You are on page 1of 21

Hoofdstuk 4 Zouten

§ 1 Formules en naamgeving van zouten


• Eigenschappen van zouten:

- vast bij kamertemperatuur

- hoge smelt- en kookpunten

- geleiden stroom in vloeibare fase (l) EN opgeloste fase (losse ionen, aq)

- stevig, maar bros


§ 1 Formules en naamgeving van zouten
• Zout: metaal + niet-metaal, elektrisch neutraal

• Verhoudingsformule geeft verhouding tussen positieve en negatieve


ionen, bijv.: BaCl2

• Naam: positieve ion gevolgd door het negatieve ion, bijv.:


BaCl2 bariumchloride
§ 1 Formules en naamgeving van zouten
ion ion
§ 1 Formules en naamgeving van zouten
§ 1 Formules en naamgeving van zouten
Noteer de formules van de volgende ionen:
• Lees § 1 Formules en naamgeving van zouten door

• Maak opgaven 1, 2acdegh, 3, 4, 5 en 8

• Klaar? Lees § 2 Oplosbaarheid van zouten alvast door


§ 2 Oplosbaarheid van zouten
§ 2 Oplosbaarheid van zouten

• Er wordt een ion-dipoolbinding gevormd


§ 2 Oplosbaarheid van zouten
§ 2 Oplosbaarheid van zouten

• De namen van de 4 oplossingen moet je kennen!


• Maak opgaven 1, 2acdegh, 3, 4, 5 en 8

• Lees § 2 Oplosbaarheid van zouten door

• Maak opgaven 1, 3, 4, 5, 6, 8 en 9 

• Klaar? Lees § 3 Bijzondere zouten alvast door


§ 3 Bijzondere zouten
• Hydraten: zouten met watermoleculen in hun kristalrooster

• Niet bij alle zouten mogelijk!

• Veel toegepast als droogmiddel

• Kleuren van een aantal hydraten: BINAS tabel 65B


§ 3 Bijzondere zouten
• Omkeerbaar proces:
- door verhitten kan kristalwater verdampen
- door water toe te voegen wordt er weer kristalwater gevormd
§ 3 Bijzondere zouten
• Dubbelzouten: meer dan 2 ion-soorten

• Totale lading is nog steeds 0

• Natuurlijke mineralen zijn vaak dubbelzouten

• Zelfs 4 of meer verschillende ion-soorten mogelijk!

• Voorbeelden: CaMg(CO3)2 , AlK(SO4)2 · 12 H2O


§ 3 Bijzondere zouten
• Bijzondere negatieve ionen

• Metaalatomen gebonden aan zuurstofatomen, bijvoorbeeld:


- manganaat-ion: MnO42-
- permanganaat-ion: MnO4-
- chromaat-ion: CrO42-
- dichromaat-ion: Cr2O72-

• Een aantal is te vinden in tabel 66B


• Maak opgaven 1, 3, 4, 5, 6, 8 en 9 

• Lees § 3 Bijzondere zouten door

• Maak opgaven 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 10

• Klaar? Lees § 4 Rekenen aan zoutoplossingen alvast door


§ 4 Rekenen aan zoutoplossingen

• In jullie boek: [stof] = n/V


§ 4 Rekenen aan zoutoplossingen

• Hoeveel gram soda moet je oplossen in 500 mL water om een oplossing


met [Na+] = 0,14 M te krijgen?
§ 4 Rekenen aan zoutoplossingen
• Hoeveel gram soda moet je oplossen in 500 ml water om een oplossing
met [Na+] = 0,14 M te krijgen?

• Na2CO3·10 H2O (s)  2 Na+ (aq) + CO32- (aq) + 10 H2O (l)


– Mol Na+ = M x L = 0,14 x 0,5 = 0,07 mol natrium ionen
– Na+: Na2CO3·10 H2O = 2:1, dus 0,07/2x1= 0,035 mol Na2CO3·10 H2O
– Massa Na2CO3·10 H2O = mol x molmassa = 0,035 x 286,14 = 1,0·101 gram
§ 4 Rekenen aan zoutoplossingen
• Maak opgaven 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 10

• Lees § 4 Rekenen aan zoutoplossingen door

• Maak opgaven 2, 3, 5, 7, 8, 10 en 11

• Klaar? Lees H5 § 1 Energie en reactie alvast door

You might also like