You are on page 1of 43

Kunst - Stilistische benadering. Wat is een stijl? Cultuurschepping, cultuurbewaring, cultuurverspreiding, cultuurbemiddeling/overdracht, cultuurbeleving/participatie- [actief, receptief, reflectief].

[Griekse beeldhouwkunst] - Wetenschappelijke datering en interpretatie. [Middeleeuws] - Maatschappelijke rol van de kunstenaar. [Renaissance] - Kunst als middel tot machtsvertoon. [opdrachtgevers voor eigen roem] - Symbolische benadering. Een probleem bij het interpreteren van kunst; tot lering of vermaak. [grotere betekenis dan op het eerste oog] - Kunst als spiegel van de samenleving. [wat gebeurt er, hoe zie je dit terug] Esthetische oordeelsstructuur volgens Micheal Parsons 1. Het associatieve oordeel met een persoonlijke ervaring vergelijken 2. Het Mimetische oordeel zichtbare werkelijkheid 3. Het expressieve oordeel beoordeling op emotie die het kunstwerk uitspreekt. 4. Het formele oordeel - Over kwaliteit&technisch, met vormenstijl vergelijken. Structuur enz. Beeldanalyse te maken met achtergrond informatie. 5. Het open oordeel Oordeel gebaseerd op het begrijpen van de grotere context van een kunstwerk. Met dit oordeel kun je kunstwerken gaan waarderen. Aspecten van kunst 1. Product - inhoud: onderwerp, waar gaat het over, wat zie je? 2. Product - vorm: letterlijk, kleur, waarde, vergelijking, licht/donker etc. 3. Product - materiaal/techniek: stijl, reden, is het van belang geweest? 4. Proces: informatie waarmee je het product snapt. 5. Contexten: waarbinnen het kunstwerk is gemaakt. Periode, tijd, plaats, gebeurtenissen, politiek, denkbeelden. Kunstenaar vs. Kunst Kritiek op ongetrouwheid - heeft de kunstenaar een reden gehad om de uiterlijke verschijning van wat hij zag te veranderen? - veroordelen als verkeerd, gelijk vs. schilders ongelijk? Nieuwe schoonheden ontdekken, opnieuw zien, gangbare ideen los kunnen laten. Gewoonten & vooroordelen laten varen (bij het kijken naar kunst) Kunst: functioneel (vroeger), esthetisch (nu) waarde Prehistorische en Primitieve volken - oudste tekenen van universeel geloof in de macht van de afbeelding Afbeelding is gelijk aan waarheid geslaagde jacht op beeld, als in het echt [Grot van Lascaux, Fr. 15.000-10.000 v.Chr.] Magische doeleinden als functie. - feesten en dansen (voor macht over prooi) - Romulus & Remus, Rome heraldiek - totem/maskers (gedaanteverandering) Voor primitieven is er geen andere wereld die de illusie verstoort (zoals een kinderspel door ouders onderbroken wordt). Vorm en kleur hebben een betekenis, traditie, kunstenaar werkt voor zijn stam -Maoris, Nieuw Zeeland, - houtsnijwerk. Niveau kunstvaardigheid vs. (esthetische) ideen.

Kunst is geen verhaal van vooruitgang in technische bedrevenheid, maar veranderingen in ideen en behoeften. Primitieve kunstenaar: volgens bepaalde harmonieregels, daarbinnen een eigen inbreng (persoonlijke voorkeur, wat past bij het materiaal). Beelden in de vroegere beschavingen als eerste vorm van schrift (naast een verband met magie en godsdienst). Afbeelding staat voor symbool voor iets, waarmee ditgeen aangeduid of zelfs opgeroepen werd. Vb: ratelslang als verpersoonlijking van bliksem, Azteken, Mexico. Kunststijlen, voorbeelden en opvallendheden [de klassieken: Egyptische Griekse en Romeinse kunst] Er is een verwantschap tussen deze 3 landen. Klassieke periode Houterige beelden Strak mondje Dikke lokken haar Aangegeven lichaam Armen dicht bij het lichaam Benen voor kanon Veel blote jonge mannen Deze blote mannen waren krijgers. In de oorlog gestorven. Het waren Kouros. Egyptische beeldhouwkunst in Griekenland gentroduceerd. Vrouwelijke beelden niet naakt. Vrouwen hadden een Peplos (Jurk). Kunstenaars laten kunst zo realistisch mogelijk zien. Starende beelden vrouwen mochten wel naakt. In deze periode mochten alleen de vrouwelijke goeden naakt. In deze periode wordt de houding losser. Technische leunt het op een standbeen en speelbeen erachter. Anatomie klopt meer in deze tijd. Schoonheid werk afgebeeld in het ideaal beeld. Geen oneffenheden. Hier hoorde het staren bij. De beelden straalden rust uit. - Egyptische Kunst Egypte, Mesopotami, Kreta (kunst voor de eeuwigheid) Verbinding met vroeger: traditie overgaande van leermeester op leerling en van leerling op bewonderaar/navolger. (Gr. Meesters in de leer bij Egyptenaren, en wij als Europeanen als leerling van de Grieken) - Piramides voor de Egyptische koning goddelijk wezen Verval lichaam voorkwam men door het te balsemen en in te wikkelen met linnen. Bijgezet in stenen sarcofaag. (stenen doodskist, met inscriptie/beeldhouwwerk) Ook de gelijkenis van de koning moest bewaard blijven voor het voortbestaan. Portret in onvergankelijk graniet. Beeldhouwer in Egyptisch: hij die levend houdt. (bijna) Meetkundige strakheid geen persoonskenmerken in het beeldhouwwerk. Geometrische regelmaat en scherpe natuurobservatie is karakteristiek voor de gehele Egyptische kunst. Kunstwerken/muurschilderingen waren niet bedoeld om genot te verschaffen maar om de ziel in leven te houden.

- Vroeger gingen bedienden mee het graf in, opoffering. Als helpers aan de andere kant, het hiernamaals. Deze riten werden later als te wreed, te kostbaar beschouwd, er gingen beeltenissen als vervanging mee. - Doel/functie Egyptische kunst: volledigheid (ipv.schoonheid) Cartografisch. Alles werd voorgesteld vanuit de meest karakteristieke hoek - Al dat zij belangrijk achtten in het menselijke gestalte werd afgebeeld (geenszins vanuit het werkelijk menen dat mensen er zo uit zagen) Gevoel voor orde in ieder detail. - Niet gebaseerd op wat men zag, maar op wat men wist behorend tot een bepaald tafereel/persoon. - Stijl: wet waaraan alle scheppingen van een volk zich schijnen te gehoorzamen. Evenwicht en strenge harmonie. Stijlvoorbeelden: Hemelgod als valk. - Origineel zijn was geen wens 3000jaar nauwelijks verandering in de Egyptische kunst. - Achnaton probeerde als enige hierin verandering te brengen (plechtige/stijve waardigheid verdween) - Zijn opvolger Toetanchamon herstelde het oude geloof in de kunst deze bleef zoals hij was voor nog eens 1000jaar. - Openheid voor nieuwe kunst zou te verklaren kunnen worden vanuit de invloed die de kunst op Kreta had op Egypte. Hier, een begaafd volk, met weergave van snelle beweging en vloeiende lijnen in haar kunst. - Minder is bekend over kunst uit Mesopotami (tussen de rivieren, tweestromenland). Dit omdat zij bouwden met gedroogd baksteen dat simpelweg in de loop van de tijd tot stof verviel. Ook, en belangrijker, geloofden zij niet dat het menselijke lichaam en evenbeeld in de kunst bewaard moest blijven om zo het voortbestaan van de ziel garant te kunnen stellen. Kunst die er te vinden is, is nauwkeurig met veel gevoel voor symmetrie. (Soemeri) - Griekse Kunst 2600 v. Chr. 600/700 n. Chr. Filosofie, beeldhouwkunst, architectuur, Olympische spelen, schilderkunst, theater, pozie, mythologie [is veel van bewaard gebleven; in ons denken [democratie], verhalen van de geschiedenis. De Griekse Cultuur: Handelaren, mythen gebied tot Egypte. Deze informatie weten we via de Romeinen en Griekse beeldhouwkunst. Verder is men aan deze informatie gekomen door schrijvers, architectuur, theaters, tragedie, comedy en wetenschap, de taal, sport (Olympische spelen). Deze aspecten zijn de bakermat van kunst en cultuur. De kunst die de Oude Egyptenaren creerden was bedoeld om de tijd te trotseren. De kunst stond in dienst van de goden en de overledene en had veelal een magische functie te vervullen. De kunstenaars zelf zijn meestal anoniem en de kunst zelf is collectief. Er bestond geen echte artistieke vrijheid, want de kunstenaars moesten zich houden aan vastgestelde canons. Ook het uitbeelden van de figuren was vastgelegd. Zo bestonden er canons voor de verhoudingen van de lichaamsdelen. Bij de afbeelden werden de figuren in een mengeling van zij- en voorgezicht getoond. Ook perspectief was hen onbekend en er was een duidelijk neiging naar horror vacui. De beeldhouwwerken waren meestal enkel langs voren te bekijken. - Godinnen werden naakt afgebeeld, gewonevrouwen niet. - Hoe later in de tijd, hoe meer aandacht aan de natuurgetrouwheid. [kunstbesef, technisch beter]

- De eerste emancipatie van kunstenaar is te erkennen aan het einde van de 5de eeuw v. Chr. Tegen deze tijd was de kunstenaar bewust van zijn macht en meesterschap en het publiek was daar eveneens van overtuigd. Kunstenaars werden weliswaar nog steeds als handwerklieden beschouwd, maar een steeds groter wordend aantal mensen begonnen belang te wekken in het kunstwerk om het werk op zich, in plaats van de godsdienstige of politieke functie. Deze waardering voor de kunstenaar zal pas weer in de renaissance een opbloei kennen. Vroeg Griekse periode 2600-1100 v. Chr. - Cycladische kunst 2600-1100 v. Chr. Cycladische: Voorkant, achterkant, verder plat. In vormgeving steeds hetzelfde. Formele kenmerken komen in deze kunststroom overeen. Stijl: formele en inhoudelijke kenmerken in 1 periode. Ze tonen overeenkomsten. Het zijn geen kopien maar je herkent het. De Cycladische kunst, die gekenmerkt wordt door het moderne uiterlijk, kwam al in de eerste generaties op de Cycladen voor. Het ging hierbij vooral om de zogenaamde votiefidolen: marmeren, wigvormige beeldjes van staande, naakte vrouwenfiguren met hun armen over de borsten gekruist. Het meest typische kenmerk van deze beeldjes waren hun ovale gezichten en, afgezien van een grote neus, het ontbreken van een gelaat. Deze beeldjes werden gebruikt als afgodsbeelden in de Moedergodincultus, en werden bijvoorbeeld in de graftombes gelegd. In de loop der eeuwen werden zeer veel variaties op deze vrouwenfiguren met hun markante gezichten gemaakt. - Minosche kunst 2000-1100 v. Chr. Minoise: gebakken klei. Details. Primitieve culturen slang staat voor mannelijk geslacht. Uil = wijsheid. Zelfde betekenis als Cync. Inhoud hetzelfde. Dezelfde periode. Andere stijl omdat er een formele verandering is. Daar hout en textiel vergankelijk zijn, zijn de meest restanten van Minosche kunst haar keramiek, haar architectuur met frescos van o.a. landschappen, steengraveringen en complexe uitgesneden rolzegels. Ook de plastische kunsten stonden niet stil zoals blijkt uit dit vrouwenbeeldje. Daarnaast was er ook de Minosche smeedkunst die zeer hoogstaand was. Sommige elementen zoals dieren en bijen kwamen vaak voor in de decoratieve motieven van de Minosche kunst. - Myceense kunst 1600-1100 v. Chr. - tsunami De Myceense kunst is ten dele gebaseerd op de Minosche kunst, maar is ook duidelijk benvloed door de oorlogszuchtige karakter van de Myceners. De Myceense goudsmeedkunst stond op een ongewoon hoog niveau en is zeer verfijnd. Het wordt gekenmerkt door zeer gestileerde figuren, zoals te zien is bij de hiernaast afgebeelde oorbel of het wereldberoemde "dodenmasker van Agamemnon". Volksverhuizingen 1100-1000 v. Chr. Geometrische periode 1100/1000-700 v. Chr. opleving: versiering op vazen. Oud Griekse Periode 700-480 v. Chr. - Archasche periode beeldhouwwerk, creatie ideaalbeeld, schoonheid, stijve glimlach In deze tijd werden de eerste grote tempels gebouwd en ook de schilderkunst en monumentale beeldhouwkunst kwam tot ontwikkeling. Het is waarschijnlijk dat er in de Archasche periode een bevolkingsgroei heeft plaatsgevonden. Deze zou gestaag zijn doorgegroeid, in voortduring van de 10e tot 5e eeuw. De elite wordt groter dan voorheen in deze tijd. De bevolking had over het algemeen het zelfde geloof. Dit was het Humanisme.

Klassieke periode 480-330 v. Chr. - tijd van Alexander de Grote In deze tijd ontstond er een grotere esthetische waarde aan kunst. Een groter kunstbesef uitte zich in een grotere natuurgetrouwheid. Dit zag je bijvoorbeeld terug in plooival in kleding, natuurlijkere houding. Verval Griekse cultuur 330-100v./100n. Chr. [108] - Hellenistische periode overdrevenheid in onderwerp en weergave Hellenistische periode: overdreven lappen en autourages. Seksualiteit, erotica wordt al iets minder bescheiden. Ingehouden emotie wordt in deze periode eruit gehaald. Onderwerpen worden hier op aangepast. Omdat in de periode van de klassieken het ideaalbeeld al geschetst was gingen kunstenaren in deze periode overdrijven. De periode waarin het hellenisme overheerste begon na de veroveringen van Alexander de Grote, die naar het oosten en zuiden toe een groot rijk stichtte (ca. 334 - 330 v.Chr.) dat grotendeels bestond uit het vroegere Perzische Rijk en waarin de Griekse taal de lingua franca werd; van Macedoni tot in Egypte en van Zuid-Itali tot in het noordwesten van India werd Grieks gesproken. De belangrijkste rijken in het hellenistisch cultuurgebied waren het rijk der Seleuciden in Syri en dat der Ptolemaen in Egypte. Als eindpunt wordt de Romeinse verovering, in het bijzonder van Egypte, genomen (30 v.Chr.), al bleef het Grieks ook nadien in de oostelijke helft van het Romeinse Rijk de overheersende taal. Ofschoon de zelfstandige politiek van de hellenistische koninkrijken hiermee ten einde was, was ondertussen het hellenisme de overheersende cultuur onder de besturende elite van het Romeinse rijk geworden. Men kan dus zeggen dat de Romeinen de Grieken politiek overwonnen terwijl tegelijkertijd de Grieken de Romeinen cultureel overwonnen door middel van het hellenisme. En ook onstond hellenisme door grieks en plaatselijke gewoonten. Hellenistische invloeden strekten zich uit tot handel en verkeer, literatuur, wetenschap, filosofie en de kunst, waaronder bouwkunst en beeldhouwkunst. Kenmerken van het hellenisme waren, behalve het eerder beschreven syncretisme, onder meer internationalisering (onder meer in handel en verkeer), systematisering (stedenbouw), realisme (algemeen in de kunst) en individualisme (portretkunst). Het hellenisme heeft grote namen voortgebracht, zoals de wetenschappers Eratosthenes, Archimedes, Aristarchus van Samothrace, Aristarchus van Samos en Euclides, filosofische scholen als die van de Epicurirs, de Stocijnen en het neo-platonisme, en de grote en belangrijke bibliotheken van Alexandri en Pergamum. Grote veranderingen vonden plaats in de literatuur, zoals in de pozie, romanverhalen, reisverhalen en avonturenverhalen. Eigenschappen van hellenisme in de kunst zijn realisme, veel expressie, veel beweging via diagonale lijnen. Hellenisme wordt altijd gelinkt met antropocentrisme (naar het stoffelijke) i.p.v. naar het onaardse (theocentrisme). Voorbeelden - Nik van Samothrake Victoriebeeld, boegbeeld

Het beeld werd gemaakt tijdens de hellenistische periode (323 v.Chr.30 v.Chr.). Tijdens deze periode evolueerde de Griekse beeldhouwkunst, door zijn contact met het Oosten, in de richting van meer realisme, individualisme en naturalisme. De kunstenaars wilden het typische, het menselijke van allerlei figuren weergeven en beeldden dus 'echte' mensen uit. De beeldhouwers streefden er ook naar om een bepaald gevoel (pathos) weer te geven. Vrouwelijke beelden toonden in deze periode zonder schroom hun naaktheid. Het beeld is een meesterstuk van leven, beweging en realisme en straalt allure uit. Het stelt een gevleugelde vrouw voor, de allegorie van de overwinning. Het beeld geeft het ogenblik weer waarop de gevleugelde Nik neerdaalt op de voorsteven van een schip. Door de hevige wind kleeft haar kleding of zeer fijne chiton aan haar lichaam waardoor haar sierlijke vormen en de rondingen van haar lichaam zichtbaar worden. Het beeld is met vleugels 3,28 meter hoog en zonder de vleugels 2,38 meter hoog. Het is vervaardigd van wit marmer afkomstig van het Griekse eiland Paros. Het beeld bestaat uit zes afzonderlijk afgewerkte blokken marmer: het lichaam, de buste, de beide armen en de beide vleugels. Deze werkwijze is typisch voor beelden uit de hellenistische periode en werd voornamelijk gebruikt om materiaal te besparen. Men kon makkelijker werken met kleine blokken marmer. De blokken werden door middel van bronzen krammen aan elkaar gezet. Romeinse Rijk zie hieronder.

