You are on page 1of 322

JELLEMA 12A

UITVOEREN TECHNIEK

06950556_voorwerk.indd 1

03-02-2006 11:24:34

II

omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdam


vormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdam
opmaak Van de Garde, Zaltbommel
tekenwerk Technisch bureau Lindhout b.v., Woerden
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.
Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de
uitgever wenden.

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet


Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.
Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:
www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 90 06 95055 6
Tweede druk, tweede oplage

ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2005


Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopien uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet
1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB
Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever
te wenden.

06950556_voorwerk.indd 2

03-02-2006 11:24:36

12

lingen.
og tot de

III

12

Bouwproces
Uitvoeren
A techniek

zet

en in een
, hetzij
rafgaande

Auteurswet
tus 1985,
goedingen
60, 2130 KB
loemlezinde uitgever

06950556_voorwerk.indd 3

03-02-2006 11:24:36

IV

De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast


het inleidende deel uit drie reeksen boeken:
bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces.
Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke
basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en
wetenschappelijk onderwijs.

Serie

Auteur deel 12A:


H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam

Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit


de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs
enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide
sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid
tot het leveren van commentaar en kritiek in een
voortdurende discussie tussen redactie, auteurs
en het onderwijs.

www.jellema-online.nl

De redactie:
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van Utrecht,
Utrecht
ir. A. van Tol
Architect, Zwolle
ir. K. Hofkes
Docent Bouwkunde, Hogeschool INHOLLAND,
Haarlem en Alkmaar
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ing. N. Zimmermann
Architect, Amsterdam

06950556_voorwerk.indd 4

03-02-2006 11:24:59

JELLEMA

JELLEMA

JELLEMA

Serieoverzicht

10

11

12

www.jellema-online.nl

12

13

06950556_voorwerk.indd 5

03-02-2006 11:25:03

VI

Inhou

Woord vooraf
Bij het realiseren van gebouwen speelt een groot
aantal factoren een rol. Het ontwerp- en het uitvoeringsproces benvloeden elkaar over en weer.
Daarbij spelen steeds twee vragen een belangrijke rol:
1 Zijn er in het bouwkundige ontwerp alternatieven mogelijk om de bouwkosten te verlagen?
2 Zijn er in het uitvoeringsproces alternatieven
mogelijk om de bouwtijd te verkorten?
Om deze vragen te beantwoorden is het noodzakelijk dat partijen een helder inzicht hebben
in de mogelijkheden en alternatieven. Voor de
samenstelling van deze uitgave is een grote
verzameling uitvoeringsalternatieven geanalyseerd, waaruit structurele kaders zijn ontstaan.
Daarmee kunnen ontwerpers en uitvoerders het
uitvoeringsproces zowel voor de woning- als de
utiliteitsbouw verbeteren.
In dit boek wordt het uitvoeringsproces gevolgd.
Voor elke bouwkundige is enige kennis van
het inrichten van de bouwplaats nodig, omdat
de condities van de bouwplaats invloed hebben op de uitvoeringsmogelijkheden van het
gebouw.
De onderbouw gaat van eenvoudige woningbouwfunderingen tot ingewikkelde kelderconstructies. De wijze van uitvoeren van de onderbouw kan grote invloed hebben op de bouwtijd.
Voor het casco van woningen wordt de uitvoering van gebruikelijke bouwmethoden behandeld. Daarnaast wordt er een aanzet gegeven
voor nieuwe uitvoeringstechnieken voor de veranderende woningmarkt.
Voor het skelet van utiliteitsbouw wordt
inzicht gegeven in de uitvoeringstechniek van
verschillende bouwmethoden en worden argumenten aangedragen om voor een concreet
project tot een optimale keuze te komen.
Van een aantal hoge gebouwen wordt de
uitvoering van de draagconstructie behandeld
en worden alternatieven aangedragen om draagconstructies van hoogbouw vanuit de uitvoeringsproces te ontwikkelen.
Van gevels wordt eerst het metselproces
behandeld en daarna het montageproces van
prefab-gevelelementen. Hier is nog veel ruimte
voor optimalisatie.

06950556_voorwerk.indd 6

Van daken wordt niet alleen de uitvoering van


het pannendak behandeld, maar ook besproken hoe bij platte daken de wijze van uitvoeren
invloed heeft op het waterdicht krijgen van het
gebouw.
In de afbouwfase gaat het niet alleen om
het uitvoeren van de verschillende afbouwconstructies, maar vooral om het integreren van
bouwkundige en installatieactiviteiten. Hierdoor
kan de bouwtijd verkort worden en kunnen de
bouwkosten door het verminderen van afstemverliezen verlaagd worden.
Deel A Uitvoeren techniek behandelt de technische aspecten van het uitvoeringsproces; het is
bestemd voor alle bouwkundigen en draagt
argumenten aan voor de discussie tussen ontwerpers en uitvoerders om door verbetering van
het uitvoeringsproces de prijs/kwaliteitverhouding van gebouwen te verbeteren.
Deel B Uitvoeren organisatie is gericht op de
organisatie van het uitvoerende bouwbedrijf en
draagt theorie- en praktijkgegevens aan om de
kwaliteit van de bouwplaats als tijdelijk bouwconstructiebedrijf te verbeteren.
Beide delen zijn als zelfstandige eenheden in het
kennisoverdrachtproces te beschouwen; elk deel
heeft dus een eigen hoofdstuknummering.
De auteur,
mei 2005

03-02-2006 11:25:07

Uitvoerin
Inleiding 2
1.1 Afbaken
1.2 Doelgro
1.2.1 Uitvoe
1.2.2 Bouw
1.2.3 Gebou
1.2.4 Gebou
1.3 Bouwpla
1.4 Decomp
1.5 Projecta
1.5.1 Bouw
begane-gron
1.5.2 Bouw
pannendak
1.5.3 Samen
Geraadpleeg
1

2 Inrichten
Inleiding 12
2.1 Bouwpla
2.1.1 Beweg
2.1.2 Toega
2.1.3 Situer
2.1.4 Const
2.1.5 Const
2.1.6 Zoner
2.2 Bouwpla
2.2.1 Accom
2.2.2 Accom
managemen
2.2.3 Keuze
2.2.4 Maga
2.2.5 Plaats
2.3 Bouwpla
2.3.1 Elektra
2.3.2 Elektri
2.3.3 Elektri
bouwproject
2.3.4 Elektri
bouwproject
2.3.5 Bouw
2.3.6 Kosten
2.4 Overige
2.4.1 Teleco
2.4.2 Beveil
2.4.3 Bouw
2.4.4 Bouw

voering van
besprouitvoeren
en van het

en om
bouwconren van
n. Hierdoor
unnen de
an afstem-

de technices; het is
draagt
ssen ontetering van
itverhou-

ht op de
wbedrijf en
an om de
jk bouw-

eden in het
en; elk deel
ering.

VII

Inhoud
Uitvoeringstechniek 1
Inleiding 2
1.1 Afbakening uitvoeringstechniek 2
1.2 Doelgroep vakgebied uitvoeringstechniek 4
1.2.1 Uitvoerende bouwbedrijven 4
1.2.2 Bouwplaatsmanagement 5
1.2.3 Gebouwontwerpers 5
1.2.4 Gebouwbeheerders 5
1.3 Bouwplaats als productiebedrijf 6
1.4 Decomponeren uitvoeringsproces 6
1.5 Projectanalyse bouwwerk 7
1.5.1 Bouwknoop paalfundering
begane-grondvloer langsgevel 7
1.5.2 Bouwknoop langsgevel zoldervloer
pannendak 8
1.5.3 Samenvatting 9
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 9
1

2 Inrichten bouwplaats 11
Inleiding 12
2.1 Bouwplaatsinfrastructuur 12
2.1.1 Bewegwijzering 12
2.1.2 Toegangspoort 13
2.1.3 Situering bouwweg 14
2.1.4 Constructie bouwweg 15
2.1.5 Constructie kraanbaan 17
2.1.6 Zonering bouwplaats 17
2.2 Bouwplaatsaccommodatie 18
2.2.1 Accommodatie bouwplaatspersoneel 18
2.2.2 Accommodatie bouwplaatsmanagement 19
2.2.3 Keuze accommodatie 19
2.2.4 Magazijn en loodsen 24
2.2.5 Plaatsing accommodaties 27
2.3 Bouwplaatsinstallaties 29
2.3.1 Elektra infrastructuur 29
2.3.2 Elektrisch systeem klein bouwproject 30
2.3.3 Elektrisch netwerk middelgroot
bouwproject 30
2.3.4 Elektrisch netwerk grote
bouwprojecten 33
2.3.5 Bouwplaatsverlichting 33
2.3.6 Kosten elektrisch netwerk 34
2.4 Overige installaties op bouwplaats 34
2.4.1 Telecommunicatie en data 35
2.4.2 Beveiliging en bewaking 36
2.4.3 Bouwwaterleiding 36
2.4.4 Bouwriolering 37

06950556_voorwerk.indd 7

2.4.5 Bouwgasverwarming 37
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 39
3 Uitvoeren onderbouw 41
Inleiding 42
3.1 Onderbouw woningbouw 42
3.1.1 Begane-grondvloersystemen 42
3.1.2 Fundering op staal 44
3.1.3 Fundering op palen 46
3.1.4 Begane-grondvloeren woningbouw 48
3.2 Onderbouw bedrijfshallen 50
3.2.1 Fundering bedrijfshal 50
3.2.2 Fundering en kolommen 51
3.3 Onderbouw utiliteitsbouw 52
3.3.1 Kruipruimte met fundatie op staal 52
3.3.2 Kruipruimte met fundatie op palen 53
3.3.3 Funderingspoeren op palen 55
3.4 Onderbouw met kelder 56
3.4.1 Liftput 56
3.4.2 Keldervloer 57
3.4.3 Kelderwanden 60
3.4.4 Dilataties en krimpstroken 64
3.4.5 Kelderdek 64
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 64
4 Uitvoeren casco bij woningbouw 65
Inleiding 66
4.1 Verschillende soorten woningcascos 66
4.1.1 Laagbouwwoningen 66
4.1.2 Gestapelde woningen 66
4.1.3 Cascokeuze naar wand/vloerfunctie 67
4.2 Prefab- versus in situ constructies 68
4.3 Wijze van transport en cascokeuze 69
4.3.1 Handtransport 70
4.3.2 Mechanisch transport 70
4.3.3 Zwaar kraantransport 70
4.3.4 Licht kraantransport 70
4.4 Dimensies woningcasco 71
4.4.1 Bepalen dikte wanden en vloeren 71
4.4.2 Bepalen verdiepingshoogte 73
4.5 Keuze bouwmethode 73
4.5.1 Bouwmethoden wanden 73
4.5.2 Bouwmethoden vloeren 75
4.5.3 Voorkeur keuze bouwmethode 75
4.6 Metselbouw methode steen/hout 76
4.6.1 Kleine en vervangende nieuwbouw met
handtransport 77
4.7 Prefab-betonwand en kanaalplaatvloer 78

03-02-2006 11:25:07

VIII

4.7.1 Voorbereidings- en montageproces 78


4.8 Tunnelgietbouw: wand en vloer 80
4.8.1 Samenstelling tunnelkist 81
4.8.2 Ontkisten tunnelkist 81
4.8.3 Bouwknoop wand met vloer 82
4.8.4 Uitvoeren tunnelen 83
4.8.5 Nieuwe mogelijkheden bij tunnelgietbouw 84
4.9 Gietbouwwand en breedplaatvloer 85
4.9.1 Wanden met bekisting 85
4.9.2 Vloeren van breedplaat 85
4.9.3 Uitvoeringsmethode gietbouwwand en
breedplaatvloer 87
4.10 KZS-elementenwand en
kanaalplaatvloer 87
4.10.1 Kleine KZS-elementenwanden 90
4.10.2 Werkmethode wanden maken 91
4.10.3 Verdiepingsvloeren van kanaalplaat 94
4.10.4 Woningscheidende vloeren van
kanaalplaat 94
4.11 KZS-elementenwand en
breedplaatvloer 95
4.11.1 Kleine KZS-elementenwanden 95
4.11.2 Vloeren van breedplaat 95
4.12 Kleinschalige elementenbouwmethode 96
4.12.1 Transport met 10-tonmeterkraan 97
4.12.2 Elementen voor 10-tonmeterkraan 98
4.12.3 Aanvoer elementen in containers 99
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 99
5 Uitvoeren skelet bij utiliteitsbouw 101
Inleiding 102
5.1 Gebruiksfunctie gebouw 102
5.2 Laagbouw prefab-staal 103
5.2.1 Invloed montage op bouwkosten 104
5.2.2 Monteren staalconstructie 105
5.3 Verdiepingbouw met in situ beton 106
5.3.1 Optimaliseren bouwkosten en
bouwtijd 106
5.3.2 Vloerbekisting baddingsysteem 109
5.3.3 Vloerbekisting stalen dragersysteem 112
5.3.4 Vloerbekisting paneelvalkopsysteem 114
5.3.5 Vloerbekisting paneelsysteem 115
5.3.6 Vloerbekisting breedplaatsysteem 116
5.3.7 Vloerbekisting tafelsysteem 117
5.3.8 Vloerbekisting vergelijking systemen 119
5.3.9 Wandbekisting baddingsysteem 121
5.3.10 Wandbekisting gordingsysteem 123
5.3.11 Wandbekisting spantsysteem 124
5.3.12 Wandbekisting paneelsysteem 125

06950556_voorwerk.indd 8

5.3.13 Wandbekisting vergelijking


systemen 125
5.3.14 Kolombekisting 126
5.3.15 Dilataties in betonskelet 131
5.4 Verdiepingbouw in situ HS-beton 134
5.4.1 Draagstructuur in HSB als alternatief voor
prefab-betondraagstructuur 135
5.4.2 Keuze verdiepingsvloer 135
5.4.3 Bouwknoop wand met vloer 137
5.4.4 Optimalisering uitvoering 138
5.4.5 Samenvatting uitvoeren met
HS-beton 139
5.5 Verdiepingbouw in prefab-beton 139
5.5.1 Argumenten voor keuze prefab-beton 139
5.5.2 Montageproces prefab-beton 141
5.5.3 Bouwknoop verticaal-horizontaal 143
5.5.4 Samenvatting 145
5.6 Verdiepingbouw prefab-hybride 145
5.6.1 Keuze vloerconstructie 146
5.6.2 Keuze verdiepingshoogte 146
5.6.3 Keuze gevelconstructie 147
5.6.4 Keuze middenondersteuning 148
5.6.5 Keuze stabiliteitsconstructie 149
5.6.6 Keuze hybride skeletconstructie 150
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 151
6 Uitvoeren draagconstructie bij
hoogbouw 153
Inleiding 154
6.1 Uitvoeringsaspecten bij hoogbouw 154
6.1.1 Aspect bouwtijd 154
6.1.2 Bouwkosten bij hoogbouw 156
6.1.3 Stabiliteitsprincipes bij hoogbouw 156
6.2 Uitvoeren draagconstructie hoogbouw 157
6.2.1 Voorbeeldproject hoogbouw 157
6.2.2 Uitvoeren vloeren 158
6.2.3 Kern als wanden uitvoeren 160
6.2.4 Kern als schacht uitvoeren 164
6.2.5 Kern als schacht voortrekken 167
6.2.6 Kern in prefab-beton uitvoeren 170
6.2.7 Samenvatting uitvoering hoogbouw 171
6.3 Hoogbouw Delftse Poort in Rotterdam 175
6.3.1 Hijs- en montageloods 175
6.4 Ontwikkeling industrieel bouwsysteem voor
hoogbouw 176
6.4.1 Ontwerp hoogbouw vanuit
uitvoeringsproces 176
6.4.2 Maximale gebouwhoogte 177
6.4.3 Ribbenvloer met kanalen 178
6.4.4 Uitvoeringshal over gebouw 178

03-02-2006 11:25:08

6.4.5 Conta
systeem 179
6.4.6 Cyclus
6.5 Draagco
woninghoog
6.5.1 Woon
6.5.2 Woon
Geraadpleeg

7 Uitvoere
Inleiding 184
7.1 Gevelm
7.1.1 Kosten
7.1.2 Tradit
7.1.3 Verbe
7.1.4 Keuze
7.1.5 Voegw
7.1.6 Monte
7.1.7 Steige
7.1.8 Mech
7.2 Onderst
7.2.1 Praktij
gevelbalk 20
7.2.2 Gevel
7.2.3 Losse
7.2.4 Gevel
nodig 208
7.3 Visueel a
7.3.1 Toelaa
draagconstru
7.3.2 Maata
7.3.3 Visuee
gevel 210
7.4 Prefab-b
7.4.1 Sandw
7.4.2 Prefab
7.4.3 Prefab
7.5 Lichte g
7.5.1 Gevel
natuursteenp
7.5.2 Gevel
7.5.3 Lichte
7.6 Kozijnen
7.6.1 Inmet
7.6.2 Monta
7.6.3 KAPLA
7.6.4 Samen
7.7 Vliesgev
7.7.1 Vliesg
7.7.2 Stijlen

IX

n 134
natief voor

6.4.5 Containertransport als logistiek


systeem 179
6.4.6 Cyclustijd drie dagen per bouwlaag 180
6.5 Draagconstructies bij
woninghoogbouw 180
6.5.1 Woontoren met tunnelsysteem 181
6.5.2 Woontoren met vierwandensysteem 181
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 181

37

139
b-beton 139
141
aal 143
145

148
49
e 150
ur 151

uw 154

6
uw 156
bouw 157
157

0
4
67
170
bouw 171
erdam 175

steem voor

78

7 Uitvoeren gevels 183


Inleiding 184
7.1 Gevelmetselwerk 184
7.1.1 Kostenopbouw gevelmetselwerk 184
7.1.2 Traditioneel metselproces 185
7.1.3 Verbeteringen transport 188
7.1.4 Keuze steigersysteem 190
7.1.5 Voegwerk vanaf steiger 198
7.1.6 Monteren gevelkozijnen vanaf steiger 198
7.1.7 Steiger vooraf opbouwen 198
7.1.8 Mechanische hefsteiger 199
7.2 Ondersteuning metselwerk 200
7.2.1 Praktijkvoorbeeld ontwikkeling
gevelbalk 200
7.2.2 Gevelbalken en maatbeheersing 204
7.2.3 Losse gevellatei later monteren 207
7.2.4 Gevellateien alleen toepassen wanneer
nodig 208
7.3 Visueel acceptabele maatafwijkingen 208
7.3.1 Toelaatbare maatafwijking
draagconstructies 209
7.3.2 Maatafwijkingen gevelelementen 210
7.3.3 Visueel acceptabele maatafwijking
gevel 210
7.4 Prefab-betonnen gevels 213
7.4.1 Sandwich-gevelelementen 213
7.4.2 Prefab-betonbuitenbladelementen 215
7.4.3 Prefab-betonborstweringelementen 217
7.5 Lichte gevelbekledingen 218
7.5.1 Gevelbekleding met
natuursteenplaten 218
7.5.2 Gevelbekleding met plaatmateriaal 221
7.5.3 Lichte zelfdragende gevelbeplating 224
7.6 Kozijnen in gevels 225
7.6.1 Inmetselkozijnen 225
7.6.2 Montagekozijnen 226
7.6.3 KAPLA-montagekozijn 228
7.6.4 Samenvatting gevelkozijnen 231
7.7 Vliesgevels 231
7.7.1 Vliesgevel met stijl, dorpel en paneel 231
7.7.2 Stijlen met kozijnelementen 232

06950556_voorwerk.indd 9

7.7.3 Geschakelde gevelelementen 232


7.7.4 Gevelmontage bij hoogbouw 233
7.7.5 Samenvatting 234
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 234
8 Uitvoeren daken 235
Inleiding 236
8.1 Platte houten daken 236
8.1.1 Houten garagedak onder afschot 237
8.1.2 Groot houten dak met dakafschot 239
8.2 Platte betonnen daken 241
8.2.1 Dakvloer met afschot naar gevel 242
8.2.2 Dakvloer met afvoer naar midden 242
8.2.3 Afschotlaag op betondak 243
8.2.4 Dakrand op betondak 245
8.2.5 Dakopbouw op plat dak 248
8.3 Hellende pannendaken 249
8.3.1 Dakafwerking 249
8.3.2 Dakconstructie 250
8.3.3 Maatvoeren hellend dak 250
8.3.4 Uitvoeren dakconstructie 254
8.3.5 Werken op hellend dakvlak 256
8.3.6 Kosten pannendak 260
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 260
9 Uitvoeren afbouw 261
Inleiding 262
9.1 Seriematig afbouwproces 263
9.1.1 Voorbeeld badkamer in
woningproject 263
9.2 Custom Build-afbouwproces 265
9.2.1 Casco en inbouw 266
9.2.2 Woningscheidende constructies 267
9.3 Aanbrengen dekvloeren 268
9.3.1 Betonvloer, monoliet afgewerkt
binnen 269
9.3.2 Betonvloer, monoliet afgewerkt
buiten 270
9.3.3 Cementgebonden dekvloer 271
9.3.4 Anhydriet gebonden dekvloer 273
9.4 Stenen scheidingswanden 274
9.4.1 Scheidingswanden lijmblokken in
woningbouw 274
9.4.2 Scheidingswanden panelen in
woningbouw 277
9.4.3 Binnendeurkozijnen woningbouw 278
9.4.4 Stenen scheidingswanden
utiliteitsbouw 279
9.4.5 Eenzijdig schoonmetselwerk
utiliteitsbouw 280

03-02-2006 11:25:08

9.4.6 Gelijmde stenen scheidingswanden


utiliteitsbouw 280
9.5 Gipsmontagewanden 281
9.5.1 Opbouw gipsmontagewand 281
9.5.2 Verschillende wandtypen 282
9.5.3 Binnendeurkozijnen in
gipsmontagewanden 284
9.5.4 Uitvoeringsproces
gipsmontagewanden 286
9.6 Monteren leidingen 288
9.6.1 Schachtleidingen 288
9.6.2 Gangleidingen 290
9.6.3 Plafondleidingen 291
9.6.4 Wandleidingen 292
9.7 Ontvochtigen ten behoeve van
afwerking 293
9.8 Aanbrengen afwerking 295
9.8.1 Volgorde aanbrengen afwerking 295
9.8.2 Ontkoppelen afwerkingsvolgorde 296
9.9 Opleveren gebouw 297
9.9.1 Juridische aspecten opleveren 298
9.9.2 Opleveren woningen 298
9.9.3 Opleveren kantoorgebouw 299
9.9.4 Opleveren ziekenhuis 301
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 303
Register 305

06950556_voorwerk.indd 10

03-02-2006 11:25:09

Uitvoeringstechniek

H. A. J. Flapper

Het hele vakgebied van uitvoeringstechniek wordt begrensd met als


input de bouwopdracht en als output het proces-verbaal van oplevering. Het ontwerp van een gebouw geeft de gewenste eindsituatie
aan. Om het ontwerp te kunnen realiseren is een procesanalyse nodig.
De bouwkundige constructies worden eerst uit elkaar gehaald en dan
wordt de volgorde bepaald waarin het op de meest economische
wijze op de bouwplaats kan worden samengesteld. Het analyseren
van het bouwproces is de essentie van de techniek van uitvoeren.

06950556_H01.indd 1

22-03-2005 13:56:27

Inleiding
In de behoefteschaal van Maslov komt onderdak
na voedsel en kleding. De mens begon met het
bouwen van schuilhutten. Het uitvoeren van
bouwwerken is daarom een van de oudste menselijke activiteiten.
Of het nu gaat om een plaggenhut of een
paleis, altijd is er sprake van een initiatief voor
huisvesting. Dit initiatief wordt uitgewerkt tot
een ontwerp dat wordt gebouwd en tijdens het
gebruik moet worden beheerd. In essentie is het
bouwproces voor elk bouwwerk gelijk. Het bouwproces bestaat uit een aantal fasen. De bouwkundige moet de verschillende fasen kennen en
weten wie voor welke fase verantwoordelijk is. In
deze Jellema-serie wordt voor de benaming en
werkzaamheden van de fasering van het bouwproces NEN 2574 Tekeningen in de bouw Indeling van gegevens op tekeningen voor gebouwen
aangehouden. Hierin is het bouwproces in de
volgende genummerde fasen gedenieerd en
gegroepeerd.
Programma
1 Initiatief
2 Haalbaarheidsstudie
3 Projectdenitie
Ontwerp
4 Structuurontwerp
5 Voorlopig ontwerp
6 Denitief ontwerp
Uitwerking
7 Bestek en tekening
8 Prijsvorming
Bouw
9 Werkvoorbereiding
10 Uitvoering
11 Oplevering
Beheer en gebruik
12 In gebruik nemen
13 Beheren
Het vakgebied uitvoeringstechniek bestrijkt drie
fasen, guur 1.1:
1 fase 9 Werkvoorbereiding;
2 fase 10 Uitvoering;
3 fase 11 Oplevering.

06950556_H01.indd 2

Figuur 1.1 Vakgebied uitvoeringstechniek

In dit hoofdstuk wordt het vakgebied uitvoeringstechniek nader begrensd en opgedeeld om


de kennisoverdracht te structureren.

1.1 Afbakening
uitvoeringstechniek
Aan het uitvoeren van een bouwwerk gaan de
volgende fasen vooraf:
fase 7 Bestek en tekening
Het bestek met bijbehorende tekeningen is het
document waarin de ontwerper namens de
opdrachtgever in teksten en beelden heeft vastgelegd wat er moet worden gemaakt.

fase 8 Prijsvorming
Om de aanneemsom te kunnen bepalen moeten
de aannemers een kostprijsbegroting maken op
basis van het bestek en tekeningen. De aannemersbegroting is een document dat de tegenhanger is van het bestek.
Het bouwcontract of de bouwopdracht is het
eindresultaat, de output, van fase 8, en dit is tevens de input voor de volgende fase, guur 1.2.
Het beginpunt van de uitvoering is dit bouwcontract waarin de aannemer zich verbindt om een
bouwwerk voor een bepaalde prijs volgens het
bestek en tekening te bouwen.
Nederlands aanbestedingssysteem
In de Nederlandse bouwnijverheid bestaat een
functionele scheiding tussen het ontwerpend
bedrijf (architect) en het bouwbedrijf (aannemer). De architect heeft de verantwoordelijk-

22-03-2005 13:56:28

1 UITVOERINGSTECHNIEK

heid naar de opdrachtgever om het ontwerp


tegen een zo laag mogelijke prijs te laten
bouwen. In de Nederlandse bouwnijverheid
is het gebruikelijk een zo laag mogelijke prijs
te bereiken door middel van het systeem van
aanbesteding. Om bij de aanbesteding alleen
op prijs te kunnen selecteren, moet de architect het ontwerp vertalen in een document,
het bestek, waarin het te realiseren gebouw
volledig is beschreven. Bouwbedrijven
maken op basis van het bestek een begroting
en komen met een prijs waarvoor zij bereid
zijn het gebouw uit te voeren. Wat er moet
worden gemaakt ligt in het bestek vast. Het
prijsverschil bij een aanbesteding tussen verschillende bouwbedrijven wordt bepaald door
hoe men het werk denkt uit te voeren. Dit is
het vakgebied van de uitvoeringstechniek. De
kennis en kunde van het bouwbedrijf op het
gebied van uitvoeringstechniek bepaalt of het
bedrijf in staat is het gebouw tegen een lagere
prijs te bouwen dan andere bouwbedrijven.
Bij een aanbesteding wordt het bouwbedrijf
met de laagste aanneemsom gekozen en sluit
de architect namens de opdrachtgever een
contract met het bouwbedrijf om het gebouw
volgens het bestek tegen de gestelde prijs te
bouwen.

Figuur 1.2 Bouwcontract als input voor uitvoeren

Proces-verbaal oplevering
Het bouwbedrijf voert een bouwwerk uit volgens het bestek en de tekening voor een bepaalde prijs. Als het gebouw gereed is, draagt
het bouwbedrijf het gebouw over aan de opdrachtgever die het dan in gebruik zal nemen.
Voordat de opdrachtgever het gebouw kan
overnemen zal hij de zekerheid willen hebben
dat het bouwbedrijf het gebouw volledig volgens het bestek heeft uitgevoerd. Het bouwbedrijf en de opdrachtgever zijn daarin twee
tegenover elkaar gestelde partijen. De twee
partijen beoordelen samen het resultaat en als

06950556_H01.indd 3

dat voor beide partijen positief is, wordt het


proces-verbaal van oplevering opgesteld en
getekend. Het proces-verbaal van oplevering
is het document dat de uitvoering afsluit en
daarom ook de begrenzing van het vakgebied
uitvoeringstechniek.

Het bouwen zelf bestaat volgens NEN 2574 uit


de drie volgende fasen:
fase 9 Werkvoorbereiding
De werkvoorbereiding bestaat uit:
bestektekeningen nader uitwerken in werktekeningen ten behoeve van uitvoering;
inrichtingsplan maken voor bouwplaats;
taakstellend tijdschema maken voor uitvoering;
taakstellende werkbegroting maken voor uitvoering, opgesteld aan de hand van volgorde
bouwactiviteiten.
De activiteiten van deze fase kunnen doorlopen
in de uitvoeringsfase.

fase 10 Uitvoering
De uitvoeringsfase is de belangrijkste fase van het
totale uitvoeringsproces omdat hier het ontwerp
in materialen wordt uitgewerkt tot een concreet
gebouw.

fase 11 Oplevering
De oplevering is het resultaat van de uitvoeringsfase. De opleveringsfase wordt formeel afgesloten met het opstellen van proces-verbaal van
oplevering, guur 1.3.

Figuur 1.3 Proces-verbaal van oplevering als output

22-03-2005 13:56:29

1.2 Doelgroep vakgebied


uitvoeringstechniek
Er is een fundamenteel verschil tussen industrile
productie en bouwproductie. De oorzaak zit in
het verschil tussen roerende zaken en onroerende zaken. Bij een roerende zaak is de plaats
van productie niet gebonden aan de plaats van
gebruik. Een gebouw als onroerende zaak moet
worden geproduceerd op de plaats waar het zal
worden gebruikt.
Voor het produceren van roerende zaken kan op
een centrale plaats een permanent productiebedrijf
worden ingericht die de producten in een seriematige proces kan produceren. Bij een grote seriematige productie kan veel worden genvesteerd in
geautomatiseerde productiemiddelen om de productiekosten per product daarmee te verlagen.
1.2.1 Uitvoerende bouwbedrijven
Bouwbedrijven moeten hun productiemiddelen
verplaatsen naar elke locatie van elk bouwwerk.
Elk bouwwerk moet op zijn eigen locatie worden
geproduceerd. De situatie is te vergelijken met
het circusbedrijf dat een centrale locatie heeft
voor de winterstalling, maar met de productiemiddelen (tent, artiesten en dieren) van stad
naar stad trekt. Het verschil tussen een circus en
een bouwbedrijf is, dat een circus maar n productie-unit heeft, terwijl een bouwbedrijf meerdere productie-units heeft die op verschillende
plaatsen tegelijk aan het bouwen zijn.

Het uitvoeren van een bepaald bouwwerk is een


eenmalige opdracht. Als het bouwwerk gereed is,
is het uitvoeren daar afgelopen. Een bouwbedrijf
voert tegelijkertijd meerdere eenmalige opdrachten
uit op verschillende locaties. Een bouwbedrijf moet
daarom voor elke bouwlocatie een productie-eenheid samenstellen die een eenmalige bouwopdracht
moet uitvoeren. Een bouwwerk is een eenmalig
project waarvoor een projectorganisatie nodig is om
de eenmalige opdracht zo goed mogelijk te kunnen
uitvoeren. Een bouwbedrijf moet beschikken over
capaciteit om daaruit mensen en middelen te halen
om per bouwwerk een projectorganisatie te bemannen en van de nodige middelen te voorzien.
Een bouwbedrijf is een permanente lijnorganisatie, guur 1.4. Bij de meeste bouwbedrijven zijn

06950556_H01.indd 4

drie groepen te onderscheiden:


1 productiegroep: bouwvakkers, uitvoerders en
projectleiders;
2 bouwbureau: stafafdeling met medewerkers
die allround bouwkundigen kunnen zijn, bij grotere bouwbedrijven is specialisatie zichtbaar. De
bouwkundige met kostenkennis maakt de begrotingen voor de aanbesteding voor het verkrijgen
van bouwopdrachten. Het bedrijfsbureau is de
groep van bouwkundigen die wordt ingezet voor
de planning, organisatie en werkvoorbereiding
van projecten. De bouwkundige met commercieel gevoel doet de onderhandelingen met
leveranciers en onderaannemers;
3 administratie: naar functie te verdelen in bedrijfs-, projecten- en personeelsadministratie.

Figuur 1.4 Organisatieschema uitvoerend bouwbedrijf

Vooropleiding
Bij de middelgrote bouwbedrijven wordt voor
de functie van projectleider een vooropleiding
op HBO-niveau gewenst en voor de functie
van uitvoerder een vooropleiding op MBOniveau. De functie van werkvoorbereider
wordt gezien als een opleidingsperiode naar
projectleider of uitvoerder, guur 1.5.

Figuur 1.5 Praktijkopleiding voor bouwplaatsmanagement

22-03-2005 13:56:30

1 UITVOERINGSTECHNIEK

1.2.2 Bouwplaatsmanagement
Vanuit deze permanente organisatie worden
voor elk bouwproject mensen gerecruteerd om
een projectorganisatie op te bouwen met een
tijdgebonden opdracht om binnen een bepaalde
tijd en het beschikbare budget een bouwwerk
uit te voeren. In een projectorganisatie voor het
uitvoeren van bouwwerken zijn de volgende vier
functies te onderscheiden, guur 1.4:
1 projectleider: aangesteld om bepaald bouwwerk binnen gestelde bouwtijd en bouwkosten
te realiseren. De projectleider is namens het
bouwbedrijf de gemachtigde naar de opdrachtgever;
2 uitvoerder: dagelijks leider op bouwplaats, die
verantwoordelijk is voor alle werkzaamheden die
op bouwplaats moeten worden uitgevoerd;
3 werkvoorbereider: ondersteuning voor projectleider en uitvoerder, voor uitvoeren voorbereidende werkzaamheden;
4 bouwvakpersoneel: vaklieden die bouwkundige werkzaamheden moeten uitvoeren. Dit kan
zowel eigen personeel zijn van het uitvoerend
bouwbedrijf alsook gespecialiseerde vaklieden
van bedrijven die een deel van de werkzaamheden in onderaanneming uitvoeren, bijvoorbeeld metselaars, vlechters en schilders.

Dit deel over uitvoeringstechniek is niet gericht


op het vaktechnische werk van het bouwvakpersoneel, maar op het management van de
projectorganisatie dat de taak heeft een bouwwerk te realiseren, guur 1.5. Het kennisgebied is
gericht op het werkgebied van de projectleider,
de uitvoerder en de werkvoorbereider, die samen
het bouwplaatsmanagement vormen.
1.2.3 Gebouwontwerpers
Kennis van het vakgebied uitvoeringstechniek is
ook noodzakelijk voor de ontwerpers van gebouwen.

Bij het opstellen van het Programma van Eisen


wordt de basis gelegd voor de hoogte van de
totale bouwkosten. Bij het ontwerpen kunnen
de bouwkosten verder worden benvloed. In het
bestek worden de condities bepaald waarop de
aanneemsom wordt afgestemd. Op basis van
hetzelfde Programma van Eisen kunnen twee
verschillende ontwerpen ontstaan waarvan de

06950556_H01.indd 5

bouwkosten tot zelfs 30% kunnen verschillen.


Kennis van uitvoeringstechnieken kan de bouwkosten bij het ontwerpen gunstig benvloeden.
Voor het maken van een goed en waterdicht
bestek is kennis van uitvoeringstechniek noodzakelijk. Als in het bestek constructies zijn voorgeschreven die technisch niet uitvoerbaar zijn
of niet de gewenste kwaliteit opleveren, zullen
tijdens de uitvoering aanvullende opdrachten
moeten worden gegeven die de bouwkosten
verhogen. Kennis van het vakgebied uitvoeringstechniek is daarom ook voor de ontwerpers van
groot belang.
1.2.4 Gebouwbeheerders
Het instandhouden van een gebouw brengt kosten met zich mee. Het begint met het periodiek
onderhoud van hang- en sluitwerk, schilderwerk,
enzovoort. Een aantal bouwkundige onderdelen
heeft maar een beperkte levensduur, zoals dakbedekking, houten gevelkozijnen en kitvoegen.
Dit vraagt reparatie- en vervangingskosten. In
de organisatie van het bedrijf of in het wonen
kan verandering ontstaan, waardoor tussentijdse
verbouwingen nodig zijn om het gebouw aan
de veranderende functie aan te passen. Uit een
onderzoek van het Nationaal Ziekenhuis Instituut
naar de levensloop van vier ziekenhuizen bleek
dat het ziekenhuisproces zoveel aan verandering
onderhevig is dat het aanpassen van het gebouw
aan de ziekenhuisfunctie in een periode van
twintig jaar de helft van de nieuwbouwkosten
bedroeg.

De ontwerpers hebben bij de keuze van de


materialen en constructies grote invloed op de
latere onderhoudskosten, guur 1.6. Ook de
kwaliteit van de uitvoering heeft invloed op de
onderhoudskosten. De ervaring van de gebouwbeheerders zou bij het ontwerp en de uitvoering

Figuur 1.6 Invloed ontwerp op onderhoudskosten

22-03-2005 13:56:30

moeten worden gebruikt om de onderhoudskosten te beperken. Zowel voor de ontwerpers als


voor de beheerders is kennis van uitvoeringstechniek noodzakelijk.

aggregeren: samenvoegen onderdelen, waarbij


samenvoeging weer compleet geheel moet zijn
van hoger niveau.

1.3 Bouwplaats als productiebedrijf


Het uitvoeren van een bouwwerk is niet mogelijk
als er geen productiemiddelen zijn om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Er zijn bouwwegen nodig om de materialen bij het gebouw
te krijgen en er is een bouwkraan nodig om
materialen vanaf het bouwterrein om hun plaats
in het gebouw te krijgen. Op de bouwplaats zijn
voorzieningen nodig voor het bouwvakpersoneel
en voor het bouwplaatsmanagement.
Het inrichten van de bouwplaats als tijdelijk
productiebedrijf is de eerste fase van het uitvoeringsproces. Tijdens de uitvoeringsfase moet het
openluchtbedrijf in stand worden gehouden. Bij
de oplevering en de overdracht van het gebouw
aan de opdrachtgever moet de bouwplaats weer
ontruimd zijn om te worden ingericht als terrein
voor het gebruik van het gebouw, guur 1.7.

Figuur 1.7 Exploiteren bouwplaats

1.4 Decomponeren
uitvoeringsproces
Om inzicht te krijgen in hoe een gebouw moet
worden uitgevoerd, is het nodig een procesanalyse te maken. In NEN 2660 Ordeningsregels voor
gegevens in de bouw Termen, denities en algemene regels is de basis gelegd voor het ordenen
van gegevens. Het gaat om het systematisch
opdelen en samenvoegen van gegevens:
decomponeren: opdelen onderwerp in samenhangende onderdelen van lager niveau, waarbij
samenhang binnen onderdeel groter is dan relaties met andere onderdelen, guur 1.8;

06950556_H01.indd 6

Figuur 1.8 Principe decomponeren

Het uitvoeringsproces van opdracht tot oplevering is op verschillende manieren te decomponeren. Een belangrijk criterium voor de keuze van
de decompositie is de onderlinge samenhang
binnen een onderdeel en de relaties tussen de
delen. In guur 1.8 is niveau 1 het hele uitvoeringsproces van opdracht (bouwcontract) tot
oplevering weergegeven. In niveau 2 is het uitvoeringsproces gedecomponeerd in een aantal
productiefasen. In niveau 3 is elke productiefase
gedecomponeerd in een aantal productiedelen.
Vanuit de bouwpraktijk zijn duidelijk vier verschillende productiefasen te onderkennen, guur 1.9:
1 onderbouwfase, bouwput en fundering;
2 bovenbouwfase, draagconstructie;
3 gevel/dakfase, omhulling draagconstructie;
4 afbouwfase, inbouw en afwerking.

Figuur 1.9 Decomponeren in productiefasen

Elke productiefase heeft specieke kenmerken wat


betreft het uitvoeren:
onderbouw: alles onder maaiveld;
draagconstructie: uitgevoerd boven maaiveld
in open lucht;
omhulling: om draagconstructie gebouw uiteindelijke vorm te geven;

22-03-2005 13:56:32

1 UITVOERINGSTECHNIEK

zodra interieur door omhulling wordt


beschermd, worden de ruimten gemaakt met
de benodigde installaties en afgewerkt.

Elke productiefase is weer te decomponeren in


een aantal productiedelen. Een productiedeel
wordt gevormd door samenhangende werkzaamheden met een gezamenlijk productietempo. Het gevelmetselwerk bijvoorbeeld, is een
samenhangend productiedeel omdat de steigerbouwers de steiger, de stelleurs de kozijnen,
de metselaar het metselwerk en de voeger het
voegwerk onderling op elkaar moeten afstemmen omdat ze allemaal gebruik maken van
dezelfde steiger.

1.5 Projectanalyse bouwwerk


Voordat bepaald kan worden hoe een bouwwerk
zal worden uitgevoerd, is eerst een analyse nodig
van het bouwwerk zelf: Hoe zit het gebouw in
elkaar? Als voorbeeld is genomen een tweeonder-een-dakwoning, guur 1.10.

Als verticale bouwconstructies zijn te onderkennen:


paalfundering met funderingsbalken;
langsgevels met klimaatscheidende functie;
kopgevels met dragende en klimaatscheidende functie;
bouwmuur met dragende en woningscheidende functie.
Daar waar verticale en horizontale bouwconstructies elkaar kruisen, ontstaat een bouwknoop.
Die bouwknoop moet eerst worden ontward,
voordat een optimale volgorde van het uitvoeren van de bouwconstructies is te bepalen. Het
ontwerpen van de uitvoeringsvolgorde van de
bouwknoop is de essentie van het vakgebied uitvoeringstechniek.
1.5.1 Bouwknoop paalfundering
begane-grondvloer langsgevel
In de bouwknoop van de begane-grondvloer,
guur 1.11, komen drie verschillende bouwconstructies bij elkaar:
1 paalfundering;
2 begane-grondvloer;
3 langsgevel.

De gebouwontwerpers tekenen de bouwknoop


als eindsituatie. Vanuit de uitvoeringstechniek
moet worden bepaald in welke volgorde die
bouwknoop tot stand moet komen.
De eerste stap is het heien van de betonpalen.
Wat zal de maatafwijking zijn bij het heien en zal
de paal precies onder de funderingsbalk komen?

Figuur 1.10 Projectanalyse gebouw

Het gebouw bestaat uit horizontale en verticale


bouwconstructies. Als horizontale bouwconstructies zijn te onderkennen:
begane-grondvloer;
verdiepingsvloer;
zoldervloer;
pannendak.

Figuur 1.11 Bouwknoop begane-grondvloer

06950556_H01.indd 7

22-03-2005 13:56:32

Hoe wordt bepaald tot welke diepte de paal in


de grond moet worden geheid? Na het heien
moet de bovenkant van de paal worden opgehakt om de stekwapening bloot te leggen voor
de verbinding van de paal met de funderingsbalk, guur 1.12.

dieper komen dan de bovenkant van de funderingsbalk. Dan is een afwijkend detail met een
sponning in de funderingsbalk nodig die met
een bekisting moet worden gemaakt. De vulopening van de balk wordt versmald waardoor het
storten van het beton moeilijker wordt. Als de
buitengevel pas wordt gemetseld als het casco
van de woning gereed is, kan de fundering aan
de buitenkant niet met grond worden aangevuld
en blijft een geul rondom de gevel open. Dat is
weer onpraktisch bij het monteren van de metselsteiger.

Figuur 1.12 Funderingsbalk en begane-grondvloer

De uitvoering van de funderingsbalk kan zowel


als prefab-betonbalk als in situ worden gemaakt.
Bij de keuze voor in situ beton is een bekisting
nodig waarin de wapening wordt gevlochten
en het beton moet worden gestort. De balkbekisting moet voldoende sterk zijn om de
horizontale druk van de betonmortel te kunnen
opvangen.
Op de funderingsbalk wordt de begane-grondvloer opgelegd. Bij het maken van de funderingsbalk in een drassige bouwput zal de bovenkant
van de balk een bepaalde maatafwijking hebben.
Is die maatafwijking klein genoeg om de beganegrondvloer daar direct op te leggen, of moet de
bovenkant van de funderingsbalk eerst worden
uitgevlakt?
De langsgevel bestaat uit een binnen- en buitenspouwblad, guur 1.13, die na elkaar moeten
worden gemetseld , maar in welke volgorde en
wanneer? Wordt het binnenspouwblad pas gemetseld nadat de verdiepingsvloer gereed is of al
direct na het aanbrengen van de begane-grondvloer? Als het binnenspouwblad niet dragend is,
kan het ook geprefabriceerd worden van beton
of van hout. Het buitenspouwblad wordt pas
gemetseld als het casco van de woning gereed
is. De spouwisolatie moet doorlopen beneden
maaiveld om de begane-grondvloer voldoende
te isoleren. Bij de kopgevels moet de isolatie

06950556_H01.indd 8

Figuur 1.13 Langsgevel op funderingsbalk

1.5.2 Bouwknoop langsgevel zoldervloer


pannendak
Ook bij de bouwknoop van het pannendak
komen drie verschillende bouwconstructies bij
elkaar. Elke bouwconstructie heeft zijn specieke
voorwaarden en uitvoeringsaspecten, guur 1.14.

Figuur 1.14 Bouwknoop met pannendak

De zoldervloer is gereed en daarop moet het


pannendak komen. Met de tekenmachine en
met de computer is een helling in graden
gemakkelijk te tekenen. Maar de maatvoerder
die op de zoldervloer staat, beschikt niet over
een gradenboog. Hoe moet de maatvoerder de
dakhelling uitzetten en hoe moet hij de maatlijn
aangeven?

22-03-2005 13:56:33

1 UITVOERINGSTECHNIEK

Op de zoldervloer wordt een muurplaat aangebracht als ondersteuning voor de dakplaten,


welke maatnauwkeurigheid is nodig en welke
nauwkeurigheid is met normale meetinstrumenten te realiseren?
Om de dakplaten te kunnen aanbrengen is een
werkplatform buiten de gevel nodig. Een oplossing is om eerst de gevel te metselen en dan de
metselsteiger te laten staan als werksteiger voor
het aanbrengen van de dakplaten. Het duurt dan
lang voordat het dak waterdicht kan zijn en de
bouwtijd wordt langer. Een andere mogelijkheid
is om eerst aan de bouwmuur en de kopgevel
consoles te monteren en daar een werksteiger
op te maken. Dan kan eerst het dak worden
gemaakt, maar de consolesteiger belemmert
het metselen van de buitengevel, guur 1.15.

Om het maken van de procesanalyse te vereenvoudigen is het gewenst het uitvoeringsproces


op te delen in een aantal productiefasen. Daarna
worden de bouwknopen opgedeeld in die productiefasen en begint het ontwerpen van het
proces van het totstandkomen van de bouwconstructies. Bij het ontwerpen moet rekening
worden gehouden met de specieke eigenschappen van materialen en werkmethodes en met de
maatafwijkingen die altijd zullen voorkomen.

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
Normen
NEN 2574 Tekeningen in de bouw Indeling van
gegevens op tekeningen voor gebouwen.
NEN 2660 Ordeningsregels voor gegevens in de
bouw Termen, denities en algemene regels.

Figuur 1.15 Volgorde dakplaat en buitengevel

Er moet een afweging worden gemaakt tussen


bouwkosten en bouwtijd.
Een hellend dakvlak is een gevaarlijke werkplek.
Bij het werken op het dak bestaat het risico van
diepvallen. Daarom is de werksteiger aan de buitengevel ook nodig voor het aanbrengen van de
dakgoot en het leggen van de pannen.
Al deze overwegingen moeten worden betrokken bij de keuze van eerst het dak aanbrengen
en daarna de gevel, of omgekeerd.
1.5.3 Samenvatting
Uitvoeringstechniek is de kennis die nodig is om
een bouwwerk te kunnen realiseren. Eerst moet
er een projectanalyse worden gemaakt: hoe zit
het gebouw in elkaar en wat zijn de belangrijkste
bouwconstructies?

06950556_H01.indd 9

22-03-2005 13:56:34

10

06950556_H01.indd 10

22-03-2005 13:56:34

Inrichten bouwplaats

H. A. J. Flapper

Voordat de uitvoering van een bouwwerk kan starten, moet eerst de


bouwplaats worden ingericht tot een tijdelijk productiebedrijf. Daarvoor is een infrastructuur nodig om materialen van de openbare weg
op de werkplek te krijgen en is materieel nodig om materiaal te kunnen transporteren. Er is accommodatie nodig voor het bouwvakpersoneel en voor het management. Zowel voor de infrastructuur als voor
het materieel en de accommodatie moeten installaties op de bouwplaats worden aangelegd.

06950556_H02.indd 11

22-03-2005 14:00:16

12

Om een bouwwerk te kunnen uitvoeren zijn productiemiddelen nodig. Op de bouwplaats moet


een productiebedrijf worden ingericht. Omdat
een bouwwerk te groot is voor een bedrijfshal,
wordt het productiebedrijf in de open lucht ingericht. Het productiebedrijf is alleen nodig tijdens
de bouwtijd van een project en moet daarna
worden gesloopt omdat de opdrachtgever het
terrein zelf wil gebruiken. Het bouwterrein moet
worden ingericht als een tijdelijk productiebedrijf
in de open lucht, guur 2.1.

Figuur 2.1 Inrichting bouwplaats

De inrichting van de bouwplaats is te verdelen


in:
tijdelijke infrastructuur aanleggen;
tijdelijke accommodaties oprichten;
tijdelijke installaties aanleggen.
Vanaf de openbare weg moeten zware goederen
naar het gebouw kunnen worden gevoerd. Tussen openbare weg en het gebouw is een tijdelijke bouwweg nodig en de ideale situatie is als
de bouwweg rondom het gebouw loopt en de
zware vrachtwagens niet hoeven te keren.
Voor onderdak van het bouwplaatspersoneel en
het bouwplaatsmanagement is tijdelijke
huisvesting nodig, zo dicht mogelijk bij de werkplek. Voor het uitvoeren van werkzaamheden
is energie nodig in de vorm van elektriciteit
en daarnaast water in het gebouw. Voor de
tijdelijke huisvesting is ook water, gas en riolering
nodig.
In deel 12b Uitvoeren - organisatie worden de
bedrijfseconomische aspecten van de bouwplaats

In dit hoofdstuk worden de aspecten behandeld


die nodig zijn voor het inrichten van de bouwplaats.

2.1 Bouwplaatsinfrastructuur
De infrastructuur die nodig is om bouwmaterialen van de openbare weg naar de werkplek in
het bouwwerk te krijgen, is te verdelen in:
toegang tot bouwplaats;
bouwwegen op bouwplaats;
eventuele kraanbaan voor bouwkraan;
indeling beschikbare opslagruimte.
Het gaat vooral om de bouwwegen en de
opslagruimte ten behoeve van de distributieen transportfunctie van de bouwplaats.
2.1.1 Bewegwijzering
Op de bouwplaats moet een groot aantal verschillende goederen, besteld door verschillende
bedrijven en vervoerd door een groot aantal verschillende transportbedrijven, aankomen. Niet
alle bouwwerken zijn gemakkelijk te vinden. Een
routekaartje van het bouwwerk geeft de beste
informatie voor de chauffeur van de vrachtwagen. Als een zware vrachtwagen met prefab-betonelementen just in time op het werk
aanwezig moet zijn en de chauffeur raakt in een
oude stadswijk of op een industrieterrein de weg
kwijt, geeft dat vertraging in de uitvoering. Een

Inleiding

als tijdelijk productiebedrijf verder uitgewerkt in


de verschillende functies die de bouwplaats moet
vervullen

06950556_H02.indd 12

Figuur 2.2 Bewegwijzering naar bouwplaats

22-03-2005 14:00:17

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

alternatief is om vanaf een doorgaande route de


toegang naar de bouwplaats te bewegwijzeren.
Zowel telefonisch als via een computernetwerk
wordt de routebeschrijving dan eenvoudig, bijvoorbeeld: vanaf Europalaan wegwijzers bouwplaats Jellema volgen, guur 2.2.
Het principe van bewegwijzering bestaat uit drie
aanwijzingen:
1 vooraankondiging richtingsverandering;
2 aanwijzing richting te veranderen;
3 bevestiging richtingsverandering.
Een bouwbedrijf kan standaardnaambordjes
laten maken met apart twee vierkante pijlbordjes, een rechte pijl en een schuine pijl. Met deze
drie bordjes is elke combinatie te maken. De
pijl moet ten opzichte van het naambord altijd
aan de richtingskant zitten. Het is niet overal
toegestaan bewegwijzering aan de openbare
weg te plaatsen, maar zoekende zware vrachtwagens zijn ongunstig voor de verkeersveiligheid.

2.1.2 Toegangspoort
De beheersing van de goederenstroom op de
bouwplaats is alleen mogelijk als de aanvoer van
de vrachtwagens wordt beheerst. Voorkomen
moet worden dat zware vrachtwagens willekeurig de bouwplaats oprijden en daar gaan zoeken
waar ze hun goederen kunnen lossen. Bij de
toegangspoort moet een bord staan: Toegang
alleen na toestemming uitvoerder.

Om te voorkomen dat vrachtwagens voor de


poort de toegang van de bouwplaats en/of het
verkeer blokkeren, is het gewenst voor de ingang
een opstelstrook te maken waar chauffeurs hun
vrachtwagen kunnen parkeren, guur 2.3. Ze
kunnen dan eerst bij de uitvoerder of de functionerend portier vragen waar ze op de bouwplaats hun goederen moeten lossen.
Als de toegang tot de bouwplaats direct aan de
openbare weg ligt, moeten de vrachtwagens
vanaf de weg rechtstreeks de bouwplaats oprijden. De benodigde breedte van de inrijpoort is
afhankelijk van de breedte van de weg en het
soort vrachtwagen, guur 2.4 en 2.5.

13

Figuur 2.5 Breedte inrijpoort (zie guur 2.4)


Figuur 2.3 Opstelstrook voor poort

Straatbreedte
4m
5m
6m
7m
8m
9m
10 m
11 m
12 m

Enkele achteras

Dubbele achteras

Aanhangwagen

Trekker/oplegger

7,700 m
6,900 m
6,000 m
5,500 m
5,300 m
5,300 m
5,300 m
5,200 m
5,000 m

8,300 m
7,200 m
6,500 m
6,000 m
5,700 m
5,700 m
5,700 m
5,400 m
5,200 m

8,800 m
7,400 m
6,600 m
6,200 m
5,800 m
5,800 m
5,800 m
5,600 m
5,400 m

10,000 m
9,000 m
8,500 m
8,200 m
8,200 m
8,200 m
8,200 m
8,100 m
7,700 m

Figuur 2.4 Breedte inrijpoort afhankelijk van type vrachtwagen

06950556_H02.indd 13

Bron: Hogeschool Venlo: Vervoersacademie

22-03-2005 14:00:18

14

2.1.3 Situering bouwweg


Op de Nederlandse wegen zijn vrachtwagens
toegestaan met een treingewicht van maximum
40 ton en met een maximale lengte van 18 m.
Vooral bij prefab-betonelementen worden de
vrachtwagens maximaal beladen om de transportkosten te beperken. Deze zware vrachtwagens moeten vanaf de openbare weg op de
bouwplaats onder kraanbereik worden gereden.
Een vrachtwagen met aanhanger of een trekker
met oplegger kunnen goed vooruitrijden, maar
hebben grote problemen met achteruitrijden of
achteruit een bocht maken omdat ze dan gaan
scharen.

De meest ideale verkeerssituatie voor lange,


zware vrachtwagens, is een rondweg op de
bouwplaats rondom het gebouw, guur 2.6. De
vrachtwagens kunnen dan vooruit blijven rijden
en hoeven op de smalle bouwweg niet achteruit
te rijden. De maatvoering van de bochten is afhankelijk van de wegbreedte en het type vrachtwagen. Voor zware vrachtwagens met aanhanger is een binnenstraal van 15 m gewenst.

Als de situatie van de bouwplaats een rondweg


rondom het bouwwerk niet mogelijk maakt, is
het soms mogelijk een circuit aan een zijde van
het bouwwerk te maken, guur 2.7.
Soms kan op het einde van de bouwweg een
keerbocht worden gemaakt, guur 2.8.

Figuur 2.8 Keerbocht in bouwweg

Als alleen midden voor het gebouw ruimte is om


een extra stuk bouwweg (insteek) aan te leggen
om te keren, guur 2.9, moet de vrachtwagen in
een bocht achteruitsteken en daarna vooruit de
bocht terug maken om de bouwplaats te verlaten.

Figuur 2.6 Bouwweg rondweg om bouwwerk


Figuur 2.9 Insteek om te keren

Figuur 2.7 Transportcircuit in bouwweg

06950556_H02.indd 14

Soms maakt de situatie van de bouwplaats het


mogelijk een in- en een uitrit te maken. Dat
maakt keren overbodig. Wel moeten dan twee
poorten worden bewaakt. Het bewakingsprobleem is te verminderen als n poort met
technische voorzieningen alleen als uitgang te
gebruiken is.
De baan van een bouwkraan ligt zo dicht mogelijk bij het gebouw om met een zo kort mogelijke
vlucht te kunnen hijsen. Als veel prefab-elementen rechtstreeks vanaf de wagen met de kraan
in het werk moeten worden gebracht, of als

22-03-2005 14:00:19

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

veel beton met een kubel met de bouwkraan


rechtstreeks vanuit de mixer wordt gestort, is
het gewenst bij de bouwkraan een opstelplaats
voor deze vrachtwagens te maken. Hierdoor
blokkeren ze bij het lossen de bouwweg niet. Als
de opstelplaats tussen de bouwweg en de bouwkraan gesitueerd wordt, is de beweging van de
kraan minder en zware lasten hoeven niet over
de bouwweg te draaien. Dit bevordert de veiligheid, guur 2.10.

15

2.1.4 Constructie bouwweg


Als de ondergrond een stevige zandlaag is
met een dunne humuslaag met gras, en zware
transporten komen maar incidenteel voor, kan
het voldoende zijn op het maaiveld rijplaten te
leggen die de druk van de wielen van de vrachtwagens kunnen opvangen. Stalen rijplaten,
guur 2.12-1, zijn daarvoor het meest geschikt,
ze hebben een afmeting van 1 5 m en kosten
aan huur 0,25 per meter per week. Bij zware
puntlasten kunnen stalen rijplaten krom gaan
staan. Er zijn ook dikke rubberen rijplaten die
zich aan de ondergrond aanpassen. Voor heistellingen met rupsbanden wordt een zwaarder type
rijplaat gebruikt, zogenoemde draglineschotten
van azobehout, breed 1 m, lang 5 m, met een
huurprijs van 0,75 per meter per week.

Figuur 2.10 Losplaats langs bouwkraan op kraanbaan

Als een langwerpig gebouw van prefabbetonelementen met een mobiele kraan wordt
gemonteerd, zijn meerdere opstelplaatsen voor
de mobiele kraan nodig. Bij de inrichting van
de bouwplaats moeten de opstelpunten van de
kraan worden gereserveerd, zodat anderen er
geen materialen neerleggen. Een duidelijke markering van de opstelplaatsen kan dat voorkomen.
Tussen de beide opstelpunten is een losplaats
nodig waar de vrachtwagens kunnen staan tijdens het lossen, zodat ze de bouwweg tijdens de
montage niet blokkeren, guur 2.11. De draaicirkels van de beide opstelpunten zullen elkaar
moeten overlappen. Het is daarom nodig de losplaats tussen de beide opstelpunten te situeren.

Figuur 2.11 Losplaats onder mobiele kraan

06950556_H02.indd 15

Figuur 2.12 Constructie bouwweg

Als aan de vlakheid van de bouwweg geen


hoge eisen worden gesteld, maar wel aan de
drukverdeling naar de ondergrond, kan een bed
van steenslag of hoogovenslakken als bouwweg
worden toegepast. Om te voorkomen dat de
steenslag in de ondergrond wordt weggedrukt,
kan in het gegraven cunet een geodoek worden
gelegd, guur 2.12-2. Dit is een doek van textiel
met een grote treksterkte die het steenpakket

22-03-2005 14:00:20

16

bijeen houdt, maar wel het regenwater doorlaat


naar de ondergrond, prijs circa 1,50 per m2.
Bij de oplevering, als de bouwweg moet worden
gesloopt, is door de scheiding met het geodoek
de steenslag gemakkelijk te verwijderen. De
steenslag is opnieuw te gebruiken.
Als zowel de vlakheid van de bouwweg als de
drukverdeling belangrijk is, kunnen rijplaten op
een zandbed worden gelegd, guur 2.12-3. Toepassing van een geodoek in het gegraven cunet


Figuur 2.13 Verharde bouwweg

Stalen rijplaten tweebaans


Stalen rijplaten dwars
Azobe schotten tweebaans
Azobe schotten dwars
Zandbaan breed 5 m
Steenslag met geodoek
Industrieplaten breed 4 m
Bestrating exlusief steen
Bestrating inclusief steen
Asfaltverharding 3 m breed

Bij industriegebouwen worden verhardingen vaak


gemaakt van industrieplaten, guur 2.13-1. Dit
zijn gewapend betonnen platen van 2 2 m, 100
mm dik, met of zonder stalen omranding en met
hijsgaten. Met een klein mobiel kraantje zijn deze
platen gemakkelijk te leggen en ook weer gemakkelijk op te nemen om ergens anders weer te
gebruiken. Op een zandbed gelegd, geven industrieplaten een vlakke bouwweg van 4 m breed.
Industrieplaten zijn duur om aan te schaffen maar
gespecialiseerde bedrijven leveren en leggen de
platen voor een koop/terugkoopprijs van circa
20,- per stuk, guur 2.14. Bij intensief gebruik
van de bouwweg dient rekening gehouden te
worden met 10% breuk van de platen. Voor
gebroken platen moet 65,- per plaat worden
betaald.
Als in het bestek om het bouwwerk een bestrating van klinkers is opgenomen die bij oplevering
moet zijn aangelegd, is het soms mogelijk de
straatstenen al bij de start van de bouw in te kopen en de klinkers omgekeerd als bestrating voor
de bouwweg te gebruiken, guur 2.13-2. Onder
de klinkerbestrating is een zorgvuldig aangetrild
zandbed nodig. Als de straatstenen goed met
kantplanken zijn opgesloten, zal tijdens de bouw
bij een rechte bouwweg weinig onderhoud nodig zijn. Beperkte spoorvorming is toelaatbaar.
In de bochten zullen zware vrachtwagens de
bestrating wegdrukken en is tijdens de bouwtijd
reparatie te verwachten.

Constructie bouwweg 34 m breed

houdt het zandpakket bij elkaar en maakt opruimen van het zandpakket gemakkelijker.

Aanleg

Huur per week

Opruimen

0,50
1,25
0,50
1,25
5,
15,50
20,
7,50
22,50
60,

0,50
1,25
1,50
3,75
...
...
...
p.m.
p.m.
...

1,
2,50
1,
2,50
2,50
2,50
6,50
2,50
2,50
p.m.

Figuur 2.14 Kosten bouwweg per m weg breed 3-4 m (in euro)

06950556_H02.indd 16

22-03-2005 14:00:21

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

Een wegverharding van asfaltbeton geeft de


hoogste kwaliteit rijbaan, guur 2.13-3. Bij langlopende bouwwerken met intensief zwaar vervoer kan dit zinvol zijn. Soms is het mogelijk van
de toekomstige asfaltwegen de funderingslaag
vervroegd aan te leggen en bij oplevering pas
de toplaag. Bij een ziekenhuis eist de brandweer
een rijbaan rondom het gebouwencomplex zodat zware tankwagens van 20 ton bij de diverse
gebouwen kunnen komen. Soms is het mogelijk
de brandweerroute en de bouwweg op hetzelfde
trac te leggen. Zie voor de kosten guur 2.14.
2.1.5 Constructie kraanbaan
Voor een bouwkraan op rails is een kraanbaan
nodig. Het type rail is vergelijkbaar met de rails
van de spoorwegen. Figuur 2.15 bevat een overzicht van de kosten.
Voor de kraancapaciteit zie guur 4.40 in
in deel 12B Uitvoeren - organisatie, hoofdstuk 4
Transportfunctie bouwplaats, waarin per kraantype

17

Figuur 2.16 Kraanbaan

Ook voor bochten in de railbaan zijn speciale


bochtstukken met deltaproel beschikbaar voor
een spoorbreedte van 6 m met een binnenstraal
van 12 m en een buitenstraal van 18 m. De
bocht is verdeeld in secties van 15 graden, zodat
bochten in een veelvoud van 15 graden zijn te
maken. Het wielstel van de bouwkraan moet
voorzien zijn van draaibare assen om door de
bocht te kunnen rijden.

de spoorbreedte en de maximale hoekdruk is


aangegeven

De spoorbreedte van een bouwkraan is 5 tot 7


m afhankelijk van de kraancapaciteit. Als fundatie
van de kraanbaan is het principe van de bouwweg te gebruiken. Op een zandbed worden twee
banen industrieplaten gelegd van 2 2 m, guur
2.16-1, en de rail is vastgelast op een zwaar stalen proel HEB 320.
In plaats van industrieplaten en HEB-proelen is
een speciaal deltaproel voor kraanbanen ontwikkeld dat rechtstreeks op een zandbed is te
leggen met een aanlegbreedte van 1.000 mm,
guur 2.16-2. De railsecties zijn 12 m lang en bij
elke koppeling wordt een stalen afstandhouder
tussen de beide rails aangebracht.
Constructie 1 m kraanbaan
Kraanbaan op platen
bochtstukken
Kraanbaan deltaproel
bochtstukken

2.1.6 Zonering bouwplaats


De situatietekening moet met de hiervoor
besproken gegevens zodanig worden uitgewerkt
dat het beschikbare bouwterrein in verschillende
zones is verdeeld. Als eerste wordt de plaats van
de kraanbaan aangegeven, omdat die plaats
belangrijk is voor het bereik van de bouwkraan
voor het gebouw en de opslagruimte. Daarna
wordt het trac van de bouwweg uitgezet waarbij men rekening moet houden met de draaicirkel van grote vrachtwagens en met de
mogelijkheid om op het bouwterrein niet
achteruit te hoeven rijden. De zone langs de
bouwweg is belangrijk omdat zelossende
vrachtwagens daar zonder hulp hun materialen
kunnen lossen.

Aanleg baan

Huur per week

Opruimen

70,

2,50
5,
3,50
6,

25,

50,

25,

Figuur 2.15 Kosten kraanbaan per m baan exclusief zandbed ( 7,50 per m2)

06950556_H02.indd 17

22-03-2005 14:00:22

18

Op de inrichtingstekening is een aantal zones


te onderkennen met ieder hun eigen specieke
functie, guur 2.17. Die functie is met een arcering of letters aan te geven.

zone voor opslag materialen:


OK opslagzone onder kraanbereik;
OH opslagzone buiten kraanbereik.

2.2 Bouwplaatsaccommodatie
Naast de infrastructuur voor het transport en
opslag van materialen is ook tijdelijke huisvesting
nodig voor het personeel op de bouwplaats.
De behoefte aan accommodaties is in drie groepen te verdelen:
1 tijdelijke huisvesting voor bouwplaatspersoneel;
2 tijdelijke huisvesting voor bouwplaatsmanagement;
3 tijdelijke ruimten voor opslag weergevoelige
materialen.

Figuur 2.17 Zonering bouwplaats

gebouwzone:
GB gebouw: zone te bebouwen oppervlak;
GE gevelstrook: zone rondom gebouw voor
talud en gevelsteiger;
transportzone:
BW bouwweg: zone voor transportvrachtverkeer;
KB kraanbaan: zone voor bouwkraan;
zone voor lossen materialen:
LK vaste losplaats: voor lossen met bouwkraan;
LW losplaats langs weg: voor zelossende wagens;
Aantal personen
5
19
40
60
80
100

Schaftruimte
7,5
23,8
40,0
60,0
80,0
100,0

Kleedruimte

23,0
33,0
44,0
55,0

2.2.1 Accommodatie bouwplaatspersoneel


Het Ministerie van Sociale Zaken heeft in Bedrijfshyginische voorzieningen in het bouwbedrijf
(P 57) de minimale eisen voor schaftruimten en
aanhorigheden aangegeven, zie ook guur 2.18:
schaftruimte: minimaal vloeroppervlak 7,5 m2.
Bij personeelsbezetting van minder dan twintig
personen ten minste 1,25 m2 per persoon. Bij
personeelsbezetting van meer dan twintig personen ten minste 1 m2 per persoon;
kleedruimte: bij meer dan twintig personen
is kleedruimte nodig van minimaal 0,40 m2 per
persoon vrij vloeroppervlak exclusief kastruimte
(0,45 0,30);
wasruimte: ten minste n wasplaats per vijf
personen;
toiletruimte: ten minste n toilet per 25 personen plus voldoende aantal urinoirs.

Wasruimte
1,0
4,0
8,0
15,0
16,0
20,0

Toiletruimte
3,0
3,0
6,0
9,0
12,0
12,0

Totaal oppervlak
12 m2
36 m2
76 m2
117 m2
132 m2
187 m2

Figuur 2.18 Oppervlak personeelsaccommodatie (in m2)

06950556_H02.indd 18

22-03-2005 14:00:23

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

Omrekening naar bruto-vloeroppervlak:


0,55 m2 kleedruimte per persoon (0,40 +
0,15);
1 m2 per wasruimte per vijf personen;
2 m2 per toilet inclusief toegang per 25 personen;
1 m2 per urinoir inclusief toegang per 25 personen.
2.2.2 Accommodatie bouwplaatsmanagement
Het aantal personen en functies dat nodig is om
het bouwproces te leiden is afhankelijk van de
grootte van het project en de moeilijkheidsgraad
van het bouwproces. Voor gecompliceerde utiliteitsbouwprojecten is er meer management nodig dan voor seriematige woningbouwprojecten.

Globaal is de behoefte aan accommodatie voor


het bouwplaatsmanagement per type project
aangegeven in guur 2.19. Bij deze opsomming
Klein bouwproject, circa 10 personen
kamer voor uitvoerder/tekeningen
ruimte voor toilet/pantry
Middelgroot bouwproject, circa 20 personen
kamer voor uitvoerder/tekeningen
kamer voor projectleider/vergaderingen
ruimte voor toilet en pantry
eventueel kamer voor bouwdirectie
Middelgroot utiliteitsproject, 20100 personen
kamer voor projectleider
kamer voor hoofduitvoerder
kamer voor uitvoerders
kamer voor werkvoorbereiding
kamer voor vergaderen
kamer voor bouwdirectie
ruimte voor toilet/pantry

Grootte werkruimte
12 m2 kamer klein bouwproject
18 m2 kamer middelgroot project
24 m2 kamer groot utiliteitsproject

19

van benodigde accommodatie voor het bouwplaatsmanagement is nog geen rekening gehouden met de benodigde accommodatie voor
onderaannemers en bouwinstallatiebedrijven.
De grootte van de kamers is afhankelijk van de
grootte van het bouwwerk en de tijdsduur dat
de kamer moet worden gebruikt.
2.2.3 Keuze accommodatie
Voor de tijdelijke huisvesting van personeel en
management zijn de volgende vormen mogelijk afhankelijk van de benodigde grootte en de
bouwtijd:
keetwagens: klein project;
containerketen: middelgroot project;
schottenketen: groot project.

Keetwagens
In het voorschrift P-57 staat in hoofdstuk 7 onder
schaftwagens: Indien de aard der werkzaamheden zodanig is dat de plaats waar deze
Groot woningbouwproject, 20100 personen
kamer voor projectleider
kamer voor hoofduitvoerder
kamer voor uitvoerders
kamer voor werkvoorbereiding
kamer voor vergaderen
kamer voor bouwdirectie
ruimte voor toilet/pantry
Groot utiliteitsbouwproject > 100 personen
kamer voor projectleider
kamer voor hoofduitvoerder
twee kamers voor deeluitvoerders
kamer voor werkvoorbereiding
kamer voor administratie
kamer voor grote vergadering
kamer voor kleine vergadering
kamer voor constructieve bouwdirectie
kamer voor bouwkundige bouwdirectie
kamer voor materiaalmonsters
ruimte voor toiletten
ruimte voor keuken
36 m2 kamer meerdere uitvoerders
54 m2 kamer meerdere werkvoorbereiders
54 m2

Figuur 2.19 Benodigde accommodatie voor bouwplaatsmanagement

06950556_H02.indd 19

22-03-2005 14:00:23

20

worden verricht zich van dag tot dag wijzigt,


zoals bij wegenaanleg, alsmede op werken met
een kortere duur dan twee maanden en waarbij
tevens niet meer dan 20 arbeiders werkzaam
zijn, kan in plaats van schaftlokalen worden volstaan met het beschikbaar hebben van een of
meer schaftwagens met kledingberging. Het
vloeroppervlak van een schaftwagen moet per
persoon minimaal 0,85 m2 bedragen.

Keetwagens zijn 2 m breed en 4 tot 6 m lang,


guur 2.20-1 en 2.20-2. Gewone keetwagens
hebben een eenvoudig onderstel voor vervoer
over de bouwplaats, maar zonder remsysteem
en mogen niet als aanhangwagen op de openbare weg komen. Voor aanvoer naar de bouwplaats moeten ze op een vrachtwagen worden
vervoerd. Voor de wegenbouw zijn er speciale
keetwagens met snelle tractie toegelaten als
aanhangwagen op de openbare weg. De toiletwagen wordt ook op middelgrote en grote
bouwprojecten ingezet, guur 2.20-2.
Voor de huurkosten per week van keetwagens
zie guur 2.21.

Figuur 2.20 Keten en containers

Containerketen
Voor middelgrote bouwwerken worden containerketen gebruikt. De containerkeet is afgeleid
Type wagen
Keetwagen 2 4
Toiletwagen
Keetwagen 2 4
Tractiewagen

van de 20 foot zeecontainer met een lengte van


6 m. Zeecontainers zijn 2,400 m breed en blijven
binnen de toegelaten breedte voor vrachtwagens op de openbare weg.
Er zijn twee verschillende systemen voor het
laden en lossen van keetcontainers, guur
2.20-3 en 2.20-4.
1 potensysteem;
2 multiliftsysteem.
Bij het potensysteem zijn aan de zijkanten van
de container een soort stempels aangebracht
met een wormwiel. Hiermee is het mogelijk de
container op te heffen tot boven het laadniveau
van de vrachtwagen. De vrachtwagen rijdt onder de container die men daarna laat zakken op
het laadvlak. De poten van de container worden
daarna verder ingetrokken. Dit systeem wordt
ook in het wegtransport toegepast met wissellaadbakken.
Bij het multiliftsysteem zijn onder de container
twee glijproelen aangebracht en aan de achterkant van de vrachtwagen een rol. Met een lier
wordt de container op de vrachtwagen getrokken. Bij het plaatsen van de container zet de
vrachtwagen de container achter de wagen op
de grond. De schuine stand van de container
bij het laden en lossen geeft nagenoeg geen
overlast voor de goederen in de container. Op
de openbare weg mogen transporten niet hoger
zijn dan 4 m en de constructie van het multiliftsysteem beperkt de vrije hoogte in de container.
Voor het gebruik als kantoor- en schaftruimte is
de breedte van 2,400 m erg smal. Transportbedrijven die gespecialiseerd zijn in het vervoeren
van keetcontainers, kunnen een permanente
onthefng krijgen en mogen containers van 3 m
over de openbare weg vervoeren. Keetcontainers

Oppervlak

Huur per week

Huur m2 per week

8 m2
8 m2
12 m2
10 m2

21,
38,
36,
50,

2,60
4,75
3,
5,

Figuur 2.21 Kosten keetwagens, exclusief transportkosten

06950556_H02.indd 20

22-03-2005 14:00:24

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

Figuur 2.22 Verschillende types keetcontainers

Type keetcontainer
Basiscontainer
Eindcontainer
Tussencontainer
Uitvoerderscontainer
Sanitaircontainer
Toiletcontainer

Een keetcontainer van 3 6 m kan als zelfstandige huisvesting worden gebruikt. Dit is de basiscontainer. Het is ook mogelijk keetcontainers te
koppelen waardoor een grotere keetruimte ontstaat. Met twee eindcontainers en een of meer
tussencontainers, guur 2.22, is een keetruimte
van 6 m n 3 m te maken. Bij de langsgevels
van de grote keetruimte staan kopschotten van
1 m die nodig zijn om de tussencontainers tijdens het transport voldoende stabiliteit te geven.
Er zijn keetcontainers die compleet zijn ingericht
met bureau, toilet en pantry als uitvoerderskeet
voor kleine bouwwerken, guur 2.23-1. Voor
grote bouwwerken zijn er containers die zijn
voorzien van de benodigde toiletruimte, wasruimte en kleedruimte en die koppelbaar zijn
met schaftcontainers, guur 2.23-2. Voor kleine
en middelgrote bouwwerken zijn kleine toilet/
wascontainers gemaakt, guur 2.23-3.

van 3 6 m zijn beter indeelbaar voor kantooren schaftfuncties en hebben 25 % meer vloeroppervlak met dezelfde transportkosten als een
container die 2,400 m breed is.

21

Figuur 2.23 Speciale keetcontainers

De huurkosten van keetcontainers worden gegeven in guur 2.24.


De kosten van het transport van een container
naar de bouwplaats zijn bij een afstand van 50
km 175, en bij 100 km afstand 275,. Deze
transportkosten gelden ook bij de afvoer van de
container. De kosten van het schakelen van twee
containers zijn per container 75,, dit geldt
ook voor het ontschakelen.
Schottenketen
Bij grote bouwwerken met een lange bouwtijd
wordt de tijdelijke huisvesting samengesteld uit
houten vloer-, wand- en dakpanelen met een
standaardbreedte van 1 m. Als fundering worden trottoirbanden of balken gebruikt. De keet
heeft een schuin dak met houten spanten met
als dakbeschot houten panelen bekleed met
metalen golfplaten of met bitumen banen.
Onder tegen de spanten komt een plafond
van houten panelen. De minimumkeetbreedte
is 5 m, maar bij grotere keten wordt een keetbreedte van 6 m toegepast omdat die beter
indeelbaar is. Een keetcontainer is standaard

Oppervlak

Huur per week

Huur m2 per week

18 m2
18 m2
18 m2
18 m2
18 m2
9 m2

40,
37,
35,
56,
65,
45,

2,20
2,
1,90
3,10
3,60
5,

Figuur 2.24 Kosten keetcontainers, exclusief transportkosten

06950556_H02.indd 21

22-03-2005 14:00:24

22

Figuur 2.25 Schottenkeet 5 12 m

Figuur 2.26 Dubbele schottenkeet

Figuur 2.27 Keetcomplex voor grote bouwwerken

06950556_H02.indd 22

22-03-2005 14:00:25

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

voorzien van vloerbedekking, verwarming en


verlichting. Bij een schottenkeet moet op elk
bouwwerk opnieuw vloerbedekking worden aangebracht en de verwarmings- en de verlichtingsinstallatie moeten bij elk bouwwerk opnieuw
worden gemonteerd.
De kleinste afmeting schottenkeet is 5 m
breed en 12 m lang, guur 2.25, indeelbaar
met drie kamers, een toilet en een pantry.
Door de standaardschotbreedte van 1 m
moeten ruimtes en ramen een veelvoud hebben
van 1 m.
Bij een groot utiliteitsbouwproject met weinig
ruimte op de bouwplaats, is het mogelijk een
schottenkeet in twee verdiepingen te bouwen,
guur 2.26. Voor de kosten van schottenketen
zie guur 2.28.
Keetcomplex voor grote projecten
Bij een groot utiliteitsbouwproject zijn in de aanloop- en in onderbouwfase maar weinig bouwvakkers op het werk en is ook de uitvoeringsstaf
nog klein. Een keetcomplex, guur 2.27, moet
worden ontworpen op de maximale bezetting
die in de overgang van de bovenbouwfase naar
de gevel/dakfase en de afbouwfase wordt bereikt. In de eerste zes maanden van de bouwtijd
is maar de helft van de totale accommodatie
nodig. In de afwerkingsfase zijn voornamelijk
onderaannemers en installatiebedrijven aanwezig
en loopt de personeelsbezetting sterk terug. Ook
het management wordt in de afbouwfase ingekrompen omdat het grootste deel van de werkvoorbereiding dan is gebeurd. In een 6 m brede
keet worden de gangen smal gehouden om zo
breed mogelijke kamers over te houden.
De prijsopgave van de keten is exclusief
stoffering, verwarming, verlichting en meubilering. Voor het begroten van de meubilering
van de keten is de huurlijst van guur 2.29
te gebruiken.

06950556_H02.indd 23

23

Het ontwerp van dit ketencomplex bestaat


uit zes zelfstandige keten van een courante
maat. Bij de start van de bouw worden de
eerste twee keten geplaatst en in de loop van
de bouwtijd worden de volgende vier keten
geplaatst naar behoefte aan personeels- en
stafruimte. Tussen de twee rijen keten wordt
een overdekte gang gebouwd met een ruime
breedte. Deze gang kan al bij de start gebouwd worden, maar ook later als de derde
of vierde keet geplaatst wordt. Bij de aoop
van de bouw kan het complex keet voor keet
worden gedemonteerd en afgevoerd, afhankelijk van de behoefte. De laatste keet kan
tot op het einde van de onderhoudsperiode
blijven staan. Door dit aan- en afbouwsysteem
kunnen de huurkosten van het ketencomplex
worden beperkt.

Kostenvergelijking keetaccommodaties
De keetwagen is een goede accommodatie bij
korte bouwtijden met weinig personeel. Schottenketen moeten elke keer uit losse schotten
worden opgebouwd en weer afgebroken. Hierdoor zijn de montage- en demontagekosten
hoog: 40,- per m2 keet. De containerkeet is een
alternatief omdat keeteenheden van 18 m2 in
zijn geheel worden getransporteerd en de montage en demontagekosten laag zijn. Om de drie
keetsystemen met elkaar te kunnen vergelijken is
als voorbeeld een keetruimte van 72 m2 vloeroppervlak genomen. De gebruikswaarde van de
drie types is verschillend en afhankelijk van het
soort bouwwerk, guur 2.30.
De eenmalige kosten voor de keetwagens is alleen het transport bij 50 km aanvoer 175,- en
afvoer 175,- per keetwagen maal zes wagens.
Bij de keetcontainers gelden dezelfde transportkosten per container plus de kosten van
schakelen en ontschakelen. Bij de schottenkeet
kost montage inclusief transport 25,- en demontage inclusief transport 15,- per m2 keet.
Voor het aanbrengen van een windverband is
15,- per meter keet nodig. De hoge kosten
van de installaties van 85,- spelen een grote
rol. Tegenover de hoge montagekosten van de
schottenkeet zijn de transportkosten lager omdat
de beladingsgraad van de vrachtwagen volledig
kan worden benut, terwijl bij het transport van

22-03-2005 14:00:25

24

Afmeting schottenkeet
Keet 5 12
Keet 6 12
Keet 6 14
Keet 6 20

Oppervlak

Huur per week

Huur m2 per week

60 m2
72 m2
84 m2
120 m2

51,
61,
71,
102,

0,85
0,85
0,85
0,85

Bijkomende kosten per m2 keetoppervlak:


Montage inclusief transport
Aanbrengen vloerbedekking
Elektrainstallatie/verwarming
Sanitaire installatie
Demontage inclusief transport
Windverband in keetlengte

25,
20,
45,
20,
15,
15, per m

Figuur 2.28 Kosten schottenkeet, exclusief montage/transportkosten

Keetmeubilair omschrijving

Huur per week

Keettype

Bureau 75 150 met n ladeblok


Legkast hoog tweedeurs
Legkast brandvrij tweedeurs
Koelkast 120 liter
Tafel 60 120
Tafel 75 150
Tafel 100 200
Tekeningenkast 100 100 hout
Stoel schaftkeet hout/pvc
Kantoorstoel zonder armleuning
Kantoorstoel met armleuning

Keetwagen
2 6 6 stuks
Containerkeet
4 stuks
Schottenkeet
6 12 m

2,75
2,75
12,50
2,
1,
1,50
2,50
1,10
0,25
0,50
0,75

keetwagens en keetcontainers het volume bepalend is. Bij kortere transportafstanden worden de
eenmalige kosten van de keetwagen en de containerkeet lager.
De eenmalige kosten en de tijdgebonden kosten
zijn voor de drie keetsystemen in guur 2.31 uitgerekend van drie maanden tot achttien maan-

Keetwagen
Containerkeet
Schottenkeet

Huur per week

2.100,

220,

2.000,

145,

9.180,

61,

Figuur 2.30 Kostenfactoren voor 72 m2 keetaccommodatie

Figuur 2.29 Kosten huur keetmeubilair per week

Keettype
72 m2

Eenmalig

den. Hieruit blijkt dat bij bouwtijden tot twaalf


maanden de containerkeet het gunstigst is. Bij
een bouwtijd van achttien maanden liggen de
kosten van de containerkeet en de schottenkeet
dicht bij elkaar. De vrije indeelbaarheid van de
schottenkeet kan dan de doorslag geven.
2.2.4 Magazijn en loodsen
Elektrisch handgereedschap moet beschermd
tegen het klimaat en tegen diefstal in een
afsluitbare ruimte worden opgeslagen. Een
goede opslagruimte is de zeecontainer; deze is
goed afsluitbaar tegen diefstal en bij het ontrui-

3 maanden
13 weken

6 maanden
26 weken

12 maanden
52 weken

18 maanden
78 weken

4.966,
3.885,
9.973,

7.833,
5.770,
10.766,

13.566,
9.540,
12.352,

19.299,
13.310,
13.938,

Figuur 2.31 Kostenvergelijking 72 m2 keetaccommodatie

06950556_H02.indd 24

22-03-2005 14:00:26

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

men van de bouwplaats kan de container


compleet met inhoud naar een andere bouwplaats worden vervoerd. Nieuwe 20 foots containers kosten circa 1.900,-.
De 20 foot zeecontainer als magazijncontainer
is 2,4 m breed en hoog en 6 m lang met dubbele deuren aan de voorzijde, guur 2.32-1. Elke
avond wordt het gereedschap in de magazijncontainer opgeborgen. In de magazijncontainer
worden, naast gereedschap ook de benodigde
bevestigingsmiddelen opgeslagen. Soms wordt
in de container ook een kleine werkbank met
slijpmachine ingebouwd voor het uitvoeren van
kleine reparaties.

type loodsen bestaat uit een rondspant met gordingen en een beplating van gegalvaniseerde
golfplaten. Het kleinste type is de nissenhut met
een breedte van 5 m en een minimumlengte van
11 m, guur 2.33-1. De nissenhut wordt op de
bouwplaats vooral gebruikt als opslag van kwetsbare bouwmaterialen. Het grotere type heet
quinsetloods met een breedte van 7,60 m en ook
een minimumlengte van 11 m, guur 2.33-2. De
deur is groot genoeg om een vrachtwagen naar
binnen te rijden voor het lossen van materialen.
De quinsetloods is ook geschikt als timmerloods,
voor de opslag van hout en het zagen van plaatmaterialen.

25

Figuur 2.33 Nissenhut en quinsetloods


Figuur 2.32 Magazijncontainer met afdak

Naast de magazijncontainer is ook behoefte aan


een afdak om weergevoelige materialen op te
slaan. Het op de bouwplaats timmeren van een
afdak en deze later weer slopen is niet goedkoop. Door aan de zijwand van de container
twee appen te maken die uitgeklapt een afdak
vormen, ontstaat een overdekte opslagruimte die
geen extra transportkosten met zich meebrengt.
De dubbele ap kan tot een afdak van 4,80 m
breed worden uitgezet, guur 2.32-3, maar ook
als dak en zijwand waardoor een afgesloten opslagruimte ontstaat van 2,44 breed en 6,00 m
diep, guur 2.32-2. Deze opstelling met 15 m2
magazijn en 15 m2 opslag is in de volgende berekeningen gehanteerd.
Door het leger zijn opslagloodsen met een
korte montagetijd ontwikkeld die ook goed in
de bouw bruikbaar zijn. De constructie van dit

06950556_H02.indd 25

De romneyhal met een breedte van 11 m en een


minimumlengte van 15 m, guur 2.34, is geschikt voor het inrichten van tijdelijk bedrijf voor
het maken van bekistingen en het samenstellen
van prefab-elementen. De toegangsdeur is groot
genoeg voor het binnenrijden van vrachtwagens
met materialen en elementen. Deze hal wordt
vooral toegepast op grote bouwwerken waar op
de bouwplaats elementen worden geprefabriceerd. Deze hal is ook geschikt voor het prefabriceren van wapeningsnetten en -korven.

Figuur 2.34 Romneyhal als grootste loods

22-03-2005 14:00:26

26

Type opslagruimte
Magazijncontainer
Magazijncontainer/ap
Nissenhut 5 11 m
Quinsetloods 7,6 11 m
Romneyhal 11 15 m

Oppervlakte

Huur per week

Huur m2 per week

15 m2
30 m2
55 m2
84 m2
165 m2

27,50
35,
13,75
21,
41,25

1,80
1,15
0,25
0,25
0,25

Figuur 2.35 Huurkosten verschillende opslagmogelijkheden

Type opslagruimte
Magazijncontainer
Magazijncontainer/ap
Nissenhut 5 11 m
verlenging per m
Quinsetloods 7,6 11 m
verlenging per m
Romneyhal 11 15 m
verlenging per m

Oppervlakte

Montage en transport

Demontage en transport

15 m2
30 m2
55 m2
5 m2
84 m2
8 m2
165 m2
11 m2

.175,
.175,
.800,
.65,
.800,
.65,
1.500,
.75,

.175,
.175,
.625,
. 50,
.625,
. 50,
1.050,
. 50,

Figuur 2.36 Eenmalige kosten transport, montage/demontage

In guur 2.35 zijn de huurkosten van de verschillende opslagmogelijkheden gegeven. Bij de


eenmalige kosten van de containers zijn in guur
2.36 de transportkosten over een afstand van 50
km zowel voor de aanvoer als voor de afvoer
Type opslagruimte
Magazijncontainer 6 stuks
Magazijncontainer/ap 3 stuks
Nissenhut 5 18 m
Quinsetloods 7,6 12 m
Romneyhal 11 8 m

gerekend. De eenmalige kosten voor de loodsen


is montage en demontage inclusief transport.
In guur 2.37 zijn voor een opslagcapaciteit van
90 m2 de kostenfactoren van de verschillende

Eenmalige kosten

Huur per week

2.100,
1.050,
2.210,
1.538,
2.550,

165,
105,
22,50,
22,50,
22,50,

Figuur 2.37 Kostenfactoren 90 m2 opslagruimte

Type
opslagruimte
Magazijncontainer
Magazijncontainer/ap
Nissenhut 15 m
Quinsetloods 12 m
Romneyhal 8 m

3 maanden
13 weken

6 maanden
26 weken

12 maanden
52 weken

18 maanden
78 weken

4.245,
2.415,
2.505,
1.830,
2.842,

6.390,
3.780,
2.798,
2.122,
3.135,

10.680,
.6.510,
.3.382,
.2.707,
.3.720,

14.970,
.9.240,
.3.968,
.3.293,
.4.305,

Figuur 2.38 Kostenvergelijking 90 m2 opslagruimte

06950556_H02.indd 26

22-03-2005 14:00:27

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

opslagmogelijkheden gegeven en in guur 2.38


is hiervan een kostenvergelijking gemaakt.
Als het op een bouwwerk alleen om m2 opslagcapaciteit gaat, is de quinsetloods in alle gevallen
de goedkoopste oplossing. Bij een middelgroot
bouwwerk met een korte bouwtijd is de magazijncontainer met ap ook een goede keuze.
Om de kosten van de verschillende typen opslagruimte met elkaar te vergelijken is voor alle
types een oppervlak van 90 m2 aangehouden.
Dat betekent zes magazijncontainers en drie
magazijncontainers met ap. De magazijncontainer is met stellingen en werkbank ingericht
en de nissenhut is kaal zonder vloer. In de
magazijncontainers is een elektrische installatie
aanwezig. De hutten, loodsen en hallen zijn
zonder elektrische installaties. De elektrakosten moeten als meerprijs worden gezien.
2.2.5 Plaatsing accommodaties
Bij het bepalen van de plaats van de tijdelijke
huisvesting voor personeel en management en
voor magazijnen en loodsen, moet voorrang
worden gegeven aan zones die voor een optimale routing van het personeel en het materiaal
noodzakelijk zijn. Uit het oogpunt van veiligheid
is het niet gewenst huisvesting voor personeel en
management onder het bereik van kranen te
situeren, om ongelukken bij het uit de kraan
vallen van materialen te voorkomen. Bij kleine
bouwterreinen is het soms niet mogelijk de
schaftkeet buiten kraanbereik te houden maar
het is wel gewenst.

27

Als deze drie locaties ver van elkaar liggen, moet


het personeel tijdens de werktijd grote afstanden
lopen. De looptijd is niet-productief en hoe korter de loopafstanden hoe minder de niet-productieve tijd.
Uit het oogpunt van bescherming tegen diefstal
is het gewenst dat het personeel de eigen auto
buiten het hek parkeert en lopend de bouwplaats verlaat. Dan is het minder gemakkelijk
volumineuze materialen naar de auto te brengen; de kans om ontdekt te worden is groter.
Vanuit het personeelsbeleid gezien zijn voor de
plaatsing van de personeelsvoorzieningen de volgende argumenten te gebruiken, guur 2.39:
parkeren personeelsautos buiten bouwhek;
personeelstoegang via looppoort;
plaats uitvoerderskeet met zicht op looppoort;
looproute van parkeerplaats naar werkplek zo
kort mogelijk;
looppad in alle weersomstandigheden goed
beloopbaar;
bij verdiepingbouw goede bouwtrap naar verdieping;
schaftkeet in route van auto naar werkplek;
schaftkeet zo dicht mogelijk bij werkplek.

Figuur 2.39 Routing bouwplaatspersoneel

Er is geen handleiding te geven voor het plaatsen van bouwplaatsaccommodaties. Men kan
vanuit verschillende gezichtspunten tot een indelingsplan komen.
Het bouwplaatspersoneel werkt acht uur per
dag en in de praktijk komt de aanvang van de
werktijd overeen met het arriveren op het bouwterrein en het einde van de werktijd met het verlaten van het bouwterrein.
Voor het bouwplaatspersoneel zijn drie locaties
belangrijk:
1 werkplek in en om gebouw;
2 plaats voor ochtend- en middagschaft;
3 plaats waar autos zijn geparkeerd.

06950556_H02.indd 27

Plaats uitvoerderskeet
De uitvoerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van alle werkzaamheden op de bouwplaats.
De uitvoerder is ook verantwoordelijk voor de
discipline op de bouwplaats, zowel van het eigen
personeel als van het personeel van onderaannemers. De uitvoerder is de centrale guur en wil
daarom ook op een centrale plaats op de bouwplaats zitten. Vanuit de goederenstromen gezien
wil de uitvoerder de aanvoer van de bouwmaterialen kunnen controleren en is een centrale
plaats met zicht op de toegangspoort belangrijk.
Maar werkzaamheden op de bouwplaats worden
uitgevoerd op en om het gebouw en is voor de

22-03-2005 14:00:27

28

uitvoerder een centrale plaats zo dicht mogelijk


bij het gebouw belangrijk. Tussen deze beide
plaatsingsmogelijkheden moet een optimum
worden gezocht, guur 2.40.

