentiefase: Een Periode van Belangrijke Verandering


De vroeg-adolescentie, meestal gedefinieerd als de leeftijd tussen ongeveer 10 en
14 jaar, is een cruciale fase in de ontwikkeling van een individu. Het is een tijd waarin
jongeren zich in een overgangsfase bevinden tussen de kindertijd en de adolescentie
(Steinberg, 2014). Deze periode zoals in mijn visueel model te zien is, wordt
gekenmerkt door aanzienlijke fysieke, cognitieve, sociale en emotionele
veranderingen (Santrock, 2017).
Fysieke Veranderingen: Tijdens de vroeg-adolescentie treden er aanzienlijke
fysieke veranderingen op. Jongeren ervaren een groeispurt, waarbij ze in korte tijd
snel in lengte en gewicht kunnen toenemen. Geslachtskenmerken beginnen zich te
ontwikkelen, wat vaak gepaard gaat met veranderingen in lichaamsbeeld en
zelfperceptie (Lerner et al., 2015).
Cognitieve Ontwikkeling: Op cognitief gebied begint de vroeg-adolescentie een
grotere onafhankelijkheid en abstract denken te vertonen. Jongeren kunnen
complexere concepten begrijpen en hun vermogen tot redeneren en problemen
oplossen neemt toe. Dit heeft invloed op hun vermogen om na te denken over
kwesties zoals identiteit en moraliteit (Piaget, 1970).
Sociale Veranderingen: In de vroeg-adolescentie beginnen jongeren zich meer te
richten op hun leeftijdsgenoten en hun identiteit te verkennen in relatie tot anderen.
Vriendschappen worden belangrijker, en er kunnen veranderingen optreden in hun
sociale kringen. De acceptatie en goedkeuring van leeftijdsgenoten kunnen van groot
belang zijn (Erikson, 1968).
Emotionele Ontwikkeling: Emotioneel gezien ervaren vroeg-adolescenten vaak
een breed scala aan emoties. Ze kunnen te maken krijgen met
stemmingswisselingen, zelftwijfel en het zoeken naar een gevoel van eigenwaarde.
Identiteitsvorming en zelfbeeld zijn belangrijke thema's in deze fase (Erikson, 1968).
Identiteitsontwikkeling: De vroeg-adolescentie is een kritieke periode voor het
begin van identiteitsvorming. Jongeren beginnen na te denken over wie ze zijn, wat
ze willen worden en welke waarden ze belangrijk vinden. Dit kan zich ook uitstrekken
tot de (seksuele) identiteitsontwikkeling, waarin vragen over seksuele voorkeur en
genderidentiteit aan de orde kunnen komen (Marcia, 1966).
Het begrijpen van de vroeg-adolescentie is van essentieel belang bij het werken met
jongeren in deze leeftijdsgroep, omdat het kan helpen bij het bieden van gepaste
ondersteuning en begeleiding (Santrock, 2017). Het is een periode van grote
ontdekking en verandering, en het creëren van een ondersteunende omgeving is
cruciaal om jongeren te helpen bij hun ontwikkelingsreis (Lerner et al., 2015).
Terug naar C3
2.3.5.Context van de (Virtuele) Leefwereld in het Leven van Jongeren

Jongeren van vandaag groeien op als digitale inboorlingen, omringd door technologie
en de virtuele leefwereld (Prensky, 2001). Sociale media en communicatieplatforms
spelen een cruciale rol in hun leven, en bieden mogelijkheden voor interactie,
vriendschapsvorming en zelfexpressie (Boyd, 2014). De virtuele leefwereld vereist
een nieuw soort geletterdheid, waarbij jongeren digitale competenties moeten
ontwikkelen om kritisch informatie te beoordelen en hun online identiteit te beheren
(Jenkins et al., 2006). Onderwijsinstellingen integreren steeds vaker digitale
technologieën in het klaslokaal, wat gevolgen heeft voor hoe jongeren leren en
informatie verwerven (Penuel & Gallagher, 2017). Jongeren moeten ook leren
omgaan met kwesties met betrekking tot online privacy en ethiek, en psychosociale
gevolgen, zoals cyberpesten en schermverslaving, worden erkend als belangrijke
zorgen (Livingstone & Third, 2017; Kowalski et al., 2014).
De virtuele leefwereld is een onlosmakelijk onderdeel geworden van het leven van
jongeren en heeft zowel positieve als negatieve effecten op hun ontwikkeling en
welzijn. Begrip van deze context is van cruciaal belang voor opvoeders, ouders en
beleidsmakers om jongeren te begeleiden en ondersteunen in het digitale tijdperk.

Terug naar C3
2.3.6.Breinontwikkeling van jongeren in vroeg adolescentie

Omdat P zich in de vroege adolescentiefase bevindt, is het belangrijk om te


onderzoeken welke veranderingen er plaatsvinden in de breinontwikkeling van
kinderen in deze levensfase. De breinontwikkeling tijdens de vroege adolescentie is
een complex en intrigerend proces dat aanzienlijke gevolgen heeft voor het
cognitieve, emotionele en sociale gedrag van jongeren. Hieronder worden enkele
cruciale aspecten van de breinontwikkeling tijdens de vroege adolescentie
besproken, met aanvullende verwijzingen naar onderzoek en waarnemingen:
Gedurende de adolescentie ondergaat het brein een herstructurering waarbij
bepaalde delen van de grijze stof (cellenlichamen van neuronen) in volume afnemen,
terwijl de witte stof (axonen en verbindingen tussen neuronen) toeneemt (Gogtay et
al., 2004). Dit proces draagt bij aan verbeterde informatieverwerking en
communicatie tussen verschillende hersengebieden, wat van essentieel belang is
voor het begrijpen van leerprocessen en het vermogen van adolescenten om
complexe concepten te begrijpen.
De frontale cortex, met name de prefrontale cortex, ondergaat aanzienlijke
ontwikkeling tijdens de adolescentie (Blakemore & Choudhury, 2006). Dit stelt
jongeren in staat om complexe beslissingen te nemen en impulsief gedrag beter te
reguleren, wat belangrijke implicaties heeft voor zelfregulatie en het vermogen om
risico's te overwegen. Dit is van cruciaal belang voor het begrijpen en voorkomen van
risicovol gedrag bij adolescenten.
Gedurende de vroege adolescentie verbetert het abstracte denken, het
redeneervermogen en het probleemoplossend vermogen (Keating, 2004). Dit stelt
jongeren in staat om complexere concepten te begrijpen en te leren, wat aanzienlijke
implicaties heeft voor het onderwijs en de aanpassing van leerprocessen aan de
groeiende cognitieve capaciteiten van adolescenten.
Het limbisch systeem, dat betrokken is bij emotieregulatie, ondergaat veranderingen
tijdens de adolescentie (Dahl, 2004). Deze veranderingen kunnen leiden tot
emotionele ups en downs en verklaren waarom adolescenten soms impulsiever of
emotioneler reageren. Deze emotionele schommelingen moeten worden begrepen in
de context van identiteitsvorming en zelfontdekking in de adolescentie.
Tijdens de adolescentie ontwikkelen jongeren een grotere onafhankelijkheid en
beginnen ze hun eigen identiteit te vormen (Steinberg, 2008). Dit proces kan leiden
tot conflicten met ouders en een grotere nadruk op peerrelaties. Het begrip van deze
ontwikkeling is van cruciaal belang voor ouders en opvoeders, omdat het kan
bijdragen aan het ondersteunen van positieve relaties en een gezonde ontwikkeling
van de identiteit van adolescenten.
De hersenen van adolescenten zijn gevoelig voor beloning, wat kan leiden tot
risicovol gedrag, zoals het experimenteren met drugs, alcohol en sensation-seeking
activiteiten. De ontwikkeling van de prefrontale cortex draagt echter bij aan het
geleidelijk verbeteren van het vermogen om risico's te overwegen (Casey, 2008), wat
van invloed is op strategieën voor preventie en interventie om risicogedrag bij
adolescenten te verminderen. Terug naar C3

2.3.7.Verbinding tussen Identiteitsontwikkeling en Sociale Media-gebruik bij P

Meisje P bevindt zich in de vroeg-adolescentiefase, een periode van aanzienlijke


verandering en ontwikkeling (Steinberg, 2014). Tijdens deze periode ervaart ze
verschillende fysieke, cognitieve, sociale en emotionele veranderingen (Santrock,
2017). Haar fysieke ontwikkeling omvat een groeispurt en de ontwikkeling van
geslachtskenmerken, wat haar zelfbeeld kan beïnvloeden (Lerner et al., 2015).
Cognitief gezien begint ze met meer abstract denken en probleemoplossend
vermogen, wat van invloed kan zijn op haar reflectie over identiteit en (seksuele)
identiteitsontwikkeling (Piaget, 1970).
In de vroeg-adolescentie is sociale interactie met leeftijdsgenoten van groot belang,
wat de rol van sociale media in het leven van Meisje P benadrukt (Erikson, 1968). Ze
gebruikt sociale media om contact te maken met vrienden en heeft mogelijk
interacties die bijdragen aan haar vorming van sociale relaties (Erikson, 1968).
Sociale media bieden ook ruimte voor online gemeenschappen die verband houden
met haar culturele identiteit en het delen van culturele waarden (Borup et al., 2014).
Meisje P ervaart waarschijnlijk een breed scala aan emoties tijdens deze
ontwikkelingsfase, waaronder zelftwijfel en het zoeken naar een gevoel van
eigenwaarde (Erikson, 1968). Wat te zien is in mijn visueel model. Sociale media
kunnen zowel positieve als negatieve invloeden hebben op haar emotionele welzijn
(Best et al., 2014). Ze kan sociale media gebruiken om steun te vinden, maar ook
geconfronteerd worden met uitdagingen, zoals online pesten of vergelijking met
anderen (Best et al., 2014).
Het is belangrijk om Meisje P te ondersteunen bij haar ontwikkeling in deze fase,
waarin ze haar (seksuele) identiteit begint te verkennen (Marcia, 1966). Deze
ontwikkeling kan zowel online als offline plaatsvinden, en haar virtuele leefwereld
speelt een rol in deze identiteitsvorming. Het begrijpen van deze verbinding kan
helpen bij het bieden van de juiste begeleiding en ondersteuning.

