You are on page 1of 35

Didactiek en agogiek

van de kunstdiscipline

LES 3 (a): Democratie, de school, het dialogisch model en


‘transformatie’. Enkele (ped)agogische kaders.
Inhoud

1. Wat is een ‘school’? Wat is educatie? (Jan Masschelein)


Simons, M. & Masschelein, J. (2012). ‘School – a matter of
form’, In: Gielen, P. & De Bruyne, P., Teaching Art in the
Neoliberal Realm. Amsterdam: Valiz, pp. 69-83

2. Onderwijs en democratie: welke rol speelt het onderwijs


in een democratische samenleving? (John Dewey)
Dewey, J. (2019 (1916)). ‘Over opvoeding, onderwijs en burgerschap’, In:
Masschelein, J. (2019). Dat is pegagogiek. Actuele kwesties en sleutelteksten
uit de Westerse pedagogische traditie van de 20e eeuw. Leuven: Universitaire
Pers Leuven. Pp 259-268
1. De ‘school’
A. Er is geen tijd. We hebben geen tijd.
 Voor leraren en leerlingen is de tijd steeds ‘bezet’, wat we
duidelijk zien in de notie van ‘permanent’ leren,
‘permanente’ evaluatie,…er is geen vrije ruimte meer
 Time-management maakt zeer actief deel uit van het
lerarenberoep en ook van de studentenloopbaan “age of
permanency”
1. De ‘school’
 Het “verborgen curriculum” van de huidige organisatie van
het onderwijs:
 Beklemtoont individuele leertrajecten, modules, keuzevakken,
permanente (portfolio) evaluatie,…
 Leert jonge mensen dat tijd een ‘resource’ is dat moet
gemanaged worden, iets dat je zelf produceert door prioriteiten
te stellen
 Aansluiting bij ‘ondernemerschap’ en een constante bezetting
van (publieke) plekken door marketing en reclame
 “get used to take care of the ongoing capitalization and
marketization of your life” (p.71)
1. De ‘school’
 Wat leert dit ons?
 Tendens om elke vrije tijd en vrije ruime uit het onderwijs te
bannen
 De notie ‘school’ staat precies hiervoor: er kan tijd zijn, er
kunnen plekken zijn die niet ‘bezet’ zijn door eisen, regels,
prestatiedruk die het leren conditioneren
1. De ‘school’
B. Ooit was er een school…
 School: de ruimte van de ‘vrije tijd’
 Vrije tijd staat hier niet voor ‘leisure time’, maar voor tijd om te
studeren en te oefenen, tijd die gescheiden is productie-tijd (werk,
het maken in de kunst…)
 De school (grieks woord) was oorspronkelijk niet bedoeld om de
sociale orde te reproduceren, maar onderscheidde zich van de oikos
(gezin, huishouden) en de polis (bugergemeenschap, staat, burcht),
en was dus ‘bevrijd’ van dagelijkse, economische en politieke
belangen
 De school was een echte ruimte met een echte plaats en tijd, waar
mensen met echte dingen geconfronteerd werden, en er leren mee
omgaan
1. De ‘school’
 3 vormelijke componenten van een ‘school’
 (1) Opschorting, onderbreking: economische, politieke,
sociale en private tijd worden ‘opgeschort’ of ‘onderbroken’ in
de school.
 Weg van de markt, weg van de directe ‘nuttigheid’ (polis)
 de school geeft studenten de kans om hun familiale
achtergrond achter zich te laten (oikos)en leerlingen te
worden zoals alle andere
 => Idem voor de leerstof (kennis die niet direct toegepast
moet worden)
1. De ‘school’
 Positieve vrijheid: vrij zijn ‘tot’
 ><Vrij zijn van (negatieve vrijheid)
 De tijd en plaats die bevrijd is van directe bruikbaarheid en
nuttigheid in de reële wereld, is geen ‘lege plek’: net omdat
kennis en vaardigheden losgekoppeld worden van hun directe
nut, kan er echt geleerd worden.
 Knowledge for the sake of knowledge (studeren)
 Skills for the sake of skills (oefenen)
 Thought for the sake of thought (denken)
 Implicatie: de school als ivoren toren?
 Kennis, vaardigheden, etc. houden uiteraard verband met de
wereld, maar hebben geen directe functie in die zin
 School is eerder een ‘wereldse tijd en plaats’ dan een
maatschappelijke ‘institutie’
1. De ‘school’
 De school maakt ‘aandachtig’
 Het onderwerp van leren wordt ‘echt’ of ‘tastbaar’ op school
 Niet als een ‘product’ of ‘tool’ dat ‘bezet’ is door een
particuliere economie
 Wel als de beweging van het vertalen van een onderwerp
van leren in iets, iets om te studeren of te oefenen
 De school is tijd en plaats van ‘inter-esse’ (dubbele
betekenis): school gaat niet over berekening van keuzes, wel
over aandacht en geïnteresseerd zijn in iets
1. De ‘school’
 De School is niet eenvoudigweg de tijd/plaats van ‘passage’
(van verleden naar heden), of initiatie (van familie naar
maatschappij), maar een tijd/plaats van aandacht: de
tijd/plaats waarin je de wereld aankijkt, er aandacht voor
hebt (zijn in de tegenwoordige tijd)
 Cfr Dewey, ‘ervaring’
1. De ‘school’
C. De vormleer van de school