Figuur 2.40 Plaatsing uitvoerderskeet

Plaats magazijn en loodsen


Voor het uitvoeren van werkzaamheden in en
om het gebouw heeft het personeel materialen
en gereedschappen nodig. Bij de aanvang van
de werktijd start de bouwvakker vanuit de schaftkeet. Hij moet dan de materialen en gereedschappen verzamelen die hij voor het uitvoeren
van zijn werkzaamheden nodig heeft. Die artikelen liggen niet op n plaats, maar zijn afhankelijk van de grootte, de waarde en de distributie
op verschillende plaatsen opgeslagen:
magazijncontainer: elektrisch gereedschap;
timmerloods: hout, plaatmaterialen en bewerkingsmachines;
uitvoerderskeet: boortjes en elektronisch
meetgereedschap;
afdak: weergevoelige materialen;
opslagterrein: grotere materialen en materieel.
Om het tijdverlies bij het verzamelen van alle
materialen en gereedschappen te beperken, is
het gewenst de loopafstanden tussen de verschillende opslagplaatsen zo klein mogelijk te
houden. Vanuit de schaftkeet moet het personeel
binnen een korte loopafstand alle materialen

en gereedschappen, voor het uitvoeren van zijn


activiteit in het gebouw, kunnen verzamelen,
guur 2.41.
Plaats onderaannemers
Bij het bepalen van de benodigde capaciteit
van de bouwplaatsaccommodaties moet bij de
tijdelijke huisvesting van het personeel rekening
worden gehouden met het personeel van
onderaannemers en bouwinstallatiebedrijven.
De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor alle
mensen die op de bouwplaats werkzaamheden
uitvoeren. Bij het bepalen van de capaciteit voor
de tijdelijke huisvesting van het bouwplaatsmanagement wordt alleen rekening gehouden
met het management van de hoofdaannemer.
Alle onderaannemingscontracten bevatten de
clausule dat elke onderaannemer zelf moet zorgen voor de accommodatie die hij nodig vindt.
Veel onderaannemers beschikken over eigen
containers die ze als magazijn op de bouwplaats
gebruiken. Bouwinstallatiebedrijven beschikken over combicontainers bestaande uit een
klein kantoortje voor de chef-monteur en een
magazijn voor kostbare onderdelen. Bij grote
utiliteitsprojecten komen in de toptijd meer dan
15 onderaannemers en installatiebedrijven met
hun eigen container naar de bouwplaats en ieder
wil de beste plaats hebben zo dicht mogelijk bij
de poort en zo dicht mogelijk bij het gebouw.
Vooral installatiebedrijven willen het kantoortje
van de chef-monteur, het magazijn en opslag
van pijpen en kanalen dicht bij elkaar hebben.
Om een chaos op de bouwplaats te voorkomen,
is het gewenst dat er al bij het ontwerp van de
bouwplaats voldoende ruimte voor onderaannemers en installateurs wordt gereserveerd. Langs

Figuur 2.41 Plaatsing magazijnen en loodsen

06950556_H02.indd 28

Figuur 2.42 Plaatsing containers onderaannemers

22-03-2005 14:00:28

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

een bouwweg kunnen vakken worden gereserveerd voor onderaannemers en installateurs,


guur 2.42. Het is gewenst die vakken vanaf
de start van de bouw duidelijk te markeren om
verkeerde plaatsing te voorkomen. Elke onderaannemer en installateur krijgt zo een eigen terrein voor het plaatsen van de container en voor
opslag van materialen.

2.3 Bouwplaatsinstallaties
Om de bouwplaats als tijdelijk productiebedrijf te
kunnen gebruiken, moet de bouwplaats voorzien
worden van technische installaties. Deze zijn te
verdelen in de volgende groepen:
elektrische installatie;
telecom en data;
beveiliging en bewaking;
waterinstallatie;
gasinstallatie;
sanitaire installatie.
2.3.1 Elektra infrastructuur
Voor het transporteren en bewerken van bouwmaterialen is energie nodig evenals voor de
aandrijving van gereedschappen en machines.
Het meest voorkomende energiesysteem op de
bouwplaats is elektriciteit.

Voor de voeding van de bouwkraan is een elektrisch aansluitpunt op n plek op de bouwplaats


nodig. Elke timmerman of installateur gebruikt
elektrisch gereedschap en wil zo dicht mogelijk
bij elke werkplek een elektrische aansluiting van
voldoende vermogen hebben. Dit betekent dat
op de bouwplaats en in het gebouw een kleinmazig netwerk van elektrische leidingen nodig
is. De bouwkundig projectleider of uitvoerder
moet in staat zijn het Programma van Eisen
op te stellen voor de elektrische installatie op
de bouwplaats. De elektrische installatie op de
bouwplaats is te vergelijken met de elektrische
installatie in een woning.

29

zit. Het installatieschema van de schakel- en verdeelkast (voor de elektrotechnisch installateur) is


voor leken moeilijk te begrijpen.
In deel 6A Installaties elektrotechnisch en
sanitair worden de elektrische installaties voor
gebouwen vaktechnisch uitvoerig beschreven

In dit hoofdstuk gaat het om de tijdelijke elektrische installatie op de bouwplaats. Om dit


hoofdstuk zelfstandig te kunnen lezen, is in vereenvoudigde vorm de verdeelkast in een woning
als uitgangspunt genomen, guur 2.43.
Het schema van de verdeelkast in een woning
is vereenvoudigd en opgezet naar de verdeling van de elektrische stroom over de verschillende functies in de woning. Links komt
de stroom binnen via de kilowatuurmeter
waarachter meestal een hoofdschakelaar zit
om de gehele elektrische installatie in n keer
uit te kunnen schakelen.
Vanaf de hoofdschakelaar wordt een groep
afgetakt voor het fornuis met elektrische kookplaat. Dit apparaat vraagt veel vermogen en
daarvoor kan een krachtstroomaansluiting van
400 V nodig zijn. Daarnaast zijn twee groepen
van 230 V voor de verlichting. Rechts zijn drie
groepen die gezamenlijk met een aardlekschakelaar zijn beveiligd. Deze meet voortdurend
de spanning op de stroomdraad en als bij
kortsluiting een deel van de stroom naar de
aarde kan weglekken, schakelt de aardlekschakelaar de stroom direct uit.
De zes groepen zijn ook beveiligd tegen overbelasting met zekeringen of automaten. Dit is
een smeltveiligheid die doorbrandt bij overbelasting om bij verhitting brand te voorkomen.
Deze zekeringen worden ingesteld op de
belasting die een bepaalde groep kan dragen.
Lichtgroepen worden meestal met 16 ampre
gezekerd. De krachtgroep voor het fornuis
wordt met 3 16 A gezekerd. In de meeste
woningen is de invoerkabel van het energiebedrijf met 25 A gezekerd.

Het ontwerp en de aanleg van de elektrische


installatie in een woning moet voldoen aan NEN
1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. Alle elektraleidingen komen bij elkaar
in de meterkast, waar de schakel- en verdeelkast

06950556_H02.indd 29

22-03-2005 14:00:29

30

Figuur 2.43 Verdeelkast in woning

2.3.2 Elektrisch systeem klein bouwproject


Bij de bouw van een of enkele woningen wordt
voor de bouwplaatselektra gebruikgemaakt van
de toekomstige elektra-aansluiting voor de
woning zelf. Bij de start van de bouw wordt bij
het energiebedrijf al een woonhuisaansluiting
aangevraagd, guur 2.44.

aparte groep gemaakt voor de keet en daarna


wordt de werkschakelaar geplaatst om de hele
elektrische installatie op de bouwplaats te kunnen uitschakelen. Voor de speciemolen, de
cirkelzaag, de bouwlift en de metselmortelsilo
is een krachtaansluiting van 400 V nodig. De
krachtaansluiting wordt apart met een zekering
en aardlekschakelaar van 32 A beveiligd, guur
2.45, met rechts drie groepen van 230 V met elk
twee spatwaterdichte contactdozen.
De elektrische voedingskabel van het energiebedrijf in de openbare weg heeft een aansluitwaarde van 63 A. Woonhuizen worden
meestal aangesloten met een aansluitwaarde
van 25 A, maar in de meeste gebieden legt
het energiebedrijf vanaf de openbare weg
naar de woning een kabel aan met een aansluitcapaciteit van 63 A. Bij de aanvraag van
de elektrische aansluiting moet het energiebedrijf gevraagd worden een meter met een
aansluitwaarde van 63 A te plaatsen.

Figuur 2.44 Elektrakast klein bouwproject

Het bouwbedrijf plaatst zelf een bouwvoedingskast. Het energiebedrijf meet op hoe lang de
kabel voor de woonhuisaansluiting moet zijn en
sluit met deze kabel de bouwvoedingskast aan
op het elektriciteitsnet waarbij de resterende kabel nabij de bouwkast in de grond wordt opgerold. De toekomstige aansluitkosten van circa
90,- worden vooraf betaald en tijdens de bouw
wordt het vastrecht en het verbruik in rekening
gebracht. Bij de oplevering wordt door het energiebedrijf de aansluitkabel naar de meterkast in
de woning gelegd.
Volgens de veiligheidsvoorschriften is het bouwbedrijf verplicht elke avond de tijdelijke elektrische installatie op de bouwplaats spanningsloos
te maken. Als buiten werktijd kinderen op de
bouwplaats letsel krijgen door stroom, is het
bouwbedrijf aansprakelijk.
In de bouwkeet is het wel gewenst om buiten
werktijd spanning te houden, voor de elektrische
kachel en voor de verlichting en beveiliging.
Om deze reden wordt vanaf de meter eerst een

06950556_H02.indd 30

Figuur 2.45 Elektrisch netwerk klein bouwproject

2.3.3 Elektrisch netwerk middelgroot


bouwproject
Als de zes contactdozen 230 V en de enkele 400
V aansluiting niet voldoende zijn en op meerdere
plaatsen op de bouwplaats een verdeelkast nodig
is, dan worden vanaf de elektra hoofdkast aparte
elektra verdeelkasten geplaatst, guur 2.46.

Figuur 2.46 Elektra hoofdkast met 63 A

Vanaf de voedingskabel van het energiebedrijf


wordt de toekomstige aansluiting gebruikt om
een tijdelijke elektra hoofdkast te plaatsen. Vanaf
de hoofdkast (EHK) worden meerdere elektra
verdeelkasten (EVK) op de bouwplaats gevoed en

22-03-2005 14:00:30

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

van daar af wordt met kabelhaspels de stroom


op de werkplek gebracht, guur 2.47.

een eigen hoofdschakelaar en twee groepen


400 V en drie groepen 230 V. Voor de krachtaansluiting zit de aardlekschakelaar van 32 A
in de elektra hoofdverdeelkast. De drie lichtgroepen van 230 V zijn gezamenlijk met een
aardlekschakelaar beveiligd en elk apart met
een zekering van 16 A. Op de EVK kunnen
rechtstreeks worden aangesloten:
twee machines van 400 V met elk maximaal 32 A;
zes lampen of gereedschappen van 230 V
met elk maximaal 16 A.

Vanaf de elektriciteitsmeter (63 A) worden


eerst twee groepen (230 V) afgetakt voor de
keten. Als in een keet in n groep kortsluiting ontstaat, kan met de andere groep toch
stroom beschikbaar blijven. In de kast zijn
rechts drie krachtgroepen van 400 V waarvan
n met een contactdoos en twee met een
vast kabelaansluiting voor de voeding van de
EVK.

Figuur 2.47 Elektra netwerk middelgroot bouwproject

31

Figuur 2.49 Elektra verdeelkast 63 A

De EVK is de spil van het elektrisch netwerk op


de bouwplaats, guur 2.48. Deze kast met
afmetingen van 300 420 mm en 600 mm
hoog wordt vanwege zijn vorm ook wel paddestoel en vanwege de gemakkelijke verplaatsbaarheid ook wel zwerfkast genoemd. Ook de naam
doorluskast wordt gebruikt omdat de EVKs worden doorgelust, in serie geschakeld. Figuur 2.49
geeft een schema van de elektra verdeelkast van
63A.

Met behulp van kabelhaspels met extra contactdozen kan het elektrisch netwerk jnmaziger
worden gemaakt.
Woningbouw
Praktijkervaring leert dat een EVK voldoende
stroomaansluitingen kan leveren voor circa acht
woningen. Per acht woningen is daarom een eigen EVK nodig, guur 2.50-1. Vanaf de EHK kunnen de EVKs worden doorgelust. Voor de keten
is een aparte aansluiting in de hoofdverdeelkast
aanwezig.


Figuur 2.48 Elektra verdeelkast

Vanaf de EHK komt een 63 A grondkabel of


rubberkabel met stekker in de contrastekker van de kast als voeding voor alle elektra
aansluitingen. Daarnaast is direct weer een
uitgang om de volgende kast te kunnen aansluiten. Dit is de doorlusfunctie. De kast heeft

06950556_H02.indd 31

Figuur 2.50 Elektra netwerken

22-03-2005 14:00:32

32

Verdiepingbouw
Bij het maken van de onderbouw is een verdeelkast nodig die buiten de bouwput moet staan.
Deze EVK kan met een grondkabel vanaf de EHK
worden gevoed. Als de draagconstructie gereed
is, wordt op elke verdieping een EVK geplaatst
omdat vooral bij de afbouw veel elektrisch handgereedschap wordt gebruikt, guur 2.50-2. Deze
verdeelkasten worden vanaf de eerste kast buiten
doorgelust met exibele rubber kabels.
Aanlegkabels
Bij het transporteren van elektrische stroom
treedt energieverlies op, hoe langer de afstand
hoe groter het verlies. Hoe hoger het voltage
hoe meer stroom door de kabel kan worden getransporteerd. De kabel naar de EVKs is geschikt
voor 400 V. Als vuistregels worden gebruikt:
voeding 400 V, kabels geschikt voor 63 A niet
langer dan 200 m;
niet meer dan vier EVKs doorlussen;
bij meer verdeelkasten aparte voeding vanaf
hoofdkast.
Een grondkabel heeft een kunststof isolatie.
Stroom verhoogt de temperatuur van een kabel
maar de grond fungeert als koeling. Daarom
kunnen in een grondkabel de draden (geleiders) dunner zijn dan in rubber kabels boven de
grond. Op het bouwterrein ligt een grondkabel
veilig onder de grond maar kan door graafwerkzaamheden worden beschadigd. Een rubber
kabel over de grond is goed zichtbaar maar ook
gemakkelijk te beschadigen. Het is gewenst een
Soort machines
Stucspuitpomp
Vloermortelpomp
Metselmortelpomp
Cirkelzaagmachine
Bouwlift 400 kg
Bouwlift 800 kg
Bouwkraan 10 tm
Bouwkraan 60 tm
Bouwkraan 120 tm
Bouwkraan 180 tm
Bouwkraan 250 tm

grondkabel met exibele paaltjes te markeren


om ongewenst opgraven te voorkomen.
Laagspanning - hoogspanning
Woonhuizen hebben een aansluiting van 25 A
en op het laagspanningsnet in de openbare weg
kan maximaal 63 A worden aangesloten. Boven
63 A is directe meting van het stroomverbruik
niet meer mogelijk. Als voor een bouwplaats
een aansluitwaarde van meer dan 63 A nodig
is, moet de stroom van een hoogspanningsnet
komen. Dan is op de bouwplaats een trafo nodig
om de stroom van 10 kV terug te brengen naar
400 V. De kosten van de stroomaansluiting stijgen dan aanzienlijk. Het is zinvol de stroomvraag
op de bouwplaats te beheersen en daarom is
inzicht nodig in welke machines overbelasting
kunnen veroorzaken, guur 2.51.
Elektrische motoren vragen bij het opstarten een
groot aanloopvermogen. In een bouwkraan zijn
ten minste vier elektrische motoren aanwezig.
Als die tegelijk zouden starten, wordt er te veel
stroom afgenomen en slaat de automatische
zekering uit. Een machinist is echter niet in staat
alle motoren tegelijk te bedienen. De zware
hijsmotor blijkt minder dan 10% van de tijd volbelast te draaien. De totale stroombehoefte is
minder dan de helft van het totale vermogen.
Als bij een woningbouwproject de stukadoor en
de vloerenlegger tegelijk bezig zijn vragen ze
2 35 A terwijl de aansluiting gezekerd is op
63 A. Door spreiding van werkzaamheden is
overbelasting te voorkomen. Als te veel zware

Stekker

Capaciteit

Zekeren

400 V
400 V
400 V
400 V
400 V
400 V
400 V
400 V
400 V
400 V
400 V

15 kW
15 kW
15 kW
3 kW
4 kW
5 kW
20 kW
30 kW
50 kW
60 kW
70 kW

35 A
35 A
35 A
16 A
25 A
35 A
35 A
63 A
125 A
160 A
160 A

Figuur 2.51 Stroomvermogen verschillend materieel

06950556_H02.indd 32

22-03-2005 14:00:33

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

machines tegelijk moeten werken, is overbelasting te voorkomen door de stukadoor en de


vloerenlegger te vragen niet met elektrische
pompen maar met dieselpompen te komen.
2.3.4 Elektrisch netwerk grote
bouwprojecten
Bij grote bouwprojecten en bij elk bouwproject
met een zware elektrische bouwkraan is een
stroomaansluiting nodig groter dan 63 A. Het
energiebedrijf moet dan vanuit een dichtbij
gelegen trafostation een hoogspanningskabel
naar het werk brengen en een trafo in een gebouwtje op de bouwplaats inrichten. De meteropnemer mag niet in de traforuimte komen en
daarom is daarbij een aparte meterkast nodig. Als
met het energiebedrijf kan worden afgesproken
dat de stroomkosten op basis van een raming
in voorschotten mogen worden betaald en bij
oplevering van het gebouw de kosten van het
stroomverbruik af te rekenen, is het soms mogelijk
de meter wel in de traforuimte te plaatsen.
Een EHK met 160 A wordt schematisch weergegeven in guur 2.52.
Na 63 A is de volgende stap 160 A, waarbij de
meter meestal niet in de hoofdkast mag komen. Vanaf de meter worden eerst twee groepen 230 V afgetakt voor de keten, die dag en
nacht aangesloten blijven. Na de dagelijkse
werkschakelaar zijn er vier groepen krachtstroom 400 V gezekerd met 63 A: n groep
direct met een contactdoos en de andere drie
met een klemaansluiting voor grondkabels
naar de EVKs. De rechtse groep is de aansluiting voor de bouwkraan. Hiervoor wordt een
speciale thermische beveiliging gebruikt met
daarachter een schakelaar. De kraangroep
wordt met 125 A gezekerd.

Figuur 2.52 Elektra hoofdkast met 160 A

06950556_H02.indd 33

33

Bij grote utiliteitsbouwprojecten kan 160 A nog


niet voldoende zijn. De volgende aansluiting is
315 A, guur 2.53. Het ketenpark wordt groter
en daarom zijn drie groepen 230 V aanwezig.
Als in het ketenpark apparaten komen, is het
gewenst ook de keetgroepen met aardlekschakelaars te beveiligen. Achter de dagelijkse
werkschakelaar zijn vier groepen 63 A voor
aansluiting van EVKs. Een groep van 160 A
met thermische beveiliging voor de bouwkraan
en een extra groep van 125 of 160 A voor de
tweede bouwkraan of voor de bronbemaling.

Figuur 2.53 Elektra hoofdkast met 315 A

2.3.5 Bouwplaatsverlichting
Op de bouwplaats begint het werk om 7.30 uur
en op sommige bouwwerken al om 7.00 uur.
In de winterperiode komt de zon veel later op
en daarom is de eerste uren van de dag aanvullende verlichting nodig. Ook bij overwerk kan
verlichting nodig zijn. Bij grote gebouwen is het
daglicht bij afbouwwerkzaamheden vaak onvoldoende en is aanvullende werkplekverlichting
gewenst. De verlichting op de bouwplaats is in
vier groepen te verdelen, guur 2.54:
1 terreinverlichting: algemene orintatie buiten;
2 orintatieverlichting: algemene orintatie binnen;
3 ruimteverlichting: algemene verlichting kamer;
4 werkplekverlichting: gerichte verlichting werkplek.

1 Terreinverlichting
Hoe hoger de lamp staat, des te groter het deel
van het bouwterrein dat wordt verlicht. Hiervoor
worden lichtmasten gebruikt met een hoogte
van 12 tot 16 m. Boven in de lichtmast worden
n tot vier verlichtingsarmaturen geplaatst die
geschikt zijn voor halogeenlampen van 1.000
W/230 V. Er zijn ook armaturen geschikt voor
HQI-lampen van 2.000 W met een 400 V aansluiting.

22-03-2005 14:00:34

34

Figuur 2.54 Verschillende verlichtingsprincipes

2 Orintatieverlichting
Als het donker is moet men van buiten in het
gebouw de werkplek bereiken. In grotere utiliteitsgebouwen wordt in de gang aan het plafond
kabels met lampen om de 2 m opgehangen,
die slingerlampleiding wordt genoemd. Bij een
in het werk gestort betonskelet is het ook
mogelijk in de vloeren ter plaatse van de
gangen elektrapijpen van 4 m lang met dozen
in te storten. Na het ontkisten worden door de
pijpen draden getrokken en wordt elke 4 m een
lamp gemonteerd. De lampen vast aan het
plafond zijn minder kwetsbaar. Deze orintatieverlichting kan bij oplevering overgedragen worden en als hulpverlichting fungeren bij montagewerk boven het plafond.
3 Ruimteverlichting
Als in het bouwproces een bouwlaag met binnenwanden in ruimtes is opgedeeld en daarin
werkzaamheden moeten worden verricht,
moeten vloer, wanden en plafond worden verlicht. Om alle zes vlakken aan te lichten is een
rondschijnende lichtbron in het midden van de
ruimte nodig. Als verlichtingssysteem is een statief met drie verticale tl-armaturen te gebruiken,
die alle wanden aanschijnen en ook het plafond
en de vloer verlichten.
4 Werkplekverlichting
Een goede werkplekverlichting is een halogeen
bouwlamp van 300 W. Alle aanraakbare elektrische installaties moeten dubbel gesoleerd zijn
volgens klasse 2. In natte ruimtes is extra beveiliging mogelijk door een zwakstroom looplamp
24 V met trafo te gebruiken.

06950556_H02.indd 34

2.3.6 Kosten elektrisch netwerk


Met de gegevens uit dit hoofdstuk moet het
mogelijk zijn voor een bouwplaats het ontwerp
van het elektrisch netwerk te maken. Voor het
berekenen van alternatieven zijn in guur 2.55
enkele kostenfactoren opgesomd.
Elektraonderdelen

Huur per week

Elektra hoofdkast 63 A
Elektra hoofdkast 160 A
Elektra hoofdkast 315 A
Elektra verdeelkast 63 A
Verlengkabel 230 V 25 m
Kabelhaspel 230 V 25 m
Verlengkabel 400 V 25 m
Kabelhaspel 400 V 25 m
Lichtmast 12 m excl lamp
Lichtmast 16 m excl lamp
Halogeenarmatuur 1000 W
HQI armatuur 2000 W 400 V
Slingerlampleiding 50 m
Breedstraler werklicht
Halogeen handlamp 300 W

15,
22,50
25,
9,
0,75
1,
1,
1,75
10,
17,50
0,75
6,
2,
0,50
1,

Figuur 2.55 Huurprijzen elektrische installaties

2.4 Overige installaties op


bouwplaats
Op de bouwplaats zijn ook installaties nodig
voor:
telecommunicatie en data;
beveiliging en bewaking;
bouwwaterleiding;
bouwriolering;
bouwgasverwarming.

22-03-2005 14:00:34

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

2.4.1 Telecommunicatie en data


Voor de bouwplaats als tijdelijk productiebedrijf
is communicatie een belangrijk productiemiddel.
Op de bouwplaats zijn de werknemers en het
management ambulant, ze veranderen voortdurend van werkplek. Elk bouwwerk heeft een vaste
telecomaansluiting voor telefoon en fax. Met
deze aansluiting kan het bouwwerk ook beschikken over e-mail om met het kantoor en andere
bedrijven te communiceren. Met een internetaansluiting heeft het bouwwerk toegang tot de
websites van het eigen kantoor en de informatiebestanden van toeleveranciers.

Telecommunicatie
Een goede communicatie op de bouwplaats
tussen de uitvoerder en zijn ploegen, tussen de
ploegen onderling en binnen de ploeg is van
groot belang voor de uitvoering. Er zijn drie
mogelijkheden voor communicatie op de bouwplaats:
1 draadloze telefoon op vaste net met beperkt
bereik;
2 portofoon voor onderlinge communicatie bij
transportwerkzaamheden;
3 mobiele telefoon voor communicatie via het
mobiele netwerk.
Met de vaste telefoon was iemand buiten de
bouwkeet niet bereikbaar. Bij de draadloze telefoon, guur 2.56-1, wordt de vaste verbinding
tussen het telefoontoestel en de hoorn ontkoppeld en met een radiofrequentie is het mogelijk
te telefoneren op afstanden van 50 tot 150 m
van de bouwkeet. De uitvoerder die op de derde
verdieping staat kan communiceren met de
bouwkeet en het kantoor.
Voor transport met de bouwkraan zijn drie verschillende functies nodig: kraanmachinist, aanpikker en afpikker. Binnen zichtbereik beschikken
mensen met deze functies voor de communicatie
over een gebarencode met gestandaardiseerde
armgebaren voor hijsen, zwenken en dalen. Zonder zichtbereik werkt dit communicatiesysteem
niet. Dan wordt er gebruikgemaakt van een
portofoon, guur 2.56-2, een kleine radiozender/ontvanger met een beperkt bereik van 100
tot 300 m. Om portofoons op een bouwplaats
te mogen gebruiken, moet er een zendmachti-

06950556_H02.indd 35

35

Figuur 2.56 Communicatiesystemen op bouwplaats

ging worden aangevraagd bij KPN. Die instantie


verstrekt een radiofrequentie die in de omgeving
niet voorkomt om storingen met andere portofoonnetten te voorkomen. Zenden en ontvangen
kan niet tegelijkertijd en daarom vraagt portofooncommunicatie een goede discipline. De
geluidkwaliteit is niet altijd even goed. Het portofoonnet is een gesloten communicatiesysteem,
waarmee in principe geen verbindingen naar
buiten via het telefoonnet mogelijk is.
Bijna iedereen beschikt tegenwoordig over een
mobiele telefoon die werkt op het GSM-netwerk.
De dekking van het netwerk is bijna in het hele
land voldoende om te communiceren. Overal
op de bouwplaats kan men communiceren met
anderen op de bouwplaats, met de bouwkeet en
met bedrijven buiten de bouwplaats. Met een
mobiele telefoon kan men niet alleen mondeling
communiceren, maar ook schriftelijk: het gebruik
van SMS-berichten zal verder toenemen, guur
2.56-4.

22-03-2005 14:00:35

36

Dataverbindingen
Tekeningen vormen het belangrijkste deel van
de projectinformatie die nodig is om een bouwwerk te kunnen uitvoeren. Bijna alle tekeningen
worden met een digitaal tekensysteem gemaakt.
Ze zijn als digitale bestanden opgeslagen op de
tekenkamer waar ze vervaardigd zijn. Men kan
de tekeningen als afdruk verzenden naar andere
partners die ze moeten controleren en naar de
bouwplaats, waar vanaf de tekening het werk
moet worden gemaakt. Men kan de tekeningen
ook als digitaal bestand naar andere partners sturen, maar op de bouwplaats heeft men een afdruk nodig. De meeste bouwplaatsen beschikken
niet over printers van groot formaat om digitale
tekeningen af te drukken.
In plaats dat digitale tekeningenbestanden op elke
tekenkamer apart beheerd worden, is het ook
mogelijk het beheer van tekeningenbestanden
uit te besteden aan softwarebedrijven met een
speciale afgeschermde webserver. Alle daartoe
geautoriseerde gebruikers krijgen dan zelfstandig
toegang tot alle tekeningen, waarvan altijd de
laatste versie op de centrale webserver aanwezig
is. Een centrale webserver voor tekeningen heeft
de volgende mogelijkheden:
archiveren laatste versie tekeningen inclusief
vervallen tekeningen;
tekening op afroep laten printen en versturen
naar aanvrager;
regelen routing die tekening moet volgen om
denitief te worden;
registreren voortgang totstandkoming tekenproces;
plannen routing tekenproces;
bijsturen afwijkingen in routing tekenproces.
Met laptops met draadloze telefoonverbinding
wordt het ook mogelijk op de werkplek een tekening op het scherm te krijgen vanuit de centrale
webserver, guur 2.57.

2.4.2 Beveiliging en bewaking


Buiten werktijd is de bouwplaats elektronisch te
bewaken en te beveiligen. In de bouwkeet, in
het gebouw en op het bouwterrein worden
detectoren geplaatst met verschillende signaleringsmogelijkheden. Bij inbraak of storingen wordt
automatisch de meldkamer van een beveiligingsbedrijf gebeld, dat daarna op onderzoek uitgaat,
guur 2.58.

Figuur 2.58 Beveiliging en bewaking bouwplaats

Een standaardbeveiligingssysteem voor de bouwplaats bestaat uit:


twee brandmelders;
drie detectoren;
buiten- en binnensirene;
itslicht;
code bedieningspaneel;
beveiligingscentrale inclusief zestig uur noodvoeding;
automatische telefoonkiezer;
loopverlichting automatisch schakelend;
sleutelkluis voor honderd sleutels.
Dit beveiligingspakket kost 1.000,- tot 1.250,voor een jaar inclusief servicebeurten en abonnement meldkamer. De kosten voor eenmalige
montage en demontage bedragen 250,-.
2.4.3 Bouwwaterleiding
In de bouwkeet is een wateraansluiting nodig
voor de toiletten en voor de pantry. Op de
bouwplaats is bouwwater nodig voor het maken
van mortels en andere materialen die met water
moeten worden aangemaakt. Water is op de
werkplek nodig voor het bevochtigen van materialen en vloeren. Water wordt ook gebruikt voor
het schoonmaken van bekistingen en betonkubels en trilnaalden.

Figuur 2.57 Computerdataverbindingen


Figuur 2.59 Bouwwaterleiding op bouwplaats

06950556_H02.indd 36

22-03-2005 14:00:36

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

Op de bouwplaats en rondom het gebouw moeten voldoende waterkranen zijn om vandaar af


met een slang elke werkplek in het bouwwerk te
kunnen bereiken, guur 2.59.
Vanaf de voedingsleiding van het waterleidingbedrijf wordt een aansluiting naar de bouwplaats
gemaakt waar een watermeterput moet komen.
In deze put moeten drie functies worden gemaakt:
1 hoofdkraan: sluit hele bouwleidingnet af;
2 watermeter: meet verbruik;
3 aftapkraan: om bij vorst waterleidingen op
bouwplaats leeg te laten lopen.
Vanaf de watermeterput wordt in de grond een
tyleenleiding met een dikte van 25 mm aangelegd. Op de bouwplaats bij het bouwwerk komt
een aantal tappunten. Dit is een standleiding
met twee kranen met slangwartel. De waterleiding wordt in de grond op vorstvrije diepte aangelegd. In een vorstperiode moet elke nacht de
waterleiding worden afgesloten, afgetapt en ontlucht. Als bij vorstverlet de watertappunten bij
het bouwwerk afgesloten zijn, moet toch in de
bouwketen water beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld de toiletten en voor kofezetten. Vanaf de
watermeterput moet een aparte waterleiding
die apart af te sluiten is, naar de keten worden
aangelegd.
Bij woningbouw is per acht tot tien woningen
een standleiding middenvoor het woningblok
nodig.
Bij verdiepingbouw is ook op elke bouwlaag een
watertappunt nodig. Dit kan met waterslangen,
maar bij grotere utiliteitsbouw wordt in de leidingschacht een bouwwaterstandleiding aangelegd en op elke verdieping voorzien van een
dubbele kraan. Voor een middelgroot bouwwerk
kost de aanleg van de bouwwaterleiding circa
1.500,- met 200 m leiding, twee standleidingen en inclusief keetaansluiting.
2.4.4 Bouwriolering
De toiletten in de bouwketen moeten worden
aangesloten op het openbare rioleringsstelsel. De
rioolaansluiting voor het toekomstige gebouw
is reeds bij de start van de bouw aan te vragen.
Bij zeer kleine bouwwerken worden in plaats van

06950556_H02.indd 37

37

waterclosetten losse chemische toiletten toegepast. Als aansluiting op het openbare riool niet
mogelijk is, kan een vuilwatertank in de grond
worden gelegd die regelmatig wordt leeggezogen. Bij hoogbouw is de afstand tussen de werkplek en het toilet erg lang. Op de verdiepingen
kunnen plaatselijk chemische toiletten worden
geplaatst. Bij hoogbouw werken in de afbouwfase de meeste mensen. De bouwplaatsriolering
kan met een standleiding worden doorgetrokken
in het gebouw en dan is om de andere verdieping een toilet te plaatsen. Een standleiding met
alleen urinoirs op elke verdieping is een tussenoplossing. Bij een middelgroot bouwwerk kost
de aanleg van de bouwriolering circa 1.250,met 40 m riolering.
2.4.5 Bouwgasverwarming
Op een bouwplaats is in elk geval verwarming
nodig voor de bouwketen. Ook voor het droogstoken van de bouw en het verharden van beton
kan warmte nodig zijn.

Bij bouwwerken met een bouwtijd van minder


dan n jaar en dus maximaal n winter wordt
voor de verwarming van de keten vaak elektrische verwarming gebruikt omdat de aanleg
eenvoudig is. De isolatie van containerketen en
schottenketen is veel minder dan bij woningen
en daarom is het energieverbruik relatief hoog.
Een elektrische kachel verbruikt 2 kW per uur
en bij tien kachels die dag en nacht aanstaan is
het verbruik 480 kW per dag. Een bouwdroger
voor het droogstoken van ruimten en woningen
vreet 12 kW per uur en 288 kW per dag.
Als het mogelijk is bij de start van de bouw de
toekomstige aardgasaansluiting te laten aanleggen, is de goedkoopste energiebron voor verwarming beschikbaar. Bij een middelgroot bouwwerk moet men voor de aansluitkosten van het
energiebedrijf rekenen op 1.000,- en voor de
aanleg van de gasleidingen ook op 1.000,-.
Als aansluiting op het aardgasnet niet mogelijk
is, kan ook met propaan een gasverwarming
worden aangelegd. Propaangas is beschikbaar in
standaardessen van 105 N in grote essen van
350 N en in gastanks van 1.000 liter tot maximaal 8.000 liter.

22-03-2005 14:00:37

38

Propaan (C3H8) is een koolwaterstofverbinding en


bij onvolledige verbranding komt het giftige koolmonoxide (CO) vrij. Bij een gasverwarmingsbron
zonder rookgasafvoer is goede ventilatie noodzakelijk om voldoende verbrandingszuurstof te
krijgen. Een gastank van 1.000 liter kost eenmalig
circa 125,- en aan huur per jaar circa 125,-.
Voorbeeld
Besparing op bouwplaatskosten
Bij de bouw van een streekziekenhuiscomplex is geprobeerd de bouwplaatskos-ten
te beperken door tijdens de bouw zoveel
mogelijk gebruik te maken van de denitieve
permanente infrastructuur:
denitieve terreinafrastering is bij de start
van de bouw aangebracht als bouwhek en
werd voor de oplevering door de leverancier
gerepareerd;
bestrating denitieve parkeerterrein
bestaande uit graskeien is bij de start
aangelegd als parkeerterrein voor
het bouwplaatspersoneel. Tussen de
parkeervakken is bij de start van de bouw
de toekomstige beplanting met bomen
aangelegd, waardoor bij ingebruikname van
het ziekenhuis het aanzicht van autoblik al
deels vervangen was door groen;
denitieve trafostation voor elektra is buiten
het gebouw op het terrein ontworpen en
reeds bij de start van de bouw aangelegd.
Vanaf de trafo is het elektranetwerk
aangelegd;
voor de denitieve gasaansluiting was
een reduceerstation nodig, die is buiten het
gebouw op het terrein gesitueerd en bij de
start van de bouw reeds aangelegd. Het
denitieve ketelhuis was zodanig ontworpen
dat n verwarmingsketel vervroegd
geplaatst en in bedrijf kon worden gesteld
om bouwwarmte te leveren via de versneld
aangelegde warmwaterradiatoren;
in de denitieve situatie was rondom het
gebouwencomplex een verharding nodig voor
de brandweer die met een zware waterwagen
elk gebouw moest kunnen bereiken. Het
bleek mogelijk het brandweertrac en het
bouwwegtrac op dezelfde plaats te krijgen.
Bij de start van de bouw is een asfaltbeton-

06950556_H02.indd 38

baan aangelegd als bouwweg. Bij de


oplevering is het asfalt gebroken en een
dunne humuslaag over het asfalt aangebracht.
De brandweerroute heeft een zichtoppervlak
van gras maar is met paaltjes herkenbaar als
brandweertrac;
zodra elk gebouw voorzien was van dakbedekking moest het hemelwater worden afgevoerd. De aanleg van het hoofdriool tijdens
het bouwproces met diepe rioleringssleuven
zou het transport op de bouwplaats kunnen
belemmeren. Het denitieve hoofdriool is
reeds bij de start van de bouw aangelegd,
waardoor elk gebouw direct op het riool kon
worden aangesloten en hemelwater op het
bouwterrein werd beperkt. Ook de toiletten
in de keten en in het gebouw werden direct
hierop aangesloten. Het hoofdriool was ook
beschikbaar voor afvoer van bemalingen;
in de denitieve situatie was rondom het
gebouwencomplex een brandwaterleiding
nodig om bij elk gebouw direct van de
brandhydrant met slangen het gebouw in
te kunnen gaan. De brandwaterleiding is
langs de brandweerweg gesitueerd en bij
de aanleg van de bouwweg is tevens de
brandwaterleiding aangelegd. Hiermee was
bij elk gebouw vanaf de start een standleiding
beschikbaar met onbeperkte watercapaciteit;
in de denitieve situatie was parkverlichting
ontworpen in het plantsoen rondom het
gebouw. Bij de start van de bouw is aan de
buitenkant van de bouwweg een elektrakabel
aangelegd waarop lichtmasten zijn aangesloten
die het hele bouwterrein konden verlichten;
voor de onderhoudsdienst van het ziekenhuis was een werkplaats met opslagruimte
nodig voor terreinmachines en een opslagruimte voor medische gassen. Het trafostation, het gasreduceerstation, de plantsoenwerkplaats, de machineopslagruimte en de
opslag van de medische gassen zijn als n
gebouw aan de rand van het bouwterrein
ontworpen. Dit gebouw is direct bij de start
van de bouw uitgevoerd en de werkplaats en
het magazijn zijn tijdens de bouwtijd door
de bedrijven op de bouwplaats in gebruik
genomen, waardoor werd bespaard op de
kosten van tijdelijke huisvesting.

22-03-2005 14:00:37

2 INRICHTEN BOUWPLAATS

39

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Bedrijfshyginische voorzieningen in het bouwbedrijf (Publicatieblad 57). Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid
Normen
NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties.

06950556_H02.indd 39

22-03-2005 14:00:37

40

06950556_H02.indd 40

22-03-2005 14:00:37

Uitvoeren onderbouw

H. A. J. Flapper

De onderbouw moet de belasting van het bouwwerk overdragen


naar de ondergrond. Dat kan zijn een eenvoudige betonplaat op staal
gefundeerd tot een complexe kelderconstructie op betonpalen. Bij
het uitvoeren van de onderbouw moet beneden het maaiveld in een
bouwput worden gewerkt. De onderbouw is meestal een betonconstructie die door de constructeur wordt ontworpen. De werksituatie
in een bouwput heeft invloed op het uitvoeren van de onderbouw.
Het optimaliseren van de constructieve en de uitvoeringsaspecten kan
grote invloed hebben op de bouwkosten en de bouwtijd.

06950556_H03.indd 41

22-03-2005 14:04:43

42

Inleiding

3.1 Onderbouw woningbouw

De onderbouw is in het bouwproces als een


aparte en herkenbare fase te onderkennen. Eerst
komen grote graafmachines om de bouwput
te ontgraven en daarna heistellingen om de
palen te heien. Het maken van de bouwput en
de paalfundatie wordt meestal door onderaannemers uitgevoerd die over de speciale machines
beschikken. Daarna komen de bouwvakkers van
de hoofdaannemer op de bouwplaats. De onderbouw bestaat bijna altijd alleen uit betonwerk.
Daarvoor zijn drie verschillende ploegen nodig:
de bekistings-, vlecht- en stortploeg. Bij kleine
bouwwerken worden deze drie verschillende
werkzaamheden soms door n multifunctionele
ploeg uitgevoerd omdat elke ploeg apart geen
volledige dagtaak heeft. In de Nederlandse
woningbouw bestaat de onderbouwfase uit het
maken van funderingsbalken en het leggen van
de begane-grondvloer.
In Nederland komen kelders alleen voor in de
utiliteitsbouw. Een liftput is ook een vorm van
een kleine kelder en deze komt in de woningbouw wel voor bij gestapelde bouw. Een
onderbouw met kelders en liftputten kan
relatief veel bouwtijd vergen. Daarom kan een
uitvoeringstechnisch goed ontworpen onderbouw een positieve invloed hebben op de bouwtijd en de bouwkosten.

Zie ook deel 2 Onderbouw, hoofdstuk 3

Fundering op staal, en hoofdstuk 5 Ontwerp en


uitvoering, voor de bouwtechnische aspecten van
de onderbouw

Hier wordt alleen de onderbouw van laagbouwwoningen behandeld, die bestaat uit twee verschillende onderdelen:
1 funderingsbalken;
2 begane-grondvloer.
De aanlegdiepte van de betonfundering wordt
bepaald door:
dikte begane-grondvloer;
constructiehoogte balken;
vorstvrije aanlegdiepte > 0,800 m onder maaiveld.
In het Handboek bouwtechnische details voor energie-efcinte woningbouw en vernieuwbouw (SBR
200) staat een groot aantal details van de onderbouw. Deze details voldoen aan de eisen van het
Bouwbesluit. De aanlegdiepte is afhankelijk van
het type begane-grondvloer, maar moet in elk
geval bij fundering op staal 800 mm beneden
maaiveld zijn.
3.1.1 Begane-grondvloersystemen
Ten behoeve van de maatvoering van de onderbouw is belangrijk welk type begane-grondvloer

Figuur 3.1 PS-isolatievloer (zie ook guur 3.13)

06950556_H03.indd 42

22-03-2005 14:04:43

3 UITVOEREN ONDERBOUW

wordt gekozen. Er worden drie typen beganegrondvloeren onderscheiden:


1 PS-isolatievloer;
2 gesoleerde kanaalplaatvloer;
3 ribcassetttevloer.
1 PS-isolatievloer
De PS-isolatievloer (PS = polystyreen) bestaat uit
voorgespannen betonliggers h.o.h. circa 600
mm met daartussen opgelegd speciale geproleerde polystyreen platen waarover een druklaag
van 30 mm beton wordt aangebracht, guur
3.1. De isolatie fungeert als verloren bekisting.
Voor het storten van de druklaag is rondom de
vloer een randbekisting nodig. De bovenkant
van de funderingsbalk moet gelijk zijn aan de
onderkant van de betonliggers.
In de kopgevels is een sponning in de funderingsbalk gemaakt tot 505 mm P voor het
doortrekken van de isolatie om een koudebrug te
voorkomen, guur 3.1-3. In de langsgevel moet
de isolatie dieper gaan dan 245 mm P. Er zijn
verschillende oplossingen voor de aansluiting
van de PS-isolatievloer op de gevelbalk. Vanuit
de uitvoering gezien is een gelijke bovenkant van
de funderingsbalken gewenst en dan is een isolatiesponning tot minimaal 345 mm P nodig.
2 Gesoleerde kanaalplaatvloer
De voorgespannen kanaalplaat met een standaardbreedte van 1.200 mm is 150 mm dik met
een isolatielaag die bij de opleggingen 80 mm

43

dik is. De constructiehoogte is 230 mm, guur


3.2. Voor de oplegging bij bouwmuur en kopgevel zijn oplegnokken in de isolatie gemaakt.
In detail 13.01.02 uit het Handboek bouwtechnische details is in de langsgevel de diepte van de
isolatie op 265 mm P als voldoende beschouwd
en is geen sponning in de langsbalk nodig, guur
3.2-1. In de kopgevel is wel een sponningdiepte
tot 505 mm P nodig, guur 3.2-3.
3 Ribcassettevloer
De ribcassetteplaat is een vloerelement van
1.200 mm breed met een voorgespannen
randbalk rondom en een constructiehoogte van
320 mm, guur 3.3. De vloer tussen de ribben
is 100 mm dik. Bij een massieve bouwmuur
moet de bouwmuur tussen de ribcassette naar
de fundering doorlopen. Ankerloze bouwmuren,
die lichter zijn, kunnen boven op de ribcassette
worden geplaatst.
In de langsgevel is geen sponning nodig, guur
3.3-1, maar in de kopgevel wel: een met een
diepte van 150 mm, guur 3.3-3. Sponningen
voor isolatie hebben een negatief effect op de
uitvoering van funderingsbalken:
in balkbekisting moet apart sponningmal worden aangebracht;
wapeningskorf niet eenvoudig rechthoekig en
vergt meer tijd voor vlechten;
sponning verkleint opening boven in balk en
maakt storten beton moeilijker.

Figuur 3.2 Kanaalplaatvloer (zie ook guur 3.14)

06950556_H03.indd 43

22-03-2005 14:04:44

44

Figuur 3.3 Ribcassettevloer (zie ook guur 3.15)

3.1.2 Fundering op staal


Bij laagbouwwoningen breed 5,400 m en diep
8,400 m in blokken van 6 woningen is de verhouding tussen de verschillende balksoorten,
guur 3.4:
langsgevelbalk 6 woningen 5,400 m 2 st
= 65 m;
bouwmuurbalken 5 woningen 8,400 m =
42 m;
kopgevelbalken 2 woningen 8,400 m =
17 m.

Het gemiddelde per woning is dan 21 m (totaal


124 m).

Figuur 3.4 Fundering blok zes woningen

Bij een fundering op staal wordt de aanlegbreedte van de funderingsstroken bepaald door
de belasting en het draagvermogen van de
ondergrond.
In de praktijk hanteert men de volgende breedten:
langsgevelbalken 300 mm;
bouwmuren 450 tot 500 mm;
kopgevelbalken 425 tot 525 mm.

06950556_H03.indd 44

De aanlegbreedte van alle drie soorten funderingen zal groter zijn dan de benodigde bovenbreedte. Het verschil in breedte is op de volgende manieren op te lossen:
funderingsstrook met metselwerk en eventueel met balk;
tapse funderingsbalk.
Funderingsstroken met metselwerk
De vanouds meest bekende vorm van een fundering op staal is een combinatie van een funderingsstrook met metselwerk, guur 3.5. In de
onderkant van de funderingsstrook moet een
wapeningsnet komen die de lijnbelasting van de
bouwmuur verspreidt.
Om voldoende dekking van de wapening te
verzekeren, is een werkvloer onder de sloof
noodzakelijk. Bij harde zandgrond is in plaats
van een werkvloer van beton ook hardboard
of een dikke folie mogelijk. De funderingssloof
moet minimaal 150 mm hoog worden. Als
randbekisting gebruikt men steigerplanken van
30 200 mm die met piketten op hoogte worden gesteld. Om een vorstvrije aanlegdiepte van
> 800 mm maaiveld te garanderen moet de
aanlegdiepte van de funderingsstrook minimaal
950 mm Peil komen.
De fundering wordt tot onderkant beganegrondvloer verhoogd met metselwerk, waarvoor
vaak kalkzandsteenblokken worden gebruikt,

22-03-2005 14:04:45

3 UITVOEREN ONDERBOUW

guur 3.5. Het gebukt metselen in een modderige bouwput met zware blokken is uit het
oogpunt van arbeidsomstandigheden een ongewenste methode.

45

Figuur 3.7 Funderingsstrook met betonrib

Figuur 3.5 Funderingsstrook met metselwerk

Ankerloze bouwmuren wordt toegepast om de


geluidsisolatie te verhogen, guur 3.6-2. Contact
in de fundering tussen twee woningen kan het
ankerloze effect verminderen. Ontkoppeling van
de fundering is bij gemetselde funderingsmuren
eenvoudig op te lossen.

Tapse funderingsbalken
Bij de funderingssloof met gemetselde funderingsmuurtjes of met een gestorte balk zijn voor
het maken van de fundering twee verschillende
processen nodig die achter elkaar moeten gebeuren. Het maken van een dergelijke fundering
vergt extra bouwtijd. Uit het oogpunt van bouwtijd heeft een tapse funderingsbalk die in n
keer is te maken de voorkeur. Bij een tapse funderingsbalk van volle hoogte is de drukverdeling
beter en is geen wapening nodig, guur 3.8. Het
kost extra beton maar het bespaart op wapening
en bouwtijd.

Figuur 3.8 Tapse funderingskisten

Figuur 3.6 Funderingsstrook ankerloos

Funderingsstroken met betonbalk


In plaats van het moeilijke metselen is het ook
mogelijk op de funderingsstrook een betonbalk
te maken, guur 3.7. Daarvoor is een balkbekisting nodig. De balkbekisting moet de horizontale
druk van de betonmortel opvangen. Aan de bovenkant met een klamp over de bekistingsschotten en aan de onderkant met een spatklamp op
de sloof of met bandstaal onder in de balk.

06950556_H03.indd 45

Voordat de constructie van de balkbekisting kan


worden ontworpen, moet men bij seriematige
bouw eerst een principile keuze maken over de
wijze van het transport van de bekisting.
Het gaat om de keuze tussen transport zonder
mechanisch hulpmiddel (dus met de hand) of
transport met de kraan.
Handbekisting
De bekisting is opdeelbaar in losse onderdelen
die elk niet zwaarder zijn dan 250 N of uit delen
die niet zwaarder zijn dan 500 N en die gemakkelijk met twee personen zijn te verplaatsen.

22-03-2005 14:04:46

46

Kraanbekisting
De bekisting bestaat uit zo groot mogelijke
secties die met de beschikbare bouwkraan naar
elke werkplek zijn te verplaatsen en waarbij het
gewicht van de kistdelen is afgestemd op de
kraancapaciteit.
Bij een tapse funderingsbalk op staal is geen
wapening en daarom ook geen werkvloer nodig,
wel is een folie nodig om onttrekking van water
uit het beton te voorkomen.
De balkbekisting van guur 3.8-1 bestaat uit
losse multiplex platen van circa 600 mm hoog
en 2.400 mm lang. Eerst worden twee baddings
gesteld die met piketten in de grond worden
vastgezet om de spatkracht op te vangen. In
plaats van steun van buitenaf is het ook mogelijk
de beide baddings met band-staal te koppelen.
De multiplex platen worden aan de onderzijde
met spatklampen tegengehouden en aan de bovenzijde door een frame van twee baddings met
een klamp gekoppeld. De tapse balkbekisting
moet met schoren naar het talud of aan hoge
piketten worden vastgezet om omvallen te voorkomen.

Funderingsbalken in situ beton


Figuur 3.10 geeft enkele kentallen van funderingswerkzaamheden. Er is een aantal redenen
om eerst de wapening aan te brengen en daarna
pas de bekisting, guur 3.9:
Als het aanbrengen van de werkvloer wordt
voorgetrokken, heeft de vlechter een grote werkruimte om in zijn eigen tempo en tijd hierop de
wapeningskorven te plaatsen en de aanvulwapening aan te brengen.
Funderingsbalken zijn na n nacht verharding te ontkisten. Met n set balkbekisting kan
elke dag die lengte funderingsbalk worden
gemaakt. Dan moet het ontkisten, transporteren,
bekisten en storten binnen de werkdag van acht
uur kunnen plaatsvinden.
Als de wapening vooraf wordt gesteld, valt
het vlechten buiten de dagcyclus. Als eerst de
bekisting zou worden gesteld, is het moeilijk prefab-wapeningskorven in de kist te laten zakken.
Met losse wapeningsstaven is het moeilijk vlechten binnen de ruimte van de balkbekisting.
1
2
3
4
5

De balkbekisting van guur 3.8-2 is ontworpen


om met de bouwkraan te transporteren. De
lengte van de balksectie is afgestemd op de
kraancapaciteit. De balkkist wordt gekoppeld
met stalen beugels h.o.h. circa 1.500 mm. Het
is mogelijk om per balksectie vier spindels onder
aan de kist te maken om de bekisting gemakkelijk op hoogte te draaien.
3.1.3 Fundering op palen
Bij een paalfundering moet de funderingsbalk de
belasting van de bovenconstructie overbrengen
naar de palen. De breedte van de balken wordt
bepaald door de afmeting van de palen en de
oplegbreedte van de begane-grondvloer. De
hoogte van de funderingsbalken is gestandaardiseerd op 600 mm. Om de krachten te kunnen
overbrengen moet de funderingsbalk worden
voorzien van wapening. Om voldoende dekking
voor de wapening te krijgen wordt meestal een
werkvloer toegepast.

06950556_H03.indd 46

werkvloer met baddings maken;


wapeningskorven aanbrengen;
balkbekisting stellen;
beton in balk storten;
funderingsbalk ontkisten.

Figuur 3.9 Werkvolgorde funderingsbalk

De voorgaande balkbekisting was gebaseerd op


het principe van handbekisting. Als een zware
bouwkraan beschikbaar is, is een hoger productietempo mogelijk met grote kistsecties die in
hun geheel zijn te transporteren, guur 3.11.

22-03-2005 14:04:47

3 UITVOEREN ONDERBOUW

Werkzaamheden

Ploeg

Tempo

Stelbadding
Werkvloerbeton
Balkbekisting
Betonstorten

2 man
4 man
2 man
3 man

75 m3 per dag
6 m3 per dag
14 m3 per dag
40 m3 per dag

Figuur 3.10 Productietempo bij funderingsbalken

47

Isolatiebekisting
Uit de details uit het Handboek bouwtechnische
details blijkt dat sponningen in de langsgevelbalk
en de kopgevelbalk niet nodig zijn als de funderingsbalk zelf is gesoleerd. De isolatie is ook te
gebruiken als verloren bekisting en daarom zijn
polystyreen funderingsbekistingen in U-vorm te
verkrijgen in verschillende breedtes, guur 3.12.
De isolatie aan de onderzijde fungeert tevens als
werkvloer. De zijwanden van de isolatiebekisting
worden van binnen (gebouwzijde) gesteund
met afstandhouders en aan de buitenzijde door
grond tegen de zijkant aan te brengen.

Over de balkschotten zijn zware stalen


beugels (UNP 100) aangebracht, waarvan n
poot verstelbaar is voor verschillende balkbreedtes. Met dezelfde bekisting zijn zowel
de langsgevelbalken als de kopgevelbalken
en de bouwmuurbalken te maken. De

spatkracht van het beton wordt opgevangen


met een centerpen boven de balk. Ontkisten
bestaat uit het losdraaien van de centerpennen
waarna de hele kistsectie met de kraan is te verplaatsen naar de volgende werkplek.

Figuur 3.11 Kraanbalkbekisting

Figuur 3.12 Isolatiebekisting

06950556_H03.indd 47

22-03-2005 14:04:48

48

Prefab-betonfunderingsbalken
De grootste belasting van een woning komt op
de bouwmuurbalk en op de kopgevelbalk. Onder
de langsbalken zijn geen palen nodig. Als een
prefab-betonbalk bij de bouwmuren over de palen te stellen is, kunnen de prefab-langsgevelbalken op de bouwmuurbalken worden opgelegd.
Op de palen wordt een betonnen manchet op
hoogte gesteld, guur 3.13-1, en op de manchet
wordt de bouwmuurbalk gesteld, waarbij ter
plaatse van de palen in de balk een sparing is
aangebracht, guur 3.13-2. Na het vullen van de
sparingen met beton is de verbinding tussen de
paal en de balk gereed. Het systeem is gebaseerd
op het op een exacte diepte heien van prefabbetonpalen, wat bij heien problemen geeft.

styreen blokken van 1.200 mm lang, die naast


de isolatiefunctie ook fungeren als bekisting voor
de druklaag van 30 mm dik. De liggerafstand is
635 mm en bij hogere vloerbelastingen 515 mm,
guur 3.14-1. Bij plaatselijke lijnbelasting kunnen
twee liggers naast elkaar worden gelegd, guur
3.14-3. Er zijn speciale PS-hulpstukken beschikbaar als randkist aan de langsgevel en voor de
kopgevel, guur 3.14-2.
De PS-isolatievloer is niet zonder bouwkraan te
leggen, de betonliggers wegen 310 N/m en een
ligger van 5,400 m weegt 1670 N.

Figuur 3.13 Prefab-funderingsbalken

Figuur 3.14 PS-isolatievloer

3.1.4 Begane-grondvloeren woningbouw


In paragraaf 3.1.1 zijn de meest bekende vloersystemen voor de woningbouw al genoemd in
verband met de maatvoering van de onderbouw.
In deze paragraaf worden de uitvoeringsaspecten
van de vloeren besproken: de begane-grondvloersystemen worden in volle vrachten naar de
bouwplaats aangevoerd.

De werkvolgorde is:
1 betonliggers leggen;
2 PS-blokken inleggen;
3 vloersparingen maken;
4 randkist maken;
5 beton druklaag storten.

Voor de hoeveelheid per volle vracht zie


deel 12B Uitvoeren organisatie, hoofdstuk 3
Distributiefunctie

PS-isolatievloer
De PS-isolatievloer, guur 3.14, bestaat uit voorgespannen betonnen liggers van 170 mm hoog
en maximaal 6,300 m lang. De ruimte tussen
en onder de liggers wordt opgevuld met poly-

06950556_H03.indd 48

De betonliggers moeten voor elk project in de


fabriek op lengte worden gemaakt. Voor de
meest voorkomende woningbreedten kunnen
de betonliggers in voorraad beschikbaar zijn. De
PS-isolatievloer vergt maar weinig levertijd en
met de standaardonderdelen is elke vloervorm
en sparing te maken en zijn extra belastingen op
te vangen. Vooral bij kleine projecten wordt de
PS-isolatievloer veel toegepast.
De polystyreenblokken zijn licht en kwetsbaar.
De bundels blokken moeten zorgvuldig wor-

22-03-2005 14:04:49

3 UITVOEREN ONDERBOUW

den opgeslagen. Als bij de bouwplaats sloten


of vijvers aanwezig zijn, gebruiken kinderen de
blokken als mooie bootjes. Als een vloer nog niet
is afgestort en er wordt storm verwacht, is het
belasten van de blokken met steigerpijpen of
steigerplanken gewenst.
Kanaalplaatvloer
De kanaalplaatvloeren worden met een strengperssysteem gemaakt in een standaardbreedte
van 1.200 mm in verschillende diktes, guur
3.15-1. De plaatvloer wordt gemaakt op polystyreenplaten die bij de oplegging een dikte hebben van 80 mm. Ter plaatse van de opleggingen
zitten sparingen in de isolatieplaat waardoor
oplegnokken ontstaan, guur 3.15-2. Door de
kanaalplaten tot 200 mm uit elkaar te leggen zijn
woningdiepten afwijkend van n 1.200 op te
vangen, guur 3.15-3.
Door de kanaalplaten direct na het storten door
te snijden ontstaan pasplaten van 600 mm.
De kanaalplaat krijgt zijn sterkte door voorspandraden op elke 100 mm onder in de plaat. Sparingen in de plaat die meer dan n draad doorsnijden verminderen de sterkte van de plaat. De
kanaalplaat is daarom niet geschikt voor vloeren
met veel sparingen. De sparing als toegangsluik
voor de kruipruimte is alleen te maken met een
pasplaat van 600 mm en een raveelbalk. Bij een

standaardwoningbreedte en dus standaardplaatlengte kan de levertijd te verkorten zijn, maar bij


een vloer met grote en kleine sparingen loopt de
levertijd op. De kanaalplaatvloer van 150 mm dik
heeft een gewicht van 2,6 kN/m2 en een plaat
van 5,400 m lang heeft een gewicht van 14 kN,
die alleen met een kraan te leggen is.
De leidingen in de kruipruimte moeten zijn
gemonteerd voordat de vloerplaten worden
gelegd. Dat maakt het ophangen van leidingen
aan de vloer tijdens de montage onmogelijk.
Leidingen langs de gevel en de bouwmuren kunnen aan de funderingsbalken worden bevestigd.
Rioleringsbuizen midden onder de vloer moeten
eerst worden ondersteund en zijn na het leggen
van de vloerplaten aan de vloer op te hangen.
Ribcassettevloer
De ribcassettevloer is evenals de kanaalplaatvloer 1.200 mm breed, guur 3.16-1. De grote
constructiehoogte van minimaal 250 mm hoog
maakt het mogelijk met minder voorspankabels
dezelfde overspanning te maken. De voorspankabels zijn geconcentreerd in de ribben en
daarom zijn sparingen mogelijk in het vloerveld
tussen de ribben. De ribcassettevloer is vooral
geschikt voor vloervelden met veel en grote sparingen. Als de woningdiepte niet overeenkomt
met n 1.200 mm zijn pasmaten op te lossen

49

Figuur 3.15 Kanaalplaatvloer gesoleerd

06950556_H03.indd 49

Figuur 3.16 Ribcassettevloer

22-03-2005 14:04:50

50

met een halve ribcassetteplaat of door de cassettevloeren tot 200 mm uit elkaar te leggen en een
verbrede voeg te maken, guur 3.16-3. De grote
constructiehoogte betekent een diepere aanleg
bovenkant funderingsbalken, waardoor inkassingen in de funderingsbalken voor het beperken
van een koudebrug minder voorkomen, guur
3.16-2. Een ribcassettevloerelement van 5.400
mm lang heeft een gewicht van 13 kN en moet
altijd met een kraan worden gelegd.
In situ vloer zonder kruipruimte
In gebieden met een hoge grondwaterstand kan
een kruipruimte ongewenst zijn. Voor het maken
van een kruipruimte moet veel grond worden
afgegraven en afgevoerd. Als er daarnaast weinig
leidingen onder de begane-grondvloer komen,
komt de vraag wat de functie van de kruipruimte
is. Steeds meer worden begane-grondvloeren op
zand gestort zonder kruipruimte. De randbalk
moet tot de vorstvrije diepte van 800 mm onder
het maaiveld worden aangelegd. In de randbalk
moet een sponning komen om de isolatie tot
onder het maaiveld door te zetten. Als randbalk
en vloer in n keer worden gestort, is een hoge
randbalkbekisting nodig, guur 3.17-1. Maar als
de randbalk in de sleuf tot aan de sparing wordt
voorgestort, is alleen een sponningkist nodig,
guur 3.17-2. Door op de voorgestorte randbalk
isolatiemateriaal te leggen, voorkomt men een
koudebrug tussen vloer en balk.

poeren die de belasting van de kolommen en


gevels naar de ondergrond moeten overbrengen
en een betonvloer die los van de poeren op zand
draagt. Ook in werkvolgorde zijn deze niet gekoppeld. De betonvloer wordt pas aangebracht
nadat het skelet wind- en waterdicht is. Voorafgaand aan de montage van het skelet moeten
alle fundatiepoeren voor de kolommen gereed
zijn.
Als voorbeeld voor de onderbouw is een eenvoudige opslagloods met een fundering op staal
genomen. Maar uitvoeringstechnisch is het
verschil met een paalfundatie niet erg groot.
3.2.1 Fundering bedrijfshal
Bij een fundering op staal moet de puntlast
van elke kolom over de ondergrond worden
gespreid. De afmeting van de fundatieplaat
wordt bepaald door de kolombelasting en de
toelaatbare belasting van de ondergrond. In
guur 3.18-2 is de kolomfundatie getekend. Op
de fundatieplaat komt een kleine kolom tot aan
peil en daarop wordt met ankers de stalen kolom
bevestigd. In guur 3.18-1 is de combinatie van
kolompoer en gevelbalk getekend. Hierbij is de
gevelbalk over de volle lengte zo breed dat de
kolommen er op te verankeren zijn. Gevels van
bedrijfshallen bestaan vaak uit een horizontale
binnendoos met isolatie en verticale damwandplaten. De onderkant van de metalen gevel moet
boven peil eindigen en tussen de gevelbalk en de
gevelplaten is een opvulconstructie nodig.
De betonvloer wordt op een zandbed gestort
en direct na het storten met schuurmachines
afgevlinderd waardoor een vlakke en dichte

Figuur 3.17 Vloer zonder kruipruimte

3.2 Onderbouw bedrijfshallen


Bij bedrijfsgebouwen ziet de onderbouw er heel
anders uit. Bij bedrijfshallen bestaat de onderbouw uit twee onafhankelijke delen: funderings-

06950556_H03.indd 50

Figuur 3.18 Onderbouw bedrijfshal

22-03-2005 14:04:51

3 UITVOEREN ONDERBOUW

bovenlaag ontstaat. Bij het inklinken van de


ondergrond mag de betonvloer niet gaan
scheuren en moet daarom vrij worden gehouden
van de funderingspoeren.
Als de gevelbalk 200 tot 400 mm hoger dan
peil wordt gemaakt, is het mogelijk de gevelbeplating rechtstreeks op de onderbouw te laten
aansluiten, guur 3.19-1. Bij lichte staalskeletten
krijgt de gevelbalk maar weinig verticale en horizontale belasting. De gevelbalk hoeft niet dikker
dan 150 tot 180 mm te zijn en te overwegen is
de gevelbalk als prefab-balk uit te voeren, guur
3.19-2.

51

te bevestigen en de mal op de bekisting te stellen, guur 3.20-2. De ankermal maakt de stortopening van de kolomvoet kleiner. Bij diagonale
plaatsing van de ankermal is de overblijvende
stortopening groter dan bij rechthoekige plaatsing.

Figuur 3.20 Knooppunt met kolomankers

Figuur 3.19 In situ en prefab-gevelbalk

De staalconstructie wordt met een mobiele


kraan gemonteerd. Bij omvangrijke staalskeletten moet de mobiele kraan op het zandbed binnen het bebouwd oppervlak rijden, terwijl de
betonvloer nog niet aanwezig is. De gevelbalk
en vooral als die hoger is dan peil is een belemmering voor het rijden van de mobiele kraan.
Een prefab-gevelbalk is na montage van het
staalskelet aan te brengen, waardoor tijdens de
staalmontage de toegang tot het gebouw niet
wordt belemmerd.
3.2.2 Fundering en kolommen
De stalen kolom wordt met vier ankerbouten
op de betonvoet vastgezet, guur 3.20-1. De
stalen kolom is aan de onderzijde voorzien van
een voetplaat met boutgaten. Bij elke kolomvoet
worden de ankerbouten in de kolomvoet ingestort. De maatnauwkeurigheid van de ankerbouten in de onderbouwfase is niet eenvoudig. De
maatvastheid van de vier ankerbouten onderling
is te regelen door de vier ankerbouten in n mal

06950556_H03.indd 51

Tijdens het storten moet de schroefdraad van


de ankerbouten worden afgedekt. Met de boutverbinding kan de staalconstructie nauwkeurig
op hoogte worden gesteld. Na montage wordt
de kolomplaat met een krimpvrije mortel onderkauwd. Tijdens de montage moeten de bouten
de vrijstaande kolom overeind houden en daarvoor is een zo groot mogelijk afstand tussen de
ankerbouten gewenst.
Het is mogelijk een verbinding te maken met
minder verschillende onderdelen en met een
grotere constructiesterkte door de stalen kolom
in een sparing in de kolomvoet in te klemmen,
guur 3.21. Op de betonnen fundatieplaat is
met de voerstraalmethode het hart van de kolom
met grote nauwkeurigheid te maatvoeren.

Figuur 3.21 Knooppunt met ingeklemde kolom

22-03-2005 14:04:52

52

Van staal of multiplex is een tapse sparingkist


te maken die nauwkeurig boven het meetpunt
is te stellen, guur 3.21-1. Als de sparingkist
aan de bovenkant schuin wordt gemaakt, is het
storten van het beton eenvoudiger. De stalen
kolom wordt met de mobiele kraan in de sparing geplaatst en kan na het aanbrengen van
enkele wiggen direct los worden gelaten, guur
3.21-2. De stalen kolom is met vulplaatjes of
met een hoogtebout op hoogte te stellen. Na
het uitrichten van het staalskelet wordt de sparing opgevuld met mortel. De kolomvoet is ook
als een prefab-betonelement uit te voeren. De
prefab-kolomvoet kan op de randkist van de fundatieplaat worden gesteld en met stekwapening
worden ingestort in de fundatieplaat.
Boutverbinding
De boutverbinding is een complex knooppunt
dat bestaat uit de volgende aandachtspunten:
kolomplaat volledig gelast onder kolom;
vier boutgaten te maken in kolomplaat;
vier zware ankerbouten met moeren instorten in fundering;
stalen ankermal als afstandhouder;
nauwkeurige maatvoering ankerbouten;
stellen ankers met mal op kolomvoet;
beschermen schroefdraad tegen beton;
onderste moeren op hoogte stellen;
stalen kolomplaat over ankerbouten;
stalen kolom in kraan vasthouden;
eerst bovenste moeren vastdraaien;
na afstellen kolomplaat ondersabelen.
Een ongelijke hoogte van de ankerbouten
maakt het stellen van de kolom gemakkelijker.

vloer en de ondergrond poeren of balken in de


kruipruimte komen.
3.3.1 Kruipruimte met fundatie op staal
Bij een draagconstructie met puntvormige ondersteuning moet de belasting van de kolommen
worden overgebracht naar de vaste grondslag.
Dit kan in de vorm van funderingsplaten onder
de kolommen. Bij een gelijke grondweerstand en
een gelijke kolombelasting worden alle fundatieplaten even groot.

Als de begane-grondvloer bestaat uit prefabkanaalplaten zijn balken nodig om de belasting van
de vloer naar de fundatieplaten over te brengen.
Het balkgedeelte boven de fundatieplaat brengt de
kolombelasting over naar de fundatieplaat.
Als de kolombelasting verschillend is en eventueel ook de toelaatbare belasting op de ondergrond, moet per kolom de grootte van de
fundatieplaat worden berekend. Bij complexe
utiliteitsgebouwen zoals een hotel met betonwanden op een restaurant met kolommen of woningen/winkels op een parkeergarage, kunnen
de kolombelastingen sterk wisselend zijn en kan
een grote variatie in afmetingen van fundatieplaten ontstaan, guur 3.22.
Er is echter een vaste verhouding tussen de afmeting en de dikte van de fundatieplaten. Als
bovenkant fundatieplaten gelijk moet zijn met
onderkant kruipruimte, moet elke fundatieplaat
apart worden ontgraven in grootte en diepte,
guur 3.23. Alleen al het maatvoeren van het
grondwerk vergt een aparte tekening en bij drassige grond is het grondwerk moeilijk uitvoerbaar.

3.3 Onderbouw utiliteitsbouw


In de utiliteitsbouw wordt voor de onderbouw
soms het principe van de woningbouw toegepast met funderingsbalken en daarop een
prefab-begane-grondvloer. In de woningbouw
worden echter schijfvormige elementen in de
vorm van bouwmuren toegepast en in de utiliteitsbouw vooral puntvormige ondersteuningen
in de vorm van kolommen. Als onder de beganegrondvloer een kruipruimte nodig is voor het
onderbrengen van leidingen, moeten tussen de

06950556_H03.indd 52

Figuur 3.22 Variabele afmeting fundatieplaten

22-03-2005 14:04:53

3 UITVOEREN ONDERBOUW

In plaats van aparte platen per kolom is een


doorgaande funderingsstrook eenvoudiger te
maken. Een doorgaande sleuf is machinaal uit te
graven. De balk kan de kolombelasting over een
grote lengte van de funderingsstrook spreiden,
guur 3.24.
De onderbouw bestaat uit een funderingsstrook
onder het kruipruimteniveau, guur 3.25.

53

Daarover ligt een betonnen balk die nauwelijks


gewapend hoeft te zijn, waardoor sparingen en
kruipopeningen geen probleem geven. Als
begane-grondvloer is een kanaalplaat met isolatie mogelijk. Bij de oplegging kan de isolatie
worden weggelaten of doorgezet met oplegnokken.
3.3.2 Kruipruimte met fundatie op palen
Hier worden enkele mogelijkheden gegeven van
een onderbouw met kruipruimte en fundatie op
palen.

Fundatie op poeren
Als onder een kolom meer dan n paal nodig is,
is een overdrachtsconstructie in de vorm van een
poer nodig. De poer kan of in de kruipruimte,
guur 3.26, of onder de kruipruimte worden
gesitueerd.
Fundatie op balken
In plaats van een poer met prefab-balk is het
ook mogelijk beide te combineren tot een in situ
gestorte betonbalk, guur 3.27. De palen moe-

Figuur 3.23 Grondwerk t.b.v. fundatieplaten

Figuur 3.24 Funderingsstroken, bovenaanzicht

Figuur 3.26 Poer in kruipruimte met prefab-balk

Figuur 3.25 Funderingsstrook met kruipruimte

06950556_H03.indd 53

Figuur 3.27 Fundatiebalk met sparingen

22-03-2005 14:04:55

54

ten dan in de balkrichting worden geheid. In de


balken kunnen grote sparingen worden gemaakt
waardoor de leidingen lopen. Per balk moet een
sparing zo groot zijn dat een monteur er doorheen kan kruipen.
Kruipruimte zonder balken
Als er veel leidingen onder de vloer moeten
komen, is een alternatief het gebruiken van een
verzwaarde strook in de begane-grondvloer als
overdrachtsconstructie.
De betonpalen kunnen dan tot onderkant vloer
doorlopen en de ruimte onder de vloer wordt
alleen maar door de palen belemmerd, guur
3.28-1.
De in situ begane-grondvloer vormt met de
verzwaarde strook n geheel. Onder de vloer
is isolatiemateriaal nodig en als het mogelijk is
onder de verzwaarde strook de isolatie weg te

laten, ontstaat veel ruimte voor leidingen, guur


3.28-2.
Bij een in situ begane-grondvloer is bekisting
nodig als mal om het beton te kunnen storten.
Breedplaat voorzien van isolatie kan onder de
vloer als verloren kist worden gebruikt, paragraaf
5.3.6, maar bij de verzwaarde strook is een houten bekisting beter aanpasbaar, guur 3.29.
De stortbelasting van de vloer moet naar de ondergrond worden overgebracht. Daarvoor zijn
korte stempels nodig op sloffen om de belasting
naar de grond over te brengen. Een betonnen
afsluitlaag in de kruipruimte kan de sloffen vervangen.

Figuur 3.29 Kruipruimte met bekisting

Bij het weghalen van de bekisting van de verzwaarde strook en de stempels moet men onder
de vloer in de kruipruimte werken. Ook bij de
montage van leidingen voor riolering, verwarming en water is het werken in een donkere lage
kruipruimte niet prettig. De arbeidssituatie in de
kruipruimte is te verbeteren door in elk stramien
ter plaatse van beide gevels grote sparingen in
de randbalk te maken, guur 3.30. Stempels en

Figuur 3.28 Kruipruimte met vloer op palen

06950556_H03.indd 54

Figuur 3.30 Randbalk met montagesparingen

22-03-2005 14:04:56

3 UITVOEREN ONDERBOUW

bekisting kunnen per stramien door de sparingen


naar buiten worden gebracht. Leidingen kunnen per stramien door de sparingen naar binnen
worden gestoken. Door de sparingen aan beide
gevels komt daglicht naar binnen wat het werken in een kruipruimte minder onprettig maakt.
Bij het metselen van de buitengevel kunnen de
sparingen met stenen worden dichtgemetseld.
3.3.3 Funderingspoeren op palen
Als bij een draagstructuur van kolommen onder
n kolom meer dan n paal moet komen,
moet de puntbelasting van de kolom over meerdere palen worden gespreid.

55

Daarvoor is een poer nodig, zie deel 2


Onderbouw, paragraaf 5.2 Funderingsdetails

De poerdikte wordt zodanig gekozen dat in de


poer een drukboog met trekband kan ontstaan
om de puntlast van de kolom naar de palen over
te brengen, guur 3.31. De hoek van de boog
mag niet te auw zijn. De afmeting van de poer
wordt bepaald door:
minimale paalafstand 2,5 maal paaldiameter;
minimale poerhoogte 0,5 maal paalafstand.
Het aanbrengen van zowel prefab-palen als
boorpalen gaat gemakkelijker als de bouwput
n vlak niveau heeft omdat de heistellingen
zich dan gemakkelijker kunnen verplaatsen. Bij
prefab-palen ligt de afhakdiepte onder het heiniveau. Bij boorpalen is de betonkwaliteit tot
300 mm onder maaiveld onvoldoende en moet
worden afgehakt. Dit valt binnen de poerhoogte,
guur 3.32-1.

Figuur 3.32 Werkvolgorde poeren

Figuur 3.31 Poer met drukboog en trekband

06950556_H03.indd 55

22-03-2005 14:04:57

56

Na het heien van de palen wordt de poer ontgraven. In de poerontgraving komt meestal een
werkvloer van beton om de wapening van de
poer te beschermen, guur 3.32-2. Poergaten
zijn de laagste punten van de bouwput en bij
regen wordt het poergat modderig. Als direct
na het ontgraven de werkvloer met beton in een
rand van baddings is aan te brengen, heeft de
koppensneller een goede ondergrond als werkplek. Bij mechanisch knippen van de paalkoppen
speelt dat geen rol.
Om het beton te kunnen storten, moet eerst de
wapening en de bekisting worden aangebracht,
guur 3.32-3. Als de vlechter de wapeningskorf ter
plaatse moet vlechten, kan hij gemakkelijker werken als de randbekisting nog niet aanwezig is. Een
prefab-wapeningskorf kan na het stellen van de
poerbekisting worden ingelegd. De bovenkant van
de korf loopt tot in de vloer om een goede verbinding tussen poer en vloer te krijgen. Als de poerkist
taps wordt gemaakt kan die zonder demontage
met de kraan worden ontkist. Als de kolomstekken tot onder in de poer doorlopen is een grote
maatnauwkeurigheid nodig voor het op de juiste
plaats aanbrengen van de kolomstekken. Bij slechte
weersomstandigheden is nauwkeurig werken in
een poerput niet gemakkelijk. De kwaliteit van de
werkplek heeft grote invloed op de arbeidstijd.
Als het constructief mogelijk is de kolomstekken
niet in de poer maar alleen in de vloerdikte te
verankeren, is bij het maken van de poer geen
grote nauwkeurigheid nodig. Na het storten,
ontkisten en aanvullen van de poer kan met
de voerstraalmethode de plaats van de kolom
nauwkeurig op bovenkant poer worden gemaatvoerd, guur 3.32-4.

De poerwerkzaamheden zijn te verminderen


door een verloren kist toe te passen van spaanplaat of eenvoudig multiplex. De constructeur
zou dan de poerwapening zo moeten ontwerpen
dat de bovenkant van de poerkorf als afstandhouder voor de verloren kist is te gebruiken,
guur 3.33. Deze werkwijze maakt het mogelijk
de poeren en de vloer in n keer te storten,
waardoor het storten van elke poer apart vervalt.
Vermindering van de poerwerkzaamheden is ook
mogelijk als de afmeting van de poeren kan worden geminimaliseerd en alleen een verzwaarde
plaat overblijft, guur 3.34. De vloer inclusief de
poerplaten kan in n keer worden gestort.

Figuur 3.34 Minimaliseren poeren

3.4 Onderbouw met kelder


Een onderbouw met kelder bestaat meestal uit
vier verschillende constructiedelen:
1 liftput;
2 keldervloer;
3 kelderwanden;
4 kelderdek.
3.4.1 Liftput
Kelders komen vaak voor bij verdiepingbouw die
voorzien is van liften. Als de lift tot kelderniveau
gaat, is bij kabelliften een liftput in de keldervloer
nodig.

Zie voor de afmetingen van liftschachten en


putten deel 6C Liften en roltrappen

Figuur 3.33 Poer met verloren kist

06950556_H03.indd 56

De liftput met een afmeting van minimaal 2


2 m en 1,500 m diep moet voorafgaand aan de

22-03-2005 14:04:59

3 UITVOEREN ONDERBOUW

Een liftput kost vier tot vijf dagen bouwtijd. Zowel uit het oogpunt van bouwtijd als kwaliteit
van de waterdichtheid is een variant het prefabriceren van de liftput. Direct na het ontgraven
kan de prefab-put worden geplaatst en direct
aangevuld, waarna de keldervloer is te maken.
Constructief hangt de liftput dan aan de keldervloer, guur 3.36.
3.4.2 Keldervloer
De keldervloer heeft drie functies:
1 Draagvloer ruimte met bepaalde functies.
2 Overdrachtsconstructie tussen gebouw en
ondergrond.
3 Waterdichte laag tussen grondslag en gebouw.

06950556_H03.indd 57

keldervloer worden gemaakt. De uitvoeringstijd van de liftput verlengt de bouwtijd van de


onderbouw. Als de bouwput tot kelderniveau is
ontgraven moet daarna apart de liftput dieper
worden ontgraven. Ook moet meestal de grondwaterstand ter plaatse van de liftput tijdelijk
extra worden verlaagd. De liftput is het laagste
punt van de bouwput waar het regenwater zich
verzameld. Hierdoor is het werken in de liftput
bij regen niet prettig.
Op de bodem van de liftput wordt eerst een
werkvloer van stampbeton gemaakt en daarop
de bekisting, wapening en beton van de liftputvloer, guur 3.35-1.
Op deze betonvloer wordt eerst de binnenkist
gesteld en van buitenaf in het talud moet de
vlechter de wapening aanbrengen. Daarna wordt
de buitenkist gesteld die met centerpennen aan
de binnenkist wordt gekoppeld. Daarna kan ook
de liftputwand worden gestort, guur 3.35-2. De
liftput is het diepste deel van de onderbouw en
kwetsbaar voor lekkages. De stortnaad van wand
op vloer moet waterdicht zijn en de waterdichtheid van de centerpennen in de wand moet
worden gegarandeerd, paragraaf 3.4.2. Reparatie van lekkages achteraf is niet eenvoudig. Het
achteraf injecteren van scheuren is kostbaar.
Nadat de wanden van de liftput zijn gestort, kan
de buitenkant worden ontkist. Het talud van de
ontgraving wordt aangevuld en daarna pas kan
de keldervloer worden gemaakt. In dit voorbeeld
heeft men de binnenkist van de liftput laten
staan om als randkist voor de keldervloer te
gebruiken, guur 3.35-3.

57

Figuur 3.35 Liftput

22-03-2005 14:05:00

58

Figuur 3.38 Uitkragend keldervloerrand

een deugdelijke ondersteuning (centerpen, paragraaf 3.4.3) heeft, guur 3.38-2.

Figuur 3.36 Liftput prefab-beton

Figuur 3.37 Rand keldervloer

Bij een kelder op palen komt onder de keldervloer ter plaatse van de kelderwand een balk om
de stortbelasting (bekisting en betonmortel) van
de kelderwanden naar de palen over te brengen,
guur 3.37-1. De vloer zelf is daarvoor meestal
te dun. De rand van de keldervloer wordt daarvoor verdiept om een grotere constructiehoogte
te krijgen. In dit voorbeeld is de buitenkant van
de keldervloer gelijk aan buitenkant kelderwand.
Hierdoor ontstaan twee problemen. De betonpaal is meestal dikker dan de kelderwand en kan
niet recht onder de wand komen. Als buitenkant
keldervloer gelijk is aan buitenkant kelderwand
moet de buitenkist van de kelderwand apart in
het talud worden ondersteund, guur 3.37-2.
Als de keldervloer aan alle kanten circa 150 mm
groter wordt dan de buitenkant van de kelderwand, kan de betonpaal recht onder de kelderwand komen, guur 3.38-1. Op de uitkraging
van de vloer kan ook de buitenkist van de kelderwand worden gesteld waardoor de buitenkist

06950556_H03.indd 58

Als de keldervloer dik genoeg is om als overdrachtsconstructie naar de paalfundatie te fungeren, is geen plaatselijke verdikking van de vloer
nodig. De bouwput kan vlak worden ontgraven
en de werkvloer ligt ook op n niveau, guur
3.39. Ook de wapening is eenvoudiger, hoewel
vaak extra wapening nodig is om het stortgewicht van de kelderwanden naar de palen
over te brengen.

Figuur 3.39 Vlakke keldervloer

Stortnaad keldervloer en -wand


De stortnaad tussen keldervloer en kelderwand
is een bron voor lekkages. Ter plaatse van de
aansluiting van de vloer met de wand komt uit
de vloer een dubbele rij stekwapening en in de
wand een dubbel wapeningsnet. Bij smalle kelderwanden blijft het grind op de wapening hangen en krijgt men daaronder ontmengd beton.
De bovenkant van de keldervloer is niet schoon
wat een slechte aanhechting geeft. Een bekende
oplossing is om de stortnaad naar boven te
brengen door de keldervloer te voorzien van een
kim, guur 3.40. De kim fungeert ook als aanslag
voor de wandbekisting.

22-03-2005 14:05:02

3 UITVOEREN ONDERBOUW

59

krijgen en als bij het storten van de wand zand


en stof blijft zitten, is de waterdichtheid van de
stortnaad zelf slecht en moet de strip alleen voor
de waterkering zorgen.

Figuur 3.40 Kim voor kelderwand

In de praktijk geeft deze kimoplossing geen garantie voor een waterdichte stortnaad.
Ten behoeve van de kimbekisting moeten aan
de randbekisting van de keldervloer regels worden bevestigd. Bij het storten van de keldervloer
wordt het beton getrild en vloeit het beton waterpas. De kim ligt boven de vloer en het beton
moet met een schop apart in de kim worden
gebracht. Het beton van de kim is niet getrild
waardoor de dichtheid minder is. Als de kim niet
tegelijk met de vloer maar een dag later wordt
gestort, is op de vloer een cementhuid ontstaan.
Daarop wordt het beton van de kim gestort die
gezien de geringe dikte nauwelijks is te trillen.
Uit praktijkervaringen is gebleken dat de kim
arbeidsintensief is en toch een risico is voor lekkages. Als de keldervloer direct na het storten
wordt afgewerkt zonder aparte afwerklaag, geeft
de houten regel van de kim problemen.
In plaats van het verhogen van de stortnaad worden ook methodes toegepast waarbij de stortnaad wordt onderbroken om de waterdichtheid
te verbeteren. De eerste methode is met een
staalplaat in het midden van de wand. De strook
is ongeveer 140 mm hoog en de onderkant ligt
lager dan de bovenkant van de wapening van
de vloer, guur 3.41-1. Daarom moet de vloerwapening worden onderbroken waardoor het
vlechten van de wapening wordt bemoeilijkt. De
strip wordt aan de vloerwapening vastgezet. Het
is een dure oplossing die alleen zekerheid voor
de waterdichtheid geeft als het zeer zorgvuldig
wordt uitgevoerd. Uit de vloer komt aan weerszijden voor de wand de stekwapening en daartussen de strip. Het stortvlak is moeilijk schoon te

06950556_H03.indd 59

Figuur 3.41 Stortnaadvarianten

Een technisch hoogwaardige maar dure oplossing voor de waterdichtheid van de stortnaad is
het instorten van een geperforeerde slang. Na
het ontkisten van de wand wordt door de slang
een dunne injectiemortel geperst die door de
gaatjes naar buiten wordt geperst, guur 3.41-2.
Elke luchtopening in de omgeving van de slang
wordt daarmee opgevuld. Als alternatief voor de
injectieslang bestaat een zwelband die op de kim
wordt geplakt en na enige tijd uit zichzelf gaat
zwellen en daardoor de stortnaad afdicht.
In de praktijk blijkt vaak de meest eenvoudige
oplossing het beste resultaat te geven. Hierbij
wordt het stortvlak van de vloer horizontaal
zonder verdere werkzaamheden, guur 3.42.
Voor het sluiten van de kelderwandkist wordt
met een hogedrukspuit het stortvlak schoongespoten waarmee ook de cementhuid wordt
verwijderd. Dan ontstaat een goede aanhechting
van de wand op de vloer met de minste kans van
vervuiling van het stortvlak. Na het ontkisten van
de wand wordt aan de buitenkant over de
stortnaad een strook dakbedekking aangebrand.

Figuur 3.42 Vlakke stortnaad afplakken

22-03-2005 14:05:03

60

Het schoonmaken en tot aan het storten van de


wand schoonhouden van het aanstortvlak heeft
het meeste effect voor de waterdichtheid van de
stortnaad.
Waterafvoer keldervloer
De kelder is het laagste deel van het gebouw en
zowel regenwater als cementwater bij het storten loopt door sparingen en trapgaten de kelder
in. In de kelder ligt dus vaak een laag water. Als
in de kelder een put aanwezig is, is de onvlakheid van de bovenkant van de keldervloer toch
vaak zo groot dat grote waterplassen in de kelder
blijven staan. Als de kelder tijdens de bouwtijd
wordt gebruikt voor opslag van materialen of als
werkplaats, is een droge keldervloer gewenst.
Een tijdelijk waterafvoersysteem kan een droge
keldervloer garanderen. Tussen de onder- en
bovenwapening van de keldervloer worden
hemelwaterpijpen lang 6 m naar de liftput gelegd met op elke verbinding een T-stuk, guur
3.43-1. De mof van het T-stuk moet boven de
vloer uitsteken om vervuiling te voorkomen.
Met een slijpschijf worden in de mof sleuven
geslepen tot op bovenkant betonvloer. Als in elk
vloerveld een T-stuk als afvoer aanwezig is kan
de kelder droog blijven. In de liftput wordt een
automatische pomp geplaatst die het water naar
buiten afvoert, guur 3.43-2.

3.4.3 Kelderwanden
Kelderwanden hebben zowel een constructieve
als een grond- en waterkerende functie. De
kelderwand moet de belasting van de bovenliggende constructie overbrengen.

De aanlegdiepte van het buitenmetselwerk ligt


lager dan de onderkant van het kelderdek. Voor
het opvangen van het buitenblad is een neus aan
de kelderwand nodig anders zou de kelderwand
veel te dik moeten worden, guur 3.44-1. Bij
een staalconstructie moet de kelderwand symmetrisch onder de kolom komen, ook dan is een
neus noodzakelijk, guur 3.44-2. Bij een betonkolom op de kelderwand is ter plaatse van elke
kolom een penant nodig om de belasting symmetrisch te kunnen overbrengen, guur 3.44-3.
Penanten delen lange kelderwanden op in korte
delen waarbij de wandbekisting moet worden afgestemd op de wandlengte tussen de penanten.
Voor het maken van een penant is extra bekisting nodig en penanten verhogen de arbeidstijd
voor het bekisten en het wapenen, guur 3.45.

Figuur 3.44 Kelderwand als ondersteuning

Figuur 3.45 Penant in kelderwand

Figuur 3.43 Waterafvoer kelder

06950556_H03.indd 60

Kelderwandbekisting
Aan de binnenzijde van de wand worden bekistingspanelen gesteld die met schoren naar de
vloer verticaal worden gehouden, guur 3.46.
Als de onderkant van de binnenkist deugdelijk
aan de keldervloer bevestigd is, kan met een

22-03-2005 14:05:04

3 UITVOEREN ONDERBOUW

61

enkele schoor worden volstaan. Een dubbele


schoor zoals getekend houdt de wandbekisting
zowel onder als boven op zijn plaats. De binnenkist is de stelkist waartegen van buitenaf de
wapening wordt gevlochten. De vlechters moeten tussen het talud en de wand werken en een
loopbreedte van 600 mm is gewenst. Ook de
buitenkist die de sluitwand wordt genoemd
moet vanaf de buitenkant worden gesteld. Stelen sluitwand worden met centerpennen gekoppeld. Boven aan de stelwand wordt een stortsteiger gemonteerd om bij het storten van de wand
de kubel te kunnen bedienen. De stortsteiger kan
zowel op de bovenkant van de wandkist worden
gemonteerd maar ook lager waardoor men
beschermd tussen wandkist en leuning kan staan
en de bedieningsbeugel van de kubel op handhoogte komt.

Figuur 3.47 Centerpennen

Centerpennen
De stel- en sluitkist worden met centerpennen
gekoppeld om de hydrostatische druk van het
beton op de kist op te vangen. Een centerpen is
een draadeind van hoogwaardig staal met een
grove draad die niet door beton kan dichtlopen
waarop speciale moeren zijn bevestigd. Om de
twee wandkisten op de juiste afstand van de
wanddikte te houden worden ter plaatse van de
centerpen afstandhouders in de kist aange-

06950556_H03.indd 61

Figuur 3.46 Bekisting kelderwanden

Als de bouwput voor de kelder met een damwand is uitgevoerd, kan de buitenkist als stelkist
worden gebruikt. De buitenkist wordt dan tegen
de damwand afgesteund.

bracht. De oudste vorm van afstandhouder is


een betonnen blokje ter lengte van de wanddikte
van 50 50 mm met een gat in langsrichting
waardoor de centerpen wordt gestoken, guur
3.47-1. De betonnen afstandhouder moet speciaal op lengte worden gemaakt. Tegenwoordig
worden kunststof afstandhouders gebruikt die
bestaan uit een kunststof pijp met aan beide
kanten een mof om het drukvlak naar de kist te
vergroten. De buisjes kunnen op het werk op
maat worden gezaagd, guur 3.47-2. Beide afstandhouders hebben een doorgaand gat en zijn
niet waterdicht.
In plaats van een aparte centerpen en afstandhouder wordt voor waterdicht werk een combinatie van centerpen en afstandhouder gebruikt.
De afstandhouder tussen de bekisting bestaat
uit twee conussen met inwendige schroefdraad
die met een draadeind zijn gekoppeld. Als het
beton na het storten gaat nazakken, ontstaat
aan de onderkant van het draadeind een holle
ruimte waardoor lekkage kan ontstaan. Om
dit te voorkomen wordt in het midden van de
wand een stalen plaatje om het draadeind gelast,
guur 3.47-3. In de praktijk blijkt dat door nazakking van het beton ook een holle ruimte onder
het staalplaatje kan ontstaan en toch lekkage
optreedt. Na het verwijderen van de wandkist
worden de conusvormige eindstukken uit de
wand gedraaid om ze weer opnieuw te kunnen
gebruiken. Een kelderwand is goed waterdicht

22-03-2005 14:05:05

62

Neus aan kelderwand


Als de buitengevel wordt gemetseld, moet het
metselwerk lager aanvangen dan de bovenkant
van de wand. Voor het ondersteunen van het
buitenmetselwerk is een neus aan de kelderwand eenvoudig te tekenen. De neus doorbreekt
echter het bekistingsvlak en bij toepassing van
standaardpaneelbekisting moet de ruimte onder
en boven de neus volledig worden uitgevuld.
De buitenwandbekisting vergt daardoor bijna
een dubbele constructie, guur 3.50. Dit is niet
gewenst.

Figuur 3.49 Koppeling bekistingspanelen

De panelen zijn opgebouwd uit een metalen


randproel van circa 123 mm hoog en circa
60 mm breed, waartussen multiplex is aangebracht. In de randproelen zitten gaten voor het
aanbrengen van centerpennen dwars door de
bekistingspanelen, guur 3.49-1. Het randproel
heeft een zodanige vorm dat ze met een klem
gemakkelijk zijn te koppelen tot grote wandpanelen die met de bouwkraan kunnen worden
getransporteerd, guur 3.49-2. Als grote wandpanelen veelvuldig worden getransporteerd, is
een aanvullende paneelkoppeling met bouten
gewenst omdat klemmen kunnen losraken.

Paneelbekisting
Bij kelderwanden is het gewenst het aantal stortnaden te beperken. De kelderwanden moeten
daarom in zo groot mogelijke delen worden
gestort. Dat betekent dat veel wandbekisting
nodig is die maar weinig keren kan worden
gebruikt. Voor kelderwanden is een paneelbekisting een goede oplossing. Paneelbekisting
geeft door de naden en centerpengaten geen
onberispelijk glad en schoon betonoppervlak
maar voor de buitenkant speelt dat geen rol en
aan de binnenkant van de kelderwand worden
minder hoge eisen gesteld dan aan betonwanden in de bovenbouw. Een standaardhoogte van
bekistingspanelen is 2,700 m, afgestemd op de
verdiepingshoogte van de woningbouw. Er zijn
panelen van verschillende breedtes te krijgen,
guur 3.48 (de rode punten geven de plaats
van de centerpennen aan, de zwarte cijfers de
afstanden, en de zwarte streepjes de plaats van
de klemkoppelingen). Een veel voorkomende
breedte is 1,350 m als de helft van de hoogte.
Omdat een grote hoeveelheid panelen gedurende korte tijd nodig is kunnen de panelen

worden gehuurd bij bekistingsverhuurbedrijven.


De huurprijs is ongeveer 2,50 per m2 paneel
per week. Uit de standaardpanelen is op eenvoudige wijze een groot wandpaneel te maken. De
panelen hebben een gewicht van 600 tot 800
N per m2. De grootte van de wandbekisting kan
worden afgestemd op het hijsvermogen van de
bouwkraan.

te krijgen als de conusgaten met betonnen of


kunststof proppen worden gevuld waarbij de
proppen met lijm moeten worden aangebracht,
guur 3.47-4. Als extra zekerheid kunnen de
conusgaten aan de buitenkant van de wand met
stukjes dakbedekking worden afgeplakt.

Figuur 3.48 Wandbekistingspanelen

06950556_H03.indd 62

22-03-2005 14:05:06

3 UITVOEREN ONDERBOUW

63

wordt vlak gestort en na het ontkisten worden


de haarspelden naar buiten gedraaid. In de wand
zijn schroefhulzen ingestort om de neusbekisting
met bouten tegen de wand te kunnen klemmen,
guur 3.51-2.
Een ander alternatief is om eerst de kelderwand
met grond aan te vullen tot onderkant neus,
vervolgens een eenvoudige randkist met piketten
tegen de kelderwand te plaatsen en dan de neus
aan te storten, guur 3.51-3.

