Professional Documents
Culture Documents
2. 1 Het kristalrooster
Indien een metaal zich in vloeibare toestand bevindt, nemen de metaalatomen
geen vaste plaatsen in t.o.v. elkaar. Indien dit vloeibare metaal echter gaat
stollen, ontstaan er vaste deeltjes, die uitgroeien tot kristallen. De kristallen
zijn vaak zo klein dat we ze met het blote oog niet kunnen waarnemen.
Per definitie zouden we dus kunnen zeggen dat een kristal een vaste stof is,
opgebouwd volgens bepaalde wetten, waarin de atomen zich rangschikken
volgens bepaalde meetkundige vormen, b.v. bij zuiver ijzer of ferriet: kubus-
vormig.
Gedurende de stolling ontstaan er in de vloeistof kleine, regelmatig gevormde
kristallen die steeds aangroeien naarmate de stolling verdergaat (fig. 2.1).
Deze kristallen botsen tegen elkaar en belemmeren elkaars groei. Er ontstaat
een onregelmatige vorm. Deze "misvormde" kristallen noemen we kristallieten.
-
- -
--=n
V
_Î) ::::-
- -__- 0
2. 2 Kristalopbouw
De metaalkristallen zijn opgebouwd uit atomen. De atomen van een zelfde
metaal nemen t.o.v. elkaar een vaste plaats in. Dit noemen we atoomordening
of atoomstapeling. Een atoomordening in vaste toestand noemen we een kris-
talrooster. De ordening van de atomen is niet bij alle metalen identiek, maar
verschilt van metaal tot metaal. Veel voorkomende kristalroosters zijn:
Metallografie
2.2.3 Andere voorkomende roosters
• tetragonaal
• hexagonaal
• trigonaal
• enz.
B.v. het hexagonaal rooster dat o.a. voorkomt bij zink en magnesium, heeft
de vorm van een zeszijdig prisma (fig.2.4).
Fig. 2.2 Kubisch ruimtelük Fig. 2.3 Kubisch vlakken Fig. 2.4 Hexagonaal
gecenterd rooster gecenterd rooster rooster
Mengkristallen
Tijdens de bereiding van een metaal kunnen er ook andere metalen of niet-
metalen in het metaal terechtkomen. Deze atomen zullen een plaatsje zoeken
in het rooster van het metaal. Er kunnen zich twee mogelijkheden voordoen.
Opmerkingen
Het vormen van vaste oplossingen kan je in de hand werken door de tem-
Fig. 2.5 Substitutioneel mengkristal peratuur te verhogen. Hierdoor vergroot de beweeglijkheid van de atomen
waardoor zij van plaats verwisselen.
de temperatuur controleren om de atomen meer tijd te geven om op de juiste plaats te gaan
2 Er is een grotere kracht nodig om een mengkristal te vervormen dan om
een kristal van een zuiver metaal te vervormen. De hardheid en de stugheid
nemen dan ook toe bij mengkristallen.
Metallografie
2 .. 4 Mengsel van kristallen
wat is het fundumenteel verschel verschil
mengkristallen en het mengels van kristallen De mogelijkheid bestaat ook dat een legering in vloeibare toestand volledig
examen vraag oplosbaar is, maar tijdens het stollen scheiden de bestanddelen zich weer af.
We spreken hier bijgevolg van een mengsel van kristallen, b.v. Een Cu-Ag-
legering. (fig. 2.7)
2. 7 Een Cu-Ag-legering
Metallografie
2.5.3 Eigenschappen
bij 786 verliest ferriet zijn magnetische a) Bij een temperatuur van 768 oe verliest het ferriet zijn magnetische eigen-
eigenschappen schappen. Let er wel op dat er geen verandering in het kristalrooster op-
treedt. Deze structuur noemen we ,8-ijzer.
b) Boven de 906 oe treedt de eigenschap op om koolstof op te lossen (verge-
lijk met het oplossen van een klontje suiker in koffie). Dit is een erg belang-
vanaf 906 kan zuiver ferriet koolstof opnemen
zogelijk een suikerklontje rijke eigenschap waarop nagenoeg alle warmtebehandelingen steunen.
temperatuur
oe
linksboven naar rechtsonder :
1528 er komt een verandering in het ijzer het stolt
vloeibaar
al het daalt niet totdat elk atoom gestolt is
bij 1401 hier krijgen we kubisch gecentreerd rooster ö-ijzer
906 ijzer verliest zijnt magnetische eigenschappen dit is beta-ijzer
bij 768 hier kom je 9-puntskubus uit volledig alpha-ijzer
y-ijzer
andere grfiek is hetzelfde
,B-ijzer
7681------,~'----::.=..'-'-.:.-'---'-'.:c:..c:..::.:.:..->-.._--': a -ijzer
9-punt-
kubus
tijd
Legeringen
2.6.1 Inleiding
Een legering is een eindproduct dat ontstaat door samensmelten van een
metaal met één of verschillende metalen of niet-metalen. We beperken ons tot
legeringen die bestaan uit twee metalen, of de binaire legeringen.
