You are on page 1of 21

Esthetica

in de les

à Deelgebied van de filosofie.
Kritisch met de materie leren omgaan. De opdrachten gaan over het nadenken m.b.t. esthetische problemen, prof vindt de
individuele opinie zeer belangrijk! à Cursus bestaan uit hoorcolleges die tot doel hebben ons in te leiden in esthetische systemen.

Les 1
Les 1 gaat over: hoe men van de vroegste tijden tot het esthetische inzicht is kunnen komen, prof wil in
deze les de basis principes die het kader van de esthetica vormen toelichten.

De esthetica gaat over de studie van de schoonheid, (ethiek gaat over het gedrag, esthetica over schoonheid).
Esthetica komt v/h Griekse Aisthetikos, dit is afgeleid v/h woord Aisthanesthai en betekend: aanvoelen.
à In de esthetica gaat het over ervaringen die zich onderscheiden op basis van het begrip “schoonheid”.

à Esthetica verwijst naar een vaardigheid van de mens om schoonheid in de kunst en in de natuur
aan te voelen. (Meest elementaire definitie). à Vermogen om het schonen te kunnen voelen, een
vermogen dat bestaat uit een samengaan tussen instinctief en cognitief begrip (het verstand).

Schoonheid “zien” kan niet wetenschappelijk benaderd worden als in gewone zin v/h woord, er is wiskundige formule voor, dit komt
omdat schoonheid een grote subjectiviteitswaarden heeft, geen harde wetenschap. In de esthetica is er eerder spraken van
verschillende gradaties van “kwaliteit”. Een oordeel kan banaal zijn (graag pasta eten), (uiterste rand), tot meer gecompliceerde
oordelen over de “kunst” bijvoorbeeld, (binnenste kern). Er is geen eenduidige definitie.

De aller eerste bron over kunst: wat betekende dit toen?
De eerste definitie komt uit het Sanskriet (Indisch) à Kunst is: iets doen met je handen, dit
onderscheid de mens ook van het dier. De mens kan beelden maken, zich uitdrukken, iets na maken.

Eerste modellen waarin deze oeroude definitie gevuld wordt met inhoud.`
Hoe kunnen we het kunstbegrip met inhoud vullen? De eerste invullingen van het kunstbegrip.

• Model 1 à Het Daidalos model (oudste bekende mens in de kunst)
Hij maakte de essentiële drang van het woord “kunst” zichtbaar met een levensecht beeld van
Aphrodite. à De oudste obsessie van de mens is het nabootsten van de natuur. Dit was bij hem
al aanwezig in de 9de eeuw v.Chr, dit loopt door tot vandaag, nabootsing v/d natuur d.m.v. robotten/klonen. De oer
gedrevenheid van de kunst is het nabootsen van de natuur: Mimesis. Mimesis/nabootsen is
een eerste fundamentele element van de esthetica, mimesis is altijd contextueel bepaald, zie verder.

• Model 2 à Homerus model. Homerus geeft in het werk: “De Ilias en de Odyssee”, een heel
gedetailleerde omschrijving v/d wapen uitrusting, deze beschrijving in de tekst is een levens
echte: (Daidalos/ Mimesis). Homerus was blind, trok van stad tot stad om verhalen te vertellen,
tijdens de gedetailleerde beschrijving van deze wapenuitrusting beginnen toehoorders te
sublimeren, inbeelden, (hierdoor ontstaat er een schouwen dat meer dan mimesis is, schoonheid wordt op een hoger
niveau benaderd), Homerus gaat de natuur niet nabootsen, hij probeert de natuur in zekere zin te
overtreffen. We krijgen vanaf dit model het onderscheid tussen het: naakte feit van schoonheid
(dus letterlijk objectief nabootsen) en het persoonlijk subjectieve inbeelden/ervaren van
schoonheid. à Er gebeurd iets op het mentaal vlak, op het vlak van de persoonlijke
ervaring. Sublimatie (naar een hoger niveau tillen), de “mentale” versiering van iets dat
reeds gekend is (iedereen wist toen wat een schild was). Een verruimingsproces doordat
de dichter de mimesis (in dit geval het schild) op een gedetailleerde manier omschrijft
kunnen de toehoorders “fantaseren”, zo ontstaat er een cognitieve projectie dat een zalig
gevoel met zich meebrengt . ß


- Kunst heeft betrekking op iets maken met onze handen.
- Kunst ligt in een verhouding met schoonheid in de natuur.
- Kunst gaat over mimesis (na bootsen),
-kunst gaat over sublimatie (het verdampen van vaste stof, een mentaal beeld creëren).




In de les werden er 3 beelden op de beamer vergeleken, dit was om aan te tonen dat het niet goed is om
kunstwerken uitsluitend o.b.v. hun technische kwaliteiten te beoordelen.
Eerste beeld 6de eeuw v.Chr. (een archaïsche beeld) -> in musea zijn deze beelden buiten de context gehaald, binnen de context is
dit beeld grandioos. -> de bevolking toen geloofde nog in de goden, bouwde de ene tempel na de andere -> in die tempels staan die
beelden perfect in het midden, het hoekige speelt geen rol in die tijd, hij lacht, wie zijn wij dan om te zeggen dat ze het toen nog niet
konden, dat is het probleem van de mimesis, die blokkeringen vorm is perfect, het was niet belangrijk wie deze gemaakt had, alles
ging om het concept. Dit beeld is beter en juister in zijn context -> de mimesis neemt een vraag naar de context met zich mee
Tweede beeld 5de eeuw v.Chr. -> De Doryphoros van Polykleitos
Derde beeld 4de eeuw v.Chr. -> Venus -> voorloper van het Maniërisme, grandioze virtuositeit.

De algemene omgang met deze beelden is dat het oudste beeld nog niet goed gemaakt was, de 2de was er al wat vooruitgang en de
derde was echt gemaakt door een virtuoos. De prof wil de zaak helemaal omdraaien. Als wij het archaïsche beeld vandaag in museum
te zien krijgen is deze totaal uit zijn context weg genomen, dit beeld is gemaakt voor een “context”. Buiten de context is dit beeld
onbegrijpelijk, als deze terug in zijn context word geplaatst is dit beeld grandioos perfect.

De mimesis had bij de eerste Kuros nog een zingevend element in de tempel, de context was bepalend voor de waarden van het
beeld. Vanaf dat er een competitie ontstaat verliest het beeld zijn context en waarden. Plus wanner alles volbracht is en alle beelden
perfect zijn, is er niets meer te doen. De mens is er tot in zijn perfectie in geslaagd om zich zelf na te bootsen, zodat het “volbracht” is.
De beelden stralen geen ziel meer uit omdat alles context loos enkel om competitie draait.

Samenvatting: Deze beelden symboliseren elk een eigen vorm van mimesis: de eerst kan het nog niet, 2de is goed, derde is er over.
Maar dit is een foute benadering, een beeld kan je enkel in zijn context begrijpen. Een beeld dat jonger is geen referentie.

à De kwestie v/d mimesis overtreft de kwaliteit v/h standbeeld. Het technisch “betere” beeld uit de vierde eeuw, is niet
“beter” dan het beeld uit de 6de eeuw, het beeld uit de 6de was 100% mooi in zijn context. Prof vind de eerste Kuros “juister”
omdat deze nog een context had, maar niet technisch beter. à De mimesis gaat gepaard met kwalitatieve context.

2 samenvattende puntjes:

• welke betekenis kunst/mimesis krijgt moet altijd begrepen worden vanuit zijn context.

• Er zijn 2 tendensen van mimesis die aanwezig zijn vanaf het ontstaan:
1) De competitieve benadering -> in competitie met de natuur.
2) De contemplatieve -> bezinnende, opzoek naar de zin van ons bestaan?

Een kunstwerk kan niet ontleent worden vanuit 1 perspectief, wat een kunstwerk is kan voor mij het
beste begrepen worden als iets emergent, wat een kunstwerk maakt tot wat het is, is het samenkomen van
alle aspecten van dat werk. à de ervaring van schoonheid die men kan zien bij een Mondriaan is een
globaliteitservaring. à een goed werk moet conceptuele authenticiteit bezitten.

De definitie van esthetica
Van zodra een mens iets produceert dat zijn primaire behoefte overstijgt, en van zodra deze zelfde
productie dan wijst op een complexere observatie van zijn omgeving, en wijst op een meer
complexe plaats die deze mens in zijn omgeving inneemt, en wanneer hij daar bovendien dan ook
een afdruk van achterlaat dat een bewijs kan zijn van dit inzicht, dan is er niet alleen spraken van
een esthetisch feit, dat we al dan niet kunnen onderbrengen bij het begrip kunst, maar tegelijk ook
van het esthetische inzicht onder welke vorm dan ook, dat dit esthetisch feit heeft plaat gevonden.
Het producent van dit esthetisch feit, en de gene die tot inzicht komt, kan maar hoeft niet dezelfde
persoon te zijn.

Het eerste esthetische moment en de daaruit voortvloeiende tendensen.
het inzicht dat de mens instaat is om te reflecteren over zijn verhouding tot de natuur, brengt 2 tendensen met zich mee:
Ging dit willen uitbeelden, dat ontstaan is bij de oermens, uitsluitend over het willen dupliceren v/d
natuur (dit zien we meer hedendaags terug in de technische virtuositeit van Michelangelo) of ging dit
over het willen doorgronden v/h raadsel v/h bestaan (Zoals bij Caspar David Friedrich en de romantiek
zonder echte technische virtuositeit enkel diepgang)? Dit zijn 2 tendensen die de kunstgeschiedenis zullen
blijven bepalen. Het gaat in de 2 opzichten over 2 verschillende mentale ordes, virtuositeit en
diepzinnigheid.

Auteurschap
De handen die op de muren werden geschilderd was een mondiaal fenomeen, er kwam in alle werelddelen
zulke grot tekeningen voor. In de Esthetica is er een groot probleem m.b.t. het auteursrecht. Dit komt pas
op tijdens de renaissance en werd overgenomen door het westen. In de esthetica is deze identificatie niet
houdbaar, de esthetica zou geen grondbeginsel hebben.
Les 2

Modellen Oudheid

Plato à ideeënwereld
Aristoteles à opdelen in subsystemen van de wetenschap en het eerste esthetische systeem;
Plotinus à eerst grote echte esthetisch systeem, hij corrigeert Plato.