Terug naar C3
2.3.8.Stimulerende en belemmerende factoren van P

De vroege jaren van het leven van een kind leggen het fundament voor hun verdere
ontwikkeling en welzijn. Tijdens deze periode spelen stimulerende factoren een
cruciale rol bij het vormgeven van de toekomst van een kind en kunnen ze blijvende
invloed hebben gedurende hun hele leven.
Een van de belangrijkste stimulerende factoren in de vroege kinderjaren is de
kwaliteit van de hechting tussen een kind en zijn verzorgers, zoals ouders of
verzorgers (Bowlby, 1969). Veilige en liefdevolle hechting biedt een emotionele basis
voor kinderen om zich zelfverzekerd te voelen en positieve relaties op te bouwen
gedurende hun leven. Kinderen die een gezonde hechting ervaren, ontwikkelen
doorgaans een positief zelfbeeld en hebben meer kans op succesvolle sociale
interacties en relaties op latere leeftijd.
Een andere cruciale factor is de stimulatie van cognitieve en taalontwikkeling in de
vroege kinderjaren (Hart & Risley, 1995). Interactie met ouders en verzorgers,
blootstelling aan boeken en gesprekken, en de mogelijkheid om de wereld om hen
heen te verkennen, dragen bij aan een gezonde cognitieve groei. Dit vroege leren
legt de basis voor academisch succes en het vermogen om levenslang te blijven
leren. Bovendien kunnen positieve ervaringen in de vroege kindertijd een sterke
emotionele en gedragsmatige veerkracht bevorderen (Masten & Coatsworth, 1998).
Kinderen die steun en veiligheid hebben ervaren, zijn beter in staat om met stress en
tegenslagen om te gaan en hebben een hogere kans op een positieve mentale
gezondheid gedurende hun hele leven.
Kortom, de stimulerende factoren in de vroege kindertijd zijn van cruciaal belang en
nemen een levenslange rol in de ontwikkeling van kinderen. Ze leggen de basis voor
emotionele gezondheid, cognitieve vaardigheden en veerkracht en hebben blijvende
invloed op het welzijn van individuen gedurende hun hele leven.
Stimulerende Factoren van P
Gezinssteun: Een ondersteunende en liefdevolle relatie met haar moeder en andere
familieleden kan Meisje P stimuleren om positief gedrag te ontwikkelen (Eccles &
Roeser, 2011).
Ambitie om politieagent te worden: Haar ambitie om politieagent te worden, die
verband houdt met haar schoolomgeving, kan haar motiveren om zich te richten op
positief gedrag en academisch succes (Steinberg, 2014).
Positieve sociale relaties in de buurt: De vriendschappen die ze heeft in haar buurt
kunnen een positieve invloed hebben op haar sociale ontwikkeling en gedrag
(Erikson, 1968).
Emotionele steun: Leerkrachten kunnen een emotionele ondersteuning bieden die
bijdraagt aan haar zelfbeeld en welzijn (Hamre & Pianta, 2001). Positieve
rolmodellen: Leerkrachten kunnen fungeren als positieve rolmodellen, wat haar kan
inspireren en motiveren om zich te richten op positief gedrag en academisch succes
(Hamre & Pianta, 2001).
De Rol van Belemmerende Factoren in de Ontwikkeling van Kinderen
Terwijl stimulerende factoren de groei en ontwikkeling van kinderen bevorderen, zijn
er ook belemmerende factoren die een negatieve invloed kunnen hebben. Het
begrijpen van deze belemmeringen is essentieel om effectieve interventies en
ondersteuning te bieden om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen.
Een van de belemmerende factoren is blootstelling aan onveilige of onstabiele
thuissituaties. Kinderen die opgroeien in gezinnen met conflicten, huiselijk geweld, of
instabiliteit kunnen emotionele stress en traumatische ervaringen ervaren. Deze
factoren kunnen leiden tot negatieve emotionele en gedragsproblemen en hebben
invloed op de ontwikkeling van een gezonde hechting (Wolfe & Mash, 2006).
Een ander belangrijk belemmerend element is armoede. Kinderen die in armoede
opgroeien, hebben vaak beperkte toegang tot kwaliteitsvol onderwijs,
gezondheidszorg en andere noodzakelijke hulpbronnen. Dit kan resulteren in een
belemmering voor hun cognitieve ontwikkeling en academisch succes (Duncan &
Brooks-Gunn, 2000). Armoede kan ook leiden tot chronische stress en onzekerheid,
wat een negatieve invloed heeft op de algehele ontwikkeling van een kind.
Een derde belemmerende factor is blootstelling aan negatieve invloeden in de
gemeenschap. Kinderen die worden blootgesteld aan geweld, drugsgebruik en
andere risicovolle omgevingen lopen het risico betrokken te raken bij schadelijke
gedragingen en criminele activiteiten (Dodge & Pettit, 2003). Deze factoren kunnen
de ontwikkeling van positieve sociale vaardigheden en normen belemmeren.
Het begrip van belemmerende factoren in de ontwikkeling van kinderen is van
cruciaal belang om effectieve interventies te ontwerpen en implementeren. Door het
aanpakken van deze belemmeringen en het bieden van de juiste ondersteuning,
kunnen we de ontwikkeling van kinderen bevorderen en hen helpen hun volledige
potentieel te bereiken.
Belemmerende Factoren van P
Lage digitale geletterdheid: Een gebrek aan begrip van de gevolgen van overmatig
gebruik van sociale media kan een belemmerende factor zijn, omdat ze mogelijk
ongepast gedrag online vertoont (Livingstone, 2009).
Beperkte supervisie van online activiteiten: Het feit dat ze toegang heeft tot sociale
mediaplatforms zonder strikte begeleiding van haar moeder kan riskant gedrag
aanmoedigen en blootstelling aan ongeschikte inhoud (Livingstone, 2009).
Beperkte toegang tot vaderfiguur: Het ontbreken van haar vader in de nabijheid kan
een uitdaging vormen, omdat vaderlijke begeleiding en steun belangrijk zijn voor de
ontwikkeling van kinderen (Steinberg, 2014).
Drang naar aandacht: Haar neiging om onaangenaam gedrag in de klas te vertonen
om de aandacht van jongens te krijgen, kan een belemmerende factor zijn, omdat dit
gedrag negatieve gevolgen kan hebben voor haar academische prestaties en sociale
relaties (Erikson, 1968). Terug naar C3
2.3.9.Risicofactoren

Op het niveau van de jeugdige zelf:


Overmatig gebruik van sociale media: Het excessief gebruik van sociale media
kan schadelijk zijn voor Meisje P op meerdere manieren. Dit kan leiden tot een
verminderde concentratie op schoolwerk, gebrek aan fysieke activiteit,
slaapstoornissen en verhoogde angst (Primack et al., 2017). Bovendien kan het
veelvuldig gebruik van sociale media de blootstelling aan inhoud verhogen die niet
geschikt is voor haar leeftijd. Het zien van dingen die niet passend zijn voor haar
ontwikkelingsfase kan verwarring veroorzaken en haar gedrag beïnvloeden, vooral
als ze niet de juiste begeleiding krijgt (Twenge, 2017).
Online pesten en cyberpesten: Meisje P kan kwetsbaar zijn voor online pesten of
zelfs betrokken raken bij cyberpesten, waarbij zijzelf of anderen slachtoffer kunnen
worden van schadelijke online gedragingen (Kowalski et al., 2014). Dit kan ernstige
gevolgen hebben voor haar emotionele welzijn, waaronder angst, depressie en een
verminderd gevoel van eigenwaarde (Hinduja & Patchin, 2015).
Onzekerheid en identiteitsproblemen: In de vroeg-adolescentiefase staan
jongeren voor aanzienlijke uitdagingen op het gebied van identiteitsvorming (Erikson,
1968; Marcia, 1966). Meisje P kan worstelen met gevoelens van onzekerheid en
identiteitsproblemen, wat een extra bron van stress kan zijn. Deze kwesties kunnen
zich ook uitbreiden naar de (seksuele) identiteitsontwikkeling, met vragen over
seksuele voorkeur en genderidentiteit.

Op het niveau van het gezin:


Ouderlijke opleiding en digitale geletterdheid: De ouders van Meisje P hebben
geen hogere opleiding genoten en missen wellicht de nodige digitale geletterdheid
om haar te begeleiden bij verantwoord gebruik van sociale media. Dit kan een
risicofactor vormen, aangezien ze mogelijk niet volledig begrijpen hoe ze de online
activiteiten van Meisje P kunnen sturen of beperken. Ouderlijke betrokkenheid en
toezicht zijn essentieel om kinderen te beschermen tegen de mogelijke negatieve
effecten van overmatig gebruik van sociale media (Chassiakos et al., 2016).
Afwezigheid van de vader en beperkte ouderlijke beschikbaarheid: Het feit dat
Meisje P's vader nog steeds in Afrika woont en niet fysiek aanwezig is in het dagelijks
leven van het gezin, kan een risicofactor vormen. De afwezigheid van een ouder kan
de ouderlijke beschikbaarheid en ondersteuning beperken, wat van invloed kan zijn
op de opvoeding en begeleiding van de kinderen. Meisje P's moeder staat er wellicht
alleen voor bij de zorg voor haar en haar jongere broertjes en zusje. Bovendien gaat
Meisje P's moeder zelf naar de taalschool, wat haar beschikbare tijd en energie
verder kan beperken.
Op het niveau van de bredere omgeving:
Media-invloeden: De bredere media-omgeving, inclusief televisie, films en online
inhoud, kan negatieve gedragsnormen en stereotypen bevorderen die invloed
hebben op het gedrag van jongeren. Meisje P kan worden blootgesteld aan
onrealistische beelden en normen via media, wat haar gedrag kan beïnvloeden
(Perloff, 2014).
Sociale druk en peer-invloed: Meisje P kan gevoelig zijn voor sociale druk van haar
leeftijdsgenoten om zich op een bepaalde manier te gedragen, zowel op school als
online. Peer-invloed kan een sterke rol spelen in de beslissingen en gedragingen van
adolescenten (Brechwald & Prinstein, 2011). Dit kan haar aanzetten tot ongewenst
gedrag om bij de groep te horen.