Figuur 3.50 Neus aan kelderwand

Als eerst een vlakke kelderwand is te maken en


de neus later aan de wand kan worden aangestort, is de bekisting eenvoudiger. Ter plaatse van
de neus wordt aan de buitenkist een stekkenbak
aangebracht, guur 3.51-1. Dit is een geperforeerde metalen bak waarin wapening als haarspelden omgebogen aanwezig is. De kelderwand

In plaats van een aangestorte neus is een stalen


L-proel met bouten aan de kelderwand bevestigd eenvoudiger. Maar bij staal in de grond
bestaat corrosiegevaar.
Kelderwand met verloren bekisting
De breedplaat is een betonplaat van circa 50 mm
dik met wapening. De breedplaat dient tevens
als verloren bekisting. Als twee breedplaten op
afstand aan elkaar worden bevestigd, ontstaat er
een verloren wandbekisting, guur 3.52. Als aan
de buitenkant van de kelderwand geen ruimte
is voor bekisting of als de kelderwand tegen een
damwand moet komen, kan de dubbele breedplaat een oplossing bieden. De breedplaat wordt
aan de binnenkant met schoren aan de vloer verticaal gesteld. Bij het storten van de wand is een
rolsteiger nodig. Voor de aansluitingen bij binnen- en buitenhoeken moeten de breedplaatelementen speciaal op maat worden geproduceerd.
De breedplaten zelf hebben geen goede waterdichte aansluiting met de vloer. Het aansluitvlak
is alleen het gedeelte tussen de breedplaten.

Figuur 3.51 Neus aan kelderwand aanstorten

06950556_H03.indd 63

Figuur 3.52 Dubbele breedplaatwand

22-03-2005 14:05:08

64

Afhankelijk van de waterdruk kan een breedte


van 200 mm nodig zijn. Inclusief de breedplaat
wordt de kelderwand dan 300 mm dik en dat is
meer dan bij in situ kelderwanden. De dubbele
breedplaat is duurder dan een in situ kelderwand
en moet volledig worden uitgetekend voordat
de breedplaatelementen kunnen worden geproduceerd. Er ontstaat een levertijd die te lang kan
zijn voor de voortgang van de bouw.
3.4.4 Dilataties en krimpstroken
Bij lange kelders kan de krimp van het beton tijdens het hydratatieproces krimpscheuren veroorzaken die tot lekkages kunnen leiden. Bij lange
en hoge gebouwen die op staal zijn gefundeerd
en die trapsgewijs worden uitgevoerd, zal de zetting van de keldervloer ook trapsgewijs ontstaan.
Bij tijdelijke vormverandering zal een tijdelijke
ontkoppeling in de keldervloer en de kelderwanden nodig zijn.
Dan worden krimpstroken gemaakt die later
worden aangestort. Als de zetting ook in de
toekomst kan optreden, worden de keldervloer
en wand permanent ontkoppeld en wordt een
dilatatie toegepast.
Een krimpstrook in de keldervloer is eenvoudig
te maken als de vloer boven de grondwaterstand
ligt. In de keldervloer wordt een strook opengehouden die breder is dan de laslengte van de
wapening, guur 3.53-1.

Als de werkvloer onder de krimpstrook dikker


wordt gemaakt, kan die een zekere waterdichting geven.
Als bij het maken van de kelder de grondwaterstand met bemaling moet worden verlaagd, zou
de bronbemaling moeten blijven draaien tot de
krimpstrook is aangestort. Om dat te voorkomen
kan met een dilatatieproel een dichting onder
de keldervloer worden ingebouwd die de naad
waterdicht houdt tot de krimpstrook is aangestort, guur 3.53-2.
Er zijn speciale zware kunststof dilatatieproelen
die permanent een naad tussen twee betondelen
waterdicht kunnen houden. Het dilatatieproel
wordt in de vloer ingestort en moet naadloos in
de kelderwand doorlopen, guur 3.53-3.
3.4.5 Kelderdek
Het kelderdek is in principe een begane-grondvloer en die is al eerder in dit hoofdstuk behandeld. Het is de vraag of de onderkant van het
kelderdek moet worden gesoleerd. Voor de
uitvoering van het kelderdek worden vaak breedplaten als verloren bekisting toegepast op een
stempelondersteuning. Tafelbekisting of andere
grote bekistingselementen zijn niet geschikt in
de kelder omdat de kelderwanden de kelder
afsluiten en de bekisting door de trapgat- of liftschachtopening uit de kelder naar boven moeten
worden getransporteerd.

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur

1 Handboek bouwtechnische details voor energieefcinte woningbouw en vernieuwbouw


(SBR 200). SBR/Novem, 1994

Figuur 3.53 Krimpstrook in keldervloer

06950556_H03.indd 64

22-03-2005 14:05:08

Uitvoeren casco bij woningbouw


H. A. J. Flapper

Het uitvoeren van de draagconstructie van een woning is de belangrijkste fase van het uitvoeringsproces. Het casco van een woning
maakt ongeveer een vierde deel uit van de bouwkosten maar het is de
helft van de te transporteren massa van een woning. Elk bouwsysteem
voor het maken van woningcascos heeft een eigen optimale productiecapaciteit. De keuze van het bouwsysteem bepaalt daardoor het
productietempo van het casco en daarmee het productietempo voor
het hele uitvoeringsproces van woningbouw.

06950556_H04.indd 65

22-03-2005 14:18:30

66

Inleiding
Er zijn verschillende bouwmethoden voor het
uitvoeren van cascos voor woningen. De keuze
van de bouwmethode is afhankelijk van de vorm
en de stapeling van de cascos en van het aantal
cascos dat moet worden gebouwd. Het casco
van elke woning bestaat uit:
dragende wanden met netto verdiepingshoogte van 2,600 m;
dragende vloeren met overspanning van 3,000
m tot 6,000 m.

Figuur 4.1 Vrijstaande woning en twee-onder-een-kapwo-

Dragende wanden moeten bij een woningcasco


niet alleen een dragende functie vervullen, maar
soms ook een woning- en klimaatscheidende
functie. Dragende vloeren moeten bij gestapelde
woningen ook een woningscheidende functie
vervullen en de dakvloeren hebben ook een
klimaatscheidende functie. Welke functie wanden
en vloeren in een casco moeten vervullen, is
afhankelijk van de schakeling van woningen.

4.1 Verschillende soorten


woningcascos
4.1.1 Laagbouwwoningen
Het casco van een eengezinswoning bestaat
meestal uit een woon- en slaaplaag en een zolder. De vloeren in een laagbouwwoning hebben
naast de dragende functie alleen nog een ruimtescheidende functie. De constructie die nodig is
voor het dragen, is meestal ruim voldoende om
de ruimtescheidende functie te kunnen vervullen. Anders is het bij de wanden: de andere functies die wanden moeten vervullen is afhankelijk
van de schakeling.

Vrijstaande woning
Vrijstaande woningen zijn meestal groter dan
geschakelde woningen en de woningbreedte is
groter dan de economisch maximale overspanning van dragende vloeren. Daarom heeft een
vrijstaande woning meestal een dragende tussenwand. De buitenste dragende wanden zijn
tevens de gevels, guur 4.1-1.

06950556_H04.indd 66

ning

Twee-onder-een-kapwoning
Als twee woningen worden geschakeld, moeten
de dragende wanden tussen de twee woningen
voldoende isolerend zijn tegen geluidhinder. Bij
een woningbreedte tot 6,000 m wordt de vloer
in een keer overspannen, guur 4.1-2.
Laagbouwwoningblok
Als meerdere eengezinswoningen horizontaal
aan elkaar worden geschakeld, ontstaat een
cascocombinatie van meerdere beuken aan elkaar, guur 4.2. De lengte van een woningblok
wordt beperkt om scheurvorming in het casco
te voorkomen. Een zelfstandig woningblok is
meestal niet langer dan zes tot acht woningen,
guur 4.2. Bij grotere blokken wordt het casco
gedilateerd.

Figuur 4.2 Geschakelde laagbouw woningen

4.1.2 Gestapelde woningen


Als woningen niet alleen horizontaal, maar ook
verticaal worden gestapeld, krijgen ook de vloeren een woningscheidende rol. Bij gestapelde
woningen gaat de wijze van toegang tot de
woning invloed uitoefenen op de vorm van het
casco.

22-03-2005 14:18:31

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

Gestapelde woningen met


portiekontsluiting
Een veel voorkomend cascotype bij gestapelde
woningen is het portiek-etagewoningblok. Tussen twee groepen gestapelde woningen wordt
een gemeenschappelijk trappenhuis gemaakt
in een aparte beuk. De overblijvende ruimte
achter het trappenhuis wordt aan een woning
toebedeeld, guur 4.3. Bij een stapeling boven
vier bouwlagen is een lift nodig waarvan de liftschacht invloed heeft op de vorm van het casco.
De wand tussen het trappenhuis en de woning
moet een geluidsisolatie bezitten die nagenoeg
gelijk is aan een woningscheiding. Als het trappenhuis niet wordt verwarmd moet de trappenhuiswand ook een thermische isolatie krijgen.
Om scheurvorming in het casco te voorkomen
wordt een woningblok niet langer dan vier
woningen met twee trappenhuizen. Bij grotere
bouwblokken wordt het casco gedilateerd. Elke
woning zal ten minste een balkon moeten krijgen. De draagconstructie van de balkons heeft
invloed op het ontwerp van het casco.

Figuur 4.3 Portiek-etagewoningblok

Gestapelde woningen met


galerijontsluiting
Bij toepassing van een galerij voor de woningen
langs kan een trappenhuis per bouwlaag meerdere woningen ontsluiten, guur 4.4. Bij meer
dan drie bouwlagen zal een lift nodig zijn. Bij
een galerijontsluiting moet de ene gevel een
voorziening hebben voor het ondersteunen van
de galerij en de andere gevel een ondersteuning
voor de balkons, guur 4.4.

06950556_H04.indd 67

67

Figuur 4.4 Galerij woningblok

Gestapelde woningen in hoogbouw


Bij een stapeling van woningen van vijftien tot
twintig bouwlagen gaat de stabiliteit van het
gebouw een doorslaggevende rol spelen in het
ontwerp van het casco. Dit type woningbouw
wordt behandeld in hoofdstuk 6.
4.1.3 Cascokeuze naar wand/vloerfunctie
Wanden en vloeren in het casco van een woning
kunnen verschillende functies hebben. Bij de
keuze van het materiaal moet rekening worden
gehouden met die functie. Het ene materiaal is
beter geschikt voor een bepaalde functie dan het
andere materiaal.

Wanden kunnen de volgen functies hebben:


dragen: materiaal met zo groot mogelijke constructiesterkte, bijvoorbeeld gewapend beton;
ruimte scheiden: dragende wand heeft voldoende massa voor isoleren geluid tussen ruimten binnen woning. Bouwmethode moet zich
ertoe lenen deuropeningen in wand te maken;
woning scheiden: materiaal met hoge massa
zoals beton met 2.400 kg/m3 of kalkzandsteen
met 1.750 kg/m3. Om voldoende geluidsisolatie
te bereiken, moet wand massa hebben van 500
tot 800 kg/m2. Alternatief is ankerloze dubbele
wandconstructie. Daarvoor zijn prefab-elementen van kalkzandsteen of beton het meest
geschikt;
klimaat scheiden: beton en kalkzandsteen
hebben nauwelijks warmte-isolerende eigenschappen. Voor klimaatscheidende functie moet
wand worden bekleed met thermisch isolerend
materiaal. Alleen cellenbeton heeft matige thermische isolatie. Wand van cellenbeton moet dan

22-03-2005 14:18:31

68

ten minste tweemaal zo dik worden dan voor


dragende functie nodig is.

4.2 Prefab- versus in situ


constructies

Vloeren kunnen de volgende functies hebben:


dragen: prefab-betonkanaalplaatvloer is
daarvoor geschikt omdat door kanalen in plaat
dragende kwaliteit toeneemt zonder massa te
vergroten;
ruimte scheiden: lichte kanaalplaatvloer kan
voldoende geluidsisolerend zijn als scheiding tussen ruimten binnen woning;
woning scheiden: om geluid tussen woningen
voldoende te kunnen isoleren, moet vloer massa
krijgen van 500 kg/m2 tot 800 kg/m2. Daarvoor
is massief constructief materiaal zoals gewapend
beton het meest geschikt. Dat kan zowel prefabals in situ beton zijn;
klimaat scheiden: meeste materialen die
geschikt zijn voor dragende vloeren hebben
nauwelijks thermische eigenschappen. Om aan
klimaatscheidende eisen te kunnen voldoen,
moet aan vloer isolerend materiaal worden toegevoegd. Alleen gewapend cellenbeton heeft
matige thermische isolatie, maar vloer moet dan
aanzienlijk dikker worden dan voor dragende
functie nodig zou zijn.

Historisch gezien blijkt er een wisselwerking te


zijn tussen prefab en in situ, guur 4.5. Industrile bedrijven die prefab- constructies maken
hebben bij nieuwe marktontwikkelingen hun
bedrijfseconomische benadering gericht op
investeren in productiemiddelen.
Bouwbedrijven zijn niet bereid per project hoge
investeringen te doen in productiemiddelen.
Pas als ze nieuwe ontwikkelingen als structureel
onderkennen en ze hun productie zien afnemen,
zijn ze bereid hoge investeringen te doen. De
historische ontwikkeling in het bouwen laat zien
dat bij nieuwe ontwikkelingen prefab toonzettend is en in situ marktvolgend.

De woningscheidende functie heeft een grote


invloed op het ontwerp van woningcascos. Wanden en vloeren moeten bijna tweemaal zo dik
worden om voldoende massa te krijgen om de
woningscheidende functie te kunnen vervullen.
De constructiesterkte wordt dan ondergeschikt
aan de massa van het materiaal. Cellenbeton met
een massa van 600 kg/m3 is ongeschikt voor het
vervullen van de woningscheidende functie.
Gewapend beton is bij toepassing als woningscheidende constructie eigenlijk veel te sterk.

Gewapend beton: massa 2.400 kg/m3


dragende functie
150 mm dik met massa
360 kg/m2
woningscheidend
250 mm dik met massa
600 kg/m2

Kalkzandsteen:
dragende functie
woningscheidend

06950556_H04.indd 68

massa 1.750 kg/m3


150 mm dik met massa
270 kg/m2
300 mm dik met massa
525 kg/m2

Figuur 4.5 Woningbouw prefab en in situ

Eind jaren vijftig werd het woningbouwbeleid


van de overheid gericht op verdubbeling van
de woningbouwproductie. Door een tekort aan
bouwvakkers werd de bouwnijverheid gestimuleerd om nieuwe arbeidsbesparende woningbouwmethoden te ontwikkelen. Gemeenten
lieten grootschalige woningbouwprojecten
ontwikkelen, waarvoor alleen bouwbedrijven in
aanmerking kwamen die konden aantonen dat
met hun bouwsysteem op de bouwplaats niet
meer dan 400 manuren per woning nodig was.
Prefabricage was het antwoord en enkele grote
bouwbedrijven begonnen grote fabrieken te
bouwen waarin prefab-betonnen wand- en
vloerelementen werden geproduceerd.
De bouwbedrijven die niet in dure prefabfabrieken konden investeren, zagen de grote
bouwproductie aan zich voorbij gaan. Het heeft
een aantal jaren geduurd voordat deze bouwers
een antwoord hadden op de prefab-bouwers.
Arbeidsbesparend bouwen was niet alleen mogelijk door prefabricage van elementen, maar ook
door prefabricage van de bekisting. Vanaf 1964

22-03-2005 14:18:32

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

4.3 Wijze van transport en


cascokeuze

werden uit Frankrijk tunnelkisten gekocht, waarmee het mogelijk werd met weinig manuren de
bekisting van een hele woning te stellen, guur
4.5-2. Door verwarming van de tunnel werd de
verhardingstijd verkort tot n nacht en kon met
een tunnelkist elke dag een woningbeuk worden
gestort. De in situ bouwers konden met hun
tunnelgietbouw concurreren met de prefabbouwers.

Bij nieuwbouwwoningen is het gewicht van het


casco meer dan de helft van de totaal te transporteren massa aan bouwmaterialen, guur 4.6.
De wijze van transporteren is een belangrijke factor voor het kiezen van de bouwmethode voor
het casco. Het totaal gewicht van het casco is
niet voor elk woningtype gelijk, guur 4.7.

Voor het casco van woningen is geen eenduidige keuze voor prefab of in situ mogelijk. In dit
hoofdstuk worden veel aspecten behandeld die
kunnen helpen om bij een concreet project voor
het casco de meest economische uitvoeringsmethode te kiezen. Economisch gezien vanuit
het aspect bouwkosten: Wat kost een m2 wand
of vloer? en gezien vanuit het aspect bouwtijd:
Wat is het optimale productietempo in aantal
woningen per dag?

Onderdeel woning

Voor de grote projecten met seriematige laagbouwwoningen zijn goede transportsystemen


ontwikkeld. Maar het casco van deze woningen
is het lichtste van alle woningtypes. Bij een vrijstaande woning weegt het casco 106 ton en bij
de bouw van deze cascos worden veel materialen nog met de hand getransporteerd.
De wijze van transport is naar transportpakket te
verdelen in vier groepen:
1 handtransport;
2 mechanisch transport;
3 zwaar kraantransport;
4 licht kraantransport.

Afmeting

Kg per eenheid

Gewicht

Onderbouw/begane grond
Draagconstructie
Gevelconstructie
Dakconstructie
Technische installatie
Binneninrichting
Berging/bestrating

45 m2
321 m2
77 m2
60 m2
119 m2
119 m2
108 m2

850 kg/m2
246 kg/m2
376 kg/m2
185 kg/m2
13 kg/m2
48 kg/m2
44 kg/m2

38 ton
79 ton
29 ton
11 ton
1 ton
6 ton
5 ton

Gemiddelde woning

126 m2

Figuur 4.6 Massa gemiddelde Nederlandse nieuwbouwwoning

Woningtype
Laagbouwwoning
Portiek-etagewoning
Galerijat
Vrijstaande woning
Gemiddelde woning

06950556_H04.indd 69

169 ton
Bron: PRC-Bouwcentrum: Demontabel bouwen, 1996

Percentage bouw

Totaal

Casco

67%
12%
11%
10%

167 ton
139 ton
143 ton
295 ton

75 ton
78 ton
85 ton
106 ton

100%

170 ton

79 ton

Figuur 4.7 Gewicht casco per woningtype

69

Bron: PRC-Bouwcentrum: Demontabel bouwen, 1996

22-03-2005 14:18:32

70

4.3.1 Handtransport
Arbeidsongeschiktheid bij bouwplaatspersoneel
wordt voor een groot deel veroorzaakt door
overbelasting van het lichaam door handtransport. Daarom heeft de overheid in het Arbeidsomstandighedenbesluit maximumgewichten van
lasten vastgesteld:
180 N: continu handtransport, bijvoorbeeld
metselen steenblokken, guur 4.8-1;
250 N: periodiek handtransport, bijvoorbeeld
specie maken met cementzakken;
400 N: incidenteel handtransport, bijvoorbeeld houten balk leggen.

Een andere vorm van handtransport is kruiwagentransport. Door gebruik te maken van het
wiel en het hefboomprincipe is het mogelijk de
tillast te verminderen. Op een steenkruiwagen
worden 100 stenen waalformaat gestapeld.
Gewicht per steen 18 N en dan wordt met de
kruiwagen een last van meer dan 1 kN getransporteerd. De tillast bij het handvat is 400 N en
dat is meer dan uit het oogpunt van arbeidsomstandigheden is toegestaan. Er zijn nieuwe types
karren ontwikkeld om de tillast te verminderen.
4.3.2 Mechanisch transport
Van mechanisch transport is sprake als lasten met
mechanische hulpmiddelen worden getransporteerd. De bouwlift is een mechanisch transportmiddel, maar alleen voor het verticaal transport.
De last is een kruiwagen, maar die moet eerst
met handkracht worden geladen en naar de
bouwlift worden gereden. De transportcombinatie kruiwagen/bouwlift is een combinatie van
handtransport en mechanisch transport.

Een voorbeeld van mechanisering is het stellen


van kalkzandsteenelementen met de elementenstelmachine, guur 4.8-2. De elementen worden
met een zware kraan in pakketten van 10 kN
op de vloer geplaatst. Daarna kan de vakman
met de stelmachine de wand maken zonder dat
spierkracht nodig is.
De standaardafmeting van de elementen is 600
900 mm en met een maximumdikte van 300
mm is de last iets minder dan 3 kN.

Figuur 4.8 Hand- en mechanisch transport

4.3.3 Zwaar kraantransport


Er zijn verschillende soorten bouwkranen, maar
omdat hijsen met een bouwkraan risicos geeft
voor de veiligheid mag een bouwkraan alleen
worden bediend door een machinist met een
hijsbewijs. Dat is een vakdiploma dat pas na een
zware opleiding wordt verkregen en elke paar jaar
is herexamen nodig. Een bouwkraan bestaat altijd
uit de combinatie van bouwkraan + gediplomeerd
machinist. Een permanente bouwkraan kost aan
huur circa 1.500,- per week en de loonkosten
van de machinist bedragen circa 1.600,- per
week. De transporteenheid bouwkraan kost dan
circa 600,- per dag. Bij het incidenteel huren
van een mobiele bouwkraan met machinist gaat
productieve transporttijd verloren door de reistijd
en de montage- en demontagetijd.

Bij het toepassen van permanent zwaar kraantransport moet de bouwmethode daarop
worden afgestemd. Bij een bouwmethode met
prefab-betonelementen weegt een kanaalplaatvloer circa 20 kN en een massieve, uit elementen
opgebouwde bouwmuur circa 100 kN. De capaciteit van de bouwkraan moet op het zwaarste
element worden gebaseerd.
4.3.4 Licht kraantransport
Bij bouwkranen zijn de kosten van de machinist
even hoog als van de bouwkraan zelf. In het
Arbobesluit staat dat een hijsbewijs niet nodig is
voor bouwkranen met een:
hijsvermogen niet groter dan 10 tonmeter;
giekhoogte minder dan 20 m.

Op deze basis zijn 10-tonmeterbouwkranen ontwikkeld die elke vakman zelf mag bedienen,
guur 4.9. Deze bouwkranen zijn uitgerust met

06950556_H04.indd 70

22-03-2005 14:18:33

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

een afstandsbediening waardoor de vakman op


de vloer staand een last vanaf het maaiveld naar
zijn werkplek kan transporteren. De kosten van
de 10-tonmeterkraan zijn circa 450,- per week.
Bij een vlucht van 15 m kan de lichte bouwkraan
vier woningen bestrijken en dan is het hijsvermogen 7,5 kN.

71

Bij appartementenbouw zijn cascos niet


alleen geschakeld, maar ook gestapeld.
Wanden en vloeren zijn woningscheidend.

Woningscheidende constructies moeten een


bepaalde geluidwering hebben en dat is te bereiken met massa of scheiding: ankerloze wanden
en vloeren met een zwevende dekvloer, guur
4.10. Bij appartementenbouw moeten ankerloze
spouwmuren zwaarder zijn dan bij laagbouw om
ankerende geluidsoverdracht via de vloeren te
beperken.
Woningscheidende vloeren moeten volgens het
Bouwbesluit een massa hebben van:
> 750 kg/m2: gietbouw met in situ verbinding
tussen wand/vloer;
> 800 kg/m2: prefab met prefab-verbinding
tussen wand/vloer;
> 500 kg/m2: zwevende dekvloer.

4.4.1 Bepalen dikte wanden en vloeren


Voor de dragende wanden van een woningcasco
zijn drie typen materialen mogelijk:
1 massief beton prefab of in situ met massa
2400 kg/m3;
2 kalkzandsteen prefab-elementen met massa
1750 kg/m3;
3 kalkzandsteen hoogbouwelement met massa
2200 kg/m3.

Figuur 4.9 10-tons onbemande bouwkraan

4.4 Dimensies woningcasco


Een woningcasco bestaat uit dragende steenachtige wanden en dragende betonvloeren. Wanden
en vloeren moeten een constructieve dikte hebben om de belasting te kunnen dragen. Er is een
onderscheid tussen laagbouwwoningen en
appartementenbouw:
Bij laagbouwwoningen zijn cascos geschakeld. Wanden zijn woningscheidend.
Geluidsklasse

Voor de dragende vloeren van een woningcasco


zijn ook drie typen materialen mogelijk:
1 massief beton in situ met massa 2400 kg/m3;
2 constructieve kanaalplaatelementen met gewicht 300-400 kg/m2, guur 4.57;
3 kanaalplaatelementen met leidingmogelijkheden met gewicht 700-800 kg/m2, guur 4.58.

Geluidwering

Wanden

Vloeren

Klasse III niveau


Bouwbesluit

luchtgeluid > 0 dB
contactgeluid > 5 dB

massa > 525 kg/m2


of ankerloos > 2 200 kg
appartement > 2 350 kg

> 750 kg/m2 gietbouw


> 800 kg/m2 prefab
> 500 kg/m2 zwevend

Klasse II niveau
comfortklasse

luchtgeluid > 5 dB
contactgeluid > 10 dB

massa > 650 kg/m2


of ankerloos > 2 200 kg
appartement > 2 350 kg

met massa niet haalbaar


> 500 kg/m2 met
zwevende dekvloer

Figuur 4.10 Overzicht geluideisen woningscheidende constructies NEN 1070

06950556_H04.indd 71

22-03-2005 14:18:33

72

Er is een onderscheid nodig tussen laagbouwwoningen, waar alleen de wanden woningscheidend zijn en appartementenbouw waarbij zowel
de wanden als de vloeren woningscheidend zijn.

met het zwaardere KZS-hoogbouwelement


2 175 mm. Bij middelhoogbouw en hoogbouw moeten de bouwmuren massief uitgevoerd worden.

Massieve gewapende betonvloeren moeten een


constructieve dikte hebben van 1/30 van de
overspanning bij doorgaande betonvloeren en
1/30 + 20 mm bij ankerloze wanden. Als referentiewoning is aangenomen een beukmaat van
< 6,000 m. Dan wordt bij een netto overspanning van 5.700 mm een doorgaande vloer
190 mm dik en ankerloos 210 mm.

Bij appartementenbouw met massieve wanden is


middelhoogbouw mogelijk met de normale kalkzandsteenelementen van 1750 kg/m3 voor de
comfortklasse Bouwbesluit met een dikte van
300 mm, maar niet meer bij hoogbouw en de
comfortklasse Duurzaam. Daarom heeft de kalkzandsteenindustrie een speciaal hoogbouwelement ontwikkeld met een massa van 2200 kg/m3
en een grotere drukvastheid van 45 N/mm2.

Laagbouwwoningen en
appartementenbouw
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen
laagbouwwoningen, waar alleen de wanden
woningscheidend zijn, en appartementenbouw,
waar zowel de wanden als de vloeren woningscheidend zijn, guur 4.11.
Bij appartementenbouw zijn ankerloze spouwmuren constructief maar tot enkele verdiepingen
mogelijk, daarboven moeten ankerloze kalkzandsteen spouwmuren 2 240 mm dik worden en
Geluidsklasse

Bij appartementenbouw is met een normale gewapende betonvloer een overspanning van 6 m
normaal en met voorgespannen breedplaat tot
maximaal 9 m. Voorgespannen kanaalplaatvloeren met een dikte van 320 mm kunnen tot 12
m overspannen. Bij de diktes van woningscheidende vloeren met een niet-zwevende dekvloer
is bij het bepalen van de dikte ten opzichte van
de noodzakelijke massa rekening gehouden met
de extra massa van een cementdekvloer van 50
mm, guur 4.12.

Woningscheidende wand

Constructieve vloer

Beton

Kalkzandsteen

Beton

Kanaalplaat

Klasse III niveau


Bouwbesluit

250 mm dik
of 2 120 mm

300 mm dik
of 2 120 mm

190 mm dik
of 210 mm dik

200 mm dik
300 kg/m2

Klasse II niveau
comfortklasse

280 mm dik
of 2 140 mm

niet massief
2 150 mm

190 mm dik
of 210 mm dik

200 mm dik
350 kg/m2

Figuur 4.11 Dimensies casco bij laagbouwwoningen NEN 1070

Geluidsklasse

Woningscheidende wand

Woningscheidende vloer

Beton
2400 kg/m3

Kalkzandsteen
2200 kg/m3

Beton
2400 kg/m3

Kanaalplaat
leidingplaat

Klasse III niveau


Bouwbesluit

250 mm dik

250 mm dik

280 mm dik of
190 mm zwevend

200 mm dik of
260 mm zwevend

Klasse II niveau
comfortklasse

280 mm dik

300 mm dik
of 2 175 mm

210 mm zwevend

260 mm zwevend

Figuur 4.12 Dimensies casco bij appartementenbouw NEN 1070 en NPR 5070

06950556_H04.indd 72

22-03-2005 14:18:34

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

4.4.2 Bepalen verdiepingshoogte

Bruto- en netto-verdiepingshoogte
Vroeger was voor laagbouwwoningen de brutoverdiepingshoogte voor de begane-grondvloer
2.800 mm en voor de slaapverdieping 2.600
mm. Later is dat gewijzigd in een bruto-verdiepingshoogte van 2.700 m voor alle verdiepingen, waarbij de netto-verdiepingshoogte minimaal 2.400 mm moest zijn.
In het Bouwbesluit 2003 is de netto-verdiepingshoogte (van de bovenzijde van de afgewerkte
vloer tot de onderkant van de verdiepingsvloer)
vergroot naar 2.600 mm en is de bruto-verdiepingshoogte afhankelijk van de dikte van de vloerconstructie inclusief de afwerklaag. De dikte van
de constructievloer kan variren van 200 tot 320
mm en die van de dekvloer van 50 tot 130 mm:
50 mm zandcement dekvloer met mogelijkheid cv-leidingen in afwerklaag;
70 mm zwevend op beton bestaande uit 20
mm isolatieplaat en 50 mm zandcementvloer;
100 mm zwevend op kanaalplaat (20 mm +
50 mm) met 30 mm uitvullaag;
130 mm zwevend op kanaalplaat (20 mm +
50 mm) met 60 mm uitvullaag met leidingen.
Bij een minimale netto-verdiepingshoogte van
2.600 m kan de bruto-verdiepingshoogte per
project verschillend zijn. Als de netto-verdiepingshoogte van 2.600 mm de minimaal toelaatbare maat is, en de doorbuiging van de vloer
is maximaal 20 mm, dan zou de streefmaat van
de netto-verdiepingshoogte 2.620 mm moeten
worden, guur 4.13.
Ontwerpers moeten per project de bruto-verdiepingshoogte vaststellen, afhankelijk van de
dikte van de vloerconstructie inclusief de keuze
Hoogte opbouw

73

van de opbouw van de afwerklaag. Daarna kan


de exacte bruto-verdiepingshoogte berekend
worden. Te verwachten is dat er een aantal voorkeursmaten zullen ontstaan:
2.900 mm: laagbouwwoningen;
3.000 mm: eenvoudige gestapelde woningen;
3.100 mm: gestapelde woningen met grote
overspanning en hogere geluidsisolatie.

4.5 Keuze bouwmethode


In deze paragraaf worden eerst de bouwmethoden behandeld in relatie tot de transportconsequenties op de bouwplaats. Vervolgens wordt
een analyse gemaakt van de toepasbaarheid van
de verschillende bouwmethoden. In paragraaf
4.7 t/m 4.11 wordt elke bouwmethode apart
besproken.
De traditionele metselbouw steen/hout voor
vrijstaande particuliere woningen zal altijd blijven bestaan, paragraaf 4.6. In deze paragraaf
worden de bouwmethoden voor de seriematige
woningbouw besproken. Hoewel een woningcasco bestaat uit een combinatie van wanden en
vloeren, worden wanden en vloeren eerst apart
behandeld.
4.5.1 Bouwmethoden wanden
Voor de wanden van een woningcasco is er een
materiaalkeuze mogelijk tussen beton (gewapend of ongewapend) en kalkzandsteen (altijd
ongewapend).
Voor de samenstelling van een cascowand is er
een keuze mogelijk tussen massief materiaal,
waarbij de geluidsisolatie met massa wordt
bereikt, en ankerloos materiaal, waarbij de
geluidsisolatie wordt bereikt door scheiding.

Massieve betonvloer

Holle kanaalplaatvloer

Netto-verdiepingshoogte
Constructievloer
Massieve dekvloer
Zwevende dekvloer
Doorbuiging vloer

2.600 2.600 2.600


.210 .210 .280
.50
.50
.70
.20
.20
.20

2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600


.200 .260 .260 .260 .320 .320
.50
.50
.100 .130
.50 .130
.20
.20
.20
.20
.20
.20

Bruto-verdiepingshoogte

2.880 2.900 2.950

2.870 2.930 2.980 3.010 2.990 3.070

Figuur 4.13 Overzicht berekening bruto-verdiepingshoogte

06950556_H04.indd 73

22-03-2005 14:18:34

74

Voor de vervaardiging van een cascowand is er


een keuze mogelijk tussen:
prefab-beton met grote elementen;
gietbouw met tunnel- of wandkist;
kalkzandsteen in kleine elementen.

het aantal transporten en het hijsvermogen van


het transportmiddel. Om inzicht te krijgen in het
transport, is per bouwmethode per wand het
aantal transporten en het gewicht van de last
aangegeven.

Figuur 4.14 bevat een overzicht van de bouwmethoden voor wanden.


Voor het bouwen van een casco moet per
woning circa 80 ton materiaal getransporteerd
worden. De transportkosten zijn afhankelijk van

Uit het overzicht van de bouwmethoden voor de


wanden zijn drie transportniveaus te onderscheiden, guur 4.14:
1 mechanisch transport: kalkzandsteenelementen van 0,3 ton;

Bouwmethoden cascowanden

Tranporten

Lasten

1 element

15 .ton

2 elementen

7,5 ton

Tunnelgietbouw
massief met 2/3 voltunnelkist
beton 9.600 2.600 0.250 = 6,25 m3

2/3 tunnelkist
6 betonkubbels

14 .ton
2,5 ton

ankerloos met 2/3 voltunnelkist


spouwkist 9.600 2.600 100 kg/m2
beton 9.600 2.600 0.120 2 st = 6 m3

2/3 tunnelkist
1 spouwblad
6 betonkubbels

14 .ton
2,5 ton
2,5 ton

Gietbouw
massief wandkist met twee wandkisten
wandkist 9.600 2.600 2 st 100 kg/m2

2 wandkisten
6 betonkubels

2,5 ton
2,5 ton

ankerloos wandkist met twee wandkisten


spouwblad 9.600 2.600 100 kg/m2
beton 9.600 2.600 0.120 2 st = 6 m3

2 wandkisten
1 spouwblad
6 betonkubels

2,5 ton
2,5 ton
2,5 ton

KZS-hoogbouw
massief elementen dik 250 mm
elementen 10 st lang, 4 st hoog, vooropperen

40 elementen
10 happen

0,36 ton
1,45 ton

KZS-elementen
massief dik 300 mm
elementen 10 st lang, 4 st hoog, vooropperen

40 elementen
13 happen

0,3 ton
1,2 ton

ankerloos dik 120


elementen 10 st lang, 4 st hoog 2 wanden, vooropperen

80 elementen
8 opperhappen

0,14 ton
1,40 ton

Prefab-beton
massief grote elementen
beton 9.600 2.600 0.250 2.400 kg/m3
ankerloos grote elementen
beton 9.60 2.60 0.12 2 st 2.400 kg/m3

Figuur 4.14 Overzicht bouwmethoden voor wanden

06950556_H04.indd 74

22-03-2005 14:18:34

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

2 middelzwaar kraantransport: bekisting en


beton tot circa 2,5 ton;
3 zwaar kraantransport: prefab-beton en tunnelkist van 7,5 tot 15 ton.

4.5.2 Bouwmethoden vloeren


De vloeren in een woningcasco zijn alleen te
maken met gewapend beton. Naar de uitvoeringswijze zijn drie bouwmethoden te onderscheiden, guur 4.15:
1 in situ beton te storten op tunnelkist;
2 breedplaat op ondersteuning met daarop in
situ beton;
3 kanaalplaat prefab-beton voorgespannen en
zelfdragend.

De transportkosten van een cascovloer zijn


afhankelijk van:
aantal transporten per vloerveld;
maximum gewicht dat getransporteerd moet
worden;
plus hijsafstand en daarmee kraancapaciteit.

75

tunnelgietbouw wand + vloer


gietbouwwand + breedplaatvloer
KZS-elementenwand + kanaalplaatvloer
KZS-elementenwand + breedplaatvloer

Prefab-betonwand + kanaalplaatvloer
sterk: ankerloos eenvoudig, verschillende
beukbreedte, gemakkelijk voor kleine laagbouw;
zwak: door voegen wand/vloer minder
geschikt voor hoogbouw.

Tunnelgietbouw wand + vloer


sterk: hoog productietempo, door koppeling
wand/vloer geschikt voor hoogbouw;
zwak: afwijkingen in beukbreedte, ankerloos
lastig, speciale spouwkist nodig.

Gietbouwwand + breedplaatvloer
sterk: verschillende beukbreedte, koppeling
wand/vloer geschikt voor hoogbouw;
zwak: ankerloos lastig, speciale spouwkist
nodig.

Er zijn twee transportniveaus, guur 4.15:


1 middelzwaar kraantransport: kanaalplaten en
beton 2,5 tot 3,5 ton;
2 zwaar kraantransport: breedplaat en tunnelkist
6,5 tot 15 ton.

KZS-elementenwand + kanaalplaatvloer
sterk: ankerloos eenvoudig, verschillende
beukbreedte;
zwak: stabiliteit, door voeg wand/vloer minder
geschikt voor hoogbouw.

4.5.3 Voorkeur keuze bouwmethode


Uit guur 4.14 en 4.15 zijn vijf verschillende
bouwmethoden voor woningcascos samen te
stellen met een sterkte-zwakteanalyse:
prefab-betonwand + kanaalplaatvloer;

Bouwmethoden cascovloeren

KZS-elementenwand + breedplaatvloer
sterk: grote variatie in wanden, met breedplaat
geschikt voor hoogbouw;
zwak: bij hoogbouw stabiliteitsprobleem lastig
op te lossen.
Tranporten

Lasten

Massieve tunnelgietbouw 1/3 van tunnelkist


beton 9.600 5.700 0.210 = 11m3
Wapening 100 kg/m3 beton = 1,1 ton

1/3 tunnelkist
11 betonkubels
5 pakketten

15 .ton
2,5 ton
2,5 ton

Breedplaat betonvloer 2.400 breed 50 mm dik


Beton 9.600 5.700 0.160 = 9 m3 beton
Wapening 50 kg/m3 beton = 0,5 ton
Stempelondersteuning los op pallets

4 breedplaten
9 betonkubels
1 pakket
3 pallets

6,5 ton
2,5 ton
0,5 ton
1,0 .ton

Kanaalplaatvloer breed 1.200 mm dik 260 mm


Voegvulling 12 l/m2 voeg 80 m1 = 1 m3

8 kanaalplaten
1 betonkubel

3,5 ton
2,5 ton

Figuur 4.15 Overzicht bouwmethoden voor vloeren

06950556_H04.indd 75

22-03-2005 14:18:34

76

Bouwmethode

Wandtype

Laagbouw
klein

Laagbouw
groot

Prefab-betonwand
+ kanaalplaatvloer

massief
ankerloos

alternatief
voorkeur

alternatief

Tunnelgietbouw
wand + vloer

massief
ankerloos

Gietbouwwand
+ breedplaatvloer

massief
ankerloos

KZS-elementenwand
+ kanaalplaatvloer

massief
ankerloos

KZS-elementenwand
+ breedplaatvloer

massief
ankerloos

voorkeur
voorkeur

Appartementenbouw

Hoogbouw
820 lagen

voorkeur

voorkeur

voorkeur

voorkeur

voorkeur

voorkeur

alternatief
voorkeur

voorkeur

alternatief
voorkeur

Figuur 4.16 Overzicht voorkeur bouwmethode woningcasco

In guur 4.16 zijn voor de vijf bouwmethoden


apart met massieve en ankerloze wanden de
voorkeuren aangegeven voor vier projecttypen:
1 laagbouw klein: kleine en gevarieerde projecten van tien tot dertig woningen;
2 laagbouw groot: seriematige woningbouwprojecten vanaf dertig tot 200 woningen;
3 appartementenbouw: gestapelde woningen
van drie tot zes bouwlagen, soms ankerloos,
maar vanwege de stabiliteit vaak met massieve
wanden;
4 hoogbouw: gestapelde appartementen van
tien tot twintig bouwlagen met stabiliteitsprobleem en altijd massieve wanden.
De voorkeuren bij de verschillende bouwmethoden zijn gebaseerd op de volgende argumenten:
Prefab-betonwand en KZS-elementenwand
zijn beter geschikt voor maken ankerloze wanden dan tunnelgietbouwwand of gietbouwwand.
Bij seriematige laagbouwwoningen is productiviteit tunnelgietbouw (gentegreerd wand/
vloerproces) hoger dan van samengestelde
bouwmethoden van gietbouwwand + breedplaatvloer en KZS-elementenwand + kanaalplaatvloer.
Bij appartementenbouw met massieve wanden heeft massieve vloer van tunnelgietbouwwand + vloer en gietbouwwand + breedplaatvloer voorkeur.

06950556_H04.indd 76

Bij appartementenbouw met ankerloze wanden gaat voorkeur uit naar massieve vloer met
KZS-elementenwand + breedplaatvloer.
Bij hoogbouw kunnen benodigde stabiliteitsconstructies het beste opgelost worden met
massieve wanden en massieve vloeren. Bij standaardbeuken is tunnelgietbouw mogelijk en bij
variatie in beukbreedte gietbouwwand + breedplaatvloer.
Als er bij hoogbouw naast lange wanden korte
dragende wanden nodig zijn bij lift- en trappenhuis, dan zijn korte wanden economischer te
maken met KZS-elementen dan met gietbouwwandkist.
4.6 Metselbouw methode steen/
hout
Van een handtransport bouwmethode is sprake als
de draagconstructie is samengesteld uit bouwmaterialen die aan de drie volgende voorwaarden voldoen:
1 met handkracht los- en transporteerbaar;
2 uit voorraad leverbaar en ongesorteerd in volle
vrachten aanvoerbaar;
3 worden op bouwplaats pasgemaakt omdat ze
in handelsmaten worden geleverd.

22-03-2005 14:18:35

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

De belangrijkste bouwmaterialen voor een volledige handtransport bouwmethode zijn:


wanden: metselsteen;
vloeren: houten balklaag met planken.
Deze volledige handtransport bouwmethode
werd vroeger veel toegepast voor kleinschalige
woning- en utiliteitsbouw, guur 4.17 en 4.18.

77

Een metselaar pakt de steen met de linkerhand


en gebruikt de rechterhand om met de troffel de
specie op de muur aan te brengen. Uit ergonomisch onderzoek blijkt dat de armbeweging met
de troffel een grotere belasting voor de metselaar is dan de steen. Waal-, maas- en dikformaat
zijn stenen die de metselaar met n hand van
de stapel naar de muur kan brengen.
Naast metselstenen zijn er ook metselblokken van
kalkzandsteen. Deze metselblokken hebben een
gewicht van 80 tot 160 N per stuk en zijn
te zwaar om met n hand te verplaatsen. Als
de blokken met twee handen moeten worden
opgebeurd, wordt het traditionele metselproces van links de steen en rechts de troffel
doorbroken. De toepassing van metselblokken
is ongewenst voor de arbeidsbelasting van de
metselaar.

Figuur 4.17 Metselen van wanden in twee slagen

Figuur 4.18 Verdiepingsvloer als werkplek

De baksteen is een bouwproduct dat eeuwenlang


als speciek handtransportproduct wordt toegepast. Omdat een metselaar per dag maximaal
1.000 stenen weglegt, zijn grotere steenmaten
ontstaan om daarmee de metselproductie in m2
wand per dag te kunnen opvoeren:
baksteen waalformaat 72 stuks per m2
18 N per stuk
48 stuks per m2
baksteen dikformaat
23 N per stuk
betonsteen
waalformaat
72
stuks per m2

23 N per stuk
betonsteen
maasformaat
48
stuks per m2

35 N per stuk

06950556_H04.indd 77

4.6.1 Kleine en vervangende nieuwbouw


met handtransport
De gedachte dat de nieuwe bouwmethoden het
handtransport zouden hebben verdrongen ligt
voor de hand. Bij de bouw van individuele vrijstaande woningen wordt handtransport echter
nog veel toegepast. Er is nog een sector waar
handtransport nog wordt toegepast om cascos
te kunnen bouwen. In oude binnensteden werden in de jaren tachtig oude woningen gerenoveerd, maar omdat de renovatiekosten te hoog
werden is het beleid van renoveren omgebogen
naar vervangende nieuwbouw. In oude binnensteden is in de smalle straten geen ruimte om
nieuwe bouwmethoden met kraantransport toe
te passen. Bij gebrek aan beter wordt het casco
als handtransport uitgevoerd.

Het aandeel van handtransport zou moeten


worden teruggedrongen, vanwege de volgende
nadelen:
laag productietempo en lange bouwtijd;
arbeidsintensief en arbeidskostenverhogend;
veroorzaakt arbeidsongeschiktheid door overbelasting.

22-03-2005 14:18:36

78

4.7 Prefab-betonwand en
kanaalplaatvloer
Het bouwsysteem met prefab-betonelementen is
al in de jaren zestig ontwikkeld om grote series
standaardwoningen in een hoog productietempo en met weinig personeel te kunnen bouwen. In de loop der jaren is het systeem verder
geperfectioneerd, vooral in de bouwknopen, de
wijze waarop de elementen aan elkaar worden
gekoppeld. Door integratie van het ontwerp
met de productie en de montage is het nu ook
mogelijk kleine woningbouwprojecten in prefabbetonelementen te bouwen.
Het casco van een woning wordt opgedeeld in zo
min mogelijk elementen, die met vrachtwagens
over de weg zijn te vervoeren. Het prefab-systeem
bestaat uit vier soorten elementen, guur 4.19:
1 ribcassette-elementen met isolatie aan onderkant, breed 1,200 m, voor begane-grondvloer;
2 bouwmuurelementen over volle diepte casco,
zowel massief als dubbel voor ankerloze spouwmuren;
3 gevelelementen voorzien van isolatie als nietdragend binnenspouwblad. Gevelelementen
kunnen als stabiliteitswand fungeren;
4 kanaalplaatelementen breed 1,200 mm voor
verdiepingsvloeren.

Plaats en type element


Begane-grondvloerelementen
Bouwmuurelementen inclusief top
Gevelbinnenspouwelementen
Verdiepingsvloerelementen
Zoldervloerelementen
Aantal elementen per woning

Aantal
7 stuks
6 stuks
4 stuks
7 stuks
7 stuks
31 stuks

Figuur 4.20 Aantal elementen laagbouw tussenwoning

De bouwmuurelementen kunnen tot een


woningdiepte van 10 m uit n stuk worden
gemaakt. Voor een massieve bouwmuur, dik 220
mm met een gewicht van maximaal 12,6 ton
is een montagekraan van 80 tonmeter nodig.
Bij een ankerloze spouwmuur dik 90-40-90 mm
is het gewicht maximaal 5 ton per element,
een montagekraan van 50 tonmeter is dan voldoende.
Als de montageploeg een productietempo heeft
van zeventig elementen per dag, dan is het
productietempo bij een woning met ankerloze
spouwmuren 70 st : 31 st/won = 2,2 woning
per dag, guur 4.20. Dit geldt voor een tussenwoning. Inclusief de extra elementen voor de
kopgevel van een woningblok is een gemiddeld
productietempo van twee woningen per dag
mogelijk.

Figuur 4.19 Prefab-betonelementen voor woningcasco

Het benodigde aantal elementen voor een laagbouw tussenwoning met ankerloze spouwmuren
is gegeven in guur 4.20.

06950556_H04.indd 78

4.7.1 Voorbereidings- en montageproces


Het productieproces van het maken van de prefab-elementen is gebaseerd op het plaats- en
maatafsprakenstelsel van NEN 6000 Modulaire
cordinatie voor gebouwen Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen.
Het prefab-woningcasco is als totaal casco gecerticeerd en niet alleen de onderdelen apart. Met
een CAD-tekenprogramma is het mogelijk het
ontwerp van een architect te vertalen naar een
casco-ontwerp en daarmee is de productie van
de prefab-elementen aan te sturen.

Door maat- en plaatsstandaardisatie is het bij


laagbouwwoningen mogelijk binnen 85 werkdagen de elementen voor de eerste woning te
leveren, guur 4.21. Bij een goede voorbereidingsprocedure is de procedure zelfs te verkor-

22-03-2005 14:18:36

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

ten tot zestig dagen. Bij hoogbouw met extra


stabiliteitsproblemen wordt de levertijd langer,
tot wel honderd werkdagen.

Figuur 4.21 Leveringsprocedure prefab-casco

Het bouwbedrijf moet eerst de funderingsbalken


maken en aan n zijde van het woningblok over
de volle lengte een strook van circa 14 m breed
vlak maken voor de mobiele bouwkraan. Op de
funderingsbalken worden de begane-grondvloerelementen in de vorm van ribcassette-elementen
geplaatst en aangestort. Bij massieve bouwmuren
moet tussen de ribcassette-elementen de vloer

79

worden aangestort. Bij ankerloze spouwmuren


kunnen de spouwbladen rechtstreeks op de ribcassette-elementen worden geplaatst. De bouwmuurelementen worden tijdelijk afgeschoord,
guur 4.22-1.
De elementen worden in ontkoppeltrailers of
containers aangevoerd en op de juiste plaats
voor de woningen geparkeerd. De montageploeg bestaat uit:
n montageleider;
twee stelleurs;
n lasser;
n aanpikker;
twee speciewerkers.
De gevelelementen worden elk met n schoor
vastgezet, guur 4.22-2. Vroeger was de verbinding tussen bouwmuur en gevelelement een
natte verbinding die moest worden aangestort,
waarna moest worden gewacht tot de verbinding voldoende was verhard. Vanuit de staalsector is ook voor prefab-beton de lasverbinding
ontwikkeld.
Essentieel voor de montage is een droge verbinding die geen wachttijd vergt. In de wanden zijn
plaatselijk inkassingen gemaakt voorzien van een
stalen lasplaatje. Tijdens het monteren worden
met hoekijzers de bouwmuren en gevels aan
elkaar gelast, guur 4.23-1 en 4.23-2. De lasnaden zijn vooraf op sterkte berekend en worden
door geschoolde lassers gemaakt.
Direct na het vastlassen van de wanden kunnen
de kanaalplaten van de verdiepingsvloer worden
gelegd, guur 4.24.

Figuur 4.23 Lasverbinding


Figuur 4.22 Montage prefab-betoncasco

06950556_H04.indd 79

22-03-2005 14:18:38

80

een koppelstaaf gelast die als trekstaaf fungeert.


Door de voeg onder de wand en gedeeltelijk aan
de bovenzijde met mortel te vullen is ook een
drukverbinding aanwezig.

4.8 Tunnelgietbouw: wand en vloer


Figuur 4.24 Montage verdiepingsvloer

Bij een bouwmethode met in situ beton en als


transportmiddel een bouwkraan, guur 4.26-1
en 4.26-2, is de bekisting het belangrijkste aspect
voor optimalisatie van de bouwmethode. De
tunnelgietbouw die eind jaren zestig in de
Nederlandse woningbouw is ingevoerd, is het
beste voorbeeld van deze optimalisatie.

Figuur 4.25 Interfase wand en vloer

De kanaalplaten worden op drukverdelend vilt op


de wand gelegd. Zowel bij de massieve bouwmuur, guur 4.25-1, als bij de ankerloze spouwmuur, guur 4.25-2, komt isolatiemateriaal tussen
de kanaalplaten om geluidsoverdracht door de
kanalen van de ene naar de andere woning te
voorkomen. De kanalen kunnen soms als orgelpijpen fungeren. De betonwanden worden op
stelplaatjes op de vloer geplaatst, waarna de voeg
met mortel gevuld en verdicht wordt.
Een optimale werkgrootte is een blok van zes tot
acht woningen waarvan de wanden en vloeren
achter elkaar te monteren zijn en waarbij de
montagekraan zich nauwelijks hoeft te verplaatsen. Een montageploeg van zeven man kan per
dag twee woningen monteren. Dat zijn dan 56
manuren per dag en 28 manuren per woningcasco.
Bij gebouwen van meerdere bouwlagen zijn
stabiliteitswanden nodig. De verbinding tussen
boven elkaar staande stabiliteitswanden wordt
ook als lasverbinding uitgevoerd. Aan de bovenen onderkant van de stabiliteitswanden zitten
inkassingen met een staalplaatje. Daaraan wordt

06950556_H04.indd 80

Figuur 4.26 Verschillende gietbouwmethoden

Terwijl de prefab-betonmethode in de toptijd


geen groter aandeel heeft gehad dan 5%, is de
tunnelgietbouw als bouwmethode in de jaren
zeventig tot bijna 40% van de totale woningbouwproductie gekomen.
Bij tunnelgietbouw worden de wanden en de
vloer van een casco in een keer gestort, guur
4.26-2. Met twee tunnels en twee eindwanden
worden in n dag twee betonbeuken geproduceerd. Er is nog een andere vorm van gietbouw
waar met wandbekisting betonwanden worden
gestort en daarna met vloerbekisting de betonvloeren, guur 4.26-1. Wand- en vloergietbouw
wordt uitvoerig in paragraaf 4.9 behandeld.
In het Handboek Bekistingen staat dat een tunnelploeg van zeven man een productietempo kan
realiseren van twee woningen per dag. Dat is

22-03-2005 14:18:39

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

exact gelijk aan de prefab-bouwmethode met


28 manuren per woning. Bij gietbouw is dit
exclusief de gevelbinnenspouw.
Het hoge productietempo en de lage arbeidskosten worden bereikt door:
zo groot mogelijke bekistingseenheid, van een
volle beuk;
combinatie verticale en horizontale constructie;
multifunctionele productieploeg, inclusief installaties;
door verwarmen versnelde verharding beton
in de nacht;
cyclustijd tunnel n dag, zoals ook in prefabfabriek;
standaardisatie beukbreedte en beukdiepte
woning.

81

Bij de aansluiting tussen de beide halve tunnels is


midden in de vloerkist een aansluiting gemaakt
die over elkaar kan schuiven om bij het ontkisten
de tunnel smaller te maken. De halve tunnel
maakt verandering van de beukbreedte gemakkelijk.

Figuur 4.28 Halve tunnel en tunnelmoot

4.8.1 Samenstelling tunnelkist


Het bekistingsoppervlak van een woningbeuk
samenvoegen en in zijn geheel transporteren
is de grootst mogelijke kisteenheid. Bij een woningbreedte van 6 m en een woningdiepte van
9 m is het bekistingsoppervlak van een tunnelkist
2 2,40 9,00 + 5,80 9,00 = 95 m2 bekisting
met een gewicht van circa 10 ton die elke dag in
een keer met de bouwkraan wordt verplaatst. Bij
het begin en het eind van een woningblok wordt
aan de buitenzijde een eindwandkist geplaatst
om de kopgevel te kunnen maken, guur 4.27.

Figuur 4.27 Volle tunnelkist met eindwandkist

Als een volle tunnel een te groot gewicht is voor


een normale bouwkraan, zijn er twee systemen
om een volle tunnel op te delen in lichtere tunneldelen. De halve tunnelkist is de oudste vorm,
waarbij de tunnel in de breedterichting van de
beuk is opgedeeld. De halve tunnel heeft een ondersteuning op de vloer nodig, guur 4.28-1.

06950556_H04.indd 81

Een andere vorm van opdeling is de tunnel in de


diepterichting van de beuk opgedeeld in twee
tot vier moten. De tunnelmoot, guur 4.28-2, kan
evenals de volle tunnel met schuine schoren worden gesteund naar de hoeken. De tunnelmoot
maakt verandering van woningdiepte gemakkelijker, maar vergt meer handelingen en is daarom
nooit echt populair geworden.
4.8.2 Ontkisten tunnelkist
Bij het bekisten kan de volle tunnel verticaal
worden geplaatst. Maar als de vloer op de tunnel is gestort moet de tunnelkist horizontaal
uit de betonbeuk worden getrokken. Er is een
hijsvoorziening ontwikkeld waarbij met behulp
van een hydraulische cilinder de lengte van de
hijskabel te veranderen is, de compensatiecilinder, guur 4.29-1. De tunnel wordt gedeeltelijk
uit de beuk gereden met een elektrische lier. De
hijskabel voorzien van de ingeschoven cilinder
wordt aan de tunnel bevestigd waarna de tunnel
tot voorbij het domppunt uit de beuk is te rijden,
guur 4.29-2. Een tweede hijskabel wordt aan
de tunnel bevestigd en daarna wordt de kraan
van de hydraulische cilinder open gezet. Door
het gewicht van de tunnel wordt de cilinder uitgetrokken en de hijskabel wordt langer tot het
hijspunt het zwaartepunt van de tunnel heeft
bereikt, guur 4.29-3. Deze methode kan zowel
bij een volle tunnel als bij een halve tunnel worden gebruikt.

22-03-2005 14:18:40

82

Op de tunnelkist wordt een aantal prefab-betonnen kimblokken geplaatst die de volgende functies vervullen, guur 4.31:
afstandhouder tussen twee tunnelkisten;
hoogtemaatvoering voor storten vloer;
bevestigingspunt voor kimproelen;
maatvoering voor storten kim;
kimproel: geleiding afrijbalk;
kimproel: steunpunt voor afdekschotten;
kimblok: stelpunt voor boventunnel;
kim: maatvoering voor boventunnel;
kim: afstandhouder voor boventunnel.

Figuur 4.29 Ontkisten met compensatiecilinder

Een tunnelmoot is te kort om gedeeltelijk tot


voor het domppunt naar buiten te rijden.
Daarom wordt de vloer met een steiger verlengd
zodat de tunnelmoot naar buiten is te rijden en
daar met de bouwkraan kan worden opgepakt.
De uitrijsteiger is een redelijk zware staalconstructie die voor het ontkisten van een beuk
eerst in de onderliggende beuk moet worden
geplaatst, guur 4.30. De uitrijsteiger is logistiek
gezien als een extra tunnelmoot te beschouwen.

Figuur 4.30 Ontkisten met uitrijsteiger

4.8.3 Bouwknoop wand met vloer


Het tunnelgietbouwsysteem is de enige vorm
van uitvoering waarbij de verticale en de
horizontale draagconstructie tegelijkertijd
wordt gemaakt.

06950556_H04.indd 82

Figuur 4.31 Interface wand en vloer

Als de betonnen beuk op de tunnelkist is gestort,


zit de tunnelkist muurvast. Om de tunnelkist te
kunnen ontkisten moet de tunnel zowel in de
hoogte als de breedte worden verkleind. De verticale verkleining is mogelijk omdat de tunnelkist
op stelbouten staat met een vrije ruimte boven
de vloer.
Bij een volle tunnel en bij een tunnelmoot moet
voor het ontkisten de breedte van de tunnelkist
worden verkort, guur 4.32-1 en 4.32-2.
De verkleining wordt opgelost met een scharnierende verbinding tussen wand- en vloerkist. De
eerste methode is om de vloerkist te laten zakken
tussen de wandkisten, guur 4.33-1. In ontkiste
toestand staat de tunnel op de wandkist. Om de
tunnel weer in de oorspronkelijke staat te brengen moet de vloerkist omhoog worden getild.
Met de hefbomen gaat het zwaar en met de
kraan gemakkelijker. Bij de tweede methode zakt
de wandkist met de hefboom, guur 4.33-2. Om
de tunnel weer in de oorspronkelijke toestand
te krijgen is het eigen gewicht van de vloerkist
voldoende.

22-03-2005 14:18:41

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

83

Figuur 4.32 Ontkisten door vervormen vloerplaat

Figuur 4.35 Blok van drie woningen

Figuur 4.33 Scharnierende wand-vloerverbinding

4.8.4 Uitvoeren tunnelen


De grootte van het woningblok (aantal beuken)
heeft invloed op de inzet van het aantal tunnels
en van het productietempo.

Twee-onder-een-kapwoning
Elke bouwlaag bestaat uit twee beuken, waarvoor twee tunnels nodig zijn, guur 4.34. Er
zijn twee kopgevels en daarvoor zijn twee eindwandkisten nodig. Met twee tunnels en twee
eindwanden zijn elke dag twee beuken te storten
met een productietempo van n woning per
dag. Met een dubbele set (vier tunnels en vier
eindwanden) is het productietempo twee woningen per dag.

Blok van vier woningen


Met vier tunnels en twee eindwanden zijn elke
dag vier beuken te storten met een productietempo van twee woningen per dag, guur
4.36. Per vier woningen moeten vijf topwanden
worden gemaakt. Om ook bij de toppen het productietempo van twee woningen te halen zijn
drie stel topwandkisten nodig. Blokken van vier
woningen zijn de meest ideale situatie voor de
tunnelgietbouw, een ploeg van zeven man kan
een productietempo van twee woningen per dag
realiseren.

Figuur 4.36 Blok van vier woningen

Blok van vijf woningen


Vier tunnels is het maximum voor een tunnelgietbouwploeg met mobiele kraan. Als de bloklengte
groter is dan vier beuken, moet een bouwlaag in
twee keer worden gemaakt, guur 4.37.

Figuur 4.34 Twee-onder-een-kapwoning

Blok van drie woningen


Met drie tunnels en twee eindwanden is elke
dag een bouwlaag van drie beuken te storten
met een productietempo van 1,5 woning per
dag, guur 4.35. Voor de toppen (schuine zolderbouwmuur) van het hellend dak zijn twee stel
topkisten nodig.

Figuur 4.37 Blok van vijf woningen

06950556_H04.indd 83

22-03-2005 14:18:43

84

Met drie tunnels en n eindwand kunnen in


twee dagen vijf beuken worden gestort. Dat is in
vier dagen tien beuken of vijf woningen en levert
een productietempo van 1,25 woning per dag.
4.8.5 Nieuwe mogelijkheden bij tunnelgietbouw
Tunnelgietbouw is als bouwmethode ontwikkeld
voor grote projecten met een gelijke beperkte
overspanning met massieve woningscheidende
wanden. Inmiddels zijn er nieuwe mogelijkheden.

Ankerloze bouwmuren uitvoerbaar met


spouwblad
Aan de geluidsisolatie voor woningscheidende
wanden worden steeds hogere eisen gesteld,
vooral tegen contactgeluid. Met een massieve
wand wordt het moeilijk in de comfortklasse
Duurzaam de eisen voor het contactgeluid te
bereiken. Om tunnelgietbouw bij laagbouwwoningen toe te kunnen passen, is een spouwblad

Figuur 4.39 Principe werking spouwbekisting


Bron: VOBN brochure bekistingen woningcascos

ontwikkeld dat tussen de tunnels te plaatsen is,


waardoor er een ankerloze bouwmuur ontstaat,
guur 4.38 en 4.39.
Grotere overspanningen uitvoerbaar met
halve tunnels
Bij een volle tunnel moet de hele tunnelkist uitgereden worden, voordat het mogelijk is stempels onder de vloer te plaatsen om doorbuiging
te voorkomen. Bij grotere overspanningen wordt
de doorbuiging van de vloer na het uitrijden van
de tunnelkist te groot.

Dit probleem van doorstempeling bij grote overspanningen is op te lossen door in plaats van
volle tunnels halve tunnels toe te passen. Bij het
ontkisten van de tunnels wordt eerst de rechter
halve tunnel uitgereden, daarna worden er stempels geplaatst om de vloerbelasting op te vangen
en vervolgens wordt de linkertunnel uitgereden,
guur 4.40.

Figuur 4.38 Spouwblad tussen tunnels


Bron: VOBN brochure bekistingen woningcascos

06950556_H04.indd 84

22-03-2005 14:18:44

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

85

De materieelkosten van wandbekisting zijn veel


lager en met breedplaatvloeren is elke gewenste
overspanning mogelijk.

4.9.1 Wanden met bekisting


De in situ betonwanden worden gemaakt met
een wandbekisting. Een wandbekisting bestaat
uit twee delen, een stelwand, die als eerste
wordt geplaatst en met schoren zuiver verticaal
wordt afgesteld. Na het aanbrengen van de
eventuele wapening en elektradozen en buizen
worden de kopschotten aangebracht. Daarna
komt de tweede wandkist, die sluitwand wordt
genoemd, guur 4.41.

Figuur 4.41 Stel- en sluitwand

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.9 tot en met paragraaf 5.3.13, wordt een aantal bekistingssystemen voor wanden beschreven.

Figuur 4.40 Doorstempelen met halve tunnels


Bron: VOBN brochure bekistingen woningcascos

4.9 Gietbouwwand en
breedplaatvloer
Tunnelgietbouw is door de hoge investeringen
vooral toepasbaar bij grotere projecten met een
hoog productietempo van twee woningen per
dag, met een continue bouwstroom en standaard overspanningen.
Bij kleinere projecten met een productietempo
van een woning per dag, met discontinuteit tussen de projecten en met variabele overspanningen is een combinatie van gietbouwwanden met
breedplaatvloeren beter geschikt.

06950556_H04.indd 85

4.9.2 Vloeren van breedplaat


Een breedplaat is een gewapende prefab-betonplaat van circa 50 mm dik en standaard 2.400
mm breed. De breedplaat wordt ondersteund
met stempels en baddings en op de breedplaat
wordt na het aanbrengen van de verdeel- en
bovenwapening beton gestort. Voor het uitvoeren van een breedplaatvloer is een randkist
nodig en voor de veiligheid een leuning langs
de vloerrand. Het handmatig aanbrengen van
de stempels langs de vloerrand, vooral op de
verdiepingen, gaat gepaard met het risico dat de
vloer valt. Er is een randtafel ontwikkeld die het
aanbrengen van de stempels en randkist eenvoudiger en veiliger maakt, guur 4.42.

22-03-2005 14:18:45

86

Figuur 4.42 Principe montage randtafel

06950556_H04.indd 86

22-03-2005 14:18:45

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

4.9.3 Uitvoeringsmethode gietbouwwand


en breedplaatvloer
Het voorbeeld is een laagbouwproject van achttien woningen dat bestaat uit drie blokken van
elk zes woningen. Een productietempo van een
woning per dag dat gelijk is aan het productietempo van de afbouw van ook een woning per
dag is het uitgangspunt.

Een blok van zes woningen bestaat uit:


twaalf breedplaatvloeren;
veertien betonwanden;
zeven betontoppen.
Als materieel wordt ingezet drie stel wandbekisting en twee sets breedplaatondersteuning. Bij
een productietempo van een woning per dag
moeten er elke dag twee breedplaatvloeren gestort worden en door de eindwanden meer dan
twee betonwanden en meer dan een topwand.
Dat is niet mogelijk met twee stel wandkisten
en een stel topkist. De oplossing is om eerst met
drie stel wandkisten elke dag drie wanden te
storten en na een bepaalde dag twee wandkisten
om te bouwen tot topkist en daarmee de toppen
te maken, guur 4.43.
Twee man maken elke dag drie betonwanden
waarbij ze om 8.00 uur de bouwkraan nodig
hebben voor de stelkist, om 10.00 uur voor de
sluitkist en om 13.00 uur voor het storten van de
wanden, guur 4.43.
Twee man maken elke dag twee breedplaatvloeren waarbij ze om 7.00 uur de breedplaten
leggen, om 9.00 uur de ondersteuning voor de
volgende vloeren plaatsen, om 11.00 uur de
wapening en beveiliging plaatsen en vanaf 14.30
uur de vloer storten. Vervolgens wordt in guur
4.44 de cyclusberekening van guur 4.43 gebruikt om de totale bouwtijd voor de gietbouw
van achttien woningen te berekenen.
Een blok van zes woningen heeft zeven wanden.
De beginwand van het blok is als 1 aangeduid
en de eindwand als +6. In regel 4 is het verplaatsen van de vloeronderstempeling apart aangegeven, omdat de onderstempeling een dag vooruitloopt op de vloeren. Bij de volgende vloeren is
dit niet meer apart aangegeven, maar maakt het
onderdeel uit van de taak van de vloerenploeg.

06950556_H04.indd 87

87

Op dag 1 start de wandenploeg en worden de


eerste drie wanden gestort en daarna elke dag
weer drie wanden (zie kruisarcering). Op dag 2
plaatst de vloerenploeg de ondersteuning voor
de eerste twee vloeren en vanaf dag 3 gaat de
vloerenploeg elke dag twee vloeren storten (zie
verticale arcering). Op dag 16 worden twee
wandkisten omgebouwd tot topkist met een
opzetstuk en schuine kopschotten. Daarna maakt
de wandenploeg elke dag een betonwand en
twee topwanden (zie kruisarcering).
Als de zoldervloeren van het derde blok gesport
zijn, moet de bouwkraan nog de topwanden van
het derde blok maken, maar heeft dan ruimte
over om de dakelementen van de drie blokken te
plaatsen.

4.10 KZS-elementenwand en
kanaalplaatvloer
De elementen kanaalplaatmethode is een combinatie van twee onafhankelijke innovaties.
1 De kalkzandsteenindustrie heeft naast kalkzandstenen en kalkzandsteenblokken kalkzandsteenelementen ontwikkeld van meer dan 0,5 m2
oppervlak. Deze elementen wegen circa 300 kg
die met een elementensteller geplaatst worden.
De productiviteit van het maken van bouwmuren is daarmee aanzienlijk verbeterd en de
zware lichamelijke belasting van handtransport
is veranderd in mechanisch transport. Voor de
behangklare afwerking is maar een pleisterlaag
van 2 mm nodig.
2 De prefab-betonindustrie heeft vanuit de
grote projectgebonden vloerelementen de
projectongebonden productiemethode van de
kanaalplaatvloer ontwikkeld met een standaardbreedte van 1.200 mm. In dit productieproces
is het mogelijk voorspankabels te spannen en
daaroverheen de kanaalplaat te storten. Met een
speciaal soort strengperssysteem is het mogelijk
gaten in de langsrichting van de plaat te maken,
waardoor er een grotere vloerdikte met beperkt
eigen gewicht te produceren is. De kanaalplaten
worden in een grote lengte gemaakt en na het
verharden worden de kanaalplaten op lengte

22-03-2005 14:18:46

06950556_H04.indd 88

loopvlonders+beveiliging

afmonteren vloerbekisting

ontstempelen voorg. vloeren

kraantransport stempels

stempels volgende vloeren

16

17

11

18

19

20

st

vlo

vlo

2
1

storten beton vloeren

nazorg beton vloeren

kraantransport diversen

27

28

vlo

m3

0,5
1

1,1

20

22

Figuur 4.43 Cyclusschema gietbouw met drie wanden en twee vloeren

22

m3

26

22

kraantransport vloerbeton

25

1,25

vlo

1,6

vlo

2
2

installaties in vloeren

stortvoorbereiding

23

24

1
1,25

1
1,6

vlo

1
2

kraantransport diversen

vlechten wapening vloeren

21

2,86

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

1,45

22

2 won 0,7

2 won 4

2 won 4

2 won 4

breedplaatvloeren leggen

15

VLOERENPLOEG 2 MAN

13

m3

m3

3 wnd 3

16

kraantransport breedplaat

nazorg beton wanden

12

16

14

storten beton wanden

11

0,75

3 wnd 4

stortvoorbereiding&controle

kraantransport beton wanden

10

1
1,5

3
2

st
st

3
3

kraantransport sluitkist

afmonteren sluitkist

0,5
0,5

3 wnd 6

6
3 wnd 6

vlechten wapening wanden

installatie in wanden

1,5

3
2

st

st

kraantransport stelkist

plaatsen+afmonteren stelkist

1,5

st

uren

een temp
heid p/hr

ontkisten stel+sluitwand

WANDENPLOEG 2 MAN

hoe
veel

CYCLUS SCHEMA

Id

CYCLUS SCHEMA GIETBOUW met 3 WANDEN en 2 VLOEREN


7:00

Pagina 1

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:0

88

22-03-2005 14:18:47

06950556_H04.indd 89

18 won met 1 won/dag

vlo 2

won 3
0

6
0

topwanden -7 t/m +12

dakelementen won 7 t/m 12

15

16

verd.vloer won 13 t/m 18

ombouwen wandkist

wanden verd -13 t/m +18

zoldervl won 13 t/m 18

topwanden won 13 t/m 18

dakelementen won 13 t/m 18

19

20

21

22

23

24
6

won 3

top 2

vlo 2

wnd 1

st 2

vlo 2

wnd 3

won 0

won 3

wnd 2

vlo 2

wnd 3

vlo 2

wnd 3

Figuur 4.44 Productieschema achttien woningen gietbouw breedplaat

wanden beggr -13 t/m +18

18

BLOK 3 met 6 woningen

zoldervloeren won 7-12

14

17

verdiepingsvloeren 7 t/m 12

wanden verd -7 t/m +12

12

13

wanden beggr -7 tot +12

11

BLOK 2 met 6 woningen

dakelementen won 1t/m 6

10

vlo 2
wnd 2

topwanden -1 tot +6

wnd 3

vlo 2

wnd 3

wanden verd -1 tot +6

verdiepingsvloeren 1tm 6

won 0

zoldervloeren 1 tm 6

onderstempeling vloer 1+2

tem
po

won 1,5

eh

wanden beggr -1 tot +6

18

hoeveel

BLOK 1 met 6 woningen

PRODUCTIESCHEMA RUWBOUW

Id

PRODUCTIESCHEMA 18 won GIETBOUW met 3 wandkisten en 2 vloerkisten


6

11

16

21

26

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW


89

22-03-2005 14:18:48

90

doorgezaagd. Door de combinatie van voorspanning en gaten is er een economisch vloersysteem


ontstaan.
Het wand- en vloersysteem is onafhankelijk van
elkaar ontwikkeld en de wandelementen kunnen
niet direct op de vloer geplaatst worden omdat
de bovenkant van de kanaalplaatvloer daarvoor
niet vlak genoeg is. Er is een interface nodig tussen de wand en de vloer, de kim. Op de vloer
wordt eerst een kimstrook met specie aangebracht om een vlakke ondergrond te krijgen voor
de wandelementen.
4.10.1 Kleine KZS-elementenwanden
De kalkzandsteenindustrie heeft in de jaren
zeventig voor het maken van de wanden van
woningcascos een nieuwe bouwmethode ontwikkeld. In plaats van steenformaat werd een
kalkzandsteenelement ontwikkeld. De bouwmethode is gebaseerd op drie factoren:
1 standaardelementen van circa 0,5 m2 met
dunne lijmvoeg in plaats van dikke mortelvoeg;
2 elementensteller als mechanisch transportmiddel voor plaatsen elementen;
3 cementgebonden lijmmortel die dunne voeg
van 2 mm mogelijk maakt en die aanzienlijk grotere druksterkte heeft dan cementmortel.

Vroeger was de bruto-verdiepingshoogte 2,7 m


met een minimale netto- verdiepingshoogte van
2,4 m. Op deze basis is een element ontwikkeld
van 600 mm hoog en 900 mm breed, waarbij
vier elementen samen een wandhoogte van
2,4 m maken. Verschillen in wandhoogte worElementhoogte
Mortelvoeg

den opgelost met een verschillende dikte van de


kimstrook.
Het Bouwbesluit van 2003 heeft de bruto-verdiepingshoogte van 2,7 m losgelaten en eist
een netto-verdiepingshoogte van 2,6 m. Met de
elementhoogte van 600 mm is een extra laag
elementen van 200 mm nodig om aan de nettoverdiepingshoogte van 2,6 m te komen. Die
extra laag verhoogt de kosten van de bouwmuur.
Doordat er hogere eisen aan de geluidsisolatie
worden gesteld, worden er zwevende dekvloeren
toegepast, waardoor de standaarddikte van de
dekvloer van 50 mm is veranderd in een variatie
van 50 tot 130 mm, zodat de netto-wandhoogte
groter moet worden om de netto-verdiepingshoogte van 2,6 m te krijgen.
Om huisvestingsredenen wordt de netto-verdiepingshoogte soms vergroot, waardoor de nettowandhoogte ook groter moet worden.
Om in te spelen op deze ontwikkelingen, heeft
de kalkzandsteenindustrie haar productieproces
aangepast en kan ze wandelementen leveren
met:
werkende hoogte: 540 en 650 mm in plaats
van 600 mm;
werkende lengte: 1.000 mm in plaats van 900
mm;
dikte: 100 m, 120 mm, 150 mm, 214 mm en
250 mm en 300 mm;
massa: 2.200 kg/m3 naast massa van 1.750
mm.

4 650 mm

5 540 mm

20 mm

30 mm

20 mm

30 mm

Stelstrook
20 mm
40 mm
60 mm

2.640
2.660
2.680

2.650
2.670
2.690

2.740
2.760
2.780

2.750
2.770
2.790

Kimblok
80 mm
100 mm
120 mm

2.700
2.720
2.740

2.710
2.730
2.750

2.800
2.820
2.840

2.810
2.830
2.850

Figuur 4.45 Variatie in wandhoogten met stelstrook/kimblok + mortelvoeg

06950556_H04.indd 90

22-03-2005 14:18:49

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

Ook levert de industrie stelstroken en kimblokken


van 20 tot 120 mm hoog.
Doordat er keuze is uit twee verschillende elementhoogten, in combinatie met de keuze van
de voegdikte onder de kimstrook en de keuze uit
de verschillende hoogten van de kimstroken is
het mogelijk een grote variatie van wandhoogten te maken met hele elementen zonder aparte
elementstroken, guur 4.45.
4.10.2 Werkmethode wanden maken
Een stelploeg bestaat uit twee mensen waarvan
de een de machine bedient en de ander het
element op zijn plaats brengt, guur 4.46. Een
bouwmuur van een woning bestaat uit vier lagen elementen van elk 600 mm hoog. Voor het
stellen van de elementen van de bovenste laag
moet de stelleur op een trapje staan. De elementenstelmachine werkt met een hijskabel, de giek
wordt mechanisch of hydraulisch bewogen met
een vlucht van circa vier meter en een hijsvermo-

Figuur 4.46 Mechanisch transport lijmelementen

Type woning

91

gen van circa 3 kN. De huurprijs is 150,- tot


200,- per week. Met de lijmelementen met mechanisch transport is het productietempo aanzienlijk hoger dan bij handtransport, guur 4.47.
De werkmethode voor lijmelementen bestaat uit
vier fasen:
1 aanvoer elementen;
2 vooropperen elementen;
3 maken kimmen;
4 stellen elementen.
1 Aanvoer elementen
De lijmelementen worden met zware vrachtwagens aangevoerd. Bij bouwmuren van 300
mm dik worden per vracht circa 120 elementen
aangevoerd, voldoende voor drie bouwmuren.
De vrachtwagen is voorzien van een autokraan
en kan de elementen naast de auto op de bouwplaats neerzetten.
2 Vooropperen elementen
Enkele malen per week moet een mobiele kraan
worden gehuurd om de elementen in pakketten
op de vloer te plaatsen, dit wordt vooropperen
genoemd, guur 4.48-1.
3 Maken kimmen
De verdiepingshoogte is in de woningbouw gestandaardiseerd op netto 2,600 m en vier lagen
elementen zijn samen 2,600 m hoog. De vloerdikte is meestal minder dan 300 mm en daarom
is een passtrook nodig. De betonvloer is meestal

Wand/woning

Productietempo in woningen per dag

Alleen bouwmuren
Tussenwoning
Tweekapper
Tweekapper ankerloos

70 m2
100 m2
140 m2

2,0
1,5
1,0

Bouwmuur en gevels
Tussenwoning
Tweekapper
Tweekapper ankerloos

120 m2
150 m2
190 m2

0,7
0,6
0,5

Deze productietempos zijn exclusief vooropperen van de elementen en het maken van de kimmen.
Figuur 4.47 Productietempo wanden met n stelploeg

06950556_H04.indd 91

22-03-2005 14:18:49

92

stelploeg de volgende bouwmuur maken. Direct


nadat een wand gereed is, moet die worden
geschoord om omvallen bij wind te voorkomen.

Figuur 4.48 Hijsklemmen voor transportelementen

ook niet vlak genoeg om de eerste laag elementen direct met een dunne lijmvoeg op de vloer te
kunnen stellen. Voor de oplossing van deze twee
problemen wordt op de betonvloer eerst een kim
gemetseld. Er zijn speciale kimblokken beschikbaar met een hoogte van 20 tot 120 mm die
met een gewone metselmortel zeer nauwkeurig
op de vloer worden gemetseld, guur 4.49.

Figuur 4.50 Plaatsing elementen en stelmachine

Beperken aantal paselementen


De diepte van een woning is variabel. Bouwmuren lopen van de buitenkant van het binnenspouwblad van de voorgevel tot aan de
buitenkant van het binnenspouwblad van de
achtergevel. Als dit hele meters zijn, is het in
principe mogelijk elementen van de standaardlengte van 1.000 mm toe te passen. De elementen moeten in hoogte in halfsteens verband
gelijmd worden om voldoende sterkte te krijgen.
Bij een wandlengte van hele meters zijn om de
andere laag twee paselementen van 500 mm
nodig.

Figuur 4.49 Kim als interfase tussen vloer en wand

4 Stellen elementen
Tot een woningdiepte van 8 m is het mogelijk de
elementensteller zodanig te plaatsen dat die vanuit een vast punt een hele bouwmuur kan stellen. Het transportmiddel staat tussen de voorgeopperde elementen en de te maken bouwmuur,
guur 4.50. Als de bouwmuur gereed is, zijn de
elementen op die vloer ook weg. In de kim van
de volgende bouwmuur zijn kleine sparingen
gelaten. De elementensteller kan daardoor naar
de volgende vloer worden gereden. Daar staan
de pakketten elementen al gereed en kan de

06950556_H04.indd 92

Figuur 4.51 Standaard en paselementen

22-03-2005 14:18:51

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

In principe worden bouwmuren langer dan


6.300 mm gedilateerd (bij wanden dikker dan
200 mm) om de materiaalkrimp op te vangen.
Bij dunnere wanden is een dilatatie nodig bij
wanden langer dan 7.300 mm. Door het toepassen van dilataties zijn er extra paselementen
nodig. Bij een goede keuze van de plaats van de
dilatatie zijn deze paselementen halve elementen, guur 4.51.
Bij de topwand zijn altijd paselementen nodig.
Door het geautomatiseerde zaagproces is het
eenvoudig om schuine paselementen te zagen.

93

3 Omdat ontwerpers bij indeling gevel geen


rekening hebben gehouden met standaardafmetingen elementen, zijn meer paselementen
nodig, guur 4.53.
Bruto-geveloppervlak
Netto-gevelelementen
Gewicht netto-gevelelementen
Aantal elementen dik 100 mm
Gemiddeld gewicht per element
Gewicht standaardelement

13,2 m2
6,6 m2
11,5 kN
32 st
360 N
940 N

Figuur 4.53 Overzicht verhouding elementen bij binnenspouwblad van guur 4.52

Het zagen van standaardelementen tot paselementen vergt extra kosten en de ontwerper kan
met de keuze van de lengte van de bouwmuur
en de helling van het dak het aantal dure paselementen verminderen.

Door een betere samenwerking tussen ontwerpende en uitvoerende partners zou het mogelijk
moeten zijn het aantal paselementen, guur
4.55, te verminderen. Dat zal de productiviteit

Terwijl standaardelementen in happen van


10 kN worden vervoerd en met een klem worden gelost, guur 4.54-2, moeten paselementen
apart op pallets worden aangevoerd, guur
4.54-1. De standaardelementen zijn voorzien van
gaten om die elementen met een schaar te hijsen. Paselementen moeten met een aparte klem
worden opgepakt.

Binnenspouwblad maken van elementen


Bij steeds meer woningbouwprojecten wordt ook
het binnenspouwblad van kalkzandsteenelementen gelijmd. In het voorbeeld van het binnenspouwblad voor de begane grond, guur 4.52,
komen maar twee standaardelementen voor en
zijn 30 paselementen nodig. Het grote aantal
paselementen heeft drie oorzaken:
1 Om de elementen in verband te kunnen lijmen, zijn bij elke gevelopeningen paselementen
nodig.
2 Omdat kalkzandsteen geen doorbuiging kan
opvangen, zijn boven gevelopeningen betonlateien nodig en die veroorzaken bij oplegging
veel paselementen.

De transportcapaciteit van de elementenstelmachine is 3 kN. Voor het binnenspouwblad moeten 32 elementen van gemiddeld 360 N worden
gesteld. Bij het maken van deze binnenspouwbladen met elementen wordt de beschikbare
transportcapaciteit maar voor 12% gebruikt.
Ook vanuit de logistiek gezien is het grote aantal
paselementen ongunstig voor het productietempo.

Figuur 4.52 Gevel binnenblad met 32 elementen

06950556_H04.indd 93

Figuur 4.54 Opslag en transport paselementen

22-03-2005 14:18:52

94

Wandtypen
Bouwmuur
Topmuur
Gevel 1
Gevel 2
Gevel 3
Gevel 4
Gevel 5
Gevel 6
Gevel 7

Aantal stuks

Standaard stuks

Passtukken

Percentage passtukken

40
29
32
38
32
28
24
19
17

32
15
2
2
2
2
2
8
8

8
14
30
36
30
26
22
11
9

20
48
94
95
94
93
92
58
53

Figuur 4.55 Verhouding standaard en paselementen

verbeteren en een positief effect hebben op de


bouwtijd en de bouwkosten.
Aanvullend zwaar kraantransport
Het mechanisch transportsysteem is alleen in
staat de elementen te stellen. De vrachtwagen
die de elementen aanvoert, is zelossend en
plaatst happen elementen van circa 10 kN naast
de vrachtwagen op het maaiveld. Om de happen
elementen op de vloer te krijgen is de hulp van
een mobiele kraan nodig. Bij de bouwmethode
met lijmelementen voor de wanden worden voor
de vloer vaak kanaalplaten gekozen. Die hebben
een gewicht van circa 25 kN per stuk. Om die
vloerelementen vanaf de vrachtwagen naar de
vloer te transporteren is ook een redelijk zware
mobiele kraan nodig. Het vooropperen van de
lijmelementen en het leggen van de vloerplaten
wordt vaak gecombineerd. Afhankelijk van het
productietempo moet dan een mobiele kraan
twee- tot vijfmaal per week naar de bouwplaats
komen om de zware elementen te transporteren.

Figuur 4.56 Zwaar kraantransport voor wand- en vloerelementen

06950556_H04.indd 94

Bron: Centraal Verkoopkantoor Kalkzandsteen

Het bouwsysteem van lijmelementen en kanaalplaatvloeren is een combinatie van mechanisch


transport en zwaar kraantransport, guur 4.56.
4.10.3 Verdiepingsvloeren van kanaalplaat
Kanaalplaten zijn voorgespannen prefab-vloerelementen van 1.200 mm breed met luchtkanalen om de constructiehoogte en daardoor
de overspanning te vergroten zonder het gewicht van de vloer te vergroten. De te maken
vloeroverspanning bepaalt de keuze voor de
dikte van de vloer.
Bij laagbouwwoningen heeft de verdiepingsvloer
maar een beperkte geluidsisolatie nodig. Het benodigde beton voor de constructie is voldoende
voor de geluidsisolatie. De kanalen in de vloer
worden zo groot mogelijk gemaakt om de toelaatbare overspanning te vergroten, guur 4.57.

In laagbouwwoningen is een trap nodig om de


verdieping te bereiken. Vroeger was een trapgatlengte van 2.400 mm voldoende en dat kon binnen twee kanaalplaten opgelost worden met een
raveelijzer van 2.400 mm lengte. Op grond van
het Bouwbesluit 2003 moet de trap luier worden en de doorloophoogte groter. Het trapgat
moet nu een lengte va 3.600 mm krijgen en het
raveelijzer moet langer en zwaarder worden om
drie kanaalplaten te kunnen ondersteunen.
4.10.4 Woningscheidende vloeren van
kanaalplaat
Bij appartementenbouw is de vloer woningscheidend en voor voldoende geluidsisolatie moet de
vloer een massa krijgen van minimaal 500 kg/m2.
Bij een appartement moeten leidingen voor de

22-03-2005 14:18:52

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

95

Figuur 4.57 Overzicht kanaalplaat verdiepingsvloeren

keuken, het toilet en de badkamer in de vloer


ondergebracht worden als het niet mogelijk
is de leidingen direct naar een leidingkoker te
leiden. Om zowel het grotere gewicht als het
leidingprobleem op te lossen, is er een speciale
leiding-kanaalplaat ontwikkeld. De luchtkanalen
zijn kleiner om het gewicht te vergroten, de
luchtkanalen zijn alleen in het bovenste deel van
de plaat aangebracht om in dit deel sleuven te
kunnen maken voor leidingen. De voorspanwapening is alleen in het onderste deel van de
kanaalplaat aanwezig. Leidingsleuven kunnen
in langsrichting van de plaat gemaakt worden,
maar ook in beperkte mate dwars op de plaatrichting vlak bij de oplegging, guur 4.58.

4.11 KZS-elementenwand en
breedplaatvloer
Kalkzandsteenelementen hebben in principe
een lagere druksterkte dan beton. Die druksterkte is voldoende voor laagbouwwoningen,
maar onvoldoende voor hoogbouw.
Kalkzandsteenelementen zijn ideaal geschikt voor
ankerloze spouwmuren, maar die kunnen alleen
bij laagbouwwoningen toegepast worden, bij
hoogbouw zijn massieve bouwmuren nodig.
Kanaalplaatvloerelementen zijn ideaal voor vloeren die op twee steunpunten opgelegd worden

06950556_H04.indd 95

en dat speelt vooral bij laagbouwwoningen met


ankerloze spouwmuren. Bij hoogbouw moet de
vloer constructief als een schijf functioneren voor
de stabiliteit. Daarvoor zijn kanaalplaten minder
geschikt.
4.11.1 Kleine KZS-elementenwanden
De kalkzandsteenindustrie heeft naast de
elementen met een massa van 1.750 kg/m3
ook elementen ontwikkeld met een massa van
2.200 kg/m3 die een druksterkte hebben van
45 N/mm2. Door de hogere druksterkte zijn deze
elementen ook geschikt voor massieve bouwmuren bij hoogbouw.

De werkmethode voor het maken van bouwmuren is in principe hetzelfde als bij laagbouwwoningen, paragraaf 4.10.1.
4.11.2 Vloeren van breedplaat
Bij hoogbouw is het gewenst dat de woningscheidende verdiepingsvloeren aan elkaar gekoppeld zijn en constructief als een schijf kunnen
fungeren. Hiervoor is de breedplaatmethode beter geschikt dan de kanaalplaatmethode. Bij een
breedplaat is de volle ruimte boven de breedplaat beschikbaar voor het onderbrengen van
leidingen en kanalen. De uitvoeringsmethode is
in principe gelijk aan de breedplaatmethode bij
gietbouw, paragraaf 4.9.2.

22-03-2005 14:18:53

96

Figuur 4.58 Overzicht kanaalplaat met leidingmogelijkheden

4.12 Kleinschalige
elementenbouwmethode
In paragraaf 4.3.1 over handtransport is opgemerkt dat dit nog wordt toegepast bij vervangende nieuwbouw in oude binnensteden, omdat
de moderne bouwmethoden met zwaar kraantransport daar niet toe te passen zijn. Handtransport is ongunstig voor de arbeidsomstandigheden
en vervangende nieuwbouw is een belangrijke
woningmarkt. De Stichting Toekomstbeeld der
Techniek heeft een onderzoek gepubliceerd over
verbetering van de arbeidsomstandigheden in

06950556_H04.indd 96

de bouw: Gezonde productiviteit: innoveren voor


betere arbeidsomstandigheden (Rapport SST 58,
1996). Hierin is een nieuwe bouwmethode
beschreven, speciek gericht op de verbetering
van de vervangende nieuwbouw in stedelijke
gebieden.
Als vergelijkingsproject is genomen een portieketagewoonblok in vier bouwlagen met zeven
woningen. Het bouwblok is 16 m breed en 12
m diep en ligt aan een smalle straat. De totaal
te transporteren hoeveelheid bouwmaterialen is
gegeven in guur 4.59.

22-03-2005 14:18:53

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

Bouwdeel
Onderbouw
Casco bouwblok
Dakconstructie
Gevelconstructie
Installaties
Afbouw
Bergingen

Hoeveelheid

Spec.massa

Massa per woning

Ton per blok

27 m2
294 m2
27 m2
58 m2
95 m2
95 m2
15 m2

960 kg/m2
265 kg/m2
205 kg/m2
380 kg/m2
15 kg/m2
50 kg/m2
5 kg/m2

26.710 kg
78.010 kg
5.590 kg
22.160 kg
1.430 kg
4.770 kg
80 kg

187 ton
546 ton
39 ton
155 ton
10 ton
33 ton
1 ton

138.750 kg

971 ton

Totaal per woning en totaal bouwblok

97

Figuur 4.59 Berekening massa bouwblok zeven portieketagewoningen

De straat is te smal om een mobiele kraan zodanig op te stellen dat die met zijn schuine hydraulische giek het hele woonblok kan bestrijken voor
het leggen van de zware prefab-betonvloerelementen.
Men moet vaak noodgedwongen terugvallen op
een handtransportsysteem van een kruiwagen
voor horizontaal en een bouwlift voor verticaal
transport, guur 4.60.
Nadelen
handtransport veroorzaakt overbelasting bij
bouwplaatspersoneel;
handtransport maakt hoog productietempo
onmogelijk, waardoor bouwtijd lang is;
opslagruimte belemmert gebruik straat door
bewoners;
voor opslagruimte moet precario aan
gemeente worden betaald;

lossende vrachtwagens blokkeren verkeer in


straat en buurtbewoners hebben lange tijd grote
overlast.
4.12.1 Transport met 10-tonmeterkraan
Uitgangspunten voor de verbetering van het
transport zijn:
transportmiddel voor zowel horizontaal als
verticaal transport;
optimaliseren capaciteit transportmiddel;
tussenopslag voorkomen door transport direct
van vrachtwagen;
beperken gebruik straat;
beperken overlast aanvoerende vrachtwagens;
beperken bouwtijd en daarmee tijdsduur overlast;
handtransport en daarmee overbelasting
zoveel mogelijk voorkomen.

Gekozen is voor de 10-tonmeterkraan als transportmiddel, guur 4.61. Deze kraan is veel
gunstiger dan de elementenstelmachine die bij
mechanisch transport is beschreven, guur 4.62.
De 10-tonmeterkraan heeft een pootafstand van
2,800 m en kan in het midden voor het bouwblok worden geplaatst. De giek van de kraan kan
het hele bouwblok bestrijken en lasten tot
7,5 kN rechtstreeks vanaf de vrachtwagen op
elke plaats brengen. Optimaliseren van het
transportsysteem betekent dat het casco dient
te worden samengesteld uit zo weinig mogelijk
elementen van (zo dicht mogelijk bij de) 7,5 kN.

Figuur 4.60 Handtransport met bouwlift

06950556_H04.indd 97

22-03-2005 14:18:54

98

Daarom werd het volgende vloersysteem ontwikkeld: een voorgespannen prefab-betonrib breed
200 mm, hoog 300 mm en lang 4.800 mm met
een gewicht van 7 kN. De ribben kunnen h.o.h.
1,200 m worden gelegd. Daartussen komen
vulelementen van kalkzandsteen breed 1,000
m en dik 300 mm zodanig samengesteld dat
het gewicht minder is dan 7,5 kN, guur 4.63.
Deze vloer heeft een massa van 525 kg/m2 en
daarmee met een zwevende dekvloer een goede
geluidsisolatie om de woningscheidende functie
te vervullen.

Figuur 4.61 Onbemande 10-tonmeterkraan

Vergelijking

Stelmachine

10-tonmeterkraan

Hijscapaciteit
Hijsbereik
Hijshoogte
Huur per week

3 kN
4m
3m
200,

10 kN
10 m
16 m
450,

Figuur 4.62 Vergelijking stelmachine en 10-tonmeterkraan

4.12.2 Elementen voor 10-tonmeterkraan


De 10-tonmeterkraan heeft een hijscapaciteit van
7,5 kN. Om het aantal lasten te beperken en daarmee de transportproductie op te voeren, zouden
de lijmelementen in de fabriek moeten worden
samengesteld tot elementen van 5 tot 7,5 kN.

Er wordt gekozen voor de volgende elementen


voor het casco:
Elementen voor wanden (dragend en woningscheidend dik 300 mm)
twee elementen tot 1.800 600 mm =
2 2.820 N = 5.640 N per element wanden;
dragend en ruimtescheidend dik 150 mm:
vier elementen tot 1.800 1.200 mm =
4 1.500 N = 6.000 N per element

Elementen voor vloeren


De vloeren zijn dragend, maar wat nog belangrijker is ze zijn woningscheidend. Daarvoor is een
massa nodig van 550 tot 600 kg/m2 vloer. De
kraancapaciteit is 7,5 kN. Er zijn vloersystemen
die bestaan uit ribben met vulelementen. Dit
principe is ook bruikbaar voor een vloersysteem
voor licht kraantransport.

06950556_H04.indd 98

Figuur 4.63 Ribbenvloer met vulelementen

Elementen voor gevel


Het binnenspouwblad van de gevel heeft geen
dragende functie en de klimaatscheiding wordt
overgenomen door een aparte isolatieplaat. Bij
de keuze van het materiaal voor de elementen
van de gevel moet aan twee voorwaarden worden voldaan:
1 ondanks benodigde raamopeningen moet
aantal elementen zoveel mogelijk worden
beperkt;
2 materiaal moet functie van latei boven raamopeningen kunnen vervullen, zodat aparte
lateien met hulpstukken worden vermeden.
Gewapende cellenbetonelementen kunnen de
raamopeningen overspannen. Cellenbeton heeft
een specieke massa van 600 kg/m3 en mag bij
een wanddikte van 150 mm tot 8 m2 groot zijn
om binnen het maximumhijsgewicht van 7,5 kN
te blijven.
Een gevelbinnenblad van 4,800 m lang en 2,400
m hoog met twee raamopeningen kan uit niet
meer dan vijf elementen worden samengesteld,
guur 4.64. Omdat het productietempo wordt
bepaald door het aantal te transporteren elementen, zullen de hogere materiaalkosten opwegen tegen het hogere productietempo.