 Als we de school begrijpen als ‘vrije tijd’ (onproductieve


tijd), kunnen we educatie (op school) opvatten als de kunst
en technologie om deze tijd mogelijk te maken: het
organiseren en materialiseren van ‘vrije tijd’

 Educatie op school omvat een specifieke architectuur van


lokalen waarin het leren plaats vindt, specifieke
pedagogische disciplines, specifieke pedagogische figuren
(leraar, student, leerling…)
1. De ‘school’
Vb: het auditorium
 Jonge mensen worden getransformeerd in ‘studenten’ die
aandacht hebben voor een lesonderwerp; de (meestal iets
oudere) persoon die vooraan staat wordt een ‘professor’
 Het gegeven van ‘doceren’ is verschillend van een
productieve leeromgeving waarin leerlingen op zoek gaan
naar hulpbronnen die hen worden aangereikt door
facilitators: studenten worden hier aangezet tot denken,
vertragen, theorieën begrijpen en zich eigen maken (of
weerstand ervaren)
 ‘studenten’ en ‘professoren’ bestaan niet voorafgaand aan het
moment van doceren dat door de vorm ‘gemaakt’ wordt:
“collective experiment’ (Bruno Latour)
1. De ‘school’
Vb: het auditorium
 Specifieke architectuur, specifieke leerervaring
1. De ‘school’
Vb: het seminarielokaal
 Doorgaans veel minder studenten, kleinere groepen
 Organisatie van het lokaal is anders, en eveneens de relatie
met de studenten is dat (meer interactie mogelijk)
 Roland Barthes: “ a pure form of floating”
 Flexibiliseert de omgang met de cursus/het
studiemateriaal, de manier van lesgeven (meer horizontale
relatie tussen leraar-leerling, leerlingen onderling)
1. De ‘school’
Vb: het atelier
 Vb tekenatelier
1. De ‘school’
Vb: het atelier
 Handen, lichaam, hoofd zijn ‘vrij’ om te bewegen
 Leraar loopt rond en geeft individuele feedback
 (eventueel) wordt aan een gezamelijke opdracht/thema
gewerkt, de interpretatie van de leerling staat voorop
 Niet zozeer het denken maar gebaren worden publiek
gemaakt
…
1. De ‘school’
 Deze drie voorbeelden van ‘architectuur’ of ‘vormtaal’ van
de school corresponderen met specifieke pedagogische
figuren: de professor, de leraar, de leraar in de kunsten
 Ze delen allen een ‘school mastery’: te onderscheiden van
expertise en vakmanschap
 Impliceert uiteraard kennis over het onderwerp van de les,
maar nog meer een ‘zorg’ voor het aangeleerde
 De lesgever brengt een onderwerp aan waarvan hij/zij
vindt dat het ‘zorg’ verdient, en neemt hiervoor
verantwoordelijkheid op
 Respect, toewijding, passie
 Liefde voor het vak, liefde voor de studenten
1. De ‘school’
https://www.youtube.com/watch?v=chmQo0tx6q0&index
=3&list=PLfgeSdPlV55yts59mSUdzD8G5O1izacNq

Jan Masschelein, ‘de Liefde voor het vak’