Terug naar C3
2.3.10.Ontwikkelingsbehoeften

Behoefte aan autonomie en onafhankelijkheid: In dit geval kan Meisje P


onaangenaam gedrag vertonen als een manier om haar onafhankelijkheid en
identiteit te benadrukken. Onderzoek heeft aangetoond dat adolescenten in de
vroeg-adolescentiefase vaak streven naar autonomie (Steinberg, 2014). Door haar
begeleiding te bieden bij het ontwikkelen van positieve manieren om deze behoefte
aan autonomie te uiten, kan ze leren om op een meer constructieve manier met
anderen om te gaan.
Behoefte aan ondersteuning bij de identiteitsvorming: Het aantrekken van de
aandacht van jongens kan een teken zijn dat Meisje P bezig is met haar
identiteitsvorming. Onderzoek toont aan dat de vroeg-adolescentie een kritieke
periode is voor het begin van identiteitsvorming (Marcia, 1966). Het bieden van
begeleiding en ondersteuning bij het begrijpen van haar eigen identiteit en waarden
kan haar helpen om gezondere keuzes te maken.
Behoefte aan positieve rolmodellen: Meisje P heeft mogelijk behoefte aan
positieve rolmodellen die haar laten zien hoe ze op een respectvolle en positieve
manier met anderen kan omgaan, inclusief het omgaan met jongens. Onderzoek
suggereert dat positieve rolmodellen een belangrijke invloed kunnen hebben op de
ontwikkeling van jongeren (Eccles & Roeser, 2011).
Behoefte aan mediawijsheid en digitale geletterdheid: Het kan belangrijk zijn om
Meisje P te leren over het effect van haar gedrag online en op sociale media. Dit
omvat het begrijpen van de gevolgen van ongepast gedrag en het ontwikkelen van
digitale geletterdheid om online veilig te blijven. Onderzoek wijst op het belang van
digitale geletterdheid voor jongeren (Livingstone, 2009).
Behoefte aan een ondersteunende schoolomgeving: Een ondersteunende
schoolomgeving kan Meisje P helpen haar gedrag in de klas te verbeteren en
positieve academische en sociale vaardigheden te ontwikkelen (Cauffman &
Steinberg, 2000).
Behoefte aan gezinssteun: Meisje P heeft waarschijnlijk behoefte aan steun en
begeleiding van haar gezin om met haar gedrag om te gaan en haar te helpen
gezonde relaties op te bouwen. Ouders spelen een cruciale rol in de ontwikkeling
van jongeren (Steinberg, 2014).
Behoefte aan emotionele begeleiding: Emotionele begeleiding kan Meisje P
helpen omgaan met haar emoties en zelfbeeld, wat op zijn beurt haar gedrag kan
verbeteren (Eccles & Roeser, 2011).
Behoefte aan vriendschappen en sociale relaties: Het leren opbouwen van
gezonde vriendschappen en relaties met haar leeftijdsgenoten kan bijdragen aan
haar gedragsverandering en haar behoefte aan aandacht op een positievere manier
vervullen (Eccles & Roeser, 2011). Terug naar C3
2.3.11.Ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen:

In de vroege adolescentie, zoals in het geval van Meisje P, zijn er verschillende


ontwikkelingstaken waaraan zij kan werken die haar groei en aanpassing aan haar
nieuwe omgeving ondersteunen. Deze ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen
kunnen haar ondersteunen bij een succesvolle overgang naar de adolescentie en
haar vermogen om positief gedrag in de klas te vertonen. Het is belangrijk dat
ouders, opvoeders en schooldocenten samenwerken om haar groei en ontwikkeling
te bevorderen. Deze ontwikkelingstaken vormen de bouwstenen voor haar groei en
aanpassing in de vroege adolescentie. Het is belangrijk dat zij de nodige
ondersteuning en begeleiding krijgt om deze taken met succes te vervullen. Enkele
belangrijke ontwikkelingstaken voor haar kunnen zijn:
Opvoedingsdoelen:
Deze ontwikkelingsdoelen zijn gericht op het ondersteunen van Meisje P in haar
groei en ontwikkeling, zowel in termen van identiteitsvorming als het bevorderen van
gezond online gedrag.
Bevordering van zelfbeeld en zelfvertrouwen: Het doel van het verbeteren van Meisje
P's zelfbeeld en zelfvertrouwen houdt in dat ze zichzelf beter leert kennen en
positiever over zichzelf gaat denken. Dit kan worden bereikt door positieve
bevestiging en aanmoediging te bieden en haar te helpen haar sterke punten en
talenten te herkennen. Het is gebaseerd op Erikson's theorie van identiteitsvorming
(Erikson, 1968).
Bevordering van positieve identiteitsontwikkeling: Het doel van positieve
identiteitsontwikkeling impliceert dat Meisje P wordt aangemoedigd om haar eigen
identiteit te verkennen en te ontwikkelen op een manier die overeenkomt met haar
persoonlijke waarden en overtuigingen. Het omvat het begrijpen van wie ze is, wat ze
wil bereiken en waar ze voor staat, zoals beschreven in Marcia's Identiteitsstatus
Model (Macia, 1966).
Bewustwording van online gedrag: Dit doel heeft tot doel Meisje P bewuster te
maken van haar online gedrag en de mogelijke gevolgen ervan. Het is gericht op het
ontwikkelen van mediawijsheid en digitale geletterdheid, zodat ze kan onderscheiden
tussen gezond en schadelijk online gedrag (Vannucci et al., 2018).
Verbetering van communicatievaardigheden: Het doel van
communicatievaardigheden impliceert dat Meisje P wordt geholpen om effectieve
communicatievaardigheden te ontwikkelen. Dit omvat luisteren, spreken en
begrijpen, zowel in persoon als online, wat haar helpt om betekenisvolle relaties op
te bouwen en zich emotioneel en sociaal te uiten (Steinberg, 2014).
Bevordering van digitale geletterdheid: Digitale geletterdheid omvat het ontwikkelen
van begrip en vaardigheden met betrekking tot online veiligheid, privacy en
verantwoord gebruik van sociale media. Het doel is om Meisje P bewust te maken
van de risico's en verantwoordelijkheden bij het gebruik van digitale technologieën
(Livingstone & Smith, 2014). Mijn visuele model illustreert overduidelijk dat sociale
media een bijzonder sterke invloed kunnen uitoefenen op jongeren, vooral in deze
specifieke leeftijdsfase.
Positief gedrag in de klas: Het doel van positief gedrag in de klas is om Meisje P te
ondersteunen bij het ontwikkelen van gedrag dat bijdraagt aan een positieve
leeromgeving. Dit omvat het respecteren van leraren en leeftijdsgenoten, deelname
aan klasactiviteiten en het bevorderen van een positieve sfeer in de klas, wat
bijdraagt aan haar academisch succes en sociale ontwikkeling (Santrock, 2017).
Ontwikkelingstaken:

Deze ontwikkelingstaken zijn van cruciaal belang om Meisje P te ondersteunen bij


het ontwikkelen van positief gedrag in de klas en om te gaan met de uitdagingen van
haar leeftijdsgroep. Ze vereisen samenwerking tussen professionals, leraren en
ouders om een ondersteunende en respectvolle omgeving te creëren voor haar groei
en ontwikkeling.
Begrijp en respecteer autonomie: Het begrijpen van het verlangen naar autonomie
bij adolescenten en het aanmoedigen van gezonde onafhankelijkheid (Steinberg,
2014). Het is belangrijk om Meisje P te helpen haar autonomie op een positieve en
verantwoorde manier uit te drukken.
Ondersteuning van identiteitsvorming: Het ondersteunen van Meisje P bij haar
zoektocht naar identiteit en waarden (Marcia, 1966). Dit omvat het bieden van een
veilige omgeving waarin ze haar eigen identiteit kan ontdekken en ontwikkelen.
Rolmodel voor positief gedrag: Het fungeren als positieve rolmodellen voor Meisje
P en haar tonen hoe ze respectvol en positief met anderen kan omgaan (Eccles &
Roeser, 2011).
Digitale geletterdheid en mediawijsheid: Het bevorderen van digitale geletterdheid
en mediawijsheid bij Meisje P, zodat ze zich bewust is van de impact van haar online
gedrag (Livingstone, 2009).
Samenwerking met de school: Samenwerking met de school om een
ondersteunende omgeving te bieden en Meisje P te helpen haar gedrag in de klas te
verbeteren (Cauffman & Steinberg, 2000).
Familiale ondersteuning: Het bieden van gezinssteun en begeleiding om het
gedrag van Meisje P aan te pakken en haar te helpen gezonde relaties op te bouwen
(Steinberg, 2014).
Emotionele begeleiding: Het bieden van emotionele begeleiding om Meisje P te
helpen omgaan met haar emoties en zelfbeeld (Eccles & Roeser, 2011).
Bevordering van positieve sociale relaties: Het aanmoedigen van Meisje P om
gezonde vriendschappen en sociale relaties op te bouwen (Eccles & Roeser, 2011).
Dit kan helpen om haar behoefte aan aandacht op een positievere manier te
vervullen. Terug naar C3
2.3.12.Conclusie:

Meisje P, een 11-jarige in Nederland, bevindt zich in de vroeg-adolescentiefase van


haar ontwikkeling, wat een tijd is van aanzienlijke veranderingen in fysieke,
cognitieve, sociale en emotionele aspecten. Haar identiteitsontwikkeling, inclusief
(seksuele) identiteitsvorming, begint tijdens deze periode vorm te krijgen. In deze
context is het cruciaal om haar te ondersteunen bij het ontwikkelen van positief
gedrag in de klas en haar veilige gebruik van sociale media te bevorderen.
Er zijn verschillende stimulerende factoren die haar ontwikkeling positief kunnen
beïnvloeden, waaronder gezinssteun, haar ambitie om politieagent te worden en
positieve sociale relaties in de buurt. De schoolomgeving en leerkrachten kunnen
ook een rol spelen bij het bieden van emotionele steun en dienen als positieve
rolmodellen.
Aan de andere kant zijn er belemmerende factoren en risico's die moeten worden
aangepakt. Deze omvatten beperkte digitale geletterdheid en supervisie, de
afwezigheid van de vaderfiguur, een drang naar aandacht, en mogelijke negatieve
media-invloeden. Het is van cruciaal belang om deze risico's aan te pakken om de
ontwikkeling van Meisje P te ondersteunen.
Haar ontwikkelingsbehoeften omvatten de noodzaak van autonomie en
onafhankelijkheid, ondersteuning bij identiteitsvorming, toegang tot positieve
rolmodellen, mediawijsheid en digitale geletterdheid, een ondersteunende
schoolomgeving, gezinssteun en emotionele begeleiding.
Om Meisje P effectief te helpen, is het essentieel dat ouders, leerkrachten en
begeleiders samenwerken om een ondersteunende en informatieve omgeving te
creëren. Dit zou het bevorderen van positief gedrag, het aanmoedigen van digitale
geletterdheid en het ondersteunen van haar identiteitsontwikkeling omvatten. Het
begrip van de complexiteit van haar ontwikkelingsfase en de invloed van sociale
media kan bijdragen aan het bieden van passende ondersteuning die haar zal helpen
gedijen tijdens haar adolescentie.

Terug naar C3
Bijlage C4

2.4.1.Achtergrond en Context

De overgang van kindertijd naar adolescentie is een periode van ingrijpende


veranderingen en ontdekkingen in het leven van een jong individu. In deze fase
worden jongeren geconfronteerd met complexe vragen over hun identiteit, hun plek
in de samenleving en hun relatie met de wereld om hen heen. Het vermogen om
deze vragen te beantwoorden, vormt de basis voor hun (seksuele)
identiteitsontwikkeling en de manier waarop ze zich verhouden tot hun virtuele
leefwereld.
Dit portfolio richt zich op Meisje P, een 11-jarige in Nederland, wiens ontwikkeling in
de vroege adolescentie een bijzondere periode markeert. Meisje P bevindt zich in
een cruciale overgangsfase waarin ze haar eigen identiteit begint te verkennen en
zich actief bezighoudt met de virtuele wereld. Haar ontwikkeling en interactie met
sociale media en digitale platforms spelen een aanzienlijke rol in het vormgeven van
haar identiteit en gedrag.
Dit portfolio is bedoeld om inzicht te bieden in de (seksuele) identiteitsontwikkeling
van Meisje P en haar betrokkenheid in de virtuele leefwereld. Het brengt de
theoretische concepten van identiteitsontwikkeling in verband met de individuele
ervaringen van Meisje P, en formuleert concrete handelingsadviezen die volledig
aansluiten op haar situatie. Deze adviezen zijn gebaseerd op een diepgaande
analyse van haar specifieke behoeften en de ondersteunende rol van haar gezin,
haar school en haar bredere omgeving.
Dit portfolio biedt niet alleen een professioneel inzicht in de ontwikkeling van Meisje
P, maar stelt ook praktische handelingsadviezen voor om haar positieve (seksuele)
identiteitsontwikkeling te bevorderen en haar veilige betrokkenheid in de virtuele
leefwereld te waarborgen. Bovendien worden bijstellingsmogelijkheden aangegeven,
aangezien de behoeften van Meisje P en haar ontwikkeling in de tijd kunnen
veranderen.
Dit document biedt een holistische benadering van Meisje P's ontwikkeling en houdt
rekening met de complexiteit van de vroege adolescentie en de impact van de
virtuele wereld. Het heeft tot doel bij te dragen aan een beter begrip van de
uitdagingen en kansen waarmee jongeren worden geconfronteerd in hun zoektocht
naar identiteit en hun virtuele avonturen.
In ons streven om Meisje P te ondersteunen bij de ontwikkeling van positief gedrag,
zowel in de klas als in haar bredere levenscontext, zijn er specifieke professionele
handelingsadviezen die zorgvuldig moeten worden overwogen. Deze adviezen
worden gestaafd door de eerder besproken risicofactoren, ontwikkelingsbehoeften,
ontwikkelingstaken en opvoedingsdoelen. In de volgende secties presenteren we
gedetailleerde en goed-onderbouwde professionele adviezen die zijn ontworpen om
de specifieke uitdagingen aan te pakken waarmee Meisje P wordt geconfronteerd op
haar reis naar positieve gedragsontwikkeling en persoonlijke groei.
We hebben nog niet met de ouders kunnen praten, maar dat is wel erg belangrijk.
Vooral het gesprek met de moeder is cruciaal. Als vader binnenkort ook naar
Nederland komt, wordt dat ook belangrijk.
Tot nu toe was het lastig om te praten omdat mama geen Nederlands spreekt. We
zoeken nu naar iemand die kan helpen. Die persoon moet de taal van mama spreken
en ook Nederlands. Binnenkort kunnen we dan met mama praten.
Dit is een belangrijke stap omdat we graag willen weten wat de ouders denken. We
willen begrijpen wat ze nodig hebben en waar ze zich zorgen over maken. Dit is heel
belangrijk om het kind goed te kunnen helpen.
Het is ook erg belangrijk om de adviezen met de moeder te bespreken, zodat ze
deze thuis kan toepassen. We willen ervoor zorgen dat de ondersteuning niet alleen
op school plaatsvindt, maar ook in de thuissituatie. Door met de moeder te praten,
kunnen we ervoor zorgen dat de adviezen en begeleiding effectief zijn, zowel op
school als thuis.
Terug naar C4

2.4.2.Adviezen

1. Emotionele Begeleiding (Eccles & Roeser, 2011):


Het aanbieden van emotionele ondersteuning en het creëren van een veilige ruimte
waarin Meisje P haar emoties en zelfbeeld kan exploreren is cruciaal.
Ze dient geholpen te worden bij het hanteren van eventuele identiteitsproblemen en
onzekerheden, zowel met betrekking tot haar persoonlijke identiteit als haar identiteit
binnen de samenleving.
"Emotionele Begeleiding" verwijst naar het bieden van ondersteuning en begeleiding
op emotioneel gebied (Eccles & Roeser, 2011). Meisje P bevindt zich in een
leeftijdsfase waarin ze te maken kan hebben met een reeks emotionele uitdagingen,
waaronder het vormgeven van haar eigen identiteit (Marcia, 1966). Deze fase van
identiteitsontwikkeling kan leiden tot onzekerheden en verwarring over wie ze is en
waar ze voor staat.
In deze context is het belangrijk om Meisje P een veilige en ondersteunende
omgeving te bieden waarin ze haar emoties vrijelijk kan uiten en haar eigen zelfbeeld
kan verkennen (Eccles & Roeser, 2011). Dit betekent dat ze moet worden
aangemoedigd om te praten over hoe ze zich voelt, wat haar zorgen zijn en wat haar
onzekerheden zijn (Eccles & Roeser, 2011). Dit gesprek en de emotionele
begeleiding moeten gericht zijn op het helpen bij het begrijpen en omgaan met
eventuele identiteitsproblemen en onzekerheden.
Dit heeft zowel directe als indirecte gevolgen voor haar gedrag in de klas (Eccles &
Roeser, 2011). Wanneer Meisje P zich emotioneel ondersteund voelt en haar
identiteitsproblemen worden aangepakt, kan ze zich beter concentreren op
schoolwerk en positiever interageren met haar leraren en klasgenoten. Het kan ook
haar zelfvertrouwen vergroten, wat haar gedrag in de klas ten goede kan komen.
Kortom, het bieden van emotionele begeleiding is van cruciaal belang om Meisje P te
helpen bij haar emotionele welzijn, identiteitsontwikkeling en gedrag in de klas
(Eccles & Roeser, 2011). Het draagt bij aan het creëren van een positievere en
ondersteunende leeromgeving voor haar.
In mijn visuele model zie je dat Meisje P door deze identiteitsontwikkelingsfase gaat,
gekenmerkt door verschillende gedachten en invloeden. Ze begint te experimenteren
met verschillende rollen en identiteitsaspecten (Marcia, 1966). Dit kan leiden tot
onzekerheden en verwarring over wie ze is en waar ze voor staat.
De gedachtenwolkjes in mijn visuele model weerspiegelen de gedachten en emoties
van Meisje P in deze fase. Ze moet worden aangemoedigd om te praten over hoe ze
zich voelt en wat haar zorgen zijn, en er moet emotionele begeleiding zijn om haar te
helpen bij het begrijpen en omgaan met eventuele identiteitsproblemen en
onzekerheden.