22-03-2005 14:18:55

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW

99

Figuur 4.64 Gevel cellenbetonelementen

4.12.3 Aanvoer elementen in containers


De totale massa van 546.000 kg voor het casco
van het bouwblok is opgedeeld in elementen
met een massa minder dan 750 kg. De 10-tonmeterkraan kan per dag 80 tot 120 elementen
transporteren. De elementen worden met lijm
gestapeld waarbij geen droogtijd nodig is. De
benodigde bouwtijd voor het casco voor zeven
woningen is gelijk aan het aantal elementen
gedeeld door een productietempo van 100 elementen per dag. Zie voor de berekening van de
cyclustijd guur 4.65.
Totale massa voor zeven woningen
Gemiddeld per element
Aantal elementen benodigd
Productietempo per dag
Bouwtijd voor het casco
Cyclustijd per bouwlaag

546.000 kg
550 kg
1.000 st
100 st
10 dagen
2,5 dag

Figuur 4.65 Berekening bouwtijd voor casco

Elke dag kan de lichte bouwkraan 100 elementen


monteren, met een gemiddeld gewicht van 5,5
kN per element moet elke dag 55 ton elementen
worden aangevoerd. Een zware vrachtwagen
kan 30 ton materiaal vervoeren. Per dag zijn
dan twee vrachtwagens met elementen nodig.
Door gebruik te maken van containers of ontkoppeltrailers wordt het mogelijk elke ochtend twee
containers in de straat te plaatsen, guur 4.66.
De bouwkraan kan de elementen direct vanaf
de container in het werk brengen. Elke avond
zijn de containers weer leeg en kunnen worden
opgehaald.
Bij handtransport met kruiwagen en bouwlift was
de cyclustijd per bouwlaag circa tien dagen. Bij
vier bouwlagen is dan de bouwtijd voor het

06950556_H04.indd 99

Figuur 4.66 Aanvoer elementen in containers

casco 4 10 = 40 dagen. Dit betekent een


bouwtijdverkorting van dertig productiedagen
(circa acht kalenderweken)! Direct na de gevelwanden zijn de kozijnen beglaasd te monteren.
Ook in de gevel/dakfase en de afbouwfase moet
bouwtijdverkorting mogelijk zijn. De bouwmethode met licht kraantransport heeft een
groot aantal voordelen.
Voordelen
kraantransport voorkomt fysieke overbelasting
voor personeel;
korte bouwtijd voor casco beperkt tijd van
werken in weer en wind;
gebruik containers in plaats van chaotische
opslag beperkt overlast buurt;
aanvoer in containers beperkt diefstal en
beschadiging materialen;
aanvoer in vroege ochtend beperkt verkeersoverlast in straat;
gegroepeerde aanvoer beperkt aantal vrachtwagens overdag;
korte bouwtijd beperkt hinder buurtbewoners.

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Gezonde productiviteit: innoveren voor betere arbeidsomstandigheden (Rapport SST 58). Stichting
Toekomstbeeld der Techniek, 1996.
2 Handboek bekistingen. Stubeco, 1992

22-03-2005 14:18:56

100

Normen
NEN 1070 Geluidwering in gebouwen Specicatie en beoordeling van de kwaliteit.
NEN 6000 Modulaire cordinatie voor gebouwen
Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en
regels voor plannen.
NPR 5070 Geluidwering in woongebouwen Voorbeelden van wand- en vloerconstructies.

06950556_H04.indd 100

22-03-2005 14:18:56

Uitvoeren skelet bij utiliteitsbouw


H. A. J. Flapper

Bij de utiliteitsbouw is het uitvoeren van het skelet de belangrijkste


fase van het uitvoeringsproces. Het gaat bij utiliteitsbouw om het maken van vloeren en daken. Ondergeschikt daaraan is de ondersteuning
van de vloer of het dak. De ondersteuning wordt meestal uitgevoerd
met kolommen, behalve als de ondersteuning tevens de stabiliteit van
het gebouw moet verzorgen of als de gevel wordt benut als ondersteuning van de vloeren.

06950556_H05.indd 101

22-03-2005 14:23:35

102

Inleiding
De draagconstructies in utiliteitsbouw zijn naar
de hoogte van het gebouw te verdelen in drie
categorien:
1 laagbouw;
2 verdiepingbouw;
3 hoogbouw.
1 Laagbouw
Laagbouw is een sector in de utiliteitsbouw
waarbij het functioneel proces van de gebruiker
voornamelijk op maaiveldniveau plaatsvindt en
waarin het skelet als hoofddoel heeft het dak te
dragen. Voor kleine laagbouwprojecten, zoals
een klein kantoor, een kleine school of een klein
zorggebouw, zijn de bouwmethoden van de
woningbouw toepasbaar.
Voor laagbouw waarbij een grote kolomvrije
ruimte nodig is om de hoofdfunctie van het
gebouw goed te kunnen vervullen, is staal het
meest voorkomende constructiemateriaal voor
het dak. Hout en beton komen als spant ook
voor maar in mindere mate. Ongeacht het
materiaal worden voor grote overspanningen
de spanten geprefabriceerd. De uitvoering van
dit skelet wordt behandeld in paragraaf 5.2.
2 Verdiepingbouw
In de woningbouw zijn prefab- en in situ beton
voor verdiepingbouw concurrerende bouwmethoden. In de utiliteitsbouw komt hetzelfde
spanningsveld tussen prefab en in situ voor. Het
uitvoeren van een in situ betonskelet vraagt kennis over bekistingen. Dit wordt uitvoerig behandeld in paragraaf 5.3.

prefab-betonelementen. De draagstructuur is
complexer dan bij de cascos van woningbouw.
Prefab-beton wordt behandeld in paragraaf 5.5.
De vloer als horizontale draagconstructie wordt
meestal van beton gemaakt, maar de verticale
draagconstructie kan ook in staal of steen worden uitgevoerd. Het skelet bestaat dan uit een
combinatie van beton, staal en steen. Dit wordt
een hybride constructie genoemd. De uitvoering
wordt behandeld in paragraaf 5.6.
3 Hoogbouw
Bij hoogbouw gaat, om de windbelasting op
te vangen, de verticale draagconstructie een
grotere rol spelen dan de horizontale draagconstructie. De uitvoeringsmethode voor de
verticale draagconstructie is bepalend voor de
bouwtijd en de bouwkosten. Het uitvoeren van
hoogbouw stelt hoge eisen aan de uitvoeringstechniek. Dit wordt apart behandeld in hoofdstuk 6.

5.1 Gebruiksfunctie gebouw


De belangrijkste gebruiksfuncties in de utiliteitsbouw zijn:
kantoor- en onderwijsfunctie, guur 5.1;
hotelfunctie, guur 5.2;
winkelfunctie, guur 5.3;
parkeerfunctie, guur 5.4.
In deze paragraaf wordt een kort overzicht van
de belangrijkste mogelijkheden gegeven.
In deel 9 Utiliteitsbouw worden de
draagstructuren van deze gebouwtypen

De nieuwe ontwikkelingen in de betontechnologie maken het bij verdiepingbouw mogelijk


met in situ beton tot nieuwe bouwmethoden
te komen die tot lagere bouwkosten en tot verkorting van de bouwtijd kunnen leiden. Aan de
hand van een voorbeeldproject worden de uitvoeringstechnische mogelijkheden besproken in
paragraaf 5.4.
Evenals in de woningbouw is het bij utiliteitsverdiepingbouw mogelijk zowel de verticale als de
horizontale draagconstructie samen te stellen uit

06950556_H05.indd 102

uitvoerig besproken

Figuur 5.1 Draagstructuren voor kantoorgebouwen

22-03-2005 14:23:36

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

103

Figuur 5.6 Kleine en grote overspanningen

Figuur 5.2 Draagstructuren voor hotels

Figuur 5.3 Draagstructuren voor winkels

Hoe groter de overspanning van een dak, hoe


zwaarder de constructie en hoe hoger de kosten van de dakvloer per m2 vloeroppervlak. Hoe
kleiner de overspanning van de dakvloer is, hoe
meer steunpunten nodig zijn, guur 5.7. Er zijn
vaste kosten voor het maken van elk steunpunt,
hoe gering ook de belasting, en variabele kosten
voor het verhogen van de toelaatbare belasting
van het steunpunt. Bij elke draagconstructie
moet het optimum worden gezocht tussen de
kosten van de dakvloer en van de ondersteuning
per m2 dakvloer.

Figuur 5.7 Optimaliseren overspanning dakvloer

Figuur 5.4 Draagstructuren voor parkeren

Bij stalen draagconstructies wordt de verticale


draagconstructie (de kolommen) van HEA- of
HEB-proelen gemaakt.

Figuur 5.5 Complexe draagstructuren voor dubbelfuncties

5.2 Laagbouw prefab-staal


Bij grote overspanningen moet het ontwerp van
de draagconstructie vooral worden gericht op
het met zo min mogelijk materiaal maken van
een horizontale dakconstructie, guur 5.6. Bij
grote overspanningen van een laagbouw draagconstructie gaat het eigen gewicht van de dakspanten een grotere rol spelen dan de nuttige
belasting. Staal is dan het meest geschikte materiaal voor het maken van de draagconstructie.

06950556_H05.indd 103

De horizontale draagconstructie (balken), guur


5.8, wordt bij kleine overspanningen van IPEproelen gemaakt. Bij grotere overspanningen
kan de constructiehoogte van het IPE-proel
worden vergroot tot een raatligger. Voor nog
grotere overspanningen wordt een vakwerkligger
samengesteld uit verschillende hoekproelen.
Kokerproelen zijn duurder dan hoekproelen
en worden alleen toegepast als de constructiekwaliteit van de kokervorm nodig is of als hoge
esthetische eisen aan het spant worden gesteld.
Tussen de spanten kunnen stalen gordingen komen als de overspanning van de dakplaat kleiner
is dan de spantafstand. Stalen dakplaten in damwandproel hebben een economische overspanning van 5,000 m. Bij bedrijfsgebouwen wordt
daarom vaak ook een spantafstand van 5,000 m
toegepast, zodat gordingen niet meer nodig zijn.

22-03-2005 14:23:38

104

Een veelvoorkomend verbindingssysteem bij


een kruising van twee proelen bestaat uit
losse hoekijzers waarmee de enzen van de
proelen met bouten aan elkaar worden verbonden. Dan zijn per fase de volgende werkzaamheden nodig:
prefabriceren: vier hoeklijnen en 24 gaten
boren;
monteren: minimaal vier bouten aanbrengen;
afmonteren: resterende vier bouten aanbrengen.

Figuur 5.8 Verschillende balkvormen

5.2.1 Invloed montage op bouwkosten


In de cursus Fabricage en montage van staalconstructies (Opleidingsinstituut Staalbouw) wordt in
twee tabellen het verschil aangegeven tussen gemakkelijk en moeilijk te monteren staalconstructies. Daaruit blijkt dat een moeilijk te monteren
staalconstructie een derde duurder kan worden,
guur 5.9.

Het ontwerp van een verbinding in staal heeft


zowel invloed op de bouwtijd als op de bouwkosten. Het maken van een verbinding in staal is
in drie fasen te verdelen:
1 prefabriceren verbindingsonderdelen;
2 monteren minimum aantal verbindingen;
3 afmonteren restant verbindingen.

Figuur 5.10 Kruising twee balken met 36 onderdelen

De bouwtijd wordt gunstiger als het aantal bouten in de montagefase zo klein mogelijk is. De
bouwkosten worden gunstiger als in de afmontagefase het aantal bouten zo klein mogelijk is en
in de prefabricagefase het aantal onderdelen zo
gering mogelijk is, guur 5.10 tot en met guur
5.12.

Kostenpost

Met een combinatie van las- en boutverbindingen is het aantal onderdelen van de
verbinding aanzienlijk te beperken. Aan het
hoofdproel worden twee bevestigingsplaten
gelast. Als de bevestigingsplaten buiten het
proel uitsteken, kan dit problemen geven bij
het transport en is vervorming bij laden en
lossen mogelijk:
prefabriceren: twee lasplaten en acht gaten
boren;
monteren: minimaal twee bouten aanbrengen;
afmonteren: resterende twee bouten aanbrengen.

Eenvoudige montage per kg

Moeilijke montage per kg

Ontwerp
Tekenwerk
Materiaal
Fabricage
Conservering
Transport
Montage
Diversen

3%
8%
38%
22%
15%
2%
10%
2%

0,06
0,14
0,70
0,38
0,26
0,04
0,18
0,04

3%
5%
29%
19%
11%
6%
25%
2%

0,07
0,12
0,70
0,46
0,26
0,14
0,60
0,05

Totaal per kg

100%

1,80

100%

2,40

Figuur 5.9 Kostenvergelijking eenvoudige en moeilijke staalconstructie

06950556_H05.indd 104

Bron: Opleidingsinstituut Staalbouw

22-03-2005 14:23:39

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

105

randbalken zijn aanzienlijk lichter en als de


mobiele kraan voorzien is van een lichte hulpmast (JIB) kan die de lichtere balken met een
grotere vlucht monteren.

Figuur 5.11 Kruising twee balken met veertien onderdelen

Als bij een kruising van twee balken de


bovenkant van beide balken in hetzelfde vlak
moeten komen, kan de kleinere balk aan de
bovenkant worden gecontramald naar het
hoofdproel, maar dat is kostbaar. Het is eenvoudiger het verbindingsvlak met lasplaten
recht te maken:
prefabriceren: vier lasplaten en zestien
gaten boren;
monteren: minimaal vier bouten aanbrengen;
afmonteren: resterende vier bouten aanbrengen.

Figuur 5.12 Kruising twee balken met 28 onderdelen

5.2.2 Monteren staalconstructie


De montagekosten van een staalconstructie liggen tussen 10% en 25% van de totale kosten
van de staalconstructie. Bij bedrijfsgebouwen
speelt de vloer een grote rol bij de montage.

De spanten zijn de zwaarste onderdelen van de


staalconstructie. Als in de onderbouwfase de begane-grondvloer al is gemaakt, dan is de nuttige
belasting van de vloer vaak lager dan de puntlasten van een zware mobiele kraan. De mobiele
kraan moet dan buiten het gebouw opgesteld
worden en de vlucht van de mobiele kraan moet
minimaal de helft van de overspanning plus de
opstelruimte zijn, guur 5.13.
Als de begane-grondvloer later is te maken,
kan de mobiele kraan in het gebouw rijden en
kunnen de zware spanten met een korte vlucht
worden gehesen, guur 5.14. De gordingen of

06950556_H05.indd 105

Figuur 5.13 Monteren van buitenaf

Figuur 5.14 Montage van binnenuit

Afmonteren staalconstructie
Er zijn twee verschillende methodes van afmonteren die grote invloed hebben op de bouwtijd.
Als eerst de hele staalconstructie ruw wordt
gesteld en daarna pas wordt gestart met het
nauwkeurig afstellen en afmonteren, kan de
uitvoering van de gevelbeplating en de dakbeplating pas starten als de hele staalconstructie is
gesteld en het eerste stramien is afgemonteerd,
guur 5.15. Als na de montage van het eerste
veld, dit direct wordt afgesteld en afgemonteerd
en daarna stramien voor stramien wordt gesteld
en afgemonteerd, kan het aanbrengen van de
gevelbeplating en de dakbeplating starten direct
na de afmontage van het eerste stramien.

Figuur 5.15 Volgorde monteren

22-03-2005 14:23:40

106

Invloed secundaire ruimten


In veel bedrijfsgebouwen is ook kantoorruimte
nodig. De afbouwtijd van het kantoor is aanzienlijk langer dan van de bedrijfshal en de
kantoorfunctie geeft een aanzienlijke verlenging
van de totale bouwtijd. Als de kantoorruimte
op een tussenverdieping is ontworpen, moet in
de staalconstructie van de bedrijfshal een hulpconstructie worden gemaakt als vloer voor de
kantoren, guur 5.16. Als de verdiepingsvloer
met kanaalplaatvloeren voor de kantoren tijdens de montage van de staalconstructie wordt
meegenomen, kan de afbouw van de kantoren
starten direct na het monteren van de gevel- en
dakbeplating.

wasruimten en kantine, guur 5.17. De staalconstructeur neemt de draagconstructie van de


laagbouw vrijwel automatisch mee in staal. De
kleed- en wasruimten hebben een aanzienlijk
langere afbouwtijd dan de sporthal. De montage
van de staalconstructie van de aanbouw kan pas
starten als de staalconstructie van de sporthal
gereed is. De afbouw van de aanbouw kan pas
starten als de gevel- en dakconstructie van de
aanbouw gereed is. Niet de sporthal maar de
aanbouw bepaalt de bouwtijd. De sporthal als
grote ruimte vraagt een andere draagconstructie
dan de aanbouw met veel kleine ruimten. Het
is de vraag of een staalconstructie voor de aanbouw wel de juiste keuze is.

Figuur 5.16 Kantoor binnen bedrijfshal

De bouwtijd van een sporthal is te verkorten


als het bouwwerk kan worden gezien als twee
onafhankelijke draagconstructies met een tussenruimte die later aan elkaar worden gebouwd met
een hellend dak en eventueel een tussenvloer als
tribune, guur 5.17-2.

Als de kantoorfunctie zowel op de begane grond


als op de verdieping is ontworpen, kan op de
begane grond de afbouw pas starten als de
betonvloer gereed is, die pas wordt gemaakt als
gevel en dak wind- en waterdicht zijn.
Sporthal
De draagconstructie van een sporthal wordt
meestal als staalconstructie ontworpen. Bij een
sporthal is een laagbouw nodig voor kleed- en

Figuur 5.17 Sporthal met kleed/wasruimten

06950556_H05.indd 106

5.3 Verdiepingbouw met in situ


beton
Bij een in situ beton draagconstructie voor verdiepingbouw moet bekisting, wapening en beton
verticaal en horizontaal worden verplaatst. Als
primair transportsysteem moet worden gekozen
voor kraantransport. Een in situ betonskelet
bestaat uit een groot aantal bekistings-, wapenings- en betononderdelen waarvan het op de
juiste tijd in de juiste volgorde transporteren
bepalend is voor het productietempo.
5.3.1 Optimaliseren bouwkosten en
bouwtijd
Voor het optimaliseren van bouwkosten en
bouwtijd spelen bij een in situ draagconstructie
de volgende factoren een rol:
Beton: hoeveelheid en verwerking.
Wapening: hoeveelheid en verwerking.
Bekisting: cyclustijd en verwerking.
Transportsysteem: capaciteit.

In situ beton B25 (C20/25)


Beton B25 (C20/25) is de meest gebruikelijke
kwaliteit. De prijs levering franco werk met

22-03-2005 14:23:41

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

betonmixer is regionaal sterk verschillend door


de transportkosten van zand en grind. In de berekeningen is een richtprijs van 90,- /m3 aangehouden voor de volgende betonspecicatie:
druksterkte B25 (C20/25): na 28 dagen karakteristieke druksterkte 25 N/mm2;
milieuklasse 1: gebruik binnen afgeschermd
tegen klimaat met betondekking: vloeren 15
mm, balken 20 mm en kolommen 25 mm;
consistentiegebied 3: met zetmaat van 8-22
cm zakking in kegelproef;
storten beton: met bouwkraan en kubel of
met betonpomp.
Wapening FEB 500
De hoeveelheid wapening wordt door de constructeur bepaald. Verwerking is mogelijk in
staven van 12 en 14 m lengte of in netten met
vrachtwagenbreedte van 2,400 m en 5,000 tot
7,000 m lang. Door prefabricage van de wapening is een deel van de arbeid van het vlechten
in het werk verschoven naar de fabriek. De
cyclustijd van de bekisting is daarmee te verkorten.
Wapening
Het vakblad Cement heeft een aantal constructiebureaus gevraagd de wapening voor een
vloer te berekenen en te tekenen. Ondanks
de strakke regelgeving bleken de verschillen
erg groot. Bij grote projecten met seriematige
productie is het nuttig het ontwerp van de
wapening en de wijze van aanbrengen
uitvoeringstechnisch te optimaliseren.

Bekisting vloeren
Bij draagconstructies die maar enkele bouwlagen
tellen, is de horizontale draagconstructie het
belangrijkste. Voor het maken van vloeren is per
m3 beton gemiddeld ten minste 4 m2 vloerkist
nodig. Bekisting is een hulpmateriaal waarvan de
kosten worden bepaald door de volgende factoren:
tijdgebonden kosten: huur kist;
eenmalige kosten: kist maken;
cyclustijd: inzet per stort;
repetitie: hoe vaak te gebruiken;
arbeidstijd voor bekisten;
arbeidstijd voor ontkisten.

06950556_H05.indd 107

107

Transportsysteem bouwkraan
Bij verdiepingbouw is verticaal transport nodig
en de bekisting moet ook horizontaal worden
getransporteerd. Het productietempo wordt voor
een belangrijk deel bepaald door de capaciteit van
het transportsysteem. Bij verdiepingbouw in situ
beton zal voor de draagconstructie permanent
een bouwkraan op de bouwplaats aanwezig zijn.
De benodigde hijscapaciteit van de bouwkraan
wordt bepaald door de zwaarste onderdelen en
de maximale vlucht. De grootte van bekistingselementen wordt begrensd door de vormvastheid
bij het transport en ze zijn meestal niet zwaarder
dan 20 kN. Wapening is per onderdeel niet zwaar
en de bundels staven of netten kan worden aangepast aan de capaciteit van de bouwkraan. De
bouwkraan wordt gebruikt om het beton te transporteren. Beton wordt met de bouwkraan in kubels
vervoerd. Gebruikelijk is een kubel van 1 m3 beton
met een gewicht van 24 kN plus het gewicht van
de kubel, totaal 30 kN. Voor verdiepingbouw
in situ beton is een hijsvermogen van 3 ton voldoende. Bij een vlucht van 40 m is een bouwkraan
nodig met een capaciteit van 120 tonmeter. Als de
bouwkraan bepalend is voor het productietempo,
is het transportsysteem bouwkraan permanent in
bedrijf, guur 5.18. Een betonpomp is een extra
transportsysteem met extra kosten.
De tijdgebonden kosten van het transportsysteem vormen een belangrijk deel van de totale
kosten van een in situ betonvloer. Hoe hoger het
productietempo hoe lager het aandeel van de
transportkosten, guur 5.19.
Samenstelling

Prijs
per eenheid

Kosten
per dag

Bouwkraan
Machinist
Aanpikker beneden
Twee man
op de vloer

1500, p/w
1500, p/w
1 man

300,
300,
300,

2 man

600,

Kraantransportsysteem

per dag

1500,

Figuur 5.18 Berekening kosten bouwkraantransportploeg

22-03-2005 14:23:42

108

Productietempo

Kosten
per dag

Kosten
per m2 vloer

50 m2 per dag
100 m2 per dag
200 m2 per dag

1500,
1500,
1500,

30,
15,
7,80

Figuur 5.19 Invloed transportkosten op kosten vloer

Productietempo in situ beton


In de uitgave Bouwplanning (hoofdstuk 6 Productietempo) wordt van verschillende bouwmethoden het productietempo uitgewerkt.
Kentallen voor productietempo bij verdiepingbouw in in situ beton:
vijftien dagen cyclustijd per bouwlaag;
vijftien dagen cyclustijd vloerbekisting;
70-100 m2 vloerbekisting per ploeg per dag
per kraan;
8-10 maal gebruik vloerbekisting;
300-500 m2 vloerveld voor n stort;
80-120 m3 beton storten op n dag.

De factor arbeid is een belangrijk deel van de


kosten van een draagconstructie en de werkmethode en organisatie van het productieproces kan de factor arbeid zowel in positieve als in
negatieve zin benvloeden. Om inzicht te krijgen
in de kostenfactoren, is een indicatieve kostenopbouw van een in situ betonvloer opgesteld,
guur 5.20. In de arbeidskosten zijn de drie man
van de transportploeg opgenomen.
Uit deze kostenopstelling blijkt dat materiaal- en
arbeidskosten in dezelfde orde van grootte liggen. De materiaalkosten van het beton is de
grootste post, daarna de arbeidskosten van het
bekistingswerk en dan de materiaal- en de
arbeidskosten van de wapening, guur 5.21.

Productieproces in situ beton


Het productieproces van in situ beton bestaat
altijd uit de volgende activiteiten:
bekisting stellen;
wapening vlechten;
beton storten;
verhardingstijd;
ontkisten.
In situ betonvloer
Betonvloer dik 0,24 m
Wapening 80 kg/m3 = 19 kg/m2
Bekisting huur en afschrijving

Figuur 5.21 Opbouw kosten 1 m2 betonvloer

Het optimaliseren van de uitvoering van een in


situ betonvloer moet dus worden gericht op het
zoeken van mogelijkheden om van de zes posten de kosten te verlagen om daarmee de totale
kosten van 1 m2 vloer maximaal te verminderen.

Prijs per eenheid

1 m2 vloer

90, per m3
0,54 per kg

21,60
10,26
9,

Materiaalkosten per m2 vloer


Storten 0,24 m3 0,5 manuur per m3
Vlechten 80 kg/m3 = 19 kg/m2
Bekisting huur en afschrijving

40,86
33, per manuur
0,54 per kg
33,

3,96
10,26
16,50

Arbeidskosten per m2 betonvloer

30,72

Kostenopbouw per m2 betonvloer


Exclusief bouwkraan en machinist

71,58
p.m.

Figuur 5.20 Kostenopbouw in situ betonvloer

06950556_H05.indd 108

22-03-2005 14:23:42

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Een vermindering van de dikte van een betonvloer geeft verlaging van de materiaalkosten van
beton, maar heeft vaak als neveneffect dat de
hoeveelheid wapening moet worden verhoogd.
De arbeidskosten van de bekisting is het meest
benvloedbaar.
Dilataties komen in alle soorten grote draagconstructies voor, maar bij verdiepingbouw in situ
beton hebben dilataties de grootste invloed op
het productieproces met stortnaden en krimpstroken. Dilataties worden in paragraaf 5.3.15
aan de orde gesteld.
5.3.2 Vloerbekisting baddingsysteem
Het eenvoudigste systeem voor vloerbekisting is
opgebouwd uit de volgende onderdelen, guur
5.22:
multiplex plaat dik 18 mm afmeting 1,220
2,440 m;
kinderbinten van baddings h.o.h. circa 0,400
tot 0,600 m;
dubbele onderslagen van baddings h.o.h.
1,500 tot 1,800 m;
uitschuifbare stalen stempel h.o.h. 1,200 tot
1,300 m om stortbelasting over te dragen naar
onderliggende vloer.

Voor het frame van baddings wordt een typisch


Nederlandse bekistingsbalk van 56 156 mm
gebruikt.
Een betonvloer van 240 mm dik geeft:
5,76 kN/m2 gewicht beton en wapening
2,00 kN/m2 gewicht kist
7,76 kN/m2 over te brengen belasting
De sterkte van de badding als kinderbint bepaalt
de afstand van de onderslagen. De sterkte van

109

de onderslag als dubbele badding bepaalt de


afstand van de stempels. Als de kinderbint een
overspanning kan maken van 1,800 m en de
onderslag een overspanning van 1,200 m dan is
n stempel nodig per 2,16 m2. De belasting op
de stempel wordt dan 2,16 m2 7,76 kN/m2 =
16,76 kN. Het optimaliseren van de vloerbekisting is het zoveel mogelijk uitnutten van de
beschikbare belastingscapaciteit van de onderdelen van het systeem.
Een deel van de stempels en baddings moet al
staan voordat met de beplating kan worden begonnen. Een deel van de beplating moet gereed
zijn voordat de vlechter kan beginnen (vooral bij
staven van 12 m lang). De wapening moet zijn
gevlochten voordat de vloer kan worden gestort.
Het beton moet een bepaalde druksterkte bereiken voordat kan worden gestart met het ontkisten om de kist weer voor de volgende vloer te
kunnen gebruiken. Globaal is uit te gaan van een
cyclustijd van 15 werkdagen voor de vloerbekisting. Met n set vloerbekisting is elke 15 dagen
een vloer te storten, guur 5.23.
De benodigde ontkistingssterkte van het beton
moet in principe door de constructeur aangegeven worden op basis van NEN 6722 Voorschriften
Beton Uitvoering (p. 18, tabel 2). In de bouwpraktijk ligt de benodigde ontkistingssterkte tussen 14 N/mm2 en 25 N/mm2, afhankelijk van de
overspanning. Vooral bij grote overspanningen is
de elasticiteitsmodulus belangrijk in verband met
de kruip. Hoe ouder de onbelaste beton, hoe
lager de kruipcofcint.
Berekening kosten vloerbekisting
Bij elk in dit hoofdstuk te behandelen systeem
voor vloerbekisting wordt een berekening van
de kosten gemaakt, gebaseerd op hetzelfde
voorbeeldproject. Voor de kostenvergelijking van
vloerbekisting is uitgegaan van een gebouw met:
vier verdiepingen;
625 m2 vloeroppervlak per verdieping;
625 m2 vloerkist per verdieping;
totaal 2.500 m2 betonvloer.

Figuur 5.22 Traditionele vloerbekisting (baddingsysteem)

06950556_H05.indd 109

22-03-2005 14:23:43

Voor het opstellen van kostenoverzichten zijn de


volgende gegevens nodig:
kosten multiplex: netto 625 m2 vloerkist plus
10% extra kistoppervlak plus 20% zaagverlies is
820 m2 aankopen. Levering op werk 15,- per
m2 waarvan 80% na gebruik een restwaarde
heeft van 6,- per m2 geeft gemiddeld
10,20 per m2 per m2 te gebruiken multiplex.
kosten baddings: aankoop op werk 3,60 per
m waarvan 90% na gebruik een restwaarde heeft
van 2,10 per m = 1,74 per m
huurtijd stempels: 4 cyclustijd van 15 dagen
= 60 werkbare dagen. Omgerekend naar kalenderhuurweken met 16 werkbare dagen per
maand = 60 dagen : 16 dagen per maand = 3,75
maand 4,33 week per maand = afgerond 17
huurweken.

110

06950556_H05.indd 110

Figuur 5.23 Planning cyclustijd vloerbekisting

Met deze gegevens kan het kostenoverzicht van


guur 5.24 gemaakt worden.
Doorstempeling vloerbekisting
In het kostenoverzicht zijn extra stempels
opgenomen voor het doorstempelen van de
onderliggende vloer. Doorstempeling is een
extra kostenpost voor vloerbekisting. Soms kan
het noodzakelijk zijn om over meerdere vloeren
door te stempelen. De constructeur moet hiervoor een berekening maken volgens de TGBnormen. Stempels op een bouwlaag belemmeren de start van de inbouw en installaties. Beperking van de doorstempeling heeft een positief
effect op zowel de bouwkosten als de bouwtijd.
De onderstaande belastingsberekening toont de
noodzaak tot doorstempeling aan.
5,76 kN/m2 beton en wapening vloer
0,240 m dik
2,00 kN/m2 bekisting
7,76 kN/m2 overdracht naar onderliggende
vloer
De constructeur heeft voor de onderliggende
vloer rekening gehouden met de veranderlijke
belasting, de belasting voor de afbouw en met
de veiligheidsfactoren 1.2 of 1.5 volgens de normen:

22-03-2005 14:23:43

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Baddingsysteem

Prijs per eenheid

Prijs 2.500 m2

Multiplex 820 m2
Kinderbint 2.100 m
Onderslag 900 m
Stempels 380 st 17 weken1
Doorstempels 68 st 17 weken
Leuningstaanders en leuningen
Transportkosten drie vrachten
Verlies 2.500 m2

10,20 per m2
1,74 per m
1,74 per m
0,54 per week
0,54 per week
post
post
0,12 m2

8.364,
3.654,
1.566,
3.212,40 T
.624, T
.600,
1.200,
.300,

Materiaalkosten vloer

7,80 per m2

19.520,40

Arbeid 0,7 manuur per m2 33, per manuur

23,10 per m2

57.750,

Totaalkosten vloerkist

30,90 per m2

77.270,40

111

Stempelafstand 1,800 1,200 = 2,16 m2/stempel. T = tijdgebonden kosten

De arbeidskosten met een norm van 0,7 manuur per m2 zijn bijna driemaal zo hoog als de
materiaalkosten. Van de materiaalkosten is de
multiplex de hoogste post. Rekening houdend
met zaagverlies en beschadiging is 820 m2

multiplex nodig om een vloerveld van 625 m2


vier keer te kunnen gebruiken. De kosten van de
stempels zijn met een T aangegeven, deze zijn
tijdgebonden.

Figuur 5.24 Berekening kosten baddingsysteem

4,50 kN/m2
1,80 kN/m2
0,24 kN/m2
1,20 kN/m2
7,00 kN/m2

veranderlijke belasting (3,0 1,5)


scheidingswanden (1,5 1,2)
plafond en installatie (0,2 1,2)
vloerafwerking (1,0 1,2)
constructievloer (5,8 1,2)

14,74 kN/m2 rekenwaarde vloerbelasting

Figuur 5.25 Doorstempeling vloerbekisting

Als de onderliggende vloer zijn eindsterkte heeft


bereikt na 28 dagen of korter, is een deel van de
berekende belasting beschikbaar om de bovenliggende vloer te ondersteunen.
+ 14,74 kN/m2 berekende vloerbelasting
7,00 kN/m2
eigen gewicht betonvloer
+ 7,74 kN/m2
7,76 kN/m2

beschikbare belasting
benodigde belasting

Als het beton van de onderliggende betonvloer zijn


eindsterkte heeft bereikt, is het niet nodig de onderliggende vloer door te stempelen, guur 5.25.

06950556_H05.indd 111

Als de onderliggende betonvloer na veertien


dagen maar 60% van zijn eindsterkte heeft bereikt, is de berekening van de doorstempeling als
volgt:
+ 8,85 kN/m2
60% van berekende belasting
7,00 kN/m2
eigen gewicht betonvloer
+ 1,85 kN/m2
7,76 kN/m2

beschikbare belasting
benodigde belasting

5,91 kN/m2

door te stempelen

22-03-2005 14:23:44

112

Het doorstempelen vraagt extra stempels en


extra arbeid voor plaatsing en demontage. Het
aantal doorstempels is te verminderen door alle
beschikbare sterktecapaciteit van de onderliggende vloer te benutten. Daarbij is belangrijk
wat het tijdverschil is tussen twee boven elkaar
liggende vloeren en hoe snel het beton zijn eindsterkte heeft bereikt.

Reduceren aantal stempels


Een stalen stempel bestaat uit een buiten- en
binnenbuis om de lengte te kunnen variren met
een schroefdraad met moer voor de hoogteinstelling. Stalen stempels zijn in drie belastingsgroepen te verdelen:
1 woningbouw: 18 kN lichte stempels;
2 utiliteitsbouw: 36 kN middelzware stempels;
3 civiele bouw: 50 kN zware stempels.

Figuur 5.26 Toelaatbare belasting op stempels

De losstaande stempel kan 18 kN dragen en


de doorgaand geschoorde stempel het dubbele (36 kN). In de utiliteitsbouw moeten ook
zware balken en andere betonconstructies
worden ondersteund waarvoor de middelzware stempel van 36 kN nodig is. Een verbetering van het systeem van vloerbekisting is
het beter uitnutten van de beschikbare belasting van de middelzware stempels.

Dit is de maximum toelaatbare belasting bij


ingeschoven toestand. De werkelijk toelaatbare
belasting wordt door drie factoren ongunstig
benvloed, guur 5.26 en 5.27:
1 Mate van uitschuiven binnenbuis. Langere
stempel heeft hogere knikbelasting en binnenbuis is zwakker dan buitenbuis.
2 Kans afwijking stempelafstand. Bij losstaande
stempels bestaat risico dat afstand plaatselijk groter is en belasting hoger wordt.
3 Kans dat losstaande stempel niet te lood staat,
waardoor reductie toelaatbare belasting nodig is
om excentriciteit op te vangen.

Figuur 5.27 Losstaande stempels, stempeltoren en door-

Een stalen stempel met een maximale belasting


van 36 kN en een minimumhoogte van 2,200
m. De onderste lijn in de graek is de afname
van de belasting als de stempel los staat en
waarin te zien is dat de toelaatbare belasting
bij een uitschuiving van 1 m en een stempelhoogte van 3,000 m is verminderd tot 18 kN.
Bij de middelste lijn zijn steeds vier stempels
met schoren gekoppeld. De schoren fungeren
als knikverkorter en garanderen het te lood
staan en de afstand tussen de vier stempels. Bij
een stempelhoogte van 3,200 m is de toelaatbare belasting nog 26 kN. Als alle stempels zijn
doorgeschoord, werkt de knikverkorting nog
beter en is de stempelafstand van alle stempels
gegarandeerd. Bij een uitschuiving van 1,000
m is de maximale belasting nog beschikbaar.

06950556_H05.indd 112

gaand geschoorde stempels uit guur 5.26

5.3.3 Vloerbekisting stalen dragersysteem


Door de onderslag van dubbele baddings te
vervangen door een stalen drager, guur 5.28, is
een overspanning mogelijk van 2,400 m in plaats
van 1,300 m.
In principe wordt daardoor het aantal benodigde
stempels gehalveerd: overspanning kinderbint
1,800 ligger 2,400 m = 4,32 m2 per stempel;
vloer en stortbelasting 7,76 kN/m2 = 33,5 kN per
stempel. Dit ligt dicht tegen de maximale belasting van 36 kN. Toepassing van schoren is nodig
om bij uitschuiving van de stempel tegen knik te
beveiligen en daardoor zoveel mogelijk belasting
over te houden. Figuur 5.29 geeft de kostenberekening van dit vloerbekistingssysteem.

22-03-2005 14:23:45

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

is een onevenredig aantal activiteiten nodig in


relatie met de m3 beton van de balk.
Bij een gevelbalk moet de ondersteuning van de
balk binnen het onderliggende vloerveld worden
opgevangen, guur 5.31. De buitenbalkbekisting
ligt buiten de ondersteuning van de gevelbalk.
Dit bekistingsprincipe is gevaarlijk omdat de
buitenbalkbekisting naar buiten kan dompen. In
hoofdstuk 7 worden alternatieven uitgewerkt in

113

Figuur 5.28 Stalen dragersysteem

Invloed balken in vloer


Een betonbalk geeft in het vloerbekistingssysteem een aanzienlijke doorbreking van de werkmethode. Voor een balk is een aparte ondersteuning nodig waarbij de nuttige belasting van de
stempels onvoldoende kan worden uitgenut,
guur 5.30. De zijvlakken van de balk fungeren
als ondersteuning van de aansluitende vloerbekisting. Voor het maken van een balk in de vloer
Stalendragersysteem

Als een stempel 4,32 m2 vloerkist kan dragen,


zouden bij een kistoppervlak van 625 m2 maar
145 stempels nodig zijn. Maar bij de randen en
bij alle afwijkingen van balken en verzwaarde
stroken zijn extra stempels nodig, zodat bijna het
dubbele aantal stempels nodig kan zijn.

Figuur 5.30 Balk in baddingsysteem

Prijs per eenheid

Prijs 2.500 m2

Multiplex 820 m2
Kinderbint 2.100 m
Stalen ligger 182 st 71 weken
Stempels 278 st 17 weken1
Schoren 675 st 17 weken
Doorstempels 68 st 17 weken
Leuningstaanders en leuningen
Transportkosten 3 stuks vrachten
Reparatie/verlies 2.500 m2

10,20 per m2
1,74 per m
0,72 per week
0,54 per week
0,20 per week
0,54 per week
post
post
0,24 m2

8.364,
3.654,
2.227,20
2.552,40
2.341,20
8,624,
8,600,
1.200,
8,600,

Materiaalkosten vloer

8,87 per m2

22.162,80

Arbeid 0,50 manuur per m2 33, per uur

16,50 per m2

41.250,

Totaalkosten vloerkist

25,37 per m2

63.412,80

T
T
T
T

Stempelafstand 1,800 2,400 = 4,32 m2 per stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.29 Berekening kosten stalen dragersysteem

06950556_H05.indd 113

22-03-2005 14:23:46

114

een combinatie van prefab en in situ.


Bij een bekistingssysteem met stalen dragers
waarbij de kinderbinten zowel tussen als
bovenop de dragers zijn te plaatsen, wordt het
eenvoudig binnen het systeem een verdieping
in de vloerbekisting voor een verzwaarde strook
of een paddestoelkop te maken, guur 5.32. Een
verdieping met een sprong gelijk aan de baddinghoogte is het gemakkelijkst te maken. Een
ruwe badding van 60 160 mm is geschaafd
56 156 mm.

Figuur 5.31 Gevelbalk in baddingsysteem

Figuur 5.32 Verzwaarde strook in stalen dragersysteem

5.3.4 Vloerbekisting paneelvalkopsysteem


Een andere richting voor verbetering van vloerbekisting is gezocht in vervanging van multiplex
en kinderbint door een stalen of aluminium omranding voorzien van multiplex, guur 5.33.
Het standaardpaneel heeft een afmeting van
0,600 1,800 m met een huurprijs van 0,90
per paneel per week.

06950556_H05.indd 114

Figuur 5.33 Paneelsysteem

De stalen ligger is 1,650 m lang met een huurprijs van 0,33 per ligger per week.
Om de huurkosten van de dure panelen te verminderen, is gezocht naar een mogelijkheid om
de cyclustijd van de vloerbekisting te verkorten.
Een betonvloer mag pas worden ontkist bij een
druksterkte van 14 tot 25 N/mm2. In het algemeen is daarvoor een verhardingstijd nodig van
maximaal zeven etmalen. Omdat een werkweek
maar vijf etmalen telt en na vijf dagen in het
weekend altijd twee etmalen verhardingstijd
beschikbaar is, wordt in de planning meestal een
verhardingstijd van vijf werkdagen aangehouden.
Er is een speciale constructie ontwikkeld (valkop)
die boven op de stempels wordt aangebracht,
guur 5.34. De bekistingdragers steunen niet op
de kop van de stempel, maar op een tussenring.
Als de stempels blijven staan is het mogelijk de
panelen te ontkisten als een druksterkte van
14 N/mm2 is bereikt. Dit is mogelijk na twee tot
drie etmalen verharding. De tussenring wordt
losgedraaid, waarna de drager met panelen een
stukje naar beneden vallen. De panelen en dragers zijn te demonteren terwijl de stempel de
vloerbelasting blijft dragen.
Vanaf de vloer worden de dragers met de stempel omhoog gestoken en horizontaal geplaatst,
guur 5.35. De panelen worden van bovenaf
tussen de dragers gelegd. Bij het ontkisten van
dragers en panelen moet op een rolsteiger worden gewerkt om boven bij de kist te kunnen
komen.
Door toepassing van de valkop op de stempel
wordt de verhardingstijd voor het ontkisten van
vijf dagen verkort naar drie dagen. Door integratie van ondersteuning en beplating wordt de
intervaltijd tussen start bekisten en start vlechten
verkort van vier naar twee dagen. Samen

22-03-2005 14:23:47

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

115

dagen = 48 werkbare dagen. Met 16 werkbare


dagen per maand = 3 maanden 4,33 weken
per maand = 13 kalenderweken. De kostenberekening voor dit bekistingssysteem is gegeven in
guur 5.36.

Figuur 5.34 Valkopsysteem

Figuur 5.35 Montage stempels en panelen

geeft dit een verkorting van de cyclustijd van de


vloerkist van 15 dagen naar 12 dagen. De huurtijd van de vloerkist wordt 4 verdiepingen 12
Paneelvalkopsysteem

5.3.5 Vloerbekisting paneelsysteem


De volgende stap die is gemaakt in vereenvoudiging van de vloerbekisting, is het weglaten
van de ligger. De panelen worden rechtstreeks
met stempels ondersteund, guur 5.37. Het
standaardpaneel heeft een afmeting van 0,900
1,800 m waardoor per 1,62 m2 vloer een stempel nodig is. Bij een stortbelasting van 7,76 kN/
m2 is de stempelbelasting 12,6 kN. De panelen
worden vanaf de vloer met een stok omhoog gestoken waarna een stempel onder het kruispunt
van de panelen wordt geplaatst. De eenvoud van
het systeem geeft vermindering van de hoeveelheid arbeid.
In dit systeem kan de valkop niet worden toeEen deel van de vloer is niet binnen het
paneelsysteem te maken en daarvoor is aanvullende bekisting met multiplex en baddings
nodig. De mate van afwijkingen heeft grote
invloed op de materiaalkosten en ook op de
arbeidskosten. De panelen moeten na gebruik
op de bouwplaats worden schoongemaakt.
Prijs per eenheid

Prijs 2.500 m2

Kistsysteem 680 m2 13 weken


Doorstempels 680 m2 13 weken1
Leuningplanken
Transportkosten 6 vrachten
Schoonmaakkosten 680 m2
Reparatie/verlies 2.500 m2
Multiplex 100 m2
Kinderbint 80 m

1,92
0,22
post
post
1,20
0,60
15,
3,60

16.972,80 T
1.909,20 T
.300,
2.250,
.816,
1.500,
1.500,
.288,

Materiaalkosten vloer

10,20 per m2

25.536,

Arbeid 0,40 manuur per m2 33, per uur

13,20 per m2

33.000,

Totaalkosten vloerkist

23,40 per m2

58.536,

per week
per week

per m2
per m2
per m2
per m

Stempelafstand 1,650 1,800 = 2,97 m2/stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.36 Berekening kosten paneelvalkopsysteem

06950556_H05.indd 115

22-03-2005 14:23:48

116

gepast. De cyclustijd van vijftien dagen wordt


alleen verkort van vier naar n dag door verkorting van het interval tussen start bekisting en
start wapening. Hierdoor is ook een cyclustijd
van dertien dagen mogelijk. De huurtijd wordt
gelijk aan het valkopsysteem met dertien kalenderweken, guur 5.38.

Figuur 5.37 Paneelsysteem

Uit de berekening van de kosten van de vier systemen blijkt dat de keuze van de vloerbekisting
afhankelijk is van de volgende factoren:
cyclustijd vloerbekisting;
grootte vloerbekisting;
totaal vloeroppervlak;
eenmalige kosten vloerkist;
tijdgebonden kosten vloerkist;
oppervlak niet in systeem mogelijk;
arbeidstijd bekisten per m2.

5.3.6 Vloerbekisting breedplaatsysteem


Een andere ontwikkeling om de kosten van vloerbekisting te verlagen is het vervangen van multiplex en kinderbinten door een prefab-betonplaat
van 50 mm dik die als verloren bekisting fungeert en waarover in het werk de betondruklaag
wordt gestort, guur 5.39. De breedplaten zijn
standaard 2,400 m breed en worden breedplaatvloeren genoemd. Naast breedplaten met
gewone wapening worden voorgespannen
breedplaten gemaakt. Deze platen worden prefab in een lange-banksysteem gemaakt, waarin
de voorspankabels vooraf worden gespannen.
Daarna wordt het beton gestort en na verharding kan de breedplaat zelf zijn voorspanning
opnemen. Bij grotere overspanningen zijn de
vervormingskrachten van de voorspanwapening
zo groot dat de breedplaat dikker moet worden
tot 70 en 100 mm.
Een breedplaat van 50 mm dik kost bij utiliteitsbouw circa 18,- per m2 franco werk exclusief

Figuur 5.39 Breedplaatsysteem

Paneelsysteem

Prijs per eenheid

Prijs 2.500 m2

Kistsysteem 680 m2 13 weken


Doorstempels 680 m2 13 weken1
Leuningstaanders en leuningen
Transportkosten 6 vrachten
Schoonmaakkosten 680 m2
Reparatie/verlies 2.500 m2
Multiplex 100 m2
Kinderbint 80 m

2,86
0,43
post
post
1,20
0,60
15,
3,60

25.246,80 T
3.819, T
.600,
2.250,
.816,
1.500,
1.500,
.288,

Materiaalkosten kist

14,40 per m2

36.019,80

Arbeid 0,25 manuur per m2 33, per uur

8,26 per m2

20.640,

Totaalkosten vloerkist

22,66 per m2

56.659,80

per week
per week

per m2
per m2
per m2
per m

Stempelafstand 0,90 1,80 = 1,62 m2/stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.38 Berekening kosten paneelsysteem

06950556_H05.indd 116

22-03-2005 14:23:49

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

117

bijleg wapening. Gerekend wordt op 10 kg


wapening per m2 voor 0,90 per kg in de
breedplaat en in de in situ beton als bovenwapening 10 kg/m.
Omdat bij toepassing van de breedplaat minder
in situ beton nodig is, kan de volgende kostenberekening opgesteld worden:
+ 18,- per m2 levering breedplaat
4,50 per m2 beton 0,05 m3 90, 0,90 per m2 storten 0,5 manuur per
m3 33,-

5.3.7 Vloerbekisting tafelsysteem


Bij alle voorgaande bekistingssystemen is het
transport voornamelijk gebaseerd op handtransport. Alle stempels, liggers, panelen en multiplex
worden als handtransport gemonteerd en bij
het ontkisten weer gedemonteerd. De onderdelen worden op pallets verzameld en daarna
met de bouwkraan naar de volgende verdieping
gebracht. Het moet toch mogelijk zijn de vloerbekisting in grote eenheden te plaatsen en te
ontkisten met de bouwkraan.

12,60 per m2 kosten verloren bekisting

Bij een gebouw met een diepte van 12 tot 14 m


moet het mogelijk zijn de vloerbekisting in vier
grote delen te bekisten en te ontkisten. Bij een
stramienmaat in de gevel van 5,400 m kan het
veld worden opgedeeld in tafels breed 2,500
en diep 5,400 tot 7,200 m, guur 5.41. Met
de bouwkraan wordt dan in n keer een veld
vloerbekisting van 17 m2 verplaatst. De tafelkisten moeten smaller zijn dan de ruimte tussen de
kolommen. Deze tussenruimte kan met multiplex
schotten worden opgevuld.

Zie voor de berekening van de totale kosten van


de vloer guur 5.40. De breedplaat moet met
stempels worden ondersteund om de stortbelasting naar de onderliggende vloer over te brengen. De stortbelasting is even groot als bij een
in situ beton vloer, waardoor de stempelafstand
ook ongeveer gelijk is 1,800 2,400 m. Het
aantal aanvullende stempels bij de vloerranden
en bij afwijkingen kan lager zijn. De intervaltijd
tussen start bekisting en start wapening, en de
tijd van het vlechten is korter. Wel blijft de verhardingstijd van vijf werkdagen nodig.
Cyclustijd 12 dagen 4 = 48 werkbare dagen =
13 kalenderweken.

Breedplaatsysteem

De vloerdiepte wordt met twee tafelkisten gevuld, guur 5.42, waarbij elke tafelkist naar de
eigen gevel kan worden uitgereden. De leuning
en de vloerrandkist kan vast op de tafelkist zijn
gemonteerd. Het principe van de geschoorde
Prijs per eenheid

Prijs 2.500 m2

Betonkistplaat 2.500 m2
Stalen ligger 182 st 13 weken
Stempels 200 st 13 weken1
Schoren 550 st 13 weken
Doorstempels 68 st 13 weken
Leuningstaanders en leuningen
Transportkosten 2 st vrachten
Reparatie/verlies 2.500 m2

12,60 m2
0,72 per week
0,54 per week
0,20 per week
0,54 per week
post
post
12, m2

31.500,
1.704, T
1.404, T
1.459,20 T
.477,60 T
.600,
.720,
.300,

Materiaalkosten kist

15,26 per m2

38.164,80

Arbeid 0,15 manuur per m2 33, per manuur

4,94 per m2

12.375,60

Totaalkosten vloerkist

20,22 per m2

50.540,40

Stempelafstand 1,800 2,400 = 4,32 m2 per stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.40 Berekening kosten breedplaatsysteem

06950556_H05.indd 117

22-03-2005 14:23:49

118

Figuur 5.41 Tafelsysteem

stempel is geschikt als ondersteuning voor de


tafelkist, waarbij de stalen stempel omgekeerd
wordt toegepast, met de uitschuifbare binnenbuis naar beneden. Tussen de kolommen in de
langsrichting van het gebouw kunnen twee tafels
worden geplaatst, guur 5.43.

Elke tafelkist moet bij het ontkisten naar buiten


worden getransporteerd. Als er een uitrijsteiger
wordt toegepast, moet de uitrijsteiger voor elke
tafelkist worden verplaatst, waardoor het aantal
kraancharges per tafelkist toeneemt. Met een
compensatiecilinder is een uitrijsysteem mogelijk
waarbij de bouwkraan de tafelkist in n keer
naar buiten brengt en direct naar de volgende
verdieping verplaatst, guur 5.44-1. Per tafelkist
is maar n kraancharge nodig. Aan de achterste
stempel van de tafelkist is een wiel gemonteerd.
De bouwkraan pakt de tafelkist aan de voorkant
en trekt de tafelkist naar buiten. Als de tafel verder dan het zwaartepunt buiten de vloer komt,
wordt de tweede hijskabel bevestigd.
Als de tweede hijskabel voorbij het zwaartepunt
komt, wordt de compensatiecilinder in werking
gesteld, die de lengte van de voorste hijskabel
vergroot tot de kraankabel het zwaartepunt van
de tafelkist heeft bereikt, guur 5.44-2. De tafel
hangt dan horizontaal en kan verder uit de verdieping worden gehesen en op de volgende
vloer worden geplaatst om daarmee opnieuw
een in situ betonvloer te maken.
Het principe van de tafelkist is vooral geschikt
voor ondiepe gebouwen met een vlakke

Figuur 5.42 Twee tafels voor gebouwdiepte

Figuur 5.43 Twee tafels tussen kolommen

De tafelkist bestaat uit een multiplex beplating,


kinderbinten dwars op de tafelvorm en stalen
onderslagen in langsrichting, die steunen op
omgekeerde stempels. De horizontale schoren
moeten stabiliteit geven tijdens het verplaatsen.
Tijdens het storten van de vloer worden de tafelkisten horizontaal gesteund door de kolommen.

06950556_H05.indd 118

Figuur 5.44 Verplaatsen tafelkist

22-03-2005 14:23:51

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Tafelsysteem

Prijs per eenheid

Prijs 2.500 m2

Multiplex 820 m2
Kinderbint 2.100 m
Stalen ligger 182 st 13 weken
Stempels 250 st 13 weken1
Schoren 550 st 13 weken
Doorstempels 68 st 17 weken
Leuningstaanders en leuningen
Transportkosten 3 stuks vrachten
Reparatie/verlies 2.500 m2
Maken tafels 525 m2 1 manuur

10,20 m2
1,74 m2
0,72 per week
0,54 per week
0,20 per week
0,54 per week
post
post
0,24 m2
33, per manuur

8.364,
3.654,
1.704, T
1.754,40 T
1.458, T
.624, T
.600,
1.200,
.600,
20.624,40

Materiaalkosten kist

16,22 per m2

40.582,80

Arbeid 0,20 manuur per m2 33, per uur

6,60 per m2

16.500,

Totaalkosten vloerkist

22,84 per m2

57.082,80

119

Stempelafstand 1,800 2,400 = 4,32 m2 per stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.45 Berekening kosten tafelsysteem

onderkant van de vloer. Gevelbalken belemmeren het uitrijden, maar maken het niet onmogelijk. Verzwaarde stroken zijn in de tafelkist
in te bouwen mits de zijkanten zelossend taps
worden gemaakt. Figuur 5.45 geeft de kostenberekening voor het voorbeeldgebouw van drie
verdiepingen.
Het opbouwen en demonteren van de tafelkist is
een eenmalige activiteit die circa n manuur per
m2 tafel kost. Door de eenmalige investering in
het samenstellen van de tafels wordt de arbeidstijd van de vloerbekisting per m2 vloer aanzienlijk
verlaagd.
5.3.8 Vloerbekisting vergelijking systemen
De kosten van vloerbekisting bestaan uit drie
factoren:
1 eenmalige materieelkosten projectgebonden;
2 materieelhuurkosten tijdgebonden;
3 arbeidskosten in manuren en uurloon.

In de voorgaande berekening is uitgegaan van


een gebouw van 2.500 m2 vloer met 625 m2
bekisting. In het overzicht van guur 5.46 is met
deze gegevens de kosten van de bekisting uitgerekend voor een gebouw tweemaal zo groot en

06950556_H05.indd 119

een gebouw viermaal zo groot, respectievelijk


5.000 m2 en 10.000 m2 vloer.
Conclusie
Het verschil in arbeidskosten van maximaal
23,10 naar minimaal 4,92 per m2 is doorslaggevend voor de keuze van het bekistingssysteem.
De werkelijke arbeidskosten zijn afhankelijk van
de mate waarin het systeem bij een project toepasbaar is. Afwijkingen in de vloer van balken,
verzwaarde stroken en paddestoelkoppen zullen
de gemiddelde arbeidskosten aanzienlijk kunnen
verhogen. Bij het baddingsysteem zijn afwijkingen
binnen het systeem op te lossen. Bij het paneelstempelsysteem moet elke afwijking in de vloer
apart met het baddingsysteem worden uitgevoerd. Bij het breedplaatsysteem is voor het bekisten van afwijkende onderdelen een aparte bekisting nodig. Tafelkisten zijn alleen toe te passen als
de in situ betonvloeren daarop zijn ontworpen.
De kosten van het bekisten van 1 m2 afwijking
is afhankelijk van aanpasbaarheid van het bekistingssysteem. De mate en de kosten van afwijkende onderdelen veroorzaakt meerkosten die
de bekistingskosten van de hele vloer verhogen,
guur 5.47. Per project is een inventarisatie

22-03-2005 14:23:51

120

Bekisting vloeroppervlak

2.500 m2

5.000 m2

10.000 m2

1 Baddingsysteem
Materiaal eenmalig
Materieelhuur
Arbeid 0,7 manuur per m2

30,90
6,24
1,56
23,10

27,78
3,12
1,56
23,10

26,22
1,56
1,56
23,10

2 Stalendragersysteem
Materiaal eenmalig
Materieelhuur
Arbeid 0,5 manuur per m2

25,31
5,75
3,06
16,50

22,43
2,87
3,06
16,50

20,99
1,43
3,06
16,50

3 Paneelvalkopsysteem
Materiaal eenmalig
Materieelhuur
Arbeid 0,4 manuur per m2

23,41
2,68
7,54
13,20

22,07
1,32
7,54
13,20

21,40
0,66
7,54
13,20

4 Paneelstempelsysteem
Materiaal eenmalig
Materieelhuur
Arbeid 0,25 manuur per m2

22,51
2,78
11,63
8,10

21,12
1,39
11,63
8,10

20,42
0,70
11,63
8,10

5 Breedplaatsysteem
Materiaal eenmalig
Beton en materieelhuur
Arbeid 0,15 manuur per m2

20,16
0,65
14,59
4,92

19,84
0,32
14,59
4,92

19,68
0,17
14,59
4,92

6 Tafelsysteem
Materiaal en montage
Materieelhuur
Arbeid 0,20 manuur per m2

22,54
13,75
2,18
6,60

15,66
6,88
2,18
6,60

12,23
3,44
2,18
6,60

Figuur 5.46 Kostenvergelijking bekisting per m2 betonvloer

Invloed afwijkingen
per systeem
Baddingsysteem
Stalendragersysteem
Paneelvalkopsysteem
Paneelstempelsysteem
Breedplaatsysteem
Tafelsysteem

Aandeel
afwijking

Kosten per m2
afwijking

Meerkosten
per m2 vloer

12%
15%
10%
15%
15%
15%

36,
36,
42,
48,
48,
48,

0,72
1,80
4,20
7,20
7,20
7,20

Figuur 5.47 Indicatie meerkosten bij afwijkingen in te bekisten vloeren

06950556_H05.indd 120

22-03-2005 14:23:52

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

nodig van de afwijkingen ten opzichte van het


bekistingssysteem. De meerkosten van de
afwijkingen kunnen leiden tot de keuze van een
ander systeem voor de vloerbekisting.
5.3.9 Wandbekisting baddingsysteem
In een draagconstructie voor verdiepingbouw
kunnen betonwanden verschillende functies vervullen:
verticale ondersteuning vloer;
functiescheidend en tevens ondersteuning;
stabiliteitswand en tevens ondersteuning;
binnenwand en tevens ondersteuning;
gevelwand en tevens ondersteuning.

Bij verdiepingbouw moet de verticale ondersteuningsconstructie tevens de horizontale windbelasting opnemen. Bij verdiepingbouw van drie
tot vijf verdiepingen is het in principe mogelijk
de horizontale belasting op te vangen door de
inklemming van alle kolom-vloerverbindingen op
te tellen. Constructief gezien is het gemakkelijker
voor de horizontale belasting aparte constructies
te maken in de vorm van stabiliteitswanden, die
tevens als verticale ondersteuning van de vloer
kunnen fungeren. In guur 5.48-1 zijn de drie
stabiliteitsvoorzieningen allemaal verschillend
waarvoor verschillende bekistingen nodig zijn.
Een kokervorm is moeilijker te maken dan losse
wanden. In guur 5.48-2 zijn drie gelijke wanden
ontworpen die met dezelfde wandbekisting zijn
te maken.

121

doorgang van het beton. Dragende gevelwanden met B25 (C20/25) zijn af te raden
omdat het risico groot is dat het beton onder
de ramen gaten en grindnesten zal geven. In
paragraaf 5.5 wordt de dragende gevelwand
verder uitgewerkt.

Figuur 5.49 Dragende gevelwanden

Opbouw wandbekisting
Een bekisting voor een in situ betonwand bestaat
uit een stel- en sluitkist, die beide met schoren
op de vloer moeten worden vastgezet. Bij een
wand midden op de vloer kunnen zowel de stelals de sluitkist op de betonvloer worden vastgezet, guur 5.50-1. Bij een gevelwand wordt
de stelkist op de vloer vastgezet en is tijdelijke
uitbreiding van de vloer met een consolesteiger
nodig als werkplek om de wapening te vlechten
en de sluitkist te stellen en te schoren, guur
5.50-2.
Een gevelwand vergt meer arbeid en de arbeidssituatie is onveiliger.

Figuur 5.48 Verschillende stabiliteitswanden

Dragende gevelwanden
Met het gewone beton B25 (C20/25) met
consistentiegebied 3 is het in de praktijk
nauwelijks mogelijk dragende gevelwanden
met gevelopeningen verticaal te storten. Alle
beton onder de gevelopeningen moet door de
penanten naar beneden lopen, guur 5.49. De
penanten moeten de verticale belasting overbrengen en fungeren als kolom. De verticale
staven en de beugels belemmeren een goede

06950556_H05.indd 121

Figuur 5.50 Midden- en gevelwanden

22-03-2005 14:23:53

122

Wandbekistingen zijn samengesteld uit vier verschillende onderdelen die gezamenlijk de betondruk moeten opvangen:
1 betonmultiplex;
2 staanders;
3 gordingen;
4 centerpennen.

Wijziging van de sterkte van het ene onderdeel


heeft invloed op de samenhang en daardoor
ook op de andere onderdelen. Het ontwerpen
van een optimale wandbekisting waarbij geen
enkel onderdeel op geen enkele plaats sterker is
dan de daar optredende betondruk is bijna niet
mogelijk.
Sterkte en keuze wandbekistingen
De opbouw en samenstelling van wandbekisting
is afhankelijk van de betondruk bij het storten
op de wandkist. In deze eeuw zijn meer dan
100 formules ontwikkeld voor de berekening
van de horizontale stortbelasting. In het Handboek bekistingen staat een praktische graek,
guur 5.51.
De hydrostatische betondruk is maximaal de

Figuur 5.51 Vuistregels stortbelasting wandbekisting


Bron: Stubeco

massa als vloeistofdruk van 24 kN/m2 per m


wandhoogte. Bij een wand van 1 m hoogte is de
betondruk onder in de wandbekisting maximaal
24 kN/m2. De betondruk stijgt per meter hoogte
maar gaat niet boven bepaalde grenzen. Onderscheiden kunnen worden, guur 5.51:
lage stortbelasting (maximaal 30 kN/m2):
rustige stort met stijgsnelheid tot 1,000 m per
uur;
kleine zetmaat tot 80 mm;
beperkte wandhoogte tot 3,000 m;
beperkte wanddikte tot 200 mm.

39 kN/st

286 mm
329 mm
1.218 mm
1.788 mm
865 mm
1.422 mm
683 mm

Praktische uitgangspunten voor


ontwerp wandbekisting
staanderafstand
gordingafstand
uitkraging staander 1/5
centerpenafstand

Figuur 5.52 Voorbeeldberekening baddingsysteem 3,000 m hoog

06950556_H05.indd 122

Resultaat berekening
staanderafstand naar sterkte
staanderafstand naar doorbuigen
gordingafstand naar sterkte
gordingafstand naar doorbuiging
centerpenafstand naar
sterkte gording
centerpenafstand naar
doorbuiging
centerpen naar sterkte

3,000 m
50 kN/m2
21 mm
59 156 mm
59 156 mm

Uitgangspunten
hoogte wandbekisting
maximale betondruk
bekisting: multiplex dik
staanders: badding
gording: dubbele badding
centerpen:
draadstang M20 Fe 360

Berekeningsblad

300 mm
1.250 mm
250 mm
700 mm
Bron: Handboek Bekisting

22-03-2005 14:23:54

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

123

medium stortbelasting (maximaal 50 kN/m2):


rustige stort met beperkte hoogte tot 3,000 m
en wanddikte tot 200 mm met stijgsnelheid
beton tot 5 m per uur;
wanden met grotere hoogte en dikte met zeer
lage stijgsnelheid tot 1,5 m per uur;
liftschachten.

Alle wandkistsystemen zijn in vier groepen te


verdelen:
1 het al besproken baddingsysteem, badding als
staander en gording;
2 gordingsysteem, gording in staalproel;
3 spantsysteem, verticaal stalen spant;
4 paneelsysteem, stalen frame met multiplex.

5.3.10 Wandbekisting gordingsysteem


Gordingwandkisten worden door verschillende
bekistingsbedrijven geproduceerd en verhuurd.
De verschillen zijn niet erg groot en de meeste
onderdelen zijn onderling uitwisselbaar.
Voor een gordingwandkist zijn de volgende
onderdelen nodig, guur 5.54:
bekistingsplaat: multiplex dik 18 of 21 mm
plaatafmeting 1,220 2,440 m tot 1,500
3,000 m;
staander: I-vormige balk met constructiehoogte van 200 mm in verschillende lengten;
gording: dubbel UNP-proel 50 100 mm
met 50 mm tussenruimte;
centerpen: hoogwaardig stalen staaf met
grove draaddiameter 15 mm met treksterkte van
90 kN en bijbehorende spanmoeren;
afstandhouder: kunststof pijp inwendig rond
d = 20 mm met kunststof conussen om ponsdruk
te verdelen.

hoge stortbelasting (maximaal 92 kN/m2):


wanden bij gietbouw;
kolommen;
stijgsnelheid > 6,000 m per uur.
Een wandkist van 3,000 m hoog heeft drie gordingen nodig, guur 5.52. Omdat de betondruk
afhankelijk is van de betonhoogte, krijgen de
staanders tussen de bovenste twee gordingen
maar een gemiddelde betondruk van 20 kN/m2,
guur 5.52-1. Wandbekistingen worden berekend op de maximale druk onder in de wandkist. Op basis van die berekening wordt de hele
wandkist zo uitgevoerd. Boven in de wand is de
wandkist bijna altijd te sterk.
Bij utiliteitsprojecten is de verdiepingshoogte
meestal meer dan 3,000 m en omdat de betondruk boven in de wand aanzienlijk minder is,
moet het mogelijk zijn de afstand tussen de bovenste gordingen te vergroten en de overkraging
van de staanders aan de bovenzijde ook groter
te maken, guur 5.53. De centerpenafstand in
de bovenste gording zou ook groter mogen worden.
Er zijn verschillende wandkistsystemen waarbij
wordt geprobeerd de onderlinge samenhang
van de constructiedelen beter te optimaliseren.

De staanderafstand is circa 300 mm en bij een


wandhoogte van 3,500 m zijn horizontaal maar
twee gordingen nodig, guur 5.55. De afstand
van de centerpennen in de gording wordt
bepaald door de treksterkte van 90 kN/m2 en de
betondruk van 50 kN/m2 waaruit het maximale
kistoppervlak per centerpen volgt.

Figuur 5.54 Onderdelen gordingwandkist

Figuur 5.53 Wandbekisting baddingsysteem 3,500 m hoog

06950556_H05.indd 123

22-03-2005 14:23:55

124

Figuur 5.55 Gordingsysteem hoog 3,500 m

De dubbele UNP-proelen als gording zijn voorzien van boutgaten en er is een groot aantal
hulpstukken in een vorm van meccano waarmee
elke gordinglengte is te maken. Het gordingsysteem leent zich vooral voor het maken van binnen- en buitenhoeken, guur 5.56. De gordingwandkist is vooral geschikt voor gecombineerde
wanden als schachten en kernen.

Figuur 5.56 Vaste binnen- en buitenhoeken

In een schacht moet de binnenkist worden verkleind om te kunnen worden ontkist. Met de
gordingwandkist is een binnenhoek te maken
met een demontabel hoekproel die bij het
ontkisten eerst wordt losgedraaid, guur 5.57.
Daarna zijn de binnenkisten ontkoppeld en zijn
ze te ontkisten.
5.3.11 Wandbekisting spantsysteem
De spantwandkist is in de woningbouw ontstaan
en wordt ook in de utiliteitsbouw toegepast. Het
verticale spant met een constructiehoogte van
700 mm maakt een grote centerpenafstand mogelijk. Bij woningscheidende wanden waren centerpengaten midden in de wand een bron van
geluidlekken. Het spantsysteem maakt het mogelijk de wand van vloer tot vloer te overspannen
met de centerpen op plinthoogte, guur 5.58-2.

Een gordingwandkist moet voorzien worden van


hulpvoorzieningen als schoren en consoles voor
de werksteiger, guur 5.58-1. Bij een spantsysteem fungeert het spant als schoor met stelspindel, guur 5.58-2. Bovenop het spant kan een
werksteiger worden gemaakt. De afstand van de
horizontale liggers kan afgestemd worden op
van onder naar boven afnemende betondruk. De
centerpen boven zit niet in het beton en is daardoor gemakkelijker aan te brengen.
Het spantsysteem is vooral geschikt voor rechte
wanden. Door achter de spanten steigerbuizen
te bevestigen ontstaat een sterk geheel waardoor
een lange wandkist recht blijft bij het met de
kraan transporteren.

Figuur 5.57 Demontabele binnen- en buitenhoek

Figuur 5.58 Verschil gording- en spantsysteem

06950556_H05.indd 124

22-03-2005 14:23:57

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

5.3.12 Wandbekisting paneelsysteem


De paneelwandkist wordt samengesteld uit losse
panelen. Een paneel is een stalen omranding van
kokerproel bekleed met multiplex en tussen de
omranding stalen versterkingsproelen h.o.h.
300 mm. Er is een groot aantal verschillende
merken panelen beschikbaar, guur 5.59.
De afmeting van de panelen is ontwikkeld vanuit
de woningbouw met een verdiepingshoogte
van 2,700 m. De meeste panelen hebben een
hoogte van 2,700 m en een breedte van de helft
(1,350 m) om schakelingen te vereenvoudigen.
Er zijn ook panelen van 2,400 m breed met tussenstijl en voor de utiliteitsbouw panelen met
een hoogte van 3,300 m. Naast deze basispanelen zijn paspanelen beschikbaar in een maatsysteem van 150 mm met een breedte van 0,450 m
oplopend tot 1,200 m. De paspanelen kunnen
ook horizontaal worden toegepast waardoor elke
wandafmeting is samen te stellen.

In de verticale kokerproelen zijn centerpengaten gemaakt op circa 500 mm van onder en van
boven. Bij elke paneelaansluiting zijn twee centerpengaten naast elkaar aanwezig, guur 5.60.
De niet gebruikte gaten worden met plastic

125

doppen afgesloten. De kokerrandproelen zijn


voorzien van een sponning waardoor met een
paneelkoppeling twee panelen gemakkelijk
aan elkaar te verbinden zijn. Naast de basis- en
paspanelen zijn ook binnenhoekhulpstukken beschikbaar, guur 5.60. Evenals de gordingwandkist moet de paneelwandkist worden voorzien
van schoren en consoles voor de stortsteiger.
De gordingwandkist en de spantwandkist worden
voor een project op een bepaalde wandlengte
opgebouwd en zijn tijdens het bouwproces
moeilijk in lengte te veranderen. Beide kistsystemen zijn geschikt voor wanden met gelijke
lengte. De paneelwandkist heeft verticale naden
per 2,400 m met een eenvoudige koppeling. Bij
een project met wanden van verschillende lengtes is de paneelwandkist gemakkelijk in lengte
aanpasbaar.
5.3.13 Wandbekisting vergelijking
systemen
De kosten van een betonwand worden bepaald
door drie factoren, beton, wapening en bekisting, guur 5.61.

Uit deze kostenopbouw blijkt dat materiaal en


arbeid ongeveer even hoog zijn en dat zowel bij
materiaal als bij arbeid de factor bekisting het
hoogste is.

Figuur 5.59 Paneelsysteem met afmetingen

Figuur 5.60 Details koppeling bij paneelsysteem

06950556_H05.indd 125

De factor bekisting komt in de grasche vergelijking nog veel duidelijker naar voren, guur 5.62.
Een betonvloer als horizontale constructie hoeft
maar aan n zijde, aan de onderkant te worden
bekist terwijl een betonwand aan twee zijden
moet worden bekist. Per m2 betonwand is 2 m2
bekisting nodig. Daar staat tegenover dat voor
het ontkisten van een vloer een verhardingstijd
nodig is van vijf dagen en van een wand maar
n dag. De cyclustijd van de wandkist is veel
gunstiger dan van de vloer. Dat heeft een positief
effect op de materiaalkosten van de wandkist per
m2 wand.
Voor een kostenvergelijking van wandbekistingen
zijn de drie systemen naast elkaar gezet voor een
gebouw met 820 m2 wandbekistingsoppervlak
per bouwlaag voor trappenhuis en kern. De
berekeningen zijn uitgevoerd voor een gebouw
van vier, acht en zestien bouwlagen, guur 5.63.

22-03-2005 14:23:58

126

Materiaal en hoeveelheid
Beton dik 200 mm
Wapening 100 kg/m3 = 20 kg/m2
Bekisting huur/materiaal/montage 2

Prijs per eenheid

Prijs 1 m2 wand

90, per m3
0,48 per kg
12, per m2

18,
8,
24,

Materiaalkosten per m2 wand

50,

Storten 0,5 manuur per m3 0,2 m3


Vlchten 100 kg/m3 = 20 kg
Bekisting 2 0,5 manuur per m2

33, per manuur


0,54 per kg
33, per manuur

3,30
10,80
33,

Arbeidskosten per m2 wand

47,10

Totaalkosten per m2 betonwand

97,10

Figuur 5.61 Kostenopbouw in situ betonwand

Om het aantal losse onderdelen te beperken en


daardoor de arbeidstijd te verminderen kan een
kolombekisting worden samengesteld uit vier
Bouwlagen
Huurweken

4
8

8
15

16
31

Kistoppervlak

1.640 m2

3.280 m2 6.560 m2

1 Gordingsysteem
Huur kist
Materiaal
Diverse
Transport
Arbeid

57,98
7,45
6,46
4,16
1,01
38,90

28,99
3,72
3,23
2,09
0,50
19,45

24,36
3,85
1,76
1,76
0,25
16,73

2 Spantsysteem
Huur kist
Materiaal
Diverse
Transport
Arbeid

54,96
8,89
5,33
3,56
1,09
36,07

27,48
4,45
2,66
1,79
0,54
18,04

21,65
3,41
1,70
1,39
0,28
14,87

3 Paneelsysteem
Huur kist
Materiaal
Diverse
Transport
Arbeid

47,34
9,77
2,46
4,02
0,62
30,46

23,66
4,88
1,24
2,
0,31
15,23

20,95
5,05
0,77
2,49
0,16
13,43

Figuur 5.62 Opbouw kosten 1 m betonwand


2

5.3.14 Kolombekisting
In situ-betonkolommen fungeren als verticale
puntondersteuning van een vloer. Bij verdiepingbouw van vijf tot acht bouwlagen hebben
de kolommen een h.o.h. afstand van 5,400 tot
7,200 m en een dikte van 400 400 mm met
een hoogte van 3,000 tot 3,300 m. De productie
van de kolommen is bijna nooit bepalend voor
het productietempo van de in situ betonvloeren. De keuze van de bekisting heeft wel grote
invloed op de arbeidskosten en op het aantal
kraancharges.
De meest eenvoudige vorm van een kolombekisting bestaat uit multiplex schotten waar omheen
met stalen kolomkransen h.o.h. 300 tot 400 mm
een omsnoering wordt gemaakt om het betondruk te kunnen opvangen, guur 5.64-1. Deze
combinatie van multiplex en kransen bestaat uit
een groot aantal losse onderdelen en daardoor
vergt het bekisten en het ontkisten veel tijd. Dit
type kolomkist kan als handtransport worden
uitgevoerd.

06950556_H05.indd 126

Figuur 5.63 Vergelijking kosten wandbekistingssystemen


per m2 wandkistoppervlak

22-03-2005 14:23:59

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

smalle wandpanelen die in verschillende afmetingen bij bekistingsbedrijven zijn te huren, guur
5.64-2. Bij het ontkisten hoeven maar twee van
de vier verbindingen te worden losgemaakt. Het
gewicht van het te transporteren kistelement kan
dan te groot zijn voor handtransport.
Ter informatie:
stalen paneel: 2,700 0,600, 880 N per stuk;
stalen paneel: 3,300 0,600, 1130 N per
stuk;
aluminium paneel: 2,700 0,600, 420 N per
stuk.
Uit de kostenvergelijking blijkt dat het serieeffect veel groter is dan de verschillen per
kistsysteem. De arbeidskosten zijn het bekisten
per m2 wandkistoppervlak plus de montage en
demontage van de in te zetten wandkist. De
wandbekistingen worden in onderdelen naar
het werk aangevoerd. Op de bouwplaats moeten uit de onderdelen grote wandkistelementen worden samengesteld en na einde gebruik
weer worden gedemonteerd. Montage en
demontage vergt bij het gordingsysteem de
meeste tijd, circa 1 manuur per m2 kist en bij
het paneelsysteem de minste circa 0,5 manuur
per m2 kist. De montage en demontagekosten
moeten omgeslagen worden naar het totaal te
bekisten wandkistoppervlak. De arbeidstijden
voor het stellen en ontkisten van de wandbekisting ligt tussen 0,4 manuur per m2 en 0,5
manuur per m2 te bekisten wandkistoppervlak.

Figuur 5.64 Kolomkransen of panelen

Als op een bouwwerk een groot aantal kolommen moet worden gemaakt en een kolomkist
een groot aantal keren is te gebruiken, kan de
kolomkist verder worden geoptimaliseerd. De
kolomkist wordt in staalplaat uitgevoerd met

06950556_H05.indd 127

127

Figuur 5.65 Kolomkist met voorzieningen

horizontale stalen kransen, guur 5.65-1. Het


aantal bouten dat elke keer moet worden aangebracht en losgedraaid, is te verminderen door
een versterking bij de sluiting waardoor maar
drie bouten in de hoogte nodig zijn. De bouten
worden draaibaar aan de kolomkist bevestigd.
Aan de kolomkist kunnen ook de druk/trekschoren draaibaar bevestigd zijn. Voor het te lood
stellen van de kolom is een verbeterd schietlood
met beugels aan de kolomkist bevestigd. Aan de
kolomkist is ook een bordes gebouwd als werkplek bij het storten, guur 5.65-2.
Uitvoeringsproces kolom
Om het productieproces van het maken van in
situ betonkolommen te kunnen optimaliseren, is
inzicht nodig in het productieproces. Een kolombekisting bestaat minimaal uit twee delen, namelijk een stel- en een sluitkist.
Voor het maken van elke kolom zijn zes kraancharges nodig:
1 stelkist aanvoeren en plaatsen, guur 5.66-1;
2 wapeningskorf aanvoeren en plaatsen, guur
5.66-2;
3 sluitkist aanvoeren en plaatsen, guur 5.66-3;
4 beton met kubel aanvoeren en storten, guur
5.66-4;
5 ontkisten sluitkist en neerleggen;
6 ontkisten stelkist en neerleggen.
Het aantal kraancharges is te verminderen als de
stelkist van de verharde kolom rechtstreeks naar
de nieuwe kolom is te transporteren en te stellen. Hetzelfde zou met de sluitkist kunnen worden gedaan. Het contactvlak van de kolombekisting moet echter na het ontkisten altijd eerst
worden schoongemaakt en met bekistingsolie
worden bespoten. Horizontaal op de grond is

22-03-2005 14:23:59

128

Figuur 5.66 Per kolom zes kraancharges

Figuur 5.67 Stelkrans voor maatvoeren

een kolomkist gemakkelijker schoon te maken


en te olin dan verticaal, vooral als de kolom erg
hoog is.

Cyclustijd kolombekisting
De tijdsduur van de activiteiten voor het maken
van een in situ betonkolom is zo gering, dat alle
activiteiten binnen een dag van acht uur mogelijk zijn. De verhardingstijd van een in situ kolom
is van vier factoren afhankelijk:
1 minimale druksterkte beton 3,5 N/mm2 (NEN
6722, p. 18) om vormvast te kunnen blijven
staan;
2 buitentemperatuur, die invloed heeft op verhardingsproces beton;
3 minimale druksterkte betonoppervlak om
beschadiging bij ontkisten te voorkomen;
4 stabiliteit vrijstaande kolom na ontkisten,
dunne hoge kolom is zwakker dan dikke lage
kolom.

Een andere methode om het aantal kraancharges


te verminderen is:
Kolomwapeningskorf stellen;
Gesloten kolomkist over korf schuiven;
Beton in kolom storten;
Kolomkist losmaken en over kolom lostrekken;
Op de grond kist openen, olin en sluiten.
Het stellen van de kolomkist is te optimaliseren
door een goede maatvoering. Op de plaats van
elke te maken kolom wordt een stelkrans op de
vloer gemaatvoerd en vastgezet, guur 5.67. Als
dit enkele dagen na het storten van de vloer
gebeurt, is het beton nog zo zacht dat de stelkrans met stalen nagels is te bevestigen. De
binnenkant van de stelkrans is gelijk aan de
buitenkant van de kolomkist, guur 5.67-1. De
stelkist wordt bij het plaatsen direct tegen de
stelkrans geplaatst. Een houten stelkrans aan de
buitenkant heeft speelruimte nodig, waardoor
maatafwijkingen kunnen ontstaan. De stelkrans
van latten kan niet haaks zijn. Als bij het ontwerp
als plint van de kolom staal wordt gekozen, is
het mogelijk de stalen plint als stelkrans te gebruiken, guur 5.67-2. De stelkrans geeft dan de
maat van de binnenkant van de kolomkist aan,
waardoor een nog grotere maatvastheid mogelijk is.

06950556_H05.indd 128

Deze vier factoren samen moeten per project leiden tot een beslissing of een verhardingstijd van
zestien uur (nacht) wel of niet voldoende is. Op
veel bouwwerken is het productietempo van de
kolommen niet maatgevend. Dan kan worden
besloten tot een verhardingstijd van veertig uur
om meer zekerheid te hebben, guur 5.68.
Bij een cyclustijd van twee dagen en een start op
maandag, valt de verhardingsdag van kolom 3
in het weekend. Daardoor is met n kolomkist
drie kolommen per week te maken. In de volgende berekeningen wordt hiervan uitgegaan,
maar als het productietempo hoger moet, is een
dagcyclus per vijf kolommen per week met n
kolomkist mogelijk.

22-03-2005 14:24:00

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

129

Kosten in situ betonkolom


De kosten van kolombekisting worden bepaald
door het aantal te maken kolommen, waarbij de
variatie in lengte en afmeting bepaalt hoeveel
kolomkisten nodig zijn. Repeterend gebruik van
kolomkisten is alleen mogelijk bij gelijke afmetingen. Als op een bouwwerk een groot aantal
gelijke ronde kolommen van 400 mm moet worden gemaakt, is te kiezen tussen een repeterende
kolomkist of eenmalige kolomkist in de vorm van
spiralopijp of kartonnen kokers, guur 5.69.
Ronde kolomkist 400 mm
hoog 3,30 m

33, per
kolom

06950556_H05.indd 129

Figuur 5.68 Cyclustijd kolomkist twee dagen met n kolomkist

De repeterende kolomkist moet worden ontkist,


maar de spiralopijp of kartonnen koker moet
van de kolom worden afgepeld. Een eenmalige
kunststof buis die als afwerking om de kolom
blijft zitten zou een alternatief kunnen zijn. Er zijn
ook kunststof kolomkisten met een soort ritssluiting die repeterend te gebruiken zijn.

99, per
kolom

Eenmalige spiralopijp
30, per m

Figuur 5.69 Kosten ronde kolomkist

Huur repeterende kolomkist


30, per m per week = 99
per kolom per week : 3

Kosten kist

Een stalen kolomkist 400 400 mm uit twee


delen kost circa 1.800,- per stuk. De huurprijs
is 3% per week = 54,- per week. Bij een cyclustijd van twee dagen kan met een kolomkist per
week drie kolommen worden gemaakt. De kosten van de kolomkist zijn dan 18,- per kolom.
Figuur 5.70 toont de kostenopbouw van een in
situ betonkolom.
Optimaliseren betonkolom
Bij beton en wapening is de verhouding materiaal en arbeid ongeveer gelijk. Bij de bekisting is
de arbeidsfactor driemaal zo hoog dan de materiaalfactor, guur 5.71. Hieruit blijkt dat kostenverlaging gezocht moet worden in een vermindering van de arbeid van bekisten en ontkisten.

22-03-2005 14:24:01

130

Kostenopbouw in situ kolom


Beton 0,4 0,4 3,3 = 0,53 m3
Wapening 120 kg/m3 = 64 kg
Bekisting huur en afschrijving

Prijs per eenheid

Prijs per kolom

90, per m3
0,36 per kg
18, per m2

47,52
23,04
18,

Materiaalkosten per kolom

88,56

Storten 1 manuur per kolom


Vlechten 64 kg
Bekisting 2 manuuren per kolom

33, per manuur


0,54 per kg
33, per manuur

33,
34,44
66,

Arbeidskosten per kolom

133,44

Totaalkosten per kolom

222,

De arbeidskosten zijn 1,5 maal hoger dan de


materiaalkosten. Dat komt omdat een kolom
een verticaal element is dat aan de vloer moet
worden geschoord en waarvan de bovenkant
boven reikhoogte zit. Hierdoor is een hulpsteiger nodig om boven bij de kolom te komen.
In een kolom gaat maar een halve m3 beton
en het trillen van het beton diep naar bene-

den is moeilijker dan bij een vloer.


Bij een kantoorgebouw van 12,600 m diep
met gevel- en middenkolom met een kolomafstand van 5,400 m in langsrichting dragen
drie kolommen een vloerveld van 5,400
12,600 = 68 m2 vloer. Per kolom van 222,- =
23 m2 vloer. Kosten kolommen 9,60 per m2
vloer.

Figuur 5.70 Kostenopbouw in situ betonkolom

Figuur 5.71 Kostenopbouw betonkolom

Dat kan door de kolomkist te voorzien van


hulpmiddelen die de arbeid verlagen door:
minder boutverbindingen;
stortsteiger vast aan kist;
ladder vast aan kist;
schoren vast aan kist;
steunen voor schietlood.

06950556_H05.indd 130

De transportcapaciteit voor kolommen is het


aantal charges maal de hijstijd per charge. Een in
situ kolom vraagt zes charges om een constructiedeel van 1,3 ton te realiseren. De te transporteren onderdelen voor de kolom zijn allemaal
verticale elementen die eerst moeten worden
geschoord wat de hijstijd aanzienlijk verlengt.
Als bij een in situ betonskelet de kraancapaciteit
het productietempo belemmert, is te overwegen
prefab-betonkolommen toe te passen waarvoor
maar n kraancharge nodig is en waarbij 13 kN
wordt getransporteerd.
Een prefab-betonkolom kost minimaal 720,per m3 beton en met een inhoud van 0,53 m3
kost een prefab-kolom 390,- per kolom. Het
stellen, afschoren en injecteren van een prefabbetonkolom vergt minimaal twee manuren per
kolom. Arbeidskosten 2 manuren 33,- per
manuur = 66,- per kolom.
Materiaal en arbeid samen 456,- per kolom,
tweemaal zo duur als een in situ kolom.

22-03-2005 14:24:02

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

1 Temperatuurverandering
Bij een stijging van temperatuur zetten alle
materialen uit. Tijdens het bouwen veroorzaakt
een wisseling van de seizoenen veranderingen
in de draagconstructie. Als de omhulling (gevels
en dak) met isolatie is aangebracht, is de verandering in temperatuur niet groot. Alleen bij
draagconstructies die zich gedeeltelijk in een binnenklimaat en gedeeltelijk in een buitenklimaat
bevinden, moet er rekening worden gehouden
met temperatuurverandering.

3 Kruip
Bij gelijkblijvende belasting is beton onderhevig aan kruip. Lengteveranderingen kunnen
ongewenste krachten uitoefenen op de draagconstructies. Het is gebruikelijk betonnen draagconstructies niet langer te maken dan circa 60
meter. Draagconstructies langer dan 60 m worden opgedeeld in zelfstandige draagconstructies
die de eventuele vervormingen zelfstandig kunnen opvangen, guur 5.73.

Om een permanente verplaatsing op te vangen,


is ook een permanente scheiding in de draagconstructie nodig, een dilatatie. Een tijdelijke verplaatsing is met een dilatatie op te vangen, maar
ook met een tijdelijk scheiding door het toepassen van een krimpstrook.

daar toe, guur 5.72-1. Een scheiding van de


lage en hoge draagconstructie is dan gewenst.
Als een gebouw op verschillende niveaus wordt
gefundeerd, kan de zetting per niveau verschillend zijn, guur 5.72-2. Door ontkoppeling van
de beide draagconstructies krijgt elk deel de
ruimte om zich aan de fundatie aan te passen.

5.3.15 Dilataties in betonskelet


Dilataties kunnen invloed hebben op de bouwkosten en de bouwtijd. Dilataties komen vooral
voor bij verdiepingbouw en hebben bij uitvoeringsmethode als in situ beton meer invloed op
de uitvoering dan bij prefab-beton. Er zijn constructief gezien vier redenen om een draagconstructie te dilateren:
1 temperatuurverandering;
2 zetting: hoogteverandering;
3 kruip: permanente lengteverandering;
4 krimp: tijdelijke lengteverandering.

131

Figuur 5.73 Kruip: opdelen grote lengten

Figuur 5.72 Zetting: hoogte- en funderingsverschil

06950556_H05.indd 131

4 Krimp
Tijdens het verhardingsproces van beton treedt
er krimp op. Als de lengte van een draagconstructie te groot is om de tijdelijke krimp binnen
het constructiesysteem op te vangen, is het mogelijk de constructie tijdelijk op te delen in meerdere delen die ieder op zich de krimp kunnen
opvangen, guur 5.74. Als een aantal weken na
het storten van het beton het grootste deel van

2 Zetting
Tijdens het bouwen van een draagconstructie
wordt per bouwlaag de belasting op de fundering opgevoerd. Als de belasting over de hele
fundering gelijkmatig wordt opgevoerd, is ook
de zetting gelijk. Bij een combinatie van een laag
en een hoog gebouw neemt bij het opvoeren
van de massa van het hogere deel de zetting

Figuur 5.74 Krimp: tijdelijke opdeling

22-03-2005 14:24:03

132

de krimp is opgevangen, kunnen de delen weer


aan elkaar worden bevestigd. Een krimpstrook is
een tijdelijke opdeling van de draagconstructie
die grote invloed kan hebben op de uitvoering.
Kolommen dilateren
Als bij het ontwerp van een draagconstructie
geen rekening is gehouden met dilateren, guur
5.75-1, kan een kolom worden opgedeeld in
twee aparte kolommen. Met een vulling kan
dezelfde kolomkist worden gebruikt om de
gedilateerde kolom in twee keer te storten,
guur 5.75-2. De belasting op de gedilateerde
kolom zal gelijk zijn, maar door het opdelen is de
halve kolom aanzienlijk zwakker geworden. Een
alternatief is het maken van een dubbele kolom,
guur 5.75-3. De eerste kolom kan met dezelfde
kolomkist worden gestort, maar voor de tweede
kolom is een speciale kolomkist nodig.

5.77-2. Als vier aparte kolommen nodig zijn,


guur 5.77-3, is er maar n kolom met de
kolomkist te storten en is voor het maken van de
drie andere kolommen een speciale eenmalige
bekisting nodig die de kosten van de kolom aanzienlijk verhogen. Ook hier zou een tussenruimte
van 200 mm tussen de kolommen de uitvoering
vereenvoudigen.

Figuur 5.77 Dubbele kolomdilatatie

Vloeren dilateren
Bij een vloerconstructie met een verzwaarde
strook, guur 5.78-1, is de vloer te dilateren met
dubbele kolom en gelijkblijvende strookbreedte,
guur 5.78-2. Bij bekistingsruimte tussen de

Figuur 5.75 Dilateren kolommen

Als bij een dilatatie een dubbele kolom wordt


gekozen, is het ook mogelijk de twee kolommen
met een tussenruimte van circa 200 mm te ontwerpen, guur 5.76. Met de standaardkolomkist
zijn dan beide kolommen te maken.
Bij een kruising van twee dilataties op een kolom
zal bij een opdeling in vier aparte kolommen,
elke kolom te zwak worden, guur 5.77-1 en

Figuur 5.76 Dubbele kolom met tussenruimte

06950556_H05.indd 132


Figuur 5.78 Dilatatie in vloer en kolom

22-03-2005 14:24:05

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

kolommen zal ook de breedte van de verzwaarde


strook moeten worden aangepast. Daardoor
verandert bij de dilatatie de afmetingen van de
vloerbekisting, guur 5.78-3.
Als een verzwaarde strook in de vloer evenwijdig
loopt met de dilatatie, is het mogelijk in de ver
zwaarde strook een sponning te maken en daar
het aansluitende vloerveld gedilateerd op te leggen, guur 5.79-1. Bij een dilatatie loodrecht
op de verzwaarde strook kan alleen ter plaatse
van de strook een oplegging worden gemaakt,
guur 5.79-2. Dilateren alleen in de vloer heeft
als voordeel dat geen dubbele kolom nodig is,
maar het nadeel is dat de volgorde van het uitvoeren van de vloeren is vastgelegd. Altijd moet
eerst het ondersteuningsdeel worden gemaakt
voordat het opliggende vloerveld kan worden
uitgevoerd.

133

Figuur 5.79 Dilatatie alleen in vloer

Als een gebouwencomplex bestaat uit gebouwen met verschillende dakhoogten, is het logisch
de dilataties ter plaatse van de hoogteverschillen
te leggen. Als het buitenspouwblad van de gevel
is gemetseld en op de vloer moet dragen, kan
de dilatatie in de gevelspouw worden doorgezet. Dit zal een ongunstige invloed hebben op
de koppeling van binnen- en buitenspouwblad,
guur 5.80-1.
Als de dilatatiekolommen met een tussenruimte
zijn ontworpen, is het mogelijk de dilatatie
excentrisch te leggen waardoor zowel het

06950556_H05.indd 133

Figuur 5.80 Gevelconstructie gedilateerd

binnen- als het buitenblad op hetzelfde vloerveld


staan en vormveranderingen in de rand van de
dakbedekking kunnen worden opgenomen,
guur 5.80-2.
Als in de vloer verzwaarde stroken worden toegepast, is de dilatatie eenvoudig aan te brengen.
De verzwaarde strook is breder dan de kolom
waardoor de dilatatie in de vloer buiten de gevel komt te liggen en geen vervormingen in de
gevel optreden, guur 5.81. Dit betekent wel
dat altijd eerst de hogere draagconstructie moet
worden gebouwd en daarna de dakvloer van de
laagbouw op deze draagconstructie moet worden opgelegd.