Plato (Negatief t.o.v. kunst. Wou dichter worden, ontmoeting met Socrates veranderde dat. Hij deed afstand van de dichtkunst.)

Volgens Plato zijn de kunsten verderfelijk ze staan aan de oorsprong v/d verwoesting van Athene.
In hoofdzaak de literatuur, het werk van Homerus staat vol twisten, en brengt de jeugd tot valse beelden.
à weg met alle kunsten, enkel de drang naar wijsheid. De literatuur dient enkel de te gaan over de
hoogste morele standaarden. Ook de schilderkunst moe het ontgelden met het argument van de 3
bedden: Het bed is een mimesis van de idee bed. Als er dan iemand een bed gaat schilderen, dan wordt er een kopie gemaakt van
een kopie (de zichtbare bed) , want de zichtbare bed is al een kopie van de echte hoogste idee (bedheid) .

Aristoteles PLOT staat centraal in het theaterstuk, het plot is een wetenschap op zich
De poëtica à bevat de esthetica van Aristoteles. Hij vroeg zich af welke bestanddelen vind je terug in een
goede tragedie? Hij zet zich af tegen de anti kunst van Plato. Het theater/tragedie heeft zelfs een
belangrijke functie in de samenleving.

Volgens Plato voert de dichtkunst (opgevoerd in de tragedie) tot valsheid, men is niet bezig met ware kennis.
De toehoorders van poëzie worden overladen met overgevoeligheid en emoties (dit is iets slecht volgens Plato).

Catharsis
De dichter brengt wel kennis tot stand volgens Aristoteles. In de tragedie dient een parallelle realiteit
t.a.v. de echte realiteit gecreëerd te worden, door deze breuk vind de toeschouwer rust. Een goede
tragedie verwekt een catharsis voor de toeschouwer: de hoogste persoonlijke betrokkenheid door
een actie in het theater dat een genieten tot stand brengt, het is een medegevoel die uit angst
ontstaat (puntje van je stoel zitten). De emotie v/d toeschouwer wordt opgezweept. Fundamenteel
voor deze catharsis is de breuk die de toeschouwer ervaart met de realiteit, de toeschouwer moet kunnen
meeleven met de “held”, niet rechtstreeks ondergaan. Catharsis is de hoogste vorm betrokkenheid.

Definitie van de tragedie
Een tragedie is een nabootsing (2)mimesis) van een (4)ernstige actie dat mede door taal tot stand kwam.
De (3) actie moet gestructureerd zijn en op elkaar ingespeeld zijn (alles in functie van het plot). Deze
moet zich ontplooien in een dramatische en niet in een narratieve vorm zoals bij verhalen vertellen, ze
moet medegevoel en angst ontwikkelen, deze betrokkenheid zal uitmonden in een (1) catharsis à een
hoogte punt van deze passies dus.

1) Catharsis: de hoogste vorm betrokkenheid. (bewijs dat de tragedie functioneert) à op het puntje van
je stoel zitten door betrokken zijn / inleving in het verhaal wat een genieten doet ontstaan.
De emoties worden aangesproken. De held doet dit door het publiek voor zich te winnen, Cruciaal
is dat alle rollen op een geloofwaardige wijze worden gespeeld. Dit Proces leid tot catharsis.
Dit doen naar buiten treden van emoties zorgt voor een verfijning van onze emoties, hierdoor
worden ze getraind. Dit proces leid tot loutering/zuivering, naar buitenkomen va emoties. à
Door de tragedie leren we onze emoties te controleren en dit zal lijden tot hoogstaander
ethisch. gedrag.

Conclusie catharsis: Aristoteles gaat er in tegenstelling tot Plato vanuit dat de tragedie de mens
net beter maakt i.p.v. slechter. De mens traint zijn emoties en kan deze controleren, hierdoor
krijgt hij beter ethisch gedrag. Catharsis is geen genezing maar je komt er door in het rijnen met je
ziel, we worden milder hierdoor.

2) Mimesis: Tragedie is altijd nabootsen, menselijk gedrag wordt hierin nagebootst. Dit is het
fundament v/h leren. Volgens Aristoteles leren we door na te doen (spreken, wandelen). Het feit
dat in een tragedie een verhaal wordt nagespeeld is dus niks minderwaardig.

3) Via de mimesis komen we bij de “Actie”, in de tragedie gaan wij namelijk acties nabootsen.
Dus de tragedie is de mimesis van de actie (een handeling na doen voor iets uit te beelden). Van hieruit wil Hij
aantonen dat mimesis ook tot kennis kan lijden (Plato stelden dat je enkel tot kennis kan komen door in
verbinding te staan met de ideeënwereld ). Een goede tragedie verwerkt gebeurtenissen, onverwacht
wendingen, geen passies.
Een goeie tragedie is enkel goed wanneer de plot goed gedacht is, goed geplaatst is in een geheel
van argumenten. Het gaat niet om passies in een tragedie maar over een plot die zin en betekenis
geeft, de ziel van de tragedie zit in de plot, niet in de passies. Ook al gaat het om een liefdes
relatie, waarbij de koning wordt opgebracht (dat is passioneel). De plot is niet passioneel, maar
iets rationeel en door dacht. De acties in het stuk hebben tot doel het stuk/plot te laten werken,
dat is op zich niets passioneel maar iets rationeel. De mimesis van een actie voert tot een plot, een
goeie plot is altijd het gevolg van een actie die alle elementen van de plot met elkaar verbind, en
op het juiste moment de juiste informatie geeft.

De plot moet beantwoorden aan 2 dingen à 1) noodzakelijkheid, de ene actie moet het
noodzakelijk gevolg van het andere zijn. 2) de plot moet ook waarschijnlijkheid hebben, als de
acties te onwaarschijnlijk zijn gaat de plot er onder lijden, de plot is iets heel zakelijks en
rationeel. Een tragedie maken met een goede plot is wordt niet gemaakt d.m.v. passies maar
door vakmanschap, hier is spraken van een wetmatigheid.

à Een tragedie wilt dus een algemene generieke waarheid overbrengen, als iedereen in
een catharsis komt dan wilt dat zeggen dat de tragedie en de plot een goede universele
generiek wetmatigheid heeft gevolgd. De tragedie genereerd dus ook universele waarheid
door deze algemene generieke wetmatigheid te volgen.

Voor het eerst na Plato ontstond er nieuw kennis systeem, niet meer
gebaseerd op ideeën, maar dat gebaseerd is op emotie en catharsis,
betrokkenheid van de toeschouwer tot het stuk, door het plot































Les 3

Plotinus
Hoort bij de school van het Neoplatonisme, gaat Plato verder uitwerken. De enneaden (groot werk), gaat
over hoe de wijsbegeerte naar een eenheid is geëvolueerd. Het ervaren van schoonheid gaat over een
herkenningsproces

à Alles wat is + ook alles wat denkbaar is, is één, deze al omvattende perfecte eenheid is absolute
“schoonheid”. à hij verwerpt de esthetica van Plato en maakt zelf ene.

Dit ene kun je enkel kennen als onnoembaar en onkenbaar of als absolute schoonheid. Het ene is
onscheidbaar van ons, wij zijn deel van dit ene, het doel van het leven is terug leren opgaan in dit ene.
Iedere uitdrukking van schoonheid of kunst is een uitdrukking van dit ene, het maakt zich op deze manier
zichtbaar voor ons.

Hij brengt een nieuwe visie over wat schoonheid is in verhouding tot zijn tegenstanders voort.

àRome ging men er van uit dat symmetrie het enige criterium was voor schoonheid. Symmetrie als
harmonie (tempel, façade van gebouw), dit wou hij onder uit halen omdat: 1) bij dit criterium heb 2 delen
nodig om tot schoonheid te komen, deze dingen zijn afzonderlijk dus niet schoon. 2) We ervaren dus enkel
schoonheid als wij instaat zijn om symmetrie te zien. 3) zijn 2 lelijke dingen samen mooi als het enkel van
symmetrie zou afhangen? 4) gedachten kunnen ook schoon zijn maar zijn deze symmetrisch? Neen.

à symmetrie als enige voorwaarden voor schoonheid is onhoudbaar. Plotinus stelt dat er veel
meer achter schoonheid moet zitten om schoonheid te verklaren.


Hij gaat een theorie uitdenken om schoonheid te kunnen uitdrukking als een uiting van het ene.

Eerst en vooral gaat hij meer dan enkel materiële kwaliteiten belangrijk achter voor schoonheid,
schoonheid bestaat ui
Sensibele schoonheid: Heeft te maken met de waarneming v/h object zelf, onze zintuigen doen ons een
tijdelijke materiele voorwerp waarnemen, dit is een uiting van sensibele
schoonheid. Maar dit is een voorlopige toestand, het voorwerp is verbonden aan
een hogere wereld van schoonheid ofwel de eeuwige Intelligibele onnoembare
schoonheid, waar deze sensibele schoonheid een afspiegeling van is. Schoonheid
kan niet alleen een eigenschap zijn van de materie, dat kan niet volgens
Plotinus want hoe kan deze materiële eigenschap dan in ons hoofd zitten?
dan kunnen we niet verklaren hoe we schoonheid kunnen waarnemen, we
moeten hiervoor dus een andere wereld postuleren.


Intelligibele schoonheid à Als een toeschouwer schoonheid ziet in een voorwerp, dan ziet hij zijn
identieke vorm in dat voorwerp, het ene ziet zich zelf zo te zeggen. Elk ontdekken
van schoonheid betekend een zien van de eigen vorm in een materieel object. Dit
verklaard hoe het komt dat wij schoonheid zien, en ook waarom er een
emotionele ontlading kan zijn … Als wij schoonheid zien dan zien we ons zelf
terug in dat object. Wij zijn deel van het ene, en dit ene zien we terug als
schoonheid in een object. Schoonheid is het erkennen van het ene (dat je
zelf bent) in een ander object. à al deze ervaringen vormen 1 zinnelijke
kosmos. Schoonheid is dus geen materiele conditie maar een herkennen
van ons zelf, een soort verhouding die we hebben met het ene (dat we
uiteindelijk zelf zijn). Al deze ervaringen vormen 1 zinnelijke kosmos à Plato!