Verschil tussen Romeinen en Grieken: de Romeinen verpersoonlijken beelden, dit deden de Grieken niet Verhaal van Rome De mythe: Romulus en Remus, afstammelingen van de Grieken [Troje] waren de stichters van Rome. Romulus en Remus [tweeling] werden te vondeling gelegd. Ze werden opgevoed door een wolvin. [dit zie je nog terug in het wapenschild van Rome]. Romulus sloeg Remus dood bij het spel landje veroveren. Aeneas helden epos [afstammelingen] Rome was in de Romeinse tijd het centrum van de wereld. Rome bestaat oorspronkelijk uit zeven heuvels. Op de middelste heuvel werd een tempel gebouwd [het Capitool plein werd later door Michelangelo ontworpen]. Aan de voet van het dal: Forum Romanum oude centrum. De Goten vielen Rome aan, veel mensen gingen weg en Rome raakte in verval. Grote runes ontstonden, puin viel tussen de heuvels. Op het Capitool vond men vroeger: - De tempel van Jupiter - Senaat - Tabularium [hier werden de wetten van de stad bewaard] - Asylium [onderdak/ asiel] - Romeinse Rijk 200/150 v. Chr 600/700 n. Chr. De ligging van Rome kon niet beter. Gelegen aan de eerste doorwaadbare plaats in de Tiber vanaf de zee en in het midden van Itali, leek de stad wel voorbestemd om over een wereldrijk te heersen. De Romeinse redenaar Marcus Tullius Cicero meende dan ook de goddelijke voorzienigheid van Romulus - de legendarische stichter van de stad - hierin te kunnen zien. Met de verovering van Griekenland kregen de Romeinse senatoren de smaak te pakken en begon men Griekse kunstwerken naar Rome te vervoeren en rijkversierde gebouwen naar hellenistisch model op te trekken.

Kenmerkend en nieuw in de Romeinse architectuur is het gebruik van bogen. De Romeinen werden zeer bedreven in de kunst van het bouwen met gewelven door allerlei technische uitvindingen. Kenmerkend was dat zij van de Griekse architectuur datgene overnamen wat hun geschikt leek om dit aan eigen behoefte aan te passen. Zo hebben zij dit op allerlei terreinen gedaan. Beeldhouwkunst: een van hun voornaamste behoeften was om goede, levensgetrouwe portretten te bezitten. Beelden mee naar begrafenisstoet [ziel bewaren, Egypte]. Ook het wierook branden voor de buste van de keizer als teken van trouw en aanhankelijkheid. De Christenvervolging is begonnen om het weigeren hiervan. Kunstenaars slagen erin levensgetrouw te zijn zonder in het alledaagse te vervallen. De portretten zijn minder geflatteerd met menselijke structuur en gelaatstrekken. Schilderkunst: goden en overwinningen verkondigen d.m.v. kunst, beeldkroniek. Het nauwkeurig weergeven van details en een duidelijk verhaal maakte dat het karakter van de kunst ten zeerste veranderde. Het hoofddoel was niet langer de weergave van harmonie, schoonheid en dramatische expressie. [124] Portretschilderkunst; fris en modern, krachtig en realistisch. In dienst van religie [als Egypte]. Verfijning en harmonie maakte plaats voor ongeduldig machinale methodes, zoals de mechanische drilboor om zo de voornaamste trekken in gezicht of lichaam aan te geven. Er is dikwijls gezegd dat de oude kunst in die jaren verviel en het is zeker waar dat vele geheimen van de beste periode verloren is gegaan in de beroering van oorlogen, opstanden en invallen. Maar we hebben gezien dat deze teloorgang van vaardigheden niet alles is. Het is een feit dat kunstenaars niet meer tevreden waren met louter de virtuositeit van de Hellenistische periode en dat zij trachtten nieuwe effecten te bereiken. Griekse en Romeinse kunst: Goden en helden in schone vorm voor te stellen. Voorbeelden - Forum Romanum - Oude Romeinse Centrum - Pompeii [hst. 5] Pompeii weerspiegelde in veel opzichten de Hellenistische kunst. Romeinen waren de wereld aan het veroveren maar de kunst bleef min of meer onveranderd. De meeste kunstenaars die in Rome werkten waren overigens Grieken en de meeste verzamelaars kochten werken van de Griekse meesters of kopien daarvan. De kunst veranderde toch door nieuwe opdrachten en kunstenaars moesten hun methodes herzien. De voortreffelijkste prestatie van de Romeinen was waarschijnlijk het werk van hun ingenieurs. Wegen, aquaducten en publieke badhuizen zijn hier voorbeelden van. De runes van deze gebouwen maken het onmogelijk de grootsheid van Rome te vergeten. - Colosseum amfitheater [117] Functioneel gebouw met drie verdiepingen van bogen boven elkaar die de zitplaatsen steunden. Voor deze bogen heeft de architect een soort scherm geplaatst dat Griekse vormen kreeg. Dorische, Ionische en Korintische elementen zijn verwerkt. Deze combinatie van Romeinse bouwwerken met Griekse vormen/ orden had een geweldige invloed op latere architecten. - Pantheon bedehuis[121]

Ronde hal met gewerveld dak, met een ronde opening in het midden waardoor men de open lucht ziet. De ruimte ontvangt volop en gelijkmatig licht van boven [rust en harmonieuze werking] voelt geen zwaarte. Joodse kunst Heilige verhalen tot lering van gelovigen. Joodse wet verbood eigenlijk het maken van beelden vanuit angst voor afgodenverering. Toch versiering van synagogen, maar hoe levensgetrouwer zij zouden zijn hoe meer er in principe gezondigd werd. Kunst als herinnering voor de beschouwer van de manifestaties van Gods almacht. Soortgelijke overwegingen in de kunst zou de christelijke godsdienst later benvloeden toen zij de kunst in haar dienst nam. [128] De eisen van duidelijkheid en eenvoud wogen wederom zwaarder dan die van getrouwe nabootsing. - Middeleeuwen [hst.6-133] Vroeg-christelijk 313-1000 Keizer Constantijn (R.Rijk) maakte in 313 het christendom tot staatsgodsdienst. Gedurende de vervolgingen was er geen noodzaak en mogelijkheden geweest om openbare gebouwen voor de eredienst op te richten. Toen de Kerk de grootste macht in het keizerrijk geworden was moest men wel aandacht hebben voor haar verhouding tot de kunst. Tempels waren gewoonlijk slechts een nauwe behuizing voor het beeld van de godheid geweest. De kerk daarentegen moest een behuizing worden voor de hele gemeenschap. Kerken werden naar het type van de ruime vergaderzalen die in de klassieke oudheid basilieken werden genoemd [Koninklijke hal], oorspronkelijk waren dit overdekte markten of rechtszalen. Het versieren van deze kerken bleef een lastig punt. Christenen waren het eens over beelden: In het Godshuis hoorde in het geheel geen beelden, door haar overeenkomst met de Bijbelse veroordeling van afgoden verering. Heidenen zouden het verschil tussen wat zij vroeger geloofden en nu zouden moeten geloven niet kunnen onderscheiden. Over schilderkunst werd anders gedacht. Schilderkunst zou de analfabeet kunnen helpen in het herinneren van de lessen die zij hadden geleerd. Schilderijen konden de heilige verhalen in hun geest levend houden. [Paus Gregorius was van deze mening en is daarmee van groot belang geweest voor de schilderkunst] Wel is begrijpelijk dat de soort kunst die toelaatbaar werd geacht, enigszins een beperkt karakter moest hebben. Concentratie op het strikt noodzakelijke [om het verhaal te verduidelijken]. Primitief, geen verifiring van vormen aan realiteitsvoorbeeld, geen nieuwe ontdekkingen [alhoewel gedane ontdekkingen nooit geheel verloren gingen]. Vraagstuk over juiste bedoeling van kunst bleek van buitengewoon groot belang voor de gehele geschiedenis van Europa [Katholieken vs. Protestanten] Oosten van Romeinse Rijk [Constantinopel] weigerde de leiding van de paus te aanvaarden. Tegen elke afbeelding van religieuze aard. In 745 kregen zij het overwicht, en alle religieuze kunst werd in de kerk verboden.

Haar tegenhangers waren het inmiddels ook niet meer met paus Gregorius eens, en achten afbeeldingen niet alleen als nuttig, maar zelfs als heilig. God heeft in genade zich aan de blik van stervelingen geopenbaard in de vorm van de mensgeworden Christus, waarom dan niet in zichtbare mensenbeelden? Na een eeuw van onderdrukking kwam deze vorm aan de macht. Schilderingen waren geen eenvoudige illustraties voor wie niet kon lezen, maar men zag ze als mysterieuze weerspiegelingen van een bovennatuurlijke wereld. - Byzantijnse kunst [138] Byzantijnen drongen aan op instandhouding van de overleveringen, maar deze kwestie ging twee kanten op. - Het strikt houden aan de ouder modellen, invloed van de Griekse kunst. Ondanks de stijfheid dichter bij de natuur dan de westerse kunst in de volgende periodes. - Strikte eis om de traditie te handhaven en alleen de noodzakelijkheid zich te houden aan bepaalde geoorloofde voorstellingen van Christus en de H. Maagd wat ontplooiing van persoonlijke gaven vermoeilijkte. Langzame ontwikkeling hierin was in deze tijd wel mogelijk. Voorbeelden - Mozaeken - Schilderkunst stijf, plechtig, zonder gelijkenis met de natuur. In dienst van religie. De duistere eeuwen volgen 500-1000 [Gehuld in volksverhuizingen, oorlogen en catastrofen, zonder kennis die hen leiden kon. Daarnaast om aan te geven dat we zelf ook weinig van deze tijd weten, voorafgaande aan de opkomst van de Europese landen]. Teutoonse stammen, Goten, Vandalen, Saksen, Denen en Vikingen zwierven verwoestend en plunderend door Europa. Zij hadden eigen kunst [waren barbaars tegenover Griekse en Romeinse kunst], zoals metaalbewerking en houtsnijders ingewikkelde patronen van draken en vogels [waarschijnlijk overgenomen van primitieve stammen elders]. - Keltische kunst [160] Deze sierkunst wordt door christenen in Ierland en Angelsaksisch Engeland toegepast. - Karolingische kunst - Ottomaanse kunst

Door de botsing van twee tradities; volken met primitieve kunst, traditie met klassieke kunst, ontstaat er in West-Europa iets geheel nieuws [sierkunst]. In de schilderkunst is een nieuwe middeleeuwse stijl te erkennen, die de kunst in staat heeft gesteld iets te bereiken dat noch de oude oosterse, noch de klassieke kunst had bereikt. Wat zij wisten dat er was [Egypte], Wat zij zagen dat er was [Grieken] en nu kwam erbij: Wat hij erbij voelde. Want deze kunstenaar maakte geen gelijkenis der natuur [vanuit geloof] en ook was er geen wens hetgeen mooier te maken dan het was. Enkel de boodschap gold. [166] Niet te vergeten: niet alle kunst stond in dienst van de kerk, baronnen en adellijke heren lieten ook kunst maken voor hun kastelen. Maar met als verschil dat deze vaak verwoest werden en kerken niet. Kerkelijke kunst had bovendien meer ontzag en werd beter voor gezorgd. Een blik naar het Oosten - Islam

Islamitische veroveraars waren strenger in het maken van beelden en afbeeldingen dan het christelijke volk. Toch kan de kunst niet makkelijk onderdrukt worden, en ontstond in het Oosten de sierkunst. Geen menselijke wezens, maar vertier in fantasie in patronen en siervormen. Ornamenten [versiersel met herhaald motief] die men arabesken noemt.

Fijnzinnige ontwerpen en rijke kleurencombinaties. Later werd het schilderen van figuren en illustraties toegelaten mits het niets met het islamitische geloof te maken had. [romans, verhalen en fabels]. Tapijt - China [153] Nog sterkere was de druk van de godsdienst op de kunst in China. Chinezen waren vroeg vaardig in het brons gieten. In de kunst werden zwenkende, gebogen lijnen weergegeven. Abstracte ronde vormen, zonder stevigheid en vastheid te verliezen. Voorbeelden van deugd aan het volk. Drijfveer voor de kunst: het Boeddhisme. Eerbied voor de kunstenaar kende men [zoals dit nog nooit in Griekenland of Europa had bestaan]. Kunst als hulpmiddel tot oefening van meditatie. Stof voor het diepe denken. Landschappen. Romaans 1000-1150 Basiliekbouw (kerken) nu nog steeds

Rondbogen die op zware pijlers rusten i.p.v. zuilen indruk van massieve kracht. Weinig versiering. [175] 11e/12e eeuw periode van onophoudelijke proefnemingen. Welfkunst vereiste veel technische kennis en berekeningen die grotendeels na de Romeinse tijd verloren was gegaan. Gordels of ribben kruisgewijs tussen de pijlers spannen en vervolgens de boldriehoekafdelingen daartussen lichter opvullen werd ontdekt om de lucht in te kunnen gaan. 12e eeuw: de eeuw van de kuistochten. Kunst: koud en plechtig. Stijl en onbewogen, als Egypisch. Vrijheid van dwang tot nabootsing van de natuurlijke wereld. Glas in lood in 300 kleuren, idee creatie van het bovennatuurlijke. Voorbeelden - St, Madeleine, Vzelay. Timpaan

In het midden van dit timpaan zit Christus in de mandorla. Uit zijn handen, die hij uitstrekt over de hoofden van de apostelen, komen stralen die het teken zijn van de inspiratie van de Heilige Geest. De figuren komen los van de achtergrond, de gewaden lijken door de windvlagen te wapperen. Rondom deze voorstelling zijn grote gebeeldhouwde banden die het wereldbeeld van de middeleeuwer weergeven, maar ook een krans van maanden en jaargetijden. Het timpaan is tot barstens toe geladen met sculpturistisch actie en reactie. Verschillende theorien over dit werk. Laatste oordeel Passen geen stalen bij [vanuit de vingers] De dag waarop over alle mensen een oordeel geveld zou worden door God of een afgezant van God. Paus Peterus, God op aarde, vestiger van de kerk, heeft de sleutel van de hemelspoort bij zich. Paulus, trekt naar de heidenen. overhalen. 12 sterrenbeelden te herkennen in het archivolt. 12 maanden met symbolen, druiven plukken = oktober etc. 8 fantasiebeelden [deze zijn nieuwer] Links: geboren, rechts: kruisiging. Johannes de Doper: aankondiging van Jezus. Emmausgangers rond graf gaven de opstanding door aan de discipelen. Meest aannemelijke optie: Pinksteren heilige geest komt op aarde In compartimenten worden de talenten van de discipelen verteld. [zieken genezen, geloof verkondigen etc] Volken uit de bijbel pygmeen: klein, dus trap nodig om op paard te komen Heidense volken christelijk gemaakt, lopen als het ware naar Jezus toe. [latei, draagbalk] Bepaalde delen zijn ouder dan andere. Het stuk is verbreed. Deels afgebrand, snelle opbouw Vroeger misschien een duifje waar Jezus nu zit. 1146: kruistochtstart. [oproep om leger te sturen naar Jeruzalem, om dit in christelijke handen te krijgen]. Evangelie schrijven, geloof grondvesten, heidenen bekeren: taken die de Heilige Geest op de discipelen legde. In het midden van het portaal zit Christus in een mandorla. Vanuit zijn vingers dalen er stralen neer op de apostelen. Op deze wijze is verbeeld dat de apostelen de Heilige Geest ontvangen en op zending gestuurd worden. Ze moeten het evangelie (de boeken in hun handen) verspreiden over de hele wereld. De afbeelding van Christus en de apostelen is omring door volkeren die zich in allerlei uithoeken van de wereld zouden bevinden. Zij symboliseren de heidenen en zijn dus doel van

de zending. Het betreft o.a. mensen met reuzenoren, Hondskopsindirs en reuzen. De oorsprong van dergelijke mythologische volkeren gaat vaak terug naar Hellenistische beschrijvingen. Op de linkerkant van de drempel is een offerstier te zien, daarachter voor-christelijke volkeren zoals de Romeinen en de Scythen. Op de archivolt staan de tekens van de dierenriem en de 12 werkzaamheden die de maanden van het jaar verbeelden. Hiermee wordt aangeduid dat Christus heerst over tijd en ruimt. Zowel Christus als de apostelen zijn niet frontaal weergegeven. Christus zijn knien zijn gedraaid terwijl de houding van de apostelen eveneens beweging scheppen. Ze overlappen elkaar ook in tegenstelling tot het leeuwendeel van de oudere beeldhouwwerken. De voorstelling is zeer dynamisch, emotioneel en plastisch uitgebeeld voor zijn tijd. - St. Lazare, Laatste Oordeel

