You are on page 1of 68

BROCHURES

N». 531C
elk onderwijs moet mijn kind hebben?
Dit is een vraag, die alle ouders zich mins-
tens eenmaal stellen. De meesten stellen zich
UCiC VI delg LCgCll UC11 L1JU, Uct L 11U11 &U1UC1CU

den leeftijd bereiken, waarop zij naar de lagere school


gaan. Velen zullen zich deze vraag later nog eens of
meermalen stellen, bij den overgang van de lagere
naar een middelbare school. Sommigen ook tusschen-
tijds, wanneer hun kind niet goed mee kan op school,
of wanneer het onderwijs zijn gezondheid op een of
andere wijze benadeelt.
De vele onderwijs-systemen, die in onzen tijd de
aandacht trekken, maken het de ouders in al die geval-
len niet makkelijk, hun keus te bepalen.
Als hulpmiddel daartoe is dit boekje bedoeld. Het
is in geen enkel opzicht een volledige weergave van
wat de paedagogische richting, die de Vrije School te
's-Gravenhage *) vertegenwoordigt, te bieden heeft.
Toch zullen de korte artikelen in dit boekje van de
hand der onderwijzers en leeraren zelf een antwoord
kunnen geven op vele vragen. E n vooral zullen zij den
weg kunnen openen tot een diepere kennismaking.
De onderwijzers en leeraren zijn steeds bereid ieder
belangstellende te ontvangen en hem volledig i n te
lichten over alles, wat op de Vrije School gebeurt.
*) Gevestigd van Speykstraat 44—46.

3
Ruioff JStemer
° l f Steiner werd 27 Februari 1861 in Kral-
u d

i £ jevec (Oostenrijk) geboren. Zijn veelzijdig,


Vjv/^.onmetelijk rijk leven heeft hij ten deele op
sobere wijze weergegeven in zijn autobio-
graphie „Mein Lebensgang" % Zijn dood, op 30 Maart
I
9 5» was oorzaak, dat deze levensbeschrijving moest
2

eindigen met de weergave van een tijd, waarin het


hoogtepunt van zijn leven nog lang niet was bereikt.
E r volgden nog vele jaren van rustelooze arbeid,
waarin de menschheid een scheppingsvermogen werd
geopenbaard, zooals wellicht nog nooit tevoren was
aanschouwd.
Uit Rudolf Steiner's Anthroposophie bloeide op een
geesteswetenschap, die bijna alle gebieden van geeste-
lijk en cultureel leven met nieuwe impulsen doordrong.
Philosophie, natuurwetenschap, geneeskunde, om
slechts enkele te noemen, vonden een nieuwen basis;
dramatische kunst en recitatie verschenen in een nieu-
we gestalte. De Eurhythmie, een geheel nieuwe be-
wegingskunst, kwam tot snellen bloei.
De „Freie Hochschule für Geisteswissenschaft", ge-
vestigd te Dornach in het Goetheanum, een grootsche
openbaring van geestelijke bouwkunst, werd de drager
van deze nieuwe impulsen.
l
) Philosophisch Anthroposophisch Verlag 1925.

5
Vooral op paedagogisch gebied vonden Rudolf Stei-
ner's gedachten in de praktijk een vruchtbare en snelle
ontwikkeling.
Rudolf Steiner wijst er in zijn levensbeschrijving op,
hoe hij al vroeg voor de noodzakelijkheid werd gesteld,
door les geven bij te. dragen in zijn levensonder-
houd. Vanaf zijn 15e jaar gaf hij hulplessen aan zijn
medescholieren. Later in zijn studententijd aan de
„Technische Hochschule" in Weenen, werd dit voort-
gezet en wel op de meest verschillende gebieden, vooral
echter in de mathematica en natuurwetenschappelijke
vakken.
Een bijzondere opgave kreeg Rudolf Steiner echter,
toen hij als huisleeraar werd aangesteld bij een familie
met 4 jongens. Een daarvan, een jongen van ongeveer
10 jaar, gold als abnormaal, zoowel wat zijn lichame-
lijke als zijn geestelijke ontwikkeling betrof. Het was
een geval van hydrocephalie. De eerste beginselen van
lezen, schrijven en rekenen kende hij nauwelijks. Het
denken van den jongen was langzaam en traag. De
geringste inspanning bezorgde hem hoofdpijn, maakte
hem bleek en veroorzaakte stoornissen in zijn ziele-
leven.
Van dezen jongen nam Rudolf Steiner de geheele
opvoeding op zich en het gelukte hem, toegang te
vinden tot deze ziel en haar sluimerende functies tot
ontwaken te brengen. Voor het onderwijs moesten
geheel bijzondere methodes worden bedacht. Na twee
jaren echter kon met succes toelatingsexamen tot het
gymnasium worden gedaan. De hydrocephalie was
zeer verbeterd *)• Na het gymnasium te hebben door-

) Een ieder, die belangstelt in de opvoeding van z.g. achterlijke


1

kinderen zij de lezing van het betr. hoofdstuk 6 uit „Mein Lebensgang"
ten zeerste aanbevolen.
6
gemaakt, bezocht de jongeling de Universiteit, werd
arts en is als zoodanig een offer van den wereldoorlog
geworden.
Vele jaren later zien wij Rudolf Steiner geruimen
tijd werkzaam aan de, door Liebknecht opgerichte
„Arbeiterbildungsschule" in Berlijn. Hij had daar het
onderwijs in geschiedenis te geven, de kunst van het
spreken met de arbeiders te beoefenen. Zoo kwam hij
op velerlei wijze in verbinding met de praktijk der
opvoedkunde.
Ten volle kon hij echter eerst zijn rijke ideën op dit
gebied ontvouwen, toen de „Freie Waldorfschule" in
Stuttgart werd opgericht.
Deze school dankt zijn ontstaan aan het initiatief
van Kommerzienrath Emil Molt, die in i g i g Rudolf
Steiner verzocht, de school te willen inrichten en leiden.
Met vreugde werd dit initiatief door Rudolf Steiner
aangegrepen. De „Freie Waldorfschule" ontwikkelde
zich onder zijn leiding zeer snel. In den loop van 7
jaren was het leerlingenaantal van ongeveer 200 tot
1000 gestegen. Een verdere uitbreiding, hoe gewenscht
ook, kon wegens geldgebrek niet worden doorgevoerd,
zoodat talrijke kinderen moesten worden afgewezen.
De Württembergsche Regeering kreeg bij de uit-
oefening van de geregelde verplichte inspectie van de
door haar uitgezonden inspecteur een rapport, dat van
de grootste geestdrift en bewondering getuigt.
Vele scholen werden naar het voorbeeld van de
„Freie Waldorfschule" opgericht. Hamburg, Essen,
Londen, den Haag, Bazel, Lissabon en Budapest volg-
den. Instituten voor achterlijke kinderen kwamen in
Jena en Arlesheim. Ook de „Freie Waldorfschule" zelf
heeft een hulpklasse voor hen, die het gewone onder-
wijs niet kunnen volgen. Slechts weinigen echter zijn
7
in deze klasse, omdat Rudolf Steiner's paedagogie het
voor velen, die anders groote moeite met het gewone
onderwijs hebben, mogelijk maakt, dit geheel te volgen.
In dit boekje zal verder gesproken worden over de
Vrije School te 's-Gravenhage, opdat ieder in Neder-
land, die voor onderwijsvraagstukken belangstelling
heeft, weten kan, waar het eigenlijk in Rudolf Steiner's
paedagogie om gaat en hoe deze paedagogie op de
Vrije School leeft.