De stollingsverschijnselen van de legeringen zijn afhankelijk van het gedrag
van de legeringselementen ten opzichte van elkaar. Zo kan je een binaire
legering hebben waarvan de legeringselementen in vloeibare toestand op-
lossen en in vaste toestand eveneens oplosbaar zijn ofwel onoplosbaar zijn of
nog gedeeltelijk in elkaar oplosbaar zijn.
Metallografie
temperatuur !l De legeringselementen zijn in vaste toestand oplosbaar (fig. 2.10)
Bij deze legeringen blijft de temperatuur ook tijdens de stolling dalen, maar
veellangzamer dan voor of na de stolling. Dit toont aan dat in de legering een
warmteontwikkeling ontstaat die echter onvoldoende is om de temperatuur
constant te houden en aldus een haltepunt op te wekken. Zoals je ook ziet op
de nevenstaande figuur 2.10 hebben deze legeringen geen stolpunt maar een
stollingstraject. De legering begint te stollen bij temperatuur T1 bij een tijd t 1
en is volledig gestold bij tijd t2 op een temperatuur T2. Dergelijke legeringen
Fig. 2.10 zijn opgebouwd uit mengkristallen.
2.6.2 Toestandsdiagrammen
!l Probleemstelling
Metallografie
een vloeiende lijn kan je voor elke legering van dat stelsel het beginpunt van
de stolling afleiden. Deze lijn noemen we de liquiduslijn. Wanneer je de eind-
punten van de stolling verbindt door een vloeiende lijn bekom je de solidus-
lijn. Op de horizontale as van het toestandsdiagram zet je de concentratie of
de samenstelling van de legering uit. Op de verticale as plaats je de tempera-
tuur. De linkse verticale as stelt een concentratie voor van 100 % van het ene
metaal en de rechtse verticale as stelt 100 % van het andere metaal voor.
afkoelingslijnen toestandsdiagram
liquidus
/
bij zuivere stof is er een halte moment als geen zuivere 700
stof is dan is er ook geen halte meer
50% ni 50% cu 600
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 %nikkel
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % koper
Je ziet dus dat deze concentratie sterk afwijkt van de oorspronkelijke en dat
er in het vaste deel meer nikkel aanwezig is dan in de veronderstelde lege-
ring. Nemen we nu een temperatuur C. Bij deze temperatuur is er een grotere
metaalmassa vast geworden en zijn de kristallisatiekernen aangegroeid. Om
Metallografie 22
de samenstelling ervan te bepalen, moet je door punt C een horizontale lijn
tekenen naar de soliduslijn en zo bekom je punt D dat je de samenstelling
geeft.
Bij een temperatuursdaling van A tot C is de samenstelling van het vaste
gedeelte gewijzigd van B naar D. Zoals je ziet is het percentage aan nikkel
procentueel gedaald, maar het gehalte is nog hoger dan in de oorspronkelijke
legering. Dit heeft natuurlijk tot gevolg dat de overblijvende vloeibare oplos-
sing nikkelarmer is of m.a.w. koperrijker.
Indien je de samenstelling van het vloeibare gedeelte wil bepalen, volstaat het
om een horizontale lijn te tekenen door C tot deze de liquiduslijn in E snijdt.
Het punt E levert je de gevraagde concentratie. De punten A, E en G geven
je de samenstelling van de smelt bij elke temperatuur.
Laat je nu de temperatuur verder dalen, dan zal de samenstelling van het
vaste deel geleidelijk aan veranderen naar de oorspronkelijke samenstelling
die je bereikt bij temperatuur F. Het steeds kleiner wordende vloeibare ge-
deelte zal koperrijker worden en de laatste vloeistofdeeltjes die stollen, zullen
een concentratie hebben die voorgesteld wordt door het punt G.
afkoelingslijnen toestandsdiagram
vloeistof
liquidus
/
%nikkel
10 20 30 40 50 60 70 80 100% koper
· Nemen we als voorbeeld het stelsel koper-zilver. Deze legering is van het
type volledig onoplosbaar in vaste toestand. We laten de legering met 60%
Cu en 40% Ag verwarmen tot ze volledig vloeibaar is en daarna laten we ze
langzaam afkoelen.