De schepper van dit kunstwerk, gehouwen uit kalksteen, wilde - anders dan gebruikelijk - niet anoniem blijven. Tussen timpaan en latei bij de voet van Christus kerfde hij 'Gislebertus hoc fecit' (Gislebertus heeft dit gemaakt). Het timpaan bleef voor het nageslacht bewaard, doordat het geheel tijdens de barokperiode met een dikke gipslaag werd afgedekt. Het hoofd van Jezus bleek te veel uit te steken en werd verwijderd, maar is gelukkig apart bewaard gebleven. Christus in de mandorla vult met zijn enorme lengte van drie meter bijna het gehele beeld. Hij is eerder statisch dan levendig afgebeeld en hij vormt minder dan in Vzelay een eenheid met de rest van de voorstelling. Het beeldhouwwerk komt ook minder dan in Vzelay los van de achtergrond. De hemelse hirarchie is duidelijk herkenbaar in de afmetingen van de figuren: de alles overheersende triomfator, de centrale rollen die Petrus en aartsengel Michael ten opzichte van de andere apostelen en engelen innemen, en als laatste in de rij natuurlijk de nietige mens. Wat dit timpaan zijn speciale plaats binnen de Romaanse sculptuurkunst geeft, is de uiterst realistische weergave, van lieflijk (uitverkorenen) tot afschrikwekkend (verdoemden), die de veelal analfabetische, middeleeuwse mens volledig informeerde over goed en kwaad. Zij die konden lezen, werden hierop nog eens extra geattendeerd door het Latijnse opschrift op de rand van de mandorla: 'ik alleen orden het al, ik alleen kroon de verdienste; wie misdaden begaat, berecht en straf ik'. De lange, uitgerekte figuren van Gislebertus werden na Autun typerend voor de BourgondischRomaanse beeldhouwkunst. De mandorla wordt vastgehouden door vier engelen, waarvan twee zwevend. Naast het hoofd van Christus wordt het Paradijs gesymboliseerd door Maria op de troon en twee zittende figuren: Elias en Enoch (twee profeten, die levend de hemel werden binnengeleid). Links van de Zoon Gods staan acht apostelen in aanbidding, terwijl Petrus (sleutel) zich vast met de uitverkorenen bemoeit. Op de latei zijn de doden veelal naakt afgebeeld behalve twee bisschoppen en twee pelgrims met de symbolen op de tas: jacobsschelp (Santiago de Compostela) en kruis (Jeruzalem). Drie kinderen houden zich aan de vleugels van een engel vast. Op de linkerhelft van het timpaan wekt een engel met klaroen de doden om de hemelpoort (afgebeeld als arcaden) binnen te gaan. Twee hebben de oversteek al gemaakt, een ander wordt door een engel opgetild. Aan de voet van Christus scheidt een engel met zwaard de beide

groepen. Van de naakte verdoemden op de latei hebben enkele hun handen voor het gelaat of rond de hals. Een man met een zak goud (symbool voor een vrek) wordt aangevallen door een slang en een vrouw wordt door slangen in de borsten gebeten (symbool voor wellust). Daarnaast proberen twee handen als klauwen iemand te wurgen. Rechts van Christus wegen aartsengel Michal en de duivel de zielen. De duivel is wel zeer angstaanjagend als skelet afgebeeld: zijn ribben en botjes zijn te tellen en een driekoppige slang kronkelt om zijn benen. Hij hangt met n hand aan de weegschaal (vastgehouden door een hand uit de wolken) en trekt met zijn andere hand een verdoemde aan de haren omhoog. De cirkel is rond met de verdoemden op weg naar de hel. Uit een ketel steken nog net twee paar voeten en een duivel trekt, halfhangend uit de hellepoort, drie ongelukkige zielen met hun hoofden aan een ketting samengebonden omhoog. Met zijn andere hand doorboort hij met een zwaard de keel van een vrouw. Al met al wordt in dit timpaan de bijnaam van godshuizen, 'bijbels in steen', meer dan bevestigd. De ornamentiek van de binnenste ring van de archivolten is verdwenen (waarschijnlijk scnes uit de Apocalyps), op de middelste komen bloemen en planten en op de buitenste om en om de maandbeelden en de dierenriemtekens voor. Op de kapitelen onder het timpaan zijn bijbelse voorstellingen aangebracht: Abraham verstoot Hagar en Ismal (links) en de opdracht in de tempel (rechts). Op de trumeau staat de heilige Lazarus met zijn twee zusters (19e eeuws). - St. Trophime, Arles 1180 [176/177] Stijf en ongebogen. Naar Oosten idee over kunst in kerk [enkel in dienst van verhaal] Verschil tussen westerse kunst en oosterse kunst: in het oosten kon een stroming 1000jaar bestaan in het westen kende men altijd rusteloosheid, tastend naar nieuwe ideen en oplossingen. Frankrijk over Romaanse stijl: plomp en ouderwets, de Gotiek in opkomst. Gothiek 1150-1450 Basiliekbouw, maar veel uitgebreider (kruisschip erbij)

De rondbogen waren ongeschikt, ontwikkeling van de spitsboog. [186] Druk van meerdere kanten er waren dus sterke geraamtes nodig. En luchtbogen. En op deze manier krijg je een kruis (vorm) symbolisch Absis (koor met altaar) deel; in het oosten (Jeruzalem, kruising). Veel versiering in kerken, d.m.v. plaatjes de Bijbelverhalen vertalen voor volk (veel analfabeten). Alleen monniken konden lezen en schrijven Glas in lood: hemelreikend, goddelijk licht. Aflaat: garantie om in de hemel te komen. Relieken: iets wat behoorde tot vb. Jezus, Maria (handel- voor kerkenbouw) God, Jezus, Heilige Geest Familie, apostelen/ discipelen, heiligen, martelaren.

Pelgrim: zingeving verdienste: je aflaat. De Romaanse kerk kunnen in hun kracht en macht iets vertegenwoordigen als de strijdende kerk, die beschutting kon bieden tegen de aanvallen van het kwaad. De nieuwe kathedralen schonken de gelovigen een glimp van een andere wereld. - Chartres, koninklijk portaal 1145-1170 Zie blz. 190 Figuren in de portaal schijnen zich te bewegen en elkaar aan te kijken. Gewaden en de golving hierin suggereert dat eronder een lichaam schuilt. Gotische beeldhouwer maakte ieder figuur een op zich zelfstaand figuur [qua houding type, individualiteit], het werd meer dan alleen de taak van het weergeven van een heilig symbool, plechtige herinnering aan de morele waarheid. Ook gevoelens weergave werd weer belangrijk. Veel plooival en terug naar de Grieken die deze techniek al beheersten. Verschil tussen Gotische beeldhouwers en Griekse: Grieken stelden voornamelijk belang in hoe het beeld van een mooi lichaam kom worden opgebouwd. Voor de gotische kunstenaar was deze techniek en methodes slechts een middel tot het doel. [verhaal met overtuiging weergave] weergave van de houding bijvoorbeeld belangrijker dan weergave van de spieren. Middeleeuwen essentie is het verhaal [eenheid van tijd, plaats en handeling behouden soberheid], niet het schoonheidsideaal. Einde middeleeuwen monnik in Florence: Giotto Giotto werd wel beroemd. Door zijn levensechtheid (voor het eerst in die tijd) Frescos Aandacht voor individu vs. in dienst van de kerk. Glas in lood, goddelijk licht. De hoogte in, hemelreikend - Giotto [201] Begon met ruimte weergave. Licht/donker verschil wordt gebruikt om juiste anatomie weer te geven. Meestal wordt de kunstenaar Giotto di Bondone (1266/7-1337) uit Florence als het begin van de Renaissance gezien. Giotto maakte fresco's die een illusie schiepen die al eeuwen niet gemaakt was, de illusie van de ruimte op een plat oppervlak. Als we kijken naar een van zijn fresco's in de Cappella degli Scrovegni in Padua (Noord-Itali), fides gemaakt omstreeks 1306, dan lijkt het net of we naar een beeldhouwwerk kijken, een Gotisch beeldhouwwerk. Deze illusie wordt onder andere versterkt door het toegepaste verkort in de arm en de modellering van het gezicht en het gewaad. Waardoor perspectief zichtbaar werd. Giotto paste niet zomaar een bepaalde techniek toe. Het was zijn bedoeling een geheel nieuwe en eigen voorstelling te schilderen, zoals hij voor ogen had dat het gebeurd moest zijn. Hij doorbrak de traditie van overname, van schilderingen als Bijbel voor de ongeletterden. Een ander uniek element van Giotto is het feit dat zijn naam bekend is. Tot ver in zijn tijd waren kunstenaars niet bij naam en roem bekend. Het was een ambacht, dat je als je dagelijkse werk vooral anoniem uitvoerde. Giotto veranderde de gehele opvatting van de schilderkunst. i.p.v. beeldschrift aan te wenden, kon hij de illusie wekken dat het heilige verhaal zich voor onze ogen afspeelde. Giotto bedacht alles opnieuw uit, i.p.v. aanname over hoe iets eruit gezien moet hebben.

Giotto werd zo gewaardeerd door zijn tijdsgenoten. Zijn roem verspreidde zich wijd en zijd. Ook dit was nieuw. Kunstenaars kenden geen roem voor deze tijd. Behalve de waardering in de tijd zelf als zij goed waren. Giotto is de divina comedia [zo wordt hij genoemd door tijdsgenoot dichter Dante] Giotto di bondone, (1267-1336) capella degli scovegni, padova. Het laatste avondmaal

Een van de frescos van Giotto is het laatste avondmaal. Giotto wilde ruimtelijkheid laten zien, maar kon het nog niet volledig. De ordonnantie klopte nog niet, beheert de wetten van het perspectief nog niet. (lijn perspectief, atmosferisch perspectief) Giotto gebruikt sjablonen, op karton tekende hij met houtskool een gezicht, prikte het uit en in de prikgaatjes tekent hij met houtskool op de muur het gezicht, en hij kopieerde dat vaker. Gebruikt licht en donker, plasticiteit, de verhoudingen kloppen, autonomie. Giotto gaf het individu aandacht, menselijk aspect. Giotto schonk aandacht hoe mensen er echt uitzagen, apostelen, adam en eva enz. werden eerst als een soort mysterie, vol symbolen afgebeeld, met onrealistische vormen. Europa schaars bevolkt. [207] 14e eeuw: eerzucht van bisdommen om eigen grootse kathedralen te bezitten, was de eerste aanwijzing van de ontwakende burgertrots in de steden. Smaak was eerder gericht op verfijning dan op grootsheid. [uitblinken in sierkunst 210] 500jaar later waren deze steden uitgegroeid tot opkomende handelscentra en voelden de burgers zich in toenemende mate afhankelijk van de macht van de kerk of van hun leenheren. - Renaissance beginselen in Itali in de 13e/14e eeuw Doelbewust werd er opnieuw studie gedaan naar de klassieken. O.a. de ontdekking van maatverhoudingen [architectuur], lijnperspectief en gezichtsuitdrukking worden realiteit. Emancipatie van de kunstenaar. De renaissance als wedergeboorte. Wedergeboorte van, interesse in de klassieken. In de renaissance begint de maatschappelijke rol van de kunstenaar te veranderen. De kunstenaar wil geen ambachtsman meer zijn. De kunstenaar als pionier. De anonieme ambachtsman, dienstverlener van de kerk verandert naar kunstenaar. Vooral in Itali is er een periode van artistieke hoogtepunten. Het zijn tijden van opvallende technische inventiviteit; de olieverftechniek wordt uitgewerkt tot een ultieme verfijning, houtsnede en kopergravure zijn veelgebruikte nieuwe technieken, er is de boekdrukkunst en het wiskundig en esthetisch uitwerken van het lineair perspectief. Wat ook heel kenmerkend was voor de Renaissance was het feit dat door het opkomende individualisme de werken gesigneerd werden. In de Romaanse en Gothische kunst werd dit nooit gedaan, vanwege het feit dat men vond dat de kunstenaar het werk deed in de naam van God en niet in de naam van zichzelf.

Ronde of symmetrisch gebouwde kerken. Opdrachtgevers werden op het schilderij geschilderd. Het individu wordt belangrijker. Geef tijdscontext weer!! Verlichting.. Creativiteit/ originaliteit komt op. Eigen interpretaties van kunstenaars worden belangrijk. Kunstenaar als ingenieur als onderzoeker. Er wordt gebruik gemaakt van wetenschap. Maatverhoudingen en lijnperspectief worden uitgevonden. Vroege renaissance 1400-1500 De kunst van de vroege renaissance ontstond vooral door de financile impulsen van de mecenassen en kunstverzamelaars uit het geslacht van de Medici uit Florence. - Na de val van Constantinopel vluchtten de Byzantijnse geleerden en artiesten voor de Ottomanen en zochten hun toevlucht in Itali, waar ze gastvrij werden ontvangen door de Florentijnen van de rijke stadsstaat, de rivaal van de republiek van Veneti en de pauselijke Staten. Elke macht financierde kunstwerken, die oorspronkelijk religieus van inslag waren. - De opbloei van de kunsten creerde een klimaat van wederzijdse competitie in Itali; de Pausen financierden als opdrachtgevers de verfraaiing van Vaticaanstad, gebouwd op de grondvesten van het antieke Rome van de Romeinse keizers (zie: gewelf van de Sixtijnse Kapel). - Verder droeg bij aan de ontwikkeling van de kunsten dat de meesters hun kunst onderwezen aan leerlingen, waarbij zij deze soms ook als schildersmodel gebruikten (bijvoorbeeld in Bacchus van Caravaggio). Antis meganica: architeert beeld, schilder. Artes Liberatles: gemaakt door de Grieken. Filosofie, astrologie, wiskunde, pozie. Restorica: Goed kunnen voorleggen (presenteren. Voorbeelden - Massaccio, basilica di S. Maria Novella, Heilige drie-eenheid met de maagd en Johannes de evangelist. 1425, fresco. Blz 228

Massaccio wordt beschouwd als de eerste belangrijke Italiaanse meester van de 15e eeuw, van belang vanwege de manier waarop hij de personages in zijn schilderingen afbeeldde, en vanwege het gebruik van het licht in zijn werken. Het meeste belang wordt echter gehecht aan het gebruik van het perspectief, waarmee hij een radicale ommezwaai in de Florentijnse schilderkunst teweeggebracht. Masaccio was een van de eerste schilders die gebruik maakte van het lijnperspectief. Waarschijnlijk nam hij de principes van het perspectief over uit het werk van de architect Brunelleschi, die als ontdekker van het lijnperspectief wordt beschouwd. De invloed van de architectuur zou ook af te lezen zijn uit het schilderen van de zuilengalerij in het fresco van de