De kunstenaar manipuleert zijn kunstwerk of materie (schilderij, gedicht, marmer beeld …) Naar de
richtlijn die zijn intelligibele ideeën heb voorschrijven, die hij dan moet omzetten in een kunstwerk. Een
kunstenaar bootst een vorm of Idee na met dat geen waaruit de natuur ook is opgebouwd (het
ene). Dit herkennen v/d diepste essentie in een object is schoonheid.


De kunstenaar bij Plotinus.
Een kunstenaar zal in zijn creatief proces niet naar de externe natuur referen maar naar vormen die zelf
constructief waren voor de natuur, de kunstenaar gebruikt dus gelijkaardige vormen die de natuur
gebruikte bij haar totstandkoming van de dingen in de wereld. Kunst en natuur ontspringen uit de zelfde
bron. Toch is het nabootsen van de natuur door de kunstenaar geen kopie, het samen komen van die 2
noemt hij natuurlijke wijsheid
De kunstenaar heeft een begeleidende functie om het ene te doen manifesteren in een materieel object, hij
kan schoonheid (of het ene) niet zelf creëren deze creëert zichzelf , de kunstenaar moet zorgen voor de
totstandkoming van de fysicei sophia op een intuïtiever manier, hij moet vertrouwen op zijn creativiteit.
En daarom is de waarde van een kunstwerk gelegen in de voorafgaande contemplatie, door de
contemplatie komt hij in verbinding met de ideeënwereld. Enkel de vorm van het object is schoon
omdat het verwijst naar deze “wereld” v/h ene waar de schouwer deel van is.

Gradualistische schoonheidstheorie van Plotinus

Het participatie principe: in welke maten nemen vorm en materie deel aan de realisatie v/e artefact?
à Er is spraken van een kwalitatieve gradatie in een kunstwerk.
à Plotinus vind dat kunst zinnelijke schoonheid mag hebben,

De ziel (of wat er gebeurd als een toeschouwer schoonheid ziet)
De ziel van de toeschouwer ontdekt iets in het kunstwerk dat met zijn eigen natuur/ziel samenvalt.. Eerste
principe van de kunst: opstijgen naar het Intelligibele door onze eigen oorsprong te ervaren in een
kunstwerk. à een verlangen om a.d.h.v. de sensibele schoonheid op te stijgen naar de Intelligibele wereld,
hierdoor worden we tot onze oorsprong herinnert. De catharsis voert ons tot het aller hoogste.

Antwoord op examenvraag? : Het neoplatonisme is een stroming in de wijsbegeerte waarbij schoonheid
het eerst principe is, alles in de ideeënwereld is gericht op het tot stand brengen van schoonheid, bij Plato
was de ideeënwereld uitsluitend een perfecte wereld die als model stond voor onze wereld, bij Plotinus
heeft deze wereld tot doel schoonheid te bewerkstelligen. Het eerste principe is de schoonheid zelf …

Aller eerste alomvattende systeem over kunst, deze theorie is nog steeds inwerking.

3rde eeuw na Christus
Plotinus heeft zeer veel invloed gehad op Augustinus, hij heeft het “ene” door God vervangen en zo wordt
de esthetica van Plotinus geïntegreerd in de Kerk.

Dit heeft het Jansenismen voort gebracht. Hierin worden principes toegepast die door Augustinus naar
voor geschoven zijn en die dus uit de filosofie van Plotinus komen. 1) ieder mens heeft een persoonlijke
relatie met God. 2) De mens beschikt over wilsbeschikking.

De orde van God in de wereld zien kan bij ons niet meer, het mystieke kunnen wij niet meer zien.
Pythagoras was een mysticus. De wiskunde was tot Bach verbonden met wiskundige inzichten, maar dit is
in onze tijd gescheiden.à Augustinus gaat opzoek naar verschillende systemen van orde samen met
mystiek doorzicht














Les 4

Middeleeuwen eerste deel les 4
Alles wordt gedacht vanuit Plotinus, à schoonheid is de hoogste expressie van de ideeënwereld. God
afbeelden was verboden, hoogstens uitgebeeld als alfa en omga tekens (God is alomvattend).

Kunnen Heiligen wel worden afgebeeld? à botsing tussen esthetica en geloof. 8ste eeuw

Elite à stenen aanbidden is bijgeloof, ze willen enkel een conceptuele Godsdienst.

Iconoclasme
Iconoclasme is het verzet tegen de verering van iconen. De aanduiding iconoclasme wordt ook gebruikt
voor beeldenstorm in Europa. Ook de beeldenstorm ging immers gepaard met het verwijderen van
religieuze beelden en afbeeldingen uit de kerkelijke ruimten.

Het iconoclasme is een aanduiding van een periode in de geschiedenis van de Oosterse Kerk (730-843),
waarin het vervaardigen en het vereren van afbeeldingen (iconen) verboden was. De tegenstanders van
het gebruik van iconen werden iconoclasten genoemd, en de voorstanders werden iconodulen genoemd.
Dit zal gewonnen worden door iconodulen die het gebruik van beelden in de godsdienst goedkeuren. En
toen heeft het zich verspreid in het Byzantijnse rijk. Vandaar de bekende iconen afbeeldingen.

à participatie theorie, iconodulen verdedigen zichzelf ook d.m.v. Plato, met het argument v/d
participatie theorie, als de gelovige geconfronteerd word met een heilig voorwerp, weet hij ook dat dat
maar een afbeelding is, de afbeelding verwijst naar een archetype, mensen kunnen hierdoor op het juiste
spoor geraken. Het zijn niet de heiligen maar laten een participatie toe met een gelovige en de heiligheid.
De afbeeldingen zijn de schaduw van het idee, een archetype.

Vanaf deze opkomst in de middeleeuwen en verder zal er een tendens ontstaan waarin de kunstenaar
wordt geschrapt, het icoon wordt een heilig object. Dee menselijke hand betekend niets meer, enkel
eeuwige heiligheid. God is hoogste heiligheid en dit wordt door iconodulen getransformeerd dat deze
iconen God uitbeelden, het gaat niet meer om de kunstenaar.

Voor ons is dit belangrijk, want vanaf de 10de kwam via Griekenland en Sicilië deze iconen Europa binnen.
En brengt Giotto voort, en deze zal de Renaissance mogelijk maken. Iconen waren een transitie periode,
die het westen heeft geleerd om te schilderen. Als de iconoclasten hun ideeën hadden kunnen doorzetten
hadden we een andere kunstgeschiedenis gehad.























18de eeuw 2deel les 4

Empirisme

Het 18 eeuwse empirisme komt uit de Angelsaksische wereld op een moment dat er een emancipatie
plaatsvind tussen theologie en populisme, deze periode kenmerkt zich kentheoretische kwesties, men
zoekt naar rationele gronden voor kennis, tegen de oncontroleerbaarheid van kennis. Enkel objectief
verifieerbare kennis telt, ze staan aan de basis van een puur zakelijke kijk op de wereld.


Hume (autodidact): De standaard van de smaak oordelen.
Hij gaat een systeem uitdenken waarin je smaakoordelen kan objectiveren?

Uitgangspunt: over smaken en kleuren valt niet te oordelen zeggen ze maar toch zijn er cultuur
producten die ongeacht de historische context, over tijd heen toch veel mensen blijven fascineren.

Bestaat er een methode die ons “smaak” kan doen objectieven zodat we een standaard v/d smaak
hebben?

Hij vertrekt van Lock à Lock zou gezegd hebben dat schoonheid een product is van de observator
het is geen eigenschap v/h object op zich. De ervaring van schoonheid is volkomen persoonlijk en
subjectief, de empiristen moeten zich er dus niet mee bezig houden want deze zijn niet objectief,
dus niets mee aan te vangen..

Locke kan mss gelijk hebben maar ik kan objectief vaststellen dat schoonheid naar plezier lijd als mensen
klappen tijdens een optreden à dit collectief klappen kan een gezien worden als een standaard of taste

Als we willen weten of er een maatstaf v/d smaak is, en wat deze maatstaf dan wel zou inhouden, moeten
we eerst en vooral naar het proces van de gewaarwording kijken. Wat gebeurd er bij een toeschouwer als
hij een gevoel van plezier ontwikkeld?

De perspectieve fase (we zien het voorwerp, onderzoeken het) (centraal hierin is accuraatheid).
De affectieve fase (genot door gewaarwording, goed of slecht gevoel) wijsheid staat hier centraal.

De 2 samen vormen het mechanisme van de smaak.! Elke smaak oordeel komt tot stand als gevolg van
het in werking treden van het mechanisme van de smaak. Dit verondersteld een perspectieve fase (kijken naar de
vorm) en een affectieve fase, sentimentele betrokkenheid. Beiden zijn dus verbonden.

Volgens Hüme zijn verschillen in smaak te wijten omdat sommige met het perspectieve bezig zijn en
andere meer met het affectieve. De werking van het mechanisme is persoonlijk. Het sentiment zal
sterker zijn als er een grondige perspectieve fasen vooraf is gegaan etc. … de 2 hangen samen..

Maar heeft Homerus nu te maken met principes van de smaak of gaat het gewoon over goed weten toe te
passen van de regels van de kunst?

Aangenomen dat Homerus een standaard of tast is, wat komen mensen tekort die Homerus niets vinden?

4 defecten à het tegenovergestelde van deze dingen omvat de standard of taste.
1) ze missen een vorm van delicaatheid, ze zien de verfijndheid niet, zien geen eigenschappen.
2) je kan het werk niet als structuur zien, zien het plot niet,
3) Een tekort aan ervaring als je voor het eerst naar een kunstwerk kijkt, je kent het niet.
4) Gebrek tot het vermogen om kunstwerken te vergelijken, achtergrond kennis.
5) Vooroordelen kunnen mooie kunst in de weg gestaan. Vrouwen zijn geen kunstenaars.