Figuur 5.81 Dilatatie buiten gevel

22-03-2005 14:24:06

134

Figuur 5.82 Dilatatie met wiebelstrook

Als bij het ontwerp van het gebouw rekening is


gehouden met het probleem van het dilateren,
is het mogelijk in het dilatatiegebied een kleinere
vloeroverspanning te maken. De gedilateerde
draagconstructies worden met een tussenruimte
los van elkaar uitgevoerd, guur 5.82. In een
later stadium wordt de ruimte tussen de beide
draagconstructies opgevuld met een in situ of
prefab-vloerveld. Als in de dilatatie grote verticale zettingen te verwachten zijn, kan de wiebelstrook als overgang fungeren en een hoogteverschil overbruggen, guur 5.82-1. Een dilatatie
in vloer, gevel en afbouw vergt extra voorzieningen. Als er geen zettingen te verwachten zijn,
is het mogelijk n van de beide voegen van
de wiebelstrook aan te storten zodat maar n
dilatatie overblijft. Als geen verzwaarde strook
aanwezig is voor het opleggen van de wiebelstrook, is het ook mogelijk met stalen L-proelen
binnen de vloerdikte een oplegging te maken,
guur 5.82-2. Zolang de wiebelstrook nog niet is
aangebracht, kan de vrije ruimte tussen de beide
draagconstructies worden gebruikt als hijsruimte
mits de tussenruimte voldoende breed is.
Vloer met krimpstroken
Als een vloerveld te groot is om de krimp van
het beton tijdens het verhardingsproces te kunnen opvangen, kan de draagconstructie tijdelijk
worden opgedeeld tot de krimp voldoende is
uitgewerkt. Het kan vier tot twaalf weken duren
voordat de krimpstrook mag worden aangestort.
Een krimpstrook wordt meestal ontworpen in het
gebied waar de krachten van de vloer het laagst
zijn. Een krimpstrook is een onderbreking van
het uitvoeringsproces. De vloer moet worden
ondersteund tot de krimpstrook is gedicht,
guur 5.83. De negatieve invloed van de krimp-

06950556_H05.indd 134

Figuur 5.83 Krimpstrook als tijdelijke dilatatie

Figuur 5.84 Krimpstrook in een oplegging

strook is afhankelijk van het bekistingssysteem


voor de vloeren. Bij toepassing van tafelbekisting
is het aanbrengen van een tijdelijke ondersteuning voor de tafelkist voor de bovenliggende
verdiepingsvloer niet eenvoudig.
Bij een krimpstrook in een vloer moet de vloer tijdelijk worden ondersteund. Bij een krimpstrook evenwijdig aan een verzwaarde strook is het mogelijk een
tijdelijke oplegging te maken die de vloer ondersteunt tot de krimpstrook kan worden aangestort.
Op deze wijze heeft de krimpstrook geen negatieve
invloed op het bekistingsproces, guur 5.84.

5.4 Verdiepingbouw in situ


HS-beton
Er komen nieuwe betonsoorten beschikbaar
die invloed kunnen hebben op het productieproces van in situ beton verdiepingbouw. De
nieuwe betonkwaliteit, die Hoge Sterkte Beton
(HS-beton) wordt genoemd, heeft een karakteristieke druksterkte van B95 (C80/95) in plaats
van B25 (C20/25). HSB is tweemaal zo duur als
B25 (C20/25) en de hoge eindsterkte kan
alleen bij hoogbouw ten volle worden benut.
In guur 5.85 worden beton B95 (C80/95) en
B25 (C20/25) met elkaar vergeleken.

22-03-2005 14:24:07

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Eigenschap
Druksterkte
Treksterkte
Dwarskrachtsterkte
Ponssterkte
Maximaal opneembare
dwarskracht
Maximaal opneembare
ponskracht
Maximaal scheurmoment
Korte elasticiteit
Lange elasticiteit
Krimpverkorting
Kruipverkorting

B95 t.o.v. B25


4 beter
2 beter
2 beter
2 beter
3 beter
3 beter
2 beter
40% beter
100% beter
2 minder
2 minder

Figuur 5.85 Kwaliteit B95 (C80/95) ten opzichte van B25


(C20/25)

Hier volgen enige eigenschappen van HS-beton.


Hoge eindsterkte
Met deze hogere eindsterkten kan de constructeur in situ betondraagconstructies beter optimaliseren. Voor verbetering van het productieproces
van in situ beton verdiepinggebouw zijn de
andere eigenschappen van groter belang.
Hoge aanvangssterkte
HS-beton kan na zestien uur verharding (n
nacht) een druksterkte bereiken van B25
(C20/25), terwijl B25 (C20/25) daarvoor een
week van vijf werkdagen en zeven kalenderdagen nodig heeft. Met HS-beton is het mogelijk
dragende betonvloerconstructies in een dagcyclus uit te voeren, zoals de tunnelgietbouw ook
heeft gerealiseerd, maar dan met verwarmen.
Hoge vloeibaarheid
HS-beton heeft een plasticiteit als modder. Bij
de kegelproef is de zetmaat niet meer meetbaar.
Na het lichten van de kegel heeft HS-beton een
uitvloeimaat van 550 tot 700 mm. De hoge
vloeibaarheid maakt het mogelijk dragende
gevelwanden in situ te storten.
Zelf verdichtend
Bij het storten van beton moet beton B25
(C20/25) met de trilnaald worden bewerkt om
het beton te laten vloeien en om de luchtbellen

06950556_H05.indd 135

135

uit het beton te halen. Het betonmengsel van


HSB is zo stabiel dat de trilnaald geen effect heeft
op het beton. Trillen is een Arbo-onvriendelijke
activiteit en is bij HS-beton overbodig geworden.
5.4.1 Draagstructuur in HSB als alternatief
voor prefab-betondraagstructuur
Om de mogelijkheden van HSB te illustreren,
wordt hier het ontwerpproces besproken van
een draagstructuur uitgevoerd in in situ HSB als
alternatief voor een prefab-betondraagstructuur.
Het kantoorgebouw van vier bouwlagen was
ontworpen in prefab-beton. De verticale draagconstructie bestond uit dragende gevelwanden
met gevelopeningen 1,200 m breed en penanten van 0,600 m breed. De horizontale draagconstructie bestond uit voorgespannen kanaalplaatvloeren dik 320 mm met een overspanning
van 12,600 m zodat een grote indelingsvrijheid
ontstond, guur 5.86.
Figuur 5.87-1 toont het totale pakket voor luchtkanalen en plafond inclusief verlichtingsarmaturen. Bij een netto-verdiepingshoogte voor kantoren van 2.700 mm wordt de verdiepingshoogte
3.600 mm.
5.4.2 Keuze verdiepingsvloer
Bij kantoren waar hoge eisen worden gesteld
aan de geluidsisolatie tussen de ruimtes en de
verplaatsbare binnenwanden onder tegen het
plafond aansluiten, worden op elk stramien
van 1,800 m houten schotten aan het plafond
bevestigd om de ankerende geluidsoverdracht
boven over de binnenwanden te beperken,
guur 5.87-2. Het aanbrengen van deze geluidsschotten aan het betonplafond is zeer arbeidsintensief en ze hebben alleen een geluidwerende
functie.

Om een in situ betonvloer 12,600 m te laten


overspannen met zo weinig mogelijk beton is
een grote constructiehoogte nodig. Als het mogelijk is de geluidsschotten van beton te maken
en te benutten als constructiehoogte, wordt
zowel de constructiehoogte als de geluidsisolatie
bereikt. Er ontstaat een ribbenvloer met ribben
h.o.h. 1,800 m met een constructiehoogte van
650 mm, guur 5.88-1. Constructief gezien is
alleen de trekzone onder in de rib belangrijk. De
ruimte tussen de trekzone en de vloer kan wor-

22-03-2005 14:24:07

136

Figuur 5.86 Kantoorgebouw in prefab-beton


Figuur 5.88 Betonribben h.o.h. 1,800 m


Figuur 5.87 Kanaalplaatvloer met 12,600 overspanning

den geperforeerd ten behoeve van het doorvoeren van kanalen.


Als boven het gangplafond de luchtkanalen zijn
ontworpen, is het mogelijk in de ribben in het
ganggebied drie sparingen van rond 350 mm
te maken, guur 5.88-2. Als die ruimte onvoldoende is voor alle leidingen is het mogelijk het
gangplafond te verlagen en een gedeelte van de
leidingen onder de ribben door te voeren.

06950556_H05.indd 136

Figuur 5.89 Bekistingsysteem ribbenvloer

Bekisting voor ribbenvloer


Bij het ontwerpen van een bekisting voor de ribbenvloer zijn twee punten bepalend: waar moet
de stortnaad komen en waar moet de onderstempeling komen? De stortnaad moet iets voorbij de laatste rib komen om ontkisten mogelijk
te maken. De stempels moeten op de rib komen
om de stortbelasting te kunnen opvangen.

22-03-2005 14:24:09

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Bij een ribbenvloer moet de tafelkist minimaal


600 mm zakken om onder de ribben te kunnen
worden verplaatst. Om elke dag 600 mm te zakken is een tandheugelsysteem met slinger een
goede oplossing. Met een tandwielconstructie
worden de poten ingedraaid tot het vaste wiel
op de grond komt en de tafel te verplaatsen is,
guur 5.89. De constructiehoogte van de ribben
is te gebruiken om in de langsrichting de tafelkist
te versterken.
De gebouwbreedte van 12,600 m wordt opgedeeld in twee tafels van elk 6,300 m lang die in
de lengterichting van het gebouw worden verplaatst, guur 5.90. De breedte van de tafels is
3,600 m. De gemiddelde betondikte is 176 mm.
Het eigen gewicht van het beton op een tafelkist
is 6,300 3,600 = 22,7 m2 0,176 m3 = 4 m3
24 kN/m3 = 95,8 kN per tafel. Een stempel kan
minimaal 36 kN dragen zodat vier poten per
tafel voldoende zijn. De ribbenvloer is dus te
maken met een tafelkist van 3,600 m breed met
vier stempels per tafel. Het moet mogelijk zijn
het tandheugelsysteem van twee stempels te
koppelen, zodat twee man de tafelkist kunnen
laten zakken, verrijden en weer omhoogdraaien.

137

het beste op te lossen door de ribafmeting in


de wand uit te sparen zodat de rib in de wand
wordt opgelegd, guur 5.92-1. De vloer van 100
mm kan aan de wand worden gekoppeld met
enkele stekken die met een stekkenplank zijn te
maken, guur 5.92-1. Deze oplossing maakt het
mogelijk de wand tot 100 mm boven de vloer te
storten, guur 5.92-2. Voor het plaatsen van de
wandbekisting boven de vloer is een kim aanwezig waardoor een goede en eenvoudige aansluiting mogelijk is, guur 5.92-3.

Figuur 5.91 Wand en vloer met randkist

Figuur 5.92 Bouwknoop wand en vloer met kim


Figuur 5.90 Tafelbekisting ribbenvloer

5.4.3 Bouwknoop wand met vloer


Het is gebruikelijk een wand te storten tot
onderkant vloer en daarna de wand te ontkisten,
guur 5.91-1. Als de vloerbekisting is gesteld,
moet er een vloerrandbekisting worden aangebracht om de vloer te kunnen storten, guur
5.91-2. Daarna wordt de wandbekisting voor de
bovenliggende verdieping gesteld, guur 5.91-3.
Het probleem is de ondersteuning en de dichting van de buitenkist van de wandbekisting.

De ribbenvloer maakt het mogelijk de bouwknoop tussen wand-rib en wand-vloer apart op


te lossen. De overgang tussen wand en rib is

06950556_H05.indd 137

Uitvoeren wanden
Bij HS-beton met zijn grote vloeibaarheid is de
hydrostatische druk op de wandbekisting groter
dan bij gewoon beton. Het aantal centeringen
moet daarom groter zijn, guur 5.93.
Een wandkist bestaat uit een stel- en sluitwand.
De stelwand moet met schoren deugdelijk op de
vloer worden bevestigd, guur 5.94-1. Voor het
aanbrengen van de wapening en het plaatsen
van de sluitwand is aan de buitenzijde van de gevel een consolesteiger nodig, guur 5.94-2. De
vlechter moet op een ladder of schraagsteiger
staan om de wapening te kunnen vlechten. De
sluitwand moet vanaf de consolesteiger worden
opgevangen en worden geplaatst en gekoppeld
met centerpennen. Het werken op een conso-

22-03-2005 14:24:10

138

Figuur 5.93 Gevelwandbekisting met centering

lesteiger buiten de vloer is vooral bij hoogbouw


een Arbo-onveilige situatie.
De Arbosituatie is te verbeteren als het mogelijk
is de stelwand aan de buitenzijde van de gevel te
monteren. Ter plaatse van de ribben zijn steunen
te bevestigen waarop de stelwand kan steunen,
guur 5.95-1. Om de horizontale belasting,
vooral door wind, op te vangen, moet de stelwand met steunproelen worden gekoppeld aan
de onderliggende wand, guur 5.95-2. Aan de
onderkant van het steunproel is een stelbout
nodig om de stelwand verticaal te kunnen
afstellen. Door de stelwand aan de buitenzijde te
situeren, kunnen de vlechtwerkzaamheden van

Figuur 5.95 Stelwand buiten

binnenuit vanaf de vloer gebeuren. De sluitwand


met raamsparing wordt van binnen af gesteld,
guur 5.95-3. De stekwapening bij de penanten
zou zo kunnen worden gedimensioneerd dat aan
de stekken een leuning te bevestigen is boven de
wand voor bescherming van werkzaamheden op
de volgende vloer.

5.4.4 Optimalisering uitvoering


Het probleem van een tafelkist is het grote
volume. De tafel moet op het einde van de vloer
naar buiten te brengen zijn naar de volgende
verdieping, guur 5.96. Soms is het mogelijk
de tafelkist door de sparing van het trappenhuis
naar boven te brengen. Als dat niet mogelijk is
kan de kopgevel tijdelijk worden weggelaten om
de tafelkist via de kopgevel uit de verdieping te

Figuur 5.94 Stelwand binnen met consolesteiger

06950556_H05.indd 138

Figuur 5.96 Tafelbekisting 7,200 m breed voor ribbenvloer

22-03-2005 14:24:12

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

grote invloed op het ontwerp en de detaillering


van het gebouw. In elk geval veroorzaakt de verandering extra tekenkosten. Het is daarom van
belang dat ontwerpende en uitvoerende partners
alle aspecten beoordelen om in een zo vroeg
mogelijk stadium van het ontwerp de juiste
keuze voor het skelet te kunnen maken.

Figuur 5.97 Kopgevelwand bij einde vloer

halen. Daarna wordt de betonwand van de kopgevel gemaakt, guur 5.97-1, en kan het resterende vloerveld van laatste rib tot kopgevel met
een hulpkist worden uitgevoerd, guur 5.97-2.
5.4.5 Samenvatting uitvoeren met
HS-beton
Bij tunnelgietbouw in de woningbouw was door
integratie van wand- en vloerbekisting een dagcyclus mogelijk waarbij de verharding van het
beton met gasverwarming werd geforceerd. HSbeton heeft de kwaliteit van de versnelde verharding. Door optimalisatie van wandbekisting en
vloerbekisting wordt het ook in de utiliteitsbouw
mogelijk een dagcyclus te bereiken. De hoeveelheid bekisting is dan een fractie van de gebruikelijke in situ werkmethode. Dit maakt het mogelijk
extra te investeren in het optimaliseren van de
bekisting. De dubbele prijs van HS-beton wordt
economisch haalbaar door het optimaliseren van
het in situ productieproces.

5.5 Verdiepingbouw in prefab-beton


Het komt regelmatig voor dat het skelet van een
utiliteitsgebouw ontworpen is in in situ beton en
dat het uitvoerend bouwbedrijf later voorstelt
om het skelet in prefab-beton te maken omdat
het door uitvoerende argumenten, zoals verkorting van de bouwtijd, verlaging van de bouwkosten geeft. Omgekeerd komt hetzelfde voor.
Het veranderen van het constructieprincipe heeft

06950556_H05.indd 139

139

5.5.1 Argumenten voor keuze prefab-beton


Bij de keuze de draagconstructie van een verdiepinggebouw in prefab-betonelementen te
bouwen, kunnen de volgende argumenten een
rol spelen:
eenvoudigere constructie;
lagere bouwkosten;
kortere bouwtijd.

Constructieve argumenten
in prefab-beton is het mogelijk met extrusiesysteem vloeren te maken waarvan constructiehoogte tweemaal zo groot is als betondikte
(kanaalplaten);
in prefab-beton is het mogelijk met zware
spanblokken wapeningsstaal voor te spannen en
daarna beton te storten, waardoor voorgespannen constructie ontstaat zonder dure verankeringen in het cement (kanaalplaten en balken);
dragende gevelwanden met smalle penanten
tussen ramen zijn met normaal beton alleen horizontaal te produceren.
Argumenten bouwkosten
Bij een draagconstructie in prefab-beton kunnen
de bouwkosten per m2 vloeroppervlak lager zijn
dan in staal of in situ. Daarin slaagt men echter
alleen wanneer alle kostenaspecten van prefabbeton beheersbaar zijn. De kostenopbouw van
een prefab-betondraagconstructie bestaat uit de
volgende onderdelen:
ontwerpkosten prefab-constructie;
productiekosten prefab-elementen;
transportkosten naar bouwplaats;
montagekosten draagconstructie;
afmontagekosten draagconstructie.
Samen bepalen deze kosten de totale kosten van
de prefab-betondraagconstructie. Er zijn veel
voorbeelden van prefab-betondraagconstructies
waarvan de bouwkosten aanzienlijk hoger zijn
geworden dan aanvankelijk was begroot.

22-03-2005 14:24:13

140

De volgende zaken vragen speciale aandacht.

Ontwerpkosten prefab-constructie
vormgeving prefab-constructie is zo complex,
dat vaak groot aantal verschillende elementvormen nodig is;
technische installaties moeten worden gentegreerd in prefab-elementen;
aantal en soort voorzieningen is per element
sterk verschillend. Door de moeilijke vorm, het
grote aantal types en de installatievoorzieningen
moeten veel elementvarianten worden uitgetekend. Dit vergt samen met de controle en de
aanpassing van de elemententekeningen veel
uren en proceduretijd voor tekenen, distribueren,
controleren, aanpassen en goedkeuren.

Productiekosten prefab-elementen
afmetingen en vorm elementen is zo verschillend dat groot aantal betonmallen nodig is;
afmeting aantal elementen is groter dan de
standaardbetonmallen, waardoor speciale mallen
moeten worden gemaakt;
door te grote aantal verschillende mallen
wordt seriegrootte per mal te gering;
beschikbare voorbereidingstijd is vaak te kort,
waardoor meer mallen moeten worden ingezet;
in elementen moet groot aantal voorzieningen worden ingestort die per elementtype sterk
verschillen;
door onevenwichtige constructieve verhouding betonmassa kan extra wapening nodig zijn
voor transport.

Transportkosten naar bouwplaats


aantal vloerelementen is breder dan 2,400 m
waardoor ze niet plat op de vrachtwagen te vervoeren zijn;
aantal wandelementen is hoger dan 3,400 m
waardoor ze niet verticaal op de vrachtwagen te
vervoeren zijn;
aantal balkelementen is langer dan 10 m
waardoor ze niet op gewone vrachtwagens te
vervoeren zijn;
aantal elementen is zwaarder dan 25 ton
waardoor ze niet op gewone vrachtwagen te
vervoeren zijn;
leveringsschema kan het onmogelijk maken
vrachtwagens optimaal te beladen.

06950556_H05.indd 140

Montagekosten draagconstructie
door vorm gebouw en beschikbare ruimte
op bouwterrein moet montagekraan te ver van
montageplek worden opgesteld;
enkele elementen zijn extra zwaar waardoor
voor montage bouwkraan met extra hijsvermogen nodig is;
bij enkele elementen is afstand tot bouwkraan
extra lang waardoor bouwkraan met extra hijsvermogen nodig is;
constructief ontwerp prefab-draagconstructie
kan optimale montagevolgorde belemmeren;
aantal natte verbindingen vraagt verhardingstijd die voortgang montage stagneert.

Afmontagekosten draagconstructie
voor natte verbindingen moet groot aantal
ankerstaven op moeilijke plaatsen worden aangebracht;
voor schijfwerking vloer moet omsnoeringswapening in moeilijk bereikbare voegen worden
aangebracht;
doorbuiging kanaalplaten is niet gelijk en met
klemmen moeten ze gelijk worden getrokken om
voegen te kunnen aanstorten;
op kanaalplaten moet eerst druklaag worden
aangebracht voordat volgende bouwlaag is te
monteren;
als voegen onder wanden en kolommen
moeten worden genjecteerd moet bij elke voeg
randkist worden aangebracht.
Argumenten bouwtijd
Bij de keuze van prefab-beton voor de draagconstructie wordt vaak het argument bouwtijd
genoemd. Vergeleken met een in situ draagconstructie kan de cyclustijd van een bouwlaag
in prefab korter zijn, maar de voorbereidingstijd
tussen de opdracht en de start van de productie
van de draagconstructie is bij in situ aanzienlijk
korter dan bij prefab.
In deel 12B Uitvoeren organisatie, hoofdstuk
5 Assemblagebouw, blijkt dat tussen de opdracht
aan het prefab-betonproductiebedrijf en de start
van de montage ten minste vijftig werkdagen
nodig zijn

22-03-2005 14:24:13

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Die voorbereidingstijd wordt ongunstig benvloed door:


ontwerptijd prefab-elementen;
productietijd prefab-beton;
montagetijd draagconstructie;
afmontagetijd draagconstructie;

141

Ontwerptijd prefab-elementen
als in elementen voorzieningen voor meerdere
installatiebedrijven zijn opgenomen, moeten
deze installateurs achtereenvolgens elementtekeningen controleren, wat tijdsduur teken- en
controleproces verlengt;
als per elementsoort aantal voorzieningen
sterk varieert, stijgt aantal elementvarianten die
allemaal apart moeten worden gecontroleerd.
Dit verlengt de voorbereidingstijd.

Productietijd prefab-beton
als volgorde productie elementen niet in overeenstemming is met volgorde montage op bouwplaats wordt uit kostenoverweging compromis
gevonden dat ongunstig is voor productietijd.

Montagetijd draagconstructie
als prefab-elementen te zwaar zijn vanuit
opstelpunt montagekraan, moet montagekraan
zich te vaak verplaatsen, waardoor montagetijd
langer wordt.

Afmontagetijd draagconstructie
als per bouwlaag groot aantal natte verbindingen moet worden gemaakt met veel koppelwapening, wordt montageproces bouwlaag door
verhardingstijd aanzienlijk verlengd.

5.5.2 Montageproces prefab-beton


Uit het voorgaande blijkt dat de bouwmethode
van prefab-beton een integratie vraagt van ontwerpen, produceren en monteren. Als deze drie
factoren niet goed op elkaar zijn afgestemd
of wanneer er te weinig voorbereidingstijd is
voor de afstemming, bestaat het gevaar dat de
bouwkosten hoger en de bouwtijd langer wordt.
In dit hoofdstuk wordt vooral de montage
behandeld.

Als voorbeeld voor het behandelen van de montage van prefab-beton wordt het referentiekantoor
gebruikt uit de uitgave Prefab beton in detail, guur

06950556_H05.indd 141

Figuur 5.98 Referentiekantoor Belton

Elementtype Afmeting

Kolom
Gevelwand
Kernwand
Balk
Kanaalplaat
Kanaalplaat
Kanaalplaat
Kanaalplaat

3,500 0,400 0,400


7,200 3,500 0,200
7,200 3,500 0,200
7,200 0,600 0,400
5,400 1,200 0,200
7,200 1,200 0,200
12,600 1,200 0,320
14,400 1,200 0,400

Gewicht
per stuk
1,3 ton
8,2 ton
12,4 ton
4,2 ton
1,9 ton
2,5 ton
6,5 ton
8,0 ton

Figuur 5.99 Montagegewichten prefab-betonelementen

5.98. Bij het referentiekantoor kunnen verschillende


prefab-betonelementen voorkomen, guur 5.99.
Draagstructuur met middenondersteuning
Als er gekozen is voor een tussenondersteuning,
moet die aan de zijkant van een gang liggen,
waardoor de vloeroverspanning 5,400 m en
7,200 m wordt, guur 5.100. De gevel is als een
portaal met kolom en balk of als een dragende
gevel te maken. Als voor de lengte van het kantoorgebouw een stramienmaat van 7,200 m
wordt aangehouden, geeft guur 5.101 het aantal en het gewicht van de elementen per lengte
van 7,200 m.
Bij een kolommendraagstructuur is het zwaarste
element dat de capaciteit van de montagekraan
bepaalt de balk van 4,2 ton en bij de gevelwand
draagstructuur de gevelwand zelf van 8,2 ton
waardoor de capaciteit van de montagekraan
moet worden verdubbeld.

22-03-2005 14:24:14

142

Figuur 5.100 Kantoorgebouw met middenondersteuning

Elementtype

Stramienmaat

Elementtype

Stramienmaat

Gevelkolom zonder tussensteunen


kanaalplaten lang 12,6 m
kolommen lang 3,5 m
balken lang 7,2 m

Stramien 7,2 m
6 stuks 6,5 ton
2 stuks 1,3 ton
2 stuks 4,2 ton

Gevelwand zonder tussensteun


kanaalplaten lang 12,6 m
gevelwanden lang 7,2 m

Stramien 7,2 m
6 stuks 6,5 ton
2 stuks 8,2 ton

Figuur 5.103 Benodigde prefab-elementen voor draag-

Gevelkolom met middenkolom


kanaalplaten lang 5,4 m
kanaalplaten lang 7,2 m
kolommen lang 3,5 m
gevel + middenbalk lang 7,2 m

Stramien 7,2 m
6 stuks 1,9 ton
6 stuks 2,5 ton
3 stuks 1,3 ton
3 stuks 4,2 ton

Dragende gevelwand + kolom


kanaalplaten lang 5,4 m
kanaalplaten lang 7,2 m
middenkolom lang 3,5 m
middenbalk lang 7,2 m
gevelwanden lang 7,2 m

Stramien 7,2 m
6 stuks 1,9 ton
6 stuks 2,5 ton
1 stuks 1,3 ton
1 stuks 4,2 ton
2 stuks 8,2 ton

Figuur 5.101 Overzicht benodigde prefab-elementen


draagstructuur met middenondersteuning

Draagstructuur met vloer van gevel tot


gevel
De ontwikkeling van de kanaalplaat heeft het
mogelijk gemaakt grotere overspanningen te
realiseren, guur 5.102. Een kantoorverdieping
zonder tussensteunpunten geeft een grotere
indelingsvrijheid. Er kan bij de gevel gekozen
worden voor een ondersteuning van kolommen
en balken of een dragend gevelelement, guur
5.103.
De vermindering van het aantal elementen heeft
een positief effect op de ontwerpkosten, de

Figuur 5.102 Vloer zonder tussensteunpunt

06950556_H05.indd 142

structuur met vloer van gevel tot gevel

Element

Kanaalplaat lang
Kanaalplaat lang
Kanaalplaat lang
Kanaalplaat lang

Dikte

Lengte

Gewicht
per m2

180 mm
200 mm
320 mm
400 mm

5,400 m
7,200 m
12,600 m
14,400 m

2.540 N
2.860 N
4.280 N
4.650 N

Figuur 5.104 Relatie overspanning vloer en eigengewicht

productiekosten en de montagekosten. Kanaalplaat en gevelwand zitten in dezelfde gewichtsklasse.


Vanuit het aspect aantal te monteren elementen
zou een grote overspanning van gevel tot gevel
kunnen worden gekozen. Hoe groter de overspanning hoe hoger het eigengewicht van de
draagconstructie, guur 5.104.
Bij een vloerconstructie van gevel tot gevel is
het gewicht van de vloerconstructie per m2 bijna
tweemaal zo hoog als met een tussenondersteuning. De bouwkosten van een draagconstructie
worden voor een belangrijk deel bepaald door
de hoeveelheid bouwmateriaal. Een zwaardere
vloerconstructie met meer materiaal per m2 is op
zich duurder en zal de kosten van de ondersteuning en de onderbouw verhogen.
De kosten van een prefab-betondraagconstructie
wordt ook bepaald door de kosten van de montage van de elementen. De montagekosten zijn
te bepalen door de tijdgebonden montagekosten te delen door de capaciteit van de montage,
guur 5.105.

22-03-2005 14:24:15

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

Montageploeg

Bouwkraan
Machinist
Aanpikker beneden
Stelleurs

Prijs
per eenheid

Kosten
per dag

1500, per week


1500, per week
1 man
2 man

Kosten montageploeg per dag

300,
300,
300,
600,

1500,

Figuur 5.105 Berekening kosten montageploeg

Elementen

Stuks per dag

Kosten per stuk

Kolommen
Balken
Kernwanden
Gevelwanden
Kanaalplaten

10
25
6
12
50

150,
60,
252,
120,
30,

Gewogen gemiddelde 25

60,

143

Prefab-beton is een materiaal dat zich niet direct


leent voor bouten en lassen. Prefab-beton wordt
in het algemeen met in situ beton aan elkaar verbonden. In situ beton heeft een verhardingstijd
nodig en kan pas na enige tijd de constructieve
krachten opnemen. Bij een prefab-betonnen
draagconstructie is bijna altijd sprake van een
tijdelijke montageverbinding en aanvullend een
permanente natte in situ verbinding.
Een prefab-betonkolom is een verticaal element
dat na het plaatsen pas kan worden losgelaten
als per kolom twee druk/trekschoren als tijdelijke
verbinding zijn aangebracht.
Bouwknoop kolom met balk
Bij een kolom-balkverbinding moeten vier elementen worden samengevoegd, wat geen eenvoudige verbinding is, guur 5.107-1. Als per verdieping geen aparte kolommen worden gemaakt,
maar n kolom over meerdere verdiepingen,

Figuur 5.106 Berekening montagekosten per element

Een montageploeg kost minimaal 1.250,- per


dag. Voor de bouwkosten en de bouwtijd van
de draagconstructie is het belangrijk hoeveel
elementen een montageploeg per dag kan monteren, guur 5.106.
Uit deze tabel blijkt een groot verschil in bouwtijd en bouwkosten tussen verticale en horizontale elementen. Van kanaalplaten kunnen vijftig
elementen per dag worden gemonteerd maar
van kolommen maar tien stuks per dag.
Een kolom heeft een gewicht van 1,3 ton maar
wordt gemonteerd met een transportmiddel
dat gebouwd is om 8,2 ton te verplaatsen. Bij
kolommen wordt de capaciteit van de montagekraan dus maar voor 15% gebruikt.
5.5.3 Bouwknoop verticaal-horizontaal
De kwaliteit van de bouwknoop tussen verticale
en horizontale onderdelen van de draagconstructie heeft grote invloed op de bouwkosten
en de bouwtijd. Constructiedelen van staal kunnen met bouten en lassen rechtstreeks aan elkaar
worden verbonden, waarbij de verbinding direct
na het aanbrengen de krachten kan opnemen.

06950556_H05.indd 143

Figuur 5.107 Enkele en doorgaande kolommen

wordt het aantal elementen verminderd. Het gewicht van het element is dan afgestemd op het
transportmiddel en de lange montagetijd wordt
tot eenderde teruggebracht, guur 5.107-2. Het
is dan niet meer mogelijk de balk rechtstreeks
op de kop van de kolom te leggen, maar aan de
kolom moeten consoles worden gemaakt om de
balk aan de zijkant van de kolom op te kunnen
leggen.
In de console is een staaf gestort en in de balk een
buis, guur 5.108. Daardoor ontstaat er een penen gatverbinding die fungeert als tijdelijke verbinding. Na het afstellen wordt het gat opgevuld
met krimpvrije mortel als permanente verbinding
om de ruimte tussen pen en gat op te vullen.

22-03-2005 14:24:15

144

Figuur 5.108 Verbinding balk met kolom

Bouwknoop vloer met balk


Een eenvoudige prefab-betonbalk heeft een
rechthoekige doorsnede en de vloerplaten
worden op de balk gelegd. De oplegging is de
tijdelijke montageverbinding. Als permanente
verbinding moet een in situ aanstorting worden
gemaakt met sparingen in de vloerplaten, stekken in de balk, koppelwapening in de sparingen
om met krimpvrije mortel balk en kanaalplaten
aan elkaar te verbinden, guur 5.109.
De balk onder de vloer belemmert de vrije
hoogte voor leidingen en kanalen en kan tot
gevolg hebben dat de verdiepingshoogte moet
worden vergroot. In een T-vorm kan de oplegging van de kanaalplaten in de balk komen in
plaats van er boven op, guur 5.109-2. De constructiehoogte wordt daardoor gehalveerd. De
productiekosten van de T-balk worden verhoogd
omdat de balk alleen te ontkisten is door een
deel van de mal te demonteren. Voor permanente verbinding is een in situ verbinding nodig
met sparingen en koppelwapening.

utiliteitsbouw is bij prefab-beton verbetering


mogelijk van de verbindingstechnieken, die
het montagetempo kunnen verhogen en
daardoor de montagetijd kunnen verkorten.
Ter vergelijking: montagetempo woningbouw
zeventig elementen per dag en utiliteitsbouw
25 elementen per dag.

Bouwknoop vloer met gevelelement


Bij verdiepingbouw met overspanningen van
5,400 m tot 7,200 m is een gedeeltelijke inklemming toelaatbaar. De kanaalplaat wordt tot de
helft op de wand opgelegd, guur 5.110-1.
Daarna wordt de wand met in situ beton aangestort. Voor de in situ beton is een randbekisting
nodig. Als in de wandelementen op de juiste
plaats schroefhulzen zijn ingestort, is het mogelijk aan de wandelementen al op de vrachtwagen
een leuningstaander te bevestigen die bij de
aanstorten van de vloer de randbekisting op zijn
plaats houdt, guur 5.110-2. Om verplaatsing
van de bovenliggende wand te voorkomen zijn
stekken nodig die de wanden en de vloer aan
elkaar koppelen. In de bovenliggende wand zijn
buis- sparingen gemaakt voor de stekken en die
moeten later met krimpvrije mortel worden
opgevuld.

Figuur 5.110 Verbinding gevelwand met vloer

Figuur 5.109 Verbinding vloer met balk

Woningbouw
Alleen bij prefab-beton woningcascos is
de verbindingstechniek van prefab-staal
overgenomen met lasverbindingen. In de

06950556_H05.indd 144

Als de overspanning van de kanaalplaat groot is,


wordt de doorbuiging door de nuttige belasting
ook groter en is een ingeklemde verbinding op
de vloer en wand niet meer mogelijk. De kanaalplaten moeten naast de wand worden opgelegd.
Een vloer van kanaalplaten bestaat uit lossen
elementen die weinig schijfwerking hebben.
Van de losse kanaalplaten is een schijf te maken
met een gewapende druklaag maar dan is de

22-03-2005 14:24:16

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

vloer een combinatie van prefab-beton en in situ


beton, guur 5.111-2. De schijfwerking is ook
te bereiken door een omsnoering van de losse
kanaalplaten, guur 5.111-1. Tussen de wand
en de vloerplaten is een vrije ruimte nodig om
de omsnoeringswapening in te brengen. In de
uitgave Prefab beton in detail zijn deze verbindingen uitgewerkt. Deze vloer-wandverbinding is in
prefab-beton arbeidsintensief en ongunstig voor
de bouwkosten en de bouwtijd. Als tijdelijke verbinding moeten alle wandelementen met twee
druk/trekschoren verticaal worden gehouden tot
de permanente natte verbinding is aangebracht
en is verhard.

145

pen, produceren en monteren. Alleen voor een


team met deskundigheid op alle drie gebieden
zal het mogelijk zijn de prefab-betondraagconstructie te optimaliseren. In de prefab-betonwoningbouw is die integratie wel gerealiseerd met
als resultaat een goede interface tussen verticale
en horizontale elementen en een montagetempo
dat drie keer zo hoog ligt als in de utiliteitsbouw.

5.6 Verdiepingbouw prefab-hybride


Voor een gebouw van drie tot vier verdiepingen
is het mogelijk voor de draagstructuur een combinatie van enkele bouwmethoden toe te passen.
Er wordt hier een keuzeproces gegeven om tot
een combinatie te komen.

Figuur 5.111 Oplegging vloer op console

5.5.4 Samenvatting
In de utiliteitsbouw wordt vaak gekozen voor
een draagconstructie in prefab-beton met als
argumenten lagere bouwkosten en kortere
bouwtijd. Een prefab-betondraagconstructie
bestaat uit drie verschillende processen: ontwer-

Een opdrachtgever wil een eenvoudig kantoorgebouw met een bruto-vloeroppervlak van circa
1.600 m2 BVO in drie bouwlagen, guur 5.112.
De opdracht luidt: ontwerp de goedkoopste skeletconstructie. De randvoorwaarden zijn:
gebouwlengte tussen 40 en 50 m;
kantoordiepte 5,400 m met gang van
1,800 m;
kantoorruimten breed minimaal 3,600 m en
maximaal 7,200 m;
eenvoudige radiatorverwarming;
mechanische ventilatie alleen in toiletten;
zo kort mogelijke bouwtijd;
buitengevel van metselwerk.
Uit de literatuur blijkt dat hiervoor verschillende
mogelijkheden bestaan. Diverse belangenorganisaties hebben dit probleem nader onderzocht.

Figuur 5.112 Plattegrond eenvoudig kantoorgebouw

06950556_H05.indd 145

22-03-2005 14:24:17

146

De prefab-betonindustrie, verenigd in de Belton,


adviseert in de uitgave Prefab beton in detail te
kiezen voor prefab-betondragende gevelelementen en kanaalplaatvloeren die van gevel tot gevel
overspannen.
De staalindustrie, verenigd in het Staalbouwinstituut, adviseert in de uitgave Verdiepingbouw
in staal en beton te kiezen voor een staalskelet
van kolommen en balken met middenondersteuning van hoedliggers en de vloer te maken
van kanaalplaat.
De kalkzandsteenindustrie, verenigd in het CVK,
adviseert in de brochure Utiliteitsbouw de gevels
en de middenondersteuning te maken van kalkzandsteenelementen en de vloer van kanaalplaten.
5.6.1 Keuze vloerconstructie
Bij de keuze voor prefab-betonkanaalplaatvloeren
is het enige verschil de keuze tussen overspannen van gevel tot gevel of een middenondersteuning. De kosten van kanaalplaatvloeren zijn:
overspanning tot 7,200 m prijs levering 24,per m2;
overspanning tot 12,600 m prijs levering
42,- per m2.

Het gebouw wordt 12,600 m breed, per strekkende meter gebouw kost de vrije overspanning
van gevel tot gevel 12,600 18,- per m2 =
226,80 per m gebouw meer. Men moet zich
nu afvragen:
Is een middenondersteuning te maken voor
minder dan 226,80 - per m?
Omtrek gevel (2 12,600 + 2 43,20)
Oppervlak gevel 3,000 m hoog
Kosten gevelconstructie
Bruto-vloeroppervlak verdieping
Minimumverschil per m2 BVO
Maximumverschil per m2 BVO
Bij verdiepingshoogte van 3,000 m
Kosten plafondspuitwerk bij 3,000 m
Bij verdiepingshoogte van 3,300 m
Meerkosten gevel gemiddeld
Kosten eenvoudig systeemplafond

Heeft een kolomvrije ruimte meerwaarde


waarvoor de bouwkosten iets hoger mogen worden?
Een dragende wand van kalkzandsteen in het
midden kost circa 36,- per m2 3 m hoog is
niet meer dan 108,- per m. Een middenondersteuning die tevens een binnenwandfunctie
vervult kost minder dan de helft van een kolomvrije ruimte. De opdrachtgever wil een low-cost
kantoor. Zijn keuze is duidelijk: een skelet met
een middenondersteuning en kanaalplaatvloeren
van 5,400 en 7,200 m lang.
5.6.2 Keuze verdiepingshoogte
Bij de meeste kantoorontwerpen is de netto-verdiepingshoogte tussen afgewerkte vloer en onderkant plafond 2,700 m. De bruto-verdiepingshoogte is meestal een veelvoud van 300 mm. De
verschillende keuzemogelijkheden voor de brutoverdiepingshoogte zijn, guur 5.113:
3,000 m zonder verlaagd plafond, zoals bij
woningen gebruikelijk;
3,300 m met verlaagd systeemplafond en leidingen boven plafond.

Gekozen wordt voor een verdiepingshoogte


van 3,000 m met een plafondafwerking van
spuitwerk en opbouw verlichtingsarmaturen aan
plafond. Verwarmingsleidingen zoals bij woningbouw gebruikelijk in de dekvloer. Onderzocht
wordt of het mogelijk is de kabels voor sterkstroom en data door de kanalen van de prefabvloer te trekken. Eventueel kan alleen in de gang
110
330
120, tot 240,
544
7,20
14,40

m
m2
per m2
m2 BVO
per m2
per m2

+ 7,20 per m2

+ 10,80 per m2
+ 14,40 per m2

Figuur 5.113 Berekening kosten bij verschil verdiepingshoogte

06950556_H05.indd 146

22-03-2005 14:24:18

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

een verlaagd plafond worden aangebracht met


een hoogte van 2,400 m.
5.6.3 Keuze gevelconstructie
De keuze van de gevelconstructie is de belangrijkste voor de uiteindelijke vorm van het skelet.
Omdat voor de indeling van de kantoorruimtes
gekozen is voor een indelingsstramien van 3,600
m, zijn gevelopeningen breed 1,800 m met penanten van 1,800 m een goede keuze. De brede
penanten geven meer vrijheid voor het aansluiten van binnenwanden en daarmee een variatie
in kantoorbreedtes. De gevelindeling heeft wel
consequenties voor de skeletconstructie.
Er zijn twee mogelijkheden:
1 dragende gevel prefab-beton;
2 dragende gevel kalkzandsteenelementen.

1 Dragende gevel prefab-beton


De gevel is ook samen te stellen van dragende
prefab-betonelementen, guur 5.114. Door de
kozijnindeling wordt geadviseerd elementen
van 7,200 m lang te kiezen. Bij een verdiepingshoogte van 3,000 m en een vloerdikte van 220
mm wordt de elementhoogte maximaal 2.780
mm. Boven de kozijnopeningen is een minimale
constructiehoogte van 400 mm nodig om het
element te kunnen transporteren. Met een dikte
van de dekvloer van 50 mm wordt de maximale
hoogte van de bovenkant van de kozijnopening
(2.780 400 50) = 2.330 mm. Het brutooppervlak van het gevelelement is 2.780
7.200 = 20 m2.
In het productieproces voor het maken van
prefab-beton elementen is de bruto-maat van
het element bepalend. Voor de gevelopeningen
moeten sparingsmallen worden gemonteerd en
door de sparingen is het storten van het beton

Figuur 5.114 Dragend prefab-beton gevelelement

06950556_H05.indd 147

147

moeilijker dan bij een dicht element. Bij prefabbeton is de prijsvorming gebaseerd op het brutooppervlak van 20 m2.
2 Dragende gevel kalkzandsteenelementen
Een tweede mogelijkheid is de dragende gevel
te maken van kalkzandsteen lijmelementen.
Door de kleine afmeting 600 900 mm van de
elementen is het mogelijk de gevelopeningen te
sparen, zodat de prijsvorming is gebaseerd op de
netto-geveloppervlak (14,50 m2) bij een lengte
van 7,200 m.
Het nadeel van kalkzandsteen is dat het materiaal
niet in staat is gevelopeningen te overspannen.
Daarvoor moeten apart betonlateien worden
toegepast, guur 5.115. Elke oplegging van een
latei veroorzaakt een aantal paselementen die
apart gezaagd en apart moeten worden getransporteerd, zie ook hoofdstuk 4.

Figuur 5.115 Dragende gevel kalkzandsteenelementen

Kalkzandsteen krimpt en geadviseerd wordt bij


wandlengten boven 6 m dilataties toe te passen.
Bij de gevels van 43 m lang is een groot aantal
dilataties nodig. Dilataties en paselementen zijn
te voorkomen als de elementen verticaal boven
elkaar worden aangebracht en de penant een
breedte krijgt van n 900 mm, guur 5.116. Dan
ontstaat in de gevelwand een groot aantal verticale voegen die allemaal een klein deel van de
krimp opvangen en zijn dilataties overbodig. De
verticale naden moeten met een elastisch band
worden afgeplakt. De binnenzijde van de gevel
krijgt met spuitwerk een naadloos oppervlak.
In plaats van een latei boven alleen de gevelopening met passtukken bij de latei-oplegging is het
ook mogelijk de bovenkant van de gevelwand
te maken van aaneengeschakelde prefabbetonbalken, guur 5.117. De hoogte van de balk kan
worden afgestemd op het verschil tussen de

22-03-2005 14:24:19

148

wandhoogte en het aantal lagen standaardelementen van 600 mm hoog. Ervan uitgaande dat
op de kanaalplaatvloer een kim nodig is om een
nauwkeurig vlak te krijgen voor het lijmen van de
elementen, kan de opbouw van de gevelwand
(verdiepingshoogte 3,000 m) worden opgebouwd uit, guur 5.116:
0,220 m dikke kanaalplaatvloer;
0,130 m dikke kimlaag op vloer;
2,400 m hoogte vier lagen elementen;
0,250 m hoge prefab-beton gevelbalk.

Figuur 5.117 Functies prefab-betonbalk

Figuur 5.116 Optimaliseren kleine elementenbouw

Bij een wanddikte van 0,150 m en een balklengte van 3,600 m wordt het gewicht van de
balk 0,15 0,35 3,60 24 kN = 32,4 kN per
balk. Deze balk moet nog net met de elementensteller te plaatsen zijn. Als de balk te zwaar
wordt, is die in te korten en kan het resterende
deel met een KZS-paselement worden opgevuld.
Een pas gelijmde KZS-wand moet met schoren
worden vastgezet om omwaaien bij wind te
voorkomen. Vooral bij gevelwanden geeft omwaaien een groot risico. Verticaal niet in verband
gestapelde elementen moeten zorgvuldig worden
geschoord. Als bij het maken van de gevelwand
de prefab-betonbalk daar direct boven op wordt
gelijmd, is de gevelwand veel steviger. In de voeg
tussen twee balken is een boutgat te maken voor
het bevestigen van een schoor, guur 5.117-1.
De bout is ook te gebruiken om direct een leuningstaander te bevestigen, zodat een leuning
aanwezig is voor het leggen van de vloerplaten.
Bij een vloer van kanaalplaten liggen de
platen los naast elkaar. Voor de stabiliteit van het
gebouw kan het gewenst zijn dat de vloer constructief een geheel vormt. Dat kan met
de prefab-betonbalk als die aan elkaar wordt
gekoppeld, want daardoor ontstaat een
trekband, guur 5.117-2.

06950556_H05.indd 148

5.6.4 Keuze middenondersteuning


Als er gekozen is voor een middenondersteuning
van de vloer, zijn er drie mogelijke oplossingen:
1 stalen kolommen en balken met niet-dragende binnenwand;
2 dragende wand prefab-betonelementen lang
7,200 m met deuropeningen;
3 dragende wand prefab-steenelementen met
deuropeningen.

Voor de dragende middenwand wordt alleen die


uitgevoerd in prefab-steenelementen besproken.
Middenondersteuning met kolommen en
balken
Grote vrijheid van indeling van het kantoorgebouw en de vrijheid om deuren te plaatsen
waar ze nodig zijn en in de toekomst nodig kunnen zijn, krijgt men met stalen kolommen als
middenondersteuning met daartussen een hoedligger met overspanning van 5,400 m, guur
5.118.
In de uitgave Verdiepingbouw in staal en beton is
het principe van de hoedligger uitgewerkt. Het
grote voordeel van de hoedligger is dat die als
balk niet onder de vloer ligt, maar in de vloer
is gentegreerd, guur 5.119, en zo een hoge
brandweerstand heeft. In samenwerking met het
Staalbouwinstituut is een gemodiceerde hoedligger ontwikkeld op basis van een standaardproel in de vorm van een halve HE 450 A proel
met aan de bovenkant een aangelaste ens van
plaatstaal van 30 100 mm, guur 5.119.

22-03-2005 14:24:20

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

149

Figuur 5.120 Bouwknoop balk met kolom

Figuur 5.118 Kolommen en balken als middenondersteu-

ning

Figuur 5.119 Gemodiceerde hoedligger

Figuur 5.121 Dragende wand prefab-steenelementen

Een traditionele verbinding van een stalen ligger


met een kolom werd ontworpen met boutverbindingen. Dat maakt het monteren van de ligger
arbeidsintensief omdat de ligger in de kraan moet
blijven hangen tot de eerste bouten zijn aangebracht. In samenwerking met het Staalbouwinstituut is een bouwknoop ontwikkeld, waarbij
in de doorlopende kolommen oplegstrippen zijn
aangebracht, guur 5.120. De bouwkraan kan de
hoedligger tussen de kolommen manipuleren en
op de oplegstrippen laten zakken en daarna loslaten, guur 5.120. In een later stadium wordt de
verbinding van de kolom met de hoedligger met
een hechtlas gexeerd. Dit verkort de montagetijd
van de stalen middenondersteuning.

ontwerp de indeling van het kantoor nog niet


bekend is of als men de indeling later wil kunnen veranderen, zal op elk stramien van 3,600 m
een deur nodig kunnen zijn. Als de mogelijkheid
open moet blijven om een deur met zijlicht
te kunnen toepassen, zal een wandsparing van
1,200 m breed nodig zijn, guur 5.121.
Als er voor het gebruik van het kantoor grote
ruimtes nodig zijn van 7,200 m tot 10,800 m
breed, zal men niet op elke 3,600 m een deur
willen hebben, maar wel de mogelijkheid om bij
herindeling de plaats van de deur te wijzigen. De
sparingen die in de dragende middenwand zijn
gemaakt, maar waar geen deur nodig is, moeten
worden dichtgezet met een niet-dragende wand.

Dragende middenwand prefab-steen


In een dragende middenwand moeten sparingen
worden gemaakt om daarin later de binnendeurkozijnen te kunnen monteren. Als bij het

5.6.5 Keuze stabiliteitsconstructie


Als voor de gevelwanden gekozen is voor prefab-steenelementen, wordt ook de kopgevel op
dezelfde manier uitgevoerd. De dragende ge-

06950556_H05.indd 149

22-03-2005 14:24:22

150

velwanden geven in de langsrichting voldoende


stabiliteit aan het gebouw. De kopgevel moet de
dwarsstabiliteit verzorgen. Een wand van kleine
elementen vormt constructief niet een geheel.
De kopgevel kan alleen de stabititeitsfunctie vervullen als het een constructieve schijf is.
Bij de kopgevel liggen de vloerelementen niet
op, maar langs de wand. Als de kopgevels de
stabiliteit moeten verzorgen, is er een aantal
voorwaarden:
kopgevelwand moet dikker worden;
kopgevelwand bevat zo min mogelijk gevelopeningen;
betonverankering nodig tussen wand en vloer,
guur 5.122-1.
Deze beperkende en kostenverhogende voorwaarden zijn niet nodig als een tussenwand als
stabiliteitswand wordt gebruikt. Deze wand kan
tevens worden belast met een deel van de vloer.
Ter plaatse van de kopgevels van het kantoorgebouw wordt de overspanningrichting van de
vloerelementen gedraaid, guur 5.122-2. Zowel
de kopgevel als de tussenwand worden met de

Figuur 5.122 Bouwknoop stabiliteitswand

Om bij de dakvloer een dure afschotlaag te


voorkomen, kan de dakvloer eenvoudig onder
afschot worden gelegd door de hoedligger
100 mm hoger te monteren, guur 5.124. Om
het aantal paselementen in de vloer te beperken,
kan de trap worden gecombineerd met de leidingschacht. Als de plaats van het trappenhuis
kan wordt afgestemd op de indeling van de
vloerplaten, is met twee korte vloerelementen en
een stalen raveelbalk de sparing voor de trap en
de leidingschacht te maken.
Productietempo skelet
Per bouwlaag is het bruto-oppervlak van de gevel en de tussenwanden 380 m2. Een lijmploeg
kan met de elementensteller 100 m2 wand per
dag maken. De productietijd voor de wanden
is dan vier dagen per verdieping. Door de snelverhardende lijmverbinding kunnen de wanden
direct worden belast met de vloerelementen. Als
het gebouw in de lengte in twee fasen wordt opgedeeld, kan de montage van de vloerelementen

5.6.6 Keuze hybride skeletconstructie


Uit de voorgaande keuzen voor de onderdelen
van het skelet ontstaat een skeletconstructie,
guur 5.123:
vloeren: kanaalplaatelementen;
gevelwanden: KZS-lijmelementen;
middenondersteuning: stalen kolommen en
balken;
stabiliteitswand: KZS-lijmelementen.

vloer belast en ze leveren samen de benodigde


stabiliteit voor het gebouw. In de kopgevels kunnen nu weer gevelopeningen komen.

Figuur 5.123 Plattegrond hybride skelet

06950556_H05.indd 150

22-03-2005 14:24:23

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW

151

Figuur 5.124 Doorsnede hybride skelet

en de staalconstructie tegelijk met het lijmen van


de wanden plaatsvinden. De productietijd van
het skelet is dan vier dagen per verdieping. Met
een vloeroppervlak van 540 m2 per verdieping
is het productietempo 135 m2 BVO per dag. De
totale bouwtijd van de draagstructuur van drie
bouwlagen is dan circa veertien dagen.

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Fabricage en montage van staalconstructies.
Opleidingsinstituut Staalbouw
2 Flapper, H.A.J., Bouwplanning. ThiemeMeulenhoff, 2004
3 Handboek bekistingen. Stubeco, 1992
4 Prefab beton in detail. Belton
5 Utiliteitsbouw. CVK
6 Verdiepingbouw in staal en beton. Staalbouwinstituut
Normen
NEN 6722 Voorschriften Beton Uitvoering.

06950556_H05.indd 151

22-03-2005 14:24:23

152

06950556_H05.indd 152

22-03-2005 14:24:24

Uitvoeren draagconstructie bij hoogbouw


H. A. J. Flapper

Het uitvoeren van de draagconstructie krijgt bij hoogbouw een extra


dimensie omdat naast de horizontale draagconstructie in de vorm van
vloeren, er een verticale draagconstructie nodig is voor de stabiliteit
van de hoogbouw. Deze verticale draagconstructie kan de bouwkosten van het skelet verdubbelen. De wijze van uitvoeren van de draagconstructie heeft bij hoogbouw grote invloed op de bouwkosten en
de bouwtijd.

06950556_H06.indd 153

22-03-2005 14:29:28

154

Inleiding
Bij hoogbouw zijn, in vergelijking met verdiepingbouw, specieke punten aan te wijzen, die
duidelijk verband houden met de hoogte en
waarvoor extra aandacht nodig is:
horizontale stijfheid;
bruto-/netto-vloerverhouding;
brandveiligheidsaspecten;
onderhoud en functioneren gevels.
Horizontale stijfheid
De horizontale stijfheid en de dynamische reactie
van het gebouw zijn sterk bepalend voor het te
kiezen constructiesysteem voor de stabiliteit. De
verticale draagconstructie ten behoeve van de
horizontale stijfheid kan de bouwkosten aanzienlijk doen stijgen.
Bruto-/netto-vloerverhouding
Bij hoogbouw neemt de bruto-/netto-vloerverhouding in het algemeen veel ongunstigere
waarden aan dan bij verdiepingbouw. Dit komt
door het grotere ruimtebeslag van de verticale
transportvoorzieningen, de constructies en de
installaties.
Brandveiligheidsaspecten
Brandveiligheidsaspecten zijn zaken als brandbestendigheid van de draagconstructie, brandcompartimentering, rookcompartimentering, brandbestrijding, rookvrije vluchtwegen, vluchtroutes,
brandweerlift, sprinkler-installatie en re rescue
oors. De oplossingen voor de brandveiligheid
kunnen in bouwkosten sterk verschillen, maar
verhogen de bouwkosten per m2 bruto-vloeroppervlak altijd.
Onderhoud en functioneren gevels
Met de toenemende hoogte neemt ook de
hoeveelheid regenwater toe dat langs de gevel
naar beneden moet worden afgevoerd. Met de
toenemende hoogte worden de verschillen in
vervorming tussen de draagconstructie en de
gevel groter. Bij hoogbouw is het onderhoud van
de gevels moeilijker en sterk afhankelijk van weer
en wind. Door de hoge functionele eisen zijn de
bouwkosten van de gevel bij hoogbouw hoger
dan bij verdiepingbouw.

06950556_H06.indd 154

In dit hoofdstuk wordt het uitvoeringsaspect van


hoogbouw behandeld.
In deel 9 Utiliteitsbouw worden in hoofdstuk
6 Hoogbouw alle bouwkundige aspecten
besproken

6.1 Uitvoeringsaspecten bij


hoogbouw
De keuze van de uitvoeringsmethode van de
draagconstructie bepaalt de cyclus per bouwlaag en heeft daarmee een grote invloed op de
bouwtijd. Bij de uitvoering van hoogbouw is
zwaar transportmaterieel nodig. Het materieel
en de bouwrente zijn tijdgebonden kosten en
daarom heeft de bouwtijd grote invloed op de
bouwkosten. Vooral de keuze van de stabiliteitsconstructie heeft invloed op de cyclustijd per
bouwlaag en daarmee op de bouwtijd en de
bouwkosten.
6.1.1 Aspect bouwtijd
De bouwtijd van een hoog gebouw wordt
bepaald door de volgende factoren (zie ook de
uitgave Bouwplanning). Om de invloed van de
bouwtijd te kunnen zien, zijn enkele bouwtijdberekeningen gemaakt met de volgende uitgangspunten:
intervaltijd onderbouw;
aantal bouwlagen;
bruto-vloeroppervlak bouwlaag;
cyclustijd bouwlaag;
intervaltijd draagconstructie en gevel;
intervaltijd afbouw;
bouwtijd in kalendermaanden.

Intervaltijd onderbouw
Ontgraven bouwput, paalfundatie en betonfundering inclusief liftputten duurt minimaal vijftig
dagen. Bij een onderbouw met kelders en een
diepe bouwput kan de intervaltijd oplopen tot
100 dagen.
Aantal bouwlagen
Als voorbeeld is genomen een hoogbouw van
twintig, veertig en zestig bouwlagen, wat met
een verdiepingshoogte van 3,500 m een gebouwhoogte geeft van 70 m, 140 m en 210 m hoog.

22-03-2005 14:29:29

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

Cyclustijd bouwlaag
Als voorbeeld is genomen een cyclustijd van tien
dagen en daarna een cyclustijd van vijf dagen
per bouwlaag. De intervaltijd tussen de start
van twee opeenvolgende bouwlagen wordt de
cyclustijd, omdat de intervaltijd zich als een
cyclus herhaalt.
Intervaltijd draagconstructie en gevel
De ruwbouw is de tijdsduur dat op een bouwlaag wordt gestart met de draagconstructie tot
het tijdstip dat de gevel van de bouwlaag winden waterdicht is. De intervaltijd is afhankelijk van
de bouwmethode, in de rekenvoorbeelden is een
intervaltijd van vijftig dagen aangehouden.

pingbouw wordt aangehouden, is de bouwtijd


van een hoogbouw van twintig, veertig en zestig
bouwlagen te berekenen. Bij een cyclustijd van
tien dagen en een oppervlak van 1.500 m2 per
bouwlaag is het productietempo van de draagconstructie 150 m2 vloer per dag, guur 6.2. Dit
is vergeleken met verdiepingbouw een redelijk
hoog productietempo.

Bruto-vloeroppervlak bouwlaag
Aangenomen is een hoogbouw met een brutovloeroppervlak van 1.500 m2 per bouwlaag.

155

Figuur 6.1 Hoogbouw met cyclustijd van tien dagen

Intervaltijd afbouw
De tijdsduur tussen start van de weersgevoelige
afbouw op een bouwlaag tot het tijdstip dat de
bouwlaag gereed is voor oplevering. De intervaltijd voor woningen en kantoorgebouwen is
ongeveer vijftig dagen.
Bouwtijd in kalendermaanden
Totdat de bovenste bouwlaag wind- en waterdicht is, treedt verlet op door vorst, regen en
vooral ook wind. Aangenomen is gemiddeld vijftien werkbare dagen per kalendermaand.
Cyclustijd tien dagen
Bij verdiepingbouw is de cyclustijd van een
bouwlaag tien tot vijftien dagen, guur 6.1. Als
bij hoogbouw de minimale cyclustijd van verdieBouwtijd
Productietijd lagen 10 dagen
Intervaltijd in dagen
Bouwtijd in dagen
Bouwtijd in maanden
Bruto-vloeroppervlak in m2
Productietempo per dag

50
50
50

dagen intervaltijd onderbouw


dagen intervaltijd drager/gevel
dagen intervaltijd afbouw

150 dagen totaal intervaltijd


Cyclustijd vijf dagen
Bij hoogbouw is de productietijd berekend als het
aantal bouwlagen maal de cyclustijd van grote
invloed op de totale bouwtijd. Om de bouwtijd
te verkorten is het gewenst met extra investeringen de cyclustijd te verlagen. Bij verschillende
Nederlandse hoogbouwprojecten is een cyclustijd van vijf dagen gerealiseerd, guur 6.3. De
invloed van de halvering van de cyclustijd op de
totale bouwtijd is te berekenen, guur 6.4.

20 lagen

40 lagen

60 lagen

200
150
350
23
30.000
86 m2

400
150
550
37
60.000
109 m2

600
150
750
50
90.000
120 m2

Figuur 6.2 Berekening bouwtijd met cyclustijd van tien dagen

06950556_H06.indd 155

22-03-2005 14:29:30

156

praktisch onmogelijk een deel van de hoogbouw


eerder in gebruik te nemen. Gedurende de hele
bouwtijd groeit de investering en moet gedurende de hele bouwtijd de rentekosten over
gemiddeld de helft van de investering bij de
bouwkosten worden geteld. Bij een bouwkosten
van 1.250,- per m2 BVO en een rentepercentage van 8% is het verschil in de kosten van de
bouwrente tussen de ongunstigste en gunstigste
bouwtijd berekend in guur 6.5.

Figuur 6.3 Hoogbouw met cyclustijd van vijf dagen

6.1.2 Bouwkosten bij hoogbouw


Bij verdiepingbouw is het aandeel van de draagconstructie in de totale bouwkosten 20% tot
25% en de bouwkosten van de draagconstructie
betreft voornamelijk de horizontale constructie
(vloeren). Bij hoogbouw is naast de horizontale
draagconstructie ook een verticale draagconstructie nodig, een kern, voor de horizontale stijfheid. De kern als verticale draagconstructie zal
ongeveer evenveel kosten als de vloeren. Dus alle
aandacht moet worden gericht op het optimaliseren van de kern.
Vooral de rente op de investering kan bij hoogbouw een aanzienlijk bedrag worden. Het is
Bouwtijd
Productietijd lagen 5 dagen
Intervaltijd in dagen
Bouwtijd in dagen
Bouwtijd in maanden
Bruto-vloeroppervlak in m2
Productie per dag

6.1.3 Stabiliteitsprincipes bij hoogbouw


Bij hoogbouw is de horizontale windbelasting
bepalend voor het ontwerp van de draagconstructie. Voor het opvangen van de horizontale
windbelasting is een verticale stabiliteitsconstructie nodig. Vanuit de verticale draagconstructie
wordt de horizontale constructie van de vloeren
ontworpen.

Bij hoogbouw blijkt de productie van deze verticale draagconstructie (kern) meer bepalend te
zijn voor het productietempo dan de vloeren.
Er zijn in principe drie verschillende constructiesystemen voor de verticale draagconstructie om

20 lagen

40 lagen

60 lagen

100
150
250
17
30.000
120 m2

200
150
350
23
60.000
171 m2

300
150
450
30
90.000
200 m2

Figuur 6.4 Berekening bouwtijd met cyclustijd van vijf dagen

Bruto-vloeroppervlak in m2
Bouwtijd in maanden
Totale investering (in euro)
Rente 8% (in euro)1
Bouwrente per m2 BVO (in euro)
1

Cyclustijd tien dagen

Cyclustijd vijf dagen

30.000
23
37.500.000
2.875.000
96

30.000
17
37.500.000
2.125.000
70.84

(37.500.000/2) (23/12) 0,08 en (37.500.000/2) (17/12) 0,08

Figuur 6.5 Berekening bouwrente

06950556_H06.indd 156

22-03-2005 14:29:30

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

de horizontale belastingen op te vangen:


1 kern als koker;
2 gevelbuisprincipe;
3 buis-in buisprincipe.
Zie voor een uitgebreide behandeling van
de kernen deel 9 Utiliteitsbouw, hoofdstuk 6
Hoogbouw

1 Kern als koker


In het midden van het gebouw wordt een betonnen koker ontworpen die sterk genoeg is om
alle horizontale belastingen op te vangen, guur
6.6-1. De koker wordt tevens gebruikt om de
verticale transportsystemen onder te brengen.
De vloer wordt aan de gevel ondersteund door
kolommen die in principe scharnierend zijn. De
vloer omsluit de kern en hoeft alleen de verticale
belasting naar de kern en de gevelkolommen
over te brengen.

157

3 Buis-in-buisprincipe
Ook is een combinatie van kern en gevelbuis
mogelijk. De windbelasting wordt gedeeltelijk
door de gevelwand opgenomen. Via de vloer
wordt de resterende windbelasting naar de kern
overgebracht, guur 6.6-3. De vloerconstructie
moet niet alleen de verticale belastingen overdragen naar gevel en kern maar moet ook als
balkenrooster fungeren om een gedeelte van de
horizontale belastingen van gevel naar kern over
te dragen.

6.2 Uitvoeren draagconstructie


hoogbouw
Bij hoogbouw zijn er in principe twee verschillende productieprocessen:
1 verticaal (wanden/kolommen);
2 horizontaal (vloeren).
De vloeren worden ondersteund door wanden
en kolommen. Daarom moeten voor elke bouwlaag eerst de wanden en kolommen worden
gemaakt en daarna de vloeren. Elke verdieping
hoger herhaalt zich dit proces. Bij hoogbouw
wordt de bouwtijd voor een groot deel bepaald
door de cyclustijd per bouwlaag. Het constructief
ontwerp van de kern heeft grote invloed op de
productietijd van de kern en daarom op de cyclustijd per bouwlaag.

Figuur 6.6 Stabiliteitsprincipes hoogbouw

2 Gevelbuisprincipe
De constructie van de gevel wordt zodanig ontworpen, dat de gevelwanden als stabiliteitswanden kunnen fungeren, guur 6.6-2. De afstanden
tussen de gevelwanden is groter dan bij kernwanden, waardoor de stabiliteitsfunctie beter is.
Het constructief ontwerp van de gevelwanden
moet wel zodanig zijn dat de gevels ondanks de
perforaties voor de raamopeningen als wandvlak
krachten kunnen opnemen. Aan de verbindingen
tussen de elementen in de gevel worden hoge
eisen gesteld. De vloeren liggen binnen de
gevelwanden en moeten de gevelwanden
tegen uitbuiging beschermen.

06950556_H06.indd 157

6.2.1 Voorbeeldproject hoogbouw


Om de effecten van het constructief ontwerp van
de kern en de uitvoeringstechnische productie
van de kern op de cyclustijd per bouwlaag te
onderkennen, is aan de hand van een voorbeeldproject een aantal varianten uitgewerkt.

Als voorbeeldproject is een eenvoudig vierkant


kantoorgebouw gekozen met de volgende afmetingen, guur 6.7:
lengte/breedte 3 7,200 = 21,600 m;
vloeroppervlak 21,600 21,600 = 466 m2;
bij acht lagen hoog 3.728 m2 BVO;
bij zestien lagen hoog 7.456 m2 BVO.
Langs alle vier gevels is een kantoorgebied van
5,400 m diep en in het midden zijn de verticale
transportsystemen en toiletten gegroepeerd,

22-03-2005 14:29:31

158

het kerngebied moeten grote vloersparingen


komen voor liften, leidingen en trap. De vloer
van de gang overspant van wand naar wand
boven de deuropeningen. Zowel om de gangvloer op te vangen als om de kern tot n
geheel te koppelen is boven de deuropening
een balk ontworpen met onderkant 2,400 m
boven vloer.

Figuur 6.7 Voorbeeldproject hoogbouw

guur 6.7-1. De totale draagconstructie wordt


als in situ beton uitgevoerd. Voor de stabiliteit
is gekozen voor een betonnen kern van 7,200
7,200 m. De vloer wordt langs de gevel ondersteund door betonnen kolommen h.o.h. 7,200
m. De constructieve balken in de vloer worden
als verzwaarde stroken binnen de vloerdikte met
wapening opgelost, guur 6.7-2. De vloerconstructie is een vlakke betonvloer van 250 mm
dik. De hoekvelden overspannen in twee richtingen en de tussenvelden van kern naar gevel. In
guur 6.8 wordt nader ingegaan op de kern.
In het kerngebied zijn liften, installatieschachten, trappen en toiletten gesitueerd.
De functionele indeling van de kern is alleen
schematisch aangegeven en niet getoetst aan
functionele eisen.
Ontwerpproblemen als brandweerlift, veiligheidstrappenhuis en aparte elektraschacht
zijn buiten beschouwing gelaten. Constructief
gezien is de kern een vierkante stabiliteitskoker
van 7,200 7,200 m met een wanddikte van
250 mm. De verdiepingshoogte is 3,600 m. In

Werkzaamheden

Figuur 6.8 Plattegrond kern

6.2.2 Uitvoeren vloeren


Voor het productieproces van de vloeren moeten drie verschillende werkzaamheden op elkaar
worden afgestemd, guur 6.9:
1 bekisten en ontkisten;
2 wapening vlechten;
3 beton storten.

De vloerbekisting is niet eenvoudig omdat er


86 m gevelrandbekisting nodig is met uitkragende vloerkist, vloerrandbekisting en veiligheidsleuningen.
De bekistings- en vlechtploeg hebben elk 29
mandagen per vloer nodig inclusief de vloer van
de kern. Voor het storten van de hele vloer zijn
zeven mandagen nodig.
Een optimale grootte van een kist- of vlechtploeg
is vier man (n auto) en dan is de productietijd

Hoeveelheid

Manuren per eenheid

Manuren

Mandagen

Bekistingswerk
Vlechtwerk
Betonwerk

466 . m2
11,6 ton
116 . m3

0,5 per m2
20, per ton
0,5 per m3

233
233
58

29
29
7

Betonvloer maken

466 . m2

1,1 per m2

523

65

Figuur 6.9 Raming hoeveelheid arbeid per verdiepingsvloer

06950556_H06.indd 158

22-03-2005 14:29:32

06950556_H06.indd 159

Figuur 6.10 Cyclustijd twaalf dagen bij vloer in n keer storten

De cyclustijd van de vloeren is verder te verkorten door de verdiepingsvloer van 466 m2 in


meerdere velden op te delen, guur 6.12. Voor
de aansluiting met het volgende stortveld is stekwapening nodig, guur 6.12-3. Toepassing van
wapening in de vorm van staven van 12 tot 14
m is bij een opdeling niet mogelijk. De wapening
moet in de vorm van netten worden geprefabriceerd. De vloerconstructie leidt tot een opdeling
van de verdiepingsvloer rondom de kern in vier
bekistingsvelden en vier stortvelden, waarbij het
eerste veld kleiner en het laatste veld groter is.
De uitvoering van het vloerveld in de kern moet
worden afgestemd op de aansluitende vloervelden en op de uitvoeringsvolgorde van de kern
zelf, guur 6.12-1 en 6.12-2.
Voor het optimaliseren van het productieproces
van de vloeren is dus een opdeling in vijf stortvelden gewenst, guur 6.13. Het productietempo
wordt dan 4656 vloer = 93 m2 per dag. Dit is bij een
goede organisatie een goed productietempo.

Als iets meer dan de helft van de wapening


gereed is, kan de helft van de vloer worden
gestort, guur 6.11. Na een dag verharden kan
de bekistingsploeg met de volgende vloer beginnen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met
de uitvoering van de wanden en de kolommen.

van het bekistingswerk en het vlechtwerk elk 29


mandagen : 4 man = 7 dagen. Voor het storten
van de vloer op n dag zijn zeven man nodig,
guur 6.10.
De bekistingsploeg moet een deel van de vloer
hebben bekist inclusief vloerrandbekisting voordat
de vlechter kan starten met het aanbrengen van
de wapening. Het vlechtwerk van de hele vloer
moet gereed zijn voordat het beton kan worden
gestort. De dag na het storten is het beton nog
niet hard genoeg om erop te werken. Alleen voor
de productie van de vloeren is de cyclustijd minimaal twaalf dagen. Hierbij is nog geen rekening
gehouden met de verhardingstijd van de vloer
van vijf werkdagen voordat de vloer kan worden
ontkist. Voor ten minste twee vloeren is vloerbekisting nodig. Bij een cyclustijd van twaalf dagen
en een productietijd van zeven dagen per ploeg
ontstaat een afstemverlies van vijf dagen voor
zowel de bekistingsploeg als de vlechtploeg. De
bekistingsploeg kan ook beton storten.

159

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

22-03-2005 14:29:33

160

Figuur 6.11 Cyclustijd negen dagen bij vloer in twee keer storten

Figuur 6.12 Seriematige productie vloeren

6.2.3 Kern als wanden uitvoeren


De kern bestaat uit vier wanden van elk 7,200 m
lang en 3,600 m hoog, die gekoppeld als koker
grote horizontale windbelastingen kunnen
opnemen:
betonwanden 4 7,200 3,600 = 104 m2
wand;
bekisting 2 104 m2 = 208 m2 kist;
beton 104 m2 0,250 = 26 m3 beton;
wapening 26 m3 1 kN/m3 = 2,6 ton staal.

Een bekistingsploeg van vier man die tevens de


wanden stort (13 + 2 = 15 mandagen) kan in
vier dagen de kern maken, guur 6.14.
Kern als vier wanden uitvoeren
De kern bestaat uit vier gekoppelde betonwanden van elk 7,200 m lang. In de woningbouw is
men gewend betonwanden in een dagcyclus te
maken met een wandenploeg die zowel het
bekistingswerk als het betonwerk doet.
De dagcyclus bestaat uit de volgende activiteiten:
ontkisten stelwand vorige wand;
bekisten stelwand nieuwe wand;
vlechten wapening;
ontkisten sluitwand vorige wand;
bekisten sluitwand nieuwe wand;
beton storten nieuwe wand.
Figuur 6.15, 6.16 en 6.17 geven de werkzaamheden van de kern van dag tot dag.

06950556_H06.indd 160

22-03-2005 14:29:34

06950556_H06.indd 161

Figuur 6.13 Cyclustijd vijf dagen bij vloer in vijf keer storten

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW


161

22-03-2005 14:29:35

162

Werkzaamheden

Hoeveelheid

Manuren per eenheid

Manuren

Mandagen

Bekisting wanden
Vlechtwerk wapening
Storten wanden

208 m2
2,6 ton
26 m3

0,5 per m2
20, per ton
0,5 per m3

104
52
13

13
6,5
2

Betonwanden

104 m2

1,6 per m2

169

21

36

Kolommen maken

12 stuks

3 per kolom

Figuur 6.14 Raming hoeveelheid arbeid per verdiepingskern

De uitvoering van de vloer van de kern is


afhankelijk van de aansluitende relaties met de
omliggende vloervelden en het ontkisten van de

onderliggende kern en het bekisten van de


bovenliggende kern. Het maken van de kernvloer
is in dit draaiboek niet verder uitgewerkt om de
tekeningen niet te complex te maken. Uitgangspunt moet zijn dat in het productieproces van de
vloer en de kern, het maken van de kernvloer de
cyclustijd niet mag verlengen.
Het uitvoeren van de kern in een dagproductie
van vier wanden heeft een aantal bezwaren. Om
de dagcyclus te halen moet de betonwand na
n nacht verharding worden ontkist. Om te
kunnen ontkisten moet het beton een drukvastheid van 8 N/mm2 hebben. Dit is in de winterperiode zonder verwarmen of extra cement niet
altijd haalbaar. Constructief moeten de vier wanden n geheel vormen waarvoor in de aansluiting tussen de wanden extra wapening nodig is.
Bij vier keer een wand maken, kunnen de stekken
op de hoeken problemen geven.
Op dag 1 wordt de eerste wand gemaakt en
op dag 4 de laatste wand waarmee de kern als
koker gereed is. Op dag 3 kan de vloerkist van
het eerste veld worden gesteld, op dag 4 de
vloerkist van het tweede veld terwijl de vlechter op het eerste veld de wapening aanbrengt.
De uitvoering van de kolommen is teruggerekend vanaf het bekisten van de vloer. Op
dag 1 worden de eerste drie kolommen bekist
en gestort. Op dag 2 kunnen de kolommen
verharden en op dag 3 zijn ze ontkist om de
vloerbekisting tegen de kolommen aan te sluiten. Er moet dus met zes kolomkisten worden
gewerkt.

Figuur 6.15 Kern als vier wanden: dag 14

06950556_H06.indd 162

22-03-2005 14:29:35

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

163

Op dag 5 wordt het eerste vloerveld gestort.


Op dag 8 wordt als laatste het vierde vloerveld gestort en wordt de eerste wand van de
kern van de volgende bouwlaag gemaakt. De
volgorde van de wanden schuift per bouwlaag
n wand op. Op dag 1 is de kern gestart met
de linkerwand en door de volgorde van de
vloer wordt op dag 8 de bovenste wand als
eerste van de kern gemaakt.
Figuur 6.16 Kern als vier wanden: dag 58

Kern als vier wanden met extra stelkist


uitvoeren
Een alternatief is om een extra stelkist te gebruiken, guur 6.18. Dit heeft een aantal voordelen:
vlechter kan met wapenen om de hoek gaan;
stelkist blijft dag extra wand ondersteunen;
werkzaamheden worden over vijf dagen verdeeld.
Op dag 1 worden twee stelkisten geplaatst en de
wapening van de eerste wand gevlochten. Op
dag 2 wordt pas de eerste wand van de kern gestort. Dit is een dag later dan in het vorige draaiboek. De cyclustijd per bouwlaag wordt daarmee
een dag verlengd tot tien dagen.

06950556_H06.indd 163

Op dag 11 wordt de laatste wand van de kern


gemaakt. De cyclustijd van een bouwlaag is
zowel aan de kern als aan de vloer te meten.
Op dag 4 is de kern gesloten en op dag 11 de
kernvan de volgende bouwlaag. Dit geeft een
cyclustijd van 11 4 = 7 dagen. Op dag 5 is
het eerste vloerveld gestort en op dag 12 het
eerste vloerveld van de volgende bouwlaag,
ook 7 dagen.
Figuur 6.17 Kern als vier wanden: dag 912

Kern als twee U-wanden uitvoeren


De deuropeningen in de kern maken het mogelijk
de kern te zien als twee gekoppelde U-vormige
wanden, guur 6.19. Met n U-vormige stelwandkist en n U-vormige sluitwandkist is de
kern te maken. Omdat de wandkist de hoek omgaat, vervalt de stortnaad in de hoeken en geeft
de wapening in de hoeken ook geen probleem.
Boven de deuropening is een balk nodig om de
kernvloer op te vangen en om de twee U-vormen
constructief tot n kern te maken, guur 6.201. Een balkbekisting tussen de beide U-vormen
geeft een volgorde probleem, vooral ook door de
koppelwapening. De koppeling tussen de beide
U-wanden is met een prefab-betonnen balk met
stekwapening op te lossen, guur 6.20-2. De
prefab-balk wordt in de eerste wand gesteld
en met een stempel ondersteund tot de tweede

22-03-2005 14:29:37

164

Figuur 6.20 Koppeling U-vormige kerndelen

Figuur 6.18 Kern als vier wanden met extra stelkist

6.2.4 Kern als schacht uitvoeren


Te onderzoeken is of een complete schachtbekisting tot aanzienlijke verkorting van de cyclustijd
zal leiden. Het plaatsen en uitrichten van de vier
stelwanden tegelijk is gemakkelijker dan elke dag
een stelwand apart, guur 6.21. Op dag 2 kan
de vlechter de wapening van de hele kern vlechten. Het storten van de kern in n keer kan in
kortere tijd dan in twee of vier keer. De vloerkist
van het eerste veld wordt op dag 4 uitgevoerd.
Dit is een dag later dan in het voorbeeld van de
kern met vier wanden. Bij de uitwerking van het
draaiboek voor het schachtprincipe zal de cyclustijd waarschijnlijk op acht dagen uitkomen.

Figuur 6.19 Kern als twee U-wanden: dag 14

wand wordt gesteld. Uit het voorbeeld blijkt dat


de relaties tussen het vloerproces en het kernproces gedetailleerd moet worden uitgewerkt om
tot een zo kort mogelijke cyclustijd te komen.

06950556_H06.indd 164

Figuur 6.21 Kern als gesloten schacht

22-03-2005 14:29:40

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

Kern bestaande uit twee schachten


Er is een aantal steekhoudende argumenten om
de voorwand van de liften als een constructieve
betonwand te ontwerpen:
liftontwerper wil betonnen schacht;
bevestiging liftdeuren wordt eenvoudiger;
kernvloer krijgt betere oplegging;
constructiesterkte kern wordt groter.
De kern wordt door de scheidingswand opgedeeld in twee aparte schachten, guur 6.22-1.
Dit kan invloed hebben op zijn productietijd.
Bij de keuze van de volgorde wordt de grootste
schachtkist zo mogelijk als eerste geplaatst omdat de grootste schachtkist als stelkist het meest
stabiel staat en de kleinere schachtkisten tegen
de grote kist kunnen worden afgesteld. Op dag 2
moet dan eerst de wapening in de wand tussen
de beide schachten worden gevlochten voordat
op dag 3 de tweede schachtkist tegen de wapening is te plaatsen. Op dag 4 is de wapening van
de kleine schacht te vlechten, guur 6.23.
Op dag 5 kan de kern worden gestort, guur
6.24, en op dag 6 is het eerste vloerveld te
bekisten. De conclusie is dat de scheidingswand,
waardoor twee schachten ontstaan, de cyclustijd
van een bouwlaag met twee dagen verlengt.

165

Figuur 6.23 Kern als twee schachten: dag 14

Figuur 6.22 Kern als twee en drie schachten

Kern bestaande uit drie schachten


Er is een aantal steekhoudende argumenten om
ook de scheidingswand tussen de liftschacht en
de installatieschacht als een constructieve betonwand te ontwerpen, guur 6.22-2:
goede brandwerendheid leidingschacht;
betere bevestigingsmogelijkheden kanalen;
afsluiting liftschacht;
eerdere start montage liften mogelijk;
constructiesterkte kern wordt groter.

06950556_H06.indd 165

Figuur 6.24 Kern als twee schachten: dag 58

22-03-2005 14:29:43

166

De kern wordt door de extra tussenwand in de


schacht opgedeeld in drie verschillende schachten. Dit kan invloed hebben op de productietijd
van de kern, guur 6.25.

Bij een kern die uit drie schachten bestaat, moet


twee keer een tussenwand worden gevlochten.
De kleinste schachtkist kan pas op dag 4 worden
geplaatst. De cyclustijd wordt met drie dagen
verlengd.
Bij een gedetailleerde uitwerking van de uitvoering van een kern met meerdere schachten kan
het mogelijk zijn de verlenging van de cyclustijd
te verminderen door de wapening in de wanden
tussen de schachten te prefabriceren, waardoor
de vlechttijd korter wordt en daarmee ook het
interval tussen het plaatsen van de opeenvolgende schachtkisten.
Tussenwanden in een kern zijn mede door de
wandopeningen en sparingen relatief dure
scheidingswanden. Constructieve tussenwanden verhogen de bouwkosten en verlengen de
bouwtijd.

Figuur 6.25 Kern als drie schachten: dag 14

06950556_H06.indd 166

Bouwknoop vloer met wand


Als in het rondgaand proces de buitenvloer en de
kernvloer tegelijk bekist zijn, kan de vloer worden
doorgestort, guur 6.26-1. Als de buitenvloer
moet worden gestort voordat de kernvloer is
bekist, wordt eerst een randkist aangebracht met
stekwapening, guur 6.26-2. De kernvloer wordt
daar later tegen aan gestort, guur 6.26-3.
Als in de kern bij de schachten geen vloer aanwezig is, zijn er twee mogelijkheden voor het
maken van de vloersparingen. De vloeropening
wordt gemaakt door randkisten te plaatsen
langs de wanden en de randkist met bouten en
schroefhulzen aan de wanden te bevestigen,
guur 6.27-1a. Als bij een wand aan beide zijden
een vloeropening komt, kan de vloerdikte apart
worden bekist, guur 6.27-1b, of de wand direct tot bovenkant vloer worden gestort, guur
6.27-1c. De tweede methode is het maken van
vloeropeningen met een sparingkist die op de
vloerbekisting wordt gesteld, guur 6.27-2a en
6.27-2b. De sparingkist is aan de bovenzijde
voorzien van multiplex en blijft na het ontkisten
van de vloerkist zitten. De sparingkist fungeert
als beveiliging en als vloer voor de bovenkomende vloerkist. De sparingkist wordt pas bij de
montage van de leidingen in de schacht verwijderd.

22-03-2005 14:29:44

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

167

Figuur 6.26 Bouwknoop vloer met wand

Figuur 6.27 Bouwknoop vloer met schacht

6.2.5 Kern als schacht voortrekken


Uit de draaiboeken van het voorbeeldproject
blijkt dat bij hoogbouw de cyclustijd voor een
bouwlaag de som is van de cyclustijd van de
vloer plus de cyclustijd van de kern. Als het mogelijk is de uitvoering van de horizontale en de
verticale draagconstructie te ontkoppelen, is de
cyclustijd per bouwlaag niet meer de som van
de beide cyclustijden, maar de langste cyclustijd
van verticaal of horizontaal. In principe zou dan
de productietijd van een draagconstructie voor
hoogbouw te halveren zijn.

06950556_H06.indd 167

Kern met glijbekisting uitvoeren


De glijbekisting is begin van deze eeuw in Amerika ontwikkeld voor het maken van hoge torenachtige betonconstructies. Bij het bouwen met
een glijbekisting wordt het beton in een continu
proces gestort in een bekistingsmal die in stappen van 25 mm omhoog wordt bewogen. De
hoogte van de bekistingsmal en het glijtempo
zijn zodanig op elkaar afgestemd dat het beton
die onder de bekistingsmal uitkomt reeds voldoende is verhard om de bovenliggende verse
beton te kunnen dragen.

22-03-2005 14:29:45

168

Een glijbekisting bestaat in principe uit de volgende onderdelen, guur 6.28:


bekisting ongeveer 1,200 m hoog aan beide
zijden betonwand;
klimbokken als frame in omgekeerde U-vorm
die betondruk bekisting opvangt;
klimstaven in betonwand bij elke klimbok, die
bij klimmen steeds worden verlengd;
vijzels die aan klimbokken zijn bevestigd en
bekisting in stappen van 25 mm omhoog trekken;
werkplatform ter hoogte van bovenkant
bekisting dat meestal over hele schacht doorloopt voor vlechten wapening en storten beton;
buitenloopsteiger met veiligheidsleuning waar
vanaf vijzels kunnen worden bediend;
hangsteigers aan beide zijden wand onder
bekisting voor afwerken betonwanden.

Figuur 6.28 Principe glijbekisting

Het productietempo van een glijbekisting is afhankelijk van de aanvangssterkte van het beton
en de hoogte van de bekistingsmal. Bij hoge
torens is een productietempo van 3 tot 4 m
hoogte per 24 uur mogelijk.
Met een glijbekisting zijn alleen de wanden van
een kern te maken, guur 6.29. Kernvloeren
moeten later apart worden bekist en gestort.
Tijdens het glijden kunnen sparingen en stekkenbakken in de glijkist worden geplaatst. Voor het
maken van wandopeningen kunnen mallen van
bovenaf in de glijkist worden gesteld.
Glijbekisting is een goede bouwmethode voor
het maken van hoge torens en silos, die alleen
bestaan uit verticale wanden zonder horizontale
vloeraansluitingen.

06950556_H06.indd 168

Figuur 6.29 Kern maken met glijbekisting

Voor het uitvoeren van kernen voor hoge utiliteitsgebouwen heeft glijbekisting een groot aantal nadelen:
verticale maatvoering moeilijk te beheersen;
grote maatafwijkingen van sparingen en voorzieningen;
klimbokken, vijzels en bedieningsapparatuur
vergen hoge investeringen;
klimstaven in wanden verhogen kosten wapening;
opbouw glijbekisting met alle apparatuur
vergt veel tijd;
werken in twee of drie ploegen in de bouw
niet gebruikelijk;
moeilijk voor korte tijd groot aantal bouwvakkers in ploegensysteem te werven;
uurloonkosten bij ploegensysteem met extra
voorzieningen aanzienlijk hoger;
rondom glijbekisting mag uit veiligheidsredenen niet worden gewerkt;
draagconstructie rondom kern kan pas starten
als glijbekisting gereed en gedemonteerd is;
glijproces kan bij ongunstige weersomstandigheden moeilijk worden onderbroken;
arbeidsomstandigheden dag en nacht in weer
en wind boven op glijkist zeer ongunstig.

22-03-2005 14:29:46

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

Kern met klimbekisting uitvoeren


Klimbekisting is een methode voor het maken van
kernen, waarbij de wandbekisting op consolesteigers staat, die per bouwlaag met de bouwkraan
een verdieping omhoog gaat. Terwijl glijbekisting
een continu proces van het omhoog vijzelen van
een wandkist is, is klimbekisting een discontinu
proces. Zowel met klimmen als glijden kan een
kern verticaal worden gebouwd zonder tussenvloeren dus alleen de wanden van de kern.
Een klimbekisting voor een kern bestaat uit twee
verschillende bekistingssystemen, de schachtbekisting als stelwand op een werkvloer en de
buitenkist, als sluitwand op een consolesteiger,
guur 6.30.

Figuur 6.30 Principe klimbekisting

De schachtbekisting (stelwand) bestaat uit de


volgende onderdelen:
houten werkvloer in schacht waarop stelwanden staan;
kantelschoenen aan werkvloer die belasting
schachtkist overbrengen naar betonwand in spa-

06950556_H06.indd 169

169

ringen in wand. Als schachtkist verdieping hoger


wordt gehesen, vallen kantelschoenen vanzelf in
volgende steunpunten in wand;
wandbekisting als stelwand bestaande uit
vier wandschotten die op schachtvloer staan en
waarvan twee buitenhoeken te lossen zijn om
schachtkist bij ontkisten in omvang kleiner te
maken.
De buitenwandbekisting bestaat uit de volgende
onderdelen:
consolesteiger als werkplatform die aan ankers
in betonwand wordt opgehangen en waarop
sluitwand staat;
wandbekisting als sluitwand die op consolesteiger staat en met schoren wordt ondersteund;
railsysteem op consolesteiger die het mogelijk
maakt wandkist naar buiten te verplaatsen om
ruimte te krijgen voor vlechten wapening;
hangsteiger onder consolesteiger als werkplatform om consolesteiger aan ankers onderliggende verdieping te bevestigen en als werkplatform voor afwerking betonwanden.
Na het storten van de kern van een bouwlaag
wordt de schachtkist met hijskabels aan de werkvloer met de bouwkraan een bouwlaag omhoog
gehesen. Ook de buitenkist wordt met hijskabels aan de consolesteiger met de bouwkraan
omhoog gebracht. Zowel de schachtbekisting
als de buitenkist klimmen steeds een verdieping
omhoog. De vloeren in de kern moeten later
worden gemaakt.
Als een kern uit meerdere schachten bestaat,
heeft klimbekisting hetzelfde probleem als bij de
wandbekisting. Om de wanden van de bovenste
schacht te kunnen vlechten, moet de tweede
schachtkist achterlopen. De derde schachtkist
loopt weer een verdieping achter, guur 6.32.
De klimbekisting is gespreid over vier bouwlagen. Om het productieproces van de kernen
en de vloeren te scheiden moet de klimbekisting
op de vijfde verdieping zijn voordat de productie
van de vloeren kan beginnen. De productie van
de kernen moet een aantal verdiepingen voorlopen afhankelijk van het aantal schachten waaruit de kern is opgebouwd.

22-03-2005 14:29:47

170

Voorbeeld
Kern met drie schachten
De klimbekisting bestaat uit drie
schachtkisten en vier buitenkisten, guur
6.31. Elke schachtbekisting is samengesteld
uit vier wandkisten. Twee wandkisten zijn
in de hoeken vast aan elkaar gekoppeld
waardoor L-vormige wandkisten ontstaan.
De twee L-vormige wandkisten zijn met
een open hoek gekoppeld met een speciaal
binnenhoekproel die bij het ontkisten
is te lossen. Daardoor is het mogelijk de
L-vormen naar binnen te trekken en de
schachtkist kan een verdieping hoger
worden gehesen. Voor buitenwandkisten op
de consolesteigers moet de werkvloer in de
buitenhoeken worden verlengd om rondom
te kunnen lopen.

Figuur 6.32 Getrapte klimkist bij meerdere schachten

delen worden opgedeeld om de elementen met


een normale bouwkraan te kunnen hijsen, guur
6.33. De kern moet als stabiliteitsconstructie als
n geheel de horizontale windbelasting opnemen. Als de kern uit twaalf prefab-betonelementen wordt samengesteld, guur 6.33, zijn er ook
twaalf verticale voegen die een constructieve
koppeling nodig hebben. Er zijn verschillende
oplossingen voor constructieve voegverbindingen, maar het risico is groot dat het voordeel
van de snelle montage verloren gaat aan de
kosten en tijd voor de constructieve voegverbindingen.
Figuur 6.31 Kern met drie schachten met klimbekisting

6.2.6 Kern in prefab-beton uitvoeren


Het ontkoppelen van het productieproces van
vloeren en kern geeft bij hoogbouw verkorting
van de cyclustijd. In plaats van ontkoppelen is
het ook mogelijk de productietijd van de kern
zelf te verkorten door de kern in prefab-betonelementen uit te voeren. Het stellen van prefab-elementen vergt minder tijd dan het in situ
proces met bekisten, wapenen en storten.
Het maximum hijsvermogen van een 120-tonmeterkraan is 8 ton en van een 180-tonmeter
kraan 10 ton. Een kernwand moet in meerdere

06950556_H06.indd 170

Om twee prefab-betonelementen als n geheel aan elkaar te verbinden, is een gewapende


betonverbinding nodig. In de koppen van de
prefab-elementen worden stekken in de vorm
van haarspelden opgenomen, guur 6.34. Bij het
produceren van de elementen steken de haarspelden door de randbekisting waarvoor extra
voorzieningen nodig zijn. Bij het stellen van de
prefab-elementen overlappen de haarspelden
van de aansluitende elementen elkaar. Bij het
plaatsen moet het prefab-element horizontaal
tegen het andere element worden geschoven.

22-03-2005 14:29:48

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

montage mee te nemen. Het negatieve effect van


het opdelen van de kern in meerdere schachten
zoals bij in situ beton is aanzienlijk minder.

171

Figuur 6.33 Kern prefab-betonelementen

Figuur 6.34 Prefab-elementen met natte voegverbindingen

Het stellen van de elementen vergt meer tijd.


Nadat de elementen zijn afgeschoord moet een
bekisting om de open voeg worden gemaakt.
Voor het bevestigen van de voegbekisting moeten schroefhulzen in het element zijn ingestort
of moet de bekisting met andere voorzieningen
aan de elementen worden geklemd. Voor de
gewapende koppeling tussen de elementen
moeten enkele wapeningsstaven verticaal door
de haarspelden worden geschoven. Als de haarspelden tijdens het transport of bij de montage
zijn vervormd, kan het inschuiven van de koppelstaven problemen geven. Voor het storten
van het beton in de smalle voeg is zeer vloeibare
beton nodig die vaak van een dure krimpvrije
kwaliteit moet zijn. Verdichten met de trilnaald is
niet mogelijk en toch moet de zekerheid worden
verkregen dat de voeg ook beneden volledig is
gevuld. Het storten van de verticale voegen stuk
voor stuk is bewerkelijk en vergt veel tijd.
De prefab-betonelementen van de kern moeten
ook verticaal worden gekoppeld. Daarvoor is een
groot aantal stekken nodig en moeten de voegen onder de elementen aan de onderzijde met
krimpvrije mortel worden opgevuld.
In prefab-beton is het wel gemakkelijker de tussenwanden als prefab-betonelementen tijdens de

06950556_H06.indd 171

6.2.7 Samenvatting uitvoering hoogbouw


Het grote probleem van een hoogbouw, de afstemming tussen de verticale en de horizontale
draagconstructie is uitgelegd aan de hand van
een eenvoudige kleine kantoortoren.
Daaruit kwamen twee verschillende uitvoeringsmethoden naar voren:
1 kern-vloer-kernmethode;
2 kern voortrekken op vloer.

De cyclustijd per bouwlaag is de optelsom van


de cyclustijd van de kern en de cyclustijd van de
vloer. Bij een cyclustijd van vijf dagen voor zowel
de kern als de wand, wordt de cyclustijd van de
kern-vloer-kernmethode tien dagen, guur 6.35.
Verkorting is mogelijk door het opdelen van de
vloer in meerdere stortvelden. Verlenging van
de cyclustijd ontstaat als de kern uit meerdere
schachten bestaat. In principe is een in situ kern
gelijk aan een prefab-kern, in beide gevallen
moet eerste de kern worden gemaakt voordat de
bovenliggende vloer te maken is. Bij een prefabkern kan de cyclustijd van de kern wel korter zijn.
Bij de methode kern voortrekken wordt gestart
met de productie van de kern (alleen de wanden
zonder kernvloer). Als de kern een aantal bouwlagen hoog is, wordt gestart met de productie
van de vloeren. Er ontstaan twee gescheiden
bouwstromen.
De bouwmethode van de glijbekisting heeft het
hoogste productietempo. Het glijden is een continu proces en de bekisting is voortdurend in
beweging. Het werken aan de vloeren rondom
de glijkern wordt om veiligheidsredenen niet
toegestaan. De productie van de vloeren kan
daarom pas starten als de kern op hoogte is.
Daarmee gaat het voordeel van het hoge productietempo verloren, guur 6.36-1.
De bouwmethode van de klimbekisting is een discontinu systeem. Per bouwlaag wordt n keer de
buitenkist een verdieping hoger gehesen. Daarom
mag onder de klimkist aan de vloeren worden
gewerkt. Het aantal bouwlagen dat de kern moet
voorlopen op de vloeren is afhankelijk van het
aantal schachten in de kern, guur 6.36-2.