Heilige Drieenheid. Dit schilderij van de in de Santa Maria Novella in Florence (geschilderd tussen 1425 en 1428) is in dit opzicht zeer belangrijk. Op het fresco zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest afgebeeld onder een tongewelf met Maria en Johannes onder het kruis. Links en rechts op de voorgrond knielen de schenkers van het fresco. Dat was nieuw in de tijd, dat het individu werd afgebeeld. De werken van Tommaso Masaccio behoren tot de Vroege Renaissance. Zijn werk zou later dat van latere kunstenaars zoals Sandro Botticelli, Fra Filippo Lippi en Michelangelo benvloedden. - Donatello, David, 1440/42. 158cm, Uffizi, Florence (David van Goliath, koning joden)

Donatello was een van de grootste beeldhouwers in Florence voor Michelangelo en de favoriet van de Medici familie. Hij was eveneens de uitvinder van de dramatische stijl gebaseerd op de christelijke pathos en klassieke Romeinse vormen. Donatello, David van goliath. De eerste naakt figuur sinds de oudheid, origineel jongen in gezicht. - Filipo Brunelleschi, koepel van de dom in florence - 1436

De domkoepel is het bouwkundige meesterstuk van de vroege renaissance en domineert heel Florence. Het was een van de eerste koepels die niet op de traditionele manier met steunconstructies werd gebouwd, maar met een voor die tijd geheel nieuwe methode. Het idee was dat de opwaartse druk die door de twee verschillende schalen van de koepel ontstaat, wordt tegengewerkt door de neerwaartse druk, die de lantaarn boven op de koepel creert. Dit ingenieuze plan werd bedacht en uitgetekend door de Florentijnse architect Filippo Brunelleschi. Is de op drie na grootste kathedraal van Europa. De Santa Maria del Fiore staat midden in het historische centrum van Florence. Ernaast staat de klokkentoren, de Campanile genaamd, en het Baptisterium. Brunelleschi (DOM in Florence) liet zich benvloeden door de oude klassieke kunsten. Ontdekte hij de maat verhoudingen. Brunelleschi vond het lijnperspectief (Lineair perspectief) uit, waardoor driedimensionale situaties tweedimensionaal konden worden gemaakt. Wanneer je ernaar keek, was het of je naar de (driedimensionale) werkelijkheid keek. In de Renaissance is het lijnperspectief vaak in schilderijen verwerkt. Hoogte kerken = dicht bij god Licht door glas in lood = god is licht

Kerk in vorm van kruis = leiden Jezus - De Pazzikapel -1430/33 Uit de documenten is niet bekend wie de bouwmeester was en wanneer met de bouw werd begonnen. Op grond van de stijl kan de kapel aan Brunelleschi worden toegeschreven. De werkzaamheden duurden lang. Volgens inscripties werd de koepel van de porticus gesloten in 1459 , die van de hoofdruimte in 1461. De hoofdruimte is eigenlijk een overkoepelde kubus , met korte zijarmen , gedekt door tongewelven. De centrale kubus is qua structuur gelijk aan de Oude Sacristie van de San Lorenzo. Net als daar is de kooringang door een boog omgeven. In de Pazzikapel wordt dit boogmotief aan de overige drie wanden herhaald in de vorm van blinde bogen. Brunelleschi streefde naar een gelijkmatige belichting. Het van opzij invallende licht wordt gedempt door de voorhal , een groot deel van het licht komt van bovenaf door de lantaarn en de oculi* in de koepel. In tegenstelling tot de Oude Sacristie is de Pazzikapel niet aangetast door latere , stijlvreemde veranderingen. De tondi van geglazuurd terracotta met de twaalf apostelen , van Luca della Robbia , passen goed bij de architectuur. In de Pazzikapel is de eenheid van vormgeving tot in de details doorgevoerd , zoals in het patroon op de vloer. Het is een gebouw met voor Brunelleschi kenmerkende regelmatige geometrische en stereometrische vormen en eenvoudige proportieverhoudingen Pazza capel, familie Pazza was opdracht gever. - Massaccio, basilica di S. Maria del Carmine, Capella Brancacci, Florence, de verdrijving uit het paradijs - 1427

Massaccio zorgt dat tijd, ruimte en handeling gaan kloppen (niet meer een heel verhaal in een afbeelding gepropt) De emotie komt in de kunst terug, de uitdrukking van adam en eva als ze uit het paradijs worden gezet, het gezicht van Eva vertrekt zich in een grijns, een schreeuw van smart en pijn. Dit is realisme: zo is de mens! Ook Adam wordt getroffen door het gewicht van het goddelijke woord. De engel wordt in verkorting afgebeeld. Masaccio schildert mensen van vlees en bloed, die met hun beide voeten op de grond staan, Voor de eerste keer wordt in de schilderkunst de menselijke schaduw afgebeeld. Massaccio laat zich inspireren door het klassieke schoonheids ideaal, inspiratie Grieken en Romeinen. - Donatello, Maria Magdalena, 1456-1457, 188 cm, museo dell opera del duomo, Florence

Beschilderd hout werd vooral gebruikt door de noordelijke gotische beeldhouwers. Lange haren lijken de jurk, zij droogde ooit de voeten van Jezus met haar haren vandaar. Verrassend hard werk. Felle expressiviteit en zeer persoonlijk karakter. Het beeld staat buiten de tijdsstroming. Bij een eerste beschouwing is men geneigd er een terugkeer in te zien naar de gotische devotiebeelden. De gekweldheid van Maria Magdalena's dorre vlees en tandenloze grimas lijkt het humanisme van de renaissance inderdaad te verwerpen. Maar het geteisterde uiterlijk verraadt een diepe religieuze beleving en in die zin is het in overeenstemming met zijn vroeger werk. Dus geen terugkeer naar de Middeleeuwen maar een bevestiging van het op de spits gedreven individualisme van zijn laatste periode, een bevestiging ook van het feit dat Donatello het eerste eenzame genie was onder de kunstenaars van de renaissance. - Sandro Botticelli, la primavera (de lente) Uffizi, Florence 1480

Zowel de lente als de geboorte van Venus zijn opdrachten van de familie medici. La primavera, godin van de liefde, Venus in de lente. Men leeft met de cyclus van de natuur, lente is een nieuw begin, nieuw groen, nieuw leven (dat is liefde) de zoon van Venus is cupido. Venus en cupido verzorgen de liefde. De man recht, met de bolle wangen, is maart. De nog naakte, kale vrouw ernaast is april Daarnaast de godin flora, zij is mei, afgebeeld vol bloemen, die naar werkelijk zijn geschilderd. In het midden staan Venus Naast Venus staan de 3 gratin (gratie stellen) samen vormen zij de facetten van de liefde. Erotiek, standvastigheid, enz. Links in de hoek, met de vleugels aan de voeten, staat Mercurius, de boodschapper van de goden. Mercurius staat voor Giuliano de Medici Venus voor Vespucci Giuliano de Medici en Vespucci zijn aan elkaar uitgehuwelijkt. Cupido schiet op Giuliano de Medici, en Venus staat voor liefde. Zo lieten ze zien dat het ware liefde is. Lorenzo de medici, de oom van Giuliano de Medici was verbannen uit Florence.

De rijke families uit Florence bestuurde de stad en hadden dus veel invloed. De lorenzo de medici had interesse in filosofie. Hij behoorde tot de neo-platonisten. De kunstenaars uit die tijd bespraken de filosofie. De neo- platonisten verweefden de godsdienst met de griekse mythologie. Dmv het schilderij kondigde hij zijn terugkomst aan, hij wilde zeggen dat er ook cultureel/politiek gezien een nieuwe lente zal komen, met zijn terugkomst zal de cultuur weer bloeien in Florence. Zo kan het schilderij op drie manieren genterpreteerd worden 1- mythologisch, cyclus van de tijd, nieuwe intresses context 2- het huwelijk 3- lorenzo de medici komt terug, politieke interpretatie. Hoge renaissance 1480-1525 Hieronder wordt het hoogtepunt van de renaissance verstaan. Deze tijd kent kunstenaars als: Michelangelo Buonarroti, Leonardo da Vinci, Giorgione, Titiaan, Giovanni Bellini, Rafal Santi, Dosso Dossi, Piero di Cosimo. Voorbeelden - Het Laatste avondmaal Leonardo da Vinci

Het geeft een scne van het Laatste Avondmaal van Jezus weer zoals die in de Bijbel wordt beschreven. Het schilderij is gebaseerd op Johannes 13:21-26, waarin Jezus aankondigt dat n van zijn twaalf discipelen hem zal verraden. Het schilderij is n van de meest bekende en getaxeerde ter wereld. In tegenstelling tot veel andere waardevolle schilderijen is het echter nooit in particulier bezit geweest, omdat het niet kan worden verplaatst. Het schilderij heeft een afmeting van 460 x 880 cm en is te zien in de eetzaal van het convent van Santa Maria delle Grazie in Milaan. Het thema was traditioneel voor eetzalen, maar de interpretatie van Leonardo gaf het een veel groter realisme en diepte. De lunetten bovenin het schilderij zijn beschilderd met het wapen van Sforza. Tegenover het schilderij is een fresco te zien van de kruisiging, geschilderd door Donato Montorfano. Leonardo begon met het werk aan het Laatste Avondmaal in 1495 en voltooide het in 1498, hoewel hij niet aan n stuk door heeft gewerkt aan het schilderij. In het Laatste Avondmaal worden de reacties van de apostelen weergegeven, toen Jezus zei dat n van hen hem zou verraden. "Zij keken elkaar aan, onzeker, wie hij bedoelde", schrijft de evangelist. Alle twaalf apostelen hebben bij Da Vinci een verschillende reactie op deze aankondiging en verkeren in diverse stadia van woede en schok. Van links naar rechts: Bartolomes, Jacobus de Mindere en Andreas, die samen een groep vormen, zijn verrast. Andreas houdt allebei zijn handen omhoog in het "einde!" gebaar. Judas Iskariot vormt samen met Petrus en Johannes een andere groep van drie. Judas zit in de schaduw en kijkt teruggetrokken na het horen van de onthulling van zijn plan. Hij houdt een kleine zak met zilverstukken stevig vast, die hij heeft gekregen voor het verraden van Jezus.

Petrus houdt een mes vast, in de tegenovergestelde richting van Jezus gericht, waarschijnlijk vooruitlopend op zijn gewelddadige bescherming van Jezus in Gethsemane. Overeenkomstig het evangelie wenkt hij de jongste apostel Johannes, om aan Jezus te vragen wie hij bedoelt. Volgens sommige bronnen echter, stelt deze figuur Maria Magdalena voor, maar dit is in tegenspraak met de aantekeningen van Leonardo in het onder vermelde manuscript. Thomas, Jakobus de Meerdere en Filippus vormen de volgende groep van drie. Thomas lijkt te vragen: "Ik ben het toch niet, Heer?" Jacobus is duidelijk geschokt en houdt zijn handen in de lucht. Filippus lijkt naar een verklaring te zoeken. Matthes, Judas Taddes en Simon zijn de laatste groep van drie. Zowel Matthes als Taddes zijn gedraaid in de richting van Simon, waarschijnlijk om een antwoord te krijgen van Simon op hun vraag, wie hij zou bedoelen. De gebruikte namen zijn algemeen erkend door kunsthistorici. In de 18e eeuw is er een manuscript gevonden met alle namen, hiervoor waren alleen Judas, Petrus, Johannes en Jezus gedentificeerd. In overeenstemming met andere afbeeldingen van het laatste avondmaal in die tijd heeft Leonardo de conventie overgenomen dat alle personen tijdens het diner aan n kant van de tafel plaatsnemen, zodat gn van de aanwezigen in de rug wordt aangekeken. Een tegenstelling is dat Leonardo Judas in het midden plaatst, aangezien de meeste afbeeldingen Judas tegenover de andere apostelen plaatsten. Een ander veel gebruikte techniek is om alle discipelen, met uitzondering van Judas, te voorzien van een aureool. Leonardo heeft echter voor een realistischere en meer dramatisch effect gekozen door Judas naar achteren leunend in de schaduw weer te geven. Ook creert hij een realistisch en psychologisch beeld waarin hij probeert te verklaren waarom Judas en Jezus tegelijkertijd het brood pakken, vlak nadat Jezus de voorspelling van het verraad heeft gedaan. Jezus is weergegeven alsof hij het zegt tegen Thomas en Jacobus aan zijn linkerkant, die verschrikt reageren omdat Jezus wijst naar een stuk brood voor hen. Afgeleid door het gesprek tussen Johannes en Petrus steekt Judas zijn hand uit naar een ander stuk brood waar ook Jezus zijn rechterhand naar uitstrekt. Alle composities en lichtval vestigen de aandacht op Jezus. Materiaal Leonardo schilderde het laatste avondmaal op een droge muur en niet op nat gips, zodat het geen cht fresco is. Omdat een fresco als kunstwerk is te wijzigen, koos Leonardo in plaats daarvan ervoor om de stenen muur te dichten met een laag pek, kalkonderlaag en mastiek. Vervolgens bewerkt hij deze laag met Tempera. Door de gebruikte techniek heeft de tijd het schilderij geen goed gedaan. Kort na de voltooiing van het schilderij raakte deze al in verval. Schade en restauraties Vanaf 1517 begon het schilderij in verval te raken. In 1556 - binnen zestig jaar na de voltooiing - beschreef de biograaf Giorgio Vasari van Leonardo het schilderij reeds al geruneerd en zo verslechterd dat de cijfers niet meer herkenbaar waren. In 1652 werd er een deuropening gemaakt in het toen onherkenbare schilderij. Dit is nog goed zichtbaar door de onregelmatige boog die zichtbaar is in het midden van het schilderij. Er wordt verondersteld, gebaseerd op vroege kopien, dat de voeten van Jezus al in een positie verkeerden die de aanstaande kruisiging symboliseerden. Een eerste poging tot restauratie werd uitgevoerd in 1726 door Michelangelo Bellotti die ontbrekende stukken met olieverf heeft bewerkt en daarna afgedekt met vernis. Deze restauratie bleek erg slecht en in 1770 begon Guiseppe Mazza met een tweede restauratiepoging. Eerst had hij de eerste restauratiepoging ongedaan gemaakt en is geheel opnieuw begonnen. Nadat hij bijna klaar was, op drie hoofden na, is hij gestopt na publieke verontwaardiging. De Franse troepen gebruikten de eetzaal in 1796 als gevangenis en het is niet bekend of gevangenen het schilderij hebben beschadigd. In 1821 werd Stefano Barezzi, een expert op het gebied van verwijderen van fresco's uit bestaande muren, gevraagd om het schilderij naar een veiligere plaats te verplaatsen. Nadat hij met een klein deel was begonnen

realiseerde hij zich dat het werk van Leonardo geen fresco was. Barezzi heeft zijn beschadigingen met lijm proberen te repareren. Van 1901 tot 1908 heeft Luigi Cavenaghi een zorgvuldige studie gedaan naar de structuur van het schilderij en begon vervolgens met het schoonmaken ervan. In 1924 vervolgde Oreste Silvestri het schoonmaken en stabiliseerde enkele delen met gipspleister. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, op 15 augustus 1943, werd de eetzaal geraakt door een bom. Beschermende zandzakken verhinderden dat er bomsplinters tegen het schilderij kwamen, maar trillingen hebben wel beschadigingen kunnen veroorzaken. Tussen 1951 en 1954 is een andere schoon en stabiliseringrestauratie ondernomen door Mauro Pelliccioli. Belangrijke restauratie Tussen 1978 en 1999 leidde Pinin Brambilla een belangrijk restauratieproject die was ondernomen om het schilderij permanent te stabiliseren en de schade te herstellen die door vuil, verontreiniging en de mislukte restauraties in de 18e eeuw en 19e eeuw waren veroorzaakt. Aangezien het onmogelijk was gebleken om het schilderij te verplaatsen is er voor gekozen om de eetzaal klimatologisch te beheersen. Vervolgens is er een gedetailleerde studie ondernomen om de originele vorm van het schilderij te bepalen, gebruikmakend van diverse wetenschappelijke tests (waaronder infrarood onderzoek en microscopische steekproeven). Tevens zijn de originele schetsen onderzocht die worden bewaard in het Windsor Castle. Uit deze studie bleek dat sommige delen onherstelbaar waren. Deze delen zijn met aquarel techniek opnieuw geschilderd in een zachtere kleur om aan te geven dat het geen origineel werk was. Deze hele restauratie heeft 22 jaar geduurd en op 28 mei 1999 kon het schilderij weer worden bezocht. Bezoekers dienen zich wel van te voren aan te melden en mogen niet langer dan 15 minuten blijven kijken. Na de onthulling van de restauratiewerkzaamheden werd het bekritiseerd aangezien en grote veranderingen hadden plaatsgevonden in de kleuren en in sommige gezichten. - Michelangelo Buonarotti, David, 1501/4 Accedemia, florence