Iedereen die deze dingen niet ondervind kan objectieve kunst aanschouwen. Dan worden we een true
judge à het mechanisme van de smaak werkt perfect. We bezitten de standard of taste. Waarom zijn er
dan toch nog soms verschillen? Geslacht, leeftijd, cultuur humeur kunnen meespelen. Weinig mensen
worden een true judge, is deze theorie dan wel nog relevant? Standard v/d smaak oordeel is dapper maar
onrealistisch. Een smaakoordeel kan ook door groepsdruk ontstaan.
Les 5 Kant: Mensen vellen geen oordeel over een kunstwerk o.b.v. een gedetailleerde objectieve observatie, maar worden geraakt erdoor omdat deze inslaat
als een bom.
Kant wou duidelijk af lijnen welke uitspraken we binnen de metafysica kunnen doen (wiskunde, Newton).
Er zijn verschillende vormen van bewustzijn, deze staan centraal bij Kant. Het esthetische bewustzijn
ligt bij de bron van de schoonheid.
Kant gaat zich nu de vraag stellen: op basis waarvan noemen wij iets schoon?
- De zintuiglijkheid
- Het verstand
wetenschap impliceerd zintuiglijkheid die men via verstandelijke tussenkomst kan stockeren.

3 redes (verstanden)
1) Theoretische rede wat is kennis? Hoe kunnen wij iets kennen? Waar is kennis aan onderworpen?
2) Praktische rede: kennen staat in verhouding met de moraal, Atoombom bijvoorbeeld, je moet d.m.v.
het kennen het goede doen. Theoretische kennis moet verbonden zijn met ethische kennis van doelen.
3).Esthetische rede: (smaakoordelen en het Schone)
Met deze boeken wou hij de metafysica uitzuiveren om er een wetenschap van te maken naar de wiskunde. 3 boeken hangen samen.
Zijn uiteindelijke doel waar hi niet tot gekomen is was om een Godbewijs te maken. Met dezelfde zekerheid als het model van de
wiskunde

Copernicaanse wending
Het schone i/e eigenschap die we zelf aan het object geeft na een waarnemingssynthese. We ontdekken ons “zelf”

-Esthetica en ethica liggen dicht bij elkaar, i/d ethiek is er een relatie tussen subject en doel, je moet met
begrippen kunnen aantonen waarom iets goed is;, i/d esthetica gaat het over een relatie tussen
subject en vorm. Pollock had geen doel toen hij schilderde, het moreel goede kan niet benaderd worden
langs esthetische wegen omdat er geen doel is in een kunstwerk.

Wat benaderen we dan wel, wat gebeurd er als we een sensatie krijgen bij een werk? Het staat vast dat
het gaat over een verhouding tussen subject en vorm.

Ook al lijkt het zo, we zien niet iets objectief als we samen iets mooi vinden. Er is geen logische
verbinding of oordeel tussen subject en object maar een esthetische relatie van eigenbelang, als je
met veel mensen iets mooi vind is er een notie van universele geldigheid, er is bestaat een
subjectieve algemeenheid maar het is niet objectief vast te stellen. Het zijn nooit logistische oordelen.

Er moet hierbij een belangenloosheid zijn, vrij van emotie en ontroering in de relatie tussen subject en vorm
In dat smaakoordeel worden elementen v/h verstand en elementen v/h verhevenen gecombineerd.

Voorbeeld: De aankomst in een Romaans kerkje: wat kan ons verstand zien? Achtergrondkennis
architectuur, dikke muren, kleine raampjes, enkel verstand. à Begrippen à Het schone
Maar als je alleen in dat kerkje zit en in aanraking komt met de 12de eeuw, dan wordt een ander
inzicht losgemaakt = het verheven.

Daarom zal het “schone” altijd refereren naar ons kenvermogen, deze hangt samen met het verstand.
En is het verhevenen altijd verbonden m/d rede, ideeën wereld, het onbegrensde. (oncontroleerbaar).
Het schone en het verhevenen hangen samen maar zijn beide autonoom, je kan niets perfect
namaken bijvoorbeeld. Het schone heeft te maken met vormen en is begrensd, het verhevenen met
de rede en is vormloos. Het schone moet je altijd kunnen uitdrukken in begrippen

(Hij maakt een onderscheid tussen: de herkenbare en noembare elementen van de vorm (het
schone, en die andere componenten die dit alles overstijgen (het verhevene).

Het reflectief oordeel
Een oordeel dat ontstaat, omdat je doelloos en intentie loos in een proces verwikkeld geraakt.
Een roos (het schone in de natuur) is niet verheven omdat haar schoonheid zichzelf niet kan overstijgen,
ze kan geen lelie worden. Een roos kan daarom niet in relatie staan met het verhevenen, de roos heeft tot
doel roos te zijn. Het verhevenen kan geen doel hebben, ze is tegendoelmatig.

“Het verhevene streeft niet naar begrenzing, wat het Schone wel doet. Het verhevene maakt aanspraak op
een totaliteit.“. “Het verhevene manifesteert zich in het gemoed van de toeschouwer.” Een roos is geen kunst
Het lot v/d bloem is voorspelbaar. Het resultaat van het kunstwerk onvoorspelbaar. Kunst is het
gevolg van een situatie, die ontstaat o.b.v. vrijheid. à het verhevenen is tegendoelmatig.

Het verhevene is een oerkracht. In onze geest kan alles wat bestaat nog veel groter worden voorgesteld en gedacht. Niets
dat bevat kan worden door onze zintuigen kan in verbinding worden gebracht met het verhevenen à in de spanning
tussen het verhevenen en het schone vinden we het genie, en hierin onderscheiden we ons d.m.v. het reflecterend oordeel,
de oorsprong hiervan licht bij de reden, de reflectie geeft subjectieve oordelen dewelke verwijzen naar universele ideeën.
Het verhevenen kan zich enkel manifesteren in het gemoed van de toeschouwer, dit behoort dus niet to de natuur. Het
verhevene kan niet in relatie staan met de natuur maar wel door een betrokkenheid die de mens heeft met de natuur, er
moet een mystieke dementie, sommige schilderijen kunnen een reflectie punt zijn voor het verhevenen, zoals monnik aan
de zee, maar het schilderij van de natuur van Friedrich niet, omdat er daar de objectieve natuur wordt uitgebeeld. Het
verhevenen moet aanwezig zijn in het kunstwerk, er moet een mystieke dementie, zijn. De uitdrukking van het genie heeft
betrekking op de verbeeldingen kracht, de verbeelding in de kantiaanse zin is ongecontroleerd, een extensionele
confrontatie, er moet een metafysische connectie zijn à het verhevenen kan alleen in de verbeelding zitten, + we
controleleren het niet en is doelloos.

Kunst en wetenschap zijn gescheiden.

In welke zin verschillen producten van de kunst van producten van de wetenschap en natuur?

In de natuur is alles causaal bepaald. De causale relatie is altijd na te gaan in de wetenschap en natuur. In
de kunst is het anders, omdat het maken centraal staat. Het resultaat is geen actie maar een werk, er
ontstaat iets origineel dat er voordien niet was. Kunst impliceerd vrijheid en doelloosheid die in de
natuur niet bestaat. Een tulp kan alleen een tulp worden. Instinct is geen uitdrukking van vrijheid, kunst
impliceerd deze vrijheid, kunst is exclusief voor de mens. Hogere vorm van kennis, die sterk
gescheiden moet blijven van de wetenschap. De wetenschap gaat altijd over een theoretisch vermogen,
en de kunst is enkel ene praktisch vermogen.

Kant staat voor de totale scheiding van kunst en wetenschap. Wetenschap is theoretisch, kunst is
praktisch. Geen wetenschap van het schone maar ook geen schone wetenschap, omdat er geen begrip en
argumentatie is voor het schone. Toch kunnen kunstenaars wel met wetenschap bezig zijn: à Van Eyck is
de uitvinder van de olieverf. Het is allemaal kennis die je kan meedelen in wetenschappelijke formules.
Maar daarmee kan je het Lam Gods niet verklaren. Bezig zijn met verf valt dus onder het schone.

Een bloem ontwikkeld zich causaal, een creatief proces impliceerd vrijheid, alleen mensen kunnen dat, zij
kunnen dingen voorbrengen die niet doelmatig zijn. Een kunstenaar voelt aan dat er een doel bereikbaar
is, het creatieve proces bestaat uit beslissingen waarin het verstand niet dominant is, deze beslissingen
beantwoorden aan willekeurige regels, deze regels zijn niet kenbaar, ze veranderen bij elk nieuw
kunstwerk. Er zijn dus geen voorschriften voor de kunstenaar, hij laat zich gaan in alle vrijheid. Dit spel is
eigenzinnig en doelmatig, het is gericht op een doel maar dit doel is niet gekend en dus is het
doelloos. Een kunstwerk moet vrij zijn van alle dwang door het volgen van willekeurige regels en
deze regels zijn niet rationeel en is dus niet naboots baar. Kunst is altijd uniek en moet er uit zien
als natuur, zie verder.

Wat is kunst?
Kant gaat nog eens een onderscheid maken tussen mechanische kunst en esthetische kunst.

Mechanische kunst: is verwezenlijkt in overeenstemming met een gekend concept. à Gotische
architecten hebben het vocabulaire van de gotiek eindeloos herhaald. Of een pianist die een werk
bespeeld die al bestaat, voor Kant zijn dit mechanische kunsten

Esthetische kunst: hierin gaat het om creaties, iets maken wat er voordien niet was. Hierin wordt kunst
door het verhevene gevoed, het is het gevolg van een transitieproces van de kunstenaar. Langs een lang en
pijnlijk proces komt hij ertoe om zijn werk te realiseren. Het is een punt, waarmee we een discussie
kunnen losmaken die vandaag de dag anders is als in de 18de eeuw bij Kant. Vandaag nemen we aan dat
podiumkunsten (pianisten), iets van beide kunsten hebben. De pianist steekt iets van zichzelf in zijn
partituur. Dit komt er bij Kant niet door.
Iemand die de noten speelt met de grootste onverschilligheid, maakt het juist de beste uitvoering
mogelijk.