22-03-2005 14:29:49

06950556_H06.indd 172

Figuur 6.35 Hoogbouwmethode kern-vloer-kern

172

22-03-2005 14:29:50

Figuur 6.36 Hoogbouwmethode kern voortrekken op vloer

06950556_H06.indd 173

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW


173

22-03-2005 14:29:50

Figuur 6.36 Hoogbouwmethode kern voortrekken op vloer (vervolg)

06950556_H06.indd 174

174

22-03-2005 14:29:51

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

6.3 Hoogbouw Delftse Poort in


Rotterdam
Het project Delftse Poort is een hoogbouwproject dat bestaat uit twee kantoorgebouwen
met elk een kern en twee vleugels, guur 6.37.
De hoogste toren heeft vleugels tot 70 m en tot
150 m hoog. De kantoorvleugels zijn geheel in
prefab-beton uitgevoerd. Om ze te kunnen
maken zijn speciale hijstoestellen ontwikkeld in
een portaalkraanachtige opzet. Omdat voor het
maken van de vleugels geen bouwkranen worden
gebruikt, kon voor de kern een eigen oplossing
voor het verticaal transport worden gekozen.

Figuur 6.37 Hoogbouw Delftse Poort in Rotterdam

Om binnen de gestelde bouwtijd te blijven was


een hoog productietempo voor de kern nodig.
Daarom is al in een vroeg stadium gekozen voor
glijbekisting.
Toetsing hoogbouw
De effecten van de verschillende hoogbouwmethoden is door de SBR getoetst aan hoge
gebouwen die in Nederland zijn gebouwd
(zie Logistiek in de bouw, deelstudie 3: Constructieve kernen in gebouwen (SBR 207)).

De kern van het project is een vierkant van


22 m met een hoogte van 150 m. Tijdens het
continu glijproces mochten rondom de kern op
het maaiveld geen mensen werken. De kern
moest eerst volledig op 150 m hoogte zijn, voordat met de bouw van de kantoorvleugels kon
worden gestart. Het bouwen van de kern en het
bouwen van de kantoorvleugels waren daardoor
twee aparte opeenvolgende bouwprojecten.
Omdat met het glijden alle tussenwanden werden meegenomen, waren de liftschachten direct
na het glijden gereed en beschikbaar voor montage van de liften. Daarom konden de permanente liften worden gebruikt voor personen- en
goederentransport tijdens de bouw.

06950556_H06.indd 175

175

6.3.1 Hijs- en montageloods


De draagconstructie van de kantoorvleugels
bestond uit prefab-beton dragende gevelelementen en prefab-betonvloerelementen. Door
het grote gewicht van de vloerelementen van
15 ton en de grote gebouwhoogte tot 150 m
was transport met een bouwkraan nauwelijks
mogelijk. Bij de Delftse Poort is voor het verticaal transport een oplossing gevonden waarbij
een montagehal boven op de draagconstructie
van de kantoorvleugel is geplaatst, guur 6.38.
De onderkant van de montagehal steunt op consoles aan de gevel van de kantoorvleugel. Met
hydraulische cilinders is het mogelijk elke vijf
dagen de montagehal een verdieping hoger te
klimmen. De halconstructie steekt enkele meters
buiten de kopgevel. Daar kan de bovenkraan de
gevelelementen en de vloerelementen vanaf het
maaiveld langs de kopgevel naar boven hijsen.
Als het element boven is, rijdt de bovenkraan
over het gebouw om het element op zijn plaats
te brengen. Aan de bovenkraan hangen twee
hijstakels. De 15 ton zware vloerelementen kunnen met de twee hijstakels worden gehesen. De
gevel- en dakbeplating van de hal beschermt het
personeel tegen weer en wind. Het hijsen van de
elementen naar boven langs de kopgevel is ook
minder windgevoelig.

Bij de Delftse Poort zijn zeven verschillende


logistieke transportsystemen toegepast.
Transport kern
1 glijkist met vijzelsysteem: transport wandbekisting;
2 betonpomp tot 150 m hoog: transport beton;
3 bouwkraan 150 m hoog: transport wapening;
Transport kantoorvleugels
4 hijs- en montageloods: transport prefabbetonelementen;
5 kabelhangbakken aan gevel: transport gevelpuien;
6 goederenlift in kern: transport afbouwmaterialen;
7 zwaarste en hoogste mobiele kraan: demonteren montageloods.
(Samenvatting tekst uit Logistiek in de bouw (SBR
207))

22-03-2005 14:29:51

176

In paragraaf 6.2 is gebleken dat de stabiliteitskern


het grootste probleem is voor het bouwproces.

De volgende vier punten zijn bij het ontwerp te


overwegen:
1 Uit toepassingsmogelijkheden HS-beton blijkt
dat dat beton zodanige kwaliteiten heeft dat
daarmee dragende gevelwanden in situ zijn te
maken;
2 Met dragende gevelwanden is voor stabiliteit
gevelbuisprincipe mogelijk, waardoor moeilijke
kern kan vervallen;
3 Uit transportontwikkelingen buiten bouwnijverheid blijkt dat stukgoedtransport vervangen
wordt door containertransport. Het is dus zinvol
te onderzoeken of ook bij hoogbouw stukgoedtransport met bouwkraan vervangen kan worden
door containertransportsysteem;
4 Uit voorbeeld Delftse Poort bleek dat hijsen montageloods arbeidsomstandigheden op
bouwplaats aanzienlijk verbetert en stagnatie
door windverlet voorkomt. Conclusie is dat het
zinvol is te onderzoeken of het mogelijk is hele
hoogbouw met hal af te dekken, met waarschijnlijk als consequentie dat bouwkraan voor verticaal transport niet meer nodig is.

Figuur 6.38 Hijs- en montageloods voor prefab-montage

6.4 Ontwikkeling industrieel bouwsysteem voor hoogbouw


Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het
productieproces voor verticaal bouwen nog niet
optimaal is.
Als voor een hoogbouwproject de laagst mogelijke bouwkosten per m2 nuttig vloeroppervlak
uitgangspunt zijn voor het ontwerp, zou de bouwer in samenwerking met de constructeur en de
architect een industrieel bouwproces voor hoogbouw moeten ontwikkelen dat aan de volgende
voorwaarden moet voldoen:
zo min mogelijk extra beton voor stabiliteit;
zo min mogelijk beton per m2 vloeroppervlak;
zo economisch mogelijk verticaal transportsysteem;
zo kort mogelijke cyclustijd en bouwtijd;
zo min mogelijk beperking arbeidsomstandigheden.

06950556_H06.indd 176

De volgende paragraaf is een theoretische studie voor een industrieel uitvoeringsproces voor
hoogbouw. Het zal in deze vorm waarschijnlijk
nooit worden gebouwd omdat er geen rekening
gehouden is met architectonische aspecten van
hoogbouw.
6.4.1 Ontwerp hoogbouw vanuit
uitvoeringsproces
De gehanteerde uitgangspunten zijn:
kantoorruimte bij verkeersknooppunt;
zo veel mogelijk kantooroppervlak;
zo hoog mogelijk gebouw;
zo kort mogelijke bouwtijd;
zo laag mogelijke bouwkosten.

De eerste principile beslissing is de keuze voor


het stabiliteitssysteem. Toepassing van HS-beton
maakt dragende gevelwanden en daarmee
het gevelbuisprincipe mogelijk. Dit zal een
gunstig effect hebben op de bruto/nettoverhouding.

22-03-2005 14:29:52

177

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

Een vierkante of ronde gevelbuis is de meest


gunstige vorm voor de stabiliteit. In de VS
mogen werkruimten inpandig zijn en dat
maakt diepe gebouwen mogelijk. In Nederland
moeten permanente werkplekken daglicht
hebben en aan de gevel liggen. De gevellengte
bepaalt het kantooroppervlak, alle secundaire
ruimten moeten daarom niet aan de gevel liggen. Een kantoorplattegrond met dubbel corridorsysteem en de transport- en secundaire
ruimten in het middengebied leidt tot een gebouwdiepte van maximaal 27 m. Bij een in situ
betonskelet beperkt de krimp en kruip van beton
de lengte van een aaneengesloten betonconstructie. Verticale dilataties in een gevelbuis zijn
niet gewenst. Bij grotere vloeroppervlakten worden meerdere gevelbuizen gekoppeld.

de kantoortoren 780 Third Avenue in New York


is met een gevelbuis van gewone beton een
verhouding breedte/hoogte bereikt van 1 : 8,2
en bij toepassing van HS-Beton moet dat ook
zeker mogelijk zijn. Bij een gebouwdiepte van
27 m is een gebouwhoogte van 27 8,2 = 220 m
mogelijk. Door een goed ontwerp van de vloerconstructie met installaties moet het mogelijk
zijn de verdiepingshoogte te beperken tot
3,300 m.

Gekozen is voor een gebouwlengte van 72 m,


guur 6.39 met een bruto-vloeroppervlak van
1.944 m2 per bouwlaag. Kantoorgebouwen
moeten worden opgedeeld in brandcompartimenten van maximaal 1.000 m2 vloeroppervlak.
Bij de gekozen gebouwafmeting is alleen een
brandscheiding in het midden nodig. In het
midden van het gebouw is een containerlift ontworpen. Dit is een liftschacht waarin een 20-foot
zeecontainer (2,400 2,400 6,000 m) vanaf
de begane grond naar elke verdieping kan worden gehesen.
Bij het inhuizen van de kantoortoren wordt de
containerlift gebruikt voor het transport van inrichtingsmaterialen en later ook voor materiaal
aanvoer bij verbouwingen en bij het vervangen
van technische installaties.

Figuur 6.40 Plattegrond draagconstructie in situ beton

Figuur 6.39 Plattegrond hoogbouw met gevelbuis

6.4.2 Maximale gebouwhoogte


De dragende gevelbuis is door de grote afmeting
een goede stabiliteitskoker voor het opvangen van
de windbelasting, guur 6.40. De kleinste maat
van de gevelbuis is bepalend voor de hoogte. Bij

06950556_H06.indd 177

Uitgangspunten voor het ontwerp zijn:


1.944 m2 vloeroppervlak per verdieping;
220 m maximale gebouwhoogte;
3,300 m bruto-verdiepingshoogte;
67 verdiepingen maximaal;
130.000 m2 bruto-vloeroppervlakte maximaal.
Bij deze berekening is nog geen rekening gehouden met extra verdiepingshoogten voor de
begane grond en de technische verdiepingen.
De verticale draagconstructie bestaat uit betonnen gevelwanden met raamopeningen breed
2,400 m en penanten breed 1,200 m. Ondanks
de raamopeningen fungeren de gevelwanden
constructief als een gesloten wand. De gevelwanden moeten de verticale belastingen opnemen en de horizontale windbelasting waarbij
de kopgevels maatgevend zijn. Uit constructieberekeningen blijkt dat door toepassing van
hoge sterkte beton de gevelwanden nergens
dikker hoeven te zijn dan 300 mm. Om praktische redenen zijn alle gevelwanden 300 mm dik
gemaakt en is het verschil in krachten met de
wapening opgelost.
De ondersteuning van de vloer in het middenveld hoeft alleen verticale belastingen over te
dragen. Door de beperkte verdiepingshoogte en
de toepassing van hoge sterkte beton kunnen de

22-03-2005 14:29:53

178

afmetingen van de kolommen beperkt blijven.


Vanaf de begane grond tot verdieping 20 zijn de
kolommen rond d = 500 mm en daarboven
kolommen rond d = 400 mm.
6.4.3 Ribbenvloer met kanalen
Gekozen is voor een ribbenvloer die een grote
constructiehoogte combineert met weinig beton. Omdat de stramienmaat in de gevel
3,600 m is, wordt de ribafstand ook 3,600 m
met een overspanning van 9,000 m. De vloerdikte tussen de ribben te beperken is tot
120 mm. Uit het ontwerp van de luchtbehandelingsinstallatie is gebleken dat de afmeting
van de luchtkanalen te beperken is tot rond
D = 300 mm waarvoor een sparing in de ribben
van rond d = 350 mm nodig is. De afstand tussen
onderkant sparing en onderkant rib voor
wapening en dekking is minimaal 90 mm,
guur 6.41.

Figuur 6.41 Ribbenvloer ribben h.o.h. 3,600 m

De bruto-verdiepingshoogte is nog iets te verminderen door de ribben onder het plafond te


laten uitsteken.
Uit de berekening van de benodigde hoeveelheid materialen, guur 6.42, blijkt dat het gevelMateriaal

Per m2 BVO

6.4.4 Uitvoeringshal over gebouw


Bij de hoogbouw Delftse Poort was in de hijsen montageloods een bovenkraan ingebouwd
die de 15 ton zware prefab-vloerelementen
vanaf de begane grond naar boven moest hijsen.
Bij in situ beton kan het beton met een betonpomp naar boven worden getransporteerd. De
constructie van de uitvoeringshal kan daardoor
eenvoudiger worden en het moet mogelijk zijn
een stalen halconstructie te bouwen die het
hele gebouw van 27 72 m kan overkappen.
Alle werkzaamheden voor het maken van de
draagconstructie worden dan in een overdekte
ruimte uitgevoerd, guur 6.43. Door de hoge
aanvangssterkte van HS-beton kan de betonvloer
na zestien uur (n nacht) worden ontkist. De
verdieping direct onder de uitvoering van de
draagconstructie is beschikbaar voor de montage
van de primaire installaties. De dragende gevel
is dicht op de raamopeningen na. De wanden
van de uitvoeringshal omsluiten drie bouwlagen,
guur 6.44, waardoor het mogelijk wordt de gevelkozijnen en gevelbeplating vanaf de werkvloer
van de productiehal te monteren. Als de uitvoeringshal een verdieping hoger gaat, komt aan de
onderkant van de hal elke verdieping geveldicht
te voorschijn. Door de snelle geveldichting wordt
de voortgang van de afbouw niet belemmerd.
Beton

Gevelwanden (300 mm dik)


Vloeren (120 mm dik)
Ribben (200 breed)
Kolommen (500 mm)
Per bouwlaag

buisprincipe leidt tot verlaging van de hoeveelheid constructiemateriaal. Minder materiaal per
m2 vloeroppervlak betekent minder materiaal te
transporteren. Dit werkt positief voor het transportsysteem. Minder materiaal betekent minder
materiaal te verwerken wat gunstig werkt voor
de hoeveelheid arbeid.

117 m3
180 m3
34 m3
23 m3

Wapening
(55 kg/m3)
(6 kg/m3)
(120 kg/rib)
(100 kg/st)

6.360 kg
9.000 kg
9.000 kg
3.600 kg

1.944 m2

354 m3

27.960 kg

1 m2

0,18 m3

14,4 kg

Figuur 6.42 Benodigde hoeveelheid materialen per bouwlaag

06950556_H06.indd 178

22-03-2005 14:29:53

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

Figuur 6.43 Uitvoeringshal over hele gebouw

en staat gesteld voor het vlechten van de gevelwand.


6.4.5 Containertransport als logistiek
systeem
In het midden van het gebouw zijn in de vloeren
openingen gespaard waardoor een container
van 2,400 6,000 m naar boven kan worden
gehesen. Het maximale hijsgewicht is tien ton. In
de dakconstructie van de productiehal zijn twee
elektrotakels ingebouwd die de containers door
de schacht vanaf de begane grond naar boven
kunnen brengen, guur 6.45. Verticale proelen
in de schacht geleiden de containers bij het hijsen. Op de bovenste vloeren is een railsysteem
aanwezig om containers naast de schacht te
kunnen neerzetten. Per bouwlaag zijn 26 containervrachten nodig om alle materialen naar boven te brengen, daarvan zijn elf containers voor
de draagconstructie. De 26 materiaalcontainers
moeten elke cyclustijd vanaf de begane grond
naar boven worden gehesen en na gelost te zijn
weer terug naar de begane grond.

179

Figuur 6.44 Uitvoeringshal zelfklimmend

De uitvoeringshal moet steeds een verdieping


naar boven worden getransporteerd. Het
omhoog brengen van de halconstructie is mogelijk met het systeem van de zelfklimmende
klimbekisting. De wanden van de uitvoeringshal
hangen aan zware haken die in de vloeren van
het skelet zijn ingestort. Tussen de onderste
twee werkbordessen zijn hydraulische cilinders
ingebouwd. De cilinder wordt uitgeschoven en
haakt zich vast aan het anker van de bovenliggende vloer. Met een centraal besturingssysteem
worden alle hydraulische cilinders tegelijk ingetrokken waardoor de uitvoeringshal naar boven
gaat en zich in de ankers een verdieping hoger
vastzet. De buitenwandkist wordt uitgeschoven

06950556_H06.indd 179

Figuur 6.45 Containertransportsysteem

Industriehallen hebben vaak een railsysteem aan


het plafond om producten tot 1 of 2 kN met
de hand horizontaal te kunnen verplaatsen. Een
dergelijk railsysteem kan ook aan het plafond van
de productiehal worden aangebracht. Daarmee
zijn wapeningsnetten vanaf de container naar de
plek te brengen.

22-03-2005 14:29:54

180

Ook voor personeel en materieel worden containers ingezet, zoals:


uitvoerderscontainers met tekeningen voor
ruwbouw, installaties en afbouw;
toiletcontainers met sanitaire voorzieningen
aangesloten op voorgetrokken standleidingen;
personeelscontainers op verschillende verdiepingen;
containers voor gereedschappen en materieel.
Transport tafelbekisting
De tafelkisten voor de vloerbekisting moeten elke
cyclustijd 3,300 m hoger komen. Dit zou met
het containertransportsysteem kunnen. In de
vleugels van de plattegrond zijn grote sparingen
voor liften en leidingen van 6 9 m. Autogarages hebben een hefbrug om een auto enkele
meters omhoog te brengen. De tafelkisten hebben ook wielen. In de grote sparingen kan een
hefbrug worden geplaatst waarop de tafelkisten
zijn te rijden om ze een verdieping hoger te
brengen, guur 6.45. Met een elektrotakel in het
dak van de productiehal is de hefbrug steeds een
verdieping hoger te plaatsen.
Transport beton
De 354 m3 beton per bouwlaag wordt met de
betonpomp naar boven getransporteerd. Een
pomp is een continu transportsysteem waardoor de opvoerhoogte geen invloed heeft op de
pompcapaciteit. Een bouwlaag is in drie werkvelden verdeeld. Per veld worden de wanden en de
vloer direct achter elkaar gestort. Door de grote
vloeibaarheid van hoge sterkte beton is verdelen
van het beton niet nodig.
Door de hoge aanvangssterkte van HS-beton is
een bouwlaag na n nacht voldoende sterk om
te ontkisten. Als de tafelkisten een verdieping
hoger gebracht zijn, is de verdieping vrij voor
het monteren van de primaire installaties.
Transport diversen
In een van de schachten wordt een personen/goederenlift geplaatst waarmee personeel en
lichte goederen zijn te transporteren.
6.4.6 Cyclustijd drie dagen per bouwlaag
Bij een hoogbouw van meer dan zestig bouwlagen is de cyclustijd per bouwlaag van grote
invloed op de bouwtijd. De productiehal

06950556_H06.indd 180

beschermt het productiepersoneel tegen weersinvloeden, waardoor de arbeidsomstandigheden


te vergelijken zijn met de metaalindustrie waar
een tweeploegensysteem heel gebruikelijk is.
Een cyclustijd van drie dagen per bouwlaag is
mogelijk als met twee ploegen wordt gewerkt.
Per bouwlaag wordt 1.944 m2 vloeroppervlak
geproduceerd. Dat geeft een productietempo
van 650 m2 vloeroppervlak per dag. Bij het hier
ontworpen industrieel productieproces worden
de verticale en de horizontale draagconstructie
tegelijk uitgevoerd. Omdat aan de onderkant
van de uitvoeringshal de hoogbouw wind- en
waterdicht is, kunnen de installaties en de afbouw direct achter de ruwbouw starten. De
intervaltijd tussen start draagconstructie en het
afgebouwd zijn van een bouwlaag is aanzienlijk
korter. Door de korte cyclustijd en de korte
intervaltijd is met het industrile productieproces
met HS-Beton, met containertransport en zonder
bouwkraan een aanzienlijk kortere bouwtijd
mogelijk dan bij de tot nu toe in Nederland
uitgevoerde hoogbouwprojecten.

6.5 Draagconstructies bij


woninghoogbouw
In het hoofdstuk over hoogbouw zijn tot nu toe
alleen projecten behandeld van hoogbouw met
een kantoorfunctie. Er worden ook hoogbouwprojecten gebouwd met een woonfunctie. Dan
gaat het vooral om appartementen. Bij woninghoogbouw is het ontwerp gericht op het per
bouwlaag schakelen van een aantal appartementen rondom een kern met de verticale transportsystemen. De behoefte aan woninghoogbouw
ligt vooral in de sector van woontorens met een
hoogte van circa 70 m.
Bij laagbouwwoningen is elke woning individueel op te leveren zodra die woning gereed is.
Bij een woontoren is het in gebruik nemen van
de woning afhankelijk van het gereed zijn van
de centrale ontsluiting. In de praktijk betekent
dit dat de eerste woning pas kan worden opgeleverd als alle woningen inclusief de centrale
ontsluiting gereed zijn. Het renteverlies tijdens
de bouw is daardoor groter dan bij laagbouw.

22-03-2005 14:29:55

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW

Voor het uitvoeren van een woontoren is een zo


kort mogelijke bouwtijd daarom een belangrijk
uitgangspunt.
6.5.1 Woontoren met tunnelsysteem
Woningbouwers hebben bij grote woningprojecten goede ervaringen met het tunnelsysteem,
omdat daarmee een hoog productietempo te
realiseren is. Bij een appartement bestaat elke
woning uit twee beuken. Als de beuken haaks op
elkaar worden geplaatst, ontstaat een draagconstructie met stabiliteitswanden in alle richtingen.
De betonwanden kunnen de stabiliteitsfunctie
van de woontoren vervullen, guur 6.46.

Bij hoogbouw moeten de wanden de stabiliteit


van het gebouw verzorgen en daarom is wapening in de wanden nodig. Het tunnelproces
wordt door de extra wapening moeilijker. Vooral
bij tunnels die haaks op elkaar staan moet de
volgorde van het plaatsen van de tunnels goed
worden uitgezocht om ruimte te hebben voor
het vlechten van de wapening. De korte wanden
bij de liftschacht geven een extra complicatie bij
het tunnelproces. Het maken van een draaiboek
waarin de volgorde van het plaatsen van de tunnels en het vlechten van de wapening is uitgewerkt, is niet eenvoudig.

181

6.5.2 Woontoren met vierwandensysteem


Bij een woontoren met vier woningen per bouwlaag zijn vier woningscheidende wanden nodig.
Het is mogelijk ten behoeve van de stabiliteit het
aantal betonwanden te beperken tot die vier
woningscheidende wanden, guur 6.47.
Door een goede indeling van het kerngebied is
het mogelijk de vier woningscheidende wanden
paarsgewijs te koppelen waardoor twee stuks
L-vormige stabiliteitswanden ontstaan. De
stabiliteitswanden snijden elkaar niet allemaal,
waardoor ook torsie van de draagconstructie
wordt voorkomen. De geluidsisolatie van de
woningscheidende wanden wordt bepaald door
de massa van de wand.

Figuur 6.47 Woontoren met vierwandensysteem

De dragende ruimtescheidende wanden binnen


de woningen zijn te vervangen door een kolom
met een balk in de vorm van een verzwaarde
strook binnen de vloerdikte van minimaal 230
mm. Door het vervallen van de dragende ruimtescheidende wanden wordt de indeelbaarheid
van het appartement groter en wordt het beter
mogelijk boven elkaar liggende appartementen
anders in te delen.

Figuur 6.46 Woontoren met tunnelsysteem

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Flapper, H.A.J., Bouwplanning. ThiemeMeulenhoff, 2004
2 Logistiek in de bouw. Deelstudie 3: Constructieve kernen in gebouwen (SBR 207). SBR

06950556_H06.indd 181

22-03-2005 14:29:56

182

06950556_H06.indd 182

22-03-2005 14:29:56

Uitvoeren gevels

H. A. J. Flapper

Het uitvoeren van de gevel is de overgang van de ruwbouw naar de


afbouw. De draagconstructie moet worden omhuld om het gebouw
te beschermen tegen het klimaat, voordat de klimaatgevoelige
afbouw kan beginnen. De uitvoeringswijze van de gevel heeft grote
invloed op de bouwtijd. Er zijn voor gevels bouwmethoden die het
mogelijk maken de draagconstructie in zeer korte tijd te omhullen en
af te sluiten tegen het klimaat. Kennis van het uitvoeren van de gevel
kan tot verkorting van de bouwtijd leiden. Van alle bouwfasen is
de gevel de fase waarin de prijs/kwaliteitverhouding het meest is te
benvloeden.

06950556_H07.indd 183

31-03-2005 11:39:12

184

Inleiding
Vanuit de uitvoering gezien is de omhulling van
gebouwen in twee groepen te verdelen, de gevel
als verticale scheidingsconstructie en het dak als
horizontale scheidingsconstructie.
De gevels zijn te verdelen in twee groepen:
1 laagbouwgevel, guur 7.1-1, die vanaf maaiveld is te maken;
2 verdiepingsgevel, guur 7.1-2, waarvoor hulpconstructies nodig zijn om gevel te maken of te
monteren.
In dit hoofdstuk wordt eerst de traditionele gevel
van metselwerk behandeld. Aan de visuele maatkwaliteit van gevels worden hoge eisen gesteld
en dat is bij metselwerk gemakkelijk te realiseren.
Bij gevels van grote elementen blijkt dat aan de
gevel hogere maatnauwkeurigheidseisen worden
gesteld dan aan de draagconstructie waar de
elementen aan moeten worden vastgemaakt.
Voorafgaand aan prefab-gevelelementen wordt
eerst inzicht gegeven in de maatafwijkingen
tussen gevels en draagconstructies omdat het
beheersen van de maattoleranties van invloed is
op het ontwerp en de montage van prefabgevelelementen. De montage van gevels
bekleed met plaatmateriaal stelt heel andere
eisen aan de bevestiging en de montage.

vergroot tot gevelpuien die aaneengeschakeld


de hele gevel vormen. Het ontwerp en de bevestigingsmethode van gevelpuien heeft grote
invloed op de uitvoering van dit type gevels.

7.1 Gevelmetselwerk
In de Nederlandse woningbouw is een gemetselde stenen gevel de meest voorkomende gevelconstructie. Van de verschillende steensoorten
komt baksteen in waalformaat het meest voor.
Om de basis voor de uitvoering van metselwerk
uit te leggen, is gekozen voor de typische Nederlandse laagbouwwoning. Het metselproces lijkt
eenvoudig, maar het vergt een integratie van
vier logistieke processen:
1 steiger als veranderende werkplek;
2 transport steen;
3 transport mortel;
4 verwerken door metselaar.
Eerst wordt het gebruikelijke metselproces uitgelegd zoals het wordt toegepast bij gevels van
laagbouwwoningen. Hierbij zal blijken dat het
ontwerp van de steiger grote invloed heeft op
het metselproces. Als men dat proces onder de
knie heeft, is het mogelijk allerlei verbeteringen
te beoordelen die zijn of worden ontwikkeld om
het metselproces te verbeteren.
Die vernieuwingen hebben betrekking op verbetering van de logistiek en verbetering van
de arbeidsomstandigheden van de metselaar.
Daarna wordt voor een kantoorgebouw van vier
bouwlagen een steigerplan gemaakt waaruit zal
blijken dat een goede werkvoorbereiding effect
heeft op de productie van het metselen en op
de hoeveelheid steiger die voor een verdiepingbouw nodig is.

Figuur 7.1 Gevels en daken als omhulling

In gevels komen kozijnen waarvan het ontwerp


en de bevestiging moet worden afgestemd op
de gevelconstructie waarin ze moeten worden
aangebracht. Gevelkozijnen kunnen worden

06950556_H07.indd 184

7.1.1 Kostenopbouw gevelmetselwerk


De materiaalkosten van gevelmetselwerk is maar
een derde van de totale kosten van metselwerk.
De grootste kostenpost bij metselwerk zijn de
arbeidskosten. Die moeten op de bouwplaats
worden gemaakt en zijn daardoor op de bouwplaats in positieve en in negatieve zin te benvloeden. Kennis van het metselproces zal leiden
tot verlaging van de arbeidskosten en daarmee

31-03-2005 11:39:13

7 UITVOEREN GEVELS

ook tot verlaging van de kosten per m2 gevelmetselwerk.


De arbeidstijd van het metselen is de belangrijkste factor voor de kostprijs van een gemetselde
gevel. De SAOB heeft een onderzoek gedaan
naar de arbeidstijden van het metselen van een
project van tien woningen in verschillende steensoorten, guur 7.2.
Een metselploeg bestaat bij handmatig opperen
van stenen en specie, bijna altijd uit drie metselaars en een opperman. Voor het berekenen van
de kostprijs van een gemetselde gevel moeten de
arbeidstijden omgerekend worden naar de ploeg
van vier man inclusief de opperman, guur 7.3.
Om inzicht te krijgen in de kostenaspecten van
gevelmetselwerk wordt eerst een kostenopbouw
gemaakt van eenvoudig metselwerk en daarna
van meer gevarieerd metselwerk. Hieruit kan een
beeld ontstaan van de factoren die in het ontwerp en die in de uitvoering zijn te benvloeden,
guur 7.4.
De kostprijs van baksteen loopt uiteen van
210, tot 480, per duizend stenen. Bij verpakking op pallets en in folie geldt een meerprijs
van 24, per duizend. De arbeidstijd bij verblendsteen is aanzienlijk hoger. In plaats van eenvoudig platvol gevoegd zijn andere en duurdere
voegen mogelijk.

Soort steen/afmeting
Baksteen waalformaat
Betonsteen wf
Verblendsteen wf
Betonsteen

Het gevelontwerp bepaalt het aantal metselproelen dat nodig is en zowel de norm als het
aantal kan verschillen. Aluminium proelen zijn
duurder dan houten, maar zijn minder kwetsbaar
en gaan langer mee. Bij kunststof isolatieplaten
moeten de naden met PUR worden afgedicht.
Het steigersysteem heeft invloed op arbeidskosten, de huurkosten en de huurtijd van de steiger.
7.1.2 Traditioneel metselproces
Om het metselproces te kunnen behandelen, is
het nodig eerst enkele basiskenmerken aan te
geven. In Nederland is waalformaat de meest
voorkomende steenvorm. Wf met de afmeting
van 52 100 210 mm wordt zowel in baksteen als beton- en kalkzandsteen geleverd en
is de rekeneenheid voor de steenproductie. Het
horizontale maatsysteem van waalformaat is
de koppenmaat van 110 mm en het verticale
maatsysteem is 16 lagen per meter hoogte, en
dat geeft een lagenmaat van 62,5 mm. Met deze
koppen- en lagenmaat moeten 72 stenen per m2
gevel worden gemetseld.

In de woningbouw was de bruto-verdiepingshoogte gestandaardiseerd op 2,700 m met een


minimale netto-verdiepingshoogte van 2,600
m. Op grond van het Bouwbesluit 2003 moet
de netto-verdiepingshoogte minimaal 2,600 m
worden. Bij laagbouwwoningen met een vloerdikte van minimaal 200 mm en minimaal 50
mm dekvloer wordt de bruto-verdiepingshoogte

Aantal per m2

Aantal per dag

Manuur per m2

72
72
72
46

1.056
970
753
794

0,54
0,59
0,76
0,49

Manuur per 1.000


7,6
8,2
10,6
10,1

Figuur 7.2 Arbeidstijden productie n metselaar

Soort steen/afmeting
Baksteen waalformaat
Betonsteen wf
Verblendsteen wf
Betonsteen

185

BRON: SAOB

Aantal per dag

m2 per dag

Manuur per m2

Manuur per 1.000

3.168
2.910
2.259
2.382

44,0
40,4
31,4
51,8

0,73
0,79
1,02
0,65

10,12
11,00
14,19
13,44

Figuur 7.3 Arbeidstijden metselploeg inclusief opperman

06950556_H07.indd 185

31-03-2005 11:39:14

186

Materiaal
en arbeid
Baksteen
Metselen
eenvoudig
moeilijk
Specie
Voegwerk
Voegspecie
Proelwerk
eenvoudig
moeilijk
Materieel
eenvoudig
moeilijk
Spouwankers
Isolatieplaat
Isolatiewerk
Steiger arbeid
Steiger huur

Hoeveelheid
per m2 gevel

Eenvoudig metselwerk
Prijs per eenheid Kosten per m2

Moeilijk metselwerk
Prijs per eenheid Kosten per m2

75 stuks

210, per duizend 15,78

300, per duizend 22,50

0,73 manuur
1,02 manuur
25 liter
1 m2
4l

99, per m3
7,20
99,

0,2 stuk
0,4 stuk

0,4 manuur per stuk 2,64

0,2 stuk
0,4 stuk
4 stuk
1 m2
1 m2
1 m2 per m2
4 week per m2

0,60 per stuk

0,12

Gemetselde gevel 1 m2

33, per manuur


33, per manuur
99, per m3
5,40 per m2
99, per m3

0,12 per m2
3,60 per m2
2,40 per m2
9, per m2
30, per week

eenvoudig

24,10
33,66
2,47
5,40
0,40

0,48
4,20
2,40
9,
1,20

68,19

2,47
7,20
0,40

0,7 manuur per stuk

9,24

1,20 per stuk


0,30 per stuk
7,20
3,60 m2
12, m2
8 weken per m2

0,48
1,20
7,20
3,60
12,
2,40

moeilijk

102,35

Figuur 7.4 Berekening kosten 1 m2 gemetselde gevel (prijspeil 2004)

minimaal 2,850 mm. Om de woonkwaliteit verder te verhogen, is er een tendens om de nettoverdiepingshoogte nog groter te maken en zal
een bruto-verdiepingshoogte van 3,000 m ook
veel voorkomen. Dit wordt in de volgende voorbeelden als uitgangspunt genomen. Met een
lagenmaat van maximaal 62,5 mm zijn er per
verdieping 3,000 : 62,5 = 48 lagen.
De lagenmaat begint op Peil als bovenkant afgewerkte vloer, maar onder Peil moet ook een
aantal lagen worden gemetseld. In hoofdstuk
3 zijn de hoogten van de bovenkant van de
fundering aangegeven. Bij de ribcassettevloer is
bovenkant fundering 355 mm P. In het Handboek bouwtechnische details voor energie-efcinte
woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200) is rekening gehouden met de eisen voor de thermische
isolatie en dan moet bij de langsgevels de isolatie
op bovenkant fundering beginnen en bij de kopgevels van woningen moet de isolatie tot 505
mm P doorlopen.

06950556_H07.indd 186

Omdat de sponning in de gevelbalk voor de


isolatie op 355 P en op 505 P ligt is de onderkant van de sponning ook de aanzet voor het
gevelmetselwerk. Onder Peil moeten thans dus
vijf tot acht lagen worden gemetseld, guur 7.5.
(Vanwege de duidelijkheid is in guur 7.5 t/m
7.32 de isolatie in de spouw niet getekend.)

Figuur 7.5 Metselen eerste slag tot Peil

31-03-2005 11:39:15

7 UITVOEREN GEVELS

Bij het metselen onder Peil staat de metselaar


verdiept onder maaiveld. Bij het metselen boven
Peil is een steiger nodig en die moet op een vlak
maaiveld komen te staan. Het is daarom gebruikelijk het metselwerk onder Peil vooraf te metselen en daarna de ontgraving aan te vullen tot
een vlak maaiveld ontstaat. Een stuk metselwerk
dat vanuit n werkhoogte wordt gemetseld
heet een metselslag. Het metselen tot Peil is dus
de eerste slag.
Gevel metselen in vijf slagen
Vanaf het maaiveld kan de metselaar het eerste
deel boven Peil metselen tot hij boven schouderhoogte 1,500 m of ooghoogte 1,700 m is
gekomen. Daarna is een steiger nodig om een
verhoogde werkvloer te maken.
De verhoogde werkplek voor de metselaar wordt
gebouwd van steigerbuis, guur 7.7. De staanders hebben een h.o.h. afstand van 1,500 m.
Bij het metselen zijn proelen nodig die voor de
gevel staan en daarom moet tussen de staander
en de gevel een ruimte zijn van circa 100 mm.
Evenwijdig aan de gevel worden met kruiskoppelingen liggers aan de staanders bevestigd, guur
7.6. Over de liggers komen de kortelingen van
1,500 m lang.

Uitwendige diameter
Minimum wanddikte
Gewicht per 1m
Oppervlaktedoorsnede F
Weerstandsmoment W
Traagheidsmoment I

48,25
3,2
39,3
4,92
5,23
12,64

mm
mm
N
cm2
cm3
cm4

Figuur 7.7 Steigerbuis

van steigerbuis tot 1,000 m boven de werkvloer.


In het midden van de steiger worden de stenen
en de mortelkuipen geplaatst. De metselaar staat
aan de binnenkant van de stenen en aan de buitenkant van de steiger is een transportzone voor
aanvoer van stenen en specie, guur 7.6.
De metselaar moet vanuit n plek zowel een
steen als specie kunnen pakken. De afstand van
de speciekuipen mag daarom niet groter zijn
dan 1,900 m en daartussen worden happen van
200 stenen, maximaal vijf lagen hoog geplaatst,
guur 7.8. De inhoud van de metselkuip is
60 liter. Met een verbruik van 25 liter per m2 kan
met n kuipvulling 2,4 m2 gevel worden gemetseld. Bij een metselslag van 1,500 m en een
kuipafstand van 1,900 m wordt 2,85 m2 gevel
gemetseld. Met 72 stenen per m2 moeten tussen
twee kuipen 205 stenen worden geplaatst.

Figuur 7.6 Werkplek metselaar op buissteiger

De werkvloer van de steiger bestaat uit zeven


steigerplanken van 30 200 mm plus een
kantplank aan de buitenkant om het vallen van
stenen te voorkomen. De metselaar wordt tegen
afvallen beschermd door een dubbele leuning

06950556_H07.indd 187

Eigenschappen steigerbuis

187

Figuur 7.8 Afmeting en indeling metselsteiger

Een metselaar moet de stenen nauwkeurig aan


de draad metselen. In de praktijk blijkt hij dat te
kunnen tot ooghoogte (1,700 m) en daarboven
wordt de nauwkeurigheid van het metselen
minder. Het is voor de metselaar moeilijk op de
vloerhoogte te metselen. Hij moet te diep bukken en kan de onderste lagen niet nauwkeurig
metselen. In de praktijk wordt een minimummaat van 200 mm boven de werkvloer aangehouden: maximummetselslag 1,700 0,200 m =
1,500 m.

31-03-2005 11:39:16

188

Eigenschappen

Steigerbreedte staanders
Steigerlengte staanders
Afstand kortelingen
Maximum steigerhoogte
Gelijkmatige belasting
Geconcentreerde belasting
Geconcentreerd oppervlak

Zware buissteiger
(metselsteiger)

Lichte buissteiger
(montagesteiger)

1.500 mm
1.600 mm
800 mm
30 m
3 kN/m2
3 kN/m2
0,5 0,5 m

1.500 mm
2.000 mm
1.000 mm
30 m
1,5 kN/m2
1,5 kN/m2
0,5 0,5 m

Er zijn naar het gebruik twee types steigers


te onderscheiden: de metselsteiger, waarop
materialen moeten worden geplaatst, en de

montagesteiger, die alleen door personen


wordt belast.

Figuur 7.9 Buissteigers

Bij een verdiepingshoogte van 3,000 m is de


hoogte van het metselwerk vanaf Peil tot zoldervloer 6,000 m. De optimale metselslag van
1,500 m is gelijk aan de halve verdiepingshoogte. Vanaf Peil zijn dus vier gelijke metselslagen van 1,500 m nodig. De bovenkant van de
steigervloer is 0,350 m lager dan de aanzet van
het metselwerk. De eerste slag was vanaf de fundering tot Peil, guur 7.10. De tweede slag kan
vanaf het maaiveld worden gemetseld tot 1,500
+ P. Voor de derde slag is een steiger nodig met
een werkvloer op 1,000 + P. De hoogste steigervloer voor de vijfde slag komt op 4,000 + P.

Er zijn hier dus vijf slagen nodig om de zoldervloer te bereiken, guur 7.11.

Figuur 7.11 Buissteiger met slagen van 1,500 m

Figuur 7.10 Metselen eerste slag tot ooghoogte

06950556_H07.indd 188

7.1.3 Verbeteringen transport


Het metselproces is vooral een logistiek proces en
verbeteringen worden daarom ook gezocht in
het transport van de stenen en de specie naar de
werkplek op de steiger. Eerst wordt het traditionele transport behandeld.

Traditioneel transport steen en specie


Op de bouwplaats heeft een steenvrachtwagen
met zijn stenentang een voorraad van circa
20.000 stenen neergezet. De mortelcentrale
heeft een speciesilo geplaatst. De speciesilo heeft
een capaciteit van 18 m3 en 30 ton, maar omdat

31-03-2005 11:39:18

Figuur 7.12 Transport stenen en specie

De opperman laadt de stenen stuk voor stuk


op de kruiwagen of met een steenklem zes tot
acht stenen tegelijk, rijdt naar de bouwlift, zet
de kruiwagen op de lift en stuurt de lift naar de
gewenste steigerhoogte. De bouwlift is verboden
voor personenvervoer, de opperman gaat met de
ladder naar de steigerhoogte, pakt de kruiwagen
van de bouwlift, rijdt naar de metselplek op de
steiger en stapelt de stenen op de steiger.
Transport steenkruiwagen, guur 7.13:
3.000 stenen per dag maximaal;
18 N gewicht baksteen wf;
54 kN transport per dag;
60 stenen per kruiwagen;
1 kN gewicht per kruiwagen;
50 kruiwagens per dag;
400 N tilkracht;
50 N duwkracht.
Bij een metselsilo met droge mortel is het transportsysteem gelijk aan het steentransport. Alleen
het laden en lossen gaat gemakkelijker omdat de
specie vloeibaar is.
Transport speciekruiwagen, guur 7.13:
1.000 liter specie per dag;
17 kN transport per dag;
60 liter specie per kruiwagen;
1 kN gewicht per kruiwagen;
17 kruiwagens per dag;
400 N tilkracht;
50 N duwkracht.

06950556_H07.indd 189

Figuur 7.13 Steen- en speciekruiwagen

189

de eerste keer ook de menginstallatie wordt


aangevoerd en het transportgewicht niet boven
30 ton mag komen, heeft de eerste speciesilo
een inhoud van 12 m3 en 20 ton. Voor de steiger
is een bouwlift geplaatst met een capaciteit van
4 kN, guur 7.12.

7 UITVOEREN GEVELS

Steentransport met bouwkraan


De baksteenindustrie vervoert bakstenen met
het Hulo-systeem naar de bouwplaats. Een Hulopakket is twaalf stenen (2,40 m) breed en twee
stenen (0,40 m) diep en omvat 800 stenen van
waalformaat. De onderste en middelste rij stenen
zijn voetstenen zodat het pakket met klemmen
kan worden vastgehouden. Het 12-voets Hulopakket is opgedeeld in vier stuks 6-voets pakketten voor mechanisch transport op de bouwplaats, guur 7.14.

Figuur 7.14 Hulo-pakket deelbaar in vier pakketten

Bij een dichte gevel zijn met een steigerslag van


1,50 m en een werkpleklengte van 1,90 m circa
200 stenen nodig. Een 6-voets pakket is dus precies genoeg voor een steigerslag. Met een grote
bouwkraan kunnen twee opperlieden twintig
pakketten per uur op de steiger plaatsen, guur
7.15. Met een eigen 10-tonmeterkraan kan een
opperman tien pakketten per uur op de steiger
aanvoeren.
In paragraaf 7.1.4 wordt het vooraf geplaatste
steigersysteem nader uitgewerkt. Daarbij is het
niet mogelijk met een kraan met hijskabel de
steenpakketten in de steiger in te schuiven.

31-03-2005 11:39:19

190

Figuur 7.15 Steentransport met bouwkraan

De voordelen van de systeemsteigers zijn:


vaste knooppunten;
stijve knoop;
standaardmaatvoering;
snellere montage.

Bij buissteigers moet de toelaatbare belasting


worden gereduceerd en mag de staanderafstand
bij metselwerk maximaal 1,600 m zijn omdat:
afstanden kunnen afwijken;
staanders scheef kunnen staan;
verbinding scharnierend is.
Bij de systeemsteiger zijn de afstanden gexeerd, is
de rechtstand gegarandeerd en kan de verbinding
een moment opnemen. Daarom kan bij een systeemsteiger de staanderafstand worden vergroot
van 1,600 m naar 2,500 m waardoor minder
steigermateriaal nodig is. Er zijn drie verschillende
systeemsteigers die alle drie dezelfde knooppuntafstand hebben van 0,500 m, maar waarvan de
uitgangspunten bij de ontwikkeling van de verbinding van het systeem verschillend waren:
cuplock met cup als metselsteiger;
kwikform met lip als ondersteuning;
layer met ring als montagesteiger.
De steigersystemen zijn te herkennen aan hun
knooppuntoplossing, guur 7.17. De staanders
zijn 2 en 3 m lang. Elk systeem heeft een eigen
maatsysteem voor de liggers en kortelingen.

Figuur 7.16 Verreiker met 6-voets steenpakket

Steentransport met een verreiker is wel mogelijk,


een verreiker kan een steenpakket op een tussensteiger plaatsen, guur 7.16.
7.1.4 Keuze steigersysteem
Bij een buissteiger van steigerpijp moet de ligger
met een losse koppeling aan de staander worden bevestigd en daarna met een andere losse
koppeling de korteling op de ligger. Er zijn voor
het bouwen van steigers systemen ontwikkeld
met een vast knooppunt. Aan de staanders zijn
op vaste afstanden van 0,500 m knooppunten
aanwezig waaraan zowel de liggers als de kortelingen kunnen worden gekoppeld.

Figuur 7.17 Systeemsteiger in plaats van buissteiger

06950556_H07.indd 190

31-03-2005 11:39:21

7 UITVOEREN GEVELS

Om deze richtlijnen uit te voeren, zijn er een


aantal steigersystemen ontwikkeld met een verlaagd loopbordes, waardoor de metselaar lager
staat dan de steiger waarop de stenen en de speciekuipen staan. De volgende steigersystemen
worden uitgewerkt:
meegroeiend met steigerslag van 1,5 m;
meegroeiend met steigerslag van 2 m;
vooraf geplaatst met steigerslag van 2 m;
vooraf geplaatst met steigerslag van 3 m.
Meegroeiend met steigerslag van 1,5 m
Vanaf het maaiveld moet de metselaar wel vanaf
voethoogte beginnen met het metselen en kan
hij de gevel tot 1,7 m (ooghoogte) metselen.
Daarna wordt de eerste steiger geplaatst, voorzien van een verlaagd bordes, zodat de voeten
van de metselaar 0,5 m lager staan dan de
steiger zelf, waarop de stenen en de speciekuip
staan. De metselaar legt de eerste laag vanaf
0,2 m vanaf zijn voeten en metselt tot de
bovenste laag op ooghoogte. Daarna wordt de
volgende steiger opgebouwd met een steigerslag
van 1,5 m, guur 7.18.
Het bezwaar van een steigerslag van 1,5 m is
dat het door de beperkte hoogte niet mogelijk
is op de onderliggende steigers werkzaamheden
te verrichten, zoals voegen en kozijnen stellen.
Bij dit type steiger wordt in plaats van de lange
steigerbuis vaak een juksteiger toegepast, guur
7.18. Een juksteiger heeft ingebouwde schoren,
die geen belemmering zijn omdat men er toch
niet onder kan lopen.

06950556_H07.indd 191

Continu diep bukken om specie te pakken en de


steen te leggen, is een te zware belasting voor
de rug van de metselaar. Boven ooghoogte metselen is ook ongewenst. Om de arbeidsomstandigheden va de metselaar te verbeteren, zijn er
enkele richtlijnen opgesteld:
niet lager metselen dan vanaf 200 mm boven
voethoogte;
niet hoger metselen dan 1.700 mm (ooghoogte) boven voethoogte;
speciekuip verhoogd plaatsen tot 300 tot 500
mm boven voethoogte.

191

Figuur 7.18 Meegroeiend met steigerslag van 1,5 m

Meegroeiend met steigerslag van 2 m


Als men na het metselen op de onderliggende
steiger wil lopen om werkzaamheden uit te voeren, is er een steigerslag van 2 m nodig. Met een
0,5 m verlaagd bordes kan de metselaar tot
1,7 m boven zijn voeten metselen en dat is maar
1,2 m boven de steigervloer, guur 7.19.
De metselaar kan vanaf een bepaalde werkvloer
maar een metselslag van 1,5 m hoog maken. Bij
een steigerslag van 2 m moet de metselaar de
laatste 0,5 m vanaf een andere werkvloer maken.
Daarom wordt het verlaagde bordes verplaatst
naar boven gelijk aan de steigerhoogte, guur
7.20.
Vooraf geplaatst met steigerslag van 2 m
Bij het meegroeiende steigersysteem moeten de
metselaars en de steigerbouwers om de beurt
een metsel- en een steigerslag maken. Als de
steiger vooraf wordt gemonteerd over de volle
gevelhoogte, dan wordt het mogelijk verschillende werkzaamheden tegelijk of opvolgend aan
de gevel uit te voeren. De metselaar werkt op

31-03-2005 11:39:23

192

Figuur 7.19 Meegroeiend met steigerslag van 2 m

Figuur 7.20 Bordes verplaatsen voor extra 0,5 m

06950556_H07.indd 192

Figuur 7.21 Vooraf geplaatst met steigerslag van 2 m

het verlaagde bordes en boven zijn hoofd is het


bordes tijdelijk op steigerhoogte aangebracht als
doorval beveiliging, guur 7.21.
Bij een steigerslag van 2 m moet de laatste 0,5 m
metselwerk vanaf een andere hoogte gemetseld
worden. Het verlaagde bordes wordt omhooggebracht gelijk aan de steigervloer, guur 7.22.
Vooraf geplaatst met steigerslag van 3 m
Om logistieke redenen kan het gewenst zijn dat
de steigervloeren gelijk liggen met de verdiepingsvloeren. Bij woningbouw is dan een steigerslag van circa 3 m nodig. De gevelsteiger wordt
vooraf geplaatst over de volle gevelhoogte. De
bordessen worden eerst op steigerhoogte gemonteerd als doorval beveiliging en lopen van
binnen naar buiten. Bij het metselen van elke
verdieping wordt het bordes verplaatst naar
0,5 m onder de steigervloer. De metselaar kan
nu een metselslag maken van 1,5 m,
guur 7.23.
Bij een steigerslag van 3 m en een metselslag van
1,5 m is er nog een metselslag van 1,5 m nodig.
Het metselwerk is 1,2 m boven de steigervloer
en op 1 m boven de steigervloer wordt een

31-03-2005 11:39:24

7 UITVOEREN GEVELS

193

tijdelijk bordes gemonteerd, van waaraf de metselaar de volgende metselslag van 1,5 m kan maken. Aan de binnenkant van de steiger wordt op
1.5 m boven de steigervloer een bordes gemonteerd waarop de stenen geopperd worden. Het
bezwaar van dit steigersysteem is dat de stenen
op een verhoging van 1,5 m boven de steigervloer geplaatst moeten worden, guur 7.24.

Figuur 7.22 Vooraf geplaatst extra 0,5 m

Figuur 7.24 Bij steigerslag van 3 m extra metselslag van

1,5 m

Figuur 7.23 Vooraf geplaatst met steigerslag van 3 m

06950556_H07.indd 193

Met bouwkraan te verplaatsen steiger


Bij alle voorgaande steigersystemen wordt de
steiger slag voor slag opgebouwd. Na elke slag
metselen moet de opperman of de steigerbouwer de steiger een slag hoger bouwen voordat
de metselaar weer aan de volgende slag gaat
metselen. Per woning is het metselen een discontinu proces en daarom zijn voor meerdere
woningen steigers nodig zodat de metselaar
horizontaal kan verspringen om de steigerbouwer de tijd te geven de steiger een slag hoger te
bouwen. Men noemt dit horizontaal metselen.
Het is mogelijk een steiger te prefabriceren die
met de bouwkraan in zijn geheel van woning
naar woning is te verplaatsen. De staanders worden alleen aan de zoldervloer bevestigd en om

31-03-2005 11:39:25

194

de doorbuiging en belasting op te vangen bestaan de staanders uit twee gekoppelde buizen,


guur 7.25. Alle bokken voor de verhoogde
steenstapels worden vast aan de staanders
bevestigd. De consoles voor het werkbordes van
de metselaars zijn draaibaar aan de staanders
gemaakt. Als de tweede slag is gemetseld,
worden de consoles voor de derde slag uitgedraaid en zware planken op de consoles
gelegd. De tijdsduur van het verhogen van de
steiger wordt met deze methode tot enkele
minuten beperkt. Als de vierde slag is gemetseld,
kan de prefab-steiger met de bouwkraan naar de
volgende woning worden verplaatst.
Een ander voordeel is dat een dak op de steiger
te maken is en tegen de staanders een waterwerend doek, waardoor de metselaar beschermd
wordt tegen regen en wind, guur 7.25-1.
Bij de vierde slag staat de metselaar met zijn
hoofd tussen de koppelingen (h.o.h. 2,500 m)
naar de zoldervloer, guur 7.25-2. Dit blijkt in de
praktijk nauwelijks een bezwaar. Aanvoer van de
stenen is mogelijk met de opkar of met een verreiker die een pakket stenen direct op het bordes
kan plaatsen.
De consoles voor de steenpakketten kunnen ook
aan de buitenzijde van de staanders draaibaar

worden bevestigd. Bij de tweede slag kan de


kraan het steenpakket plaatsen als de bovenliggende consoles omhoog zijn geklapt, guur
7.26. De werkvloer van de metselaar bestaat uit
zware steigerplanken op draaibare consoles. Een
afscherming met doek (steigergaas) aan de buitenkant van de steiger beschermt bij dit systeem
van bordessen aan de buitenkant steiger wel de
metselaar maar niet de stenen en de specie.
Het steigerplan gaat ervan uit dat metselaars elke
dag een slag van 1,500 m hoog kan metselen. In
de praktijk komen situaties voor dat op een dag
een metselslag van 1,500 m niet te halen is. Bij
het metselen van betonsteen in regenachtig en
vochtig weer (vooral in het najaar) wanneer de
specie trager verhardt en de steen erg vochtig is,
kan het voorkomen dat na minder dan een
meter hoog de betonsteen gaat drijven en die
dag op die plaats niet meer verder te metselen
is. Na een halve dag werken moeten de metselaars stoppen.
Er zijn verschillende maatregelen mogelijk:
afdekken en droog houden betonsteen;
afdekken steiger tegen regen;
verdubbeling steigerlengte;
halvering metselploeg;
metselploeg doet ook binnenmetselwerk.

Figuur 7.25 Prefab-steiger met draaibare consoles

06950556_H07.indd 194

Figuur 7.26 Prefab-steiger met buitenbordes

31-03-2005 11:39:27

7 UITVOEREN GEVELS

Alle voorgaande metselsystemen waren gebaseerd


op gevels van laagbouwwoningen. Bij utiliteitsbouw
met meerdere verdiepingen komen andere aspecten
aan de orde die de keuze van het metselsysteem
benvloeden.
Berekening hoeveelheid stenen
Als voorbeeld is genomen een gebouw van vier
bouwlagen met een verdiepingshoogte van 3,300
m en een stramiensmaat van 1,800 m met penanten
van 0,600 m. De draagconstructie heeft een stramienmaat van 7,200 m en daarop zijn ook de dilataties
in de gevel gebaseerd. In een gevelvlak van 7,200 m
breed zijn vier verschillende te metselen vlakken te
onderkennen (gerekend is met 72 stenen wf per m2
gevel), guur 7.27-1 en 2:
A borstwering begane grond met 518 stenen;
B penanten tussen ramen met 294 stenen;
C borstwering verdieping met 829 stenen;
D borstwering dakrand met 778 stenen.
De eerste slag wordt vanuit de fundering gemetseld
tot 1,200 m + P, daarna wordt de fundering
aangevuld tot maaiveld en wordt de steiger
opgebouwd om de tweede slag te metselen met
de steiger op 1,000 m + P en metselen tot 2,700 m
hoogte. Bij de eerste slag vanuit de fundering kan de
metselaar per stramien 600 stenen verwerken, maar
bij de tweede slag die vooral uit penanten bestaat
zijn per stramien van 7,200 m naar 380 stenen
nodig, guur 7.27-3, 4 en 7.

Slag
Nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Totaal

06950556_H07.indd 195

Stenen
per stramien

195

Bij de derde slag met de steiger op 2,500 m kan


tot 4,200 m worden gemetseld, daardoor zijn 420
stenen nodig. Bij de vierde slag met de steiger
op 4,000 m zijn tot 5,700 m maar 250 stenen
nodig, guur 7.27-5, 6 en 8. In guur 7.27-2 is de
hoeveelheid stenen per metselslag voor het gehele
gebouw gegeven.
Berekening benodigde steigerlengte
Stel dat de gevel van het gebouw van vier bouwlagen
met dilataties per 7,200 m een onbeperkte lengte heeft
en er komt een metselploeg van vier man waarvan drie
metselaars die per dag 1.000 stenen per man kunnen
en willen vermetselen. Hoeveel steiger is nodig om de
metselploeg continu te kunnen laten metselen?
Elke dag zijn de metselaars op een bepaalde
steigerlengte bezig om hun dagproductie van
3.000 stenen te verwerken en diezelfde dag zijn de
steigerbouwers op een aansluitende steigerlengte
bezig de steiger hoger te bouwen. Direct na het
ophogen van de steiger moet de maatvoerder de
proelen stellen. Elke slag is n dag waarop de
metselaar voldoende steigerlengte moet hebben
en de steigerbouwer daarnaast de steiger voor de
metselslag van de volgende dag gaat opbouwen.
Bij een metselcapaciteit van 3.000 stenen per dag
is te berekenen hoeveel stramienen van 7,20 m de
steigerlengte per slag moet zijn om de metselploeg in
staat te stellen haar maximale productie te halen, zie
onderstaand overzicht.

Metselen
n 7,200 m

Steiger bouwen
n 7,200 m

Steiger aanwezig
n 7,200 m

600
380
691
250
829
250
691
380
587
285

5 7,200
8 7,200
5 7,200
12 7,200
4 7,200
12 7,200
5 7,200
8 7,200
5 7,200
11 7,200

8 7,200
5 7,200
12 7,200
4 7,200
12 7,200
5 7,200
8 7,200
5 7,200
11 7,200

8 7,200
13 7,200
17 7,200
16 7,200
16 7,200
17 7,200
13 7,200
13 7,200
16 7,200
11 7,200

4.943

12 7,200

4 7,200

16 7,200

08-04-2005 15:45:04

196

06950556_H07.indd 196

31-03-2005 11:39:29

7 UITVOEREN GEVELS

Per slag heeft de metselploeg een steigerlengte


nodig van vier tot twaalf stramienen. Bij slag 4
heeft de metselploeg een steigerlengte van twaalf
stramienen nodig en de volgende dag moet de
metselploeg op de vijfde slag kunnen beginnen om
geen stagnatie te krijgen. De steigerbouwer moet
naast de twaalf stramienen van de metselaars vier
stramiensteigers opbouwen voor de vijfde slag. Met
16 stramiensteigers kan de steigerbouwer bij acht
van de tien slagen onafhankelijk van de metselaar
werken en alleen bij slag 3 en slag 6 ontstaat bij 16
stramienen een overlap met n stramien. Voor het
Samenvatting metsel- en steigerplan
metseleenheid
gevelhoogte
aantal metselslagen
aantal stenen per stramien
minimale metsellengte
minimale vrije steigerlengte
minimale steigerlengte
aantal stenen per steiger
dagproductie metselploeg
minimale productietijd
steigeroppervlak

productietempo geveloppervlak

minimale gebruikstijd steiger


inclusief voegen en slopen

minimale huurprijs steiger

huurprijs steiger
huurprijs
huur steiger per duizend
huur steiger per m2 gevel
steiger dichtleggen
lengte dichte steiger
aantal steigerplanken
lengte standaardsteigerplank
werkende lengte steigerplank

aantal steigerplanken

197

bepalen van de steigerlengte is de totale gevellengte


van het gebouw belangrijk, maar in elk geval zijn 16
stramiensteigers nodig om de metselploeg in staat
te stellen elke dag 3.000 stenen te vermetselen en
tegelijk de steigerbouwer de ruimte te geven de
steiger telkens een slag op te bouwen.
Met 16 stramienen steiger is er per stramien tussen
het metselen van de ene en de volgende slag. Het
metselwerk heeft dan n dag verharding voordat de
volgende slag daarop wordt gemetseld.

stramien 7,200 m
13,800 + P
10 slagen
5.000 stuks
12 7,200 = 87 m
4 7,200 = 29 m
16 7,200 = 115 m
16 5.000 = 80.000 st
3.000 stuks
27 dagen
115 14 = 1.600 m2
1600
= 59 m2 per dag
127
27 dagen
35 dagen
35
= 7 weken
5
0,50 per m2 per week
1.600 m2 7 weken = 5.600,
5.600, per 80.000 = 70, per 1.000
5.600, per 1.600 m2 = 3,50 per m2
min. 2 slagen
2 115 = 230 m
8 planken
5,00 m
4,50 m
8
230
= 410 stuks
4.50

Figuur 7.27 Rekenvoorbeeld metselwerk utiliteitsgebouw

06950556_H07.indd 197

31-03-2005 11:39:29

198

7.1.5 Voegwerk vanaf steiger


Als de metselploeg de dakrand heeft bereikt, is
het metselwerk gereed. De steiger kan echter
nog niet worden gedemonteerd. De voeger
moet het metselwerk nog afvoegen. Het productietempo van een voeger is bij waalformaat ruw
geborsteld circa 45 m2 per dag. Het metselwerk
is circa 70% van het geveloppervlak. Het productietempo is 107 gevel per dag. Bij een steigerlengte van 115 m en een slaghoogte van 1,500 m
moet per slag 172 m2 gevel worden gevoegd. En
voeger doet gemiddeld 2,5 dagen over een steigerslag en twee voegers iets meer dan n dag.

Als het metselwerk gereed is, start de voeger van


boven naar beneden in omgekeerde volgorde
dan de metselaar in dezelfde slaghoogte. De steigerbouwer komt achter de voeger aan. Als in het
voorbeeld van guur 7.27 de dakrand gevoegd
is, guur 7.28-1, gaat de steigerbouwer de
tiende slag demonteren waarna het metselwerk
van de negende slag wordt gevoegd. Daarna
volgt dezelfde procedure voor de achtste slag.

Uit het voorbeeld van de utiliteitsbouwgevel


blijkt dat er voor een gevelhoogte van 13,800 m
minimaal 27 dagen nodig is. Het verticale productietempo van het metselproces is dan circa
0,500 m per dag. Om bij het lage stijgtempo de
metselploeg voldoende werkruimte te geven, is
een steigerlengte van 115 m nodig.
7.1.7 Steiger vooraf opbouwen
Als in de gevel het metselwerk per verdieping
wordt ondersteund met bijvoorbeeld een latei
op vloerhoogte, is het mogelijk op verschillende
bouwlagen tegelijk te metselen. Als de verdiepingshoogte een veelvoud is van 0,500 m, kan
met een systeemsteiger in n keer over de volle
gebouwhoogte een steiger worden opgebouwd.
Op de hoogte van elke verdiepingsvloer wordt
een werkvloer gemaakt, guur 7.29-1. Als de
eerste slag is gemetseld, wordt er een nieuwe
werkvloer aangebracht die 2,000 m onder de
bovenliggende steiger komt. De metselaar heeft
een bruto-werkhoogte van 2,000 m minus de
dikte van de steigerbuis en de steigerplank; de
netto-werkhoogte is 1,920 m. Voor kleine metselaars is dat voldoende maar een grote metselaar
zal met zijn helm regelmatig tegen de bovenliggende steiger stoten.

Figuur 7.28 Voegwerk en kozijnen monteren

7.1.6 Monteren gevelkozijnen vanaf steiger


In de buitengevel zijn stelkozijnen ingemetseld.
De montagekozijnen moeten van buitenaf worden gemonteerd en zijn beglaasd aangevoerd
en redelijk zwaar. Zowel voor het transport van
de kozijnen als voor het plaatsen gebruiken de
monteurs de steigervloer van de achtste slag.

06950556_H07.indd 198

Cementwater kan beschadiging van glas veroorzaken en daarom worden de kozijnen pas
gemonteerd als de voeger tot onder de vensterbank is gezakt. Na de montage van de gevelkozijnen wordt de steigervloer van de achtste slag
gedemonteerd en gaat de voeger het metselwerk van de zevende slag afvoegen. De voegers,
kozijnmonteurs en steigerbouwers moeten in
een goede samenwerking slag voor slag naar
beneden werken tot de eerste slag op de begane
grond.

Vanaf de tweede slag wordt elke verdieping gevoegd, daarna wordt die slag gedemonteerd en
vanaf de steiger op verdiepingsvloerhoogte het
voegwerk afgemaakt. Daarna kunnen de gevelkozijnen worden gemonteerd. Per stramien van
7,200 m moeten 5.000 stenen worden gemetseld. Per bouwlaag: dag 1 metselen eerste slag,
dag 2 tussensteiger bouwen en dag 3 de tweede
slag metselen.

31-03-2005 11:39:30

7 UITVOEREN GEVELS

Hefsteiger voor voorbeeld


Bij het voorbeeld van de gevel van het kantoorgebouw zijn er slagen waarbij een metsellengte van 12 7,200 = 86 m nodig is om
de metselploeg in staat te stellen op een dag
3.000 stenen te vermetselen. Als de hefsteiger een lengte heeft van 12 m, zijn minimaal
zeven hefsteigers nodig en zijn de huurkosten
van de zeven hefsteigers te hoog ten opzichte
van de metselproductie. Het aantal hefsteigers is te verminderen als die gedurende de
dag verschillende malen horizontaal worden
verplaatst, maar het verplaatsen vergt ook tijd
waarin de metselaar niet kan werken.

De metselaars kunnen op verschillende verdiepingen tegelijk werken, waardoor een enkele


stramienen steiger voldoende zou zijn. De volle
steiger moet wel langer blijven staan voor het
voegwerk en de montage van de kozijnen. Deze
werkzaamheden kunnen tegelijk op verschillende
bouwlagen worden uitgevoerd.

199

en specie. Daarna gaat de hefsteiger naar de


tweede verdieping en kan de metselaar daar met
de eerste slag beginnen, guur 7.30-1 en 7.30-2.
Dit gaat alleen als het metselwerk per verdieping
apart is ondersteund.
De hefsteiger heeft een vaste lengte van 8,500
m en met hulpstukken kan het steigerplatform
aan beide kanten worden uitgebreid tot een
totale steigerlengte van 12,000 m, guur 7.31.
Met enkele hefsteigers naast elkaar is voldoende
werksteiger beschikbaar voor het metselen, het
voegen en het monteren van de kozijnen. De
hefsteiger is zowel een verticaal verplaatsbare
werkplek als een verticaal transportmiddel voor
stenen, specie en kozijnen.
De meeste hefsteigers hebben een werkplatform op n niveau. Voor de verbetering van de
arbeidsomstandigheden van de metselaar zou
een verhoogde opstelling van de stenen en de
speciekuip gunstiger zijn. Het gedeelte van de
steiger waar de stenen en specie moeten staan
wordt het zwaarste belast. Dit verhoogde gedeelte kan tevens de ligger vormen tussen de
masten, waardoor de werkvloer voor de metselaar zo laag mogelijk kan komen, guur 7.32.

Figuur 7.29 Volle steiger en metselen per bouwlaag

7.1.8 Mechanische hefsteiger


Een hoge stijgsnelheid van het metselen is ook
te bereiken met een mechanische hefsteiger. Als
op de eerste verdieping de eerste slag is gemetseld, kan de metselaar de hefsteiger laten zakken
en vanaf het maaiveld bevoorraden met stenen

06950556_H07.indd 199

Figuur 7.30 Mechanische hefsteiger

31-03-2005 11:39:31

200

gen moet het metselwerk opnieuw worden


ondersteund. Bij gevelopeningen groter dan 4
m is een latei in het metselwerk onvoldoende
en moet het bovenliggende metselwerk door de
draagconstructie worden ondersteund. Er zijn
ten minste twee gevelvormen waarbij de belasting van het metselwerk moet worden overgebracht naar de draagconstructie:
gevelmetselwerk hoger dan 11 m;
gevelopeningen breder dan 4 m.

Figuur 7.31 Hefsteiger is steigerlengte

Er zijn ook gevels waarbij het metselwerk per verdieping wordt ondersteund naar de draagconstructie. Dan is een gevelbalk met neuslijst (latei)
nodig. Bij het ontwerp van deze gevelbalk met
latei moet met de volgende aspecten rekening
worden gehouden:
maatkwaliteit latei ter plaatse van metselwerk;
wijze van uitvoering gevelbalk in relatie met
draagconstructie;
bouwkosten gevelbalk met neuslijst (latei).
7.2.1 Praktijkvoorbeeld ontwikkeling gevelbalk
De gevelbalk met latei is een gecompliceerde
constructie. Aan de hand van een praktijkvoorbeeld wordt een aantal alternatieven uitgewerkt,
waarbij per variant het verschil in bouwkosten
wordt aangegeven. Met behulp van deze varianten is het mogelijk voor een bepaald project de
meest economische oplossing te ontwerpen.

Figuur 7.32 Hefsteiger met verlaagd platform

7.2 Ondersteuning metselwerk


In het voorbeeld van guur 7.27 bestond de
metselwerkgevel uit borstweringen en penanten
(gatengevel). Een gevel van metselwerk wordt
door het buitenklimaat benvloed en zal krimpen
en uitzetten, terwijl de gevel met spouwankers
wordt bevestigd aan de draagconstructie die
door de isolatie onafhankelijk is van het buitenklimaat. Om scheuren in het metselwerk te voorkomen, mag een metselvlak niet hoger zijn dan
11 m en niet breder dan 12 m. Per drie bouwla-

06950556_H07.indd 200

De horizontale gevel is een vorm van onbeperkt


brede gevelopeningen, die nog veel voorkomt,
guur 7.33. Als de gevelopeningen doorlopen,
bestaat het metselwerk alleen uit borstweringen.
Het metselwerk moet op elke bouwlaag boven
de ramen worden ondersteund. In dit voorbeeld
zijn houten kozijnen toegepast van 1,800 m
breed en ter plaatste van de kolommen smallere
kozijnen met een paneel die de kolom afdekt.
De belasting van het metselwerk zal op elke
verdieping aan de bovenkant van de gevelkozijnen naar de draagconstructie moeten worden
overgebracht. Als bovenkant raam aanzienlijk
lager ligt dan de onderkant van de vloer, is een
gevelbalk met latei nodig om het metselwerk te
ondersteunen en de belasting naar de draagcon-

31-03-2005 11:39:33

7 UITVOEREN GEVELS

structie over te brengen. De bouwkosten van de


gevelbalk hebben grote invloed op de totale kosten van de gevel. Er zijn zes varianten uitgewerkt
met een kostenvergelijking waaruit blijkt dat de
uitvoeringstechniek grote invloed heeft op de
kosten met gelijkblijvende kwaliteit.

201

die onder het plafond in het zicht blijft en die de


betonafwerker na het ontkisten moet afwerken.
Dit verhoogt de kosten van de afwerking in variant 2, guur 7.34-2.
De bovendorpel van het houten kozijn is
verlaagd om ruimte te krijgen voor een doekzonwering. Voor de twee varianten zijn de kosten
van de gevel berekend van 1 m gevel van n
bouwlaag van 3,600 m hoog, guur 7.35.
Gevelconstructie

Variant 1

Variant 2

Betongevelbalk
Metselwerk
Gevelkozijnen
Glas/afwerking

Kosten 1 m gevel

1.200,

.480,
.240,
.258,
.222,

.426,
.240,
.258,
.222,

Figuur 7.33 Strokengevel utiliteitsbouw

1.146,

Figuur 7.35 Kosten 1 m gevel met in situ betongevelbalk

Het bekisten van een gevelbalk is n van de


moeilijkste bekistingsonderdelen, guur 7.36.

De buitenste stempel als ondersteuning van de


bekisting kan niet verder naar buiten dan de
vloerrand. Om de wapening van de gevelbalk te
kunnen vlechten moet de balkbodem naar buiten uitkragen als werkvloer en worden voorzien
van een leuning. De buitenkist van de gevelbalk
is 1,200 m hoog en moet met centerpennen
worden gekoppeld naar de binnenkant. In de
buitenbalkkist is de prefab-betongevellatei met
isolatie opgenomen. Omdat de latei aan de gevel in het zicht komt, moet de balkbekisting zeer
nauw-keurig worden gesteld. De kosten van de

Figuur 7.34 In situ betongevelbalk, variant 1 en 2

In situ betongevelbalk met latei


Bij een in situ betondraagconstructie is de klassieke gevelconstructie een in situ beton-gevelbalk ter dikte van de kolom, met aangestorte
prefab-betonlatei die het metselwerk van de
borstwering ondersteunt. De gevelbalk gelijk
met de kolom is dikker dan constructief nodig
is, guur 7.34-1. Besparing op beton is mogelijk
door de gevelbalk zo dun mogelijk te maken,
guur 7.34-2. De kolom wordt tot onderkant
balk gestort. In de kolom ontstaat een stortnaad

06950556_H07.indd 201

Figuur 7.36 Bekisting gevelbalk

31-03-2005 11:39:34

202

in situ gevelbalk worden voor een groot deel


bepaald door de arbeid en het materiaal van
de bekisting. De versmalde balk is maar weinig
goedkoper omdat de binnenkist ter plaatse van
de kolom een penantvorm moet krijgen en omdat de stortnaad moet worden afgewerkt.
Prefab-beton gevelbalk
Betonconstructies waarvoor per m3 beton veel
bekisting en arbeid nodig is, lenen zich voor
prefabricage. Bij variant 3 wordt eerst de vloer
gestort en later de prefab-gevelbalk tussen de
kolommen aan de vloer opgehangen, guur
7.37-1. Om de maatafwijzingen van de vloer
op te vangen is een voeg van minimaal 20 mm
nodig, die na montage van de gevelbalk moet
worden aangestort voor geluidsisolatie en brandveiligheid.

Die verzwaring is tevens een aanslag voor het op


hoogte stellen van de vloerbekisting en maakt
het pasmaken van de bekisting tegen de balk
overbodig. De goedkoopste voeg is de voeg
die niet hoeft te worden gedicht, guur 7.38-2.
Door de volgorde prefab-in situ wordt bij het
storten van de vloer de voeg vanzelf gedicht.
Het vooraf monteren van de gevelbalk geeft een
besparing op de vloerbekisting en op de voegdichting, guur 7.39.

Figuur 7.37 Prefab-gevelbalk, variant 3 en 4

Als de prefab-gevelbalk pas na het ontkisten van


de vloer wordt gemonteerd, is de vloerbekisting
bij de gevelrand zeer eenvoudig geworden,
guur 7.38-1. De vloerbekisting kan uitkragen
waardoor er werkruimte is rondom de vloer.
Als de prefab-gevelbalk vooraf aan de kolommen
wordt gemonteerd en de vloer daarna wordt gestort, ontstaat een horizontale druk op de
gevelbalk die daarom ter plaatse van de vloerdikte moet worden verzwaard, guur 7.37-2.

06950556_H07.indd 202

Figuur 7.38 Vloerbekisting voor variant 3 en 4

Gevelconstructie

Variant 3

Variant 4

Betongevelbalk
Metselwerk
Gevelkozijnen
Glas/afwerking

258,
240,
258,
222,

174,
240,
258,
222,

Kosten 1 m gevel

978,

894,

Figuur 7.39 Kosten gevel met prefab-betonbalk

31-03-2005 11:39:35

7 UITVOEREN GEVELS

Balk- en borstwering als prefab-element


Bij de varianten 1 tot en met 4 was de borstwering onder de ramen gemetseld en afgewerkt
met stucwerk. Bij grote langlopende utiliteitsgebouwen is in de winterperiode bouwwarmte
nodig. Het vervroegd gebruiken van de radiatorverwarming is een economische bouwwarmte.
Bij metselwerk en stucwerk moet het stucwerk
gereed zijn voordat de radiatoren aan de gevel
zijn te monteren. In de winterperiode is juist
bouwwarmte nodig om het stucwerk te kunnen
aanbrengen.
Bij variant 5 is de prefab-gevelbalk verhoogd met
de borstwering, guur 7.40. De prefab-gevelbalk
wordt dan 2,000 m hoog en wordt in n keer
aan de gevelkolommen gemonteerd. De gevelkozijnen zijn direct na het ontkisten van de vloer
tussen de hoge prefab-gevelbalken te monteren
en zijn voorzien van folie. De gevel is dan al
wind- en waterdicht. Tegen de glad afgewerkte
prefab-borstwering zijn de radiatoren te monteren waardoor de radiatorverwarming voor bouwwarmte veel vroeger te gebruiken is.

203

Montage gevelkozijnen
Bij de gemetselde borstwering moeten de houten gevelkozijnen stuk voor stuk worden gemaatvoerd en gemonteerd op het metselwerk en aan
de onderkant van de gevelbalk, guur 7.41-1. In
plaats van de kozijnen stuk voor stuk met ankers
en hoekijzers te monteren is een alternatief uitgewerkt waarbij aan de onder- en de bovenkant
van de gevelbalk doorgaande proelen worden
aangebracht en gemaatvoerd. Op de bovenkant
van de borstwering wordt een multiplex strook
gemonteerd met een veer waarin de onderdorpel van het kozijn valt. Aan de onderkant van de
gevelbalk is een multiplex strook ingestort waaraan een doorgaand hoekijzer wordt bevestigd.
De gevelkozijnen kunnen nu beglaasd zonder
aparte maatvoering worden gemonteerd, guur
7.41-2.

Figuur 7.41 Montage gevelkozijnen

Gevelconstructie

Figuur 7.40 Borstwering prefab-beton aan balk

Variant 5

Variant 5A

Betongevelbalk
Metselwerk
Gevelkozijnen
Glas/afwerking

210,
180,
258,
222,

210,
180,
210,
222,

Kosten 1 m gevel

870,

822,

Figuur 7.42 Kosten gevel met prefab-balk en -borstwering

De kosten van de prefab-gevelbalk zijn hoger


geworden omdat de balk is vergroot met de
borstwering. Daar tegenover zijn de kosten van
het metselwerk verlaagd omdat de borstwering
van het binnenspouwblad is vervallen.

06950556_H07.indd 203

31-03-2005 11:39:36

204

Van variant 1 naar variant 5A zijn de kosten per


m gevel met een derde verlaagd terwijl de kwaliteit van de gevel niet minder is geworden. De
kostenverlaging is bereikt door:
prefabricage gevelbalk;
gevelbalk voor vloer stellen;
borstwering aan gevelbalk;
aanslagen voor montage gevelkozijnen, guur
7.42.
Bij een gevelbalk is de binnenkant de malzijde en
de buitenkant de stortzijde. Het mee storten van
de latei met de balk is niet eenvoudig omdat de
latei boven het stortvlak van de balk ligt. De prefab-betonlatei is vooraf te maken en kan aan de
mal van de balk worden opgehangen. De latei
is voorzien van isolatie waartussen betonnokken
met stekwapening zijn geplaatst die in balk doorloopt, guur 7.43.

1 Maatvoeren vanuit draagconstructie


Het ontwerp van variant 5A met de prefabgevelbalk is wat maatvoeren betreft in het
eerste schema van de guur aangegeven. De
draagconstructie wordt zo nauwkeurig gemaatvoerd dat de maatafwijking van de latei
acceptabel is voor het metselwerk. Voor het
uitvoeren van het metselwerk wordt opnieuw
gemaatvoerd met het stellen van de proelen
en het afschrijven van de lagenmaat.
2 Latei extra maatvoeren
In het tweede schema gaat men er vanuit
dat het met n keer maatvoeren van de
draagconstructie niet mogelijk is de maatnauwkeurigheid van de latei te garanderen.
Als de gevelbalk gereed is, wordt opnieuw
gemaatvoerd om een losse stalen latei aan de
gevelbalk te bevestigen.

Figuur 7.43 Prefab-latei in prefab-balk instorten

7.2.2 Gevelbalken en maatbeheersing


Bij een combinatie van een gevelbalk met betonlatei wordt de gewenste maatnauwkeurigheid
niet bepaald door het element zelf, maar door
de betonlatei die in de gevel in het zicht komt.
Over de hele lengte van een gevel moet de onderkant van de latei zo recht mogelijk zijn. Nog
belangrijker is dat in de aansluitvoeg tussen de
lateien geen afwijkingen zichtbaar zijn. De maatbeheersing vanaf de draagconstructie tot aan de
latei is bepalend voor de keuze van de gevelbalk
met latei.

3 Lateibalk extra maatvoeren


In het derde schema wordt eerst de draagconstructie gemaakt en dan wordt opnieuw
gemaatvoerd voor het monteren van de gevelbalk met latei om een grotere maatnauwkeurigheid te halen dan bij de draagconstructie mogelijk zou zijn.
4 Balk en latei extra maatvoeren
In het vierde schema wordt na de draagconstructie gemaatvoerd om de gevelbalk te
monteren. Er wordt van uitgegaan dat de balk
niet voldoende nauwkeurig te monteren is.
Daarom wordt op de gevelbalk opnieuw gemaatvoerd om de latei met een grotere nauwkeurigheid te kunnen monteren.

Figuur 7.44 Aantal keren maatvoeren

06950556_H07.indd 204

31-03-2005 11:39:37

7 UITVOEREN GEVELS

Maatvoeren is een activiteit die arbeidstijd kost


en een extra fase is tussen twee opeenvolgende
werkzaamheden. Elke keer extra maatvoeren verhoogt de bouwkosten en heeft invloed op de
bouwtijd, guur 7.44. Van de vier verschillende
maatvoeringsvarianten worden enkele voorbeelden behandeld.

205

het gevelbalkelement U-proelen waarmee het


element in hoogte kan worden afgesteld, guur
7.46. In de einden van de latei worden afdrukbouten aangebracht waarmee de latei in horizontale richting na te stellen is. De gevelbalk hangt
op de kop van de kolom.

Maatvoeren vanuit draagconstructie


Bij variant 3, guur 7.37-1, werd eerst de vloer
gestort en later de prefab-gevelbalk gemonteerd.
De vloerrand ligt terug ten opzicht van voorkant
kolom en de gevelbalk wordt tussen de kolommen aangebracht. De latei moet doorlopen voor
de kolom langs. Het element moet verticaal en
horizontaal worden gesteld. Bij het stellen van
het element gaat het om de aansluiting van de
zichtbare latei tussen twee elementen. Hoe kleiner de afstand tussen het stelpunt en het eind
van de latei hoe geringer de maatafwijking. Voor
het verticaal positioneren worden hoekijzers op
hoogte aan de kolom bevestigd, guur 7.45.
Voor het horizontaal positioneren zijn afdrukbouten in de kop van de latei aangebracht. Daarmee
is de voorkant van de latei na te stellen. Aan de
bovenkant wordt de gevelbalk met stripijzers en
bouten aan de kolom bevestigd.
Bij variant 5, guur 7.40, wordt de hoge
gevelbalk inclusief de borstwering vooraf aan de
kolommen gemonteerd waarna de vloer tegen
de gevelbalk wordt gestort. Het zwaartepunt van
het prefab-element komt hoger te liggen. Het
hoogste bevestigingspunt aan de draagconstructie is bovenkant kolom. In de kop van de kolom
zijn draadeinden ingestort en in de koppen van

Latei extra maatvoeren


Als het op de juiste hoogte stellen van de gevelbalk
met de borstwering van groter belang is dan het
op hoogte stellen van de latei en voor beide samen
niet de gewenste maatnauwkeurigheid is te garan

Figuur 7.46 Gevelborstwering tussen kolommen

Figuur 7.45 Gevelbalk tussen kolommen

06950556_H07.indd 205

Figuur 7.47 Gevelborstwering vooraf op kolomsparing

31-03-2005 11:39:39

206

deren, is het mogelijk na de draagconstructie inclusief gevelbalk opnieuw te gaan maatvoeren voor
de montage van de latei. Bij aparte montage in de
latei beter in een stalen versie te monteren.
Voor de bevestiging van de gevelbalk aan de
kolom is het mogelijk een sparing in de kolom te
maken waardoor de gevelbalk niet hangt maar
staat op de sparing, guur 7.47-1 en 7.47-2. Als
de kolommen zeer nauwkeurig te lood worden
gesteld en in de kolomsparing doken zijn ingestort, is het mogelijk de horizontale maatnauwkeurigheid zonder nastellen te realiseren. Voor de
hoogtemaatvoering worden vulplaatjes over de
doken aangebracht. In de kop van de kolom zijn
stalen strippen ingestort, waardoor met draadeinden uit de balk het element horizontaal te
stellen is.
Lateibalk extra maatvoeren
Aan de gevelbalk zijn oplegnokken te maken,
guur 7.48. Deze oplegpunten zorgen alleen
voor de verticale maatvoering. Aan de boven- en
onderkant van de gevelbalk zijn hoekijzers met
stelbouten aan de kolom bevestigd waarmee het
element in horizontale richting op vier punten
kan worden nagesteld. Na het afstellen van het
element worden de sparingen in de oplegnokken met krimpvrije mortel gevuld waardoor het
element horizontaal is verankerd. De oplegnok in
het element ligt in de malzijde van het element
en vergt een aanpassing van de mal. De afstand
tussen de latei en de verticale en horizontale

Figuur 7.48 Gevelbalk met nok op vloer

06950556_H07.indd 206

stelpunten is zo groot dat nastellen altijd noodzakelijk zal zijn.


Als een gevelbalk inclusief borstwering later aan
de draagconstructie wordt gemonteerd, is het
mogelijk een uitkraging van de vloer als oplegnok voor het gevelelement te gebruiken, guur
7.49. De gevelbalk wordt verticaal geplaatst op
de vloeruitkraging en met stelplaatjes of een stelbout op hoogte gesteld. De grote afstand tussen
de latei en het oplegpunt maakt nastellen altijd
noodzakelijk. In de eindstukken van de latei zijn
afdrukbouten te plaatsen om de latei horizontaal
na te stellen.

Figuur 7.49 Gevelbalk op vloernok

Samenvatting
Bij het maken van een gevelbalk in situ is per
m3 beton veel bekisting nodig en de werksituatie
aan de rand van de vloer is moeilijk veilig te maken.
Een gevelbalk is beter prefab te maken vooral
met een latei waaraan hoge eisen worden
gesteld en waarbij een goede isolatie tussen latei
en gevelbalk nodig is.
Als de prefab-gevelbalk na de vloer wordt
gemonteerd, is er voor de vloer een randkist
nodig en ontstaat er een voeg die tegen geluidsen brandoverslag moet worden gedicht.
Als de prefab-gevelbalk voor de vloer wordt
gemonteerd, ontstaat er geen voeg tussen de
balk en de vloer en de vooraf gemonteerde
gevelbalk geeft een bescherming bij het maken
van de vloerbekisting.

31-03-2005 11:39:40

7 UITVOEREN GEVELS

Als de prefab-gevelbalk boven op de kolom


wordt opgehangen, is de bevestiging het meest
eenvoudig.
bij het vooraf monteren van de gevelbalk worden hoge eisen gesteld aan de beheersing van
de maatafwijkingen zowel bij de productie als bij
de montage van de gevelbalk.
7.2.3 Losse gevellatei later monteren
Bij de voorgaande gevelbalken met aangestorte betonlatei moest bij het monteren van
de elementen de maatnauwkeurigheid worden
afgestemd op de hoge maatkwaliteit die voor
de gevel nodig is omdat de lateien in de gevel
zichtbaar blijven. Als dit te moeilijk is, kan de
hoge maatkwaliteit van de gevel worden ontkoppeld van de lagere maatkwaliteit van de draagconstructie, door de latei later aan de gevelbalk
te monteren.
Een betonlatei kan met hoekijzers en bouten
aan de gevelbalk worden bevestigd. Er bestaan
ook betonlateien met ingestorte steenstrips,
guur 7.50-1, waardoor aan de buitenkant van
de gevel alleen baksteen zichtbaar is. Het is ook

Figuur 7.50 Lateien aan gevel te monteren

207

mogelijk een zwaar stalen hoekijzer als latei voor


de oplegging van het metselwerk te gebruiken,
guur 7.50-2. Omdat de gevel ten minste vijftig
jaar gegarandeerd in stand moet blijven, wordenzeer hoge eisen gesteld aan de roestbestendigheid.
Als een zware stalen latei wordt toegepast, zal
de staaldikte groter zijn dan de gewone lintvoeg
waardoor de horizontale dilatatie zichtbaar is.
Het stalen hoekproel is lichter te maken als de
ophangplaten tussen de stootvoegen doorlopen,
guur 7.51-1. In plaats van een doorgaand hoekproel worden ook oplegschoentjes toegepast
waarvoor per steen of per twee stenen een
oplegschoen nodig is, guur 7.51-2. Het ophangen en afstellen van n oplegschoen per
0,440 m vergt veel meer tijd dan het monteren
van een 3 m lang hoekijzer. Om het monteren
van lateien en oplegschoenen te vereenvoudigen, is een veel gebruikte methode:
ankerrail lang 300 mm in element instorten
voor horizontale afstelling;
schetsplaat met schuin slobgat voor verticale
afstelling, guur 7.49-3.
Het instorten van een ankerrail in de stortzijde
van het gevelelement is circa driemaal zo duur
als het instorten van een schroefhuls. Het bevestigingssysteem heeft een nastelbaarheid van
+/- 50 mm. Een alternatief is om in situ ankergaten in het element te boren waarbij de maatnauwkeurigheid even groot kan zijn als voor de
gevel nodig is.
De kosten van gevelmetselwerk liggen tussen
60,- en 85,- per m2 gevel. De duurste roestvast stalen gevellatei kost circa 150,- per m

Figuur 7.51 Lichte stalen lateien

06950556_H07.indd 207

31-03-2005 11:39:42

208

gevel aangebracht in het werk. Bij een strokengevel is het metselwerk nooit hoger dan 2 m
waardoor deze oplegging de kostprijs van het
metselwerk verdubbeld.

een groot aantal dilataties in het gevelvlak nodig,


guur 7.52, die het uiterlijk van het gevelvlak
aantasten. Het maken van al deze dilataties werkt
ongunstig voor de bouwtijd en bouwkosten.

Samenvatting
Stalen gevellateien die ten behoeve van het
metselwerk aan de gevel worden gemonteerd
geven als ondersteuning een aanzienlijke verhoging van de kosten van gevelmetselwerk.
Bij het later monteren wordt de maatnauwkeurigheid van de gevel en de draagconstructie
ontkoppeld.
Bij een goede maatbeheersing van de gevelbalk zal een betonlatei gelijk met de draagconstructie aangebracht aanzienlijk goedkoper kunnen zijn dan een stalen latei later.

De gevel van guur 7.53 is boven de gevelkozijnen van de eerste verdieping gedilateerd.
Boven de grote ramen op de eerste verdieping
is een doorgaande latei aan de draagconstructie
opgehangen. Het metselwerk tot aan bovenkant
ramen eerste verdieping steunt dus op de
begane grond, guur 7.53. Met lateien van
beton of baksteen/beton is het mogelijk zelfdragende overspanningen in het metselwerk van
het buitenblad te maken tot 4,000 m. Boven de
kleinere ramen zijn deze zelfdragende lateien toe
te passen.

7.2.4 Gevellateien alleen toepassen wanneer nodig


Gevellateien zijn bedoeld om het doorgaand
metselwerk aan de draagconstructie op te hangen. Deze ophanging wordt vooral toegepast bij
gemetselde gevels met doorgaande horizontale
raamstroken.

Als bij een gaten-gevel alleen het metselwerk


boven de raamopeningen met lateien naar
de draagconstructie wordt ondersteund, kan
scheurvorming in het metselwerk ontstaan. Om
dat te voorkomen moet bij elk eind van een aan
de draagconstructie opgehangen latei het bovenliggende metselwerk worden gedilateerd. Bij
het consequent toepassen van deze regel, is

Figuur 7.53 Gevel met raamlateien

Uit deze voorbeelden blijkt dat bij een goede


uitwerking van de gevel het aantal lateien dat
aan de draagconstructie moet worden bevestigd
aanzienlijk kan worden beperkt. Daarmee wordt
ook het aantal meter dilatatie drastisch minder
en ook de meters kitvoeg die veel onderhoud
vragen.

7.3 Visueel acceptabele


maatafwijkingen

Figuur 7.52 Gevel met dragende lateien

06950556_H07.indd 208

Bij metselwerk is de visuele maatkwaliteit acceptabel als de lintvoegen redelijk waterpas zijn en
de breedte van de voegen onderling niet te veel
verschillen. Dat wordt bereikt door voor de verti-

31-03-2005 11:39:43

7 UITVOEREN GEVELS

cale maatvoering proelen te gebruiken en voor


de horizontale maatvoering de metseldraad. Bij
gevelmetselwerk zijn maatafwijkingen van de
draagconstructie op te vangen door de lagen- en
koppenmaat aan te passen.
Bij een ondersteuning van het metselwerk met
stalen lateien worden die heel nauwkeurig gesteld nadat de draagconstructie gereed is. Eventuele maatafwijkingen in de draagconstructie
worden zo gecorrigeerd. Dat is niet mogelijk
bij een betonlatei die aan de draagconstructie
wordt meegestort. Dan zet de maatafwijking
van de draagconstructie zich door in de gevel.
Bouwen zonder maatafwijkingen is niet mogelijk. De vraag is: Welke maatafwijking is in de
gevel acceptabel? In deze paragraaf wordt een
rekenmethode uitgewerkt waarmee het mogelijk
is vooraf te bepalen welke maatnauwkeurigheid
haalbaar is en welke maatafwijking visueel acceptabel is. Als blijkt dat de maatafwijking groter zal
zijn dan acceptabel is, zal de constructie van de
gevel moeten worden aangepast. Het is beter
om dat vooraf te doen dan achteraf alleen maar
te kunnen constateren dat de maatafwijkingen in
de gevel niet acceptabel zijn.
Het proces van maatafwijkingen is te verdelen in
drie zelfstandige groepen, guur 7.54:
1 maatafwijking draagconstructie;
2 maatafwijkingen gevelelementen;
3 visueel acceptabele maatafwijking gevel.

209

streefmaat: maat die men bij produceren of


uitvoeren probeert te bereiken;
gemeten maat: door meting waargenomen
maat, resultaat;
maatafwijking: verschil tussen gemeten
maat en bijbehorende streefmaat (normatief);
maattolerantie (T): verschil tussen grootste
en kleinste toelaatbare maat (realiteit);
maximaal toelaatbare maatafwijking (A):
verschil tussen streefmaat en maximaal toelaatbare positieve maatafwijking of verschil
tussen streefmaat en maximaal toelaatbare
negatieve maatafwijking (T = 2 A).
Figuur 7.55 Denities maatafwijking

pen zijn. Maatafwijking is de mate waarin het


resultaat afwijkt van de streefmaat, in positieve of
negatieve zin. Maattolerantie is het gebied waarbinnen de werkelijke maat moet blijven.
Bij een maximaal toelaatbare maatafwijking
A = +/ 25 mm, is de maattolerantie T = 2 25
= 50 mm. De werkelijke maatafwijkingen hebben
een statistische verdeling, waarbij een groot deel
van de metingen een geringe maatafwijking zullen hebben en 98% van de metingen binnen het
tolerantiegebied blijven.

Figuur 7.54 Maatafwijking van drager naar gevel

7.3.1 Toelaatbare maatafwijking draagconstructies


In NEN 2886 Maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor gebouwen - Steenachtige draagconstructies wordt een rekenmodel aangegeven op
basis waarvan de maximaal toelaatbare maatafwijkingen van steenachtige draagconstructies
zijn te berekenen. In deze norm wordt een aantal
begrippen gebruikt, guur 7.55.

Uit de guur en de denitie blijkt dat maatafwijking en maattolerantie twee verschillende begrip-

06950556_H07.indd 209

Op basis van de formules in NEN 2886 zijn in bijlage A van de norm rekenvoorbeelden gegeven
van maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor
de draagconstructie van utiliteitsgebouwen.
Figuur 7.56 toont een betonskelet met een
kolomafstand van 7,200 m en hierin zijn genummerde punten aangegeven. In guur 7.57
is vermeld wat de maximaal toelaatbare maatafwijking mag zijn tussen twee punten, zowel
in horizontale als verticale richting en zowel per
stramien als over meerdere stramienen.

