You are on page 1of 6

Eenvoudige basisgr. 6e oplage 2011:Eenvoudige basisgr.

4e oplage 05-01-2011 00:08 Pagina 5

Inhoud

Voorwoord bij de herziene uitgave 7

Les 1 Zin, woord, letter 9


Les 2 De persoon 13
Les 3 Zinnen maken (1) 17
Les 4 Meervoud van de persoon 20
Les 5 Hij, het, je, we, ze 23
Les 6 Het meervoud van mensen en dingen (1) 26
Les 7 Het meervoud van mensen en dingen (2) 30
Les 8 Uitzonderingen 33
Les 9 De persoon met het werkwoord 36
Les 10 Meer werkwoorden 39
Les 11 Zijn en hebben 44
Les 12 Vraagzinnen 47
Les 13 De, het of een? 50
Les 14 Verkleinwoorden 54
Les 15 Voorzetsels 58
Les 16 Dit, dat, deze, die, welk, welke 62
Les 17 Mijn boek, jouw boek 67
Les 18 Niet / geen 70
Les 19 Van jou, van mij 72
Les 20 Een dik boek, dikke boeken 76
Les 21 Dik, dikker, het dikst 79
Les 22 Getallen 82
Les 23 Zinnen maken (2) 87
Les 24 Mogen, willen, kunnen, zullen, moeten, komen 90
Les 25 Staan te wachten 93
Les 26 Opbellen, tegenkomen 97
Les 27 Heb gewoond, ben gekomen 101
Les 28 Gewoond, gewerkt: d of t? 104
Les 29 Woonde, werkte 109
Les 30 Zag, dacht 113
Les 31 Krijgen – kreeg – gekregen 117
Les 32 Bieden – bood – geboden 120
Les 33 Beginnen – begon – begonnen 123
Les 34 Vragen – vroeg – gevraagd 127
Eenvoudige basisgr. 6e oplage 2011:Eenvoudige basisgr. 4e oplage 05-01-2011 00:08 Pagina 6

Les 35 Blazen – blies – geblazen 111


Les 36 Zitten – zat – gezeten 135
Les 37 Zich herinneren, zich vervelen 140
Les 38 En /of /want/maar 144
Les 39 Omdat ... 146
Les 40 Als, toen 150

Antwoorden 153
Bijlage 1 Onregelmatige werkwoorden 173
Bijlage 2 Werkwoorden en werkwoordelijke uitdrukkingen met een
vast voorzetsel 178
Bijlage 3 De meest gebruikte het-woorden 187
Eenvoudige basisgr. 6e oplage 2011:Eenvoudige basisgr. 4e oplage 05-01-2011 00:08 Pagina 9

Les 1
Zin, woord, letter

Zinnen:

De docent staat voor de klas. De cursist zit op een stoel.

Zinsdelen:
De docent / staat / voor de klas.

De cursist / zit / op een stoel.

Een zin bestaat uit zinsdelen.

Les 1 Zin, woord, letter 9


Eenvoudige basisgr. 6e oplage 2011:Eenvoudige basisgr. 4e oplage 05-01-2011 00:08 Pagina 10

Woorden:
de docent
de cursist
staat
zit
voor
op
de klas
een stoel

Een woord bestaat uit letters.

Letters van het alfabet:


a-b-c-d-e-f-g-h-i-j-k-l-m-n-o-p-q-r-s-t-u-v-
w - x - y - z.

• a - e - i - o - u - y: klinkers

• b-c-d-f-g-h-j-k-l-m-n-p-q-r-s-t-
v - w - x - z: medeklinkers

• au - ei - eu - ie - oe - ou - ui - ij: tweeklanken

het alfabet in schrijfletters:


a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, v, w, x, y, z.

het alfabet in HOOFDLETTERS:


A-B-C-D-E-F-G-H-I-J-K-L-M-N-O-P-Q-R-S-T-U-
V - W - X - Y - Z.

10 Eenvoudige basisgrammatica NT2


Eenvoudige basisgr. 6e oplage 2011:Eenvoudige basisgr. 4e oplage 05-01-2011 00:08 Pagina 11

Oefening 1
Verdeel de zinnen in drie zinsdelen.

Voorbeeld: De docent / staat / voor de klas.

1 De cursist staat voor het bord.


2 De docent zit op een stoel.
3 Het kind speelt met een bal.
4 Het boek ligt op de tafel.

Oefening 2
Letter, woord of zin?

Voorbeeld: m = = letter, woord, zin

1 naam = letter, woord, zin


2 n = letter, woord, zin
3 Ik heet Jenny. = letter, woord, zin
4 heet = letter, woord, zin
5 h = letter, woord, zin
6 Jenny = letter, woord, zin
7 hoofdletter = letter, woord, zin
8 l = letter, woord, zin

Oefening 3
Vul in:

1 a, b, c, , e, f, g,
h, i, , k, l, , n, o, p
q, , s, t, , v, ,
x, y, z.

2 Nu het hele alfabet: a, b, c,

3 Leer het alfabet uit het hoofd.

Les 1 Zin, woord, letter 11


Eenvoudige basisgr. 6e oplage 2011:Eenvoudige basisgr. 4e oplage 05-01-2011 00:08 Pagina 12

Oefening 4
Wat komt eerst in het woordenboek?

Voorbeeld: docent / cursist (de c staat in het alfabet voor de d)

1 raam / staan
2 been / een
3 ziek / tien
4 lamp / lam
5 blok / bol
6 boom / bos
7 kat / tak
8 arm / aard
9 ook / rook
10 bloem / aarde

12 Eenvoudige basisgrammatica NT2

You might also like