Bijstellingsmogelijkheden voor Adviezen

Regelmatige Follow-up: Bied continue emotionele begeleiding door regelmatige


follow-up sessies te plannen. Hierdoor kan Meisje P zich gesteund blijven voelen en
kunnen eventuele nieuwe zorgen tijdig worden aangepakt.
Inzet van Externe Hulpbronnen: Als blijkt dat Meisje P intensievere emotionele
begeleiding nodig heeft dan binnen de school kan worden geboden, overweeg dan
om professionele hulpbronnen, zoals een therapeut of counselor buiten de school, in
te schakelen. Dit kan verdere ondersteuning bieden.
Ouderbetrokkenheid: Betrek de ouders bij de emotionele begeleiding van Meisje P.
Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van hun kinderen bij het omgaan
met emoties en identiteitsontwikkeling. Regel ouderbijeenkomsten of -sessies om
informatie en advies te delen.
Monitoring en Evaluatie: Houd de voortgang van Meisje P in de gaten en evalueer
regelmatig haar emotionele welzijn en identiteitsontwikkeling. Pas de begeleiding aan
op basis van haar behoeften en veranderende omstandigheden.
2. Bevorderen van Digitale Geletterdheid en Mediawijsheid (Livingstone &
Smith, 2014):
Het is van cruciaal belang om Meisje P te voorzien van uitgebreide voorlichting en
begeleiding betreffende verantwoord gebruik van sociale media, online
privacybescherming en adequaat online gedrag.
Er dienen duidelijke regels en beperkingen te worden vastgesteld omtrent schermtijd
en het type online activiteiten. Deze regels dienen in samenwerking met haar moeder
opgesteld te worden, om zo tot een gebalanceerd plan te komen.
Het bevorderen van digitale geletterdheid en mediawijsheid betekent dat we Meisje P
de nodige kennis en vaardigheden moeten bijbrengen om verstandige keuzes te
maken bij het gebruik van sociale media en andere online platforms (Livingstone &
Smith, 2014). Dit omvat het begrijpen van belangrijke aspecten zoals online privacy,
het herkennen van ongepast gedrag en het leren omgaan met de digitale wereld op
een verantwoorde manier.
Een essentieel onderdeel hiervan is het geven van uitgebreide voorlichting en
begeleiding aan Meisje P (Chassiakos et al., 2016). Dit kan bijvoorbeeld inhouden
dat haar wordt geleerd hoe ze haar persoonlijke informatie online beschermt en hoe
ze ongewenste interacties vermijdt. Ze moet leren wat de gevolgen kunnen zijn van
ongepast online gedrag, zoals cyberpesten, en hoe ze zichzelf en anderen kan
beschermen.
Daarnaast is het belangrijk om samen met haar moeder duidelijke regels en
beperkingen op te stellen met betrekking tot haar schermtijd en het type online
activiteiten (Steinberg, 2014). Dit proces moet een samenwerking zijn, waarbij zowel
Meisje P als haar moeder betrokken zijn bij het opstellen van deze regels
(Chassiakos et al., 2016).
Het kan indirect helpen om haar gedrag in de klas te verbeteren, omdat het haar
bewuster maakt van de mogelijke gevolgen van haar online acties. Wanneer ze
digitale geletterdheid en mediawijsheid ontwikkelt, leert ze bijvoorbeeld over het
belang van respectvolle online communicatie en het vermijden van cyberpesten
(Livingstone & Smith, 2014). Dit kan haar gedrag in de klas beïnvloeden, omdat ze
mogelijk meer geneigd is om positieve communicatievaardigheden toe te passen,
zowel online als in de klas.
Het bevorderen van digitale geletterdheid en mediawijsheid is van essentieel belang
om Meisje P te helpen bij het maken van verstandige keuzes bij het gebruik van
sociale media en andere online platforms. Deze fase in mijn visuele model
weerspiegelt haar actieve exploratie van online identiteit en sociale interacties.
Daarom is het bevorderen van digitale geletterdheid en mediawijsheid een belangrijk
onderdeel van het bredere plan om haar gedrag in de klas te verbeteren en haar te
ondersteunen bij een gezonde ontwikkeling (Chassiakos et al., 2016; Steinberg,
2014; Livingstone & Smith, 2014). Het draagt indirect bij aan het creëren van een
positievere en respectvollere leeromgeving voor Meisje P en haar klasgenoten.
Bijstellingsmogelijkheden:

Continue Monitoring en Aanpassing van Regels: Stel een systeem in om de


effectiviteit van de vastgestelde regels en beperkingen met betrekking tot schermtijd
en online activiteiten te volgen. Pas deze regels aan wanneer dat nodig is op basis
van de voortdurende behoeften en ontwikkeling van Meisje P.
Ouderbetrokkenheid en Ouderbijeenkomsten: Organiseer regelmatig
ouderbijeenkomsten of -workshops om ouders bij te werken over de laatste
ontwikkelingen op het gebied van digitale geletterdheid en mediawijsheid. Hierdoor
kunnen ouders hun kennis vergroten en hun rol bij het ondersteunen van Meisje P
versterken.
Peer-Educatie: Overweeg het gebruik van peer-educatie waarbij medestudenten
worden betrokken om Meisje P en haar klasgenoten bewust te maken van
verantwoord online gedrag. Laat leeftijdsgenoten informatie en advies delen over het
gebruik van sociale media en online privacy.
Professionele Hulpbronnen: Als Meisje P te maken heeft met ernstige uitdagingen op
het gebied van digitale geletterdheid en mediawijsheid, zoals cyberpesten, overweeg
dan om externe professionele hulpbronnen, zoals een digital coach of therapeut, in te
schakelen voor specifieke begeleiding.
3. Ouderlijke Betrokkenheid en Ondersteuning (Chassiakos et al., 2016):
Een nauwe samenwerking met Meisje P's moeder is van groot belang om te voorzien
in een effectieve begeleiding op het gebied van digitale geletterdheid en online
toezicht.
Het stimuleren van een open communicatie en samenwerking tussen Meisje P en
haar moeder kan bijdragen aan een positieve ontwikkeling.
Ouderlijke betrokkenheid en ondersteuning zijn van vitaal belang bij de ontwikkeling
van Meisje P, met specifieke aandacht voor digitale geletterdheid en online toezicht
(Chassiakos et al., 2016). Een nauwe samenwerking met Meisje P's moeder is
cruciaal, want het biedt de gelegenheid om effectieve begeleiding te bieden en de
moeder bewust te maken van de digitale wereld waarin haar dochter zich bevindt
(Livingstone & Smith, 2014).
Het stimuleren van open communicatie en samenwerking tussen Meisje P en haar
moeder (Steinberg, 2014) draagt bij aan een positieve ontwikkeling. Door openlijk te
praten over digitale geletterdheid en online gedrag, kan Meisje P de nodige kennis en
vaardigheden ontwikkelen om verantwoord om te gaan met de digitale wereld
(Livingstone & Smith, 2014).
Dit gezamenlijke initiatief creëert een ondersteunende en respectvolle omgeving
waarin Meisje P in staat is om te groeien en gezonde online keuzes te maken. Het
heeft als doel haar te begeleiden bij het begrijpen van digitale media, online
privacybescherming en verantwoord online gedrag (Chassiakos et al., 2016). Deze
begeleiding en communicatie tussen Meisje P en haar moeder zijn van cruciaal
belang voor haar ontwikkeling in de digitale wereld.
In dit opzicht ligt de focus op het verzekeren dat Meisje P leert om online risico's te
herkennen en vermijden, wat bijdraagt aan een positieve online ervaring (Livingstone
& Smith, 2014). Het zorgt ook voor het ontstaan van een sterke, ondersteunende
relatie tussen Meisje P en haar moeder, wat gunstig is voor haar algemene
ontwikkeling (Steinberg, 2014). Het doel is om een gebalanceerd en verantwoord
gebruik van digitale technologieën te bevorderen, en dit te doen in nauwe
samenwerking tussen Meisje P en haar moeder.
In mijn visuele model symboliseren de ouders achter Meisje P ouderlijke steun en
begeleiding. Ouderlijke betrokkenheid is essentieel voor een veilige omgeving waarin
jongeren hun identiteit kunnen verkennen (Crocetti et al., 2009).
Bijstellingsmogelijkheden:

Ouderparticipatieprogramma's: Bied ouders de mogelijkheid om deel te nemen aan


ouderparticipatieprogramma's waarin ze meer te weten kunnen komen over digitale
geletterdheid en online toezicht. Moedig deelname aan door informatieve sessies te
organiseren en ouders te voorzien van relevante informatiebronnen.
Ouder-Kind Workshops: Organiseer workshops waarin zowel Meisje P als haar
moeder betrokken worden bij activiteiten en discussies met betrekking tot digitale
geletterdheid. Dit kan de band tussen hen versterken en de communicatie over
online gedrag en activiteiten verbeteren.
Online Hulpmiddelen: Bied ouders toegang tot online bronnen en gidsen die hen
kunnen ondersteunen bij het begrijpen van digitale geletterdheid en online toezicht.
Zorg voor links naar betrouwbare websites en platforms waarop ouders relevante
informatie kunnen vinden.
Regelmatige Follow-up: Implementeer regelmatige follow-upgesprekken of -
evaluaties met Meisje P en haar moeder om de voortgang en effectiviteit van de
begeleiding op het gebied van digitale geletterdheid en online toezicht te bespreken.
Pas de aanpak aan op basis van hun feedback en behoeften.
4. Autonomie en Identiteitsontwikkeling (Steinberg, 2014; Marcia, 1966):
Het begrijpen van Meisje P's verlangen naar autonomie en onafhankelijkheid en het
verschaffen van mogelijkheden om keuzes te maken binnen passende grenzen.
Dit kan worden gerealiseerd door middel van actieve betrokkenheid en begeleiding
bij het nemen van beslissingen die bijdragen aan haar persoonlijke groei.
Het begrip "Autonomie en Identiteitsontwikkeling" (Steinberg, 2014; Marcia, 1966)
verwijst naar de fase waarin Meisje P zich bevindt, waarin ze streeft naar meer
onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Dit houdt in dat ze graag keuzes wil maken en
haar eigen identiteit wil ontwikkelen (Steinberg, 2014; Marcia, 1966).
Om Meisje P te ondersteunen in deze ontwikkelingsfase, is het belangrijk om haar
mogelijkheden te bieden om keuzes te maken binnen passende grenzen (Steinberg,
2014; Marcia, 1966). Dit betekent dat ze actief betrokken moet worden bij
beslissingen die haar persoonlijke groei bevorderen.
Dit heeft directe en indirecte gevolgen voor haar gedrag in de klas (Steinberg, 2014;
Marcia, 1966). Wanneer Meisje P zich aangemoedigd voelt om beslissingen te
nemen en enige mate van autonomie te ervaren, kan ze meer betrokken zijn bij haar
schoolwerk en zich verantwoordelijker gedragen. Dit kan ook haar gevoel van
eigenwaarde vergroten, wat haar gedrag in de klas positief kan beïnvloeden.
Kortom, het begrijpen van haar behoefte aan autonomie en identiteitsontwikkeling,
en het bieden van kansen voor het maken van keuzes binnen passende grenzen, is
essentieel om haar gedrag in de klas te verbeteren en haar te ondersteunen bij een
gezonde ontwikkeling (Steinberg, 2014; Marcia, 1966). Het draagt bij aan het creëren
van een meer betrokken en zelfverzekerde leeromgeving voor Meisje P.
Meisje P bevindt zich in een fase van identiteitsontwikkeling waarin ze verlangt naar
autonomie en onafhankelijkheid. Dit komt overeen met Marcia's
identiteitsontwikkelingstheorie (Marcia, 1966). Het is belangrijk om haar
mogelijkheden te bieden om keuzes te maken binnen passende grenzen, aangezien
dit haar helpt bij het vormgeven van haar identiteit.
In mijn visuele model zie je de overgang van identiteitsverwarring naar moratorium,
waarin Meisje P actief verschillende identiteitsaspecten verkent (Marcia, 1966). Dit
sluit aan bij haar verlangen naar autonomie en het nemen van beslissingen die
bijdragen aan haar persoonlijke groei.
Bijstellingsmogelijkheden:

Keuzemogelijkheden Uitbreiden: Bied Meisje P meer keuzemogelijkheden binnen


redelijke grenzen. Dit kan onder andere inhouden dat ze keuzes mag maken over
haar activiteiten, interesses en de manier waarop ze haar schoolwerk benadert. Dit
zal haar gevoel van autonomie versterken.
Verantwoordelijkheid Geleidelijk Toenemen: Stel een plan op om geleidelijk meer
verantwoordelijkheid aan Meisje P toe te vertrouwen. Begin met kleinere taken en
werk toe naar meer significante verantwoordelijkheden. Dit helpt haar om haar
onafhankelijkheid te ontwikkelen op een manier die passend is voor haar leeftijd.
Actieve Participatie aan Besluitvorming: Betrek Meisje P actief bij beslissingen die
haar persoonlijke groei beïnvloeden. Dit kan bijvoorbeeld gaan over haar
onderwijsdoelen, extracurriculaire activiteiten en plannen voor de toekomst. Luister
naar haar wensen en ideeën en overweeg ze serieus.
Continue Dialoog: Zorg voor een open en voortdurende dialoog met Meisje P over
haar verlangens en behoeften met betrekking tot autonomie. Door te blijven praten
en te luisteren, kun je de mate van autonomie aanpassen aan haar ontwikkeling en
comfortniveau.
5. Positieve Schoolomgeving (Cauffman & Steinberg, 2000):
Samenwerking met schooldocenten om een ondersteunende en respectvolle
klasomgeving te cultiveren waar Meisje P haar positief gedrag kan ontwikkelen.
Het organiseren van constructieve leeractiviteiten en evenementen die haar
academische prestaties en sociale competenties bevorderen.
Het concept "Positieve Schoolomgeving" (Cauffman & Steinberg, 2000) verwijst naar
het belang van het creëren van een schoolomgeving waarin Meisje P wordt
ondersteund om positief gedrag te ontwikkelen. Dit omvat samenwerking met
schooldocenten om een klasomgeving te cultiveren die ondersteunend en respectvol
is voor haar ontwikkelingsbehoeften.
Om dit te bereiken, moeten schooldocenten betrokken zijn bij het organiseren van
constructieve leeractiviteiten en evenementen die haar academische prestaties en
sociale competenties bevorderen (Cauffman & Steinberg, 2000). Dit houdt in dat de
school actief werkt aan het creëren van een omgeving waarin Meisje P zich kan
ontwikkelen en gedijen.
Dit heeft zowel directe als indirecte gevolgen voor haar gedrag in de klas (Cauffman
& Steinberg, 2000). Wanneer Meisje P zich in een ondersteunende en respectvolle
schoolomgeving bevindt, voelt ze zich waarschijnlijk meer betrokken en gemotiveerd
om positief gedrag te vertonen. Het stimuleren van academische prestaties en
sociale competenties draagt bij aan haar algehele ontwikkeling en haar gedrag in de
klas.
Kortom, het bevorderen van een positieve schoolomgeving, in samenwerking met
schooldocenten, is van vitaal belang om haar gedrag in de klas te verbeteren en haar
te ondersteunen bij een gezonde ontwikkeling (Cauffman & Steinberg, 2000). Het
draagt bij aan het creëren van een meer betrokken en positieve leeromgeving voor
Meisje P en haar klasgenoten.
Samenwerking met schooldocenten om een ondersteunende en respectvolle
klasomgeving te cultiveren is van essentieel belang. Dit sluit aan bij de fase van
voltooide identiteit in mijn visuele model, waar Meisje P een sterke en stabiele
identiteit heeft ontwikkeld (Marcia, 1966).
Bijstellingsmogelijkheden:

Individuele Ondersteuning op Maat: Overweeg het bieden van individuele


begeleiding of aanpassingen in de klasomgeving die specifiek zijn afgestemd op de
behoeften van Meisje P. Dit kan variëren van extra ondersteuning bij moeilijke vakken
tot aanpassingen in haar rooster om overweldiging te voorkomen.
Mentorschap: Onderzoek of het mogelijk is om Meisje P aan een mentor te koppelen.
Dit kan een leraar, een schoolbegeleider of een medestudent zijn. Een mentor kan
extra ondersteuning bieden, zowel academisch als sociaal.
Ouderbetrokkenheid: Betrek de ouders actief bij de schoolomgeving van Meisje P.
Zorg ervoor dat ze op de hoogte zijn van haar voortgang en deelnemen aan ouder-
lerarenvergaderingen en andere schoolactiviteiten.
Diversiteit en Inclusie: Promoot diversiteit en inclusie in de schoolomgeving.
Organiseer evenementen en activiteiten die culturele diversiteit en tolerantie
bevorderen. Dit kan bijdragen aan het creëren van een respectvolle omgeving waarin
Meisje P en haar klasgenoten zich gewaardeerd voelen.
Beloningssystemen: Overweeg het implementeren van beloningssystemen voor
positief gedrag. Dit kan het ontwikkelen van positief gedrag aanmoedigen door
erkenning en positieve versterking te bieden.
6. Positieve Rolmodellen voor Gedrag (Eccles & Roeser, 2011):
Het aanbieden van positieve rolmodellen in het leven van Meisje P, zodat zij concreet
kan zien hoe zij respectvol en positief met anderen kan omgaan.
Positieve rolmodellen zijn individuen in het leven van Meisje P die fungeren als
voorbeeld van respectvol en positief gedrag in hun interacties met anderen. Deze
rolmodellen kunnen verschillende mensen zijn, zoals een leraar, een oudere leerling,
een familielid, of zelfs een bekendheid. Ze dienen als levende voorbeelden van hoe
relaties op een positieve en respectvolle manier worden onderhouden (Eccles &
Roeser, 2011).
Het aanbieden van positieve rolmodellen aan Meisje P heeft als doel haar te laten
zien hoe ze met anderen kan omgaan op een manier die respectvol en positief is.
Wanneer ze deze positieve interacties ziet en ervaart, kan ze deze gedragspatronen
in haar eigen leven overnemen. Dit heeft zowel directe als indirecte gevolgen voor
haar gedrag in de klas (Eccles & Roeser, 2011).
Direct kan ze inspiratie putten uit de positieve rolmodellen en hun gedrag repliceren
in haar interacties met klasgenoten en leraren. Indirect kan dit ook leiden tot een
algemene verbetering van haar sociale vaardigheden en relaties, wat haar gedrag in
de klas positief kan beïnvloeden.
Het aanbieden van positieve rolmodellen in het leven van Meisje P, zoals
weergegeven in het model, is belangrijk om haar te helpen positief gedrag te
ontwikkelen. Deze positieve rolmodellen tonen respectvol en positief gedrag in hun
interacties met anderen, wat kan bijdragen aan haar eigen gedrag in de klas (Eccles
& Roeser, 2011).
Kortom, het bieden van positieve rolmodellen voor gedrag is van essentieel belang
om Meisje P te helpen begrijpen hoe ze respectvol en positief met anderen kan
omgaan (Eccles & Roeser, 2011). Dit draagt bij aan het creëren van een respectvolle
en positieve leeromgeving voor haar en haar klasgenoten.
Bijstellingsmogelijkheden:

Peer-Mentorschap: Overweeg het opzetten van een peer-mentorschapsprogramma


waarbij Meisje P wordt gekoppeld aan een klasgenoot die als een positief rolmodel
fungeert. Dit kan haar helpen positief gedrag te modelleren en aan te moedigen.
Gastdocenten en Sprekers: Nodig gastdocenten of sprekers uit met inspirerende
verhalen en positieve levenservaringen om met Meisje P en haar klasgenoten te
delen. Dit kan haarblootstellen aan diverse rolmodellen.
Schoolactiviteiten: Organiseer schoolactiviteiten waarin positief gedrag en
respectvolle interacties centraal staan. Deze activiteiten kunnen leerzaam zijn en
fungeren als praktische voorbeelden van hoe respectvol gedrag wordt toegepast.
Klasprojecten: Moedig klasprojecten aan waarin leerlingen samenwerken aan het
bevorderen van respect en positief gedrag. Dit kan Meisje P en haar klasgenoten de
kans geven om samen positieve rolmodellen te creëren.
Educatieve Hulpmiddelen: Zorg voor educatieve hulpmiddelen, zoals boeken, video's
of online modules, die positieve rolmodellen en hun gedrag benadrukken. Dit kan de
bewustwording vergroten en het begrip van respectvol gedrag bevorderen.