 Pedagogiek gaat over ‘de wereld’ mee-delen
 Actuele tendens tot concentratie op het leren en het
individu: de wereld (filosofisch)verdwijnt uit de school
 Het is in de eerste plaats de ‘liefde voor het vak’ die
een leraar tot leraar maakt
 Le fils, gebroeders Jean-Pierre & Luc DArdenne (2002)
1. De ‘school’
D. Het verdwijnen van de school (?)
 Is het zo dat de school als ‘vrije tijd/ruimte’ grotendeels
verdwenen is?
 Geen ‘accident’ van de geschiedenis of natuurlijk gevolg
van de logica van kapitaal en markt
 Wel gevolg van (eventueel niet intentionele) keuzes door
beleidsmakers, experten, leraars en eventueel ook
studenten: iedereen maakt ‘de school’ mee tot wat ze is,
vandaag.
1. De ‘school’
Enkele elementen die deze vraag oproepen:
 Politisering van educatie: het onderwijs wordt
verantwoordelijk geacht om oplossingen aan te reiken voor
verschillende problemen in de samenleving: sociale, culturele,
economische problemen worden vertaald in ‘leerproblemen’,
en we verwachten van het onderwijs oplossingen
 Politieke (sociale) problemen worden omgezet in
individuele verantwoordelijkheid (vb ADHD)
 Focus op ‘tewerkstelling’, inzetbare competenties op de
arbeidsmarkt:
 ‘Nut’ van kunst in het algemeen curriculum?
 Is er nog ruimte voor de individuele leerling om te groeien
op zijn/haar tempo, met zijn/haar unieke interesses,
eigenheid, zoektocht?
1. De ‘school’
 Tendens tot ‘naturalisatie’: focus op talent en talentontwikkeling
in het onderwijs.
 Adagio: iedereen moet z’n talent ontwikkelen tot competenties,
en deze competenties moeten tot kwalificaties leiden
 Onderliggende agenda: gelijke kansen (?)
 Mobiliseren van talent ikv internationale competitiviteit:
“every talent counts!”
 Gepersonaliseerde trajecten: ‘talent’ en ‘keuze’ vervangen de
idee dat elk kind inter-esse kan hebben in iets, als het dit
maar aangereikt krijgt (vb DKO)
 ‘talent’ is misschien zelfs geen pedagogische term (?)
 Streven naar feitelijke gelijke kansen >< studenten helpen hun
plek te vinden in de samenleving, in lijn met hun ‘natuurlijke’
talenten
1. De ‘school’
 Tendens tot psychologisering: zichtbaar in de verhoogde
aandacht voor competentie-gebaseerd onderwijs, en
voorstellen tot ‘differentiëren’ in het lesgeven ifv de
individuele leerbehoeften van de leerling tegemoet te komen.
 Psyche, individualiteit, persoonlijkheid en welzijn van de
leerling staan centraal
 Aandacht voor het onderwerp van leren en wat nodig is
om studenten ertoe te brengen dit te begrijpen (als groep)
komt op de tweede plaats
 Vraag: wat blijft er van de idee van ‘school’ over met een
haast exclusieve focus op de lerende?
 Sluiten we leerlingen niet op in hun eigen wereld ipv
hen er net uit te halen?
 Vb kind met autisme in drama-les
1. De ‘school’
 Tendens tot entertainment: graag veel toeters en bellen,
multimedia en andere slimme technologie. Is dit steeds een
meerwaarde? Soms is goede leerstof ook gewoon saai en
droog.
 Tendens tot consumentisme: meso-macro niveau.
 Studenten worden cliënten, agressieve marketing van
scholen, etc.
 Minachting van de leraar/docent:
 ‘professionalisering’
 voortdurende focus op ‘learning outcomes’ (leerresultaten)
bedreigt steeds meer de mogelijkheid van ‘vrije tijd’ (zoals
eerder omschreven)
1. De ‘school’
Conclusie:
 Grote tendensen tot ‘deformatie’ van de school…of
 We staan voor uitdaging om de vorm van de school
opnieuw uit te vinden
 Vb internet: is dit een nieuwe omgeving die we moeten
implementeren in de school, of is het in zekere zin een
‘school’ op zich waarin leren zich publiek voltrekt,
aandacht gestuurd wordt, met eigen karakteristieken op
vlak van de ‘architectuur’? (vb Open University)
 Misschien zijn er nieuwe schoolvormen vandaag, maar
dan zal ook educatie en leren zoals we het nu kennen
heruitgevonden moeten worden
2. Onderwijs en democratie
https://www.davidsonfilms.com/products/john-dewey-an-introd
uction-to-his-life-and-work-with-larry-hickman-ph-d

 John Dewey (1859-1952)


 Amerikaans filosoof, psycholoog, pedagoog en
onderwijshervormer
 Pragmatische stroming (V.S.):
 reactie op hoge abstractie van Duitse filosofie.
 gaat uit van de mens als handelend in de wereld. Ook
waarnemen en denken zijn vormen van handelen, met
repercussies in de wereld.
 begrippen en theorieën zijn instrumenten om de wereld
te verbeteren
 “Laboratory school”: beste training voor leraars is de
2. Onderwijs en democratie
Centrale vraag: Wat is de rol van onderwijs irt een goede
democratie?
 Onderwijs is niet zozeer de voorbereiding op toekomstig
leven, maar onderdeel van het leven: onderwijs moet
‘middenin’ te maatschappij staan, en de samenleving
weerspiegelen.
 Indien er geen interactie is tussen school en
samenleving, verliest de school zijn maatschappelijke
functie en wordt het een doel op zich
2. Onderwijs en democratie
Democracy and education, 1916