8
Algemeen Overzicht

oe ontwikkelt zich de ziel van het kind? is de


allesbeheerschende vraag van de paedagogie.
Pas een geheel nieuwe zielkunde, ontsproten
aan een werWf»1ük«» uro+ano^ti.^ . u i - _ J

in zijn lichamelijke en geestelijke verschijnselen, kan


hierop antwoord geven.
Rudolf Steiner maakte het mogelijk door de Anthro-
posophie, de drie hoofdperioden in de kinderlijke ont-
wikkeling te doorzien: de eerste periode, van de ge-
boorte tot de tandenwisseling, is die waarin het
lichaam wordt opgebouwd en aangepast aan de aarde;
de tweede, die van de tandenwisseling tot aan de ge-
slachtsrijpheid duurt, brengt den wil, die tevoren al-
leen aan het lichaam bouwde, in een gevoelssfeer,
waardoor het kind een in schoonheid levend wezen
wordt. De derde periode, van de geslachtsrijpheid tot
de voltooing van de individualiteit, is die waar het ge-
heele zieleleven ontwaakt, het denken over zijn logi-
sche en abstracte vermogens gaat beschikken, waar
idealen en levensproblemen opkomen. Het kind vraagt
eerst op dezen leeftijd een oplossing van zijn proble-
men op een wetenschappelijke wijze, d.w.z. zóó, dat
zijn dénken daarin een hoofdrol vervult.
De opvoeding in de eerste periode valt buiten de
school. Die m de tweede periode vraagt geenszins naar
abstracte, theoretische kennisvermeerdering, maar uit-
sluitend naar een schoone en kunstzinnige behandeling
van alles, wat in de school geleerd moet worden.
9
Een onderwijs, dat doortrokken is van een muzikaal-
rhytmisch en een beeldend element, waar zelfs rekenen
en grammatica etc. in beeld gebracht kunnen worden
en door schoonheid een levendig interesse en een
ijverig meewerken vinden in de kinderziel, is het eenige
wat het kind geestelijk en lichamelijk gezond houdt.
Zoo'n onderwijs kan niet volgens vaste regels gevoerd
worden, want het moet levend zijn; het ontwikkelt zich
mee met de kinderen. Het is sprookjesachtig getint
in de eerste klassen, is naar de dierenwereld georiën-
teerd in de vierde klasse, wordt steeds meer op den
individueelen mensch gericht bij het ouder worden der
kinderen en tenslotte krijgt het zijn systematisch-
wetenschappelijk cachet als de kinderen den puberteits-
leeftijd overschreden hebben.
De onderwijzer moet zelf van een groote, innerlijke
levendigheid zijn, vol fantasie; hij moet zich mee ont-
wikkelen met de kinderen en voortdurend zijn houding
en zijn onderwijs weten te metamorphoseeren. Daarbij
moet hij doordrongen zijn, van wat als geestelijke
elementen leeft in mensch en wereld, want hieruit vindt
hij de oplossing voor alle paedagogische problemen tot
in de meest practische onderdeden.
Door zelf een veelzijdig mensch te zijn en steeds
meer te worden, moet hij in staat zijn de kinderen
alzijdig te ontwikkelen. Handen, hoofd en hart ge-
bruikt hij, zedelijkheid en kunstzinnigheid kweekt hij
aan, doordrongen als hij is van een menschenkennis,
die even concreet het zieleleven en geestelijk leven
leert zien, als de meer uiterlijke moderne natuur-
wetenschappen het menschelijk lichaam.

10
1Wto&en-On&ewij?
et onderwijs in de gewone vakken wordt ge-
geven in perioden. De eerste twee morgen-
uren worden gedurende eenige weken voor
één vak gebruikt. Door zijn concentratie is
dit een buitengewoon economische maatregel. Geen
versnippering, zooals bij het gewonen lesrooster, maar
concentratie in werken is het gevolg. De kunstvakken,
talen, handenarbeid en handwerken, gaan na deze twee
morgenuren volgens lesrooster. De morgenuren zijn
op deze wijze dienstbaar gemaakt aan het werken met
het hoofd. Het kind is in dezen tijd het best in staat
tot opnemen. De middaguren, die geheel anders van
karakter zijn en het kind in een meer droomenden toe-
stand brengen, dienen aldus voor het kunstonderwijs
en het werken met de handen.

£cfyf&eren enlëekenen
et teekenen is één van de lievelingsbezigheden
van kinderen voor het 7e jaar. Het komt voort
uit een oorspronkelijke vormgevoel. Het is on-
noodig het kind hierin te oefenen. Wanneer
de vormkrachten, die voor het 7e jaar organisch werk-
ten, vrij komen omstreeks de periode van het tanden-
wisselen, kan men met vrucht het onderwijs in teekenen
en schilderen beginnen.
11
5e klasse (10 jaar) „Jager op Ski's".

N u wordt het oog als zintuig voor de kleuren ont-


wikkeld. De vormen en lijnen, die het kind teekenen
zal, neemt het dan 't best in zich op, als het deze loopt,
door handbewegingen leert kennen, of met klei plas-
tisch uitdrukken kan. Het vormgevoel wordt dus langs
den weg van het bewegingssysteem ontwikkeld. De
Eurhythmie biedt hiervoor het beste hulpmiddel. Bij
een andere wijze van behandelen zal het teekenen
spoedig verstarren in een onbeholpen naturalistisch
copiëeren.'
12
7 e klasse (13 jaar) Uit de Legende van Buddha.

De kleuren moeten met het geheele zieleleven van


het kind verbonden kunnen worden. Goethe heeft in
zijn hoofdstuk uit de „Farbenlehre" over de „sinnlich-
sittliche Wirkung der Farben" de objectieve waarde
der kleuren in verband met het zieleleven van den
mensch beschreven. Geel b.v. voert altijd het lichte,
stralende met zich, blauw iets van het duistere. Het
vroolijke geel, dat naar het rood toegaat, kunnen wij
als warmte beleven en prikkelt onze energie. Blauw
daarentegen roept in ons een gevoel van koude op,
13
maar stemt ons tevens nadenkend. De waarde en de
schoonheid van deze kleuren werken het sterkst op het
gevoelsleven van de kinderen, wanneer ze mogen schil-
deren, zonder zich aan lijnen of grenzen te storen.
Deze moeten juist als resultaat van het kleurbeleven
ontstaan. Dan zullen de kinderen ook hun karakter-
eigenaardigheden en hun temperamenten in het schil-
derwerk vanzelf uiten.
Een energiek, levenslustig, cholerisch kind zal het
liefst naar de lichte gele en roode kleuren grijpen en
deze in grootsche bewegende vormen schilderen. Een
stil, melancholisch kind zoekt de donkere kleuren op
en schildert in dunne vormen of lijnen, die allen naar
binnen willen wijzen. Ook een ziekelijke aanleg kan
zich in het werk openbaren. Het is daarom de taak van
den opvoeder, de eenzijdigheden in het kind langzaam
te vereffenen, door het eerst al deze neigingen en
eigenaardigheden te laten uitwerken en het dan daar-
toe over te voeren dat het met nieuwe kleuren en in
nieuwe vormen schilderen gaat. Daardoor zullen de
melancholici en phlegmatici vroolijker worden en zich
meer voor hun omgeving interesseeren, de cholerici
zullen zich leeren beheerschen en de sanguinici de
diepte der dingen leeren opzoeken.
In de hoogere klassen kunnen de kinderen ook voor-
stellingen of landschappen in schoone kunstzinnige
verbeeldingen schilderen. Men kan dan menig talent
zien ontwaken.
Het teekenen ontwikkelt zich in het eerste jaar tot
schrijven en in de latere jaren tot wiskundig teekenen.
Steeds zal het verband gevonden moeten worden tus-
schen het teekenen en schilderen en de andere vakken.
(Evenals men in de muziek de elementen vindt om de
leerstof rythmisch muzikaal te geven, zoo kan men in
14
het schilderen de elementen vinden om de leerstof
plastisch beeldend te onderwijzen.)