Het beeldhouwwerk David behoort tot de bekendste werken van Michelangelo. Het marmeren beeld (5,17m, incl. voetstuk 1501-1504) bevindt zich in de Galleria dell'Academia in Florence. Het beeld is een hoogtepunt uit de Renaissance en toont de Bijbelse figuur David terwijl hij op het punt staat de reus Goliath aan te vallen. Het werd gemaakt in opdracht van de Florentijnse edelman Piero Soderini. Naar verhouding is het bovenlichaam te groot, waarschijnlijk omdat het werk bedoeld was om op een hoge pidestal geplaatst te worden. Oorspronkelijk stond het buiten, op de Piazza della Signoria voor Palazzo Vecchio in Florence. Om het beter te beschermen werd het werk in 1873 naar de Accademia verplaatst. Op de Piazza staat sinds 1910 een replica. - Michelangelo Buonarotti, Interieur sixtijnse kapel, met plafond schildering 1508- 1512

De Sixtijnse Kapel (Italiaans: Capella Sistina) is een kapel op de begane grond in de Vaticaanse musea van Vaticaanstad. Hij werd gebouwd door Giovanni di Dolce tussen 1475 en 1483, in opdracht van Paus Sixtus IV, naar wie de kapel genoemd werd. Het is een van de bekendste zalen ter wereld, vanwege de beroemde fresco's van Michelangelo. In de Sixtijnse kapel vindt het conclaaf van de kardinalen plaats wanneer er een nieuwe paus moet worden gekozen. - Michelangelo Buonarotti, Het laatste oordeel, 1534 - 1541

Het Laatste Oordeel is een fresco in de Sixtijnse Kapel bij de Vaticaanse musea in Vaticaanstad in Rome gemaakt door Michelangelo. In 1535 werd Michelangelo benaderd voor een schilderopdracht in de kapel. De muur achter het altaar moest beschilderd worden met een afbeelding van het Laatste Oordeel. Het fresco werd in 1541 voltooid, maar was het onderwerp van een hevige controverse binnen het Vaticaan: Michelangelo had veel figuren geheel naakt en met zichtbare geslachtsdelen afgebeeld. De ceremoniemeester van de paus, Biagio da Cesena, beklaagde zich openlijk bij Paulus III over zoveel naaktheid, waarop Michelangelo hem in de rechterbenedenhoek van het schilderij afbeeldde als Minos, de rechter van de Onderwereld, wiens penis verzwolgen wordt door een slang. Veel van de genitalia werden later met geschilderde vijgenbladeren bedekt door Daniele da Volterra. - Raffaelo Sanzio (1583-1520) school van athene, 1510-1511, stanza della segnatura, vaticaan

Rafal werd geboren in Urbino, waar zijn geboortehuis nog steeds te bezoeken is. Van zijn jeugd is weinig bekend anders dan dat hij schilderles kreeg van zijn vader Giovanni Santi, een schilder die al in 1494 overleed. In de periode tussen ongeveer 1500 en 1504 was hij leerling bij Perugino, onder wie hij vermoedelijk aan fresco's werkte in Perugia. Vermoedelijk kreeg het wonderkind Rafal rond die tijd zijn eerste eigen opdracht en maakte hij ook het schilderij De droom van de ridder. In zijn eerste werken is de invloed van Perugino nog zeer duidelijk; Vasari schreef over een bepaald werk van Rafal dat als er geen handtekening op stond, iedereen het voor een Perugino zou houden. Rond 1504 ging Rafal naar Florence, waar hem bleek dat zijn techniek ouderwets en provinciaals was. Hij stond er echter om bekend dat hij zeer snel van anderen leerde en paste zich spoedig aan. Hij werd vooral benvloed door Leonardo da Vinci en in mindere mate door Michelangelo. Waarom Rafal naar Rome vertrok, vermoedelijk in de laatste maanden van 1508, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk was hem ter ore gekomen dat er in het Vaticaan, destijds onder Paus Julius II, priv-vertrekken waren die opnieuw gedecoreerd moesten worden. In 1509 kreeg hij de opdracht voor n ervan, de Stanza della Segnatura. Hij schilderde hierbij over werk van onder meer Perugino heen. Al heel snel gold hij in het Vaticaan, op Michelangelo na, als de belangrijkste kunstenaar. Hij zou er de rest van zijn korte leven blijven. Hij stierf op zijn zevenendertigste verjaardag in Rome en ligt begraven in het Pantheon aldaar, wat in Itali de grootst mogelijke eer is. Er is geen bewijs dat het gerucht van destijds ondersteunt dat de paus hem tot kardinaal wilde benoemen, maar het toont wel Rafals zeer hoge status aan. Stanza Della Segnatura is een zaal en de bibliotheek van Paus Julius II op de eerste verdieping van de Vaticaanse musea in het Vaticaan, beroemd vanwege de frescoschilderingen van de kunstschilder Rafal Santi. Paus Julius II begon met de decoratie van nieuwe kamers op de verdieping boven de Appartomento Borgia (gedecoreerd door Barnadino Pinturicchio). Hij had een groep van kunstenaars geregeld om ze te decoreren met fresco's. Hij kreeg voorbeelden van de kunstschilder Rafal onder ogen. De Paus was zo onder de indruk dat hij de andere schilders ontsloeg en de reeds gecompleteerde schilderingen liet verwijderen om Rafal volledig de vrije hand te geven. De eerste kamer was origineel bestemd voor de pauselijke bibliotheek, maar werd later de zetel van het kerkelijk tribunaal en krijgt daarom de naam Stanza della Segnatura. De onderwerpen voor deze kamer waren voorgeschreven door de Paus. Ze zijn genspireerd op de neo-platonische doctrine en vormen een cirkel die bedoeld is om de Idee van Waarheid, van Goedheid en van Schoonheid te verheerlijken. De schilderingen zinspelen op de vier takken van de humanistische studie: theologie, filosofie, pozie en rechtswetenschap, die gepersonificeerd worden in medaillons op het plafond. Het tweede fresco in deze kamer heet Scuola d'Atene, de school van Athene of Atheense School genoemd. Het stelt Filosofie en haar rationele zoektocht naar de Waarheid voor, een belangrijk fresco, gemaakt eind 1509. Voor de Scuola d'Atene liet Rafal het oude systeem van allegorische personificaties van abstracte ideen los (behalve voor de medaillons) ten gunste

van scnes waarin historische figuren de onderwerpen voorstellen. Hij arrangeerde een ideale samenkomst van denkers die filosofische debatten voeren, onderwijzen, praten, nadenken, met verdiepte expressies van mentale concentratie. De gelaatstrekken van de figuren op de voorgrond duiden op portretten. De relatie tussen de antieke personen en de personen uit Rafals tijd geven een ongewone concreetheid aan de hele compositie. Links bovenaan staat Socrates en hij betovert zijn publiek met zijn woorden. Zijn woeste uiterlijk lijkt op een satyr of Silenus. In het midden staan Plato en Aristoteles, converserend met elkaar. Een enkel gebaar symboliseert de kern van hun filosofie: Plato wijst naar boven, Aristoteles strekt zijn arm voor hem, met zijn handpalm naar de aarde gericht. Sommige kunsthistorici beweren dat Plato op Leonardo da Vinci lijkt. De figuur op de voorgrond, die op een vierkant blok steen leunt, stelt Heraclitus voor en heeft de trekken van Michelangelo. De man, links, met een witte toga aan die zich met een glimlach omdraait heeft de gelaatstrekken van Francesco Maria van Urbino. Het hoofd van het kind, achter Epicurus, wiens hoofd omkranst is met wijnbladeren, lijkt op de jonge Federigo Gonzaga. Rechts staat Euclides afgebeeld, bukkend om de voorwaarden van een principe te tekenen met kompassen, met de gelaatstrekken van Bramante en iets verder naar achter staan twee jongemannen bij elkaar: Rafal (zwarte hoed) en Sodoma (witte hoed). De man die voor Aristoteles op de trappen ligt, is Diogenes. Het groepje links onderin met een boek en een bord waarop een principe is uitgetekend, zijn Pythagoras en Averros. Manirisme 1525-1600 [hst18] Terwijl tijdens de vroege renaissance en de hoge renaissance het natuurlijke en harmonie nagestreefd werd in de beeldende kunst werd gedurende het manirisme het kunstmatige en disharmonie nagestreefd.Allerlei regels betreffende bijvoorbeeld de weergaven van de mens die gebaseerd waren op de klassieke kunst en de natuur (anatomie) werden losgelaten. In plaats van de klassieke geproportioneerde figuren kwam men tot lange en zeer slanke figuren met relatief kleine hoofden. Ook in de architectuur neemt men afstand van veel regels die er geformuleerd waren om harmonie en het klassieke schoonheidsideaal te bereiken. Inmiddels was alles in de kunst bereikt. Mannen als Michelangelo, Rafael, Titiaan Leonardo hadden alles voortgezet en volbracht wat vroegere generaties waren begonnen. Schoonheid, harmonie en correctheid waren met elkaar verbonden en ze hadden zelfs, zo zei men, de Grieken en Romeinse beelden overtroffen. Alles wat de kunst kon bereiken was reeds bereikt. Jonge, nieuwe kunstenaars probeerde deze mannen zo goed mogelijk na te bootsen. Michelangelo maakte graag naakten in ingewikkelde houdingen, zo deed de jonge kunstenaar. Met vaak belachelijke resultaten aangezien ze zich meer bezig hielden met het nabootsen van zijn werk i.p.v. de geest van zijn werk. Latere critici hebben deze tijd het manirisme genoemd. Gemeenschappelijke factoren in hun werk zijn het lenen van bepaalde poses en technieken van de grote voorbeelden Michelangelo en Rafael, alsook een neiging tot een irrealistische weergave van lichamen, ruimten en perspectief. De zogenaamde 'figura serpentinata' is een goed voorbeeld van beide aspecten, gebaseerd op een beeld van Michelangelo (de steenwerpende David in het Palazzo Vecchio in Florence), maakten kunstenaars veelvuldig gebruik van lichamen in een zeer onnatuurlijk aandoende, gedraaide pose. In de 17e eeuw kreeg de 'maniera' een uitermate negatieve betekenis. De nieuwe barokke kunst, genspireerd door de contrareformatie en het opkomende absolutisme, verdoemde de haar voorgaande stijl als 'gekunsteld' en 'vervreemd van de natuur en eerlijke emoties' Werken naar grote voorbeelden [Dante, Michelangelo etc.] Minder gebruikelijks, iets interessanters scheppen was in deze tijd de uitdaging [364]

Perfecte harmonie niet als enige oplossing. Natuurlijke eenvoud is weliswaar een manier om schoonheid te bereiken, maar voor gecompliceerd aangelegde kunstliefhebbers zijn er ook minder rechte wegen die naar interessante effecten leiden. Te stellen valt dat zij de eerste moderne kunstenaars zijn. Doordat zij opzettelijk naar iets nieuws en onverwachts zochten los van de conventionele natuurlijke schoonheid. Toch niet alle kunstenaars geloofden dat alles wat mogelijk was binnen de kunst reeds bereikt was. Sommigen wilden de grote kunstenaars overtreffen in vindingrijkheid. Zij wilden schilderijen maken volgepropt met diepe betekenis en wijsheid, zo n wijsheid dat ze voor de knapste geleerden voor iedereen duister moesten blijven. Hun kunstwerken leken bijna op beeldraadsels. Anderen wilden weer aandacht trekken door hun werken vooral minder natuurlijk te doen schijnen, minder duidelijk, minder eenvoudig en minder harmonieus. Vertrouwd met volmaaktheid, dus boeit het ons niet meer, moet de beredenatie geweest zijn. Er was natuurlijk een onverstandig element in die bezetenheid van de jonge kunstenaars om de klassieke meesters in de schaduw te stellen. [364] Benvenuto Cellini; zijn kijk op dingen is typisch voor de rusteloze en koortsachtige pogingen van die tijd om iets interessanters en vooral iets minder gebruikelijks te scheppen dan de vorige generaties hadden gewaagd. Andrea Palladio; Kwalificaties: decorum Capritio: het spel. Kunstenaars spelen Fienesia: Woestheid Fuora: Euforie. Heftige emotie Basiria: onderwerp is een beetje bizar. Voorbeelden - Parmigianino, Madonna met de lange hals, 1532 [365]

In het verlangen om de Heilige Maagd een gracieus en elegant voorkomen te verlenen heeft hij haar een zwanenhals gegeven. Hij heeft de verhoudingen van het menselijk lichaam op een vreemdsoortige en grillige manier uitgerekt en verlengd. Lange fijne vingers, lange been van engel, schrale en magere profeet. Niet perongeluk, want om zeker te zijn van het overkomen van dit effect plaatste hij zelfs een vreemd gevormde hoge zuil van ongewone verhoudingen op

de achtergrond. Ook in de compositie toont hij dat hij niet in de conventionele harmonie gelooft. In plaats van zijn figuren in gelijke paren aan beide kanten te plaatsen, propte hij een menigte engelen in een nauwe hoek. Hiermee wilde hij aantonen dat niet de klassieke oplossing van de perfecte harmonie niet de enige is, en dat minder rechte wegen naar interessante effecten leiden. Geheel volgens het ideaal van de figura serpentinata lijkt het alsof de figuren veel te ver doorgedraaid zijn en extreem lange lichaamsdelen hebben. Opdrachtgever: Elena Baiardi, vrouw van Francesco Tagliaferrie van Parma - Jacopo pontormo, visitatie 1528/9

Maria-Visitatie of Maria-Bezoek of Maria-Middelares is een katholieke feestdag die gevierd wordt op 31 mei. Men herdenkt dan het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth, dat beschreven wordt in het Evangelie naar Lucas (1, 39-56). Maria is op het moment van het bezoek zwanger van Jezus en Elisabeth van Johannes de Doper. Elisabeth wordt wanneer zij Maria ziet komen vervuld van de Heilige Geest, het kind springt op in haar schoot en zij zegt tegen Maria: "De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot!" Maria antwoordt met een lofzang op God, het Magnificat. De woorden van Elisabeth zijn opgenomen in het weesgegroet. Op deze feestdag herdenkt men dat Maria "middelares" is, vanwege haar uitstraling naar Elisabeth en het kind dat zij verwacht. Maria-Visitatie viel oorspronkelijk op 2 juli, maar omdat deze dag n de feestdag van de geboortedag van Johannes de Doper (24 juni) viel, heeft men het in 1969 verplaatst naar 31 mei. Op sommige plaatsen wordt het feest echter nog op 2 juli gevierd. - Rosso Fiorentino, kruisafneming 1521

Het historische centrum is een fascinerend voorbeeld van stenen torens, de schitterende Medici Vesting van Giuliano van San Gallo, vele palazzos van edele families, en de omringende stadsmuren getuigen allen van die tijden. Vermeldingswaardig zijn de Gotische kerk van San

Francesco en de Romaanse kathedraal, allebei met hun kenmerkende klokketorens. Andere belangrijke kerken zijn "Servi Di Maria", "Madonna delle Grazie" en "San Rocco" allen versierd met prachtige kunstwerken. De kerk van "San Lorenzo" is de beheerder van een "Deposition" (kruisafname) door Rosso Fiorentino. Kunst als middel tot machtsvertoon - Het Capitool Piazza del Campidoglio - Michelangelo De opdrachtgever, de paus Paulus, wilde op de belangrijkste heuvel van Rome een plein dat stond voor de grootsheid van Rome. [ontstaansgeschiedenis Rome, godencontext, regering]