We stellen vast dat de kristallisatie begint bij temperatuur A. Er ontstaan
vaste kristallisatiekernen, maar deze keer zullen dat geen mengkristallen zijn.
Bij de gekozen samenstelling zullen de vaste deeltjes uitsluitend uit koper
bestaan. Indien we een legering genomen hadden van 30% Cu en 70% Ag
dan zouden de vaste deeltjes bij dezelfde temperatuur uit zuiver zilver
bestaan. Hoe komen we daarbij?
Metallografie
Teken door punt A een horizontale lijn, dan vind je geen snijpunt met de soli-
duslijn, maar wel een snijpunt met de linkeras die als samenstelling zuiver
koper aangeeft (punt B).
Als je de temperatuur laat dalen tot C dan zie je dat er nog steeds zuiver koper
uitkristalliseert (punt D). Dat heeft uiteraard gevolgen voor de samenstelling
van het vloeibare deel. Dit deel zal steeds minder koper bevatten of anders
gezegd meer zilver.
Bij temperatuurCis de concentratie van de vloeibare oplossing gegeven door
het punt E, snijpunt van de horizontale lijn door C en de liquiduslijn.
Als je nu de temperatuur laat dalen tot F zie je dat er nog steeds zuiver koper
zal uitkristalliseren, terwijl de vloeibare oplossing bij deze temperatuur de
eutectische samenstelling zal hebben gegeven door het punt G.
Het vloeibare deel zal dan verder stollen bij constante temperatuur, hier
780 oe. Er ontstaat een fijn mengsel van koper- en zilverkristallen dat we het
eutecticum noemen.
Nadat de hele massa vast geworden is, zal de temperatuur verder dalen.
Indien we deze legering onder een microscoop bekijken, zal je de koperkris-
tallen opmerken die zich tijdens de afkoeling hebben gevormd. Die koper-
kristallen zijn omgeven door het eutecticum dat is gevormd bij de eutectische
temperatuur van 780°C. Als structuurbestanddelen hebben we dus koperkris-
tallen omgeven door het eutectisch mengsel, dat op zijn beurt bestaat uit
uiterst kleine koper- en zilverkristallen.
Indien je een legering van 30% Cu en 70% Ag had gekozen, zouden er onge-
veer dezelfde verschijnselen optreden met het verschil dat bij temperatuur A:
eerst zilver zal kristalliseren, zodat de vloeibare oplossing koperrijker wordt
tot bij temperatuur F' .
Deze vloeibare oplossing heeft weer de eutectische samenstelling en wordt
verder vast bij constante temperatuur. Als structuurbeeld krijg je hier dus
zilverkristallen die omgeven zijn door het eutecticum.
De eutectische legering van 40% Cu en 60% Ag zal kristalliseren zoals een
zuivere stof, dus met een haltepunt of op constante temperatuur. In vaste toe-
stand zal deze legering dan ook uitsluitend uit het eutecticum bestaan.
afkoelingslijnen toestandsdiagram
vloeistof
100% Cu 80% Cu
0% Ag 20% Ag
60% Cu
40% Ag
40% Cu
60% Ag
30% Cu 0% Cu
70% Ag 100% Ag
oe
-----
--
• ---
Cu-
kristallen - -
vloeistof
vloeistof
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 %koper
-- 6?
0 10 20 30 40 50 70 80 90 100% zilver
~ \~ ~~~
"' 1\~1 11111111 ~i~'
~-r "'
11111111
~-.
#J! .%%ti~
eutect1cum
Cu+ 40%Cu+
eutecticum 60%Ag
Metallografie
Vragen en opdrachten
1 Wat is een kristal?
9 Hoe ziet het kristalrooster van ferriet eruit tussen 0 en 906 oe? Hoe
noem je dit ijzer?
•1200 oe
•1 000 oe
î500
î400
î300
î200
îîOO
îOOO
900
800
700
600
îOO 90 80 70 60 50 40 30 20 îO 0 %nikkel
0 îO 20 30 40 50 60 70 80 90 îOO% koper
Fig. 2.15
1100
~ :• r
1000
900
800
700 c
3 5
600
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 %koper
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100% zilver
Fig. 2.16