£<l\Yijv«n «n (ezen
et kind voor het 7e jaar (de tijd voor het
tandenwisselen) leeft in een sprookjeswereld.
Het spreekt met de dingen uit zijn omgeving,
voelt er zich nog niet zoo verschillend van.
Dieren, planten, doode voorwerpen (stoelen b.v.)
zijn ideale speelkameraden, waarmee intensief geleefd
wordt.
Het is begrijpelijk, dat een rationeele paedagogie
met dit bewustzijn, zoozeer verschillend van dat van
volwassenen, rekening moet houden. Men kan het kind
de dingen niet bijbrengen op een wijze, aan het logisch
denken van den volwassene ontleend.
E r moet naar gestreefd worden, het kind in een
levende verbinding te brengen met de „leerstof", om
te beginnen b.v. met de lettervormen. Dit geschiedt,
door de letter te ontwikkelen uit een beeld. E r wordt
b.v. een verhaal verteld van een beer, en uit het beeld
van den overeind zittenden beer wordt de letter B ont-
wikkeld. Deze wordt dan geschilderd of geteekend.
Van het grootste belang is, dat het kind bij deze
dingen zelf a c t i e f is, zoodat het niet alleen de
letters ziet, maar ze ook zelf kan vormen. Als voor-
bereiding hiertoe worden eerst meer elementaire vor-

15
men behandeld (door na teekenen, loopen, enz.). Het
geheele organisme en niet het hoofd alleen, krijgt
zoodoende tot die vormen een verhouding.
Zoo ontwikkelen zich langzamerhand uit deze beel-
den de abstracte lettervormen.
Het onderwijs in het schrijven gaat aan het lezen
leeren vooraf, omdat bij het eerste nog de heele mensch
in werking wordt gebracht, bij het lezen alleen het
hoofd; dit is het meest eenzijdige en abstracte. Het
kind komt tot het abstracte langs een levenden weg,
langs het schilderen en schrijven. Deze weg is de ge-
zonde, daar hij rekening houdt met het wezen van het
kind.

et rekenen wordt in de eerste klasse op een


wijze begonnen, waarbij men steeds van een
totaliteit uit tracht te gaan en vandaar komt
tot de onderdeden. Zoo kan men beter een
appel verdeelden in stukken, die men wegscnenKt,
dan door optellen zooveel mogelijk appels op egois-
tische wijze verzamelen. Wanneer men leert reke-
nen, uitgaande van het optellen, dan leert men de
wereld bekijken als een conglomeraat van aaneenge-
lapte stukken; men krijgt een geatomiseerd beeld van
alles. Gaat men daarentegen uit van een geheel, dan
heeft men dit in vollen omvang voor zich. Men kan alle
deden, waarin het verdeeld wordt, tezamen zien. De
16
eerste behandelingswijze verzwakt het denken en
maakt het onvruchtbaar, omdat het alleen de kleine
deelen ziet, de tweede versterkt het.
Op beeldende en rhytmische wijze worden de bewer-
kingen geleerd, ondersteund door bewegende hande-
lingen van de kinderen. Voor de tafels van vermenig-
vuldiging en andere bewerkingen wordt gebruik
gemaakt van het sterke geheugen van jonge kinderen.
Rhytmisch kunnen ze geleerd worden.
In de 4e klasse begint de breukenleer. Steeds wordt
het verband met het practische leven gezocht; in de 6e
klasse volgt interestrekening, disconto-rekening, wis-
sels, enz.
Wanneer de kinderen de overgang in het 12e jaar
doorgemaakt hebben, die reeds voert in een sterker in-
tellectueele ontwikkeling, kan begonnen worden met
abstracter rekenwijzen, n.1. het rekenen met letters.
In de 7e klasse wordt dit voortgezet in de algebra.
In de 6e klasse begint ook de meetkunde en wel met
het teekenen en leeren kennen van de verschillende
meetkundige figuren. Dit wordt in de 7e klasse voort-
gezet tot de stelling van Pythagoras, steeds in samen-
hang met de Eurhythmie, in de 8e volgt oppervlakte-
berekening en de leer van de meetkundige plaatsen.
In de hoogere klasse worden doorgenomen de be-
schrijvende meetkunde, meetkunde van de kegelsne-
den, gonio- en trigonometrie enz.
Eenzijdigheid wordt vermeden bij deze vakken. E r
wordt steeds gezocht om het verband met het werke-
lijke leven en met de techniek te bewaren.

17
2
Af&twyKvnbe
erst op aien leeiuja, waarop nex K U I U Ü C W U S I C I ,
meer verstandelijk een onderscheid maakt tus-
schen zichzelf en de natuur om hem heen, kan
men met vrucht over die natuur „natuurkun-
dig" onderwijs geven. Dit gebeurt dus wanneer het
kind ongeveer in zijn 12e levensjaar staat, in de 6e klas.
E n wel, zooals dit op elk gebied de aangewezen weg
is, moet het onderwijs het kind vanuit het kunstzinnige
tot het meer verstandelijk, intellectueele voeren. Van-
uit het muziek- en zangonderwijs gaat men over tot
de geluidsleer, vanuit het schilderen tot de lichtleer.
Daarbij wordt ervoor gezorgd, dat het kind voelt, hoe
het zelf staat in de natuur.
Ook wordt nog in de 6e klasse begonnen met de
eenvoudige elementen uit de leer van de warmte, de
electriciteit en het magnetisme.
Voortgezet wordt dit in de 7e en 8e klasse, om in
de ge overgeleid te worden in de uitgebreide behande-
ling van twee der belangrijkste moderne verkeers-
middelen: trein en telefoon.
Belangrijk is, dat kinderen boven de 14 jaar enthou-
siasme krijgen voor en inzicht in alles wat in den tegen-
woordigen tijd om hen heen leeft.
In de hoogere klassen volgen mechanica, magnetis-
me, electriciteit, met volledige herhaling van het voor-
gaande, steeds aansluitend aan de moderne techniek.

18
$cf\eifCvn&e
venals de natuurkunde, moet de scheikunde
beginnen in die jaren, waarin in de kinderziel
oprijst de vraag naar de natuur. Dit gebeurt
na het 12e jaar.
Met de scheikunde wordt een begin gemaakt in de
7e klasse, uitgaande van het verbrandingsproces. Alle
mogelijke abstracte theoriën worden verre gehouden.
Het phenomeen zelf laat men spreken en steeds wordt
de beteekenis der chemische processen voor het prac-
tische leven uitvoerig behandeld.
Na het elementaire begin over zuren, zouten, basen,
volgt in de 8e klasse de behandeling der belangrijkste
metalen en der organische processen in verband met
de physiologie van den mensch.
Op meer wetenschappelijke wijze worden in de hoo-
gere klassen de organische (ge klasse) en anorganische
scheikunde herhaald.
Het kind moet leeren zien, hoe de chemische pro-
cessen verloopen in de natuur en den mensch, in plant
en dier en welke plaats de mensch in het totaal der
processen wereld inneemt en hoe hij deze wereld ge-
bruikt in de industrie en techniek.
Een buitengewoon belangrijk vak is de scheikunde
op deze wijze — zij voert i n de structuur van de aarde
en de daarop levende wezens en geeft het opgroeiende
kind een concreet beeld van de vormende krachten,
die werken in de wereld.

19
6e klasse ( n jaar) „Bison".
et de dierkunde wordt een begin gemaakt in
de 4e klasse. Het is van beteekenis dat het
kind een gevoel krijgt voor de juiste ver-
"cv houding .van den mensch tot nV H , - - ™ * . ™ « . M
—'«wi m i vic uici criwereiu.
Er wordt getracht de kinderen te toonen dat de
mensch ui zyn lichamelijke gesteldheid de heele
dierenwereld omvat. Elke diersoort is als het ware
f«fhf K - ï ,
e Z
f J
° g g e V
^nsch. Zoom d r g a a n v a n d e n

b
- J
v bl
koe de stofwisseling op eenziidifre wii^e
d e

gevormd, bij den leeuw de


dieren zijn te vergelijken met het hoofd, dat eveneens
JL&^£\^
een hard pantser draagt om de weeke en edele deelen,
Sdi^TSt" ? in
zijdig heeft gevormd
1
' t C

zijn heele lichaam, - on- n


V m n Z i j n W a t d k e d i e r s o o r t

m e

moet b.v de heele koe in zijn vorm verklaren uit de


stofwisselingsorganen - dat heeft de mensch gehar!
moniseerd met alle andere organen in zich.
schenk ut samenhangt met het men-
d i e r e n w e r
u
e l d

s e l i j k lichaam zoo hangt de plantenwereld samen


met de ziel van den mensch. Alle menschelijke ziele-
igenschappen yn als het ware uitgestrooid over de
^uS: ^
Z
eUr de e n
fi?n J
m
ê e plantendek. Een e u r e n d

hjn gevoel hebben kinderen hiervoor vanaf de e klasse 5

datdeS^ !? ^
1 1 0 6
' ° °P ^ merken
h e b n Z i j m Z d f

dat de dahlia een boersche bloem is, de anjelier coquet,


vorn^% ^ f ^ ^ z . De heele planten-
n d e u n i e t

vorm, die met ontleed, maar aanschouwd wordt, wordt


zoo op een fantasievolle en schoone wijze begrepen
Nadat m de 6e klasse in de mineralogie het gesteente