 Samenlevingen veranderen maar hebben ook een ideaal van


waar het met de samenleving naartoe moet. Twee extremen
zijn hierin te mijden:
 De ideale samenleving zoals we die bedenken:
verandering aansturen moet ook steeds vertrekken vanuit
de reële samenleving zoals die bestaat.
 Het ideaal kan ook niet eenvoudigweg de samenleving
zoals die bestaat reproduceren
 Uitdaging is om de huidige samenleving te analyseren,
onwenselijke aspecten aan te duiden en van daaruit te
werken aan wenselijke veranderingen
2. Onderwijs en democratie

Het democratisch ideaal

“A democracy is more than a form of government; it is


primarily a mode of associated living, of conjoint
communicated experience. The extension in space of the
number of individuals who participate in an interest so that
each has to refer his own action to that of others, and to
consider the action of others to give point and direction to his
own, is equivalent to the breaking down of those barriers of
class, race, and national territority which kept men from
perceiving the full import of their activity.”
2. Onderwijs en democratie
 Democratie is “een vorm van samen-leven, van samengevoegde en
gecommuniceerde ervaring”

 Het democratisch gehalte van het samen-leven wordt bepaald door


2 elementen:
 (1) de variatie en de hoeveelheid van belangen die door een
groep bewust worden gedeeld
 (2) de vrijheid en omvang van interactie met verschillende
groepen
(cfr ‘bonding’ en ‘bridging’ social capital, Robert Putman, “Bowling
Alone”, 2000)
2. Onderwijs en democratie
Vbdn vormen van samen-leven
 Dievenbende
 Despotisch regime
 Waarden gemeenschappelijk?
 Alle groepsleden moeten gelijke kansen hebben om te
‘ontvangen’ van anderen
 Grote variëteit aan gezamelijke ervaringen nodig; “anders
zullen de invloeden die sommigen opvoeden tot machthebbers
anderen opvoeden tot slaven”
 Scheiding tussen gepriviligeerde en onderworpen klasse
voorkomt sociale vermenging
2. Onderwijs en democratie
 Terug naar aspecten democratie:
 (1) de variatie en de hoeveelheid van belangen die door een
groep bewust worden gedeeld
 + vertrouwen in erkenning van wederzijdse belangen als factor
voor maatschappelijke sturing
 (2) de vrijheid en omvang van interactie met verschillende
groepen
 +verandering in maatschappelijke gewoonte: voortdurende
aanpassing door het omgaan met nieuwe situaties waartoe
intensieve verkeer heeft geleid
=> Democratische gemeenschap heeft opvoeding en onderwijs
nodig!
2. Onderwijs en democratie
Is een nationaal onderwijssysteem mogelijk dat de brede sociale
doelstellingen van educatie in een democratische samenleving
dient? Ja indien…
 Onderwijssysteem en scholen moeten de in de samenleving
bestaande ongelijkheden (socio-economisch; cultureel) bestrijden en
aan elk kind een kwaliteitsvol onderwijs bieden, ifv zijn totale
ontwikkeling en ifv fundamentele verandering van de
samenleving richting meer gelijkheid.
 Het democratisch ideaal van onderwijs is een ‘fictie’ als we niet
vanuit dit ideaal werken: didactiek, inhoud en ‘standaarden’
moeten eventueel worden aangepast ifv het bereiken van elk kind.
2. Onderwijs en democratie
 Het is onvoldoende om les te geven over de grote oorlogen in de
geschiedenis om toekomstige wreedheden te bestrijden: de klemtoon
in het onderwijs moet liggen op datgene wat mensen bindt en
verenigt; in positieve termen het wederzijds respect bevorderen
 belang kunst in het curriculum: de ‘esthetische ervaring’ staat
centraal, is verbindend
 Een samenleving die streeft naar de participatie van alle burgers op
gelijke basis en die flexibele aanpassingen van zijn instituties
verzekert (sociale verandering) door interactie met de reële
leefwerelden van mensen, is een goede democratie. Het onderwijs
speelt hierin een cruciale rol.
2. Onderwijs en democratie
Þ Toepassing België: Segregatie in het onderwijs (!)

Þ https://www.youtube.com/watch?v=PPlWwEqPTeM
Þ Resultaten PISA onderzoek 2015

You might also like