De toeschouwer mag erbij ook niet de indruk krijgen dat de kunstenaar op schoolse wijzen een
voorbeeld heeft na getoetst. Men mag niet het gevoel hebben dat de kunstenaar ergens regels heeft
nagevolgd, zich heeft gemeten aan voordien bestaande criteria. Kunstenaar mag niet weten hoe hij
er toe gekomen is om zijn werk te maken.

Kunst op basis van absolute vrijheid (niet op basis van een methode met een doel) !!

Wat hij heeft aangetoond is niet het bewijs voor god, wel het bewijs dat vrijheid denkbaar is
(waarbinnen kunst ontstaat).

De doelmatigheid v/d kunst moet onbedoeld blijven, hoewel het toch bedoeld is. doelmatigheid
moet onzichtbaar blijven!

Het genie: de kunstenaar is altijd gebonden aan het verhevenen.

De kunstenaar bezit een aangeboren talent, hij kan het schonen en het verhevenen
samenbrengen

Kunst overtreft kennis, wetenschap. De genialiteit i/h werk is een signaal dat het verhevene
zich bij die kunstenaar heeft gemanifesteerd. Het genie heeft aangeboren aanleg, enkel
geniën maken kunst. hij kan het schonen en het verhevenen samenbrengen.

Hij maakt nog een opsltislting tussen aangenamen kunst en schone kunst.

Aangename kunst is gericht op consumptie. Schone kunst kan alleen ontstaan d.m.v. een
reflecterend oordeel bij het scheppen en bij het zien, schone kunst raakt ons.

Genieconcept moet voldoen aan vier criteria, om een kunstwerk tot stand te laten komen. Kunst
v/h genie is altijd gericht op het verhevenen, nooit zoals mechanische kunst, zoals de gotiek en
classicisme bijvoorbeeld

TEN EERSTE: brengt het genie iets voort waar geen bestaande regel voor kan gegeven worden.
De eerste noodzakelijk voorwaarden van het genie is: originaliteit,
TEN TWEEDE: De voorwerpen v/h genie zijn exemplarisch à “drager van voorbeeld functie”.
Maar is dit zo?
TEN DERDE: Kant komt tot de conclusie dat het genie niet beschrijven kan of wetenschappelijk
aangeven op welke wijze en langs welke weg het zijn product tot stand brengt. Ieder creatief
proces heeft zijn eigen geschiedenis, alle kunstwerken beginnen vanaf nul.
TEN VIERDE: Schrijft de NATUUR via het genie de kunst de regel voor en niet de wetenschap.
Dit onderwerp hebben we eerder al uitgebreid besproken. Kunst en wetenschap zijn gescheiden

Het kunstwerk wordt ondergebracht bij he verhevenen, het kunstwerk is de drager van het verhevenen.

kunnen deze 4 criteria vandaag nog relevant zijn of niet? à na van Gogh is de kunstenaar een
straat rat
Les 6: Hegel 1770 geboren, 1788 student, à leest Rousseau, daarna privaat docent in Jena.
(belangrijkste tegenhanger van Kant) Kant spreekt alleen over de vorm, hij geeft de vorm geen inhoud. Hij
staat voor een theoretische vorm esthetica. Hegel gaat meer over de inhoud. Totaliteitsdenker, het
echte is het geheel. -à Kunst is de hoogste verzoening van verstand en gevoel,
(Romantiek en verlichting)

Om zijn esthetica te begrijpen dienen wij zijn filosofie van nader te begrijpen

Hegel is een kind van zijn tijd, gebeurtenissen en personen die invloed hadden op hem.

De Franse-revolutie is een belangrijk keerpunt in Hegel zijn tijd. Deze omslag staat symbool voor het ontstaan v/h individu,
vrouwen rechten, mensen rechten, de concrete toepassing van vrijheid, iedereen mag zijn wie hij concreet wil zijn. Vrijheid is niets
theoretisch maar iets dat je concreet kunt toepassen

De verlichting: hij leest Kant en Rousseau, maar Religie is als een praktisch systeem onmisbaar. Het loskomen van de religie vind
in Duitsland niet plaats, ook al vervuld de religie zijn taak niet meer

Romantiek: reactie tegen de verlichting. Zien in dat er een breuk is met de natuur, in de kunst staat deze vervreemding centraal, de
verbinding met de natuur is verbroken en vervangen door kennis.

Zijn filosofie

Hegel wil een systeem maken dat alles omvat, à absoluut idealisme, we dienen het gehele beeld te zien, anders zien we niets. Wat
redelijk is, is werkelijk, de natuur is de ontplooiing van de geest

Een filosoof moet geen antwoord geven, of een perspectief uitwerken op een deelgebied, maar hij moet alle perspectieven vatten in 1
systeem, dit totale kan allen begrepen worden als we de verbindingen tussen deze deeltjes begrijpen. à alles behoort tot een
samenhangend geheel.

à tijdens de verlichting nam het verstand alle over en werd alle kennis in groepen gedeeld, als reactie gaat Hegel alles
terug in zijn geheel zien. Kant is groots maar hij verdeeld alles in groepen.

à religie kan dit niet meer, in de middeleeuwen was de religie het al omvattende duiding gevende kracht, deze is niet meer
instaat om eenheid te scheppen en te denken, het is nu de taak van de filosofie om dit bij te stellen. Zij moet de unificerende
kracht vormen, d.m.v. van tegenstellingen komen tot een synthese. à filosofie moet het totale/globale weer denkbaar
worden weer mogelijk maken.

Der Geist à Als verschillende aspecten bij elkaar gezet worden, dan is dat veel meer dan enkel de som van die twee
elementen. De kracht die uit de synthese kracht komt is de geest.

Een omhelzende man en vrouw gaat niet enkel over een verenging van biologische lichamen … Bij dit omhelzen is er meer aan de
hand. Dit is wat Hegel de Geist noemt, volgens Hegel ontleent alles zijn zin en betekenis doordat de Geist wordt toegevoegd
aan het geheel. à fenomenologie v/d geest à (het gaat veel verder dan dit maar dit is het “fundament” van zijn denken over de
geest). Niets heeft zin en betekenis op zich, alles ontleent zijn zin en betekenis omdat het deel neemt aan het geheel. Dit
geheel is der Geist, Het zijn deze man en vrouw die als tegengestelden samen tot een hoger niveau worden getild, dit tot in een
hoger niveau samen komen is wat Hegel de synthese noemt of het absolute, of der geist. Deze man en vrouw kan je door al het
mogelijk vervangen. A en het tegengestelden van A, “B” dus verzoenen, deze verzoening zaal plaatsvinden op een hoger niveau.
Waarna er weer opnieuw wordt begonnen met these, anti these, synthese. En dit tot uiteindelijk de geest zichzelf helemaal kent.

De jonge en het meisje zijn voorbestemd om tot deze omhelzing te komen, er zit iets achter wat we niet kunnen benoemen, maar dit
heeft een zin en bedoeling. alles behoort tot 1 samenhangend geheel, er kan alleen maar zin en betekenis zijn als de geest deel
uitmaakt van het dialectisch proces.
à Alles wat gebeurd heeft zin, richting en betekeneis.

Als verschillende aspecten bij elkaar gezet worden, dan is dat veel meer dan enkel de som van die twee elementen. De
kracht die uit de synthese kracht komt is de geest.

Het is de taal die ons helpt om deze verschijningsvormen van de geest te begrijpen en tot uitdrukking te brengen.

De mensen geschiedenis is een volledig lineaire geschiedenis, de geschiedenis is gericht op het volledig tot inzicht komen van de
geschiedenis. Als de geest tot inzicht is gekomen wie hij is, kan hij tot rust komen en hebben wij onze finaliteit als mens bereikt.

Dus alles ontleent zijn zin door het te koppelen aan iets tegengestelds, hierdoor komt het op een hoger niveau, waarna het opnieuw
zal gekoppeld worden tot weer iets hogers. Als je dit blijft doorvoeren
Zal de geest tot volledig inzicht gekomen over wie hij is, en is de geschiedenis afgelopen.

Aanvankelijk is de geest in conflict met het voorwerp of objecten, we denken een voorwerp en de eigenschappen v/h voorwerp
a.d.h.v. definities. Maar eigenlijk is dit fout, wat een uurwerk is, is voor een uurwerk maker iets anders, een uurwerk is de soms van
zijn afzonderlijke delen maar ook iets voor op het uur te bekijken. Zo ook met de geschiedenis.

Heer en de slaaf

Vrijheid moet vrijheid zijn in alle omstandigheden, deze mag niet afhankelijk zijn van subjectieve factoren,

De werkelijkheid is niet iets wat ons vreemd is,

Denken is participatie, deel hebben aan, kennis is niet iets wat je privé opslaat, je deelt dit met anderen, dit lijd tot een
betere kennis, denken is geen eigendom. Theorie in de filosofie is alleen dan interessant als ze ons de werkelijkheid laat
zien zoals ze is. We kunnen de geschiedenis zien in zijn afzonderlijkheid maar we moeten deze ook kunnen zien in zijn
geheel,

De geest is een kennis van zichzelf op een hoger niveau. De realiteit die ons omringt is niet iets wat buiten ons staat, iets waar we ons
van kunnen afzonderen. Het is alleen in het omgaan met de ander dat we kunnen te weten komen wie we zelf zijn. In het kennen van
onszelf bereiken we de hoogste standaard van de geest. Wij maken integraal deel uit van die realiteit, die realiteit hebben we ook
nodig, maar in die realiteit met anderen zullen we leren kennen wie we werkelijk zijn. Het denken is geen eigendom van iemand. Op
het moment dat we beginnen te denken maken we deel van een proces dat vele anderen omvat, deel van een universeel denken. De
hoogste theorie is die theorie die ons laat zien wat er in de werkelijkheid is.

Hegel zijn idealisme

Alles wat waar is, wordt gedragen door een zingevende dynamiek, een zinvolle confrontatie. De weg naar de realisatie van de
volledige kennis van wie we zijn is lang en vol vergissingen en tragisch.
à het proces is voor Hegel een ideologisch proces om iets te realiseren in ons leven.
Maar het is ook zo dat de mensheid geen homogeen gegeven is, vele onder ons worden ontmoedigd en geven op, de weg is bezaaid
met mensen die maar een beetje redelijk zijn geëvolueerd.