21
6e klasse ( n jaar) „Poes".
der aarde tot de kinderen heeft gesproken, leeren
zij vanaf de je den mensch kennen en w e l als een
hoogtepunt i n de heele natuur, die zij trapsgewijze
hadden leeren kennen. Zij hebben geleerd, hoe de
mensch de heele dierenwereld omvat i n zijn lichaam,
de heele plantenwereld i n zijn ziel. E n nu leeren zij
zien, hoe de mensch niet alleen dat alles omvat, maar
nog ver daarboven staat door zijn geest.
D e mensch alleen k a n zich ontwikkelen, de mensch
alleen kan het schoone zoeken, de mensch alleen k a n
onderscheiden tusschen goed en kwaad. M a a r hij moet
zich daarvoor inspannen, zijn heele leven door. E e n
dier is niet goed of kwaad, het volgt zijn instinct, de
mensch kan zich bezinnen op zijn handelingen.
H e t leeren kennen van de natuur moet tegelijkertijd
een stroom brengen van moraliteit i n een klasse.
D i t wereldomvattende beeld van den mensch i n de
natuur komt opnieuw tot de kinderen, maar dan op
een zoodanige wijze, dat het wetenschappelijk denken
ook er door bevredigd wordt, i n de hoogste klassen.

eschiedenis kan pas als een leervak, d.w.z. i n


een samenhangend geheel optreden, wanneer
een sterk interesse voor de buitenwereld i n
het k i n d ontwaakt. D i t is het geval i n het
twaalfde jaar, dus i n de 6e klasse. T e e e l i i k
dus met het onderwijs i n de natuurkunde, begint
23
6e klasse (n jaar) „Weleda" Uit de Germaansche Geschiedenis.

dat in de geschiedenis. Vóór dien tijd kan wel ge-


schiedenis onderwezen worden, maar uitsluitend in
verhaalvorm, dus meer casuistisch. Zoo worden in de
3e klasse verhalen verteld uit de Bijbelsche geschiede-
nis, in de 4e verhalen uit de mythologie der oude
volken, in de 5e en 6e klasse heldenverhalen uit de
middeleeuwen en den nieuwen tijd.
In de 6e klasse begint het vakonderwijs in de
geschiedenis met de Grieken en Romeinen en den
tijd der middeleeuwen. Hier is het van belang, dat
24
6e klasse (12 jaar) „Uit de Kalevala"

de kinderen bekend worden met de levensgewoonten,


cultuurtoestanden der oude volken, dat zij gevoel
krijgen voor hetgeen zoover terug ligt van hun
eigen tijd. Het leven en werken van groote persoon-
lijkheden geeft vaak groote karakteristieken voor een
tijd en is van groote beteekenis voor de kinderen.
In de 7e klasse volgt de bespreking van den onzeg-
baar belangrijken overgangstijd van de 15e en 16e
eeuw, de eeuwen der ontdekkingstochten en groote
uitvindingen. Hieraan wordt veel zorg besteed. Daarna
25
wordt in de 8e klasse het slot, n.1. de nieuwe tijd
behandeld en wel vooral in zijn cultuur-historische
beteekenis.
De vaderlandsche geschiedenis vindt haar plaats in
het geheele beeld van de menschheidsgeschiedenis en
wordt daarmee op de juiste plaats teruggebracht.
In de hoogere klassen wordt het geheel der geschie-
denis vanuit verschillende gezichtspunten, in groote
samenhangen en in details nogmaals doorgenomen.

Aor&Yijk^tCxm&e
et aardrijkskunde-onderwijs, dat begint in de
4e . klasse, wordt voorbereid door de kennis
van de omgeving, die de kinderen vanaf de
eerste klasse wordt bijgebracht. A l vroeg
moeten zij kennis maken met landbouwproducten en
-gewoonten, met de industrie van hun omgeving en
hoe deze daar gekomen is, met alles wat daar verder
gebeurt.
In de 4e klasse kan op dezen bodem verder gegaan
worden en op speciaal aardrijkskundige wijze de om-
geving het kind verklaard worden, zoodat het zich
leert oriënteeren, afstanden leert kennen enz.
In de 5e klasse moet het kind van een grooter deel
van de wereld de bodemconfiguratie en klimaatver-
houdingen en de daarmee samenhangende economische
26
toestanden leeren, terwijl dit in de 6e klasse wordt
voortgezet voor de rest van de aarde, waarbij ook de
inwerkingen der hemellichamen onder het oog; worden
gezien. °
Ook in de twee hoogere klassen wordt dit verder
voortgezet en uitgebreid met de beschouwing van de
geestelijke cultuurverhoudingen van volken en rassen
Als een machtig wezen moeten de kinderen de aarde
leeren kennen en in groote samenhangen komt dit
opnieuw tevoorschijn in de ge klasse en hooger

an veel beteekenis voor het schrijven van een


taal is het zuiver spreken. Dit wordt vanaf
de eerste klasse zorgvuldig geoefend. De aller-
eerste elementen der grammatica worden in
2e en 3e klasse oo beeldende of
wijze onderwezen, zooals het kinderwezen dit eischt
De voortzetting volgt in de hoogere klassen.
Het schrijven wordt vooral geoefend aan zaken-
brieven, wat begint in de e klasse, tevens aan op-
4

stellen, waarin verhalen, in de klas verteld, door de


kinderen naverteld worden.
Het stijlgevoel wordt geoefend vanaf de 6e klasse
waarbij steeds de onderwerpen der opstellen aan de
behandelde leerstof gebonden blijven. Het stijlgevoel
berust op een begrip voor den opbouw der taal. Belang-
27
rijk in de hoogste mate wordt daarmee het grammati-
cale onderwijs, wanneer het leiden kan tot een bewust
hanteeren van de taal in alle onderdeelen, — in zins-
bouw, woordkeus, klankverscheidenheid. Geen zinlooze
ontleding moet het kind leeren, maar op een voor hem
vruchtbare wijze moet hij practisch de beteekenis van
de grammatica leeren, zoodat hij enthousiasme ervoor
krijgt en hij steeds meer de schoonheid van de taal
bespeurt en er gevoel voor krijgt. De taal is een bij
uitstek menschefijk element, door de taal te begrijpen
en te kunnen gebruiken, leert men den mensch kennen.
Vanaf de 8e klasse begint het opwekken van een
gevoel voor grootere literaire werken.
De volledige zuivere spelling, een cultuurproduct der
laatste eeuwen, is iets wat zijn afsluiting pas moet
vinden, wanneer de kinderen door de puberteitsleeftijd
heen zijn; vóór dien tijd is voldoende, datgene wat uit
de regelmatige oefening op meer vanzelfsprekende
wijze geleerd wordt.
De taal in haar volle schoonheid moet het kind lief
zijn, en het moet van de krachten der taal in vollen
omvang gebruik kunnen maken.
De steun der Eurhythmie is onontbeerlijk om dit
belangrijke doel te bereiken.