31-03-2005 11:39:44

210

uitgave Gevels in prefab beton hebben de producenten dat verder uitgewerkt, onder andere voor
architectonische gevelelementen.

Figuur 7.56 Maatafwijkingen draagconstructies

Tussen punt 1
Tussen punt 1
Tussen punt 1
Tussen punt 4
Tussen punt 7
Tussen punt 9
Tussen punt 13
Tussen punt 15
Tussen punt 15

en punt 2
en punt 11
en punt 12
en punt 5
en punt 8
en punt 10
en punt 14
en punt 16
en punt 17

+/ 24 mm
+/ 25 mm
+/ 25 mm
+/ 24 mm
+/ 26 mm
+/ 27 mm
+/ 23 mm
+/ 19 mm
+/ 19 mm

Figuur 7.57 Maximaal toelaatbare maatafwijking NEN 2886

Globaal is de toelaatbare maatafwijking + 25 mm


of 25 mm ten opzichte van de streefmaat. Bij
een stramienmaat van 7,200 m en een kolomafmeting van 0,400 0,400 m zal de afstand
tussen twee kolommen minimaal 6.775 mm en
maximaal 6.825 mm zijn. Ook de afstand tussen
de hoekkolommen in de gevel kan 25 mm groter
of kleiner zijn dan de maat die op tekening
staat.
De maatafwijkingen in NEN 2886 zijn gebaseerd
op alle draagconstructies. Als het voor de gevel
nodig is dat de maximale maatafwijking kleiner
moet zijn, kan dat als in het hele proces van uitzetten, maatvoeren, produceren en monteren
extra aandacht aan de maatnauwkeurigheid
wordt gegeven. Als het uitzetten en de maatcontrole volledig zijn afgestemd op het uitvoeringsproces kan men bijvoorbeeld een reductiefactor aanhouden van R = 0,7 voor alle gebouwdelen.
7.3.2 Maatafwijkingen gevelelementen
In NEN 2889 Betonelementen - Maximaal toelaatbare maatafwijkingen is in een tabel aangegeven
welke maatafwijkingen toelaatbaar zijn voor prefab-betonelementen, guur 7.58. In de Belton-

06950556_H07.indd 210

Breedte element
Dikte element
Hoogte element
Diagonale maat
Scheluwte element
Kromte element
Haaksheid element
Voorziening malzijde
Voorziening stortzijde

+/ 7 mm
+/ 5 mm
+/ 7 mm
+/ 9 mm
+/ 8 mm
+/ 1,4 mm/m
+/ 7 mm/m
+/ 8 mm
+/ 13 mm

Figuur 7.58 Maximaal toelaatbare maatafwijking NEN


2889 voor prefab-betonelementen

Een voorziening kan een montagepunt, een


schroefhuls of een sparing zijn. Uit de tabel blijkt
dat een element 7 mm groter of kleiner kan zijn,
dus dat de lengte of hoogte van het ene element
2 7 mm = 14 mm (tolerantie) groter of kleiner
kan zijn dan een ander element.
7.3.3 Visueel acceptabele maatafwijking
gevel
Als een architect zegt dat in de gevel geen maatafwijkingen zijn toegestaan, is die gevel niet
te bouwen. Heel lang hebben architecten en
bouwers ruzie gehad over welke maatafwijking
acceptabel is. Conicten ontstaan vooral bij de
voegafwijkingen van prefab-gevelelementen. Het
Universitair Centrum Bouwproductie van de TUE
heeft een rekenmodel ontwikkeld waarmee de
visueel acceptabele maatafwijking vooraf is te bepalen: Maatbeheersing, het afspreken van visueel
toelaatbare maatafwijkingen (1995).

De maatafwijkingen in de voegen zijn te berekenen met de formule:


A=MCV
waarin:
A = maximaal toelaatbare maatafwijking
M = maatfactor voegverhouding
C = contrastfactor voeg en element
V = voegbreedte

31-03-2005 11:39:44

7 UITVOEREN GEVELS

De maximaal toelaatbare maatafwijking die bij


normaal werk in een gevelconstructie te realiseren is, is het resultaat van de voegverhouding,
het contrast tussen element en voeg en de
breedte van de voeg.
De visueel maximaal toelaatbare maatafwijking
van gevels wordt uitgedrukt met het begrip D =
duidelijkheid. D is de factor waarmee wordt aangegeven in welke mate afwijkingen in de voegen
van de gevel zichtbaar zijn.
Het resultaat (zichtbare maatkwaliteit) van de
gevel van een gebouw wordt uitgedrukt in een
cijfer met de letter D. De D-waarde is de maat
voor de duidelijkheid van maatafwijkingen in een
regelmatig patroon. De waarde D = 0 staat voor
een theoretisch patroon zonder maatafwijkingen.
Bij de waarde D = 1 liggen maatafwijkingen op
de zichtbaarheidsdrempel. Dit wil zeggen dat
een beeld met D = 1 in de helft van het aantal
waarnemingen kan worden onderscheiden van
een beeld met D = 0.
Maatfactor M
De maatfactor M is afhankelijk van de gewenste
maatkwaliteit, de D-factor en van de verhouding
tussen de voegbreedte en de voeglengte.
Als de voegbreedte A en B, guur 7.59, een afwijking hebben van bijvoorbeeld 2 mm, zal bij
een korte voeglengte de afwijking eerder zichtbaar worden dan bij een grote voeglengte. Tot
een verhouding van 1:20 heeft de maatfactor M
invloed op de toelaatbare maatafwijking, dus bij
een voegbreedte van 50 mm tot een voeglengte
van 50 20 = 1,000 m. Het begrip voegverhouding zal worden aangegeven met de letters VV,
guur 7.60.

VV
20
10
15
12

211

D=1

1,5

D=2 2,5

D=3

3,5

D=4

0,10
0,06
0,04
0,02

0,15
0,09
0,05
0,03

0,20
0,12
0,07
0,04

0,30
0,18
0,11
0,05

0,35
0,21
0,12
0,06

0,40
0,24
0,14
0,07

0,25
0,15
0,09
0,04

Figuur 7.60 Maatfactor M bij keuze D en voegverhouding VV


(verhoudingsgetal lengte/breedte voeg)

In de formule A = M C V levert een hoog getal


voor M (maatfactor) een grotere toelaatbare
maatafwijking voor de voeg op. Uit guur 7.60
blijkt dat bij een hoog getal voor VV (voegverhouding) de maatfactor M groter is dan bij een
lage VV. Uit de tabel blijkt ook dat bij een hoog
getal voor D het getal van de maatfactor hoger
wordt.
Maatafwijkingen in voegen zijn niet te voorkomen. Om de maximaal toelaatbare maatafwijking in de voegen bij de uitvoering zo groot
mogelijk te houden, moet gestreefd worden
naar een voegverhouding (voegbreedte : voeglengte) van minimaal 1:20 met VV = 20. Vanuit
metingen van vijftien grote bouwwerken is te
concluderen dat voor de factor D het getal 2,5
acceptabel zou kunnen zijn. Uit guur 7.60 blijkt
dat dit een maatfactor M = 0,25 oplevert.
Contrastfactor C
Het contrast tussen voeg en element heeft invloed op de zichtbaarheid van maatafwijkingen.
Deze invloed, de contrastfactor C, hangt af van
de mate waarin een kleur licht reecteert. Zwart
heeft een reectie van 5% en wit een reectie
van 85%. In het TUE-rapport Maatbeheersing
zijn de reectiefactoren van een groot aantal
RAL-kleuren aangegeven. Ter indicatie is in guur
7.61 de contrastfactor C aangegeven van de
combinatie element voeg in de kleuren zwart,
grijs en wit.
Kleur voeg

Figuur 7.59 Verhouding voegbreedte en voeglengte

Element zwart
Element grijs
Element wit

Zwart

Grijs

Wit

1,2
1,1
1,0

1,3
1,5
1,2

1,4
1,3
1,7

Figuur 7.61 Contrastfactor C bij verschillende kleuren

06950556_H07.indd 211

31-03-2005 11:39:45

212

Figuur 7.62 Contrastfactor voeg met element

Maatkwaliteit gevels in praktijk


Als men er vanuit gaat dat bouwen zonder
maatafwijkingen niet mogelijk is en dat bij een
bepaalde bouwmethodiek een bepaalde maatafwijking onvermijdelijk is en een hogere maatnauwkeurigheid tot hogere bouwkosten leidt,
welke maatafwijking is dan visueel acceptabel in
relatie met de bouwkosten?
In het TEU-rapport Maatbeheersing zijn de resultaten van de nauwkeurigheidsmetingen van dertien bouwwerken gepubliceerd. In guur 7.63 is
van elk bouwwerk de factor D vermeld, de mate
van maatnauwkeurigheid, en daarnaast de voegbreedte V en de contrastfactor C.
Gevels gebouwen
Maastricht Academisch ziekenhuis
Schiedam kantoor ITMO
Sittard kantoor DSM
Tilburg kantoor OTTO
Eindhoven stadion
Utrecht Academisch ziekenhuis
Rotterdam Robeco
Den Bosch Bolduc Ofce
Maarssen Smiths Food
Den Haag stadhuis
Nieuwegein Zwolsche
Apeldoorn schone kunsten
Schiphol kantoor Yamaha
Zwolle kantoor DSN Resins
Rotterdam Weena Point

0,9
1,2
1,3
2,2
3,0
3,1
3,1
3,2
3,2
3,4
4,0
4,6
4,7
5,2
5,5

50
30
27
20
10
30
8
23
20
10
12
10
10
23
20

1,0
1,2
1,1
1,4
1,0
1,0
1,3
1,3
1,2
1,0
1,1
1,1
1,1
1,0
1,1

De hoogste maatnauwkeurigheid heeft de


gevel van het Academisch Ziekenhuis Maastricht
bereikt met een D van 0,9. Dat is mede bereikt
door de grote voegbreedte van 50 mm. De gevel is uitgevoerd als apart binnenspouwblad en
met later daaraan gemonteerd buitenspouwblad.
Van de dertien bouwwerken zijn er zes met een
maatkwaliteit van D = 3 en vier bouwwerken zijn
ongunstiger en drie bouwwerken zijn gunstiger.
Als men bij de gevel van een gebouw een maatkwaliteit wenst van D = 1, zal dat bij de meest
voorkomende bouwmethodes leiden tot relatief
extra bouwkosten om die hoge maatkwaliteit te
kunnen realiseren.
Als men een maatkwaliteit van D = 2,5 accepteert, is die maatkwaliteit beter dan de gemiddelde Nederlandse bouwwerken en dit zal wel
met extra aandacht maar zonder extra bouwkosten zijn te realiseren.
Visueel acceptabele maatafwijkingen
Met de ontwikkelde formule en het resultaat van
de metingen aan de gevels van vijftien bouwwerken, is het mogelijk vooraf de haalbare maatnauwkeurigheid te berekenen en door aanpassingen de visueel acceptabele maatafwijkingen te
benvloeden.
In het voorbeeld van guur 7.64 is de voeglengte van 250 mm constant, maar de voegbreedte verschillend.

Bij een wit element met zwarte voegen zijn


maatafwijkingen eerder zichtbaar dan bij een
grijs element met een grijze voeg. Bij een zwart
element met witte voeg is maatafwijking minder
zichtbaar dan omgekeerd, guur 7.62.

Effect voegbreedte op maatfactor M


Voeglengte

Voegbreedte

Verhouding

Maatfactor

250 mm
250 mm
250 mm

5 mm
20 mm
50 mm

50
12
5

0,25
0,15
0,09

Figuur 7.63 Metingen maatkwaliteit bestaande gebouwen


Figuur 7.64 Variabelen maatbeheersing bij D = 2,5

06950556_H07.indd 212

31-03-2005 11:39:46

7 UITVOEREN GEVELS

Door het verschil in kleur tussen voeg en element is ook de contrastfactor verschillend.
De maximaal toelaatbare maatafwijkingen bij
een voeglengte van 250 mm en duidelijkheid
D = 2,5 is te berekenen:
A = M (0,25) C (1,0) V (5) = +/ 1,25 mm
A = M (0,15) C (1,3) V (20) = +/ 3,90 mm
A = M (0,09) C (1,6) V (50) = +/ 7,20 mm
Uit deze berekening blijkt dat zowel de voegbreedte als het contrast grote invloed heeft op
de toelaatbare maatafwijking van de voeg. In
het eerste geval een maximaal toelaatbare maatafwijking van 1,25 mm is praktisch onhaalbaar
en het resultaat zal zijn dat de D van 2,5 niet
te realiseren is en de maatafwijkingen duidelijk
zichtbaar zullen worden.
Deze voorbeelden waren gebaseerd op een
geringe voeglengte van 250 mm. Als het gaat
om voegen tussen elementen groter dan 1,000
m dan is de verhouding tussen voeglengte
en voegbreedte niet meer van invloed en blijft
bij een duidelijkheid D = 2,5 de maatfactor
M = 0,25, de maximaal toelaatbare maatafwijkingen in de voegen zijn dan:
A = M (0,25) C (1,0) V (5) = +/ 1,25 mm
A = M (0,25) C (1,3) V (20) = +/ 6,50 mm
A = M (0,25) C (1,6) V (50) = +/ 20,00 mm
Samenvatting
Door kennis en inzicht in de factoren die de
zichtbaarheid van maatafwijkingen in voegen
bepalen, wordt het mogelijk gevels van prefabelementen te ontwerpen met een zo groot
mogelijke visuele maatkwaliteit.
Als een bepaalde bouwmethode voor een gevelconstructie leidt tot een maximaal toelaatbare
maatafwijking die niet te realiseren is, is de zichtbaarheid van de maatafwijking (de factor D) te
verminderen door:
vergroting voegverhouding VV, waardoor
maatfactor M groter wordt;
vermindering contrast tussen voeg en element, waardoor contrastfactor C groter wordt;
vergroting voegbreedte, waardoor afwijkingen
in voeg minder zichtbaar worden.

06950556_H07.indd 213

213

7.4 Prefab-betonnen gevels


In de Belton-uitgave Gevels in prefab beton worden verschillende prefab-betongevelconstructies
behandeld. De geveltypes worden opgedeeld in
verdiepingshoge gatengevels en strokengevels met
borstweringelementen. Van de verdiepingshoge
gevelelementen bestaan twee typen: het sandwichelement (buitenblad en binnenblad samen) en het
buitenblad als apart gevelelement. Dit verdiepingshoge gevelelement kan vloerdragend zijn.
7.4.1 Sandwich-gevelelementen
Van een sandwich-element waarvan het binnenspouwblad dragend is, is het binnenspouwblad
circa 200 mm dik, de isolatie minimaal 85 mm
en het buitenspouwblad circa 100 mm, guur
7.65-1. Het sandwich-element heeft dan een
totale dikte van 385 mm. Voor de voegbreedte
wordt 20 mm geadviseerd. Als dragende gevel
in combinatie met een kanaalplaatvloer is een
doorgaande console aan het binnenspouwblad
en een verticale verankering naar het bovenliggende element en een horizontale verankering
naar de vloer nodig. Bovenkant gevelelement
moet iets hoger zijn dan bovenkant vloer om bij
het aangieten van de vloervoeg of een druklaag
te voorkomen dat mortel over het element loopt
en het buitenblad vervuild.

De horizontale voeg tussen de gevelelementen,


guur 7.65-1, bestaat aan de buitenkant uit
een kitvoeg op een rugvulling van compressieband. De voeg in het binnenblad wordt met
mortel gevuld. De kwaliteit van de voegdichting
is afhankelijk van de levensduur van de kitvoeg
en van de mate waarin de mortelvoeg volledig
gevuld is.
Een alternatief is de voeg in het buitenblad lager
te maken dan het binnenblad. De waterdichting
kan dan beter zijn, maar het heeft de volgende
bezwaren:
door verspringing buiten- en binnenblad
wordt transporthoogte element groter, waardoor
het vaak niet meer verticaal is te vervoeren;
als onderkant buitenblad lager is dan binnenblad steunt element bij opslag en transport op
buitenblad, terwijl constructief gezien buitenblad
niet mag worden belast;

31-03-2005 11:39:46

214

Uit NEN 2886 blijkt dat de maximaal toelaatbare


maatafwijking van de draagconstructie +/- 25
mm mag bedragen. De visueel toelaatbare maatafwijking van de voegkruisingen van het buitenblad is aanzienlijk minder. Bij een duidelijkheid
D = 2,5 is de maatfactor M = 0,25. Als het contrast tussen de betonkleur van het element en de
kleur van de kit niet te groot is, kan een contrastfactor C = 1,5 worden aangehouden:
A = M (0,25) C (1,5) V (20) = +/- 6,5 mm

Figuur 7.65 Sandwich-gevelelement

horizontale sprong tussen buiten- en binnenblad geeft grotere kans op maatafwijkingen in


productie en beschadiging bij transport.

De verticale voeg tussen twee sandwich-elementen is eveneens een doorgaande voeg die aan de
buitenkant met kit en aan de binnenkant met kit
of een krimpvrije mortel gedicht moet worden,
guur 7.65-2. De waterdichtheid van de gevel is
afhankelijk van kit en bij gebrekkig onderhoud is
lekkage niet uitgesloten.
Een sandwich-element kan bij een buitenhoek
in verstek worden gemaakt. Een scherpe hoek
in het buitenblad is in beton niet mogelijk en
daarom moet de hoek worden afgesnoten, guur 7.66-1. Een alternatief is om het buitenblad
de hoek om te zetten. Dit is bij het produceren
van het sandwich-element niet eenvoudig. Omdat het buitenblad door het klimaat in vorm
moet kun-nen veranderen moet het onafhankelijk van het binnenblad kunnen vervormen,
guur 7.66-2. Bij de omzetting van het buitenblad moet daarvoor ruimte aanwezig zijn.

Figuur 7.66 Buitenhoek sandwich-element

06950556_H07.indd 214

De draagconstructie moet binnen de toelaatbare


maatafwijking van +/- 25 mm blijven, guur
7.67. Maar de dragende gevelelementen mogen
maar een toelaatbare maatafwijking tot +/- 10
mm hebben. Als bij de voegen in de gevel de
visueel acceptabele maatafwijking niet groter
mag zijn dan +/- 5 mm, guur 7.67, ontstaat een
probleem.
De eerste oplossing is verbreding van de voeg en
vermindering van het contrast, waardoor de visueel acceptabele maatafwijking groter mag zijn.


Figuur 7.67 Draagconstructie en gevelelement

Bij dragende sandwich-gevelelementen moet bij


het monteren als onderdeel van de draagconstructie de nauwkeurigheid worden bereikt die
gelijk is aan de visueel acceptabele maatafwijking
van de gevel. Bij sandwich-gevelelementen van
prefab-baksteen en natuursteen zullen maatafwijkingen in de voegen van +/- 5 mm visueel al niet
meer acceptabel zijn. Dan worden extreem hoge
eisen gesteld aan de maatnauwkeurigheid van de
elementen en van de montage. Als na montage
blijkt dat de maatafwijkingen visueel niet meer
acceptabel zijn, is herstel niet meer mogelijk.

31-03-2005 11:39:48

7 UITVOEREN GEVELS

7.4.2 Prefab-betonbuitenbladelementen
Als het buitenblad van de gevel gemaakt wordt
van grote prefab-betonelementen, dan kunnen
tot twee bouwlagen die elementen op elkaar
worden gestapeld. Bij hogere gevels worden de
prefab-betonelementen hangend aan de gevel
bevestigd.

215

Tienpuntsophanging
In de Belton-uitgave Gevels in prefab beton wordt
voor het ophangen van het element aan de
draagconstructie een bevestigingssysteem geadviseerd dat bestaat uit de volgende onderdelen,
guur 7.68:
twee gevelplaatankers die verticale belasting
opvangen;
twee drukbouten aan bovenkant element;
twee druk-trekbouten aan onderkant element;
twee doken als koppeling tussen elementen;
twee hijshaken voor transport element.
Het belangrijkste bevestigingsmiddel is het gevelplaatanker, guur 7.69-1, dat uit drie delen
bestaat: een U-vormig anker in de betonplaat,
een bevestiging aan de draagconstructie en
daartussen een draadeind. Bij de montage van
het element moet de bouwkraan het element
net zo lang vasthouden tot de stelleur de bouten heeft aangebracht. Het gevelplaatanker
zorgt alleen voor de verticale positie van het
element en naast dit anker is een bout in een
schroefhuls nodig die het element horizontaal

Figuur 7.68 Bevestiging prefab-betonbuitenblad

moet positioneren (drukbout), guur 7.69-2.


Aan de onderkant van het element is ook
een afdrukbout, guur 7.69-2, nodig en
omdat bij windzuiging trek kan ontstaan,
moet de boutkop met een kikkerplaat tegen
de draagconstructie worden geklemd. De
bovenste drukbouten zijn per element van bovenaf met een steeksleutel na te stellen.
De onderste drukbout is niet van buitenaf na
te stellen.
Om wisselingen tussen de gevelplaten te voorkomen, worden doken toegepast en als de
druk-trekbout niet mogelijk is moet de dook die
krachten ook opvangen, guur 7.69-3. De meest
eenvoudige vorm is een pen in de bovenkant

Figuur 7.69 Bevestigingssystemen prefab-element

06950556_H07.indd 215

31-03-2005 11:39:49

216

van het element en een kunststof huls in de


onderkant. Om lengteverandering bij temperatuurwisseling mogelijk te maken moet de
kunststof huls in langsrichting een ovale doorsnede hebben. Als de dook nodig is om de
onderkant van de gevelplaat na te stellen, is
een dookconstructie mogelijk met onder en
boven in het element een kunststof huls met
een excenterpen.
Als het gevelelement 3,600 m breed en 3,600 m
hoog is en 100 mm dik, zijn tien bevestigingspunten nodig om 30 kN aan de draagconstructie
op te hangen. Alle stalen bevestigingsmiddelen
moeten van roestvast staal zijn. De bouwkosten
van het grote aantal bevestigingsmiddelen zijn
hoog en het monteren en nastellen van het element vergt veel tijd. Ook bestaat het risico dat
tijdens het monteren bij de doken torsie ontstaat
waardoor het beton gaat scheuren.
Driepuntsophanging
Een prefab-betongevelplaat van 3,600 3,600
m is sterk genoeg om door horizontale en
verticale belasting niet te gaan vervormen. Bij
temperatuurverschillen tussen de buitenkant en
de binnenkant van het element kunnen vervormingen optreden (kromtrekken). Het element
moet zodanig worden opgehangen dat de bevestigingsmiddelen de temperatuursvervorming
niet kunnen belemmeren, want die krachten zijn
groter dan de kracht die het bevestigingsmiddel
kan weerstaan.
Alleen bij een driepuntsbevestiging heeft het
element de vrijheid temperatuursvervormingen
te kunnen verwerken. Als het mogelijk is aan de
draagconstructie drie ophanghaken te maken
met een grote maatnauwkeurigheid en aan het
element drie ophangpennen, moet het mogelijk zijn een element in n keer aan de gevel te
monteren. Als met het driepuntsophangsysteem,
guur 7.70, een maatnauwkeurigheid is te bereiken die voldoende is voor de visueel acceptabele
maatafwijking van de voeg, is nastellen niet meer
nodig. De optredende en toelaatbare maatafwijkingen zijn in dit geval:
maatafwijking draagconstructie +/- 25 mm;
met goede maatvoering te reduceren tot +/17 mm;

06950556_H07.indd 216

toelaatbare maatafwijking van het element


+/- 8 mm;
toelaatbare maatafwijking van de voeg
+/- 6 mm.
De maximaal toelaatbare maatafwijking van het
element ligt in dezelfde orde als die van de voeg.
De maximaal toelaatbare maatafwijking van de
draagconstructie is daar een veelvoud van. De
uitdaging is om driepuntsophangsysteem te
ontwikkelen met een zodanige maatkwaliteit dat
een element aan de draagconstructie is op te
hangen zonder dat nastellen nodig is.
Elk bevestigingspunt dat tijdens het vervaardigen
van de draagconstructie wordt gemaakt, heeft
een te grote maatafwijking. Als na het gereedkomen van de draagconstructie gaten worden
geboord in de draagconstructie, is vanuit het
gevelvlak een maatnauwkeurigheid mogelijk van
+/- 2 mm. Een roestvast stalen console is met
bouten met lijm in de boorgaten te bevestigen.
De console heeft dan horizontaal en verticaal een
grote maatnauwkeurigheid.
Als de console strak tegen de draagconstructie
wordt bevestigd, is de maatafwijking loodrecht
op het gevelvlak nog te groot. Dan is nastelling
van het ophangpunt loodrecht op de gevel nog
nodig. Dat kan door een groter gat in de console
te boren en daarover een stelplaatje te bevestigen met een passend gat. Met het schuiven
van het stelplaatje is de maat loodrecht op de
gevel na te stellen en ook horizontaal is nastelling mogelijk. Door stelplaatjes van verschillende
dikte beschikbaar te hebben is ook nastelling in
verticale richting mogelijk. Het stelplaatje wordt
met een boutje vastgezet en dan is het gat in de
console in drie richtingen met een maatnauwkeurigheid van minder dan +/- 2 mm te realiseren, guur 7.71.
In de stortzijde van het element wordt een roestvast stalen strip ingestort met een pen met een
zoekende punt, guur 7.71-1 en 7.71-2. De strip
is gelast aan de hoofdwapening in het element
en daaraan wordt ook de schroefhuls voor het
hijsoog bevestigd. Bij het produceren van het
element treden maatafwijkingen op en een voorziening in de malzijde heeft ook een maatafwijking. Van elk gevelelement dat is geproduceerd,
kan de plaats van de pennen worden nagemeten

31-03-2005 11:39:49

7 UITVOEREN GEVELS

Figuur 7.70 Gevelplaat met driepuntsophanging

Figuur 7.71 Driepuntsophangsysteem

ten opzichte van de hoekpunten van het element.


De meetrapporten gaan naar de bouwplaats
voordat de elementen worden aangevoerd. Met
het stelplaatje is de maatafwijking te corrigeren.
Als het gevelelement met de hijshaken in de
bouwkraan hangt, kan de stelleur de pennen in
het element manoeuvreren tot boven de gaten
in de consoles en het element kan zakken in haar
ophangpunten, guur 7.71-3. Direct daarna
kunnen de hijshaken worden losgemaakt. Het
gevelelement hangt direct goed en nastellen
is niet meer nodig maar bij deze ophangconstructie ook niet meer mogelijk. Bij het onderste
ophangpunt mag het element niet dragen maar
er moet verticaal ruimte zijn zodat het element
alleen aan de twee bovenste consoles hangt.

06950556_H07.indd 217

217

7.4.3 Prefab-betonborstweringelementen
Bij een strokengevel komen zowel vlakke als
buikvormige borstweringelementen voor, guur
7.72. Een gebruikelijke bevestigingsmethode is
het maken van betonconsoles aan het element
waarmee het gewicht wordt overgebracht naar
de vloerrand, guur 7.72-1. Het element wordt
onder en boven ieder met twee druk-trekbouten
aan de kolommen bevestigd. Met een stelbout
ingestort in de vloer is de hoogteafstelling mogelijk. Met de vier druk-trekbouten kan het element
loodrecht op de gevel worden nagesteld. Bij het
monteren moeten in elk geval de bovenste druktrekbouten zijn aangebracht voordat de hijshaken te lossen zijn.

Het systeem met betonconsole bestaat uit zes


bevestigingspunten. Het element wordt globaal
gemonteerd en daarna nauwkeurig afgesteld. Bij
het afstellen gaat het om de maatafwijking bij de
vier hoekpunten van het element ten opzichte
van de aansluitende elementen. De druk-trekbouten zitten dicht bij die hoekpunten, maar
bij horizontale verplaatsingen drukt het gewicht
van het element op de stelbout. Na het afstellen worden de betonconsoles met krimpmortel
ondersabeld.
Evenals bij de driepuntsbevestiging van de
gevelplaat is het bij een borstweringelement
ook mogelijk stalen consoles met een grote
maatnauwkeurigheid aan de kolommen van de
draagconstructie te bevestigen, guur 7.72-2.
De maatafwijking van de pen kan vooraf worden
opgemeten om met het stel-plaatje die afwijking
bij de console te corrigeren. De afdrukbout in
de onderkant van het element kan bij het monteren tegen de kolom steunen en later worden
nagesteld en met een kikkerplaatje aan de kolom
worden geklemd.
Bij het gevelelement van guur 7.73-1 draagt
de borstwering met consoles op de vloer op een
afstand van een vijfde L van de buitenkant. De
druk-trekbouten zijn met L-proelen aan de
kolommen bevestigd.
Bij het gevelelement van guur 7.73-2 draagt
de borstwering met de bovenste hoekpunten
op stalen consoles op de kolom en steunt het

31-03-2005 11:39:50

218

Figuur 7.72 Twee ophangsystemen borstweringelement

element met de onderste hoekpunten tegen de


kolom. Roestvast stalen consoles zijn niet goedkoop, maar het maken van betonconsoles aan de
stortzijde van het element is ook niet eenvoudig.
Met de vooraf gemaatvoerde stalen consoles
vergt het afstellen van de borstwering aanzienlijk
minder tijd.

7.5 Lichte gevelbekledingen


Er is een aantal lichte gevelbekledingen dat ieder
hun eigen specieke uitvoeringsaspecten hebben. Achtereenvolgens worden besproken:
natuursteenplaten;
plaatmateriaal;
sandwich-panelen.


Figuur 7.73 Bevestiging borstweringelement

06950556_H07.indd 218

7.5.1 Gevelbekleding met natuursteenplaten


Natuursteen heeft een beperkte buigtreksterkte
en daarom kan een natuursteenplaat niet groter
zijn dan 1,500 m2. De dikte van een natuursteenplaat is minimaal 30 mm. De dichtheid is 2.800
kg/m3 en een natuursteenplaat van 1,500 m2
heeft dan een massa van 126 kg en een plaat
van 1,000 m2 een massa van 84 kg. In de zijkanten van de platen worden gaten geboord van
circa 8 mm en met roestvast stalen pennen van
rond 6 mm worden de natuursteenplaten aan
de draagconstructie opgehangen. De maatbeheersing van natuurstenen gevels wordt bepaald
door de maatafwijking bij de voegkruisingen.

Hoge smalle natuursteenplaten worden aan


de zijkanten met pennen opgehangen aan de
draagconstructie, waarbij de onderste pen de
plaat draagt en de bovenste pen de plaat alleen
loodrecht op de gevel positioneert, guur
7.74-1. De platen moeten bij de montage horizontaal over de pennen kunnen worden geschoven. Bij brede natuursteenplaten is de belasting
beter op te vangen door draagsteunen onder in

31-03-2005 11:39:51

7 UITVOEREN GEVELS

de plaat te maken. Bij brede platen moet men bij


de montage de platen verticaal over de pennen
van de onderliggende plaat laten zakken, guur
7.74-2.
Een combinatie van verticale en horizontale
bevestiging is niet mogelijk want de plaat is niet
tegelijk over een horizontale en verticale pen te
schuiven. Het is gewenst bij het ontwerp van een
natuurstenen gevel al de wijze van bevestiging
te kiezen omdat dit invloed kan hebben op de
detaillering bij de gevelkozijnen en bij binnen- en
buitenhoeken.

Figuur 7.74 Verticale of horizontale bevestiging

Maatbeheersing bij bevestigingen


Voor de keuze van het bevestigingssysteem van
natuursteenplaten is het belangrijk te weten
welke maatverschillen met het bevestigingssysteem moeten kunnen worden opgevangen. Bij
de penverbinding aan de zijkanten van de plaat
is de minimale voegbreedte 8 mm en dan wordt
de maximaal toelaatbare maatafwijking bij de
kruising van de voegen:
Bij voegbreedte V = 8 mm:
duidelijkheid D = 2,5
maatfactor M = 0,25
contrastfactor C = 1,3
maatafwijking 0,25 1,3 8 = +/- 2,6 mm
Bij voegbreedte V = 20 mm:
maatafwijking 0,25 1,3 20 = +/- 6,5 mm
Een natuurstenen gevelbeplating moet aan de
draagconstructie worden opgehangen. De maximaal toelaatbare maatafwijking van de draagconstructie is volgens NEN 2886 circa +/- 25 mm

06950556_H07.indd 219

219

en bij goede maatvoering +/- 17 mm. Dit is een


veelvoud van de toelaatbare maatafwijking in de
voegen van de natuursteenplaten.
Het bevestigingssysteem (ankers) tussen natuursteen en draagconstructie moet het dus mogelijk
maken de natuurstenen platen met een kleine
maatafwijking te bevestigen aan de draagconstructie die een te grote maatafwijking heeft.
Het anker moet instelbaar zijn om de maatafwijking van 25 mm van de draagconstructie te corrigeren en dat kan op de volgende plaatsen:
In verbinding anker met natuursteen;
In constructie anker zelf;
In verbinding anker met draagconstructie.
In verbinding anker met natuursteen
Natuurstenen platen worden met een pen- en
gatverbinding aan het anker bevestigd. In theorie is het mogelijk de pennen van de ankers ter
plaatse op te meten en de gaten in het natuursteen ter plaatse te boren, guur 7.75-1. Dat
verhoogt de kosten van de montage. Efcinter
is het om vooraf de gaten in de zijkanten van de
natuurstenen platen te boren, maar dan is correctie van maatafwijking niet meer mogelijk.
In constructie anker zelf
Het anker moet een maatafwijking van +/- 25
mm tussen draagconstructie en plaat kunnen
corrigeren. Het anker moet dan horizontaal
een correctiemogelijkheid hebben van 50 mm,
maar ook verticaal over een hoogte van 50 mm
instelbaar zijn. Tevens moet de pen in de diepterichting loodrecht op de gevel over 50 mm te
corrigeren zijn, guur 7.75-2. Een dergelijk anker
krijgt forse afmetingen en moet uit meerdere
onderdelen bestaan. Omdat het anker ook van
roestvast staal moet worden gemaakt, zullen de
kosten per anker hoog worden.
In verbinding anker met draagconstructie
Het anker is op drie verschillende manieren aan
de draagconstructie te bevestigen, namelijk met:
1 schroefhulzen ingestort in beton, maatafwijking is horizontaal en verticaal gelijk aan maatafwijking draagconstructie +/- 25 mm;
2 ankerrails ingestort in beton, waarmee horizontale maatafwijking te corrigeren is en verti-

31-03-2005 11:39:52

220

cale maatafwijking van +/- 25 mm in anker moet


worden gecorrigeerd, of omgekeerd;
3 boorankers in beton, die horizontaal en verticaal met nauwkeurigheid van +/- 5 mm in draagconstructie zijn aan te brengen, guur 7.75-3.

Figuur 7.75 Maatafstelling in bevestiging

Figuur 7.76 Draag- en steunanker voor natuursteenplaten

De voorkeur gaat uit naar een bevestiging van


het natuursteenanker met boorankers in het
beton, omdat het natuursteenanker dan verticaal
en horizontaal niet meer dan +/- 5 mm corrigeerbaar hoeft te zijn en veel eenvoudiger kan
zijn.
De horizontale maatafwijking van +/- 5 mm is in
het anker te corrigeren door verschil te maken
tussen de bout in het beton en de bout naar de
natuursteen, guur 7.76-1 en 7.76-2.
De verticale maatafwijking van +/- 5 mm is in
het anker te corrigeren door verschuiving van de
schetsplaat met schuin slobgat ten opzichte van
de bout in het beton, guur 7.76-2.
In diepterichting loodrecht op de gevel moet
de volle maatafwijking van +/- 25 mm van de
draagstructuur te corrigeren zijn. Dat is mogelijk
als in het anker een draadbus wordt gemaakt,
waarbij de bout naar de natuursteenplaat in of
uit te draaien is. Om in de diepterichting +/- 25
mm te kunnen corrigeren moet de draadbus een
lengte hebben die groter is dan 50 mm, of men
moet bouten met verschillende lengtes beschikbaar hebben.

06950556_H07.indd 220

Bij toepassing van ankers in de horizontale voegen moet elk anker de helft van het gewicht van
de plaat dragen, guur 7.76-3. Bij ankers in de
verticale voegen moet het bovenste anker de
plaat dragen en hoeft het onderste anker alleen
de plaat te steunen. Het steunanker kan dan lichter worden uitgevoerd.
Keuze voegoplossing
Bij het ontwerpen van een natuurstenen gevel
moet in een vroeg stadium een beslissing worden
genomen over de voeg. Als de natuurstenen bekleding zowel de wind- als waterdichting van de
gevel moet verzorgen, is een kitvoeg nodig waaraan zeer hoge eisen worden gesteld. De levensduur van de kitvoeg, guur 7.77-1, is aanzienlijk
korter dan de levensduur van de natuursteen.
Nadelen kitvoeg
kosten eenmalig aanbrengen;
kosten periodiek onderhoud;
kosten vervangen na vijftien jaar;
risico lekkage bij montagepennen;
ventilatie spouw achter natuursteen nodig;
steiger moet langer staan voor kitwerk.
Bij de keuze voor een open voeg, guur 7.77-2,
vervallen de hoge kosten van het kitwerk, maar
dan moet de isolatie zelf waterafstotend zijn of
zijn voorzien van een waterdichte dampdoorlatende afwerklaag. Het water moet in de gevel
worden afgevoerd. Bij de draagankers moet het
watervoerende vlak doorlopen om lekkages naar
de draagconstructie te voorkomen. Met zelfklevende folie of met PUR-schuim zijn die plekken af
te dichten.

Figuur 7.77 Kit- of open voeg

Montagesteiger voor natuursteen


Het is gebruikelijk voor een gevel die met natuursteen moet worden bekleed een volle steiger te
plaatsen met een steigerslag van 2,000 m, guur

31-03-2005 11:39:53

7 UITVOEREN GEVELS

7.78-1. Als alleen de borstwering wordt bekleed


met natuursteen, zal men vaak vanaf twee verschillende steigerhoogtes moeten werken. Als
de liggers van de steiger per ongeluk precies op
de hoogte zitten van de draagankers, dan is er
geen ruimte voor de boormachine om de gaten
te boren.

221

het monteren van de gevelkozijnen en later op


een andere hoogte voor de montage van de
natuursteenplaten.
In principe is het ook mogelijk de natuurstenen
platen met een hangsteiger te monteren. De toelaatbare nuttige belasting van een hangsteiger is
aanzienlijk lager dan van een stalen steiger. Op
de hangsteiger mogen maar een beperkt aantal
platen staan en als die zijn gemonteerd, moet de
hangsteiger weer naar beneden om nieuwe platen op te halen. Dit verticaal transport vertraagt
het productietempo van de montage.
Kostenopbouw natuurstenen gevel
Voor een kantoor met een dicht geveloppervlak
van circa 1.000 m2 in de natuursteensoort
Juparana gepolijst in een dikte van 30 mm is
de prijsopbouw van 1 m2 natuursteengevel weergegeven in guur 7.79.
Het productietempo van een montageploeg is
circa 10 tot 12 m2 natuursteengevel per dag.

Figuur 7.78 Keuze steigersysteem

Natuursteenplaten worden vaak op pallets aangevoerd. Bij de keuze van het steigersysteem
moet rekening worden gehouden met het verticaal en horizontaal transport van de pallets.
Alleen met speciale pallethaken is het mogelijk
met de bouwkraan de pallets horizontaal op de
steiger te schuiven. Als de gevel niet te hoog
is, kan het ook met een verreiker die de pallets
horizontaal op de steigervloer kan plaatsen. Een
alternatief is om tijdens het opbouwen van de
montagesteiger de pallets met de bouwkraan op
elke steigervloer neer te zetten. Als voor meerdere verdiepingen de natuursteen op de steiger
staat, wordt de steiger wel zwaar belast.
In plaats van een steiger met een steigerslag van
2,000 m is het ook mogelijk een steigerslag van
verdiepingshoogte te kiezen in combinatie met
consoles als loopvlak, guur 7.78-2. De console
kan eerst op de hoogte worden geplaatst voor

06950556_H07.indd 221

7.5.2 Gevelbekleding met plaatmateriaal


Als een gevel bekleed wordt met vlak plaatmateriaal dan zijn er verschillende methoden
voor de bevestiging van de beplating op de
draagconstructie. Er zijn platen van verschillende
materialen mogelijk, zoals volkunststof, massief
aluminium of dunne aluminium sandwich-plaat.
De montage is in principe onafhankelijk van het
materiaal.

Zichtbare bevestiging
Houten ribben worden verticaal h.o.h. circa 600
mm met hoekijzers aan de draagconstructie
bevestigd, guur 7.80-1. Omdat de draagconstructie loodrecht op de gevel een maximale
maatafwijking kan hebben van +/- 25 mm moet
er stelruimte zijn tussen de rib en de draagconstructie. Op de ribben wordt een lat aangebracht
die voldoende breed is voor de bevestiging van
twee platen.
De regels en latten komen in contact met de
buitenlucht en moeten worden verduurzaamd.
Op de lat komt een kunststof voegproel om de
verticale voegen waterdicht te krijgen. De vlakke
platen worden met schroeven op de lat beves-

31-03-2005 11:39:54

222

Kosten natuursteen
Materiaalkosten per m2

Montagekosten per m2

Totale kosten per m2

Montage natuursteen- 178,


platen arbeid
Materiaal voor
136,
verankering
Huur heftruck voor
113,60
transport

Bruto-materiaalkosten 212,57

Aankoopkosten in
buitenland
Vrachtkosten naar
Nederland
Gaatjes boren voor
bevestiging

146,40

Kantbewerking
natuursteenplaten
Breukverlies
natuursteenplaten
Tekenwerk,
productievoorbereiding

115,76

Huur machines/takels

111,80

111,68

Huur magazijn/
keetcontainer
Hulpmaterialen
en diversen
Werkbegeleiding
tijdens montage

111,80

117,80
116,

116,60

Bruto-montagekosten 160,60
Kitvoegen
32,000/m
= 2 m/m2
Isolatieplaat
materiaal/montage
Steigerhuur en
montage

138,40

124,
112,

112,64
117,80

Netto-materiaalkosten

174,24

Netto-montagekosten 131,64

Overheadkosten materiaal
22%

138,33

Overheadkosten
montage 22%

Bruto-materiaalkosten

212,57

Bruto-montagekosten 160,60

128,96

Totaal gevelbekleding 447,57


per m2
Figuur 7.79 Kostenopbouw gevelbekleding natuursteen

tigd, guur 7.80-2. Het is mogelijk de kop van


de schroeven af te dekken met kunststof dopjes
in de kleur van de plaat. Dit type beplating met
zichtbare bevestiging wordt ook wel punaisebouw genoemd.

Houten regels kunnen krom trekken waardoor de


vlakheid van de gevel wordt aangetast. Het alternatief is het hout te vervangen door aluminium
proelen. Verticaal worden alu T-proelen met
alu-hoekijzers op maat bevestigd, guur 7.81-1.
De vlakke gevelplaten kunnen met schroeven
of met popnagels op het T-proel worden
bevestigd. Bij de verticale naden komt tussen de
plaat en het proel een afdichtingsband, guur
7.81-2.

Figuur 7.80 Plaatmateriaal op houten regelwerk

Figuur 7.81 Plaatmateriaal op aluminium proelen

06950556_H07.indd 222

31-03-2005 11:39:55

7 UITVOEREN GEVELS

Uit de uitgave Gevelbekledingssystemen met een


afwerking van plaatmateriaal (SBR 208) blijkt dat
de kwaliteit van gevels met vlakke platen achteruit kan gaan door ontwerpfouten en uitvoeringsfouten, zoals:
verspringen verticale voegen rondom gevelopeningen, waardoor aan onderkant verticale
voeg lekkages ontstaan;
toepassing roestende onderdelen, zoals bevestigingsmiddelen, waardoor roeststrepen op gevel
ontstaan;
verkeerd gedetailleerde lekdorpels, waardoor
regenwater in banen wordt geleid en vervuiling
op gevel ontstaat;
te strak aandraaien bevestigingsmiddelen,
waardoor afdichtingsproel plaatselijk sterk
wordt ingedrukt en zichtbare onvlakheden of
scheuren ontstaan;
doldraaien schroeven, waardoor ze los zitten
en na verloop van tijd uit het gat vallen;
onvoldoende uitlijnen regels en proelen,
waardoor onvlakheid en wisselingen bij plaatnaden ontstaat;
verkeerd aanbrengen afdichtingsproelen,
waardoor lekkages ontstaan.
Een open horizontale voeg is een duidelijke
keuze voor de waterdichtheid. Het isolatiemateriaal moet waterafstotend zijn of voorzien zijn van
een waterdichte en dampdoorlatende laag. Bij
de bevestigingspunten die het waterdichte vlak
doorbreken moeten de gaten worden afgedicht,
guur 7.82-1.
Met een aluminium of kunststof H-proel wordt
het regenwater voorbij de horizontale voeg
geleid, maar het proel is op de bovenrand van
de plaat zichtbaar, guur 7.82-2.

223

Met een aluminium strip is een beperkte voegdichting mogelijk en de strip moet sterk genoeg
zijn om horizontaal de afstand tussen de staanders te overbruggen, guur 7.82-3.
Een houten lat horizontaal achter elke voeg met
een zelfklevend dichtingsband geeft een grotere
waterdichtheid, guur 7.82-4, maar de latten
tussen de staanders vraagt extra arbeid bij het
aanbrengen van het regelwerk.
Onzichtbare bevestiging
Bij volkunststof platen met een minimale dikte
van 10 mm is het mogelijk aan de achterkant
van de plaat met tapse gaten en speciale bouten
bevestigingsbeugels aan de plaat te maken die
aan de voorkant van de plaat niet zichtbaar zijn,
guur 7.83-1. Er zijn ook lijmtechnieken die het
mogelijk maken de ophangbeugels aan de achterkant van de plaat te lijmen en dan speelt de
minimale dikte geen rol meer.
Voor het ophangen van de platen zijn horizontale proelen nodig waaraan de platen opgehangen worden h.o.h. circa 600 mm. Deze proelen
worden op verticale proelen bevestigd, guur
7.83-2. Bij lichte platen en windgevoelige gevels
zal elke plaat moeten worden geborgd tegen
opwaaien.
Bij metalen of aluminium plaatmateriaal is het
mogelijk de randen van de plaat om te zetten
waardoor een cassettevorm ontstaat, guur
7.84-1. In de verticale randen worden ophangsleuven gemaakt. De H-vormige beugels hebben een pen waarover de cassetteplaat wordt
geschoven, guur 7.84-2. De horizontale voeg
is afwaterend door de plaat aan de bovenkant
omhoog te zetten, guur 7.84-1. In dit voorbeeld is de verticale voeg een open voeg maar er
zijn verschillende mogelijkheden om een dichte
voeg te maken. Bij het ontwerp van een gevel

Figuur 7.82 Afdichting horizontale voegen

06950556_H07.indd 223

31-03-2005 11:39:55

224

met cassetteplaten moet de aansluiting met de


gevelkozijnen goed worden gedetailleerd om het
aantal pasplaten zoveel mogelijk te beperken.

benodigde isolatiedikte en wordt horizontaal van


kolom tot kolom bevestigd. Bij de aansluitingen
van de binnendozen wordt een isolerende strip
aangebracht om een koudebrug te voorkomen.
De buitengevel heeft een damwandproel dat
op de aansluiting van de binnendoos wordt geschroefd.

Figuur 7.83 Plaatmateriaal met blinde bevestiging

Figuur 7.85 Damwandplaat met binnendoos

Door een harde isolatieplaat aan beide kanten te


bekleden met een dunne metalen of aluminium
plaat, ontstaat een sandwich-plaat die zelfdragend is, guur 7.86-1 en 7.86-2. De panelen zijn
circa 1,000 m breed en kunnen in een lengte tot
16 m worden geleverd. De sandwich-panelen
kunnen verticaal worden toegepast waarbij de
plaat aan de onderkant op de funderingsbalk en
aan de bovenkant aan de dakbalk wordt bevestigd. Bij horizontale toepassing steunen de panelen tegen de kolommen, waardoor bij elke kolom
een verticale voeg zichtbaar is.

Figuur 7.84 Bevestiging cassetteplaten

7.5.3 Lichte zelfdragende gevelbeplating


De hiervoor behandelde gevelbeplating kon de
windbelasting alleen opvangen door koppeling
met de draagconstructie, waarvoor een groot
aantal bevestigingspunten nodig is. Bij bedrijfsgebouwen worden gevelsystemen toegepast die
zelfdragend zijn en minimaal 5,000 m kunnen
overspannen.

Bij bedrijfsgebouwen is de kolomafstand in de


gevel circa 5,000 m en door een combinatie van
horizontale en verticale prolering ontstaat een
gevelconstructie die van kolom tot kolom kan
overspannen. Het gevelsysteem bestaat uit een
horizontale binnendoos en verticale damwandproelplaten, guur 7.85. De binnendoos van
dun metaal en 600 mm hoog is even dik als de

Sandwich-panelen
Sandwich-panelen hebben aan de zijkanten een
veer- en groefverbinding, guur 7.86-3, zodat
ze in elkaar geschoven met afdichtingsband een
sterke en waterdichte voeg vormen. Met speciale
beugels die in de veer en groef passen worden
de verticale panelen aan de boven- en onderkant

Figuur 7.86 Metalen sandwich-gevelpanelen

06950556_H07.indd 224

31-03-2005 11:39:57

7 UITVOEREN GEVELS

bevestigd aan de draagconstructie. Bij horizontale toepassing worden de panelen op de lengte


van de kolomafstand gemaakt en ontstaat een
rechte beindiging. Met een speciaal omegaproel worden de panelen op de kolom bevestigd,
guur 7.86-4.

7.6 Kozijnen in gevels


In elke gevel komen gevelopeningen voor het
doorlaten van licht en voor ventilatie. De gevelopeningen vormen circa 30% van het geveloppervlak. Het kozijn is de bouwknoop die het glas
van de gevelopening verbindt met de dichte
gevel. Aan deze bouwknoop worden hoge eisen
gesteld aan de water- en winddichtheid.
In dit hoofdstuk gaat het om de uitvoeringstechnische aspecten van gevelkozijnen. Dat is het
zoeken naar een optimum tussen de wijze van
monteren en het garanderen van de waterdichtheid.
Kozijn:

Een niet-dragend raamwerk, samengesteld uit stijlen en dorpels, dat


bestemd is voor het daarin bevestigen van beweegbare delen
en/of vaste vullingen en dat deel
uitmaakt van een gevelvulling.

Inmetselkozijn: Een kozijn waarvan de aansluiting met de omringende bouwconstructie tijdens de ruwbouw
tot stand wordt gebracht en dat
daarbij dan tevens een maatvoeringsfunctie vervult.
Montagekozijn: Een kozijn dat bestemd is om te
worden bevestigd in een stelkozijn of hulpconstructie na de
ruwbouw.
Stelkozijn:

Een kozijn dat tijdens de ruwbouw als hulpconstructie voor


de maatvoering en als bevestigings- en stelmogelijkheid voor
het later te plaatsen montagekozijn dient.

Figuur 7.87 Denities NPR 3675

06950556_H07.indd 225

225

In guur 7.87 zijn enkele denities uit NPR 3675


Gevelvullingen - Aansluitingen aan de omringende
constructie opgenomen.
In het Handboek bouwtechnische details is
conform de plaatsingsregels van NEN 6000
Modulaire cordinatie voor gebouwen Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels
voor plannen en het handboek Modulair bouwen
de gevelconstructie geplaatst in een 4M band
van 400 mm. Het binnenspouwblad ligt met de
buitenkant tegen het hart van de band met een
restmaat van 10 mm, guur 7.88. Deze restmaat
moet er voor zorgen dat bij maatafwijkingen de
buitenkant van het binnenblad binnen de hartlijn
van de gevelband blijft. Het buitenspouwblad
wordt geplaatst tegen de buitenkant van de gevelband. Dan blijft over een spouw van 110 mm
met 80 mm isolatie en 30 mm luchtspouw.
7.6.1 Inmetselkozijnen
Het inmetselkozijn wordt tegen de opening van
het binnenspouwblad geplaatst, guur 7.88.
Tussen het kozijn en het binnenblad moet de
winddichting komen, wat kan met een compressieband in een sponning. Het houten kozijn moet
tegen het binnenblad worden geklemd om de
winddichting te verzekeren. Het houten kozijn
wordt met hoekijzers aan het binnenblad bevestigd. Als de beugel zowel tegen het kozijn als
tegen het binnenblad wordt geschroefd, ontstaat
geen druk op het afdichtingsband, guur 7.88-2.
Door het hoekijzer om te keren met een sponning
in het kozijn wordt bij het aandraaien van de bout
het kozijn tegen het binnenblad geklemd waardoor de winddichting beter is te garanderen.

Het kozijn wordt in voorbewerkte vorm aangebracht en pas na het gereedkomen van het
metselwerk afgewerkt, omdat het steigeren, het
metselen en het voegen werkzaamheden zijn
die beschadigingen kunnen veroorzaken aan het
kozijn.
Een deel van de mogelijke beschadigingen is ter
plaatse te repareren, maar cement kan strepen
op het glas veroorzaken die niet te verwijderen
zijn en vervanging (vooral van dubbel glas) geeft
hoge extra kosten.
Om het beschadigingsrisico te beperken, wordt
het aanbrengen van het hang- en sluitwerk, het

31-03-2005 11:39:58

226

Figuur 7.88 Principe inmetselkozijn

plaatsen van het glas en het afschilderen van het


hout uitgevoerd nadat het metselwerk is afgevoegd.
Bij het plannen van de werkzaamheden moet
een keuze worden gemaakt: de steiger laten
staan tot het glaswerk en schilderwerk gereed
is of de steiger zo snel mogelijk demonteren en
weer voor een andere gevel gebruiken en voor
het maken van een werkplek van de glaszetter en
de schilder een andere oplossing zoeken.
Een tweede mogelijkheid is om met preventieve
maatregelen het risico van beschadiging zodanig
te beperken dat het mogelijk wordt het inmetselkozijn volledig te prefabriceren en beglaasd en
geschilderd te monteren waarbij de buitenkant
van het kozijn met een zware folie of met hardboard is afgedekt.
Een derde mogelijkheid is om het geprefabriceerde kozijn pas te monteren nadat met metselwerk met beschadigingsrisicos gereed is. Dan
moet tijdens het metselen een voorziening in de
gevel worden opgenomen om het kozijn later
te kunnen monteren. Het inmetselkozijn wordt
dan een stelkozijn waarop het kozijn later wordt
gemonteerd.
7.6.2 Montagekozijnen
Bij de keuze van een montagekozijn is een
stelkozijn nodig voor de maatvoering van het
metselwerk en voor de bevestiging van het
montagekozijn in de gevel. Het stelkozijn moet
ook de spouw tussen binnenblad en buitenblad
afdekken. Volgens het Handboek bouwtechnische
details moet de isolatie in de spouw minimaal

06950556_H07.indd 226

80 mm dik worden en is een luchtspouw van


30 mm gewenst. Het stelkozijn heeft daardoor
de afmetingen gekregen van kozijnhout. Het
stelkozijn moet door een timmerfabriek worden
gemaakt en heeft een bepaalde levertijd. Het
montagekozijn komt pas in een latere fase op de
bouwplaats.
Montagekozijnen zijn uit te voeren in hout, staal,
aluminium en kunststof. Bij alle vier de materialen is de prolering van de stijlen en dorpels verschillend. Als de maatvoering van het stelkozijn
moet worden afgesteld op de prolering van het
montagekozijn, is het stelkozijn pas te ontwerpen als het proel van het montagekozijn bekend is. Vooral bij kleine bouwwerken met korte
werkvoorbereidingstijd kan de procedure voor
de beslissing over het montagekozijn de toelevering van de stelkozijnen vertragen. Dit kan leiden
tot vertraging bij het metselwerk. Als later bij
renovatie het montagekozijn wordt vervangen
door een montagekozijn van een ander materiaal
kan dit ook problemen geven.
Standaardisatie stelkozijn
Vertegenwoordigers van de toeleveringsindustrie
van houten, stalen, aluminium en kunststof kozijnen hebben afspraken gemaakt over de afmeting
van stelkozijnen in NPR 3675, waardoor het stelkozijn materiaalonafhankelijk is geworden.
De belangrijkste afspraken zijn:
standaardisatie over aanduiding afmeting
kozijn;
standaardisatie over breedte aanslag tussen
montage- en stelkozijn.

31-03-2005 11:39:59

7 UITVOEREN GEVELS

De afmeting van een kozijn wordt gemeten op


het hart van de voeg van het metselwerk dat
de gevelopening bepaalt. Bij een aangenomen
voegbreedte van 10 mm ligt de kozijnmeetlijn
op 5 mm uit de gevelopening buiten, guur
7.89. De kozijnmeetlijn is ook de buitenste
begrenzing van het montagekozijn, waardoor
rondom een stelruimte van 5 mm beschikbaar is.
Het aanslagvlak tussen montagekozijn en stelkozijn is 20 mm breed. Elk montagekozijn heeft een
bepaalde maatafwijking en daarom wordt tussen
montagekozijn en stelkozijn een voegbreedte
aangehouden van circa 5 mm afhankelijk van
materiaalsoort en kozijngrootte (zie NPR 3675,
tabel 1). De volgende begrippen zijn nu bekend:
kozijnmaat = kozijnmeetlijn;
buitenmaat kozijn = kozijnmaat;
gevelopening buiten = kozijnmaat + 2 5 mm;
dagmaat stelkozijn = kozijnmaat 2 20 mm;
inbouwmaat kozijn = kozijnmaat 2 25 mm.

Figuur 7.89 Montagekozijn met stelkozijn

Het binnenblad van de gevel hoort bij de draagconstructie en kan volgens NEN 2886 een maximaal toelaatbare maatafwijking hebben van
+/- 25 mm. Voor het buitenmetselwerk en de
kozijnen is een kleinere maatafwijking gewenst.
De aansluiting van het stelkozijn met het binnenblad moet evenwijdig aan de gevel kunnen
worden nagesteld. Als het stelkozijn tegen het
binnenblad wordt geklemd, moet het stelkozijn
loodrecht op de gevel tolerantie hebben om
het buitenmetselwerk nauwkeuriger te plaatsen
dan het binnenblad. Daarom moet de steen een
aanslag van ten minste 15 mm hebben met het
stelkozijn en tussen binnenkant buitenblad en
sponning stelkozijn is een voegbreedte van
10 mm nodig om maatafwijkingen tussen kozijn

06950556_H07.indd 227

227

en buitenblad op te vangen, guur 7.90-2.


Bij een optelling van deze maatafspraken
ontstaat een stelkozijn met een houtafmeting
van 56 125 mm.
Bevestiging montagekozijn
Tussen stelkozijn en montagekozijn is een voegbreedte nodig om het montagekozijn te kunnen
aanbrengen. Er zijn twee methoden om het
montagekozijn in het stelkozijn te bevestigen:
1 schroeven door proel;
2 ankers aan proel.
1 Schroeven door proel
Bij de bevestiging met schroeven door het proel
aan het stelkozijn worden trekkrachten uitgeoefend evenwijdig aan het kozijn, guur 7.90-1.
Vooral bij kunststof maar ook bij aluminium proelen bestaat het gevaar dat met het aandraaien
van de schroeven het proel naar buiten wordt
getrokken, waardoor het kozijn wordt vervormd.
Deze vervorming is op te vangen door met wiggen of speciale stelschroeven de voeg tussen
kozijn en stelkozijn te xeren. Door het constructief opvullen van de voeg kan die niet meer van
vorm veranderen bij temperatuurverschillen.
Een ander bezwaar van de schroefbevestiging
is dat het montagekozijn loodrecht op de gevel
niet wordt geklemd waardoor de dichting van
de aanslag onvolledig kan zijn en lekkage kan
veroorzaken. De bevestiging met schroeven door
het proel is niet mogelijk bij vaste beglazing als
die reeds is aangebracht (zie Montage van pvckozijnen (SBR 175)).
2 Ankers aan proel
Bij de bevestiging met ankers loodrecht op de
gevel wordt het montagekozijn eerst naar binnen getrokken en daarna worden de ankers aan
het stelkozijn geschroefd, guur 7.90-2. De afdichting in de aanslag wordt onder druk gehouden en het risico van lekkages zal minder zijn. De
ankers zijn vooraf aan het montagekozijn bevestigd en de montage is onafhankelijk van de toegankelijkheid van het kozijnproel. De keuze van
het bevestigingssysteem moet bij het ontwerp
van de detaillering worden gedaan omdat voor
de ankers in de dagkant van het stelkozijn ruimte
moet worden gemaakt bij het aftimmeren van
de dagkant en de aansluiting op het binnenblad.

31-03-2005 11:39:59

228

Figuur 7.90 Stelkozijn en montagekozijn

Wind- en waterdichtheid
Lekkages in gevels ontstaan vooral in de aansluiting tussen de gevelkozijnen en de dichte gevel.
In de bouwpraktijk blijkt de bouwknoop gevelgevelopening het hoogste risico van schade
op te leveren met vaak hoge schadekosten. De
producent van een dicht gevelelement kan de
dichting van het gevelelement garanderen en de
producent van het gevelkozijn kan de dichtheid
van het kozijn garanderen. Dan is de waterdichtheid van de gevel afhankelijk van de kwaliteit van
de uitvoering van de bouwknoop. In de oplossing van deze bouwknoop is de prijs/kwaliteitverhouding van de gevel aanzienlijk te benvloeden.
De bouwknoop gevel-kozijn moet bestaan uit
drie verschillende barrires (zie ook NPR 3675):
1 waterkering aan buitenkant: moet grootste
deel regenwater buiten houden en hoeft niet
absoluut wind- en waterdicht te zijn.
2 winddichting aan binnenkant: om deze laatste
barrire in zo gunstig mogelijke conditie te

houden, moet overdruk op deze dichting


worden voorkomen, guur 7.91-1. Dat wordt
bereikt door de spouw tussen beide dichtingen
in open verbinding te houden met de buitenlucht.
3 luchtspouw zonder overdruk: hierin kan door
regen en condensatie water en vocht aanwezig
zijn. Bij gebouwen van meerdere bouwlagen is
het gewenst per bouwlaag een barrire aan te
brengen die het vocht naar buiten kan afvoeren,
guur 7.91-2.
7.6.3 KAPLA-montagekozijn
Het inmetselkozijn uit paragraaf 7.6.1 heeft als
bezwaar dat het houten kozijn voorafgaand aan
het metselwerk geplaatst moet worden. De
nadelen daarvan zijn:
Kozijnhout kan tijdens metselen en daarna
beschadigen.
Kozijn en raam moeten in afwerkingsfase afgeschilderd worden en kwaliteit schilderen in werk
is minder dan die van schilderen in fabriek.

Figuur 7.91 Waterkering en winddichting

06950556_H07.indd 228

31-03-2005 11:40:01

7 UITVOEREN GEVELS

Beglazing moet in afwerkingsfase worden


geplaatst en kwaliteit afdichtingen in werk is
minder dan in fabriek.
Vanuit oogpunt duurzaam bouwen heeft
Europees naaldhout de voorkeur, maar door
kwaliteitsrisico en de vele schadegevallen geeft
het GIW (Garantie Instituut Woningbouw) geen
garantie meer op naaldhout bij inmetselkozijnen.
Bij het montagekozijn uit paragraaf 7.6.2 wordt
het aluminium of kunststof kozijn in de afwerkingsfase beglaasd en afgewerkt aangebracht.
De nadelen daarvan zijn:
Door vergroting spouwbreedte is stelkozijn,
dat vroeger eenvoudig houten frame was, op
zich al compleet kozijn geworden met afmetingen van 56 x 125 mm.
Stelkozijn moet voor metselen worden
gemonteerd en kan tijdens metselen en
daarna beschadigen.
Luchtdichting tussen stelkozijn en binnenspouwblad moet in werk gemaakt worden en er
is risico dat dichting niet van voldoende kwaliteit
is.
Wanneer montagekozijn met stripanker bevestigd wordt, moet aftimmering gecontramald
worden over in zicht komende stripanker.

229

Aanbrengen stelvoorzieningen
Als het binnenspouwblad is gemetseld, wordt er
tegen de binnenspouw rondom het kozijn een
kunststof strip bevestigd. Deze strip wordt in
grote lengtes op de rol geleverd, en is voorzien
van maatstrepen en een gatenpatroon om de
maatvoering te vereenvoudigen, guur 7.92. Op
de strip worden een aantal hoekstalen als kozijnankers bevestigd waartussen later het montagekozijn kan worden geschroefd.

Er is een nieuw houten montagekozijn ontwikkeld, zonder de nadelen van het inmetsel- en
montagekozijn. Dit zogenaamde KAPLA-kozijn
(Kant-en-Klaar Plaatsen) heeft de volgende kenmerken:
In plaats van dik houten stelkozijn wordt er
kunststof strip met hoekstalen gebruikt.
Hieraan kan doorwerkraam worden bevestigd
dat regenwater buiten houdt.
KAPLA-montagekozijn wordt in afwerkingsfase afgeschilderd en beglaasd gemonteerd.
Omdat het KAPLA-kozijn in de fabriek is afgeschilderd en het glas in de fabriek is aangebracht, wordt het kozijn tijdens het metselen niet
beschadigd en kan de kwaliteit van schilderwerk
en de afdichting gegarandeerd worden. Daardoor geeft het GIW wel garantie bij de toepassing van Europees naaldhout.

06950556_H07.indd 229

Figuur 7.92 KAPLA-strip en kozijnanker

Aanbrengen doorwerkraam
Omdat het KAPLA-kozijn pas in de afwerkingsfase wordt geplaatst, is het gewenst in de kozijnopening doorwerkvoorzieningen aan te brengen.
Een houten frame bespannen met doorwerkfolie
wordt met behulp van stripankers aan de hoekstalen bevestigd, guur 7.93. Het doorwerkraam
fungeert tevens als aanslagproel voor het metselen, waardoor de juiste afmeting van de raamopening is gegarandeerd en er voor het metselen geen extra proelen nodig zijn.
Monteren KAPLA-kozijn
Voor het hijsen van het afgewerkte en beglaasde
kozijn is een speciaal hijsframe ontworpen, de
KAPLA-steker, guur 7.94. Dit hijsframe is instelbaar voor de kozijnhoogte en het gewicht van
het kozijn door het verschuiven van de contraballast. Het frame is daarnaast ook in te stellen
om onder grote dakoverstekken te komen. Het

31-03-2005 11:40:02

230

Figuur 7.95 Bevestiging KAPLA-kozijn

Figuur 7.93 KAPLA-doorwerkraam

kozijn wordt voor de muuropening gepositioneerd en van binnen uit kunnen de stelleurs het
kozijn met glaszuigers naar binnen trekken en
bevestigen.
Er is een vrije montageruimte van 5 mm tussen

het kozijn en de kozijnankers om het kozijn naar


binnen te krijgen, guur 7.95. Met montagebussen is die tussenruimte af te stellen. Voor de
luchtdichting naar het binnenspouwblad is een
speciaal proel aangebracht, dat na het aftrekken
van de afdekfolie vanzelf voldoende uitzet om de

Figuur 7.94 KAPLA-steker

06950556_H07.indd 230

31-03-2005 11:40:03

7 UITVOEREN GEVELS

luchtdichting te garanderen. Aan de buitenkant


van het kozijn zit een verende strip die de aansluiting met de spouwisolatie verzorgt.
Afwerken KAPLA-kozijn
Na het aanbrengen van een stucstop proel
langs de binnenkant van de raamopening kan de
binnenzijde met stucspecie afgewerkt worden.
Daarna dekt een aftimmerlat de voeg tussen het
binnenspouwblad en het kozijn af, guur 7.96.

231

KAPLA- Inmetselkozijn kozijn


Kozijn levering af fabriek
501
Afschilderen kozijn
38
Plaatsen beglazing
103
Afdek- en aftimmerlatten
21
5
Ventilatierooster koudebrug
Bevestigingen en dichtingen
Hang- en sluitwerk
7
Vensterbank
28
Opslag en transport bouwplaats
Maatvoeren en monteren
48
Doorwerkvoorzieningen
22
Glasbeschadigingen
Reparatie beschadigingen
Afstemverlies beschadigingen
Narooien en extra nazorg

459
80
116
21
5
12
21
28
10
50
10
10
12
30
11

Totaalkosten kozijn

884

796

Figuur 7.97 Kostenvergelijking KAPLA- en inmetselkozijn


(prijspeil 2002)

kozijnaansluitingen te ontwerpen die van


binnenuit te transporteren en te monteren zijn.
Figuur 7.96 Afwerking KAPLA-kozijn

7.7 Vliesgevels
Kostenvergelijking met inmetselkozijn
De ontwikkelaars van het KAPLA-kozijn hebben
een kostenvergelijking gemaakt van het KAPLAen het inmetselkozijn, guur 7.97. Hieruit blijkt
dat de levering van het KAPLA-kozijn vanaf
fabriek duurder is, maar dat de totaalkosten
circa 10% lager zijn. Het doorwerkraam geeft
een goede bescherming tijdens de bouw en het
kozijn kan nauwelijks meer beschadigen, waardoor de kwaliteit beter is.
7.6.4 Samenvatting gevelkozijnen
De keuze tussen inmetsel- en montagekozijn
wordt bepaald door de gevelconstructie en het
beschadigingsrisico. De aansluiting van het
kozijn moet altijd bestaan uit een waterkering
aan de buitenkant en een luchtdichting aan de
binnenkant. De meeste kozijnen moeten van buiten af worden aangevoerd. Bij renovatie moeten
de kozijnen van buitenaf worden vervangen. Bij
hoge gebouwen zou het zinvol kunnen zijn

06950556_H07.indd 231

Bij een draagconstructie waarbij in het gevelvlak


alleen de vloerranden beschikbaar zijn om de
gevel aan te bevestigen is alleen een verdiepingshoge gevelconstructie mogelijk waarbij de stijlen
aan de vloerrand worden bevestigd. Dit worden
vliesgevels genoemd waarbij de lichte gevelconstructie als een vlies om de draagconstructie
wordt aangebracht. Vliesgevels kunnen op verschillende manieren worden samengesteld en
de keuze van de constructie heeft grote invloed
op de montage en op de kwaliteit van de waterdichtheid. De verschillende principes zijn:
1 stijlen, dorpels en panelen, paragraaf 7.7.1;
2 stijlen met kozijnelementen, paragraaf 7.7.2;
3 geschakelde elementen, paragraaf 7.7.3.
7.7.1 Vliesgevel met stijl, dorpel en paneel
De windbelasting op de gevel moet worden
overgebracht naar de rand van de vloeren. Daarvoor zijn stijlen nodig die met een h.o.h.-afstand

31-03-2005 11:40:03

232

van 1,200 tot 1,800 m met montageplaten aan


de vloerrand worden gemonteerd. De stijlen zijn
verdiepingshoog met de onderlinge verbinding
direct boven de vloer, guur 7.98.

7.7.2 Stijlen met kozijnelementen


Raampaneel en borstweringpaneel worden
samengevoegd tot verdiepingshoge gevelelementen die tussen de stijlen worden gemonteerd, guur 7.99. De losse dorpels zijn daarmee
vervallen en daarmee ook een deel van het risico
van lekkages. Wel blijft het risico van vervorming
door doorbuiging van de vloer.

Zowel door onzorgvuldigheid bij de montage als


ook door vervorming van de vloer is het risico
groot dat de gevel op de verbindingen van stijlen met dorpels gaat lekken.

Figuur 7.98 Stijlen, dorpels en panelen

Tussen de stijlen komen de dorpels ter hoogte


van onderkant en bovenkant van de ramen.
Stijlen en dorpels vormen een raamwerk waartussen panelen worden gemonteerd, waarbij
raampanelen en borstweringpanelen dezelfde
aansluiting hebben aan de stijlen en dorpels. De
stijlen en dorpels zijn in principe van binnenuit
vanaf de verdiepingsvloer te monteren. De raamen borstweringpanelen moeten van buitenaf in
het raamwerk worden geplaatst, behalve wanneer de paneelaansluiting speciaal is ontworpen
voor montage van binnenuit.
Dit type vliesgevel is zeer gevoelig voor lekkages
door:
verbinding tussen stijlen onderling;
doorbuiging vloer waardoor gevel vervormt;
T-verbinding tussen stijlen en dorpels.
De doorbuiging van de vloer in het midden tussen de kolommen is het grootst en zal vervorming veroorzaken van de gevel. Hierdoor zullen
de aansluitingen tussen de panelen en het raamwerk verschuiven en ze kunnen gaan lekken.
De T-verbindingen tussen stijlen en dorpels moeten ter plaatse zeer zorgvuldig worden gemaakt.

06950556_H07.indd 232

Figuur 7.99 Stijlen met kozijnelementen

7.7.3 Geschakelde gevelelementen


Als de draagconstructie bestaat uit een gevelbalk
tot bovenkant raam, is het mogelijk de stijlen
weg te laten en de gevelelementen rechtstreeks
tegen de onderkant van de gevelbalk te monteren, guur 7.100. Omdat de gevelbalk doorbuiging van de vloer voorkomt, zal het risico van
vervorming en lekkages geringer zijn.
Als geen gevelbalk aanwezig is en de belasting
van de gevel moet worden overgebracht naar de
vloerrand, moet de deling van het element ter
hoogte van de vloerrand komen. Het gesloten
deel van de panelen moet worden opgedeeld
in een deel boven het raam en een deel onder
het raam, guur 7.100. Deze deling maakt de
gevelelementen stijver. Ook hier is een horizontale naad met extra risico van lekkage door

31-03-2005 11:40:05

7 UITVOEREN GEVELS

233

vervorming van de gevel door doorbuiging van


de vloer.
Een gevelelement kan in plaats van uit een raamwerk ook worden geconstrueerd als een sandwich-paneel van plaatmateriaal met een kern van
kunststof isolatie, guur 7.102. Het principe van
de onderlinge aansluitingen blijft gelijk. Doorbuiging van de vloer kan ook hier vervorming en
lekkages veroorzaken.
Zowel bij de gevelelementen van raamwerken als
van panelen moet zowel in de horizontale als in
de verticale naden een dubbele dichting komen
van eerst een waterkering en binnen een winddichting. De spouw tussen de beide dichtingen

Figuur 7.102 Sandwich-gevelelement

moet in verbinding staan met de buitenlucht. In


deze spouw zal water of condens komen. Het is
noodzakelijk de horizontale voegen zodanig uit
te voeren dat het water in de spouw per verdieping naar buiten wordt afgevoerd.

Figuur 7.100 Gevelelementen met montage tegen gevelbalk

Figuur 7.101 Gevelelement met deling op bovenkant vloer

06950556_H07.indd 233

7.7.4 Gevelmontage bij hoogbouw


Bij hoge gebouwen met vliesgevels zou men, om
beschadiging van de vliesgevel te voorkomen,
met de montage moeten wachten tot het
betonwerk tot het dak gereed is. Als de vliesgevel
bepalend is voor de start van de afbouw, ontstaat tijdverlies tussen ruwbouw en afbouw. Om
dat te voorkomen, kan bij hoogbouw per zes tot
acht bouwlagen een uitsteeksteiger worden aangebracht die als bescherming fungeert voor de
gevels van de onderliggende verdiepingen. Door
de uitsteeksteiger is het niet mogelijk de gevelelementen met de bouwkraan bij de gevel te krijgen. Het transportprobleem is op te lossen door
onder aan de uitsteeksteiger een railconstructie
te maken, waarmee gevelelementen vanaf het
maaiveld te hijsen zijn naar de verdieping. De
monteurs kunnen van binnenuit de elementen
monteren, guur 7.103-1.
Als het verticaal transport van de gevelelementen
buiten langs de gevel problemen geeft, is een
alternatief mogelijk waarbij de gevelelementen
binnen door het gebouw naar de verdieping
worden gebracht en van binnenuit worden gemonteerd. Bij transport en montage van binnenuit is een verdiepingshoog element moeilijk verticaal te krijgen. Dat probleem is op te lossen door
de gevel op te delen in een vloerranddeel dat

31-03-2005 11:40:06

234

van binnenuit aan de vloer wordt gemonteerd,


en een raamelement dat van binnenuit tussen de
vloerranddelen te monteren is, guur 7.103-2.

Is het mogelijk de gehele of een deel van de


gevelconstructie van binnenuit te monteren?
Zit in het ontwerp van de gevelconstructie
een aantal verbindingen die gevoelig zijn voor
lekkages waarvan de kering ter plaatse moet
worden gemaakt?

Figuur 7.103 Gevelmontage bij hoogbouw

7.7.5 Samenvatting
Tussen een gevelkozijn en een verdiepingshoog
gevelelement is een groot aantal alternatieven
mogelijk. Bij het ontwerpen van een gevelconstructie moeten niet alleen argumenten over het
uiterlijk en de waterdichtheid worden gehanteerd, maar moeten ook de volgende argumenten overwogen worden:
Wat is de volgorde van montage, zowel in horizontale als in verticale richting?
Op welke plaatsen in de gevel kunnen de
grote maatafwijkingen van de draagconstructie
worden gecorrigeerd naar de hoge maatnauwkeurigheid van de gevel?
Moet bij elke fase in de gevelopbouw de
maatnauwkeurigheid opnieuw worden bijgesteld
of is het mogelijk op n plaats de maatnauwkeurigheid in te stellen en de volgende onderdelen daarop zonder nastellen te bevestigen?
Hoe moeten de onderdelen van de gevelconstructie vanaf de vrachtwagen naar de werkplek
aan de gevel worden getransporteerd? Wat zijn
de gewichten per onderdeel en hoeveel onderdelen moeten apart worden getransporteerd?
Waar moeten de gevelmonteurs zich bevinden
om de gevel te kunnen monteren en is een veilige werkplek te realiseren?

06950556_H07.indd 234

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Gevelbekledingssysteem met een afwerking van
plaatmateriaal (SBR 208). SBR
2 Gevels in prefab beton. Belton, 1992
3 Handboek bouwtechnische details voor energie-efcinte woningbouw en vernieuwbouw (SBR
200). SBR/Novem, 1994
4 Maatbeheersing, het afspreken van visueel toelaatbare maatafwijkingen. Technische Universiteit
Enschede, Universitair Centrum Bouwproductie,
1995.
5 Montage van pvc-kozijnen (SBR 175). SBR
Normen
NEN 2886 Maximaal toelaatbare maatafwijkingen
voor gebouwen Steenachtige draagconstructies.
NEN 2889 Betonelementen Maximaal toelaatbare maatafwijkingen.
NEN 6000 Modulaire cordinatie voor gebouwen
Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en
regels voor plannen.
NPR 3675 Gevelvullingen - Aansluitingen aan de
omringende constructie.

31-03-2005 11:40:07

Uitvoeren daken

H. A. J. Flapper

De omhulling van een gebouw is een soort regenjas die het gebouw
beschermt tegen het doordringen van hemelwater in het gebouw. Bij
een plat dak echter wordt de regenjas plat op het dak gelegd en aan
de randen omhooggezet zodat het hemelwater in de jas wordt opgevangen. Het waterdicht zijn van een dak bepaalt in hoge mate het
wooncomfort onder het dak. De wijze van uitvoeren van daken heeft
grote invloed op de kwaliteit van de waterdichtheid.

06950556_H08.indd 235

22-03-2005 14:51:42

236

Inleiding
Een plat dak wordt afgedekt met een dakbedekking die vervormbaar is en die op een zachte
ondergrond, het isolatiemateriaal, ligt.
Van alle schades die na oplevering bij gebouwen
voorkomen, vormen lekkages van het platte dak
een groot aantal. De kosten van het repareren
van de dakbedekking kunnen meevallen, maar
de kosten van de gevolgschade door lekwater
kunnen een veelvoud daarvan zijn.

binnen loopt, guur 8.2-1. Een goot aan de buitenkant van het gevelvlak kan overlopen zonder
dat het water naar binnen dringt, guur 8.2-2.
Bij het uitvoeren van een dak bestaat het gevaar
van vallen vanaf de dakrand. Daarom moet bij
het ontwerp van daken rekening worden gehouden met de wijze waarop het dak moet worden
uitgevoerd. Bij een hellend dak is het hellend
vlak als werkplek zeer gevaarlijk en zijn beschermende voorzieningen nodig om vallen vanaf het
dak te voorkomen.

Bij het ontwerpen van een plat dak moet er


rekening worden gehouden met de uitvoeringsaspecten. Door het kiezen van een goede uitvoeringsmethode zijn de risicos van lekkages te
verminderen, zijn de bouwkosten te beheersen
en kan de bouwtijd worden verkort.
Een van de moeilijkste bouwknopen in het
bouwproces is de plaats waar de gevelconstructie en de dakconstructie elkaar ontmoeten. De
richting van de oplossing van deze bouwknoop
wordt door architectonische argumenten
bepaald. Moet de gevel doorlopen en de dakaansluiting verbergen, guur 8.1-1, of eindigt de
gevel onder de dakconstructie en wordt het dak
met zijn dakrand zichtbaar, guur 8.1-2? Deze
principile beslissing is bepalend voor de richting waarin de bouwknoop uitvoeringstechnisch
moet worden opgelost.

Figuur 8.2 Beindiging hellend dak

8.1 Platte houten daken

Figuur 8.1 Beindiging plat dak

Bij een hellend dak komt het regenwater over de


pannen naar beneden lopen en wordt het water
aan de onderkant van het hellend dak opgevangen in een goot. Als de goot binnen het gevelvlak is ontworpen, bestaat het gevaar dat bij
zware slagregen het water vanaf de pannen naar

06950556_H08.indd 236

Op een plat dak wordt het hemelwater verzameld en moet daarna worden afgevoerd naar
de hemelwaterafvoer. Daarvoor is afschot nodig.
Daarom moet rekening worden gehouden met:
doorbuiging dragende elementen;
ruwheid en vervuiling dakhuid;
afstand die water moet aeggen.

22-03-2005 14:51:43

8 UITVOEREN DAKEN

Figuur 8.3 Invloed dakafschot

06950556_H08.indd 237

8.1.1 Houten garagedak onder afschot


Een vlak dak van houten balken maken is niet
moeilijk. Het maken van het afschot kan op
verschillende manieren worden uitgevoerd. De
alternatieven worden uitgelegd aan de hand van
een eenvoudig dak voor een garage.
De garage is 4 m breed en 8 m lang met een
vrije hoogte van 2,400 m. Voor de afvoer van het
hemelwater is n afvoerpunt voldoende en dat
punt wordt in het midden van de langsgevel
geplaatst. Het hemelwater moet vanaf elk punt
van het dak met voldoende afschot naar het
afvoerpunt worden vervoerd. De afstand vanaf
het afvoerpunt naar de tegenoverliggende
dakhoek is 6,000 m en met een afschot van
16 mm/m moet dat punt 96 mm hoger komen.
Op het hoogste punt van het dak moet worden

Maken afschot
Als het binnenspouwblad wordt gemetseld, is
het gewenst de onderkant van de laagste balk
op lagenmaat te kiezen, guur 8.4-1. De dakbalk
bij de afvoer komt rechtstreeks op de steen. Alle
andere balken moeten hoger komen en het
ophogen van de balken is met houten wiggen
uit te voeren, guur 8.4-2. Het buitenblad wordt
doorgemetseld tot bovenkant dakrand. Op de
dakrand moet een aluminium daktrimproel
komen om de dakbedekking in de dakrand te
beindigen. Het is moeilijk een licht daktrimproel deugdelijk en strak op metselwerk te bevestigen. Gemakkelijker is het om op het metselwerk
een plank of multiplex strook met pluggen op
het metselwerk te bevestigen waardoor een
strakke bovenrand ontstaat, guur 8.4. Op het

In NEN 6702 wordt in de toelichting op artikel


10.43 een afschot van 1 op 60 (16 mm/m) tussen de opleggingen van dragende dakelementen
genoemd. Bij dakconstructies met grote overspanningen die kunnen vervormen, zoals staalconstructies, wordt een afschot van 1 op 40
(25 mm/m) geadviseerd.

voorkomen dat het hemelwater door de wind


over de dakrand naar beneden komt, daarom is
op elke plaats langs de gevel een opstand nodig
van ten minste 120 mm. Er is gerekend met een
balkhoogte van 200 mm en dakbeschot van multiplex van 20 mm. De minimale hoogte van de
dakrandconstructie wordt dan 436 mm, guur
8.3.

NEN 6702 Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 Belastingen en vervormingen geeft duidelijk aan wat er met water op
een dak moet gebeuren: het moet worden afgevoerd. Dit lijkt op het intrappen van een open
deur. In de praktijk van ontwerp en uitvoering
van platte daken blijkt dit echter minder eenvoudig. Veel daken vertonen achterblijvende waterplassen. Het komt zelfs voor dat daken bezwijken
onder de last van stagnerend water. Zelfs als dit
ergste geval zich niet voordoet, is stagnerend
water nadelig voor de duurzaamheid van het
dak. Stilstaand water zorgt voor sterke vervuiling.

237

Figuur 8.4 Afschot maken met wiggen

22-03-2005 14:51:44

238

Plat dak met isolatie en afschot


Als de garage naast stalling van de auto ook
bestemd is als hobbyruimte en dezelfde thermische isolatie gevraagd wordt als van de
woning met een Rc = 2,5 dan is een isolatie op
het dakbeschot nodig van circa 85 mm dik.

chine schuin doorgezaagd in een afschuining die


overeenkomt met het gewenste afschot. Op het
laagste punt moet de scheg een minimale dikte
hebben van circa 20 mm, guur 8.6-1. De scheg
wordt met ankers boven op de binnenmuur
bevestigd. De dakbalken zijn daarna rechtstreeks
op de scheg te bevestigen zonder nadere maatvoering, guur 8.6-2.

hout is de daktrim eenvoudig te schroeven. In


de praktijk zal het gemetselde binnenblad doorgemetseld worden tot onderkant dakbeschot,
guur 8.7-1. Dat is op tekening weggelaten om
het maken van afschot beter te laten zien.

Het is mogelijk ten behoeve van het afschot de


houten balken in te kepen, waarbij de afwijking
van de opleghoogte in de balk zelf wordt gemaakt, guur 8.5-1. De extra hoge punten zijn
met houten wiggen op te hogen, guur 8.5-2.

Figuur 8.6 Afschot maken met scheggen

Bij individuele oplegging van de balken op wiggen is het gewenst de ruimte tussen de balken
met metselwerk op te vullen. De balken worden
dan ook zijdelings gesteund, guur 8.7-1. Bij toepassing van doorgaande scheggen is de ruimte
tussen de balken gelijk aan de balkhoogte. Dan
is het mogelijk een koppelplank van balkhoogte
tegen de koppen van de dakbalken te bevestigen
die de isolatie beschermt. Deze constructie is ook
geschikt voor het prefabriceren van het houten
dak, guur 8.7-2.

Figuur 8.5 Afschot maken met balkinkepingen

In plaats van het hoogteverschil bij elke balkkop


te maatvoeren en te stellen, is het ook mogelijk
boven op de vlakke binnenmuur een houten
regel (scheg) te bevestigen. Hiermee wordt de
bovenkant van de muur onder afschot afgewerkt. Een houten balk wordt met de zaagma-

06950556_H08.indd 238

Figuur 8.7 Afsluiten binnenmuur

22-03-2005 14:51:45

8 UITVOEREN DAKEN

Hoogte dakrand en overstort


Op het laagste punt van het dak bij de hemelwaterafvoer zal de dakrand meer dan 200 mm
hoog zijn. Als de afvoer is verstopt, of als bij een
zware regenbui de riolering het water niet meer
kan verwerken, zal het waterpeil kunnen oplopen
tot aan de dakrand en daar overstromen. Een
waterhoogte van 200 mm geeft een belasting
op het dak van 2 kN/m2 en dat kan hoger zijn
dan de belasting waarop het dakvlak is berekend. Dit probleem is vaak de oorzaak van het
instorten van platte daken. Om dat probleem te
voorkomen worden bij grotere dakvlakken een
overstortopening (noodoverloop) in de dakrand
gemaakt, guur 8.8-1.
Als het dak van de garage aansluit tegen een
hogere gevel, moet worden voorkomen dat bij
calamiteiten het hemelwater in de gevel dringt.
Bovenkant dakrand is het maximale waterpeil.
Wind kan het water tegen de gevel hoger opstuwen. Tegen de gevel moet de waterdichte laag
minstens 100 mm hoger komen dan de dakrand,
guur 8.8-2.

Figuur 8.8 Aanvullende hoogtematen voor daken

Boeiboord als dakrand


De voorgaande oplossingen hadden betrekking
op een gevelrand, waarbij de gevel tot de
bovenkant van de dakrand doorloopt. De andere
mogelijkheid is de dakrand waarbij de gevel
eindigt op de onderkant van het dak en de dak-

06950556_H08.indd 239

constructie wordt voorzien van een boeiboord.


De dakbalken lopen door tot buiten de gevel en
aan de dakbalken wordt een houten frame met
een beplating bevestigd, guur 8.9-1. Bij het
voorbeeld van de garage zal het boeiboord circa
575 mm hoog moeten worden. Als het boeiboord circa 150 mm buiten de gevel wordt
geplaatst, wordt het mogelijk de hemelwaterafvoer verticaal te houden, guur 8.9-2.

In alle voorbeelden is de verankering van het dak


aan de gevel buiten beschouwing gelaten. Bij
storm treedt zuiging op die het dakvlak naar
boven kan trekken. Verankering van het dakvlak
aan de gevel is altijd noodzakelijk.

239

Figuur 8.9 Dakrand met boeiboord

8.1.2 Groot houten dak met dakafschot


Bij de garage was het hoogteverschil tussen het
laagste punt van het dak en het hoogste punt al
96 mm. Bij een groter dakvlak zal bij gelijkblijvend afschot van 16 mm/m het hoogteverschil
veel groter worden.

Plaats hemelwaterafvoeren
Als bij een gebouw met een breedte van 14,400
m gekozen is voor de plaats van de hemelwaterafvoer buiten de gevel, zal de hoogte van het
dakafschot oplopen tot bijna 208 mm, guur
8.10. Hoe dichter de afvoeren bij elkaar staan
hoe kleiner de afschothoogte. Maar voor elk afvoerpunt is een dakdoorvoer nodig met een hemelwaterpijp en een aansluiting op de riolering,

22-03-2005 14:51:46

240

guur 8.11. Vanuit de kosten van riolering en


dakdekken gezien moet het aantal afvoerpunten
zoveel mogelijk worden beperkt.
De kosten van een hemelwaterafvoer van 100
mm zijn maar weinig hoger dan van 70 mm
terwijl de dakcapaciteit drie keer zo groot is. Bij
grotere dakvlakken is 100 mm buis een goede
keuze. Een stramien van 7,200 7,200 heeft een
oppervlak van circa 50 m2 en een buis van 100
mm kan het water van 150 m2 (= drie stramienen) afvoeren.
De grootste lengte waarover water moet worden
vervoerd, is 13,000 m en de afschothoogte is
13 16 mm = 208 mm, guur 8.10.

De visueel toelaatbare maatafwijking van een


boeiboord is niet groot, terwijl de werkelijke
maatafwijking van een dakbalklaag wel groot is.
Het frame moet zowel verticaal als horizontaal
zeer nauwkeurig worden gemaatvoerd maar aan
een onnauwkeurige constructie worden bevestigd. Dat is niet eenvoudig.

man het aan de dakbalken wil bevestigen blijkt


het volgende, guur 8.13:
werkelijke afmeting dakbalk kleiner;
plaats dakbalk wijkt 10 tot 40 mm af;
getordeerde dakbalk en schuine kop.

Figuur 8.10 Dakafschot bij groter dak

50 m2 dak
150 m2 dak
250 m2 dak
450 m2 dak

3.800 mm2
8.000 mm2
12.500 mm2
17.500 mm2

Dakoppervlak

70 mm
100 mm
125 mm
150 mm

Doorsnede

Buismaat

06950556_H08.indd 240

Houten boeiboorden
Tegen de koppen van de dakbalken wordt een
houten frame bevestigd, guur 8.12-1. Het boeiboord is bekleed met een volkernkunststof plaat.
Boven op het frame is de daktrim te bevestigen.
Bij een balkhoogte van 250 mm moet vanwege
het afschot het boeiboord minimaal 700 mm
hoog worden, guur 8.12-2.
Op tekening zijn dakbalken altijd exact op maat
en op de tekening is het mogelijk een houten
frame te maatvoeren waarbij de stijlen exact
tegen de dakbalken aansluiten en daaraan te
bevestigen zijn. In de praktijk is dat echter
anders. Het houten frame is met een grote maatnauwkeurigheid te maken maar als de timmer-

Figuur 8.11 Hemelwaterafvoer en dakoppervlak

Figuur 8.12 Boeiboord met ladderframe

Figuur 8.13 Ladderframe tegen dakbalken

22-03-2005 14:51:48

8 UITVOEREN DAKEN

06950556_H08.indd 241

Om een boeiboord met een visueel grote maatnauwkeurigheid aan dakbalken met een grote
maatafwijking te kunnen monteren, is het noodzakelijk de verticale afstelling te scheiden van de
horizontale afstelling. Het houten ladderframe
wordt vervangen door een multiplex plaat. De
volgorde van monteren is in guur 8.14 aangegeven.
Bij deze werkmethode wordt het multiplex boeiboord eerst in horizontale richting met de regels
(4 en 5) tegen de balk gemaatvoerd. Daarna
wordt het boeiboord met het aanbrengen van
het multiplex (6) verticaal gemaatvoerd. Door
de scheiding van horizontale en verticale maatvoering vergt het aanbrengen van het boeiboord
minder arbeid en is het risico van ontoelaatbare
maatafwijkingen geringer. Met de verticale latten achter de beplating is de ventilatie goed te
regelen.
De kunststof boeiboordplaten worden met
schroeven aan de achterconstructie bevestigd,
guur 8.15. Om de zichtbaarheid van de schroeven te verminderen worden plastic afdekdoppen
op de schroefkoppen aangebracht.

Ten behoeve van het aanbrengen van de dakbalklaag wordt hulpgording onder afschot aangebracht. Hierop worden de dakbalken gesteld.
1 Dakbalken stellen met speling op de balkkop.
2 Gevel tot bovenkant balk metselen.
3 Multiplex dakbeschot aanbrengen.
4 Bovenregel horizontaal maatvoeren en bevestigen.
5 Onderregel verticaal onder bovenregel bevestigen.
6 Multiplex boeiboord verticaal maatvoeren en
bevestigen.
7 Lat horizontaal maatvoeren en bevestigen
tegen buitenspouwblad.
8 Plaat voor de onderkant van het boeiboord
bevestigen.
9 Latten verticaal tegen multiplex spijkeren.
10 Beplating boeiboord op latten bevestigen.
Figuur 8.14 Uitvoering boeiboord

241

Figuur 8.15 Boeiboord met zichtbare bevestiging

De multiplex achtergrond leent zich ook goed


voor bevestiging van dunne boeiboordplaten
met aluminium proelen. De plaat wordt aan de
onderkant in een doorgaand proel geplaatst en
ondersteund, guur 8.16-1. Aan de bovenkant
wordt de plaat met een proel vastgeklemd,
guur 8.16-2. Het moet ook mogelijk zijn daktrim en bovenproel te combineren. Achter de
verticale naden wordt een lat aangebracht om
de platen met een omegaproel tegen de achterconstructie te klemmen, guur 8.16-3.

8.2 Platte betonnen daken


Een vloerconstructie bestaande uit kanaalplaten,
die van gevel tot gevel overspant, is niet vlak. De
platen worden in de fabriek wel vlak gestort

22-03-2005 14:51:48

242

over lange voorspankabels. Als de vloerplaat na


verharding op lengte wordt gezaagd gaan de
voorspankabels onder in de vloer de plaat kromtrekken. De kanaalplaat is dan getoogd en bij kanaalplaten van 14,400 m lang en 320 mm dik is
de toging 30 tot 40 mm. Volgens het Handboek
modulair bouwen mag de vloer inclusief dekvloer
de vloerband aan de bovenkant niet overschrijden. Voor de dekvloer is een hoogte van 35 mm
gereserveerd en voor de toging is ook 35 mm
nodig. Een kanaalplaatvloer moet dan bij de
oplegging met de bovenkant 70 mm onder de
peilmaat blijven, guur 8.17.

Figuur 8.18 Betondak met afvoer aan de gevel

Figuur 8.17 Kanaalplaatvloer getoogd

8.2.1 Dakvloer met afschot naar gevel


Bij betonnen draagconstructies wordt de
dakvloer op dezelfde plaats gelegd als de verdiepingsvloeren om afwijkingen in de ondersteuningsconstructie te voorkomen. Bovenkant
dakvloer ligt dan bij de gevel 70 mm peilmaat,
guur 8.18. Het afschot wordt hier gevonden in
een afschotlaag van zand-cement met een minimale dikte van circa 35 mm, guur 8.18-1. Bij
een dakbreedte van 14,400 m met gevelafvoer

06950556_H08.indd 242

Figuur 8.16 Bevestiging met proelen

is de grootste afvoerlengte diagonaal 13 m. Dan


wordt het afschotverschil 13 15 mm = 195
mm, guur 8.18-2. Daarop komt de dakisolatie
en de dakbedekking. Als op het hoogste punt
nog een dakrand van minimaal 120 mm nodig
is om bij wind het hemelwater binnen het dak
te houden en men wil de dakrandhoogte op n
niveau hebben, is langs de gevel een dakrandhoogte van meer dan 400 mm boven de vloer
nodig, guur 8-18-1.