Alles wat is wordt gedragen door een zingevende dynamiek, de weg die afgelegd dient te worden is moeilijk, onredelijke
mensen (die niet passen in het hegeliaanse systeem) zijn onredelijk omdat enkel de geest redelijk is.

De negatieve dialectiek à dynamiek om de realiteit in zijn geheel te kunnen vatten. (negatief verwijst naar de bepaling van
iets door zijn negatie. Ik weet dat ik een geest ben omdat ik omringd ben door materie. Of subjectieve geest, objectieve
geest (negatie van object) absoute geest (synthese nieuwe these)

De dialectiek is de dynamiek, de motor waarmee de geest zich mee realiseert, een proces waarmee me we ganse kunnen vatten.
Thesis, antithesis, synthese.



Het woord zwart roept onmiddellijk wit op, en leeg roept vol op. Tussen deze 2 begrippen is een scheiding en een
verbinding, ze zijn dus gekoppeld aan elkaar. Alles wat is, is doortrokken van zijn tegenstelling of negativiteit, wat ik ben
impliceerd wat ik niet ben, wat is, is voltrokken van zijn negatie, van dat wat niet is. Dit noemt de negatieve dialectiek, dit
leid tot iets nieuws, iets positief,

Actie is mogelijk als het object zich bewust wordt van zich zelf (de subjectieve geest) en daardoor ook zichzelf ziet in de
negatie (objectieve geest), of wat het niet is. De negatieve dialectiek brengt de synthese of de positieve dialectiek voort
(absolute geest)

Samengevat bestaat het dialectische proces uit 3 momenten

1) Het analyserend fixerend verstand moment, à definieert zichzelf, men gaat opzoek naar zichzelf.

2) Het dialectische moment à door te zien wie we zijn kunnen we de negativiteit bevatten en weten wie we niet zijn, hieruit vloeit
dan het positieve

3) Synthetisch moment, de beide integreren zich in een nieuwe eenheid in een hoger niveau absolute geest

De dialectiek is een zelf genererend proces van kennis, waarbij alle kennis zich voortdurend verrijkt tot alles gekend is, en
de geest zich volledig kent.

Dit voor zo ver het filosofische kader van Hegel, dit is belangrijk voor zijn esthetica te begrijpen

Hegel zijn esthetica –> het verstand splitst de zaak terwijl ze bij elkaar horen.

Volgens Hegel wordt zin tijd gekenmerkt door een beweging die zich afzet tegen de kunst, door het
verlichtingsdenken gaat men d.m.v. het verstand alles uit elkaar halen wat bij elkaar hoort: scheiding subject van het
object, materiele wereld geestelijke wereld etc..

Hegel ziet in de kunst deze verloren eenheid terug. In de kunst manifesteert zich de grootste uitdrukking van
deze eenheid, er is geen splitsing tussen geest en lichaam.

In de kunst zien we de tegenstelling tussen verstand en gevoel opgeheven worden, door dat het verstand via het
gevoel ziet wat het niet is. Verstand en gevoel verenigen zich in een hoger niveau in de kunst. Kunst is de hoogste
verzoening van verstand en gevoel,

Kunst is voor de filosofie van levensbelang, de filosofie heeft de kunst nodig. Enkel de filosofie kan de hoogste vorm
van waarheid doorzien, en dit door de kunst.

Dus waarheid (op het hoogste niveau) is niet enkel iets van het verstand. Maar het manifesteert zich ook in de
zintuigen en het gemoed.

men ontdekt de waarheid in een sensitieve ervaring waarbij er een mengeling is van begrip en aanvoelen. De
kunst geeft de filosofie een brug om tot de hoogste waarheid te komen de welke bestaat door verstand en voelen. Het
verstand alleen kan de waarheid niet vatten, daarom is ze zo breekbaar. De filosofie moet deze weerloze
waarheid van de kunst beschermen, ze moet voor haar opkomen, de kunst maakt de filosofie mogelijk dat het zijn
eigen esthetische reden ontdekken kan.

Kunst en filosofie zin dus verbonden, de kunst geeft de filosofie een instrument om tot hogere kennis te komen. De
filosofie heeft de zoekt de waarheid, en kunst zorgt ervoor .

Een kunstwerk?
Een kunstwerk is een transmissie die verbonden is met het absolute, er is geen andere voorwerp
die het verschil tussen subject en object opheft.
Een kunstwerk toont ons een stukje van het absolute weten. Het kunstwerk transcendeert
maximaal de tegentelling tussen subject en object, we krijgen een voorproefje van het absolute. De
ervaring v/d absolute geest in een kunstwerk is de enige doel v/d kunst..

Kunstwerk als object: Artefact en schoon artefact

Artefact (theoretische wet, onderworpen aan het subject)
Een artefact is een object, wij zijn een subject, wanneer we een relatie aan gaan met het artefact maken we
een verbinding. De subjectiviteit onderwerpt zich aan de objectiviteit. Iedereen die bijvoorbeeld een asbak
ziet, onderwerpt zich als subject aan de dominantie van de asbakheid, we onderwerpen ons aan de
objectiviteit, v/d dominantie v/h voorwerp. Beantwoord aan een wet en is onderwerpen
Maar, zo zegt Hegel, wij hoeven ons niet te onderwerpen aan de dominantie v/h object. Dat de asbak een
asbak is, is niets meer dan een theoretische wet, gevonden door een subject.

Een artefact is een voorwerp dat in het leven is geroepen “uit noodzakelijkheid” door de mens
geschapen is. Het is maar een theoretische constructie.

Artefacten zijn dus d.m.v. deze theoretische constructie met elkaar verbonden, maar deze
verbindingen zijn zwak

Een schoon artefact of kunstwerk, is een voorwerp dat door de mens (kunstenaar) op een hoger niveau
wordt getild, en dit d.m.v. een gaven. En hier gaat het dus niet om een theoretische wet, maar hier hebben
we een object dat zich verzelfstandigd heeft, het is geen zoveelste variant op het idee stoel bijvoorbeeld
maar iets uniek. Ondoorgrondelijk iets, beving zich op hogere niveau, kunst is een verzoening van geest en
natuur.

Een kunstwerk is een veruitwendiging van een idee, een idee die ook zintuiglijkheid uitstraalt, de
kunstwerk wordt geconsumeerd door onze zintuigen. Eenheid tussen geest en lichaam.

Hegel heeft een Inhoudelijke esthetica
Hegel heeft een Inhoudelijke esthetica. Bij Kant gaat het niet over de inhoud, hij denkt na over
systemen die de verbinding tussen een vorm en een subject. Wat gebeurd er als we kunst zien?
Kant zegt neits over de inhoud, hoe komt een kunstwerk voor ons tot stand? Bij Hegel gaat het over
de inhoud of de aanschouwen v/d geest in het werk, over een synthese tussen verstand en gevoel.

Maar het is een reflectie van een idee. Dit maakt iets wakker op het gebied v/d geest. à deze
interactie zorgt ervoor dat de mens zijn eigen natuur kan beleven, de afhankelijkheid relatie met
het artefact is doorbroken, hij is niet meer onderworpen aan het zo zijn van een asbak, en
hierdoor heeft de mens toegang tot zijn eigen natuur, -à mens en geest zijn 1 geest en lichaam zijn
geest. Mens en natuur worden 1. Het kunstwerk moet zijn eigen gemaakt zijn verbergen, (Kant).

Opdracht: Duchamp had incognito een kunstwerk (een pispot) ingestuurd bij zijn eigen bedrijf, na
een stemming weigeren ze het kunstwerk tegen alle regels in. Als gevolg hiervan neemt hij ontslag
en gaat naar een ander atelier en laat de pispot daar fotograferen. In de jaren 90 werd dit
kunstwerk het meest invloedrijke kunstwerk van de 20ste eeuw. Duchamp heeft deze pispot niet
zelf gemaakt, dus inbreng van de kunstenaar is zero, er is dus ook helemaal niets esthetische aan
dit kunstwerk, er.

Doordat deze pispot als kunst wordt gezien, wordt Hegel zijn artefact/schoon artefact overbodig?
Blijft dit een kunstwerk? Of horen deze ready-mates niet thuis in de kunst. Maakt de ready-mate
Hegel overbodig?

Kunst leert ons, net zoals bij Plotinus iets over wie we zelf zijn. Het leven is een proces van een zoektocht
naar onze identiteit, we kunnen alleen ontdekken wie we zijn door onze relatie met de natuur. Dit
kennen gaat enkel over zelfverwezenlijking, het ontdekken van het zelf gaat enkel d.m.v. ervaring,
door dingen mee te maken en uiteindelijk te sterven voor je sterft om zo terug geboren te worden.
De rol van de kunst is nu dat deze veruitwendiging van u zelf (de geest) de hoogste vorm aan
neemt. Kunst is transcenderen. Kunst laat stukje van onze identiteit zien e t
Doorheen de kunst komt men dus ook tot inzicht dat we niets anders doen dan streven naar
eenheid. Kunst staat boven de natuur, kunst weerspiegeld de ideële eenheid van de natuur en de
geest. à kunst is een mimesis en sublimatie proces van de natuur. Wij zijn deze sublimatie zelf.

De kunstgeschiedenis

De kunstgeschiedenis zit vervat in de godsdienstgeschiedenis, kunst speelt zich af in de
godsdienstgeschiedenis want het zelf begrip waarnaar iedereen opzoek is valt samen met het godsbesef
à Zelf besef en godsbesef zijn het zelfde. Object en subject zijn 1

Hoe verhoud de kunstgeschiedenis zich tot de godsdienstgeschiedenis.
Fasen van de kunstgeschiedenis à op weg naar de ware kunst.
à We zijn op weg naar de absolute geest of tot zelf kennis. Zo ziet hij ook de kunstgeschiedenis.