28
neemAe Tóten
i. MoóerneTalen
et onderwijs in twee moderne talen begint in
de ie klasse en wel sprekenderwijs. Kleine
bevelen, liederen, gedichten en spelen voeren
het kind in het wezen van de vreemde taal.
De derde taal komt erbij in de derde klasse. In de
vierde begint het schrijven in de vreemde taal en het
grammaticaal onderwijs.
Hier kunnen b.v. vervoe-
gingen en verbuigingen
rhytmisch geleerd wor- Y,evri)
dde
Ü <
F r a n k r k

den, zinsbouw in overeen-


stemming met hetgeen in
de grammatica van het f hoewel \
zij een \
Nederlandsch reeds ge- eenvoudig
leerd werd, op een beel- boerenmeisje/
dende wijze. r. Steiner gaf V was. /
eens de aanwijzing hier-
toe. Zooals alle aanwijzin-
gen die hij gaf, bleek deze buitengewoon vruchtbaar,
afgelezen als zij was uit het kunstzinnig wezen van
het kind zelve. Om een voorbeeld te noemen zou men
de hoofdzin kunnen schrijven in een grooten cirkel,
de bijzin in een kleinere daarbinnen. Oneindige varia-
ties zijn mogelijk.
In de 6e klasse begint het lezen, in de 7e wordt een
beknopt overzicht gegeven van de literatuur. Dit alles
geeft een grondige basis voor de voortzetting in de
hoogere klassen. De kinderen worden volledig gevoerd
i n het wezen van de vreemde talen.
29
li. Ou&elMen
e oude talen worden onderwezen vanaf de
5e klasse, niet theoretisch-grammaticaal,
maar zóó dat de leerlingen eveneens door-
voelen kunnen het wezen der taal, terwijl
anderzijds de grammatica op kunstzinnige
wijze onderwezen wordt.
Een begin met het lezen van Homerus kan reeds in
de 7 e klasse gemaakt worden, in de 8e Nepos of
Caesar.
De syntaxis wordt behandeld voorzoover noodig in
verband met de literatuur. In de hoogere klassen volgt
de systematische behandeling van literatuur en gram-
matica.
Het einddoel is het vlotte lezen en begrijpen van
hetgeen in deze talen is geschreven.

e muziek is van groote beteekenis in het


onderwijs. Zij brengt een sociaal element,
doordat de kinderen te samen iets moeten
doen en zich naar elkaar moeten richten, dit
in nooge mate DIJ net meersxernmuig ^ u g c u .
Gevoel brengt zij voor het harmonische en schoone,
evenwicht moet zij brengen in het kinderwezen.
Het leeren zingen van liederen, dat begint in de ie
klasse, wordt verbonden met notenleer vanaf de 3e
30
klasse. De verdere theoretische begrippen voeren tot
een gevoel voor muzikale vormen, wat vooral vanaf
de 7e klasse geoefend wordt, verbonden met de opvoe-
ding tot het hooren van het schoone en karakteristieke
m de muziek. Zoo b.v. het hooren van het onderscheid
tusschen muziek van Brahms en van Beethoven.
Het meerstemmig zingen begint in de 4e klasse en
wordt verder voortgezet.
Veel vreugde kunnen de kinderen beleven aan het
zangonderwijs en het kan de noodige geestdrift bren-
gen in het leven van een school en een fijn gevoel van
saamhoorigheid.

£vrKyM\m!e
urhythmie is als verplicht leervak in het les-
rooster opgenomen en steunt in verschillende
opzichten de leerstof in elke klas. Het roept
een sterk gevoel voor het plastische in de kin-
deren wakker en verhoogt hun vormgevoel.
Wat betreft het wilsleven der kinderen, hun moreele
en kunstzinnige opvoeding; hechten wij groote waarde
aan de Eurhythmie als paedagogisch leervak, omdat
zij deze vermogens in de kinderen doet ontwaken en
tot uiting komen.
De Eurhythmie staat als een apart leervak naast de
gymnastiek. Het verschil tusschen deze beide ligt
31
hoofdzakelijk daarin, dat de wil van het kind in de
gymnastiek onmiddellijk tot uiting komt, terwijl in de
Eurhythmische bewegingen meer leeft de wilsuitdruk-
king van het gevoel, van het geheele zieleleven van
het kind.
Wij hebben in de Eurhythmie voor ons zichtbaar ge-
worden klank, hetzij taal in de woord-Eurhythmie,
hetzij muziek in de toon-Eurhythmie. Hierdoor is de
Eurhythmie van groote steun voor het taal- en muziek-
onderwijs. Het loopen van vormen, wat een belangrijk
element is van het Eürhythmie-onderwijs, geeft de kin-
deren een ruimtebegrip en hier is de Eurhythmie een
steun voor het reken-, meetkunde- en teekenonderwijs.

/yun&werfCen
n regelmatige afwisseling met het hoofdonder-
wijs, wordt op de Vrije School zoowel aan
jongens als aan meisjes het handwerkonderwijs
gegeven. Hetgeen in andere lessen, b.v. schilde-
ren en Eurhythmie al is opgedaan, kan hier
worden toegepast, waarbij het gevoel voor kleuren en
vormen ontwikkeld wordt.
In de lagere klassen bestaat het handwerkonderwijs
hoofdzakelijk in oefeningen om het vormgevoel te
ontwikkelen. Zulke oefeningen werken zoo, op de ziel
van het kind, dat zij tevens wilsoefeningen zijn.
32
ge klasse (15 jaar) Boetseerwerk.
De allerjongste kinderen beginnen met breien, later
haken.
In de volgende klassen maken de leerlingen allerlei
kleine gebruiksvoorwerpen, volgens eigen ontwerpen.
Later komen de eenvoudige, doch vooral praktische
versieringen aan de beurt; ook het maken van eenig
speelgoed: poppen, dieren, enz.
Op al deze voorbereidende oefeningen volgt het
herstellen en versieren van eigengemaakte kleeding-
stukken, dit laatste ook weer geheel naar eigen vinding.
In de hoogste klassen wordt dan het handwerk-
onderwijs afgesloten met borduur-, schilder-, vlecht-
en weefwerk, waarin hoofdzakelijk het kunstzinnig
element naar voren kan komen.

Lastische krachten werken op kunstzinnige


wijze aan den jongen mensch. Op twaalf-
jarigen leeftijd zijn deze vormende krachten
tot diep in het beweeglijk skelet doorge-
drongen. Daarmee hebben zij een van nun belang-
rijkste opgaven voltooid en zijn nu in zooverre
vrij geworden, dat ze zich naar buiten kunnen richten.
Men kan duidelijk waarnemen, dat zij daarnaar
streven. Het normaal ontwikkelde kind neemt tot
na het negende jaar alles wat hem van de buiten-
wereld tegemoettreedt, als een groot geheel in zich
op. Het wil nog niet samenstellen, het wil ontleden,
34
6e—ge klasse. Eigengemaakt Speelgoed.
onderzoeken. Het wil weten, hoe alles gemaakt is.
Eerst langzamerhand begint het spelenderwijs plezier
te krijgen in construeeren. Niet vóór het twaalfde jaar
komt de anthroposophische paedagogie aan dit ver-
langen tegemoet. Ieder onderwijs moet naar vorm en
wezen kunstzinnig gegeven worden. Dan zullen de
kinderen ertoe kunnen komen, in de practische han-
denarbeid schoonheid te brengen. De taak van den
leeraar wordt het dan slechts, de vrije fantasie een
vorm te doen vinden, tot een verzorgde afwerking aan
te sporen en hulp te verleenen bij het technisch ge-
deelte van het werk, b.v. bij de mechaniek van speel-
goed. Maar hulp alleen daar, waar het noodig is.
Zoo ontstaan allerlei eenvoudige gebruiksvoorwer-
pen, beweegbare dieren en mechanisch speelgoed,
gemaakt van dennen-, populieren-, linden-, beuken-,
ahornhout enz.
Als de kinderen tot het uitwerken van hun ideeën
komen, wordt er gelet op nauwkeurigheid, volharding
en begrip voor goeden vorm.
Op het vijftiende jaar treedt een nog belangrijker
verandering in. Nu verlangt het kind onbewust naar
het maken van schoone vormen. Geeft men het daartoe
de gelegenheid, (vanaf het ge schooljaar) dan heeft
het de mogelijkheid om door kneden en modelleeren
uiting te geven aan zijn gemoedsleven, wat bevrijdend
en verlossend werken kan. Telkens weer ziet men in de
karakteruitingen, die deze werkstukken zijn, een strijd
zich afspelen met wat zich als daemonische krachten
in de ziel openbaart, waardoor de maker vaak den weg
vindt tot vrijheid, kracht, reinheid en schoonheid.