De Capitolijn (Latijn: Capitolinus, Italiaans: Campidoglio) is de belangrijkste van de zeven heuvels van Rome. De heuvel is ongeveer 50 m hoog, meet circa 200 bij 400 meter en heeft twee toppen; de Capitolium, waar het Capitool was gebouwd, en de Arx waar de Tempel van Juno Moneta stond. Op het Capitool bevond zich het belangrijkste heiligdom van de stad, de Tempel van Jupiter Optimus Maximus, Juno en Minerva. De eerste tempel dateert uit de 6e eeuw v.Chr., brandde drie keer af en werd door Domitianus (81-96) mooier en groter dan ooit tevoren hersteld. De godin Juno waakte in haar tempel op de Arx over de Romeinse rijksmunt onder de bijnaam Moneta (misschien Waarschuwster). Ons woord munt is hiervan afgeleid. Midden op de Capitolijn bevindt zich nu een plein, het Piazza del Campidoglio, te bereiken via een grote trap (Cordonata). Het plein is ontworpen door Michelangelo. Midden op het plein staat een kopie van een ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius te paard. Het echte beeld staat in een van de Capitolijnse musea, die aan het plein grenzen. Verder staat ook het stadhuis van Rome op de heuvel. Vol met symbolen van het Romeinse Rijk - Minerva beeld: wijsheid - 2 riviergoden met attributen: rijkdom en overvloed aan de bevolking - Tiber wolvin met 2 babys [Romulus en Remus] - Nijl de renaissance die terugkijkt op de Klassieken - Beelden op de balustrade: kopien van goden [Pharnasos, Olympos Grieken] - Paus en regering vergelijken met goden. - Castor en Pollux: Komen voor in de Romeinse mythologie. Beschermers van het volk. Midden op het plein staat een ruiterbeeld van Marcus Aurelius [belangrijke keizer], zoals deze op het oorspronkelijke plein vroeger ook stond. Dit beeld werd behouden om haar christelijke context. (symbool van wet en gezag) Michelangelo heeft het plein bewust optisch groter gemaakt door een ovaalvorm aan te brengen in het trapezium. [cirkel in vierkant, optisch groot]

Door het plein bol te maken en de lijnen die hij erin verwerkt heeft, geeft dit ook een vergrotend optisch effect. - St. Pietersplein [ 1675-77]

Michelangelo heeft de koepel en de voorgevel ontworpen. De rest is door Bernini [Barok] ontworpen. Hier werd het tegenovergestelde gedaan. Het plein is erg groot. Bernini probeerde het optisch kleiner doen laten lijken. Dit deed hij door het plein hol te maken. In het midden staat een obelix god Ra [god van het licht] In de bol zijn heiligen van de katholieke kerk verwerkt, de bol symboliseert gespreide armen [moederfunctie] Bernini heeft ook vele beelden gemaakt. Het materiaal dat hij het meest gebruikte was marmer. Bij zijn oude beelden, zoals Aeneas en Anchises, is de invloed van zijn vader nog duidelijk te zien. Bij latere beelden, zoals Apollo en Daphne of Pluto en Proserpina, is te zien hoe Bernini zijn beelden steeds levendiger en realistischer maakt. Vanuit verschillende hoeken zijn vaak verschillende delen van het verhaal te zien. - Kasteel Vaux-le Vicomte [1657]

Vaux-le-Vicomte is een 17e-eeuws kasteel in de gemeente Maincy (departement Seine-etMarne) in Frankrijk, gebouwd in opdracht van Nicolas Fouquet. Het diende als voorbeeld voor het kasteel van Versailles. Minister Fouquet kocht het oude domein in 1641. Vaux-le-Vicomte was een domein met een klein kasteeltje. De minister liet het uitbreiden; in 1656 begonnen de bouwwerken. Hij liet het kasteel verbouwen door de modernste architecten van zijn tijd; dit trio zorgde voor furore in de artistieke wereld. De drie architecten waren: - Louis Le Vau, die de bouwwerken verzorgde - Charles Le Brun, die zorgde voor de binnenhuisdecoratie - Andr le Ntre, die de Franse tuinen ontwierp Qua architectuur is het een klassiek voorbeeld van barokke architectuur uit de 17e eeuw. Het kasteel (dat perfect symmetrisch is) ligt centraal in een grote tuin. Rond het kasteel ligt een grote gracht die met water is gevuld. De tuin wordt gedomineerd door lange lanen en strakke lijnen die zo een krachtig perspectiefbeeld geven. zie; [1] Tevens zijn er ook verscheidene bassins en fonteinen. Naast het kasteel liggen een paar bijgebouwen, waar het personeel verbleef en de mogelijkheid was om koetsen en paarden te vestigen. Het interieur doet erg Italiaans aan, en heeft verscheidene appartementen. Het kasteel is bemeubeld met een fraaie collectie 17e-eeuwse kunstobjecten .

Lang heeft Fouquet echter niet van zijn paleis kunnen genieten. Op 17 augustus 1661 gaf Fouquet een groot bal ter ere van de koning. Koning Lodewijk XIV en de koningin-moeder waren samen met minister Jean-Baptiste Colbert te gast op het kasteel. Wat niemand wist was dat de geschiedenis al geschreven was. 's Avonds liet de vorst zijn minister arresteren. Met deze symbolische daad bevestigde de koning zijn macht; Fouquet verdween in de gevangenis en zijn echtgenote werd verbannen. - Versailles, tuingevel door Le Vau en Hardouin-Mansart [1669-1685]

De eerste tuinen waren ontworpen door Boyceau en Menours tijdens Lodewijk XIII' s koningsschap. Andre le Notre had tussen 1661 en 1668 de tuinen van Versailles vorm gegeven. Hij laat zich daarbij inspireren door Italiaanse voorbeelden, m.n. door de Vaticaanse tuinen van het Belvedere, vormgegeven door Bramante. Hij beschikte over veel arbeiders en water en maakte daar dankbaar gebruik van voor het aanleggen van de vele grootse waterpartijen.Eveneens breidt hij de tuinen verder uit. Andre Le Notre werd opgevolgd door vele andere tuinarchitecten, waaronder Jules Hardouin -Mansart. Deze voert zowel enkele ideen uit van zijn beroemde voorganger uit, als wijzigingen aan in diens al gerealiseerde projecten. De ontwikkeling van de tuin onder Mansart kenmerken zich door een strenger gebruik van geometrische vormen en patronen. De bekendste tuinarchitect van Versaille is echter Le Notre. Zijn ontwerpen werden in geheel Europa nagevolgd. Desalniettemin zijn de tuinen een product van meerdere generaties tuinarchitecten. Terwijl de tuinen uit de zeventiende eeuw hun stempel drukten op soortgelijke projecten in geheel Europa, was er eind de achttiende eeuw vooral sprake van navolging van de toen in de mode zijnde engelse tuinen. Deze kenmerken zich door een natuurlijker uiterlijk. De symmetrie van het paleis is in de tuin terug te vinden. De helling waarop Versaille gebouwd is werd omgevormd tot meerdere terrassen. De terrassen dragen bij aan een geleidelijke overgang tussen architectuur en natuur. Loodrecht op de vleugels van het paleis valt een soort van spiegelas waar te nemen. Aan de voorzijde loopt deze over het midden van het cour de Marble en de daarvoor liggende pleinen. Deze beheerst zowel het paleis als het park. Op de foto zie je een deel van deze as die gemarkeerd wordt door o.a. de Latona fontein op de voorgrond , het Appollo bassin, en het grand Canal. Op het Grand Canal werden bootfeesten gehouden. Hiervoor was een schip aanwezig en er waren ook gondels. De tuinen vormden een passende achtergrond voor het openbare optreden van de koning. Er vonden o.a. grootse feesten en theatervoorstellingen plaats. In de tuin staan vele beelden opgesteld. Vele zijn afkomstig uit de regeringsperiode van Lodewijk XIV. Ze maken deel uit van de koninklijke propaganda waarin Lodewijk XIV werd gerelateerd aan Apollo. Vandaar ook zijn bijnaam de zonnekoning. Over een toekomstige zonnekoning heeft Vergilius al geschreven in zijn boek 'Bucolica'. Onder zijn bewind zou er een Gouden Tijdperk aanbreken. Men heeft dit aspect van dit boek uit de oudheid later wel geinterpreteerd als een profetie op de komst van Christus. Hierbij komt dat Apollo de aanvoerder was van de muzen. Zij bevorderen de wetenschap en de kunsten. Dit alles verklaart waarom de mythe van de zonnekoning zo geschikt werd gevonden voor Lodewijk XIV . Le Notre is een van diegene die verantwoordelijk is voor het weergeven van dergelijke ideen in het paleispark Le Notre weet een originele tuin te creren die weer een voorbeeld functie heeft voor vele andere tuinen in Europa, o.a. het Loo.

Versailles bevat dezelfde symbolen als het door Michelangelo ontworpen Capitoolplein in Rome, maar de inhoud van de symbolen verdwijnen compleet wanneer zij horen bij een bepaald

land met een bepaalde geschiedenis en klakkeloos overgenomen wordt door een ander land/ koning. De betekenis valt weg. Geen samenhang meer. Het enige wat overblijft, is de pompeusheid, de glorieusheid. Lodewijk X1V wilde snelheid. Tussen Renaissance en reformatie was er een verband: dezelfde kritische houding tegenover de bedenkelijke toestanden in de kerk, en dezelfde aandacht voor de bronnen van de Bijbel. Al voor de Renaissance waren er van tijd tot tijd critici van de levensstijl van veel prelaten van de kerk. Maar toen kregen deze weinig gehoor of was het zelfs levensgevaarlijk om dit al te luid te verkondigen. In de loop van de 13de - 15 de eeuw kwamen er echter steeds meer van deze dissidenten en ze kregen ook steeds meer een luisterend oor van de opkomende nieuwe intellectuelen. Deze gingen terug naar de bronnen van het evangelie en zagen dat er toch veel van de dagelijkse kerkelijke praktijk niet in overeenstemming was met de voorschriften en leefregels die in de evangelin en brieven der apostelen beschreven stonden. Toen kon een grote discussie niet lang meer uitblijven. De reformatie zou beginnen. Reformatie begin 16e eeuw Katholicisme vs. Protestantisme Karel V [Spanje] vs. Luther Luther kwam in opstand tegen de macht en rijkdom van het Katholieke geloof. Terug naar de basis van het geloof. In Nederland kenden we Calvijn [calvinisme] die zich inzette voor het protestante geloof. Op de reformatie volgde de contrareformatie, een beweging van de katholieken om hun geloofsvorm weer aan te scherpen. De Spaanse inquisitie trad op als kerkelijke rechtbank. Veel protestanten vluchten naar het noorden. In het noorden een geloofsgemeenschap die terug ging naar de basis, protestantisme, dit is ook in hun kunst zichtbaar. De Barok in het noorden is van sobere aard. Met veel gebruik van clair obscure. - Barok 1600-1750 [hst. 19] Kunst bediscuseren in deze tijd was eigenlijk iets nieuws. Barok betekent eigenlijk absurd of grotesk. Barok geeft gevoel en emotie weer, meer dan de renaissance, daar waar het meer om de uitleg an sich ging. De Barok kent twee vormen. De Sobere en uitbundige barok. De sobere heerste in het noorden en de uitbundige in het zuiden. Dit had te maken met de vorm van het christelijke geloof zoals deze in het noorden/ zuiden heerste [zie reformatie]. In de loop van de tijd ontdekken ook veel heersers het effect van de dramatische barok; zo wordt de stijl benut door het Vaticaan en ingeschakeld in de contrareformatie. Door veel pracht en praal te gebruiken in de bouwstijl van de kerken proberen de katholieken, mensen te imponeren en zo terug te krijgen. De Spanjaarden exporteerden deze stijl naar de nieuwe wereld waar hij gretig onthaald werd om mensen te bekeren. Met vondsten daar kleden de Spanjaarden hun kerken aan, een fraai voorbeeld is het Escorial. In Frankrijk wordt de barok aan het Franse hof gebruikt. Lodewijk XIV maakt dankbaar gebruik van deze stijl, die hij leerde kennen dankzij Kardinaal de Mazarin, om zijn absolutistische ideen kracht bij te zetten. Hij laat het paleis van Versailles bouwen.

De barok werd dus vooral gebruikt om het publiek te imponeren en ze nietig te doen voelen bij het betreden van het kasteel. In de schilderkunst: extreem realisme, dramatische effecten; sterke licht/donker contrasten (clair-obscur); veel emotie (op gezichten); veel vaart en beweging en druk/krinkelende figuren, berekende dieptebewerking, diagonalen. Natuur zien en waarnemen, nieuwe harmonien wan kleuren en licht ontdekken was de wezenlijke taak van de schilder geworden. De bouwkunst uit de barokperiode wordt gekenmerkt door het gebruik van dieptewerking met perspectieven en door veelvuldig gebruik van ovalen. Verder: rijk en weelderig materiaalgebruik; symmetrie; ingewikkelde patronen; veelvuldig gebruik van versieringen [ornamenten]; gebruik van concaaf en convex. Nieuw in deze tijd: Optisch effect (ruimtelijke vormen) Plattegrond van kerken werden anders, namelijk minder strak. Bogen. Meer beweging. Beleving/gevoel (barok) vs. Strakker/helder (renaissance) Protestanten [NL]: zij leefden spaarzaam, werkten hard, waren godvruchtig en hielden niet van overdadige pracht zoals men in het zuiden deed [Katholieken]. Ingetogenheid in de kunst werd gewaardeerd. Wanneer je kunst in de smaak viel kon je rekenen op een redelijk inkomen [NL-ers waren behoorlijk rijk en gaven flink geld uit aan kunst] Kunstenaars begonnen zich in deze tijd ook te specialiseren [in het maken van portretten, stillevens, historiestukken, landschappen, in de populaire onderwerpen]. Zo kon je als niet genie zijnde een behoorlijk loon verdienen met schilderen. Voorbeelden - Frans Hals (Antwerpen, ca. 1583 - Haarlem, augustus 1666) Frans is een Nederlands schilder van portretten. Hij werkte voornamelijk in Haarlem, waar ook het Frans Hals Museum is gevestigd. Hij geldt als een van de belangrijkste schilders van de Gouden Eeuw en de Barok. Hij behoort ook tot de Oude Hollandse Meesters. Zijn wereldwijde faam dankt hij vooral aan de levendige en kleurrijke schuttersstukken in het Frans Hals Museum, en aan de daar ook aanwezige groepportretten van regenten en regentessen. Verder geniet hij bekendheid door zijn sprekende portretten van volksfiguren, kinderen en allerlei andere tijdgenoten. Frans Hals was waarschijnlijk een leerling van Carel van Mander. Zijn werken worden gekenmerkt door een grote levendigheid. - Rembrandt van Rijn 1606/7-1669 Rembrandt Harmenszoon van Rijn (Leiden, 15 juli) was een Nederlands kunstschilder. Rembrandt wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste van de Nederlandse Oude Hollandse meesters van de 17e eeuw. Ook zijn vele etsen en tekeningen zijn beroemd. Hij beschouwde zichzelf als een historie- en portretschilder. Hij maakte opvallend veel zelfportretten, in alle fasen van zijn leven. Zijn bijdrage aan de kunst viel in een periode die geschiedkundigen de (Nederlandse) Gouden Eeuw noemen, een tijdperk (ruwweg samenvallend met de 17e eeuw) waarin de Nederlandse cultuur, wetenschap, handel, wereldmacht en politieke invloed op hun hoogtepunt waren. Rembrandt vervaardigde in totaal ongeveer 300 schilderijen, 300 etsen en 2000 tekeningen. Van zijn zelfportretten zijn er bijna 100 uitgevoerd als schilderijen, zo'n 20 als etsen. Al deze

portretten samen geven een opmerkelijk scherp beeld van de man, van hoe hij er uit zag, maar belangrijker: van wat hij voelde. De rimpels die tegenspoed en zorgen in zijn gelaat groefden, spreken op latere schilderijen voor zich. Zijn opmerkelijke beheersing van het spel met licht en donker, waarbij hij vaak scherpe contrasten (clair-obscur) neerzette, om zo de toeschouwer in het schilderij binnen te leiden, leidde tot levendige scnes vol dramatiek en geheel zonder de strakke formaliteit die andere kunstenaars in die tijd vaak hanteerden. Zijn zichtbare betrokkenheid en compassie voor de medemens, ongeacht rijkdom, leeftijd of afkomst, dit zijn kenmerken die maken dat Rembrandt overal ter wereld begrepen en gewaardeerd wordt. Zijn naaste familie: zijn moeder, Saskia van Uylenburgh, zijn vrouw, zoon Titus van Rijn, en zijn matresse Hendrickje Stoffels zijn vaak nadrukkelijk in zijn schilderijen aanwezig. Zij fungeerden naar alle waarschijnlijkheid vaak als model voor bijbelse of historische figuren. Door zijn vrije en trefzekere techniek kon Rembrandt zich veroorloven om met de kwast een ruwe opzet van het schilderij op te zetten. De meeste andere schilders maakten eerst een ondertekening in houtskool. Bovendien maakte Rembrandt, meer dan zijn tijdgenoten, gebruik van een dikke onderschildering. De witte onderschilderingen zijn vervolgens met verdunde verf overgeschilderd, waardoor rijke kleuren zijn ontstaan. Ten slotte gebruikte Rembrandt de dry brush techniek: de bijna droge verf bleef niet overal zitten en geeft een willekeurige, spikkelachtige structuur. - De roeping van St. Mattheus, caravaggio Nooit eerder is een religieus thema zo doortrokken van het gewone alledaagse leven. Mattheus is door Caravaggio weergegeven terwijl hij zijn werkzaamheden als belastinggaarder (tollenaar) voor de Romeinen uitvoert. Hij zit met enkele gewapende mannen, waarschijnlijk zijn agenten, in de kroeg. Hij wijst vragend op zichzelf terwijl hij aan de rechterkant benaderd wordt door Christus en Petrus. Christus is voorzien van een onopvallende aureool, het enige bovennatuurlijke element in dit schilderij.