1) à eerst is er de symbolische kunst
2) à Ware Griekse kunst
3) àChristelijke kunst

Symbolische kunst:
• De symbolische kunst is een etappe op weg naar de ware kunst. Bijvoorbeeld dieren die met
mensen lichamen worden afgebeeld. Sublimatiekunst met dementie van onmenselijkheid. à
uitdrukkingen van monumentale gebouwen in dienst van een onmenselijke godsdienst à Kunst
is architectuur, alles staat in dienst van godsdienst à hier zien we dat kunst onderworpen is aan
de godsdienstgeschiedenis. De kunst is zo te zeggen onderworpen kunst

Ware Griekse kunst
• Geest en natuur zijn perfect in harmonie, onmiddellijke eenheid van de kunst. Maatschappelijke
veruitwendig in de kunst. De kouros is perfectie van menselijke lichaam met goddelijke
uitstraling. De kouros is de uitdrukking van een goddelijk verbeeldingsproces. Het symbolische
werd verlaten en met richt zich op het perfecte lichaam

Christelijke kunst
• Het perfect Griekse beeld draagt geen negatie in zich, er is geen tegengestelden meer, het
dialectische proces is stil gevallen. Deze beelden zijn hierdoor reeds een eindpunt maar dit kan
nog niet. Het is de Christelijke kunst die door de kruising van Jezus de onvolmaaktheid van
de mens terug centraal zet. Bij de Grieken ging het om de goddelijke volmaaktheid van de mens.
Jezus hangt daar als uithangbord van de imperfectie, Hij is het bewijst dat de geest nog niet
bereikt is. Door deze negatie kan het dialectisch proces verder gezet worden.

De kunst als belangrijk onderdeel van het geestelijk kennisproces maar vanaf het moment dat de
geest sterk genoeg geworden is en zich bewust geworden is van zich zelf, ziet de geest in dat de
kunst overbodig is geworden. En wordt deze los gelaten. Kunst – religie – absolute weten (inzicht)
Reacties tegen Hegel

• Max Stirner
à Verzette zich tegen Hegel en de metafysica. Hij verwerpt de Geest, hij stelt dat je niet kunt weten wat
iemand anders denkt. Je kan geen algemene uitspraken doen over andere mensen. De belangrijkste
vraag is: wie ben ik in mijn individualiteit? Universele uitspraken over ander mensen kan
niet. à Hegel is onzin.

• Karl Schnaase à De synoptische invalshoek, deze bestaat uit een aantal principes.
1) In tegenstelling tot Hegel stelt Schnaase dat elke periode de totaliteit van de mens omvat. Iedere
periode is even belangrijk en kunnen nooit gezien worden als een aanloop tot iets.

2) het absurd om een bepaalde periode op zich te behandelen. De Barok begrijpen kan niet zonder
renaissance te begrijpen, alle periodes volgen elkaar op. De historische ontwikkeling naar de geest toe is
niet juist, de geschiedenis is circulair, niet lineaire, sommige dingen worden zijn niet meer relevant maar
morgen opeens weer wel.

3) Hegel zit nog het meeste fout in zijn esthetica als hij zegt dat we tot definitieve waarde oordelen
kunnen komen in de kunst. Elke kunstwerk wordt gerevalueerd in zin eigen tijd. Er is een circulaire
benadering. Niet ligt vast, niet heeft een eeuwigheidswaarden. Kunst is niet veruitwendiging van de
hogere geest

Mensen blijven wel barokke kerken maken omdat het gewoonte is geworden maar er is geen originaliteit
meer. Kunst is niet

Bij hem is kunst ook niet onderworpen aan de godsdienst geschiedenis. Kunst is geen methode om
de geest zich te doen ontplooien. Het gaat over een innerlijke drang in de kunstenaar. Kunst komt
op vanuit zich zelf, ze is autonoom en staat los van de algemene geschiedenis. Kunst en religie zijn de
essentie van de mensen evolutie maar ze zijn niet afhankelijk van elkaar.

• Friedrich Schiller (over de esthetische opvoeding) beïnvloed door Kant.

Hij maakt een onderscheid tussen de naïeve poëzie en sentimentele poëzie à

naïeve poëzie: Sophocles, theater dichter uit de klassieke tijd. Sophocles laat zijn drama’s ontstaan
vanuit de natuur, ondergaat de natuur op een naïeve wijze.

sentimentele poëzie: De romantiek staat daar tegen over. Er is een beschavingscrisis en gaan de
natuur anders zien. Het is niet meer mogelijk om zoals Sophocles uit te gaan van deze natuur. Hij weet te
veel en dus kunnen romantici’s kunnen enkel op een sentimentele manier al treurend schrijven
over de natuur en het verloren gaan van deze verbinding. Hier is er dus een breuk tussen cultuur en
natuur. Deze breuk kan alleen door de vrijheid hersteld worden door het verhevenen te bereiken
waardoor de kloof tussen cultuur en natuur overbrugt kan worden. De genie door het verhevenen de dit
samen komen van natuur en cultuur kan alleen in de kunst.











Les ? Schopenhauer à Contemplatie, de wil, creativiteit, kunstwerk.

Schopenhauer: wat kunnen we kennen? Bouwt verder op Kant. Hij ontwikkeld een kennis theorie.

Mensen construeren kennis door 4 fasen te doorlopen, op basis van deze 4 vormen is het mogelijk
om te definiëren wat kenbaar is. Op basis hiervan kunnen we spreken met elkaar, op basis hiervan
kunnen we de wereld kennen.

1) We kunnen tot causale kennis komen à oorzaak en gevolg kennis. Veel zon en regen geeft
goeie oogst.

2) Deze causale kennis heeft een Logische onderbouw nodig à het vermogen die we hebben om
door het redeneren tot inzichten te komen. Een oplossing zoeken voor een kwaal van
iemand op te lossen.

3) Ruimte en tijd à je bent altijd ergens op een gegeven moment

4) Motivatie à Wat wil ik? Huis in richten, Akker bewerken.

Alles wat buiten die afgrenzing zit noemt Schopenhauer de wil, deze wil is een alomvattende
vernietigende wil. Er is dus geen doel in het leven zoals bij Hegel, er is alleen een wil. We zijn genadeloos
onderworpen aan de grille van de wil.

De wil interpreteert ons, wij zijn niet door een God uitgekozen om de wereld buiten ons te
interpreteren maar het is deze wil die ons interpreteert. Wij zijn de voorstelling van deze wil. Alle
historische feiten zijn toevallige objectiveringen van deze wil. Buiten de causaliteit die wij kennen is er
niets, alleen deze wil. Daarom dus de titel: de wil als voorstellende principe.

à het subject is niet meer de centrale figuur van de wereld. Deze is de speelbal van deze wil. Een
toevallige uiting van hoe de wil zich uit.

Er heerst hier dus een conflict tussen 2 modellen: Hegel die de mens centraal zet als eind doel en
de wil die centraal staat en waarvan de mens een slachtoffer is, de mens is geen doel.

Zijn esthetica

Voor Schopenhauer is een kunstwerk een mengvorm tussen de basisvormen en creativiteit dewelke tot
stand komt door contemplatie en waarbij de kunstenaar de basis vormen loslaat en in contact treed met
de wil die buiten de basisvormen zit. Er kan enkel in contact getreden worden met de wil door alles los te
laten. Deze wil brengt creativiteit voort. Een kunstwerk is dus een mengvorm van de wil en het materiele.

Er zijn dus 2 aspecten betrokken bij het kunstwerk.

à het aspect die te maken heeft met de fysische kant + de grondbeginselen v/h kunstwerk.
à Een kunstwerk brengt ook een hogere vorm van creativiteit tot stand. Deze creativiteit kan
enkel voort komen uit de wil. Een kunstenaar zet zijn kensysteem buitenwerking, contempleerd
en komt in contact met de wil, kunst is dus een uiting van deze wil in een werk.

De materialiteit v/h kunstwerk wordt overtroffen door een bijzondere vorm van contemplatie v/d
kunstenaar. Hij geeft de controle van zijn intellect op, hij komt in een trance zo te zeggen. De trance
zet het kensysteem (van boven beschreven) buitenwerking. Hij wordt gecontamineerd
(samengebracht) door de grote wil die creativiteit tot stand brengt in het kunstwerk en dit kan
alleen door de controle los te laten van zijn kenvermogen.

Omdat de creativiteit v/h kunstwerk geen betrekking heeft op het basis principe van het kensysteem, kan
er dus ook nooit spraken zijn van een herhaling. Een herhaling impliceerd namelijk een kensysteem. Een
esthetische ervaring dat het product van een genie kan nooit een herhaling zijn.

Het is dus door deze bezinking, door het loslaten van het kenvermogen, waardoor er in contact kan
getreden worden met de wil, de wil die creativiteit voortbrengt en dat zich openbaart in het kunstwerk
(vandaar dat het kunstwerk een mengvorm is van fysische en het ken model + de wil.)

Na deze contemplatie kan het creatieve en het hogere binnentreden in het basis concept. Hierna kan het
kunstwerk in elkaar worden geknutseld zodat de creativiteit van de wil naar buiten kan komen in het
kunstwerk.

Een kunstwerk kan ook alleen maar in zijn ware creativiteit gezien worden als de toeschouwer zijn ego
helemaal verbannen heeft, wanneer hij zijn kensysteem uitzet. Je kan enkel kunst zien als je alles loslaat.
Kunst kan je enkel zien door de in contact te treden met de buiten ruimtelijke idee ofwel de wil in het nu.

Je hebt een contemplerend aspect gericht op de wil dat creativiteit voorbrengt
Je hebt een vakmanschap aspect vertrekkende vanuit de basisvormen.

Vakmanschap ergens 25ste minuut 1ste helft
Een kunstwerk is een bouwwerk in ruimte en tijd die zorgt voor een vertaling van een idee die zich
bevindt in de eeuwige ruimte (noumenale wereld van Kant), die altijd al aanwezig was. De eeuwige idee
was altijd al in de eeuwige ruimte aanwezig was. Als je je ego kunt uizetten kan je deze eeuwige kunst
waarnemen.

Genieconcept: Als de kunstenaar in contact komt met de wil tijdens het contempleren. En daarna terug in
het kenvermogen treed gaat de kunstenaar beginnen met het samenstellen van de creativiteit die
ontstond door het in contact komen met de wil, en het materiele object. Ook hier dient de kunstenaar het
ego los te laten en op een volkomen objectieve wijze zijn kunstwerk te creëren. à Een kunstwerk van
van Gogh zie je onmiddellijk dat het van hem is. Dat is de objectiviteit. Genialiteit is niets anders
dan de volkomen objectiviteit. à de wil objectiveert zich, een genie is dus pure objectiviteit à
Een kunstwerk van van Gogh zie je onmiddellijk dat het van hem is, dat is pure objectivering en dat
kan enkel ene genie voortbrengen.