36
4>(ó1bem-erkin<j. Over Ae Ceervakken
n dit overzicht werd slechts zeer kort een en
ander opgemerkt over het onderwijs in de hoo-
gere klassen d.w.z. de klassen boven de 8e. De
reden is deze, dat deze klassen nog niet alle
gevormd zijn op de „Vrije School", zoodat pas
later uitvoeriger geschreven kan worden over de
systematische verdeeling van de leerstof in die klassen.
Het plan is, evenals met het leerplan der lagere klas-
sen, zich zooveel mogelijk te richten naar het leerplan
van de Waldorfschool, dat in druk verschenen is en
dat dus ieder belangstellende raadplegen kan (uitge-
geven bij de „Freie Waldorfschule", Kanonenweg 44,
Stuttgart).

ZOYC voor ie ^ezonof\eio

an de Vrije School is een schoolarts ver-


bonden, die als leeraar in de school leeft en
daardoor ieder kind intiem kent; hij houdt
een voortdurend toezicht op de gezondheid
van elk kind.
Uitgaande van het inzicht, dat vooral in de jeugd de
ziel nog in hooge mate het lichaam vervormt, geven
de anthroposophische paedagogie en geneeskunde me-
thoden, hoe bij de meest verschillende kindertypen —
ook bij z.g. achterlijke en abnormale kinderen —
de ziel behandeld moet worden om het lichaam
37
niet in zijn groei te storen, doch te ondersteunen.
Ziekteneigingen, waartoe een kind van nature aan-
leg heeft, vertoonen zich in de lichaamsbouw en in
bepaalde uitingen dikwijls lang voordat ze als ziekte
uitbreken. De anthroposophische geneeskunde geeft
de symptomen, waaraan zulke neigingen te kennen
zijn en de methoden hoe ze — voor hun uitbreken —
geneeskundig behandeld kunnen worden om ze tot een
harmonische oplossing te brengen. Als een belangrijk
middel daartoe vervoegt ze over de „Heileurhythmie".
Bij den raad dien de schoolarts aan ouders geeft,
staat hij niet op een eenzijdig dogmatisch standpunt.
Hij beschouwt de anthroposophische geneeskunde niet
als een ontkenning, maar als een uitbreiding van de
moderne geneeskunde.
De „H e i l e u r h y thmie" is een gemodificeerde
Eurhythmie. Zij regelt op een intieme wijze het in-
grijpen van de ziel in de organische vormprocessen
van het lichaam, doordat zij de beweging van de ge-
wone Eurhythmie versterkt en voor verschillende zie-
kelijke toestanden specialiseert.

Onderwijzer? en Kinieren
orgvuldig wordt ernaar gestreefd het onder-
wijs steeds zoo veelzijdig mogeüjk te doen
zijn, zoodat het met de kinderen meeleeft en
niet vervreemdt van de wereld, wat alle een-
zijdig onderwijs noodzakelijkerwijs doen moet.
38
De onderwijzer kent de kinderen, dank zij de Anthro-
posophische menschenkennis, die hij zich eigen kan
maken en die hij steeds meer dient uit te breiden. Hij
kan zijn heele leerstof zoo vormen als zinvol is voor
die kinderen, die hij door het lot als onderwijzer ge-
kregen heeft. De kinderen voelen als het ware, dat hij
hen begrijpt; ze houden van hem, hij is voor hen de
vanzelfsprekende autoriteit geworden. Hij gaat met
hen mee van de eerste tot en met de achtste klasse.
Dan kunnen ze hem missen.
Met de puberteitsleeftijd is de innerlijke behoefte aan
een autoriteit verdwenen. Een vriendschappelijke lei-
ding, van vele kanten komend, wordt gevraagd. Dan
begint het onderwijs door vakleeraren eerst.
De onderwijzer moet de kinderen kennen; niet alleen
in hun zijn in de klas, maar ook moet hij weten, hoe
ze thuis zijn, hoe hun huiselijke omstandigheden zijn.
Hij moet voortdurend met de ouders in verkeer staan.
Daarvoor worden regelmatig ouderavonden gehouden,
hetzij klassikaal, hetzij voor de heele school. De be-
langen der kinderen, de behandelde leerstof van den
afgeloopen tijd, kunnen daar regelmatig besproken
worden.
De onderwijzer bezoekt verder de ouders thuis, zoo-
dat alles gedaan kan worden van de school uit, om de
samenwerking tusschen school en huis van beteekenis
te maken.

39
rScl\oofféejtêrv
p regelmatige tijden worden schoolfeesten
gehouden. Daar zijn alle leerlingen en leer-
krachten van de school te samen en de
kinderen vertoonen aan elkaar een en ander
van wat geleerd werd. Daar wordt gezongen, Eurhyth-
mie gedaan, gereciteerd in alle talen, spelen vertoond,
tooneel gespeeld. De leerlingen voelen: het is goed, om
na langen tijd in de klas gewerkt te hebben, met de
heele school te samen te zijn en de vruchten van den
arbeid te zien.
Het beeld van Dr. Steiner, aan wien allen hun zijn
op de Vrije School te danken hebben, leeft in de harten
van de onderwijzers en leeraren en in vele van de kin-
deren en dit geeft het enthousiasme en de plechtigheid
aan het samenzijn. Daar kan men voelen: dit beeld van
den man, die een voorbeeld van menschenliefde was,
in het hart te dragen, beteekent werkelijk menschelijk
gevoel, werkelijke liefde tot menschen te kweeken.
Innerlijke zielewarmte doorstroomt allen, die verza-
meld zijn.

40
an het eind van het schooljaar ontvangen de
kinderen hun getuigschriften. Een beeld, niet
in cijfers, wordt daarin gegeven van de ont-
wikkelingsgang in het afgeloopen jaar, van
moeilijkheden, van hetgeen nagestreefd en bereikt
werd, wat nog ontbreekt. Een aanmoediging waar het
noodig is, een woord van lof waar het kan.
Zoowel de kinderen als de ouders moeten eruit lezen,
wat in het algemeen en in de bijzondere vakken werd
gepresteerd. Een soort zieleportret dus.

e Vrije School is in wezen een school die


de kinderen volledig als mensch w i l trach-
ten te ontwikkelen en alle eenzijdigheden
wil vermijden. Zij wil de kinderen opleiden
voor het leven, niet voor examens. O m toch
tegemoet te komen aan de nu eenmaal bestaande
eischen van de maatschappij wordt na afloop van de
school (na de n e of 12e klas) die leerlingen, die de
41
capaciteiten hebben en waarvan de ouders het wen-
schen, een jaar de gelegenheid gegeven zich klaar te
maken voor een eindexamen H. B. S. of Staatsexamen.

&ardèr?~«n OnaerwSjzei?"

eze bijeenkomsten hebben wekelijks minstens


eenmaal plaats. Daar wordt besproken alles
wat samenhangt met de paedagogie en de
schoo . De vraagstukken die oprijzen met
1

de kinderen, de behandeling van de leerstof,


de heele leiding van de school, dit alles wordt bespro-
ken. Dr. Steiner noemde deze bijeenkomsten de ziel
van de school. De school wordt door haar bestuurd op
democratische wijze en niet door een hoofd, dat de
andere leerkrachten iets voorschrijft.
De klasse-onderwijzer is degeen die zijn kinderen het
beste kent; hij weet het beste, hoe zijn kinderen te
behandelen. De moeilijkheden worden besproken in de
wekelijksche vergaderingen, waar de onderwijzers en
leeraren van eikaars ervaringen leeren.
Waar de samenhang tusschen de verschillende leer-
vakken van zoo'n groote beteekenis is als dat op de
Vrije School het geval is, spreekt het vanzelf, dat ook
voor dit doel de wekelijksche bijeenkomsten onmisbaar
zijn. Zeer sterk treedt de noodzakelijkheid op een goed
42
geheel van de verschillende leervakken te maken, vanaf
de ge klasse, wanneer het onderwijs door één klasse-
onderwijzer ophoudt en verschillende vakleeraren de
kinderen onderwijs geven in afwisselende perioden.
Zeer veelomvattend wordt aldus de beteekenis dezer
vergaderingen. De geest van de school wordt daar
gekweekt.