De blootsvoetse en armoedige geklede Christus en Petrus vormen een groot contrast met het gezelschap rond de tafel. De kloof tussen de twee groepen wordt overbrugd door de hand die Christus uitsteekt naar Mattheus. Dit element lijkt ontleend aan Michelangelos Schepping van Adam. Petrus herhaalt het gebaar van Christus terwijl Mattheus naar zichzelf wijst. Dit schilderij is het eerste werk waarin alle kenmerken van Caravaggios volwassen stijl gebundeld zijn; het ver doorgevoerde realisme, de niet gedealiseerde personen, het felle slaglicht tegen een donkere achtergrond en de suggestieve aanwezigheid van God in het naturalistische licht. Garavaggio [392] wordt gezien als de belangrijkste Italiaanse schilder van de vroege barok. Caravaggio heeft religieuze themas op bijzonder realistische wijze uitgebeeld. Zijn stijl toont overeenkomsten met realistische tendensen uit het Noord-Itali van de zestiende eeuw. Zijn

werk is echter zo vernieuwend dat het niet in deze traditie geplaatst kan worden. Caravaggio voert het realisme veel verder door en brengt zelfs het lelijke in beeld. In de sacrale voorstellingen van Caravaggio zijn de gebruikelijke sterk gedealiseerde figuren achterwege gelaten. Zijn figuren ogen zelfs vaak wat volks. Veel tijdgenoten, vooral gewone mensen, hebben daar aanstoot aan genomen. De keuze voor alledaagse mensen en het ver doorgevoerde realisme worden wel beschouwd als een visuele uiting van de overtuiging terug te moeten keren tot de oorspronkelijke christelijke eenvoud. Deze mening leeft onder zijn verlichte tijdgenoten. Het werk van Caravaggio is bezield door een karakteristieke lichtbehandeling. Een dramatisch licht/donker contrast is een in het oog springende stijlkenmerk van haast al zijn schilderijen. Meestal is dit contrast veroorzaakt door een diepe duisternis waartegen door een schel, hard slaglicht belichte zaken en figuren afsteken [eerlijk effect]. De kunstenaar is ook in staat om door zijn lichtgebruik op een realistische wijze de aanwezigheid van god en goddelijke genade aanschouwelijk te maken. De donkere partijen vormen een beeldend en inhoudelijk contrast met het bezielde licht. Carravaggios grensverleggende oeuvre is in een vrij korte tijd tot stand gekomen. Vanaf 1584 genoot Caravaggio een klassieke schildersopleiding bij Simone Peterzano in Bergamo. Deze schilder beroept zich erop een leerling van Titiaan te zijn. Rond 1591 vertrekt Caravaggio naar Rome. Het grootste deel van zijn kunstenaarscarrire verblijft hij in deze stad waar hij zijn belangrijkste werken schildert. Rond 1593 treedt hij toe in het atelier van Cavalier dArpino. Daar specialiseert hij zich in het schilderen van guirlandes met fruit en stillevens, een genre met weinig aanzien. Vanaf 1595 geniet hij ruim vijf jaar van de gastvrijheid van kardinaal Del Monte. In overeenkomst met de belangstelling van deze kardinaal schildert hij in die periode enkele werken waarin muziek een rol speelde. Tussen 1599 en 1602 heeft Caravaggio enkele grote doeken geschilderd voor de kerk van S. Luigi dei Francesi in Rome. Daartoe behoort De roeping van St. Mattheus. Dit schilderij is het eerste werk in de voor hem karakteristieke stijl. De twee schilderingen die hij vervaardigt voor de Cerasi- kapel vormen eveneens hoogtepunten in zijn oeuvre. Beide werken, De bekering van Saulus en De kruisiging van Petrus, hangen nog steeds op hun oorspronkelijke plek in de S. Maria del Popolo. Op 28 mei 1606 doodt Caravaggio een tegenstander tijdens een pluimbalspel. Hij ontvlucht Rome en brengt zijn resterende tijd door in Napels, Malta, Messina en Palermo. Deze heftige periode eindigt met zijn dood aan de kust van Porto Ercole. Na Caravaggios dood ontwikkelt Rome zich tot het centrum van het caravaggisme. Caravaggisten zijn schilders die zich de stijlkenmerken toe-eigenen van Caravaggio, vooral zijn lichtgebruik. Schilders uit heel Europa zijn naar Rome gekomen om zich in deze richting te bekwamen. Vaak verspreiden zij deze stijl in hun plaats of land van oorsprong. Hun invloed is heel groot geweest in Spanje, Frankrijk en de Nederlanden. Relatief veel Nederlandse navolgers hebben een atelier in Utrecht geleid. Hiertoe behoorden D. v. Baburen, H. ter Brugghen, G. v. Honthorst en J. v. Bijlert. Eveneens had het oeuvre van Caravaggio, op indirecte wijze, een grote invloed uitgeoefend op Rembrandt. [Ook Giotto en Durer keken met geheel eigen ogen naar de heilige gebeurtenissen voor een eigen weergave hiervan] -Caravaggio, Etensmaal te Emmauss, national gallery, London.

De schilderstijl van Caravaggio behoort tot de Barok. Hij is de geschiedenis ingegaan als kunstschilder van het clair-obscur, het dramatische lichtdonker contrast, dat zijn figuren in theatrale lichtbundels laat opdoemen tegen een duistere achtergrond. Wie echter zijn werk vergelijkt met dat van sommige van zijn tijdgenoten, zoals Annibale Carracci (1560-1609), merkt dat Caravaggio duidelijk de meerdere is. Bij hem wordt de pathetiek geloofwaardig gemaakt door een hoge graad aan realisme. Caravaggio had een enorme invloed op de kunstenaarsgeneratie na hem in heel Europa. Men spreekt in dit verband dan ook van het caravaggisme. Zijn eerste navolgelingen in Itali waren Orazio Gentileschi en Bartolommeo Manfredi. Zij hielpen mee de nieuwe schilderstijl te verbreiden. Rembrandt van Rijn is in de techniek van clair-obscur een bijzonder succesvol navolgeling geweest. Rembrandt kwam met de werken van Caravaggio in aanraking door de Utrechtse Caravaggisten: Gerard van Honthorst, Hendrik ter Brugghen en Dirck van Baburen, die in Rome de kunst van Caravaggio hadden leren kennen. Kortom, Caravaggio was een man met manieren en eigenschappen. En (soms onbewust) invloedrijke technieken. Een zuiderlijke Barok schilder met een hoge graad aan realisme in zijn werk. Caravaggio's korte leven was een aaneenschakeling van schandalen. Caravaggio was een heethoofd met neiging tot zelfdestructie en hij kwam in Rome voortdurend in aanvaring met justitie. Hij is de geschiedenis ingegaan als kunstschilder van het clair-obscur, het dramatische licht-donker contrast, dat zijn figuren in theatrale lichtbundels laat opdoemen tegen een duistere achtergrond. -Hendrik terbrugghen, de roeping van Mattheus 1621. Hendrick ter Brugghen moet in Itali niet alleen de invloed van Caravaggio hebben ondergaan. Van diens navolger Orazio Gentileschi lijkt hij een iets koeler palet en een minder dramatische lichtbehandeling overgenomen te hebben. -Frans Hals, Portret van een man die een schedel vast houd. Portret onbekende man met schedel, sjiek geklede man, maar tegelijk sobere calvinist. Schedel:momento mortita: gedenk de doden Vanitas: ijdelheid is vergankelijk uit stof bent gij geboren en als stof zult gij eindigen. De werken van Frans Hals behoren tot de Barok en het Caravaggisme. Frans Hals is tot de klassiekers van de Hollandse schilderkunst gaan behoren en is n van de Oude Hollandse Meesters. Frans Hals koos ervoor om een schilderij niet glad af te werken, zoals ongeveer al zijn tijdgenoten dat nog deden, maar probeerde het leven er in te houden. Aangezien leven te herkennen is aan beweging, zorgde hij ervoor dat de beschouwer van zijn werk de indruk krijgt dat de persoon op het portret in beweging is.

-Jan Steens toneel van de wereld In calvinistische ogen verdiende die welvaart de kanttekening dat aardse geneugten tijdelijk zijn. In veel Nederlandse schilderijen komen toespelingen voor. Druiven en wijnranken verwijzen vaak naar Christus; een geschilde citroen waarschuwt voor bedrog; een stilleven van fruit met vliegen duidt op de vergankelijkheid van het leven. Oesters evenals de artisjok lange tijd gezien als een afrodisiacum zijn geen zinnebeeld van wellust. Op de afbeelding van Jan Steen uit circa 1665. Centraal motief zijn de lustopwekkende oesters en een oude man die probeert een jong meisje te verleiden. Naast de jongen op zolder linksboven ligt een doodskop, symbool van de vergankelijkheid. Het dagelijks leven was Jan Steens belangrijkste onderwerp. Veel van de taferelen waren levendig, zelfs chaotisch en wellustig. Dergelijke taferelen waren zo kenmerkend dat een huishouden van Jan Steen een veelgebruikt Nederlands gezegde is geworden. Subtiele hints en vele symbolen in zijn schilderijen maken aannemelijk dat Jan Steen de kijker niet zozeer wilde uitnodigen om het getoonde na te bootsen, als wel wilde vermanen. Veel van Steens schilderijen refereren aan oude Nederlands spreekwoorden of literatuur. Familie van de schilder fungeerde vaak als model. Jan Steen schilderde veel zelfportretten. Deze doeken geven geen blijk van al te veel ijdelheid. Op de taferelen zie je geregeld een klein hondje opduiken, het betreft hier een oud Nederlands hondenras: het kooikerhondje. Steen heeft zich met veel thema's ingelaten: hij schilderde historische, mythologische en religieuze scnes, portretten, stillevens en natuurtaferelen. Zijn afbeeldingen van kinderen worden geroemd, evenals zijn beheersing van licht en aandacht voor detail, met name in textiel. Jan Steen maakte zo'n 800 schilderijen.

Zelfportret als luitspeler Ook de tijdgenoten van Jan Steen waardeerden zijn werk, met als gevolg dat hij redelijk goed betaald kreeg. Hij had geen studenten, maar zijn werk zou een bron van inspiratie worden voor veel collega's. -Gerard ter Borch de galante krijgsman (gemaakt in zwolle).

Op Terborchs 'Galante krijgsman' maakt niet alleen het geld dat de militair in zijn open handpalm houdt ons attent op de erotisch geladen situatie, ook de vruchten in de schaal op tafel

lijken in deze richting te wijzen. Vruchten en liefde vormden een welbekende combinatie in de 17de eeuw, waarbij men aan liefde op uiteenlopende niveaus dient te denken. Rubens [399], op 23 jarige leeftijd ging hij naar Rome. In Nederland kende men belangstelling voor het zo verschillende oppervlak van de dingen. Een zo getrouw mogelijke weergave van alles wat het oog kon waarnemen. Ze bekommerden zich niet om het schoonheidsstandaard wat hun Italiaanse collegas nastreefden. Caravaggio en Carracci ook niet. Rubens had veel respect voor hen. Op 31 jarige leeftijd kwam hij terug. Hij had Italiaanse voorliefde voor grote doeken meegebracht en dat viel in de smaak. Meer beweging, licht en ruimte creatie. Rubens had een magische kracht om alles leven te geven. Rubens schilderde tussen 1621 en 1625 24 schilderijen voor het Palais du Luxembourg, zijn grootste opdracht ooit, die de levensloop van de Koningin Maria de Medici historischallegorisch uitbeelden. Het paleis werd gebouwd in opdracht van Maria de' Medici. Na de dood van Hendrik IV wilde zijn weduwe Maria de' Medici niet meer op het Louvre wonen. Maria besloot om een eigen paleis te laten bouwen dat ging lijken op het Palazzo Pitti in Florence waar ze vandaan kwam en haar kinderjaren had door gebracht. In 1612 kocht Maria het herenhuis van hertog Frans van Luxemburg en verschillende gebouwen erom heen. In 1615 nam haar architect Salomon de Brosse de bouw ter hand. in 1621 kreeg Peter Paul Rubens de opdracht om 24 grote, allegorische schilderijen te maken met als onderwerp het leven van de koningin. De doeken hangen tegenwoordig in de Galerie Mdicis in het Louvre. Een allegorie betekent in de beeldende kunst een voorstelling waarin twee of meer personificaties en/of meerdere personen of figuren zijn verwerkt die met elkaar in interactie kunnen zijn. Verlichting 17e eeuw De verlichting als beweging tegen het dogmatische autoriteitsgeloof. Het belangrijkste principe van de aanhangers van de verlichting was dat men de waarheid omtrent bepaalde zaken kon vinden met behulp van de ratio (de rede, het verstand), in plaats van wat bijvoorbeeld kerkelijke autoriteiten zeiden zonder meer voor waar aan te nemen. Waardoor de verlichting precies ontstond, is moeilijk aan te geven, maar duidelijk is dat zowel de renaissance als de reformatie er invloed op hebben gehad. Een andere belangrijke invloed ging uit van het ontdekken van de wereld door de Europeanen en het contact met andere volken. Aan het einde van de 17e eeuw werd men overspoeld door reisboeken en -verslagen. Waar men voorheen de blanke en christelijke mens als superieur zag, bleek nu dat sommige andersgelovende en heidense volken, zoals bijvoorbeeld de Chinezen, er ook hoogstaande principes op na konden houden en ook waardevolle culturen konden hebben. Dit soort beschrijvingen vormde al snel (impliciete) kritiek op de Europese maatschappijen. Een ander punt was de geschiedschrijving. Vr de verlichting golden de klassieken, bijvoorbeeld Tacitus, als betrouwbare bron, maar onder meer de volgelingen van Ren Descartes wezen erop dat deze vaak strijdig waren met bijvoorbeeld archeologische vondsten en Egyptische bronnen. Montesquieu en Voltaire vernieuwden de geschiedschrijving grondig. Ineens werden ook geloofsovertuigingen in twijfel getrokken, en bezien als een vervalsing dat er op uit was het volk te misleiden. Dit soort gedachten was revolutionair. Gedachten- en geloofsvrijheid waren belangrijke eisen van de aanhangers van de verlichting, die op dit punt sterk benvloed werden door John Lockes werk Brieven over de