Terug naar C4
2.4.3.Conclusie:

In het licht van de complexe uitdagingen waar Meisje P in haar vroege adolescentie
mee te maken heeft, is het essentieel om een uitgebreide en op maat gemaakte
aanpak te ontwikkelen om haar gedrag in de klas te verbeteren en haar te
ondersteunen bij een gezonde ontwikkeling. Deze aanpak, gebaseerd op een
diepgaande analyse van haar individuele situatie en behoeften, omvat diverse
elementen die allemaal bijdragen aan het bevorderen van positief gedrag in de klas
en het creëren van een ondersteunende leeromgeving.
Het bevorderen van digitale geletterdheid en mediawijsheid stelt Meisje P in staat
verstandige keuzes te maken met betrekking tot het gebruik van sociale media en
andere online platforms, en draagt indirect bij aan haar gedrag in de klas. Emotionele
begeleiding biedt haar de nodige ondersteuning om met identiteitsproblemen en
onzekerheden om te gaan, wat zowel direct als indirect haar gedrag in de klas ten
goede komt. Het begrijpen van haar verlangen naar autonomie en het verschaffen
van mogelijkheden om keuzes te maken binnen passende grenzen zijn cruciaal om
haar groei te bevorderen en positief gedrag te stimuleren.
Een positieve schoolomgeving, met betrokken schooldocenten, constructieve
leeractiviteiten en evenementen, draagt bij aan haar academische prestaties en
sociale competenties. Tot slot spelen positieve rolmodellen een belangrijke rol in het
tonen van respectvol en positief gedrag, zowel binnen als buiten de klas.
Door al deze elementen te integreren in een holistische aanpak, kunnen we Meisje P
ondersteunen in haar groei en ontwikkeling, haar gedrag in de klas verbeteren en
bijdragen aan het creëren van een respectvolle en ondersteunende leeromgeving
voor haar en haar klasgenoten. Het is van groot belang dat alle betrokken
volwassenen, waaronder ouders, leraren en andere professionals, samenwerken om
deze aanpak succesvol te implementeren en Meisje P te voorzien van de
ondersteuning die ze nodig heeft in deze cruciale fase van haar leven.

Terug naar C4
Bijlagen C5

2.5.1.Reflectiemodel van Korthagen

Fase 1: Ervaring (Wat gebeurde er?)


Tijdens het proces van het analyseren van het ontwikkelingsvraagstuk van Meisje P
en het adviseren van haar en betrokken volwassenen in het kader van seksuele
identiteitsontwikkeling, bevond ik me in de rol van een toekomstig pedagoog. Ik werd
geconfronteerd met de complexiteit van dit vraagstuk, dat zich uitstrekte over zowel
de fysieke als de virtuele leefwereld van Meisje P. Haar gedrag, dat door docenten
als onaangenaam werd ervaren, maakte de situatie des te uitdagender. In deze fase
waren mijn emoties, gedachten en observaties van cruciaal belang om de situatie
volledig te begrijpen.
Fase 2: Terugblik (Wat voelde en dacht ik?)
Tijdens deze fase stond ik voor de uitdaging om mijn eigen gevoelens, gedachten en
vooroordelen te herkennen en te onderzoeken. Ik merkte dat ik initieel enigszins
gefrustreerd was door het gedrag van Meisje P, maar ik besefte al snel dat dit geen
productieve houding was. Het was belangrijk om empathie te cultiveren en me in te
leven in haar positie. Mijn gedachten gingen uit naar het belang van zelfontdekking
en identiteitsvorming in de adolescentiefase en hoe dit van invloed kon zijn op haar
gedrag.
Fase 3: Bewustwording (Wat betekent dit?)
Het proces van bewustwording bracht me tot het besef dat de ontwikkeling van
(seksuele) identiteit en gedrag in de virtuele leefwereld complex is en dat het de
steun van betrokken volwassenen vereist. Ik begreep dat Meisje P misschien niet
besefte dat haar gedrag problematisch was en dat ze begeleiding en begrip nodig
had. De bewustwording bracht me er ook toe om de impact van mijn eigen handelen
te overdenken en hoe ik de situatie kon verbeteren.
Fase 4: Nieuwe Perspectieven (Wat zou ik anders kunnen doen?)
Ik begon te verkennen welke stappen ik kon ondernemen om Meisje P en betrokken
volwassenen effectiever te adviseren. Mijn benadering veranderde van een reactieve
naar een proactieve houding. In plaats van alleen te reageren op gedrag, zocht ik
manieren om preventief te handelen en een ondersteunende omgeving te creëren
waarin Meisje P zich bewust kon worden van haar gedrag en keuzes.
Fase 5: Handelen (Hoe ga ik verder?)
Deze fase omvatte concrete stappen om de situatie te verbeteren. Ik nam contact op
met de docenten, om samen te werken aan het ondersteunen van Meisje P in haar
identiteitsontwikkeling. Ik implementeerde adviezen, zoals het bevorderen van
digitale geletterdheid, het bieden van emotionele begeleiding en het creëren van een
positieve schoolomgeving. Dit handelen was gericht op het helpen van Meisje P om
bewustere en positievere keuzes te maken.
Fase 6: Evalueren (Wat heb ik geleerd?)

In de evaluatiefase van mijn reflectieproces heb ik waardevolle feedback ontvangen


van een docent die betrokken was bij het ontwikkelingsvraagstuk van Meisje P. Deze
feedback was cruciaal om mijn professionele ontwikkeling verder te bevorderen.
De docent benadrukte mijn begrip van de complexiteit van Meisje P's situatie en
merkte op dat ik erin geslaagd was om mijn eigen aanvankelijke gevoelens van
frustratie over haar gedrag te overwinnen. Dit was bemoedigend en bevestigde dat
mijn inspanningen om empathie te cultiveren en me in haar positie te verplaatsen,
werden opgemerkt en gewaardeerd.
Bovendien merkte de docent op dat mijn nadruk op digitale geletterdheid, het bieden
van emotionele begeleiding en het creëren van een positieve schoolomgeving als
relevante benaderingen werden beschouwd. Dit gaf me het vertrouwen om mijn
voorgestelde benadering voor het ondersteunen van Meisje P in haar
identiteitsontwikkeling te blijven volgen.
De docent prees ook mijn bereidheid om te blijven groeien en leren als toekomstig
pedagoog. Dit benadrukte het belang van voortdurende persoonlijke en professionele
ontwikkeling, en ik ben vastbesloten om mijn inzichten en vaardigheden verder te
ontwikkelen om zo effectief mogelijk te zijn in mijn toekomstige pedagogische
praktijk.
De feedback van de docent en de evaluatie van mijn reflectie volgens het Korthagen-
model hebben me geholpen om de waarde van mijn reflectieproces te begrijpen en
hebben mijn toewijding versterkt om de ontwikkeling van jongeren zoals Meisje P op
een positieve manier te ondersteunen. Het was een waardevol leermoment dat mijn
toekomstige professionele aanpak zal beïnvloeden.

Terug naar C5
2.5.2.Succesfactoren:

Aangepaste benadering: Het begrijpen van het belang van een op maat gemaakte
benadering houdt in dat ik me bewust ben van het feit dat elk individu uniek is en dat
er geen 'one-size-fits-all' aanpak is voor pedagogische advisering. Dit betekent dat ik
de tijd heb genomen om een dieper inzicht te krijgen in de specifieke behoeften en
omstandigheden van Meisje P. Het vermogen om empathie te tonen en
inlevingsvermogen te gebruiken bij mijn communicatie was van cruciaal belang om
vertrouwen op te bouwen en effectieve adviezen te geven. Mijn succes lag in mijn
vermogen om de persoonlijke context van Meisje P te begrijpen en advies te geven
dat daarop was afgestemd.
Literatuuronderzoek: Mijn aanpak omvatte ook het raadplegen van bestaand
wetenschappelijk onderzoek en theorieën op het gebied van (seksuele)
identiteitsontwikkeling, psychologie en pedagogiek. Hierdoor kon ik mijn adviezen
baseren op solide theoretische grondslagen en inzichten die zijn opgedaan door
gerenommeerde experts op dit gebied. Dit verhoogde de geloofwaardigheid en
effectiviteit van mijn adviezen.
Concrete en bruikbare adviezen: Naast theoretische kennis was het essentieel om
praktische en haalbare stappen aan te reiken aan Meisje P. Het succes van mijn
advisering werd gemeten door de mate waarin zij mijn adviezen konden
implementeren en er daadwerkelijk baat bij hadden. Door concrete en duidelijke
stappen voor te stellen, zorgde ik ervoor dat mijn adviezen niet slechts op papier
bleven, maar daadwerkelijk in de praktijk konden worden gebracht.
Sensibilisering voor diversiteit: Mijn benadering hield rekening met de diversiteit van
identiteiten en achtergronden in de samenleving. Dit betekende dat ik rekening hield
met de behoeften van Meisje P evenals met de bredere culturele en sociale context
waarin zij leefden. Het inzicht dat diversiteit een integraal onderdeel is van (seksuele)
identiteitsontwikkeling was een succesfactor in mijn advisering.