Namens het Onderwijzend College van de


Vrije School.
Mevr. E . van Bemmelen-Smit.
D. van Bemmelen.
J. van 't Hoff.
Mr. M . Stibbe.
Namens de Anthroposophische Vereeniging
in Nederland.
Dr. F. W . Zeylmans
van Emmichoven.

43
e Vereeniging „De Vrije School" is opge-
richt met het doel om in Nederland aan de
paedagogische denkbeelden van Dr. Rudolf
Steiner, die op die Vrije School in practijk
gebracht worden, een zoo groot mogelijke
bekendheid te geven.
Zij tracht dit doel op velerlei wijzen te bereiken. In
de eerste plaats door het oprichten en financieel onder-
steunen van scholen, door het houden van lezingen en
congressen en het verspreiden van geschriften.
De Vereeniging „De Vrije School" streeft ernaar een
zoo groot mogelijk aantal leden te krijgen, die inzien,
dat hier iets zeer waardevols op paedagogisch gebied
zich baanbreekt.
Een school als de Vrije School kan, evenmin als
elke andere school, bestaan van schoolgelden, maar
moet gesteund worden door vrijwillige particuliere
bedragen.
Zij kan geen staats-subsidie aanvragen, daar zij hier-
door in de interne aangelegenheden van het onderwijs
tot te groote afhankelijkheid zou komen.
De schoolgelden variëeren tusschen ƒ 25 en ƒ 500
per kind per jaar. Aan de ouders wordt verzocht een
zoo hoog mogelijk schoolgeld te willen betalen, het aan
hen overlatend, hoe hoog dit zijn zal.
Hierdoor is het mogelijk, dat ieder kind, uit welken
stand of klasse ook, op de Vrije School kan komen.
Het spreekt vanzelf, dat de meeste ouders niet een
44
voldoende hoog schoolgeld kunnen betalen, om de
kosten voor elk kind ( ± ƒ 350 per jaar) daarmee te
dekken. Hierdoor ontstaat een vrij groot tekort, dat
door welwillende hulp van particuliere zijde moet wor-
den gedekt.
De Vereeniging „De Vrije School" heeft daarom
dringend noodig groote en kleine giften en een steeds
grooter wordend aantal geregeld bijdragende leden.
Wij vragen U daarom lid te worden van onze Ver-
eeniging en vrienden en kennissen op te wekken, dit
ook te doen.
Door het invullen van nevenstaande formulier kunt
U zich als lid opgeven. Wij verzoeken U beleefd U w
jaarlijksche bijdrage zelf te bepalen.
Door de Vereeniging „De Vrije School" worden jaar-
lijks een of meer bijeenkomsten gehouden, waartoe de
leden vrijen toegang hebben. E r wordt voor gezorgd,
dat de leden geregeld omtrent de werkzaamheden der
Vereeniging georiënteerd zijn.

Het Bestuur:
Mevr. H . Droogleever Fortuyn-Bruinier
(voorzitster).
Mevr. S. van Bemmelen-de Iongh.
Mevr. H . Brender a Brandis-Hoogewerff.
Mevr. E . Joekes-van Wulfften Palthe.
Mej. M . A . Witbols Feugen.
P. J. de Haan (secr.-penningmeester).
Kanarielaan 25, den Haag.

45
CfetöTuur
D r . Rudolf Steiner De Opvoeding van het K i n d
i n het L i c h t der Geestesweten-
schap ƒ 0.90
„ „ Volkspaedagogiek . . . . . . 1.25
„ „ Paedagogische Cursus (weer-
gegeven door Albert Steffen) „ 1.25
„ „ Erziehung des Kindes vom
Gesichtspunkt der Geisteswis-
senschaft (12-ig Tausend) . . „ 0.65
„ „ Die Methodik des Lehrens und
die Lebensbedingungen des E r -
ziehens (Fünf Vortrage gehal-
ten i n der Waldorfschule 7-13
A p r i l 1924) „ 1.30
„ „ Paedagogischer K u r s für
Schweizer Lehrer , 0.65
Caroline v. Heydebrand Gegen Experimentalpsycholo-
gie und paedagogik . . . . „ 0.30
„ „ V o m Lehrplan der Waldorf-
schule (Sonderheft von „Die
freie Waldorfschule") . . . . „ 0.65.
„ „ Paedagogisch-Künstlerisches
aus der Freien Waldorfschule
(met 17 platen) „ 1.65
D r . H . v. Baravalle Geometrie in Bildern . . . . „ 3.30

A l l e werken zijn verkrijgbaar i n eiken boekhandel en door


tusschenkomst van het Secretariaat Vereen. De Vrije School,.
Kanarielaan 25, den Haag.

46
Ondergeteekende wenscht hierdoor lid te worden van de Vereeniging de Vrije

School, Secr. Kanarielaan 25, den Haag (Giro 118761)

met een jaarlijksche bijdrage van ƒ

met een eenmalige gift van ƒ

Naam: Woonplaats:
Vereeniging de „Vrije Schoor* ~ Den Haag
Uitgifte eener 4% l stc
Hypothecaire Inkomsten Obligatieleening
groot f 400.000.-
in stukken van f 1000*-
(onderverdeeld in stukken van f 500.— en f 250.—)

INSCHRIJVINGSBILJET

Aan

te

M.H.

Naar aanleiding van het Prospectus dd. Februari 1927, inzake de in hoofde genoemde uit-
gifte, verzoek ...
° 1
Wij

*).
wonende te *),
U TSÜ?. inschrijving te noteeren op:
onze r

Obligatiën a f 1000.—

n n 500—

„ 250—

Zegge totaal f van bovengenoemde uitgifte, op de voorwaarden


in het Prospectus vermeld.
Hoogachtend,

(Handteekening)

* Naam en woonplaats duidelijk te vermelden.


PROSPECTUS

V E R E E N I G I N G „DE VRIJE S C H O O L "


's-Gravenhag e
(Statuten goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 17 Januari 1924 No. 51)

UITGIFTE
eener

4°/ Eerste Hypothecaire Inkomsten Obligatieleening


0

groot

in stukken van f 1000.-


(onderverdeeld in stokken van f500.' en f 250.-)

KOERS V A N UITGIFTE 99 %

Het Bestuur van de Vereeniging „De Vrije School" te 's-Gravenhage heeft besloten tot uitgifte van
eene eerste hypothecaire Inkomsten Obligatieleening, groot f 400.000.—, teneinde te voorzien in de
kapitaalsbehoeften der „Vrije School" voor het bouwen van een school voor 500 kinderen, waarvoor
het terrein beschikbaar is.
Deze leening is verdeeld in Obligaties van f 1000.— die onderverdeeld kunnen worden in
Obligaties van f 500.— en f 250.— op naam.

De Obligaties, welke een rente dragen van hoogstens 4 % 'sjaars, zijn voorzien van jaarlijksche
coupons, vervallende 1 Juli van elk jaar. De rente zal betaald worden uit de inkomsten der school
en in verhouding tot de inkomsten, zooals die elk jaar zullen worden vastgesteld door de algemeene
vergadering, doch zal de rente nooit meer dan 4 % kunnen bedragen.
De betaling van de coupons en aflosbaar gestelde stukken zal plaats hebben te Den Haag ten kantore
van de Twentsche Bank, na aankondiging in een te Den Haag en een te Amsterdam verschijnend groot
dagblad.

De leening heeft tot dekking een eerste hypotheek op de te bouwen nieuwe school, op het daar-
voor beschikbare terrein aan den Waalsdorper Weg te 's-Gravenhage.

Namens het Bestuur Vereeniging „De Vrije School"


P. J. D E H A A N , Secretaris.
D E N H A A G , Februari 1927.
TOELICHTING.

Wellicht zijn op geen enkel sociaal gebied de moeilijkheden zoo groot als op het paedagogische.
Telkens weer worden pogingen gedaan, om de steeds meer toenemende ontevredenheid het hoofd
te kunnen bieden. Onder de vele moeilijkheden is wel één der grootste, dat onze jeugd het steeds omvang-
rijker wordende intellectueele weten, dat het hedendaagsche onderwijs eischt, bijna niet meer kan opnemen
en bij velen als gevolg daarvan nervositeit, lusteloosheid en dergelijke verschijnselen optreden.