Verdraagzaamheid uit 1689. Het verstand en de vrijheid zouden de mensheid eindelijk kunnen verlossen van onderdrukking en armoede, stelden ze. De verlichting speelde zich vooral af in de hogere kringen. Veel aristocraten interesseerden zich voor de beweging en traden op als beschermheren en -vrouwen van hen die in juridische of financile moeilijkheden raakten. Deze beweging was controversieel en is gedeeltelijk ongedaan gemaakt door Napoleons codificaties van het toen geldende recht, de Code Napolon. In het kort: mede door de verlichting begonnen mensen meer zelf na te denken, werd het individu belangrijker en maakte geloof voor het eerst plaats voor wetenschap. Iets wat in principe in de tijd van de Grieken al plaatsvond filosofie. Maar verviel. Langzamerhand drong het besef door dat men de kennis uit de Oudheid waar men zo bewonderend naar opkeek aan het voorbijstreven was. Dit stimuleerde flink het zelfvertrouwen en zelfbewustzijn van de onderzoekers en men ging enthousiast steeds meer de altijd zo vast geloofde 'waarheden' van de autoriteiten uit de antieke cultuur in twijfel trekken en toetsen op waarheid. En zo groeide eind 16e, begin 17e eeuw het besef bij wetenschappers dat niet contemplatie op de historische grootheden van het vakgebied, maar eigen observatie en experiment de sleutel was tot kennis. De moderne wetenschap was geboren. 17e eeuw De Gouden Eeuw In Nederland zaten veel protestanten [waren gevlucht uit het zuiden] In Nederland, tolerantie, mocht je ook katholiek zijn [zaten vooral in het zuiden van Nederland]. In Nederland kenden we een economische opbloei. Dit had o.a. te maken met de VOC die een handels monopolie met Azi had, die populaire specerijen meebracht naar Nederland wat veel geld opleverde. De bloeiende handel maakte dat ook de middenstand rijk werd. Deze voorspoed leidde tot meer aandacht voor [beeldende] kunsten, literatuur en wetenschappen. Sociale klasse had in Nederland, anders dan in andere landen, te maken met je inkomen, niet met je afkomst. Zoals reeds eerder vermeld was de clientle van de Nederlandse kunstenaar zeer verschillende van die van hun buitenlandse collega's. Dit had invloed op de onderwerpen die men hier koos en de stijl van schilderen. Nog een verschil met het buitenland was dat veel doeken niet in opdracht vervaardigd werden, maar via veilingen en kunsthandelaren afgezet werden. Deze aanpak werkte specialisatie in de hand, waardoor de net niet briljante schilders zich op een thema van eigen keuze kon toeleggen en in dat genre toch konden excelleren. Populaire genres waren: - historiestukken - portretten (zowel individuele als groepsportretten) - landschappen en stadsgezichten - stillevens - alledaagse taferelen (men noemt deze ook wel genrestukken) oude spreekwoorden en gezegden, met moralistische boodschap. Mengvormen van deze categorien kwamen ook voor. Ook werden vaak allegorische voorstellingen afgebeeld, voorstellingen dus waarin objecten met een symbolische betekenis aan het hoofdonderwerp worden toegevoegd. Zo kon een stilleven bijvoorbeeld een schedel, een zandloper en een uitgedoofde kaars bevatten, elk een symbool van sterfelijkheid. Seizoenen werden vaak uitgebeeld door een menselijke activiteit af te beelden die typerend was voor die

tijd van het jaar: schaatsen, zaaien, oogsten, etc. Afbeeldingen hadden ook vaak onder de oppervlakte een moralistische lading. - Rococo 1720 - 1775 Kenmerkend voor het rococo is de genoemde asymmetrie, de nadruk op elegantie en het lieflijke en luchtige karakter. Het kleurgebruik typeert zich door de zachte tinten, met veel gebruik van pastel. Met betrekking tot de decoratie zet de beweging van de barok zich in het rococo voort, maar ze fragmenteert zich en wordt op kleinere schaal uitgedrukt. Monumentaliteit wordt vervangen door lossere vormen, vrolijkheid en frivoliteit; de onderwerpen worden minder ernstig. Dit valt samen met het minder streng worden van de sociale en morele codes in de samenleving. Het dilemma van de 18e eeuw was van politieke, filosofische en artistieke aard. Men concentreerde zich vooral op het definiren van de term "Natuur". Het rococo was een natuurlijke reactie tegen het formalisme maar tegelijk leek het artificieel en onnatuurlijk. Er waren duidelijk gewelddadige botsingen tussen tegengestelde krachten: op politiek vlak tussen autocratie en vrijheid; op artistiek vlak tussen rococo en neoclassicisme of tussen de "anciens" en de "modernes". Eigenlijk waren dit allemaal benamingen voor het basisconflict tussen het bewuste en het onbewuste. De rationele structuren, optimisme en geloof staan op het punt in flarden te worden geschoten. Goya vormt daarbij de brug tussen rococo en revolutie. Hoewel hij zijn geloof in de rede behield, licht hij al een tipje van de sluier op met zijn schets "De slaap van de rede brengt monsters voort". Symboliek Voorwerpen voor een abstract begrip. - Schedel: vergankelijkheid [soms met de schaduw van een persoon erachter] - Urn: dood - Open doek/ gordijn: als toneelvoorstelling - Bellen blazen: de mens als zeepbel [mooi, maar het kan allemaal zo weg zijn] Boodschap: dus leef goed [wil je in de hemel komen] - Aap: onbeschaamdheid, onkuisheid. Het lijkt op een mens, maar blijft een beest. - Het kammen van haar: ijdelheid, zuiveren van de ziel - Knoflook: zuivert [houdt de duivel buiten] - Papegaai: napraten/ opvoeding - Oesters klaarmaken: aphrodisiatrum, potentie, sekslustig - Eierschalen open gebroken: potentie - Dicht: maagdelijkheid [net als onaangetast fruit - vruchtbaarheid] - Glas bij de voet i.p.v. bij het steeltje vasthouden: sekslustig - Hond: trouw - Vrouwen in het zwart: kunnen koppelaarsters/ hoerenmadame zijn - Kooi: vogeltje is gevlogen, vogelen = seks - Muziek is respectvol, het hoogste goed. Natuurverfraaiing, idealisering, in overeenstemming met de maatstaf die de klassieke beeldhouwkunst had aangegeven [in tegenstelling tot klassieke kunst die aan geen enkel programma was gebonden].

Annibale Carracci [391] Reni [394] .. Neoclassicisme - einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw Neoclassicisme is een stroming in de kunst waarbinnen opnieuw de vermeende puurheid van de klassieken werd nagestreefd. Het gaat om kunst die tussen het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw werd gemaakt. Waar de grens tussen classicisme en neoclassicisme ligt, is niet altijd even duidelijk. In verschillende landen bestaan er verschillende tradities rondom deze naamgeving. Met neoclassicisme omschrijft men het werk van laat-18e en 19e eeuwse kunstenaars als Jean Auguste Dominique Ingres en Jacques Louis David in Frankrijk. Het classicisme wordt dan toegewezen aan kunstenaars als Nicolas Poussin en Claude Lorrain in de eeuw ervoor. In de betiteling neoclassicisme klinkt soms ook een waardeoordeel door: kunststijlen die de traditie van de renaissance-kunstenaars en de klassieke Griekse en Romeinse kunst op respectabele wijze voortzetten, worden vaak classicistisch genoemd, terwijl hun eclectische navolgers neoclassicistisch heten. De neoklassieke stroming kwam op na een tweetal belangrijke archeologische vondsten die de belangstelling voor de oudheid aanwakkerden: de vondst van Pompeii (1748) en die van de steen van Rosetta (1799) en de ontcijfering ervan door Champollion (1822). Het werk van de tekenaars en wetenschappers die Napoleon Bonaparte met zich mee had gebracht naar Egypte, sprak tot de verbeelding van hun tijdgenoten thuis. Romantiek - einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw De romantiek was een stroming in de Westerse cultuur die zich aan het sterk deed gelden in de kunst en het intellectuele leven. In de romantiek werd, in reactie op de Verlichting, de subjectieve ervaring als uitgangspunt genomen. Hierdoor kwamen introspectie, intutie, emotie, spontaniteit en verbeelding centraal te staan. De naam romantiek is ontleend aan de middeleeuwse romances - verhalen waarin feilbare mensen de droom van volmaaktheid najagen. Modernisme: losmaking van traditie De mens bepaalt hoe de wereld er uitzicht. Alles wordt naar eigen hand gezet. De kritiek: optimisme over de mogelijkheden van de mens blijkt niet terecht, rede heeft niet het heil gebracht die men verwachtte. Milieu achteruit als gevolg van technologie. Er is toename van geweld, allerlei vormen van gemeenschap en geborgenheid verdwijnen. De wereld kan zichzelf vele malen vernietigen door het wapenarsenaal; er is werkeloosheid en eenzaamheid. Er zijn onbeheersbare ziektes. En de mens zelf is eigenlijk niet meer dan een biologisch toevalsproduct, inclusief zijn veel geroemde verstand. Het vervolg: Postmodernisme: losmaking van de bewering de kennis en waarheid te hebben ratio boven alles. De ondergang van het denken. Anything Goes Volgens een postmoderne visie is de samenleving ingedeeld in drie grote stromingen die een nadelig effect hebben op de wereld op zich en op de mens. De economie reduceert alles tot koopwaar; de wetenschap maakt alles tot objecten die kunnen worden onderzocht en zo wordt de mens een middel om de wetenschap te ontwikkelen; de techniek maakt de mens tot verlengstuk van deze techniek en er ontstaat afhankelijkheid. De filosofie rest niets anders dan

kritiek geven op de maatschappij en hopen emancipatie van de mens ten opzichte van wetenschap en techniek te bewerkstelligen. Het verandert naar: beleving komt terug, hedonisme, zelfbeschikkingsrecht en daarmee ruimte voor zweverigheid. De zin van het leven - vraagstukken. De objectiviteit van de wetenschap is al lang achterhaald. Het geloof biedt geen houvast meer. Ideologien evenmin. De energie raakt op. Het milieu vervuilt. Wie durft te zeggen hoe het over 25 of 50 jaar zal zijn? Er is niets om de begrippen "goed" en "kwaad" aan op te hangen. We bepalen met elkaar, of ieder voor zich, wat goed is, en de opvattingen daarover wisselen met het weer. Wanneer iemand, of een politieke partij, toch normen en waarden hanteert, loopt hij al snel het risico het verwijt te krijgen van een moraliserende houding te hebben, te discrimineren of intolerant te zijn. Zo kun je stellen dat er geen universeel geloof of ideologie is, geen absolute waarheid en gezag meer is, geen vertrouwen in de toekomst meer is, geen fundamentele normen en waarden meer zijn en als direct gevolg daarvan is het volgende ontstaan: allerlei levensbeschouwingen door elkaar, chaos en versnippering, tolerantie. De levensbeschouwingen zoals die vroeger waren, zijn niet verdwenen, maar hebben hun algemene geldigheid verloren. Het zijn nu een soort keuze-artikelen geworden, waaruit ieder kiest wat hem aanspreekt, en zo zelf een eigen levensbeschouwing in elkaar knutselt. Dat men dan gelooft in dingen die elkaar eigenlijk uitsluiten, is van geen belang. Postmodernisme
Veranderen van schoonheidsidealen zoeken naar specifieke rationele kijk is ook niet alles, beleving komt terug zingeving kunst niet alleen esthetisch maar met ethisch kijkpunt - economisch: postindustrieel (tertiaire en quartaire sector dominant) post fordism, mondialisering, vraagdifferentiatie - sociale structuur: sociale ongelijkheid, afbraak verzorgingsstaat, individualisering, gezinsverdunning - sociale cultuur: toegenomen onzekerheid, visuele cultuur, informatiemaatschappij, consumerculture, leefstijl, bodyculture, (staged) authencity - psychologisch: hedonisme, evenwicht zoeken tussen vrijheid en zekerheid, zelfverwezenlijking, flow, zijns-vragen - ruimtegebruik: ultra mobiel in de tijd en ruimte, besef van afstanden verdwijnt, herwaardering stedelijk milieu, milieu-bewustzijn

Personen - Sandro Botticelli Maakte schilderijen zonder christelijke boodschap. - Michelangelo [renaissance] - Leonardo da Vinci Uomo universale (Italiaans: universele mens, ook vaak in het Latijn homo universalis) is een uitdrukking waarmee een persoon (mannelijk of vrouwelijk) wordt bedoeld die al zijn faculteiten en vaardigheden ontwikkelt, dus bijvoorbeeld een goed ontwikkeld atletisch lichaam, maar ook een scherp verstand en bekwaamheden op veel gebieden, met name ook de kunsten. Het is een ideaal dat al uit de renaissance stamt. Als voorbeeld wordt meestal gewezen op Michelangelo [In de Barok spiegelen machthebbers zich aan dit soort concepten]. Begon met: - chiaroscuro/ clair-obscure grote licht/donker verschillen - Sfumato silhouet & achtergrond gaat zachtjes in elkaar over Mona Lisa) - Caravaggio - Bernini [barok]

- Rembrandt - Rubens Begrippen - Contra posto: S-lijn in lichaam - Fresco op natte kalk beschilderde muurschildering (mooier en glanzender dan secco) - Kleuren Blauw: koninklijkheid Rood: lijden Wit: maagdelijkheid - Sfumato: silhouet & achtergrond gaat zachtjes in elkaar over - Homo Bulla: jongen met zeepbel Het geslacht De' Medici (of Dei Medici) was een machtige en invloedrijke familie, die in Florence als grondlegger van het internationale bankwezen gedurende de 15e eeuw op het gebied van kunst een toonaangevende rol speelde. De leden van de familie Medici hadden invloed op de kunst en de architectuur vooral in Florence. Zij bezaten onder andere het Palazzo Pitti met de Boboli-tuinen. Ook begonnen zij het Uffizi museum. In 1410 werd Giovanni di Bicci benoemd als de beheerder van het vermogen van de paus. Zijn zoon bouwde de bank internationaal uit, waardoor zij hun fortuin nog verder vergrootten. Naast Rome kwamen er filialen in Veneti, Pisa en Milaan, in Avignon, Brugge, Genve en Londen. Hun macht was het grootst onder de leiding van Lorenzo il Magnifico. Al sinds zijn grootvader waren De' Medici verzamelaars van kunst. Brunelleschi en Donatello kregen opdracht tot de bouw en versiering van de Dom in Florence. Zonder De' Medici zou er geen Divina Commedia van Dante geweest zijn, geen Da Vinci, geen leerstoel voor Galileo Galilei, geen David van Michelangelo en geen Uffizi. Michelangelo begon zijn opleiding als beeldhouwer in de tuinen van De' Medici. Botticelli kreeg opdrachten als kunstschilder, Giovanni Boccaccio als dichter. Rijk geworden als wolhandelaren en als bankiers, wisten De' Medici zich steeds meer politieke macht te verwerven. De Medici bracht drie pausen voort en twee koninginnen van Frankrijk. Door het financieren van veldtochten raakte de koning van Frankrijk in de schulden, en was gedwongen tot toestemming in een huwelijk. Zijn schoondochter Maria de' Medici bracht 600.000 goudgulden mee als bruidschat. Aan het einde van de 17e eeuw nam de macht van De' Medici af. Halverwege de 18e eeuw stierf het geslacht uit. Er is nog een nevenlijn, die producten op de markt brengt onder de naam Lorenzo de' Medici. Giorgio Vasari (Arezzo, 30 juli 1511 - Florence, 27 juni 1574) Italiaans schilder en architect en n van de eerste kunsthistorici door zijn biografien van Italiaanse kunstenaars. Vasari schiep veel kunst voor de kerken van Florence. Vooral zijn altaarstukken belichamen de idealen van de contrareformatie waar het Concilie van Trente voor stond. Vasari werd echter meer gewaardeerd om zijn architectuur. Het bekendste voorbeeld is de Uffizi in Florence. Ook heeft hij de Sala dei Cinquecento in het Palazzo Vecchio in Florence ontworpen en gedecoreerd en was hij de architect van de Corridoio bovenop de Ponte Vecchio. Vite van Vasari Vasari is tegenwoordig vooral bekend om zijn boek Vite dat, naast het Schilderboeck van Karel van Mander, nog steeds n van de belangrijkste biografische bronnen van Renaissancekunst is voor kunsthistorici. De volledige titel luidt Vite de' pi eccellenti architetti, pittori, et scultori italiani, da Cimabue insino a' tempi nostri (Levens van de uitmuntendste Italiaanse architecten,

schilders en beeldhouwers, van Cimabue tot onze tijd) uit 1550 en 1568. De uitgave van 1568 is uitgebreid met onder meer (soms gefantaseerde) portretten van de kunstenaars in houtsnede. In de eerste hoofdstukken geeft Vasari een inleiding op de bouw-, schilder- en beeldhouwkunst waaruit zijn kijk op de iconografie blijkt en de smaak van de 16e eeuw, de tijd van de contrareformatie. Vasari ziet Michelangelo als de belangrijkste figuur. Sommigen van de kunstenaars die Vasari in zijn Vite beschrijft zijn tegenwoordig niet meer algemeen bekend, maar de biografien worden levendig verteld, waardoor het boek een onmisbare bron is bij een onderzoek naar kunstenaars uit de Italiaanse renaissance. Elke biografie is opgezet als een heldenepos dat de kunstenaar verheerlijkt, gecombineerd met roddels en anekdotes. Vooral Michelangelo werd de hemel ingeprezen door Vasari, die een voorkeur had voor kunstenaars uit Florence. Kunst uit Veneti wordt genegeerd. Desondanks is dit boek het belangrijkste werk uit zijn oeuvre, dat nog steeds wordt gebruikt door kunsthistorici over de hele wereld.

You might also like