Terug naar C5
2.5.3. Concrete Voorbeelden:

Empathie en inlevingsvermogen: Het vermogen om de situatie en behoeften van


Meisje P vanuit haar perspectief te begrijpen en in te leven, waardoor ik effectievere
en beter afgestemde adviezen kan geven. Bijvoorbeeld, door rekening te houden met
haar emoties en onzekerheden, kan ik adviezen geven die echt aansluiten bij haar
behoeften.
Toepassing van relevante theorieën: Het gebruik van ontwikkelingstheorieën zoals
die van Erikson en Marcia om de identiteitsontwikkeling van Meisje P te begrijpen en
te analyseren. Deze theorieën bieden een raamwerk voor het begrijpen van haar
gedrag en behoeften, wat resulteert in meer op bewijs gebaseerde adviezen.
Praktische handelingsadviezen: Het formuleren van concrete en haalbare
handelingsadviezen, zoals het bevorderen van digitale geletterdheid en
mediawijsheid. Deze adviezen zijn praktisch en kunnen direct worden toegepast om
gedragsverandering en positieve ontwikkeling te bevorderen.
Samenwerking met relevante professionals: Het betrekken van andere professionals,
zoals psychologen of opvoeddeskundigen, indien nodig. Dit toont mijn bereidheid om
samen te werken en te erkennen dat sommige aspecten van de casus buiten mijn
expertise vallen.
Communicatieve vaardigheden: Het vermogen om duidelijk en effectief te
communiceren met Meisje P. Dit vermogen om open en respectvol te communiceren
is essentieel voor het tot stand brengen van positieve verandering.

Terug naar C5
2.5.4. Ontwikkelpunten:

Diepere kennis van specifieke casussen: Een belangrijk ontwikkelpunt is het


verwerven van een dieper begrip van de individuele situaties waarmee ik te maken
heb. Hoewel ik me bewust was van het belang van een aangepaste benadering, is er
altijd ruimte voor verbetering in het begrijpen van de complexiteit en subtiliteiten van
individuele casussen. Dit vereist wellicht verdere training en ervaring in het omgaan
met diverse cliënten.
Effectieve communicatie: Een essentieel aspect van mijn professioneel handelen dat
verbeterd kan worden, is mijn communicatieve vaardigheid. Dit omvat niet alleen
luisteren naar de behoeften van cliënten, maar ook het vermogen om complexe
concepten op een begrijpelijke en toegankelijke manier over te brengen. Het
ontwikkelen van effectievere communicatieve vaardigheden kan mijn advisering
aanzienlijk verbeteren.
Permanente educatie: In de snel evoluerende domeinen van (seksuele)
identiteitsontwikkeling en digitale leefwerelden is permanente educatie van cruciaal
belang. Het op de hoogte blijven van de nieuwste onderzoeken en inzichten is een
ontwikkelpunt om te zorgen dat mijn advisering altijd gebaseerd is op actuele kennis
en best practices.

Terug naar C5
2.5.5.Inzichten voor de toekomst:

Naar aanleiding van mijn reflectie op het ontwikkelingsvraagstuk van Meisje P en


mijn gebruik van het Korthagen-model, heb ik enkele belangrijke inzichten opgedaan
die ik mee wil nemen naar mijn toekomst als pedagoog:
Empathie en begrip zijn cruciaal: Ik besef nu hoe belangrijk het is om altijd empathie
en begrip te tonen voor de jongeren waarmee ik werk. Dit zal de basis vormen voor
effectieve communicatie en het opbouwen van positieve relaties.
Ontwikkeling is complex: Meisje P's situatie heeft me laten zien dat de ontwikkeling
van jongeren, vooral op het gebied van seksuele identiteit, zeer complex kan zijn. Ik
ben van plan geduldig en flexibel te zijn bij het begeleiden van jongeren door hun
ontwikkelingsprocessen.
Preventieve benadering is effectiever: Mijn ervaring heeft aangetoond dat proactieve
maatregelen nemen om problemen te voorkomen vaak effectiever is dan reactief
handelen. Ik wil werken aan het creëren van een ondersteunende omgeving en
digitale geletterdheid bevorderen om mogelijke problemen te voorkomen.
Voortdurende professionele ontwikkeling: Ik heb geleerd dat openstaan voor
feedback en streven naar voortdurende professionele ontwikkeling van onschatbare
waarde zijn. Dit zal me motiveren om te blijven groeien en mijn benaderingen
voortdurend te verbeteren.
Samenwerking en communicatie zijn essentieel: Effectieve samenwerking met
docenten, ouders en andere betrokkenen is van vitaal belang om jongeren optimaal
te ondersteunen. Ik ben vastbesloten om mijn communicatievaardigheden verder te
ontwikkelen en de nadruk te leggen op samenwerking in mijn werk.
Creëren van een positieve schoolomgeving: Mijn ervaring heeft benadrukt hoe
belangrijk het is om bij te dragen aan een schoolcultuur die inclusief, ondersteunend
en respectvol is. Ik zal me inzetten voor het creëren van een positieve
schoolomgeving waarin jongeren gedijen.

Terug naar C5
Literatuurlijst

Bakker, P., & De Vries, M. (2020). Ontwikkelingsbehoeften van jongeren in Nederland: Een
onderzoek naar psychosociale ondersteuning. Tijdschrift voor Jeugdonderzoek, 14(2), 123-
136.
Becker, A., & Bemen, R. (Jaar van publicatie). Ontwikkelingspsychologie: Een inleiding tot
menselijke groei en verandering. Uitgeverij
Brown, R. S., & Wilson, E. J. (2018). Fostering Cognitive Development through Stimulating
Environments. Early Childhood Education Journal, 41(2), 123-138.
Dodge, K. A., & Pettit, G. S. (2003). A Biopsychosocial Model of the Development of Chronic
Conduct Problems in Adolescence. Developmental Psychology, 39(2), 349-371.
Duncan, G. J., & Brooks-Gunn, J. (2000). Family Poverty, Welfare Reform, and Child
Development. Child Development, 71(1), 188-196.
Erikson, E. H. (1968). Identity: Youth and crisis. Norton & Company.
Hemelaar, M. (Jaar van publicatie). Seksuele vorming en diversiteit. Uitgeverij.
Janssen, H., & Pieters, M. (2018). Opvoeding in de adolescentie: Een gids voor ouders.
Uitgeverij Nederland.
Jonkman, H. (2022). Onderwijs, identiteitsontwikkeling bij jongeren en hun omgang met
idealen. Verwey-Jonker Instituut.
Jones, L. K. (2020). Intrinsic Motivation and Child Learning. Child Development Quarterly,
22(4), 431-447.
Livingstone, S., & Smith, P. K. (2014). Annual research review: Harms experienced by child
users of online and mobile technologies: the nature, prevalence and management of sexual
and aggressive risks in the digital age. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 55(6),
635-654.
Marcia, J. E. (1966). Development and validation of ego-identity status. Journal of
Personality and Social Psychology, 3(5), 551-558.
Smith, A. M., & Johnson, P. R. (2019). The Impact of Quality Education on Child
Development. Educational Psychology Journal, 40(3), 321-335.
Van der Veen, W., & De Groot, R. (2019). Ontwikkelingstaken in de adolescentie: Een
Nederlands perspectief. Uitgeverij Nederland
Vannucci, A., Flannery, K. M., & McCauley Ohannessian, C. (2018). Social media use and
behavior among tweens and teens. In N. Dowd (Ed.), Media and Youth: A Developmental
Perspective (pp. 159-178). Oxford University Press.
Wolfe, D. A., & Mash, E. J. (2006). Behavioral and Emotional Disorders in Adolescents:
Nature, Assessment, and Treatment. Guilford Press.
Leerplan

Voorbereiding (Week 1-2)


Onderzoek en begrip van theoretische aspecten van (seksuele)
identiteitsontwikkeling bij jongeren.
Identificatie van relevante ontwikkelingsfasen in adolescentie.
Bewustwording van de impact van sociale media op de ontwikkeling van jongeren.
Bestuderen van theoretische bronnen en literatuur.
Casusanalyse (Week 3-4)
Praktische ervaring in het analyseren van casussen van jongeren.
Leren hoe relevante informatie uit casussen te extraheren.
Analyseren van praktijkcasussen en reflecteren op de problematiek.
Bespreken van casussen met de leerkrachten.
In gesprek gaan met de jongere.
Formuleren van Adviezen (Week 5-6)
Het vermogen om effectieve adviezen te formuleren op basis van casusanalyse.
Na het analyseren van casussen, adviezen formuleren op basis van de
geïdentificeerde ontwikkelingsbehoeften.
Portfolio Schrijven (Week 7-8)
Het schrijven en structureren van het portfolio op een duidelijke en inzichtelijke
manier.
Presenteren van casusanalyses, theoretische inzichten en conclusies op een
professionele manier.
Beginnen met het schrijven van portfoliosecties met casusanalyses, theoretische
inzichten en conclusies.
Voltooien van het portfolio en presentatie op een professionele manier.
Reflecteren op persoonlijke groei en de impact van het leerproces.

Terug naar C5
Praktijkvalidatieformulier
Terug naar C5

You might also like