Uit het verlangen, aan dezen socialen nood tegemoet te komen, is de „Vrije School" te 's-Graven-
hage naar het voorbeeld van haar moederschool de „Freie Waldorfschule" te Stuttgart opgericht.
Zij gaat uit van het inzicht, dat niet alleen het intellect van het kind tot ontwikkeling gebracht moet
worden, maar dat de ontwikkeling van gevoels- en wilsleven daarmee gelijken tred moet houden. Door
een te sterk overhellen naar den materialistischen, uiterlijken kant van het leven, is in de paedagogie de
meer geestelijke, innerlijke zijde verwaarloosd. De gevolgen hiervan kunnen de ouders zelf bij hun
kinderen zien, zich uitdrukkende b.v. in antipathie tegen de school, terwijl het kind „enthousiast" be-
hoorde te zijn.
Door haar bijzonder leerplan en geheel eigen onderwijsmethode wijst de „Vrije School" een zeer
concreten weg, die uit deze moeilijkheden voert en die sinds eenige jaren met veel succes door haar
gegaan wordt.

De „Vrije School" is niet een op zichzelf staande reformschool, maar staat temidden van een paeda-
gogische beweging, die in vele landen wortel begint te schieten
De „Waldorfschule" in Stuttgart telt meer dan 1000 kinderen en heeft, behalve in Den Haag, na-
volging gevonden in Hamburg, Essen, Basel, Zürich, Londen, Lissabon, Oslo en Budapest.
Het onderricht begint met het zevende jaar; omvat alle bekende vakken der lagere school; boven-
dien taalonderwijs in de vreemde talen vanaf de eerste klas, verschillende kunstvakken en practische
vakken, zooals handenarbeid, handwerken, enz. Op de „Vrije School" wordt Lager Onderwijs, zoowel
als Voortgezet Onderwijs gegeven en worden de kinderen desgewenscht opgeleid, hetzij voor Staats-
examen of Eindexamen H.B.S. Een arts, die tevens leeraar is in de hoogste klassen, is aan de School ver-
bonden. Hierdoor is het mogelijk geworden, de medische en paedagogische behandeling der leerlingen
hand in hand te doen gaan.
De „Vrije School" is haar vierde jaar met plm. 170 kinderen begonnen en neemt elk jaar dusdanig
toe, dat met zekerheid verwacht mag worden, dat zij in drie jaar plm. 500 kinderen zal tellen.
Op grond van de steeds stijgende belangstelling en waardeering voor de „Vrije School", ook van
offlcieele zijde, voelen wij ons gerechtvaardigd een eigen gebouw te hebben, dat aan de dringendste
eischen zal voldoen.

') Literatuur: De Vrije School.


Dr. R. Steiner: De Opvoeding van het Kind.
„ Padagogische cursus voor Engelsche Leeraren.
Zwitsersche Leeraren.
Tot nu toe was de „Vrije School" ondergebracht in enkele particuliere woningen in de VanSpeyk-
straat, waar echter alles veel te klein is geworden en niet meer voldoet aan de wettelijke bepalingen.

Een nieuw schoolgebouw is dan ook dringend noodzakelijk. Wij willen een eenvoudig gebouw,
om zoo economisch mogelijk te werk te gaan. Veel zal kunnen worden bespaard, doordat bij een grooter
gebouw de geheele exploitatie veel economischer kan zijn, dan dat tot nog toe mogelijk was. De klasse-
lokalen zullen n.1. grooter zijn en voldoende kinderen kunnen bevatten, waardoor de kosten der leer-
krachten in een betere verhouding zullen komen tot de opbrengsten der schoolgelden.

Hoe denken wij ons de nieuwe school?


Een mooi, goed gelegen terrein aan den Waalsdorper weg, heeft de gemeente Den Haag ons in erf-
pacht afgestaan, gemakkelijk vanuit de verschillende stadsgedeelten te bereiken.
De nieuwe school zal bevatten ca. H a 15 klasselokalen (6V2—7 M.), voorts lokalen voor natuur-
kunde, scheikunde, handwerken, teekenen, handenarbeid, een vertrek voor kinderen die 's middags
overblijven, een groote Eurhythmie-zaal, een Gymnastiekzaal met bijbehooren en nog diverse kleinere
vertrekken, fietsenbergplaats, conciërgewoning, enz.
De kosten worden geraamd, met inrichting op ongeveer f 400.000.—.
De leening, die wij hiervoor moeten plaatsen, zal een eerste hypothecaire zijn en dus het gebouw
tot dekking hebben, terwijl de rente (hoogstens 4%) betaald zal worden uit de inkomsten der school.
De begrooting is als volgt:

Inkomsten: Uitgaven:

Schoolgelden 500 kinderen . . . f 85.000.— Salarissen f 63.000.—


Vaste bijdragen schoolvereeniging „ 9.600.— Bedrijfsonkosten 8.500.—
Erfpacht 4.100.—
Rente kapitaal 4% f400.000 „ 16.000
Saldo „ 3.000.—
f 94.600.- f 94.600.—

Wat de schoolgelden betreft, zoo kunnen die niet uniform voor ieder kind worden vastgelegd, maar
moet rekening worden gehouden met de levensomstandigheden der ouders. De „Vrije School" wil geen
standenschool zijn, maar gaat uit van de overtuiging, dat het onderwijs zich eerst dan goed kan ontwik-
kelen, wanneer uit alle kringen der maatschappij kinderen op de „Vrije School" gaan. De ervaring heeft
geleerd, dat op een gemiddeld schoolgeld van f 170.— per kind moet worden gerekend, daarbij in aan-
merking nemend, dat er ook steeds een aantal ouders zijn, die per kind f 300.— f 400.— f 500.— en
meer betalen, maar ook die veel minder dan het gemiddelde betalen.

Van Staatssubsidie kan de „Vrije School" geen gebruik maken, omdat zij daardoor in de uitvoering
van haar leerplan te zeer beperkt zou worden. De „Vrije School" is daarom ten deele aangewezen op
particuliere hulp, die haar reeds van vele kanten tegemoet komt.
Wij zijn overtuigd niet een willekeurig groepsbelang te diénen, maar met de „Vrije School" het
begin te maken van een paedagogische beweging in ons land, die tot resultaat moet hebben, dat op den
duur ook in andere steden dergelijke scholen zullen ontstaan.
Wij spreken de hoop uit, dat waar het hier gaat om een algemeen belang, de hulp ook algemeen
zal zijn en een ieder die belangstelt in een vernieuwing van ons onderwijs, zal meehelpen deze leening
spoedig vol teekend te krijgen.

INSCHRIJVING
op bovengenoemde leening kan plaats hebben vanaf 1 Maart 1927, ten kantore van De Twentschc
Bank, te Den Haag of Amsterdam.
De obligaties worden toegewezen zoolang de voorraad strekt, naar volgorde van ontvangst der
inschrijvingen.
De storting moet geschieden op 1 Juni 1927 tegen afgifte der toegewezen obligaties. Het zegelrecht
op de toewijzingsnota komt ten laste der inschrijvers.

Comité van Aanbeveling: Namens het Bestuur van de Vereeniging De Vrije School:

M r J . D. P. ten Bosch, Den Haag P. J. de Haan, (Secretaris-Penningmeester)


W . Brusse Amsterdam Kanarielaan 25, Den Haag, Telefoon 36866.
Mr. P. Droogleever Fortuyn, Den Haag , » ^^ . •• j u
« , Y - . T T 7 ^ T T Namens het Underwijzend College:
T

M . J. R. Hack, Den Haag * °


T

D. van Houten, Weesp Mevr. E. van Bemmelen—Smit


Jhr. Mr. J. W . Schorer, Den Haag D. van Bemmelen
F. Tymstra, Rijswijk J. an 't Hoff
V

Dr F. W . Zeylmans van Emmichoven, Den Haag Mr. M . Stibbe


VEREENIGING DE VRIJE SCHOOL DEN HAAG
SECRETARIAAT: KANARIELAAN 25, TELEF. 36866

You might also like