Kunstensysteem
Een systeem op basis van treden met een logische ontwikkeling die verwant is aan de natuur.

Laagste vorm
-Architectuur volgt ideeën die reeds aanwezig waren in de organische wereld (bladeren, bomen), muziek,
deze vormen impliceren niet onmiddellijk de wil omdat deze gebonden zijn aan het ken-model van boven.

Hogere vormen
-Hoe mee abstracter de kunst wordt (zoals taal plus klanken) des meer complexiteit er is, des te meer we
afstand dienen te doen van het ken systeem des te meer we in contact komen met de wil hoe genialer iets
wordt. à poëzie impliceerd een hogere vorm contemplatie dan architectuur

Hoogste vorm
De tragedie à Opera Hoogste kunstvorm van het genie.















Nietzsche
Wagner is dus speciaal omdat het een samenkomen is van dionysische en het apollinische elementen. De afschuw van het bestaan
wordt geopenbaard maar wordt gemilderd door de leugen. Alles wordt onder een sluimer gebracht. Enkel de tragedie kant dit.

Heraclitus had invloed op zijn esthetica.

De vroege Nietzsche hangt samen met Wagner à Dionysische en het apollinische principe

à De geboorte van de tragedie. Waar komen de passies vandaan die Nietzsche heeft voor de werken van
Wagner? Hoe komt dat ze zo verslavend zijn voor mensen? Hij stelt dat er 2 principes vervlochten zijn in
het werk van Wagner

Om dit te kunnen begrijpen introduceert hij 2 principes, die gaat hij verbinden met elkaar. Het
Dionysische en het apollinische principe, deze zouden dan vervlochten zitten in het werk van Wagner.

Dionysische: losbandigheid, feest, macht à verbonden met de wil, de drift (Schopenhauer).
Apollinische: alles wat goed is, staat voor de maat. à verbinden met de representatie.

Dus de opera’s van Wagner zijn een vervlechting van beide principes

Het Dionysische en het Apollinische hebben beiden een metafysisch, een epistemologisch en een
esthetische aspect

Bij de beide benaderen heb je ook een metafysische aspect, epistemologisch aspect en esthetische aspect

Dionysische

-Metafysische aspect: de 1heid die te vinden is in een opera, alles wordt onderworpen aan de wil.
-Epistemologisch: kennis in de vorm van ervaren. De wil intoxiceerd ons zo te zeggen.
-Esthetische aspect: het schone, het mooie.

Apollinische:

Het metafysische aspect: in het apollinische heeft betrekking op het valse, de illusie. Het dient om de
wil af te zwakken v/h metafysische in het dionysische, deze illusie
compenseert de wil, deze wil wordt in de tragedie verdunt en, gemanipuleerd
omdat het in zijn puurheid beestachtig barbaars is.

Het epistemologisch aspect: brengt een droom toestand voort. Dat ontstaat door de vervorming van de
wil. Het gaat hier dus over kennis als droomtoestand. Het lichaam
beschermt zich tegen de intoxicatie v/d wil.

Esthetische aspect: het schone ontroerende, de structuur, de tonen, de muziek.


Deze niveaus zijn dus verbonden, deze aspecten zijn van groots belang voor een goede tragedie

Wagner is dus speciaal omdat het een samenkomen is van dionysische en het apollinische
elementen. De afschuw van het bestaan wordt geopenbaard maar wordt gemilderd door de leugen.
Alles wordt onder een sluimer gebracht. Enkel de tragedie kant dit.

Dit vormt de eerste grond esthetiek volgens Nietzsche..







De late Nietzsche :
de wereld is naar de vaantjes omdat er een hypocriete moraal heerst.

Doet afstand van de noumenale wereld van kant en Schopenhauer. Het denken over de wereld kan
alleen over de wereld zelf gaan. Hij doet dus afstand v/d metafysica. Hij wil de logica van het leven zelf
begrijpen i.p.v. de wereld te begrijpen vanuit een ander wereld.

De essentie zit in het leven zelf, wat het leven is, zit vervat in het leven zelf.

De esthetica wordt bij Nietzsche op een andere manier bekeken. Ze houdt zich vanaf Nietzsche niet meer
bezig met: hoe komt kunst to stand voor de mens, of met het afwegen van het sublieme t.o.v. het schone

Geen speculaties meer. Terug m/d voeten op de grond. Hij plaatst de esthetica terug i/h hier en nu.

à voor hem is de esthetica de laatste redding voor een hopeloze wereld. De belangrijkste oorzaak hier
voor is omdat de wereld wordt geleid door een hypocriete moraal. Voor hem is de moraal een stel van
externe regels waarin men verwacht dat iedereen er kritiekloos naar luistert. De moraal is de kern v/d
vergissing. Het individu die zich op een collectieve interpretatie baseert à (de godsdienst).

à Griekse goden zijn beesten maar ze stralen een ja tegen het leven uit. Ze zeggen ja, ze moedigen
iedereen aan hun individuele zelf te ontwikkelen.

à Het Christendom onderwerpt het individu, neemt zijn spontaniteit af door een collectieve gedragscode.
De morele orde wordt opgeleid met het oog op iets da niet bestaat à De hemel. Hij gaat een gevecht aan
met de moraal. à slaven moraal, waar men nee zegt tegen het leven. Het individu krijgt geen kans.
Enkel de renaissance mens is nog een uitzondering die “Ja” zegt.

De nieuwe esthetische orde van Nietzsche: de metafysica wordt er uitgegooid: God is dood.

Esthetica voor Nietzsche begint bij zelf inspectie, je moet je zelf leren kennen om een volwaardige
esthetische persoonlijkheid te worden.

Levenskunst. Het leven opvatten als kunstwerk, Heren moraal. De
esthetica wordt van een theoretisch opvatting naar het leven van alle
dag gebracht. à Levenskunst!

Durf te leven! Een opkuis beurt.


Het esthetische moet “praktisch” direct worden toegepast op wie we zijn en wat
we doen.




“Voor” de late Nietzsche werden deze processen buiten de figuur van de kunstenaar
geplaatst, de kunst wordt extern bestudeerd. Na Nietzsche komen er denkers die de
oude systemen verwerpen, de metafysische dementie verdwijnt en er komt een
psychologische dementie, de 19de eeuw legt zich toe op psychologische modellen. In de
esthetica ontstaan dus ook deze tendensen: de auteurs die zich deze vraag gaan stellen
(hoe functioneren esthetische processen?) deze denkers willen langs deze kunstenaars
staan terwijl deze ervoor werden geabstraheerd.

Fiedler in het kort

- Actie en productie staan boven receptie en receptiviteit v/h landschap.

- Het creatief proces vind plaats i/h innerlijke atelie i.p.v. op het schilderdoek. Het
innerlijke atelier is het geheel van psychologische processen i/d kunstenaar, van hier uit
produceert hij. Het produceren van kunst vanuit het innerlijke atelier noemt hij
expressie, daarom vallen productie en expressie samen.

- Een creatief proces is een dynamisch gebeuren. In het innerlijke atelier worden vormen
geconfigureerd. Deze vormen worden dan via het oog, d.m.v. “de hand” op het doek
aangebracht. Dit noemt hij ook expressie.

- Zichtbaarheid heeft bij Fiedler niet alleen betrekking op het “zien” in de natuurlijke
wereld, maar eerder op het “zien” v/d geconfigureerde vormen in het innerlijke atelier.
Kunst is in dit atelier dus altijd in wording.

- Kunst produceert dus altijd een nieuwe realiteit, de objectievere realiteit bestaat niet. De
realiteit wordt door de kunst dus altijd opennieuw geïnterpreteerd, 2 keer het zelfde
werk maken kan dus niet.

Kunst en natuur
Hij maakt een onderscheid tussen de wereld v/d zichtbaarheid zoals in de natuur, deze is
statisch, en de dynamische wereld van de zichtbaarheid, dewelke ontstaat i/h atelier, deze
zichtbaarheid is vormgevend en brengt expressie processen voort, deze worden vervolgens voor
onze ogen geplaatst.

De kunst is niet de natuur, in de kunst gaat het over worden, in de natuur over “zijn”. Toch is
kunst ergens ook natuur. Hoe heffen we deze contradictie op?

Kunst is het resultaat van een expressie proces dat leid tot een autonoom kunstwerk. Kunst kan
alleen gezien worden als de relatie tussen subject en object verdwijnt, er is geen doelgerichte of
intentionele relatie tussen kunst en subject.

De kunstenaar vormt natuurlijke vormen om tot autonomen vormen. Het materiaal dat uit de
natuur komt (hout, steen …) worden door creatieve processen omgebogen tot autonomen
materialen en het is door dit ombuigen dat we door stoten tot het rijk van het zien. Hier is dus
spraken van een transformatie activiteit van de natuur geen nabootsing of mimesis.

Herneming: kunst is natuur maar ook geen natuur, de natuur bestaat uit spontane groei, de
kunst leid tot productie, maar kunst is toch weer wel natuur omdat psychologisch gezien de
productie van kunst niet los gezien kan worden van de mens. Het innerlijke creatieve proces is
een spontaan proces dat leid tot autonome vormen maar tegelijk maakt het ook deel uit van een
omgeving. Gevolg: kunst is aan de kant van het doen, geen mimesis, de kunst dient zich te laten
doordringen van het creatieve proces.

Historische periodes
Periodes waarin “de hand” enkel functioneert in functie van het oog, waarin de kunstenaar
opereerde autonoom en tot doel had de realiteit opnieuw te interpreteren, vrij van alle druk, hij
wil niets nabootsen, maar hij wil autonome creatieve processen weergeven en dit leid tot
geprivilegieerde periodes in de kunstgeschiedenis. Er zijn ook periodes waarin het oog
onderworpen wordt aan de norm, de hand staat dan niet langer in dienst van het oog maar in
dienst van de expressie van kopieën.

You might also like