Om bij de uitvoering van het dak vergissingen en


fouten te voorkomen die de kwaliteit van het dak
kunnen aantasten, is het gewenst bij het maken
van de werktekeningen een aantal hoogtematen
vast te stellen en daarmee bij alle details rekening te houden. In het voorbeeld zijn de maten
indicatief, waarbij de peilmaat P gelijk is aan de
bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer,
guur 8.19.
Bij daken die aansluiten aan een hoger gebouw
moet de waterkering altijd hoger zijn dan van
de dakrand zelf. Door het vroegtijdig vaststellen
van de hoogtematen van het dak en deze
maten waar nodig op alle dakdetails aan te
geven, wordt het risico van stagnerend water en
daarmee van lekkages verminderd.
8.2.2 Dakvloer met afvoer naar midden
Als men aan de gevel geen zichtbare hemelwaterafvoerpijpen wil zien of als men de
afschothoogte wil beperken, kan men kiezen

22-03-2005 14:51:50

8 UITVOEREN DAKEN

35

35
35
+ 50

+ 000
+ 195
+ 280

+ 60
+ 180
120
+ 490

+ 290

+ 390

Figuur 8.19 Uitgangspunten voor dakmaatvoering bij

Overstort
De dakvloer wordt berekend met een bepaalde nuttige belasting en een sneeuwbelasting. Als de hemelwaterafvoeren verstopt
raken, of als de regenval zo groot is, dat de
riolering het water niet tijdig kan afvoeren,
zal er water op het dak blijven staan. Bij een
groot afschot is een hoge dakrand nodig. Bij
het laagste punt is de dakrand circa 300 mm
hoog en kan theoretisch een waterhoogte van
0,300 m ontstaan. Dit geeft daar een extra belasting van 3 kN/m2 op de dakconstructie. Als
de constructie daarop niet is berekend, zal een
overstort (noodoverloop) in de dakrand nodig
zijn om een te hoge waterstand en daarmee
instorten van het dak te voorkomen.
8.2.3 Afschotlaag op betondak
Het maken van een afschot op de dakvloer met
een zand-cementlaag heeft uitvoeringstechnisch
een aantal nadelen:

voor afvoer van het hemelwater in het midden


van het dakvlak. Een hemelwaterafvoer van rond
100 mm kan het water van 150 m2 dak afvoeren,
dat zijn drie velden van 7,200 7,200 m. De
grootste diagonale afstand naar de gevel is 9 m
en bij een afschot van 16 m/m is de maximale
afschothoogte aan de gevel 144 mm, guur 8.20.
Bij kanaalplaten van gevel tot gevel werkt bij een
middenafvoer de toging van de kanaalplaat negatief, omdat het laagste punt van het dak op het
hoogste punt van de kanaalplaat komt.

gevelafvoer (maten in mm)

06950556_H08.indd 243

70

Toging kanaalplaat
35
Minimumdikte
afschotlaag
35
Afschot 13 m 15 mm
195
Bovenkant isolatie
+ 85
Bovenkant
dakbedekking
+ 10
Bovenkant overstort
+ 120
Bovenkant dakrand
+ 000
Waterkering opg. werk + 100

Opbouw Gevel Midden

Hoogtematen
t.o.v. P

243

Figuur 8.20 Dak met hemelwaterafvoer in midden

bouwkosten: gemiddelde dikte ten minste


tweemaal zo groot als van normale dekvloer;
dakbelasting: eigen gewicht dakconstructie
wordt met gewicht afschotlaag verhoogd;
bouwtijd: aanbrengen vergt tijd, maar nog
meer tijd vergt droogtijd voordat dakbedekking
is aan te brengen;
arbeidsomstandigheden: aanbrengen zandcementlaag is door werken op knien zwaar
belastend;
dakkwaliteit: door vocht uit afschotlaag is
kwaliteit kleeaag van isolatie en dakbedekking
gevoelig;
bouwvocht: bij maken afschotlaag is water
nodig, dat moet verdampen voordat dakbedekking kan worden aangebracht;
dakdicht tijdstip: waterdicht maken dak is bepalend voor start afbouw en als in winter weersomstandigheden te slecht zijn voor aanbrengen
afschotlaag wordt start afbouw vertraagd.

22-03-2005 14:51:51

244

Voor dekvloeren wordt anhydriet toegepast


omdat de arbeidsbelasting minder is, maar
anhydriet is zeer vloeibaar en alleen geschikt
voor vlakke vloeren en niet voor het maken van
afschot. Schuimbeton is wel geschikt voor het
maken van afschotlagen.
Prefab-dakvloer zelf onder afschot leggen
Om het aanbrengen van een zand-cement
afschotlaag te voorkomen is het mogelijk de
dakvloer zelf onder afschot te leggen, door de
oplegvlakken van de ene gevel met de andere
gevel te laten verspringen.
Een dakvloer is alleen in n richting onder
afschot te leggen en niet diagonaal naar het
afvoerpunt, guur 8.21.

Figuur 8.22 Prefab-betonvloer onder afschot

Figuur 8.21 Dakvloer zelf onder afschot leggen

Bij een overspanning van 14,400 m is het mogelijk aan n kant het oplegvlak voor de dakvloer
te verhogen. Die verhoging moet meer dan
200 mm worden om voldoende afschot te krijgen, guur 8.22-1.
Bij een dakvloer met middenondersteuning
wordt het afschot gehalveerd. Met een oplegverschil van 110 mm ligt de bovenkant van de dakvloer onder voldoende afschot en is een aparte
afschotlaag niet meer nodig, guur 8.22-2. Deze
methode van afschot kan zowel bij gevelafvoer
als bij middenafvoer worden toegepast, guur
8.22-3.
In situ dakvloer onder afschot storten
Bij een in situ betonvloer met normale wapening
zal na het ontkisten de vloer doorzakken tot de
wapening op spanning is. Bij het storten van de
vloer wordt het beton aan de bovenkant waterpas gemaakt met behulp van een laser en een

06950556_H08.indd 244

maatstok, guur 8.23-1. Als na het verharden


van de vloer de bekisting wordt verwijderd zal
binnen enkele weken de vloer 20 tot 30 mm
doorzakken, guur 8.23-2. Dan ontstaat zowel
aan de bovenkant als aan de onderkant van de
vloer een zeeg. Bij een in situ betonvloer is de
overspanning meestal niet groter dan 7,200 m
en met een zeeg van 20 mm ontstaat een
afschot van 3 mm/m. Bij het aanbrengen van
de zand-cement afschotlaag wordt de zeeg
gecorrigeerd.
Om de zand-cement afschotlaag te voorkomen
is het mogelijk bij het storten van het beton de
bovenkant direct onder afschot te storten, guur
8.24. Bij het maatvoeren met de laser moet op
de maatlat verschillende hoogten worden aangegeven voor de vloer bij de gevel, in het midden
en daar tussenin. Het hoogteverschil moet minimaal 100 mm zijn. De zeeg na het ontkisten met
een afschot van maximaal 3 mm/m zal het theoretisch afschot van 15 mm/m plaatselijk kunnen
verminderen tot 12 mm/m.

22-03-2005 14:51:52

8 UITVOEREN DAKEN

245

afschot. Bij het afschotsysteem van steenwol


hebben de platen een afschot over de plaatlengte van 0,900 m met een afschot van 17
mm/m en 25 mm/m, guur 8.25-1 en 8.25-2.
Bij een halve dakbreedte van 7,200 m zijn acht
platen van 0,900 m nodig.



Figuur 8.23 In situ betonvloer met zeeg

Figuur 8.25 Afschot maken met isolatieplaten


Figuur 8.24 In situ betonvloer onder afschot storten

Als de vloerbekisting horizontaal wordt gesteld


zal de bovenkant van de vloer in het midden
circa 100 mm hoger moeten worden, guur
8.24-1. De gemiddelde betondikte wordt dan 50
mm meer. Dit vergroot het eigen gewicht van de
vloer. Soms is het mogelijk bij de gevel de vloerdikte iets te verminderen waardoor de gemiddelde dikte minder wordt vergroot.
Om extra beton en extra eigen gewicht door
het afschot te voorkomen is het ook mogelijk
de vloerbekisting onder afschot te stellen, guur
8.24-2. De vloerdikte blijft dan overal gelijk. In
plaats van met een laser de storthoogte te maatvoeren, is het nu mogelijk buizen op pootjes op
de bekisting te plaatsen en het beton met een
lange rei op hoogte te brengen.
Afschot maken met isolatieplaten
De leveranciers van dakisolatieplaten hebben een
productiemethode ontwikkeld waarbij het mogelijk is isolatieplaten te maken met ingebouwd

06950556_H08.indd 245

Als op het laagste punt een minimale isolatiedikte van 50 mm is gewenst, zal bij 17 mm/m
de isolatieplaat op het hoogste punt 170 mm
dik moeten worden. De gemiddelde isolatiedikte
wordt dan 110 mm.
Er zijn drie methoden behandeld om afschot in
een plat dak te maken. Per project zal de keuze
moeten worden gedaan. Vanuit het aspect
bouwkosten gezien, guur 8.26.
Afschot
maken met

Vloerafschot

Zandcement

Isolatieafschot

Dakbedekking
Dakisolatie
Dakafschot

18,
15,
3,

18,
15,
15,

18,
42,
0,

Totaalkosten

36,

48,

60,

Figuur 8.26 Kosten dakafwerking per m2 inclusief afschot

8.2.4 Dakrand op betondak


Vanuit het aspect bouwtijd gezien is de dakrand de bouwknoop tussen gevel en dak. Als de
dakvloer gereed is, is het voor de start van de
afbouw gewenst om het dak zo snel mogelijk
waterdicht te krijgen. De uitvoering van de gevel
is afhankelijk van de gebouwhoogte en de gevelconstructie. Als het tijdstip van dakdicht zijn afhankelijk is van het op hoogte zijn van de gevel,
kan kostbare bouwtijd verloren gaan.

22-03-2005 14:51:54

246

Ontkoppelen dak van gevel


Vanuit de bouwtijd gezien is het gewenst de
uitvoering van de dakafwerking te ontkoppelen
van de uitvoering van de gevel. Dat is mogelijk
door op de dakvloer direct een opstand te
maken waardoor de afschotlaag, de isolatie en
de dakbedekking is aan te brengen en het dak
waterdicht is, guur 8.27-1. De uitvoering van
de gevel kan onafhankelijk van het dak gebeuren
en als laatste wordt de gevel-afdekband aangebracht die de koppeling is tussen dak en gevel,
guur 8.27-2.

Figuur 8.27 Ontkoppelen dak en gevel

Isoleren dakrand
Is de dakrand een muurtje dat op de dakvloer
wordt gemetseld, dan ontstaat een koudebrug
tussen de gevelisolatie en de dakisolatie. De
koudebrug is te verminderen door de dakisolatie
tegen de dakrand op te zetten zodat de gemetselde dakrand wordt ingepakt, guur 8.28-1.
Een alternatief is om de dakrand zelf van isolerend materiaal te maken dat tevens een constructieve functie kan vervullen. Daarvoor is cellenbeton een geschikt materiaal, guur 8.28-2.

Met bouwblokken van 600 mm lang, 250 mm


breed en 100 tot 150 mm dik en toepassing van
cementlijm is direct na het gereedkomen van de
dakvloer een dakrand van 0,500 m hoog te
maken. Als de dakvloer bij de gevel onder
afschot ligt, moeten de bouwblokken ook onder
afschot worden gezaagd.
Om de koudebrug te voorkomen, is het ook
mogelijk op de dakvloer een isolatielaag aan te
brengen van 30 mm foamglas (cellulair glas). Dit
is een zeer hard isolatiemateriaal dat kan worden
gemetseld. Voor de stabiliteit van de dakrand is
het gewenst het foamglas en de stenen niet met
gewone metselmortel, maar met cementgebonden steenlijm te verwerken, guur 8.28-3.
Dakrand van prefab-beton
Vanuit constructief oogpunt wordt voor de dakrand soms gekozen voor prefab-betonelementen, guur 8.29. De dakrandelementen worden
op zware doken geplaatst en met krimpvrije
mortel aangegoten. Door het prefab-element
op nokken te plaatsen ontstaat ruimte onder het
element om isolatiemateriaal aan te brengen.
Vanuit het aspect bouwtijd gezien is dit een ongunstige oplossing omdat de prefab-elementen
eerst moeten worden getekend en geproduceerd. Vooral bij daken met veel binnen- en buitenhoeken kunnen veel elementtypen nodig zijn,
die de levertijd verlengen en bij vergissingen het
dicht maken van het dak kunnen blokkeren. In
dit voorbeeld is als gevelafdekking ook een prefab-betonelement getekend. Als het element niet
op het buitenblad mag steunen, moeten er aan
de prefab-dakrand consoles worden gemaakt om
de gevelafdekband te ondersteunen. Ook daar
zijn doken nodig met aan te gieten gaten.

Figuur 8.28 Oplossen koudebrug dakrand

06950556_H08.indd 246

22-03-2005 14:51:55

247

8 UITVOEREN DAKEN

Figuur 8.29 Isolatie en prefab-beton dakrand

Arboveilige dakranden
Bij gebouwen van meerdere bouwlagen is het
werken op het platte dak bij de randen gevaarlijk. De hoogte van de dakrand is ontworpen
op basis van de benodigde waterkering. Dat is
meestal te laag om bescherming te bieden tegen
het diep vallen vanaf de dakrand. De dakbedekking is vooral langs de randen kwetsbaar en daar
ontstaan als eerste de lekkages. Bij onderhoudswerkzaamheden moet de dakdekker dus vooral
langs de randen van het dak werken, waar het
risico van diepvallen het grootst is.
Werkzaamheden op het dak komen voor bij:
nieuwbouw, aanleg dak;
calamiteiten, opheffen lekkages;
periodiek onderhoud, repareren;
renovatie dakbedekking.
Bij een lage dakrand met een prefab-beton
afdekband, zijn in de afdekband voorzieningen
te maken om daarop een tijdelijke leuning te
bevestigen, guur 8.30-1. Voordat de dakdekker begint met onderhoudswerk wordt eerste de
leuning aangebracht. Een permanente leuning
met een hoogte van 1,000 m boven het dakvlak
geeft ook bescherming bij calamiteiten.
In plaats van een leuning van 1,000 m hoog is
het ook mogelijk de dakrand zelf hoger te
maken. Als de hoogte van de dakrand boven het
dakvlak plus de breedte van de dakrand samen
meer is dan 1,000 m, geeft dit voldoende
bescherming tegen vallen van de dakrand, guur
8.30-2. Dit is een permanente veiligheid, ook bij
calamiteiten.

06950556_H08.indd 247

Figuur 8.30 Arboveilige dakranden

Bij de voorgaande oplossingen wordt de dakdekker alleen bij onderhoudswerk beschermd. Bij het
maken van het dak in de nieuwbouwfase bestaat
ook het gevaar van diepvallen. Bij een hogere
dakrand is vaak een hulpconstructie nodig om
windbelasting op te vangen. Als die hulpconstructie in de vorm van een leuning wordt uitgevoerd, is de leuning direct na het gereedkomen
van de dakvloer te monteren. Vanaf dat moment
is de rand van het dak beveiligd tegen diepvallen, guur 8.31-1. De werkzaamheden voor de
dakrand en de dakbedekking zijn beschermd. De
afdekband moet zodanig worden gedetailleerd
dat die later tussen de leuningstaanders is aan te
brengen, guur 8.31-2.
Dakgoot in plaats van dakrand
Bij een verticale dakrand moeten door de dakrand hemelwaterafvoeren worden gemaakt. Bij
een prefab-betonnen dakrand geeft dat extra
problemen. Het is ook mogelijk een goot aan de
dakvloer te maken. Het hemelwater kan verticaal
worden afgevoerd en gecompliceerde doorvoeren door de dakrand met lekkagerisico wordt
voorkomen. Het overstek kan als prefab-betonnen element tijdelijk worden gesteld op consoles
aan het dragende binnenspouwblad en met stekken in de vloer worden aangestort, guur 8.32.
Het overstek zorgt voor een duidelijke ontkoppe-

22-03-2005 14:51:57

248

den de kanalen aangegoten en is het overstek


een constructieve uitbreiding van de dakvloer
geworden. Aan het overstek zijn voorzieningen
te maken voor het aanbrengen van leuningen
als beveiliging bij het werken op het dak. Bij de
kopgevel van het gebouw zal een andere bevestiging ontworpen moeten worden, omdat daar
de kanalen ontbreken.

Figuur 8.31 Arboveilig werken bij de nieuwbouw

Figuur 8.32 Horizontale dakrand/dakgoot

ling van dak en gevel en beschermt bij het maken van de gevel het metselwerk en de isolatie
tegen wateroverlast. Het dakoverstek beschermt
de gevel ook tegen regenwater.
Als de dakvloer bestaat uit prefab-kanaalplaten,
is het mogelijk een prefab-beton overstekelement aan de kanaalplaten te bevestigen. In het
prefab-gootelement wordt een staalproel als
stekwapening ingestort en in een kanaal van de
kanaalplaat gestoken, guur 8.33. De buitenrand
van de dakgoot vraagt een hoge visuele maatnauwkeurigheid. De dakgoot moet zeer nauwkeurig kunnen worden afgesteld, wat mogelijk is
door een stelproel op de vloer te bevestigen en
de dakgoot met bouten in schroefhulzen in de
dakgoot nauwkeurig af te stellen. Daarna wor-

06950556_H08.indd 248

Figuur 8.33 Montage prefab-dakgoot aan kanaalplaat

8.2.5 Dakopbouw op plat dak


Een dakopbouw op een plat dak kan de start
van de weersgevoelige afbouw vertragen. Als de
dakopbouw een belangrijk deel van het platte
dak beslaat en als in de vloer van de dakopbouw
grote sparingen zitten, is het maken van de dakopbouw bepalend oor het waterdicht krijgen van
het dak. Meestal is de opbouw anders geconstrueerd dan de onderliggende verdiepingen en
zal het meestal uit een eenvoudig staalskelet met
omkleding bestaan, guur 8.34 en 8.35-2.

Als het dak alleen waterdicht te krijgen is als de


dakopbouw ook gereed is, bestaat de uitvoering
van het waterdicht maken van het dak uit de volgende werkzaamheden:
dakrand op dakvloer metselen, guur 8.35-1;
opstand dakopbouw storten, guur 8.35-2;
staalconstructie dakopbouw monteren;

Figuur 8.34 Dakopbouw boven operatieafdeling ziekenhuis

22-03-2005 14:51:59

8 UITVOEREN DAKEN

249

Figuur 8.35 Dak en dakopbouw waterdicht krijgen

Figuur 8.36 Dakopbouw en -bedekking

type dak het meeste voorkomt en omdat de uitvoeringsaspecten vergelijkbaar zijn met andere
afwerkingen van hellende daken.

dakplaten dakopbouw aanbrengen;


isolatie met afschotlaag aanbrengen;
dakbedekking aanbrengen;
gevelplaten dakopbouw monteren;
hemelwaterafvoeren monteren.

Het aanbrengen van de dakbedekking met isolatie op het hoofddak is te combineren met de
dakbedekking met isolatie van de dakopbouw, als
een tijdelijk waterdichte laag wordt toegepast.
Kies daarom voor een isolatieafschotsysteem met
een extra dampdichte laag op het betondak die
direct na het gereedkomen van de dakvloer is
aan te brengen en maak tijdelijke hemelwaterafvoeren, guur 8.36-1.
Maak dragende gevels van kalkzandsteen of cellenbeton elementen die uit voorraad te leveren
zijn en waarbij tijdens de uitvoering aanpassingen van de gevelopeningen mogelijk is, guur
8.36-2.

8.3 Hellende pannendaken


Een hellend dak is als een regenjas over het gebouw waarbij de regenjas zodanig is gevormd
dat het hemelwater direct tot buiten het gebouw
wordt afgevoerd. Het risico van lekkages is bij
een hellend dak aanzienlijk minder dan bij platte
daken. Bij toepassing van dakpannen is een lekkage gemakkelijk op te sporen en een dakpan is
eenvoudig te vervangen. In dit hoofdstuk wordt
alleen het pannendak behandeld, omdat dit

06950556_H08.indd 249

Uitvoeringsproblemen bij een pannendak zijn:


maatvoeren schuine hoeken;
maatverschillen door hellingsverandering;
monteren elementen op ongelijke opleggingen;
gevaarlijke hellende werkplek;
logistiek pannenleggen.

Een pannendak is in twee systemen te verdelen:


1 dakafwerking, waterkerende laag;
2 dakconstructie, regelwerk.
8.3.1 Dakafwerking
De dakafwerking van een pannendak bestaat uit
drie verschillende onderdelen, guur 8.37:
1 dakpan: uitgangspunt is betonnen sneldekpan
met werkende breedte van 300 mm en lengte
van 420 mm met gewicht van 42 N/stuk en
gemiddeld 10 pannen per m2 dak;
2 panlat: horizontale houten latten die dakpannen ondersteunen met minimale afmeting van
22 32 mm en onderlinge afstand van 300 tot
maximaal 350 mm en overspanning van 400 tot
maximaal 600 mm;
3 tengel: verticale houten latten onder panlat
om ruimte te maken voor ventilatie en waterafvoer onder panlatten. Tengel vormt overgang
tussen dakconstructie en dakafwerking, en is
meestal onderdeel dakplaat.

22-03-2005 14:52:00

250

Figuur 8.37 Dakpanpanlattengel

Figuur 8.39 Horizontale dakplaat op tussenwand

8.3.2 Dakconstructie
Na de energiecrisis in 1973 werden steeds
hogere eisen gesteld aan de thermische isolatie
van het dak. Het traditionele houten dakbeschot
werd vervangen door sandwich-isolatieplaten en
door samengestelde dakplaten van plaatmateriaal
met verticale ribben en isolatie. Deze dakplaten
werden door de stijgende isolatie-eisen steeds
dikker en kunnen een groter dakvlak overspannen. De betonvloeren zijn in staat een deel van de
dakbelasting op te vangen. Het onderste deel van
de dakbelasting wordt met een knieschot overgebracht naar de zoldervloer en de gording kan
naar boven opschuiven tot aan plafondhoogte,
guur 8.38. Daardoor ontstaat op ooghoogte een
constructievrije ruimte die het mogelijk maakt
dakramen en dakkapellen aan te brengen zonder
de dakconstructie te doorsnijden.

De gesoleerde dakplaat met houten ribben met


grotere overspanning maakt het ook mogelijk
de dakplaten horizontaal toe te passen van
bouwmuur naar bouwmuur, met daartussen een
hulpspant. In plaats van een geconstrueerd houten dakspant is een tussenwand van een houten
regelwerk bekleed met plaatmateriaal een goed
alternatief, guur 8.39. Het hulpspant is dan
tevens scheidingswand op de zolder.

8.3.3 Maatvoeren hellend dak


Het systeem van maatvoeren in de bouw is gebaseerd op orthogonale maatvoering met alleen
haakse hoeken. Met de tekenmachine is elke
schuine hoek te tekenen, maar de maatvoerder
beschikt niet over meetinstrumenten om elke
schuine hoek uit te zetten. Op de tekenmachine
is de gradenverdeling in 360 graden, maar op
de meetapparatuur op de bouwplaats wordt 400
graden gebruikt. Het risico dat de dakhelling verkeerd wordt uitgezet is erg groot, guur 8.40.
Om de maatvoering van een hellend dak te
beheersen, wordt een uitslag gemaakt op ware
grootte. Op een vrije ruimte op het maaiveld
wordt een hulpspant opgebouwd op basis van
de orthogonale maten van tekening met de
plaats van de gordingen. Het hulpspant wordt
daarna gedemonteerd en in onderdelen naar
het dak gebracht en daar opnieuw samengesteld. Op het hulpspant worden de gordingen
geplaatst en daarna de dragende muren op de
zolder gemetseld.

Als het dakbeschot is aangebracht, worden de


panlatten voor de bovenste en onderste pan op
het dak getimmerd. De afstand tussen de
bovenste en onderste panlat wordt gedeeld door
de gewenste panlatafstand en afgerond op hele
pannen. De maatverdeling wordt op een lat
afgetekend en daarmee worden de panlatten
stuk voor stuk op het dak gespijkerd.

Figuur 8.38 Gesoleerde dakplaat met knieschot

Zie ook deel 4A Omhulling prestatie eisen/


daken voor meer informatie over de dakconstructie

06950556_H08.indd 250

Figuur 8.40 Maatvoeren hellend dak

22-03-2005 14:52:02

8 UITVOEREN DAKEN

Voor de horizontale panverdeling wordt n rij


pannen uitgelegd van kopgevel tot kopgevel
en daarmee wordt net zo lang geschoven tot
de gevelpannen aan beide kopgevels dezelfde
positie hebben. Als in het dakvlak een dakraam
of dakkapel moet komen, is de exacte plaats
daarvan pas te bepalen als zowel de verticale en
de horizontale verdeling bekend is, guur 8.41.
Betonpannen zijn zeer maatvast en er valt weinig mee te schuiven. Dakramen en dakkapellen
zijn voorzien van kunststof randproelen die als
verholen goot voor een goede waterdichte aansluiting zorgen, maar die exact op de panranden
moeten aansluiten. De enige praktische methode
voor het monteren van een dakraam zonder
maatfouten is, guur 8.41:
dakvlak met dakpannen dichtleggen;
bij dakraam enkele dakpannen weghalen,
guur 8.41-1;
met mal daksparing maatvoeren;
met zaag daksparing uitzagen, guur 8.41-2;
dakraam monteren in sparing;
aansluitstroken met pannen maken;
dakraam aan binnenkant aftimmeren.

251

Standaardisatie dakhellingen
Prefabricage van dakopeningen is alleen mogelijk
als zowel de verticale en de horizontale panverdeling niet per dakvlak op het werk wordt bepaald,
maar wanneer die vooraf op tekening vast te stellen zijn. Dan wordt het mogelijk dat de producent
van de dakplaten de dakopeningen al in de
fabriek aanbrengt en bij grote dakopeningen
tevens de hulpconstructie kan aanbrengen.
De volgende stap naar prefabricage is om de
panverdeling niet per werk te bepalen, maar
afspraken te maken voor de standaardisatie van
dakhellingen. In het Handboek modulair bouwen
is een afsprakenstelsel voor standaardisatie van
dakhellingen ontwikkeld:
dakhelling niet aangeven in graden omdat
schuine hoeken op bouwplaats moeilijk te maatvoeren zijn;
dakhelling aangeven met tangens als hoogte
gedeeld door horizontale lengte;
voor hoogtemaat gestandaardiseerde verdiepingshoogte woningbouw van 2,700 m gebruiken.
Tangens =

verdiepingshoogte 2,700 m
vloerlengte n 1,200 m

Deze afspraak van verticaal 2,700 m en horizontaal n 1,200 m heeft vooral bij dakvlakken over
meerdere verdiepingen het grote voordeel, dat
de bovenliggende vloer altijd een heel aantal
vloerplaten kleiner is en dat de plaats van het
dak bij elke verdieping gelijk is, guur 8.42.

Figuur 8.41 Panverdeling en dakraam uitzagen

Het monteren van een dakraam op een hellend


dakvlak vergt veel tijd en de arbeidskosten zijn
vaak even hoog als de aankoop van het dakraam.
Prefabricage van dakopeningen in pannendaken
zal de bouwtijd verkorten en de bouwkosten
verlagen.

Bij een horizontale maat van 1,200 m is de dakhelling van 66 graden bruikbaar voor een hellende gevel bij woonruimtes. Bij een horizontale
maat van 3 1,200 = 3,600 m is de dakhelling
37 graden die veel voorkomt bij zolders van
laagbouwwoningen, guur 8.43. In guur 8.44
zijn alle dakhellingen vermeld die voldoen aan
de afspraak van hoogte 2,700 m en lengte n
1,200 m. Door dit maatsysteem is tussen de
hoekpunten de daklengte te berekenen.
In de woningbouw is de beukbreedte een veelvoud van 300 mm en in de utiliteitsbouw is de
stramienmaat ook een veelvoud van 300 mm.
De betonnen dakpannen hebben ook een werkende breedte van 300 mm waarmee de horizontale panverdeling is genormaliseerd.

06950556_H08.indd 251

22-03-2005 14:52:03

252

Figuur 8.42 Standaardisatie dakhelling

Figuur 8.43 Standaard dakhellingen

Voor de verticale panverdeling, de panlatafstand,


heeft standaardisatie het voordeel dat de panlatten vooraf op de dakplaten zijn aan te brengen.
Daarmee is de plaats van dakopeningen zowel
horizontaal als verticaal vastgelegd. Uit de berekeningen van de daklengte bij de standaard
dakhellingen blijkt dat bijna elke standaard daklengte een veelvoud is van 300 mm met afwijkingen die niet groter zijn dan +/- 1 mm. In de
kolom pannen is het aantal pannen vermeld bij
een panlatafstand van 300 mm, guur 8.44.

06950556_H08.indd 252

In de laatste kolom is bij elke dakhelling ook de


stijging per meter berekend om een helling bij
kleine onderdelen te kunnen maatvoeren.
Meetpunten voor maatvoeren dakhelling
Bij een woningdiepte van 9,600 m en een dakhelling van 37 graden wordt de dakhelling gemaatvoerd met horizontaal een verdeling gelijk
aan de naden van de prefab-vloerplaten van
3,600 2,400 3,600 m, guur 8.45. Verticaal
wordt een hoogte van 2,700 m uitgezet. Daardoor ontstaan twee meetpunten op de vloer en
twee meetpunten op 2,700 m hoogte, guur
8.45. Over deze meetpunten wordt de diagonale
daklijn getrokken.
Om de dakhelling te kunnen uitzetten en maatvoeren is het noodzakelijk te weten waar de diagonale daklijn de verticale gevellijn moet kruisen,
guur 8.46. In het Handboek modulair bouwen
zijn daarover de volgende afspraken vastgelegd:

22-03-2005 14:52:04

8 UITVOEREN DAKEN

Verticaal
2,700 m

Horizontaal
n 1,200 m

Helling
graden

Daklengte

Pannen
n 300

Stijging
per m

Steil hellend dak


2,700
2,700

1,200
2,400

66
48

2,950 m
3,610 m

10
12

2.250 mm
1.125 mm

Normaal hellend dak


2,700
2,700

3,600
4,800

37
29

4,500 m
5,510 m

15
18

750 mm
560 mm

Matig hellend dak


2,700
2,700

6,000
7,200

24
21

6,580 m
7,690 m

22
25

450 mm
375 mm

Flauw hellend dak


2,700
2,700
2,700
2,700
2,700
2,700

8,400
9,600
10,800
12,000
13,200
14,400

18
16
14
13
12
11

8,820 m
9,970 m
11,130 m
12,300 m
13,470 m
14,650 m

29
33
37
41
45
49

320 mm
280 mm
250 mm
225 mm
205 mm
187 mm

Laag hellend dak


2,700
2,700
2,700

15,600
16,800
18,000

10
9
8

15,830 m
17,020 m
18,200 m

53
57
61

173 mm
160 mm
150 mm

253

Figuur 8.44 Daklengte en -afschot bij standaard dakhellingen

Figuur 8.45 Voorbeeld dakmaatvoering

Dakmeetlijn
De plaats waar de daklengte wordt gemeten is
de dakmeetlijn die ligt op de onderkant van de
dakplaat. Het vormt de grens tussen de dakplaat
en de dakgording. Dit maakt het mogelijk dakplaat en dakgording te wijzigen zonder invloed
op de maatvoering. De dakmeetlijn geeft tevens
de vrije ruimte onder het dak aan.

06950556_H08.indd 253

Dakdraaipunt
De plaats waar de dakmeetlijn de verticale gevel
en de horizontale vloer snijdt. Het dakdraaipunt
is de kruising van het hart van de gevelband
met de bovenkant van de vloerband. Het dakdraaipunt ligt buiten de betonconstructie van de
vloer waardoor de keuze van de dakhelling geen
invloed heeft op de vloerconstructie. Als het hart
van de gevelbanden een veelvoud is van 3M
(300 mm), is de horizontale afstand tussen de
dakdraaipunten ook een veelvoud van 3M, guur
8.46-1.

Horizontale panverdeling
Bouwmuren liggen symmetrisch in de bouwmuurband, guur 8.46-2. De afstand tussen het
hart van twee bouwmuren is altijd een veelvoud
van 3M. De betondakpan heeft ook een werkende breedte van 3M. Dakpannen hebben een
sluiting met een overlap van circa 30 mm. De

22-03-2005 14:52:05

254

Figuur 8.46 Dakdraaipunt en -meetlijn

Figuur 8.47 Samenstelling dakplaat voor Rc = 2,5

hartlijn van de bouwmuur ligt op het hart van


de pansluiting. Daarmee zijn dakopeningen te
maatvoeren ten opzichte van hart bouwmuur in
een veelvoud van 300 mm en is bij een dakopening de overlap van de dakpan aan beide kanten
gelijk, circa 15 mm. Een dakraam of dakdoorvoer
moet dan n 300 30 mm breed worden.

Voorbeeld monteren dak


Als voorbeeld voor het monteren van een dak is
genomen een woningdiepte van 9,600 m met
een woningbreedte van 5,700 m en een dakhelling van 2,700 3,600. De lengte van de dakhelling wordt dan 6,000 m.
De dakconstructie, guur 8.48, bestaat uit:
twee muurplaten op rand zoldervloer;
twee knieschotten hoog circa 1,200 m;
twee dakgordingen 100 250 mm lang circa
5,400 m;
1 nokgording 100 250 mm lang circa
5,400 m;
acht dakplaten breed 1,200 m lang 6,000 m;
twee dakplaten breed circa 0,600 m lang
6,000 m.

In het Handboek bouwtechnische details voor


energie-efcinte woningbouw en vernieuwbouw
(SBR 200) zijn in alle dakdetails de dakdraaipunten aangegeven. Dat punt is bij CAD-tekenen
als insertpoint te gebruiken om de details op de
systeemlijnen van de woning in te klikken zonder
aparte maatvoering.
8.3.4 Uitvoeren dakconstructie
In het Handboek bouwtechnische details is als
voorbeeld een dakplaat uitgewerkt die voldoet
aan de isolatie-eis van Rc > 2,5, guur 8.47.
De dakplaat bestaat uit:
plaatmateriaal dik 10 mm aan onderkant;
houten sporen 20 120 mm h.o.h. 415 mm;
minerale wol met dikte van 105 mm;
waterwerende en dampdoorlatende folie;
tengel 10 25 mm voor vastzetten folie.

Door de grote constructiehoogte van de sporen


kan deze dakplaat maximaal 3,000 m overspannen. De standaardbreedte van de dakplaat is
1,200 m met een gewicht van 100 tot 150
N/m2.

06950556_H08.indd 254

Figuur 8.48 Monteren dakplaat op gording

22-03-2005 14:52:06

8 UITVOEREN DAKEN

Om de drie gordingen aan de bouwmuren te


bevestigen, worden er stalen schoenen aan de
bouwmuur bevestigd. De drie houten gordingen hebben een overspanning van 5,700 m en
vormen geen stijve driehoek. Hierdoor kunnen
vervormingen en maatafwijkingen ontstaan.
De gordingen hebben een gewicht van circa
1 kN per stuk. Als een bouwkraan niet beschikbaar is, blijft alleen handtransport over. Tegen de
bouwmuren worden ladders opgezet. Twee timmerlieden beuren de gording op hun schouders
en lopen daarmee de ladder op en plaatsen de
gording in de oplegschoen.
Een dakplaat van 1,200 m breed en 6,000 m
lang heeft een oppervlak van 1,200 6,000 =
7,200 m2. Met een eigen gewicht van 150 N/m2
heeft de dakplaat een gewicht van circa 1 kN.
Als een bouwkraan niet beschikbaar is, blijft er
alleen handtransport over. De dakplaat wordt
vanaf het maaiveld tegen de gevel opgezet en
de bovenkant komt tot boven de muurplaat. Aan
de bovenkant van de dakplaat wordt een touw
bevestigd die over de nokgording loopt. Aan het
touw is de dakplaat naar boven te sjorren. De
timmerman moet op de dakgording staan om de
dakplaat te kunnen monteren.
Het transport van de dakconstructie bestaat uit:
drie gordingen elk 1 kN boven zoldervloer;
tien dakplaten 1 kN boven zoldervloer.
Topwanden casco woning
Als de woningen zijn uitgevoerd als in situ betonskelet, is voor het maken van de zolderwanden
(topwand) een wandbekisting nodig van 3,600
m hoog. Boven in de punt moet de stortopening
komen. Het storten van de wand door de punt
is niet eenvoudig en daarom is de bovenste punt
nauwelijks te maken. Een andere methode is de
toepassing van wandkisten van 2,700 m hoog en
de bovenste punt van 0,900 m hoog van prefabbeton te maken en met stekwapening boven op
de wandkist te plaatsen. Als de topwand ontkist
is, bestaat bij storm het gevaar dat de hoge
wand omvalt. Dat is te voorkomen door de topwand met schoren stabiel te maken of direct na
het ontkisten de gordingen aan te brengen.

06950556_H08.indd 255

255

Bij een draagconstructie in prefab-beton is er


een alternatief om de zolderwand op dezelfde
hoogte te maken als de verdiepingswand. In
plaats van gordingen worden prefab-kanaalplaten op de wand geplaatst en de bovenste top
wordt als prefab-betonelement op de topvloer
gesteld, guur 8.49. Op de topvloer kunnen dezelfde muurplaten worden aangebracht als op de
zoldervloer. De nokgording wordt overbodig. Bij
het monteren van de dakplaten kan de timmerman op de topvloer staan die als werkplek veel
veiliger is dan op de gordingen.

Figuur 8.49 Gording vervangen door topvloer

Dakplaat op topvloer
Door het vervangen van de drie gordingen door
twee vloerplaten in het casco, guur 8.49, wordt
de montagetijd voor de dakconstructie verminderd. Verdere vermindering van de montagetijd
is mogelijk door het aantal van tien dakplaten te
verminderen. Bij een beukbreedte van 5,700 m is
de dakbreedte tussen de bouwmuren circa 5,400
m omdat de dakplaten tussen de bouwmuren
komen. Op een vrachtwagen kunnen dakplaten
van 2,400 m worden vervoerd. Dan zijn twee
dakplaten van 2,400 m breed en een pasplaat
van 0,600 m breed nodig. Het aantal platen
is dan teruggebracht naar zes dakplaten. Het
gewicht van de dakplaat is verdubbeld tot circa
2 kN per plaat. Dan is alleen montage met een
bouwkraan mogelijk.
De pasplaten van 0,600 m breed zijn erg ongunstig. Met onthefng mogen vrachtwagens
materiaal tot maximaal 3,000 m breed vervoeren. Bij een dakbreedte van 5,400 m tussen de

22-03-2005 14:52:07

256

bouwmuren is de breedte op te vullen met maar


twee dakplaten van 2,700 m breed. Dan bestaat
het dak uit nog vier dakplaten.
Bij dakplaten van 1,200 m breed is het niet mogelijk de panlatten al in de fabriek op de dakplaten te spijkeren. De panlat zou dan over de woningbreedte in vijf stukken zijn opgedeeld. Dan
bestaat het risico dat de panlat niet in n lijn
ligt en dat de dakpannen onregelmatig komen te
liggen. Als het dakvlak met maar twee dakplaten
van 2,700 m te dekken is, wordt het wel mogelijk de panlatten al in de fabriek op de dakplaten
te bevestigen. Ook eventuele dakramen kunnen
in de fabriek worden aangebracht. Dan wordt de
dakplaat een dakelement. Het verschil is:
dakplaat: dakconstructie waarbij breedte plaat
wordt bepaald door productieproces (standaardbreedte van 1,200 m) en waarbij pasplaten ontstaan door standaardplaat te verzagen. Productieproces is zo ingericht, dat lengte dakplaat per
project kan worden ingesteld. Dakplaat kan in
enkele standaardlengten in voorraad beschikbaar
zijn. Panlatten moeten in werk worden aangebracht;
dakelement: dakconstructie waarbij productieproces zo is ingericht, dat zowel breedte als
lengte variabel is en per project element op maat
wordt samengesteld. Grootte dakelement wordt
alleen beperkt door maximumafmetingen bij vervoer over openbare weg. Elk dakelement wordt
alleen op bestelling gemaakt en heeft bepaalde
levertijd. Panlatten en dakopeningen worden
projectmatig op dakelement aangebracht.
Scharnierend dakelement
Bij een zadeldak moeten aan beide kanten de
dakelementen worden gemonteerd en in de
nok aan elkaar bevestigd. Het dak was met vier
dakelementen te maken. Om het aantal te monteren dakelementen nog verder te verminderen,
is het mogelijk twee dakelementen met scharnieren in de nok aan elkaar te koppelen. In de
dakbreedte zijn twee elementen van elk 2,700
m breed nodig. Twee dakelementen van 2,700
m breed en 6,000 m lang worden met de scharnieren dubbelgevouwen op de vrachtwagen
vervoerd. Met een speciale hijsconstructie in de
bouwkraan wordt het dubbelgevouwen element
opgetild en opengeklapt, zodanig dat het dub-

06950556_H08.indd 256

bele element scharnieren in de juiste helling op


het dak kan worden geplaatst, guur 8.50. Het
dakelement kan worden ontworpen voor een
overspanning van 6,000 m. De sporen worden
hoger en breder en de waterkerende folie wordt
vervangen door plaatmateriaal. Bij een goede
scharnierconstructie is een nokgording niet meer
nodig en kunnen de elementen aan de bouwmuren worden vastgezet. Door de zwaardere constructie zijn de materiaalkosten van het dakelement hoger, maar de montagekosten worden
lager. Door de zwaardere constructie is het eigen
gewicht van het dakelement 200 tot 250 N/m2.
Een scharnieren dakelement van 2,700 6,000
dubbel heeft een oppervlak van 32 m2 en een
gewicht tot 8 kN.

Figuur 8.50 Scharnierend dakelement

8.3.5 Werken op hellend dakvlak


Op tekening lijkt een hellend dak eenvoudig,
maar bij het uitvoeren blijkt dat het dak geen
veilige werkplek is. Er zijn drie methoden om een
veiliger werkplek te maken:
1 Eerst gevel metselen en metselsteiger laten
staan als werksteiger voor maken dak.
2 Eerst dak maken met speciale werksteiger, die
daarna demonteren en metselsteiger bouwen
om gevel te metselen, guur 8.51-1;
3 Speciale steiger tegen gevel plaatsen, die
geschikt is daarmee eerst dak te maken en
daarna gevel te metselen.

Als eerst het dak wordt gemaakt om de woning


waterdicht te krijgen, is het nodig aan de bouwmuren speciale loopbrugconsoles te bevestigen.
Op de consoles worden aluminium loopbruggen
gelegd. Deze loopbruggen zijn tot 6,100 m lang

22-03-2005 14:52:07

8 UITVOEREN DAKEN

en 0,530 of 0,600 m breed met een gewicht van


340 N. De toelaatbare belasting is 1 kN/m2 of
1,5 kN puntlast. Een werksteiger moet altijd twee
loopbruggen breed zijn.
De werksteiger heeft een aantal functies:
geeft bescherming bij aanbrengen muurplaat
aan vloerrand;
om dakplaat te monteren;
om dakgoot aan te brengen, guur 8.51-2;
geeft bescherming tegen vallen van dak bij
leggen dakpannen; leuning moet zo hoog zijn,
dat men van dak naar beneden struikelend niet
over leuning kan vallen, guur 8.51-2.

257

Figuur 8.52 Muur- en dakplaat

Figuur 8.51 Werken aan en op hellend dak

Aanbrengen muur- en dakplaat


De muurplaat is bepalend voor de maatnauwkeurigheid van het pannendak. Aan de kopgevels
is een lat te bevestigen waarop het dakdraaipunt
wordt gemaatvoerd. Tussen de dakdraaipunten op de kopgevels wordt een draad (touw)
gespannen. De muurplaat wordt in horizontale
richting aan de draad geplaatst. Met de boormachine worden gaten door de muurplaat in de
zoldervloer geboord en daarin worden betonankers aangebracht. Met kunststof wiggen is de
muurplaat op hoogte te stellen en worden de
bouten vastgedraaid, guur 8.52-1.
In het Handboek bouwtechnische details is de
verbinding van de dakplaat op de muurplaat
getekend als oplegging met een bevestigingsbout. Door de belasting kan de dakplaat over
de muurplaat naar beneden schuiven. Bij het

06950556_H08.indd 257

monteren van de dakplaat moet de plaat op


de juiste hoogte worden vastgehouden tot de
bevestigingsbouten zijn aangebracht. Als aan de
dakplaat een driehoekige lat wordt aangebracht
waarbij de onderkant op dezelfde hoogte komt
als de bovenkant van de muurplaat, kan bij het
monteren de dakplaat direct op de muurplaat
steunen en is geen aparte maatvoering meer
nodig, guur 8.52-2. De dakbelasting wordt met
de steunlat ook veel beter op de muurplaat overgebracht dan met een bout.
Met alleen een driehoekige steunlat aan de
dakplaat bestaat tijdens het monteren nog het
gevaar dat de dakplaat horizontaal naar buiten
schuift en van de muurplaat valt en naar beneden stort. Met een metalen strip aan de steunlat
die over de achterkant van de muurplaat valt,
is de dakplaat ook horizontaal verankerd, guur
8.52-3.
In plaats van een doorgaande steunlat is het ook
mogelijk tegen de dakplaat T-vormige stalen
steunen te bevestigen, die de dakplaat zowel in
verticale richting maatvoert en steunt als ook in
horizontale richting aan de muurplaat verankert,
guur 8.52-4.

22-03-2005 14:52:09

258

Aanbrengen dakgoot
Onder aan de dakplaat is over de sporen een
multiplex strook aangebracht om daarop de
beugels van de dakgoot te kunnen schroeven.
Bij toepassing van standaardbeugels is het niet
mogelijk de goot onder afschot te leggen. In
de beugels wordt de dakgoot aangebracht en
daarna kan het leggen van de pannen beginnen,
guur 8.53. Aan de onderste panlat wordt een
vogel/muisschroot aangebracht. Op basis van
de eisen in het Bouwbesluit wordt bij elk dak berekend wanneer pannen met panhaken moeten
worden vastgezet tegen stormschade.
Bij brede dakelementen is het mogelijk de dakgoot in het dakelement te integreren. Aan de
onderkant van het dakelement wordt een boeiboord met beugels aan het element bevestigd,
8.54. Het lekwater dat door de pannen over de
dakfolie loopt moet wel achter het boeiboord
naar buiten kunnen worden gevoerd. Als ook de
zinken of kunststof goot prefab op het dakelement is aangebracht, kan het leggen van de dakpannen direct na de montage starten.

Figuur 8.54 Dakelement met vaste dakgoot

De vrachtwagen heeft een zelossend systeem


en kan de pakketten dakpannen naast de verharde bouwweg op de grond zetten. Voor het
transport naar het dak worden de volgende methoden gebruikt:
pannenlift;
hydraulische autogiekkraan;
lichte bouwkraan.
Pannenlift
Een onderstel met een uitschuifbare ladder die
schuin naar het dak wordt geplaatst. Op de ladder wordt een platform mechanisch bewogen.
Op het platform worden elke keer twintig pannen gelegd, naar boven op het dak getrokken en
daar pakt de dakdekker de pannen stuk voor stuk
en legt ze in stapeltjes op het dak, guur 8.55-1.

Figuur 8.53 Dakplaat met dakgoot

Aanbrengen dakpannen
In de fabriek worden veertig stuks betondakpannen verticaal achter elkaar geplaatst en met
krimpfolie tot een pakket gemaakt. Het pannenpakket heeft een afmeting 0,330 m breed 1,000
m lang en 0,420 m hoog en heeft een gewicht
van 40 42 N = 1.680 N.
Voor het dak van een gemiddelde laagbouwwoning zijn 600 tot 700 dakpannen nodig. Een
volle vrachtwagen dakpannen bevat circa 125
pakketten van 40 pannen = 5.000 dakpannen:
voldoende voor acht woningen.

06950556_H08.indd 258

Figuur 8.55 Mechanisch transport dakpannen

Hydraulische autogiekkraan
De dakpannenvrachtwagen is voorzien van een
hydraulische autogiekkraan met een vlucht van
21 m en een maximale hijshoogte van 21 m.
De kraan is uitgerust met een hydraulische klem
waarmee drie pakketten van elk veertig dakpannen rechtstreeks vanaf de vrachtwagen op het
dak worden geplaatst. De pannenlift kan maar

22-03-2005 14:52:10

8 UITVOEREN DAKEN

n dakvlak bedienen, maar de autokraan kan


over de nok de pakketten ook op het andere
dakvlak leggen.
Lichte bouwkraan
Als de draagconstructie van de woning gebouwd
is met een 10-tonmeter kraan, kan die kraan ook
de dakplaten en de dakpannen transporteren.
Met een hydraulische klem kan de kraan drie
pakketten met een gewicht van 5 kN rechtstreeks vanaf de vrachtwagen op de beide dakvlakken neerleggen, guur 8.55-2.
Een dakdekkersploeg voor het leggen van dakpannen bestaat uit drie man:
1 beneden: oppert met pannenlift;
2 op dak: loop dakpannen uit;
3 legt pannen.
Andere kentallen zijn:
productietempo 3.000 pannen per dag;
laagbouwwoning 600 tot 700 pannen;
productietempo vier tot vijf woningen per
dag, exclusief dakafwerking, slabben en nokken.
Gevelpan en dakoverstek
Als eerst de dakpannen worden gelegd om het
gebouw waterdicht te krijgen en daarna pas de
gevel wordt gemetseld, ontstaat een probleem
bij de dakrand van de kopgevels. Langs de kopgevel is een speciale pan nodig, de gevelpan met
een verticale rand die de naad tussen de gevel
en het dak afsluit. De dakdekker zal de gevelpan
tegelijk met de pannen willen leggen. Als de
metselaar bij de kopgevel het dak bereikt, zal hij
de gevelpan moeten demonteren om het laatste
stuk van de kopgevel te kunnen metselen. Pas
na het voegwerk kan de gevelpan weer op zijn
plaats worden gelegd, guur 8.56-1.
Een standaardpan kost 0,72 per stuk maar een
gevelpan 3,72 per stuk. Door de vorm kunnen
de gevelpannen niet goed worden gestapeld en
worden per 14 stuks gepakketteerd. In de bouwpraktijk blijkt het dat bij het metselen van de
kopgevel een aantal gevelpannen kapot gaat bij
het verwijderen, opslaan en bij het terugplaatsen.
Als er op de bouwplaats geen reserve gevelpannen beschikbaar zijn, moeten ze opnieuw
worden besteld in hele pakken van 14 stuks. De

06950556_H08.indd 259

259

Figuur 8.56 Gevelpan of gevelrand bij kopgevel

steiger moet blijven staan tot de gevelpannen


zijn aangekomen, of een dakdekker moet later
op het dak de ontbrekende gevelpannen leggen.
De kosten van hermontage en breuk van gevelpannen kan oplopen tot meer dan 60, per
woning.
In plaats van een gevelpan met vaste rand is een
aparte gevelrand ontwikkeld die aan een standaarddakpan is te koppelen. Langs de rand van
de kopgevel worden gewone standaarddakpannen gelegd. De metselaar kan de kopgevel tot
aan het dak metselen en voegen. Direct daarna
worden de gevelranden met beugels aan de
standaardpan bevestigd, guur 8.56-2.
Dakoverstek kopgevel
Bij oude dakconstructies met dakbeschot op
gordingen is voor het maken van een dakoverstek zowel bij de goot als aan de kopgevel een
speciale houten hulpconstructie nodig, omdat
het dakbeschot niet in staat is over de gevel uit
te kragen.
De dakplaten met een ingebouwde dakconstructie van sporen is veel sterker en kan zowel bij
de goot als bij de kopgevel over de buitengevel
uitkragen. De rand van de gevelpan was echter
niet hoog genoeg om de rand van de dakplaat
af te dekken, waardoor een aanvullende aftimmering nodig is. De speciaal vervaardigde geveldakrand is veel hoger en kan wel de rand van de
dakplaat afdekken, guur 8.57. De geveldakrand
kan met beugels los aan de dakrand worden
bevestigd. Het is ook mogelijk de geveldakrand
met lijm aan de standaarddakpan te bevestigen,
waardoor een gevelpan met verhoogde rand
ontstaat.

22-03-2005 14:52:11

260

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Handboek bouwtechnische details voor energieefcinte woningbouw en vernieuwbouw
(SBR 200). SBR/Novem, 1994
2 Handboek modulair bouwen. VG Bouw, 1990

Figuur 8.57 Dakoverstek met geveldakrand

8.3.6 Kosten pannendak


Figuur 8.58 geeft een overzicht van de kosten
van een pannendak.
Kostenopbouw pannendak

Normen
NEN 6702 Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 Belastingen en vervormingen.

Hoeveelheid 55,3 m2

Kosten dak

1 m2 dak

Gordingen 85 230 mm
arbeid
Muurplaten 63 160
arbeid
Dakplaat gesoleerd
arbeid
kraantransport
Panlatten/ruiter
arbeid
Betonpannen
arbeid

25,81 m1
14,91 mu
10,81 m1
12,38 mu
50,41 m2
19,69 mu
10,41 uur
14,65 mu
55,30 m2
17,94 mu

,303,04
,160,71
,63,04
,78,54
1.360,80
,319,77
,40,
,82,95
,153,45
,553,
,262,02

5,48
2,91
1,14
1,42
24,61
5,78
0,72
1,50
2,77
10,
4,74

Betonpannendak

55,31 m2

3,377,

61,07

Meerprijs keramisch
meerprijs arbeid

115/m2
1 113 mu

,276,50
,99,

5,
1,79

55,3 m2

3.752,50

67,86

Keramisch pannendak

Figuur 8.58 Dakplaten op gordingen met betonpannen

06950556_H08.indd 260

22-03-2005 14:52:11

Uitvoeren afbouw

H. A. J. Flapper

Onder de afbouw wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden


die nodig zijn om binnen een kale draagconstructie ruimtes te maken die geschikt zijn voor de functie waarvoor ze zijn ontworpen. De
meeste afbouwwerkzaamheden zijn gevoelig voor vocht en vorst en
daarom kan de afbouw meestal pas echt starten nadat het gebouw
is voorzien van een omhulling die het gebouw wind- en waterdicht
maakt. Daarna kan de afbouw beginnen, die eindigt met het opleveren en overdragen van het gebouw aan de opdrachtgever.

06950556_H09.indd 261

22-03-2005 14:52:57

262

Inleiding

De afbouw is in een aantal subfasen te onderscheiden naar functie en materiaaltoepassing:


inbouw, ruimten maken, guur 9.1;
installaties, aansluitingen, guur 9.2;
afwerking, mooi maken, guur 9.3;
uitrusting, voorzieningen, guur 9.4;
inrichting, stoffering en meubilair, guur 9.5.

Figuur 9.5 Inrichten, stoffering en meubilair

In de praktijk zal blijken dat de afbouw zoveel


organisatorische en technische relaties heeft,
dat de verschillende subfasen niet logisch achter
elkaar uit te voeren zijn, maar dat voor elk bouwproject het afbouwproces opnieuw moet worden
ontworpen. Voor het leren beheersen van het
afbouwproces is het wel nuttig eerst de subfasen
te onderkennen om daarmee het afbouwproces
te kunnen plannen.

Figuur 9.1 Inbouwen, ruimten maken

Figuur 9.2 Installeren, aansluitingen

In een tijdschema ziet het afbouwproces van een


woningbouwproject eruit als een parallellogram,
guur 9.6. Verticaal staan de afbouwwerkzaamheden, in het schema gegroepeerd als de subfasen. Na de uitrusting worden de woningen
groepsgewijs opgeleverd en daarna kunnen de
bewoners starten met het inrichten. Deze fase
eindigt met het inhuizen.

Figuur 9.3 Afwerken

Figuur 9.6 Tijdschema afbouwproces woningen

Bij een utiliteitsproject wordt het gebouw in zijn


geheel opgeleverd, guur 9.7, als de laatste afdeling is uitgerust. Daarna start pas de inrichting
en de inhuizing.

Figuur 9.4 Uitrusten, voorzieningen

06950556_H09.indd 262

22-03-2005 14:52:59

9 UITVOEREN AFBOUW

263

per dag. Elke ploeg/onderaannemer moet de


werkzaamheden voor een badkamer in n dag
uitvoeren en moet dat de volgende dag in een
andere woning doen. Elke ploeg heeft een productietijd van 20 woningen 1 dag = 20 dagen.

Figuur 9.7 Tijdschema afbouwproces utiliteitsbouw

9.1 Seriematig afbouwproces


Het lijkt dat de vijf fasen van het afbouwproces
op een logische wijze na elkaar kunnen worden
uitgevoerd. De technische oplossingen van de
onderdelen in elk van de fasen zijn echter zodanig dat ze grote invloed hebben op de andere
fasen van het afbouwproces. In plaats van een
logische opeenvolging van de fasen ontstaat
een spaghetti-effect waardoor elk onderdeel van
een fase afhankelijk wordt van onderdelen van
andere fasen. Dat maakt het organiseren van
het afbouwproces zo moeilijk en belemmert het
optimaliseren van bouwtijd en bouwkosten. Het
afbouwprobleem is het beste uit te leggen aan
de hand van het voorbeeld van een badkamer.
De bouwtijd en organisatie van het afbouwproces wordt bepaald door het aantal ploegen of
bedrijven die in een vooraf vastgestelde volgorde
hun werkzaamheden moeten uitvoeren. In de
woningbouw is de badkamer de ruimte waarin
de verscheidenheid van werkzaamheden het
grootst is.
9.1.1 Voorbeeld badkamer in woningproject
Als voorbeeld wordt genomen een woningbouwproject van twintig standaard laagbouwwoningen in de huursector. Behandeld wordt alleen de
badkamer op de verdieping van de woning. De
verdiepingsvloer is van in situ beton en de riolering is in de betonvloer ingestort. Alle badkamers
zijn gelijk en er is sprake van een seriematig
afbouwproces, guur 9.8. Een aantal verschillende ploegen van eigen personeel en van onderaannemers moet in de juiste volgorde en op het
juiste tijdstip hun werkzaamheden uitvoeren. Het
productietempo van de afbouw is n woning

06950556_H09.indd 263

Figuur 9.8 Twintig standaardbadkamers

Volgorde werkzaamheden
De uitvoerder moet met de volgende ploegen
(hoofdletters) afspraken maken om de werkzaamheden in de onderstaande volgorde uit te
voeren.
LOODG standleidingen riolering en water
CV
aan- en afvoerleidingen centrale verwarming
MAATV proelen voor binnenwanden stellen
BLOKK binnenwanden van gipsblokken lijmen
LOODG ligbad plaatsen en aansluiten
ELEKT
aarding aanbrengen
BLOKK voorwand bad gipsblokken lijmen
LOODG vloersifon plaatsen op hoogte
TEGEL
wandtegels aanbrengen met lijm
TEGEL
vloertegels in specie onder afschot
SPUIT
spuitwerk op plafond aanbrengen
TEGEL
voegwerk tegels wand en vloer
LOODG waterleiding en riolering opbouw
TIMME montagekozijn met deur monteren
SCHIL
glas boven deur aanbrengen
KITTE
kitvoegen tegels en bad aanbrengen
ELEKT
draad trekken licht en wasmachine
LOODG wastafel en kranen afmonteren
CV
radiator monteren
ELEKT
aansluitdozen en schakelaar monteren
UITVO
opname van gereed zijn van badkamer

22-03-2005 14:53:00

264

DIVER
narooien van achterstallige punten
SCHOO schoonmaken badkamer voor oplevering
DIREC
opleveren van de badkamer
Dit is een lijst van meer dan twintig werkzaamheden die door veertien verschillende disciplines
moeten worden uitgevoerd. De uitvoerder moet
dus met veertien verschillende ploegen/onderaannemers afspraken maken dat ieder op een
bepaalde dag in de badkamer van de eerste
woning begint en na twintig dagen de laatste
badkamer gereed heeft. Als een van de onderaannemers niet op tijd met zijn werkzaamheid
start, schuiven alle volgende werkzaamheden op.
Het is de vraag of in een afbouwproces met een
vaste volgorde achterstand door een te late start
kan worden ingehaald.
Bouwknopen in afbouwproces
In de werkzaamhedenlijst voor de badkamer zijn
door de uitvoerder de werkzaamheden in een
bepaalde volgorde geplaatst. Als die volgorde
eenmaal bij de start van het afbouwproces is
vastgesteld, is wijziging in de volgorde nauwelijks mogelijk. Er zijn zeven belangrijke uitgangspunten voor de planning:
1 De vloertegels moeten onder afschot naar
het vloerputje lopen. Langs de wanden ligt dus
de tegelvloer niet op gelijke hoogte. Daarom
geeft de tegelzetter er de voorkeur aan eerst de
wandtegels te lijmen en met hele tegels onder te
beginnen en daartussen de vloertegels in specie
te leggen, guur 9.9-1. De naad tussen de vloeren wandtegels moet worden afgekit. Bij een
onzorgvuldige of verouderde kitvoeg kan lekkage
optreden. Bij binnenwanden van gipsblokken
is gips gevoelig voor vocht, daarom wordt de
naad tussen vloer en wand afgeschermd met een

Figuur 9.9 Bouwknoop vloer- en wandtegels

06950556_H09.indd 264

zelfklevende folie (kimstrook). Afgesproken moet


worden wie de kimstrook aanbrengt, de blokkensteller of de tegelzetter. Vanuit het risico van
lekkages gezien zou een kitvoeg boven de vloertegels de voorkeur verdienen, guur 9.9-2.
2 Het vloerputje (douchesifon) moet exact op
hoogte in de afvoer worden gelijmd voor het afschot in de vloertegels. Als het kunststof putje te
vroeg wordt geplaatst, kan het beschadigen. Het
vloerputje valt onder verantwoordelijkheid van
de loodgieter. Moet die bij elk badkamer apart
komen om het vloerputje te plaatsen, of wordt
met de tegelzetter afgesproken dat die het putje
plaatst bij de start van het vloertegelen?
3 De ene uitvoerder vindt dat men eerst de
badkuip moet plaatsen en daarna de wandtegels tegen het bad laat aansluiten, guur
9.10-1. De badkuip is dan de maatvoering voor
de wandtegels. De andere uitvoerder vindt het
de verkeerde volgorde, want als bij de afbouw
de badkuip wordt beschadigd is het demonteren
en vervangen nauwelijks mogelijk. Voor hem
is de enige goede volgorde: eerst de wanden
betegelen en daarna het bad ertussen plaatsen,
guur 9.10-2. De richting van de kitvoeg en ook
het risico van lekkage zijn verschillend.

Figuur 9.10 Bouwknoop wandtegelsbadkuip

4 De badkuip moet worden geaard. Wie doet


dat en wanneer? Moet de elektricien daar apart
voor komen? Het tijdstip is afhankelijk van de
keuze van de volgorde van de badkuip.
5 Het spuitwerk tegen het plafond en de wanden boven de tegels veroorzaakt veel spatters.
Daarom vindt de ene uitvoerder dat eerst de
spuiter zijn spatwerk moet doen en daarna de
tegelzetter de wandtegels moet aanbrengen, guur 9.11-1. Het spuitwerk moet dan iets voorbij
de bovenkant van de tegels worden doorgezet.

22-03-2005 14:53:01

9 UITVOEREN AFBOUW

De andere uitvoerder vindt dat het spuitwerk


achter de tegels het lijmen van de bovenste rij
tegels moeilijk maakt en geeft de voorkeur aan
eerst tegelen en daarna spuiten. Een extra reden
is dat de naad aan de bovenkant van de tegels
goed wordt gevuld, guur 9.11-2.

265

Samenvatting
Uit het voorbeeld van de badkamer blijkt dat
in het afbouwproces de verschillende fasen van
inbouw, installaties, afwerking en uitrusting door
elkaar lopen. Om het afbouwproces te kunnen
organiseren is het nodig vooraf de volgorde van
werkzaamheden eenduidig vast te stellen en
alle ploegen en onderaannemers te instrueren
over de volgorde en het tijdstip waarop zij hun
werkzaamheden moeten uitvoeren. Alleen dan
is het mogelijk het afbouwproces in bouwtijd en
bouwkosten in de hand te houden.

Figuur 9.11 Bouwknoop wandtegelsspuitwerk

9.2 Custom Build-afbouwproces

6 Toegepast wordt een afgewerkt houten montagekozijn met bovenlicht. Voor de tegelzetter is
het gemakkelijk als het kozijn vooraf is gemonteerd, guur 9.12-1. Maar het afgewerkte kozijn
kan bij het tegelzetten worden beschadigd. De
timmerman kan voor het tegelzetten de deur
nog niet monteren en moet in een latere fase
terugkomen voor het afhangen van de deur.
De uitvoerder geeft, om beschadigingen te voorkomen, er de voorkeur aan het montagekozijn
met deur in een zo laat mogelijke fase in n
keer te monteren. De tegelzetter heeft bij de
wandtegels geen goede maatvoering en moet
een voegbreedte aanhouden, die later moet worden afgekit, guur 9.12-2.

In de woningbouw is een verschuiving gaande


van de seriematige sociale huurwoningen naar
bijzondere vrije sector koopwoningen.

Figuur 9.12 Bouwknoop kozijnwandtegels

7 Boven de deur komt glas en dat valt onder de


verantwoordelijkheid van de schilder. De schilder
moet apart naar de badkamer komen om het
glas boven de deur te plaatsen. Als in plaats van
glas een triplex paneel boven de deur zou
komen, viel dit onder de verantwoordelijkheid
van de timmerman.

Zie ook deel 8 Woningbouw

In plaats van een woningbouwvereniging als


n opdrachtgever voor het hele project is er
vaak sprake van evenveel opdrachtgevers als
er woningen moeten worden gebouwd. In de
voorbereidingsfase is de projectontwikkelaar de
enige opdrachtgever en die laat een architect de
woningen in n versie ontwerpen. De makelaar
die voor de projectontwikkelaar de woningen
moet verkopen, vertelt elke koper dat individuele
aanpassingen mogelijk zijn. Daardoor ontstaat
een organisatorisch conict:
bouwbedrijf: onderhandelt met projectontwikkelaar over bouwkosten en bouwtijd voor bouw
van bijvoorbeeld zestig gelijkvormige en dus
seriematige appartementen;
makelaar: onderhandelt met zestig kopers
over realisatie eigen individuele appartement,
dat er per denitie anders moet uitzien dan dat
van de buren;
bouwbedrijf: heeft geen rechtstreeks contact
met kopers. Koperswensen gaan via makelaar
en projectontwikkelaar. Bouwbedrijf krijgt als
resultaat per woning lijst van koperswensen en
beschouwt dit als afwijkingen op het standaardappartement.
In de dure vrije-sectorkoopwoningen zijn koperswensen niet meer te beschouwen als het kun-

06950556_H09.indd 265

22-03-2005 14:53:02

266

nen kiezen uit een lijst van opties over de kleur


van de tegels en de indeling van het aanrecht.
Kopers willen als opdrachtgever dat hun eigen
appartement hun eigen identiteit uitstraalt en
daarom moet hun eigen appartement absoluut
anders zijn dan dat van de buren. Het gaat dus
om zestig appartementen die er allemaal anders
zullen uitzien.
9.2.1 Casco en inbouw
Scheepswerven die kajuitjachten produceren en
verkopen kennen dit proces al veel langer. Daar
wordt het Custom Build genoemd, gebouwd
voor de klant en dat is een duidelijker begrip dan
consumentgericht of klantgericht bouwen. Het
casco van het jacht wordt met een mal gemaakt
en in de vorm van het casco heeft de klant geen
zeggenschap. Binnen het gestandaardiseerde
casco heeft de koper alle vrijheid de boot naar
eigen wensen te laten indelen en inrichten, binnen de technische mogelijkheden van het casco.
Scheepswerven kennen in hun productieproces
een principile scheiding tussen casco en inbouw.

In het bouwen van seriematige huurwoningen


is juist een proces van integratie tussen casco
en inbouw ontstaan dat tot verlaging van de
bouwkosten en verkorting van de bouwtijd heeft
geleid. Riolering wordt in een in situ betonvloer
ingestort. Elektraleidingen en aansluitdozen
worden in de wanden en de vloeren ingestort of
bij kalkzandsteen bouwmuren ingefreesd, guur
9.13. Het centraaldozensysteem met het aansluitpunt in het plafond van de kamer is daarvan
het beste voorbeeld.

Bij de marktontwikkeling naar Custom Build-bouwen, is de integratie van installaties in het casco
echter funest. Kopers moeten dan al bij het tekenen van het koopcontract precies vastleggen
hoe ze hun keuken en badkamer willen indelen
en waar de televisie moet komen voor de kabelaansluitdoos.
Het ontwerpen en indelen van een woning vergt
tijd en de meeste kopers van luxe woningen hebben ruime tijd nodig om alle mogelijke varianten
te bekijken en af te wegen voor ze eindelijk tot
een beslissing kunnen komen. En die beslissing
is dan absoluut, want de aansluitingen van aanrecht en sanitair wordt in het beton ingestort
en is onveranderbaar. Elke vorm van exibiliteit
ontbreekt.
De inrichting en uitrusting van een badkamer
moet zijn afgestemd op de individuele wijze van
wonen van elke koper. Zelfs voor de meest eenvoudige kleine badkamer is een aantal varianten
te ontwerpen, die grote invloed hebben op de
riolering en de waterleiding, guur 9.14. Custom
Build-bouwen is alleen te realiseren als casco en
afbouw principieel van elkaar worden gescheiden.
In vergelijking met de standaardwoningbouw
moet de bouworganisatie bij Custom Build-woningen een aantal logistieke problemen oplossen.

Figuur 9.13 Integratie casco en installaties

Zie ook deel 6A Installaties elektrotechnisch


en sanitair, hoofdstuk 2 Licht- en krachtinstallaties

Figuur 9.14 Custom Build-badkamer

06950556_H09.indd 266

22-03-2005 14:53:03

9 UITVOEREN AFBOUW

Bestellen materialen per woning


Bij de bouw van standaardwoningen worden de
tegels en het sanitair voor het hele project ingekocht en in bulk aangevoerd. De tegelzetter en
de loodgieter halen elke dag de materialen uit
de loods. Bij Custom Build-bouw is het nodig dat
tegels en sanitair per woning worden ingekocht.
Als bij de aanvoer naar het werk van alle woningen de materialen per soort gebundeld zijn (alle
closetpotten bij elkaar), zal de tegelzetter en de
loodgieter uit de voorraad voor elke woning de
materialen bij elkaar moeten zoeken en is het
risico groot dat in een woning de verkeerde
materialen worden aangebracht. Voor Custom
Build-bouwen is het nodig een logistiek systeem
op te zetten, waarbij de leverancier de materialen per huisnummer groepeert en de pakketten
voorziet van het huisnummer. De aanvoer van
materialen zal in volgorde van het bouwproces
moeten geschieden, bijvoorbeeld in containers.
9.2.2 Woningscheidende constructies
Vroeger, toen de geluidsisolatie van woningscheidende constructies nog ondergeschikt was,
werd de dikte van bouwmuren en vloeren berekend op basis van de belasting. De kwaliteitseisen voor de geluidsisolatie werden steeds hoger
en daaraan kon worden voldaan door de massa
van woningscheidende constructies te vergroten.
In het Handboek bouwtechnische details voor energie-efcinte woningbouw en vernieuwbouw (SBR
200) wordt voor in situ bouwmuren een dikte
aangegeven van 250 mm en voor woningscheidende vloeren ook een dikte van 230 mm, guur
9.15-1.

06950556_H09.indd 267

Werktekening per woning


Als men er bij Custom Build-woningen van uitgaat dat elke woning anders is, moet er voor elke
woning een aparte afbouwtekening worden gemaakt. In AutoCAD is het mogelijk bij de afbouw
voor elke discipline een andere tekenlaag te
gebruiken. De loodgieter, elektricien, tegelzetter,
enzovoort, krijgen van elke woning hun eigen
werktekening. In elke woning moet daarnaast
de complete afbouwtekening op een duidelijke
plaats zijn opgehangen. Ook is het nodig voor
de start van de afbouw de huisnummering bij
iedere voordeur aan te brengen.

267

Figuur 9.15 Massieve of inbouwconstructies

Bij appartementen is geluidsisolatie een belangrijk


kwaliteitsaspect en te verwachten is dat de eisen
ten aanzien van de massa van woningscheidende wanden en vloeren zullen toenemen. Met
de huidige kwaliteit van beton is het mogelijk
bouwmuren en vloeren te maken die niet dikker zijn dan 150 mm. Per m2 muur en m2 vloer
wordt dus 80 mm beton toegevoegd alleen
maar voor de geluidsisolatie.
Bij gestapelde woningen wordt met massa wel
het luchtgeluid gesoleerd, maar de isolatie voor
het contactgeluid is beperkt en dat blijft een
bron van ergernis. Bij binnenwanden zijn technieken ontwikkeld om met buigslappe constructies zowel de isolatie van het luchtgeluid als van
het contactgeluid te verbeteren.
Vanuit bouwkosten gezien zal er een omslagpunt komen waarbij vermindering van de massa
tot de constructieve grens in combinatie met
voorzetwanden en opbouwvloeren gunstiger
wordt dan verdere vergroting van de massa in
combinatie met het probleem van onzichtbare
leidingen, guur 9.15-2. Als de wanden en de
vloer van het casco worden bekleed met plaatmateriaal op een regelwerk, is het mogelijk
casco en installaties absoluut te scheiden. Het
beslissingstijdstip voor de inbouw en uitrusting
zal veel later kunnen vallen, omdat de installaties
pas na het gereedkomen van het casco hoeven
worden aangebracht. Scheiding van casco en
inbouw geeft ook een toekomstwaarde aan de
woning omdat wijziging van de installaties en
verbouwingen eenvoudiger zijn uit te voeren.

22-03-2005 14:53:04

268

Voor bekleding van de wanden is gipsplaat het


meest geschikte materiaal omdat het krimpvrij is
en gemakkelijk te bewerken. Houten regels zijn
ongeschikt als achterconstructie. Hout geeft een
te starre verbinding tussen de gipsplaat en het
casco waardoor de geluidsisolatie van de voorzetwand gedeeltelijk verloren gaat.
De verbinding tussen gipsplaat en casco moet
aan twee eisen voldoen:
1 geluidstechnisch buigslap;
2 doorvoer leidingen mogelijk.
Dunne metalen proelen zoals die ook bij
gipsmontagewanden worden toegepast, zijn
buigslap en als de proelen geperforeerd zijn,
is doorvoer van leidingen gemakkelijk, guur
9.16-1. De proelen kunnen met schroeven en
pluggen aan het casco worden bevestigd. Maatafwijkingen in het casco moeten dan worden
opgevuld. Het is ook mogelijk de proelen met
een montagekit aan het casco te bevestigen
waarbij de kit maatafwijkingen kan opvullen.

Het principe van de voorzetwand is ook op de


vloer toe te passen. Een vloer van multiplex
op regels is als productieproces gelijk aan de
voorzetwanden. Het is zeer geschikt voor het
aanbrengen van parket als vloerbedekking. Bij
verbouwingen is de multiplex plaatselijk los te
schroeven om leidingen te veranderen.

9.3 Aanbrengen dekvloeren


De vloer van een ruimte moet vlak zijn. Bij in
situ betonvloeren zal het beton na het ontkisten
doorzakken en ontstaat er een zeeg. Bij prefabkanaalplaatvloeren veroorzaken de voorspankabels een toog die door de afbouwbelasting
iets minder wordt, maar in beide gevallen is de
bovenkant van de vloer niet waterpas. Daarom
wordt op de ruwe betonvloer een dekvloer aangebracht.
Om de dekvloer te kunnen aanbrengen moet
het gebouw wind- en waterdicht zijn. In de planning is het maken van de dekvloer een duidelijk
herkenbare mijlpaal.
Het afbouwproces heeft zowel in de woningbouw als in de utiliteitsbouw een intervaltijd van
veertig tot vijftig dagen. Het startpunt is bijna
altijd de dekvloer.
In deel 5 Afbouw, hoofdstuk 5 Dekvloeren,
worden de technische aspecten van alle mogelijke dekvloeren behandeld

Figuur 9.16 Bevestiging voorzetwanden

Er zijn voor voorzetwanden ook speciale regels


ontwikkeld, die bestaan uit twee stroken hard
MDF materiaal met daartussen zacht isolatiemateriaal, 9.16-2. De isolatieregel heeft voorgeboorde gaten waardoor de achterstrook tegen
het casco is te schroeven. De gipsplaat wordt
aan de voorste strook geschroefd en door de isolatietussenlaag zijn leidingen gemakkelijk door te
voeren. In de spouw van de voorzetwand wordt
halfharde steenwolplaat aangebracht om de
geluidsisolatie te verbeteren.

06950556_H09.indd 268

In de bouwpraktijk komen drie verschillende dekvloersystemen het meest voor. In dit hoofdstuk
worden de uitvoeringstechnische aspecten van
die drie dekvloersystemen behandeld:
1 Betonvloer, monoliet afgewerkt;
2 Cementgebonden dekvloer;
3 Anhydrietgebonden dekvloer.
Als bron voor de uitvoering is gebruikt de
Handleiding dekvloeren van het Bedrijfschap STS
Afbouwbedrijven.

22-03-2005 14:53:04

9 UITVOEREN AFBOUW

9.3.1 Betonvloer, monoliet afgewerkt


binnen
Monolietvloeren komen vooral voor in bedrijfsgebouwen als de bovenkant van de vloer een
zeer hoge drukvastheid moet hebben die met
een aparte dekvloer niet is te bereiken.

De betonvloer wordt na het storten vlak gemaakt


en over het oppervlak wordt een slijtvast materiaal gestrooid dat in de vloer wordt geschuurd.
De betonvloer is de begane-grondvloer die op
een zandbed wordt gestort. De betonvloer kan
zowel op staal als op palen zijn gefundeerd.
Om scheurvorming te voorkomen, zijn dilataties
in de betonvloer nodig.
Deze betonvloer is een combinatie van twee
werkzaamheden die eigenlijk in twee verschillende bouwfasen horen. De betonvloer hoort bij
de draagconstructiefase en het monoliet afwerken
hoort bij de afbouwfase. Als bij een bedrijfsgebouw de betonvloer direct na de onderbouwfase
in de open lucht wordt gestort, bestaat bij het
monoliet afwerken het risico dat door te lage of te
hoge temperaturen en door regen het oppervlak
van de monolietvloer wordt beschadigd. Reparatie met een egaliserende toplaag is kostbaar.

269

folie op het zandbed en daarover harde isolatieplaat, die dan als werkvloer fungeert. Met steigerplanken en piketten wordt een randbekisting
gemaakt, guur 9.17-1. Als de ene vloer gestort
is, worden de piketten verwijderd en is het aansluitende stortvak te maken. Door op de steigerplank een dunne lat te bevestigen en die na het
verharden te verwijderen ontstaat een voeg die
met plastisch materiaal wordt gevuld. Als door
de ondergrond verzakkingen kunnen ontstaan,
zou de betonvloer bij de dilataties kunnen wisselen. Dan kan een dilatatieproel worden toegepast waarmee de vloeren met een sponning
zodanig gekoppeld zijn dat wisseling onmogelijk
is, guur 9.17-2.

Figuur 9.17 Stortnaad en dilatatie monolietvloer

Bij bedrijfsgebouwen wordt de uitvoering van


de betonvloer daarom verschoven naar de
afbouwfase. Bij de bouw van de draagconstructie
ontbreekt de betonvloer en is de begane grond
een zandbed. Dat heeft als voordeel dat zware
montagekranen binnen het gebouw op het
zandbed kunnen rijden zonder de betonvloer
te beschadigen. Na de gevel en het dak, als het
gebouw wind- en waterdicht is, wordt de
betonvloer aangebracht. Om scheurvorming
door krimp en kruip te voorkomen worden
dilataties aangebracht op afstanden van
10 tot 15 m. Betondekvloeren worden vaak
dambordgewijs gemaakt.

Als de wapening is gevlochten, wordt een hoogtegeleiding aangebracht. Die bestaat vaak uit
steigerbuizen op verstelbare pootjes op afstanden van 3 tot 5 m die met de laser exact op
een bepaalde hoogte boven de vloer worden
afgesteld. Het beton wordt meestal met een betonpomp aangevoerd. De trilnaald die nodig is
voor het verdichten van het beton helpt ook bij
het verspreiden van het beton. Voor het vlak maken van het betonoppervlak wordt een afreibalk
gebruikt. Dat is een lange balk die horizontaal
door de buizen wordt geleid, guur 9.18-1. De
afreibalk is voorzien van een kleine trilmachine
om het beton gemakkelijker te spreiden.

Het productieproces van de monoliet betonvloer


bestaat uit twee fasen:
1 vlechten wapening en randkist;
2 beton storten en afwerken vloer.

2 Beton storten en afwerken vloer


Het afwerken van de vloer moet gebeuren als het
beton voldoende is verhard om op te kunnen
lopen en nog voldoende zacht is om het beton
te kunnen schuren. Betonstorten en afwerken
is een gekoppeld proces met een tussentijd van
een aantal uren voor verharding. De verhardingstijd is afhankelijk van de betonsamenstelling en

1 Vlechten wapening en randkist


Op het zandbed wordt een folie gelegd als werkvloer. Bij een gesoleerde betonvloer komt de

06950556_H09.indd 269

22-03-2005 14:53:05

270

de buitentemperatuur. Vaak lukt het storten en


het afwerken niet binnen een normale werkdag
en loopt het afwerken uit tot in de avond of de
nacht. Het afwerkingsproces vraagt veel specialistische kennis en ervaring en daarom worden
monoliet betonvloeren meestal door gespecialiseerde bedrijven uitgevoerd.

Figuur 9.18 Betondekvloer monoliet maken

Met het afwerken van het beton mag niet eerder worden begonnen dan nadat het eventuele
bleedingwater is verwijderd of verdampt. Het afwerken bestaat uit de volgende werkzaamheden:
voorschuren betonoppervlak;
instrooien slijtmateriaal;
inschuren strooilaag;
pleisteren oppervlak.
Voor het schuren en het pleisteren van het
betonoppervlak wordt een roterende schuurmachine gebruikt, guur 9.18-2.
Nabehandeling
De betondekvloer moet ten minste drie dagen
(tot de verlangde kwaliteit is bereikt) worden
beschermd tegen uitdroging door afdekking met
bijvoorbeeld pvc-folie. De folie moet met ruime
overlappingen worden aangebracht.
Figuur 9.19 geeft de maximale afwijkingen bij
een normale bedrijfsvloer. Bij magazijnen waar
Afstand
0,100 m
1,000 m
4,000 m
10,000 m
15,000 m

Onvlakheid
5 mm
8 mm
12 mm
15 mm
20 mm

Figuur 9.19 Toelaatbare onvlakheid betondekvloeren

06950556_H09.indd 270

met hoge stapelaars over de vloer wordt gereden


en hoogteafwijkingen tussen de wielen invloed
heeft op het functioneren, zullen de vlakheidseisen aanzienlijk hoger moeten worden gesteld.
9.3.2 Betonvloer, monoliet afgewerkt buiten
Het aanbrengen van een aparte dekvloer op
verdiepingsvloeren in de woning- en utiliteitsbouw heeft een grote invloed op de bouwtijd.
De dekvloer kan pas worden aangebracht als het
gebouw wind- en waterdicht is en het afbouwproces kan pas starten als de dekvloer gereed is.
De aparte dekvloer heeft een sleutelpositie in het
bouwproces. Als deze activiteit te elimineren is,
dus als de betonnen draagvloer direct monoliet
is af te werken, wordt het mogelijk de gevel-dakfase en de afbouwfase in elkaar te schuiven.

Er zijn echter drie problemen met het in de buitenlucht monoliet afwerken van een betonvloer:
1 Afwerkploeg moet avond en nacht werken;
2 Oneffenheid egalisatielaag door regen;
3 Compenseren zeeg.
1 Afwerkploeg moet avond en nacht werken
Met de kennis en ervaring van het vervaardigen
van de monoliet betondekvloer bij bedrijfsvloeren is het in principe mogelijk in situ betonvloeren enkele uren na het storten zodanig af te werken dat een aparte dekvloer niet meer nodig is.
Het maken van verdiepingsvloeren is in de
draagconstructiefase bepalend voor het productietempo. Het monoliet afwerken van verdiepingsvloeren mag dus het productietempo niet
belemmeren. De draagconstructie wordt in de
open lucht uitgevoerd. Het monoliet afwerken
moet dan enkele uren na het betonstorten ook
in de open lucht worden uitgevoerd. De verhardingstijd tussen storten en afwerken is afhankelijk
van de buitentemperatuur. De kans is groot dat
het monoliet afwerken na werktijd in de avond
of in de nacht moet gebeuren. Bij een in situ
betonskelet wordt elke week een of twee keer
een betonvloer gestort en dan moet de zekerheid bestaan dat elke keer na het storten van een
vloer een afwerkploeg beschikbaar is die tot in
de avond of tot in de nacht de monoliet afwerking wil uitvoeren.

22-03-2005 14:53:05

9 UITVOEREN AFBOUW

2 Oneffenheid egalisatielaag door regen


Omdat bij een in situ betonskelet het betonstorten bepalend is voor het productietempo, zal
ook bij regenachtig weer worden getracht de
vloer te storten, want elke dag uitstel van het
storten is een dag bouwtijdvertraging. Als tijdens
het afwerken van de betondekvloer een regenbui
komt, zal het betonoppervlak niet meer vlak zijn
maar door de regendruppels een oneffen oppervlak krijgen. Als de oneffenheid groter is dan
voor de vloerbedekking toelaatbaar is, zullen die
vloervelden een nabehandeling moeten krijgen
met een egalisatielaag. Deze egalisatielaag is pas
aan te brengen nadat de verdieping wind- en
waterdicht is en dan dezelfde sleutelfunctie voor
de afbouw hebben als een aparte dekvloer.
Bij hoogwaardige utiliteitsgebouwen zoals een
ziekenhuis wordt aan de vlakheid van de dekvloer hogere eisen gesteld dan bij woningen,
omdat men met bedden en gevoelige apparatuur over de vloer moet kunnen rijden. Bij een
ziekenhuis met een aparte dekvloer wordt een
kwaliteitsklasse D 40 gevraagd waarbij een hoge
oppervlaktekwaliteit hoort, guur 9.20.
3 Compenseren zeeg
Door krimp en kruip zal een vrijdragende vloer
na het ontkisten doorzakken en zal een zeeg ontstaan in de onderzijde van de vloer maar ook in
het oppervlak, guur 9.21. Bij vloeroverspanAfstand
0,100 m
1,000 m
4,000 m
10,000 m
15,000 m

Onvlakheid
2 mm
5 mm
10 mm
12 mm
15 mm

Figuur 9.20 Kwaliteit D 40 maximaal toelaatbare onvlakheid

Figuur 9.21 Zeeg in vloer na ontkisten

06950556_H09.indd 271

271

ningen van circa 7,000 m ontstaat een doorbuiging die zich tot enkele weken na het ontkisten
doorzet tot circa 20 mm. De doorbuiging is van
zoveel invloeden afhankelijk dat het niet mogelijk is de maat van de doorbuiging nauwkeurig
te berekenen. Te verwachten is dat de zeeg in
de vloer groter is dan de maximaal toelaatbare
onvlakheid die voor de monolietvloer is gewenst.
Aan de vlakheidseisen is alleen te voldoen als
de betonvloer met een toog wordt gestort,
waarbij de toog gelijk moet zijn aan de zeeg.
In situ betonvloeren worden normaal waterpas
gestort met behulp van een laser die op een bepaalde hoogte is ingesteld. Om een betonvloer
met een toog aan de bovenkant te maken, zijn
geleidingsbuizen nodig die met pootjes in de
tooghoogte worden gesteld. Over de geleidingsbuizen wordt dan met een afreibalk de bovenkant van de vloer in een toog afgewerkt. Het vlak
maken van een betondekvloer vergt aanzienlijk
meer tijd en arbeid dan van een ruwe betonvloer
waarover later een afwerkvloer komt.
9.3.3 Cementgebonden dekvloer
De goedkoopste dekvloer is de zand-cementgebonden dekvloer die hechtend op de ondervloer wordt aangebracht. De dikte van de
dekvloer moet op het hoogste punt van de ondervloer minimaal 25 mm zijn. De druksterkte
moet minimaal 15 N/mm2 (D 15) zijn bij alleen
personenverkeer. Druksterkte tot 40 N/mm2
(D 40) wordt geist als naast personen ook
transportmiddelen op wielen over de dekvloer
moeten kunnen rijden.

Het maken van een zand-cement dekvloer


bestaat uit de volgende werkzaamheden:
aanbranden ondervloer voor goede hechting;
mengen zand, cement en water in mengtrommel;
transport mortel met pomp naar werkplek;
verspreiden aardvochtige mortel over vloer;
vlakmaken oppervlak met houten rei;
vlakschuren oppervlak dekvloer.
Buiten het gebouw wordt een menger met
pomp opgesteld met daarnaast zand en cementzakken. Het zand wordt met de schop in
de menger gebracht en daarna een zak cement.

22-03-2005 14:53:06

272

Met water ontstaat door het mengen een aardvochtige mortel die door de pomp via een slang
naar de vloer wordt gebracht en daar op hopen
wordt gestort.
Op afstanden van circa 3,000 m wordt een
schep mortel met een laser op hoogte gestampt,
guur 9.22-1. Tussen de hoogtepunten worden
met de schop banen mortel gelegd die met de
rei op gelijke hoogte als de hoogtepunten wordt
gebracht, guur 9.22-2. Dan is de vloer verdeeld
in hoogtestroken h.o.h. circa 3,000 m. Tussen
de hoogtestroken wordt de mortel met de schop
verdeeld en met een houten of aluminium rei
uitgevlakt, guur 9.22-3.
De aardvochtige mortel wordt met de schop
verspreid over de vloer tussen de hoogtestroken,
guur 9.23-1. Het productietempo van een vloerenploeg is in de woningbouw met D 15 tot
D 20 circa 200 m2 per dag. In de utiliteitsbouw
met een hogere druksterkte van D 40 en
verzwaarde eisen voor de vlakheid, loopt het
productietempo terug naar 100 m2 vloer per
dag. Bij 200 m2 vloer is circa 6 m3 mortel nodig,
wat betekent dat per dag circa 120 kN mortel
met de schop moet worden verplaatst. Het
afreien en schuren van de dekvloer kan alleen op
de knien gebeuren. Dit geeft een zware belasting op de rug en de benen, guur 9.23-2.

Figuur 9.22 Hoogtemaatvoering zand-cement dekvloer

Figuur 9.23 Zwaar handwerk voor zand-cement dekvloer

06950556_H09.indd 272

Aandachtspunten
De volgende punten vragen extra aandacht:
voorbehandeling;
verwerking;
nabehandeling.
Voorbehandeling
De draagvloer moet schoon zijn en vrij van losse
delen. Als er zich een cementslikhuid op de
draagvloer bevindt, moet deze eerst worden verwijderd. De vloer moet n etmaal voor het aanbrengen van de dekvloer worden natgemaakt.
Verwerking
Met cementpasta wordt een aanbrandlaag
aangebracht. Er mogen hierbij geen plassen
ontstaan. Op de nog glanzende aanbrandlaag
wordt de aardvochtige dekvloerspecie aangebracht. De specie moet worden verdicht. Bij
D 40 is mechanische verdichting noodzakelijk.
De minimale dekvloerdikte is 25 mm. Figuur
9.24 geeft de toelaatbare onvlakheid van enkele
klassen dekvloeren.
Gemeten
afstand
0,100 m
0,500 m
1,000 m
2,000 m
3,000 m
4,000 m
10,000 m
15,000 m

D15

D20 en
D55

3 mm

2 mm

5 mm
8 mm

5 mm

D55
verzwaarde eis

2 mm
3 mm

10 mm
12 mm
15 mm

5 mm
6 mm

Figuur 9.24 Toelaatbare onvlakheid dekvloeren

Nabehandeling
De dekvloerspecie moet ten minste drie dagen
worden beschermd tegen uitdroging door afdekking met bijvoorbeeld pvc-folie. De cementdekvloer mag gedurende de periode van nabehandeling niet worden belast.
De hechting van de dekvloer op de ondervloer
kan in de utiliteitsbouw problemen geven. Bij
een gebouw met ongedilateerde vloervelden van
circa 1.000 m2 met een vloerlengte van 60 m
moet de zand-cement dekvloer over een lengte
van 60 m drogen en verharden zonder scheuren.

22-03-2005 14:53:07

9 UITVOEREN AFBOUW

Als de spanningen te groot worden, kan de dekvloer losraken van de ondervloer.


9.3.4 Anhydriet gebonden dekvloer
Voor de bouwtechnische aspecten van de
anhydrietvloer zie deel 5 Afbouw, hoofdstuk 5

273

Aandachtspunten
De volgende punten vragen extra aandacht:
voorbehandeling;
verwerking;
nabehandeling;
ingebruikneming;
vloerbedekking.

Dekvloeren

Uitvoeringstechnisch is er een groot verschil tussen de zand-cement dekvloer en de anhydriet


dekvloer. Zand-cement is een aardvochtige en
anhydriet een vloeibare mortel, wat een groot
verschil maakt bij het verspreiden en vlak maken
van de dekvloer. Anhydriet wordt buiten het
gebouw in een menger met pomp gemengd en
via een slang naar de werkplek getransporteerd.
Door de grote vloeibaarheid loopt de anhydriet
mortel uit de slang over de vloer uit en is zelfegaliserend, guur 9.25-1. De vloerenlegger kan
met de slang over de vloer lopen tot voldoende
anhydriet is aangevoerd. Een andere vloerenlegger gaat met een drijfrei (rei die drijft op
anhydriet) over het vloeibare oppervlak om de
dekvloer te egaliseren, guur 9.25-2. De arbeidsomstandigheden van de vloerenleggers is bij
anhydriet aanzienlijk gunstiger dan bij zandcement. Het productietempo van een vloerenploeg is 500 m2 tot 1.000 m2 dekvloer per dag.

Figuur 9.25 Verspreiden en vlak maken anhydrietvloer

Voor kleinere projecten kan een silo met 25 ton


droge anhydrietmortel op de bouwplaats worden aangevoerd. De mengpompunit onder de
silo kan de vloeibare anhydriet tot 100 m afstand
transporteren. Met een anhydriet silo is circa
400 m2 dekvloer te maken.

06950556_H09.indd 273

Voorbehandeling
De draagvloer moet schoon zijn en vrij van losse
delen. Als er zich een cementslikhuid op de
draagvloer bevindt, moet deze worden verwijderd. De vloer moet n etmaal voor het aanbrengen van de dekvloer worden bevochtigd.
Gaten en onvlakheden aan de draagvloer dieper
dan 15 mm moeten vooraf worden gevuld en
afgewerkt met specie. Leidingdoorvoeren en
mantelbuizen moeten worden afgedicht.
Verwerking
De dikte (ten minste 10 mm) is afhankelijk van
de druksterkte. De drijfrei op het oppervlak van
de vloeibare specie dient in beweging te worden
gehouden om de vloeibare massa voldoende
vlak te krijgen en om luchtbelletjes te verwijderen. Het mengsel gedraagt zich als een vloeistof
en moet in n arbeidsgang gelijkmatig en in
banen worden aangebracht. De verwerkingstemperatuur mag niet onder 5 graden komen. De
minimaal vereiste dekking op leidingen bedraagt
10 mm. Het dragen van vloeistofdichte handschoenen is nodig.
Nabehandeling
De dekvloer moet twee dagen worden
beschermd tegen te snelle droging. De ruimte
moet na 48 uur geventileerd worden. Zodra
de vloer beloopbaar is, moeten oneffenheden
verwijderd worden. Bij synthetische anhydriet
moet het oppervlak van de dekvloer worden
geschuurd om het losse carbonaatlaagje te verwijderen.
Ingebruikneming
Globaal na 48 uur mag de vloer in gebruik worden genomen. Afhankelijk van het seizoen zal de
dekvloer binnen vier weken droog zijn. Het
watergehalte van de dekvloer moet lager zijn
dan 0,5% (M/M) voordat de dampdichte vloerbedekking of iets dergelijks wordt aangebracht.

22-03-2005 14:53:07

274

9.4 Stenen scheidingswanden

Voor het aanbrengen van de vloerbedekking


moeten de voorschriften van de leverancier
worden opgevolgd.
Vloerbedekking
Als benodigde droogtijd van een anhydriet
dekvloer tot het aanbrengen van de vloerbedekking wordt onder normale omstandigheden de
volgende vuistregel gehanteerd. Tot een dikte
van 40 mm moet men met n week per 10 mm
rekenen. Voor elke 10 mm meer komen er twee
weken bij. Er zijn ook langere droogtijden mogelijk als de anhydrietvloer bij lage temperaturen of
hoge vochtigheid is aangebracht.
Anhydriet dekvloeren worden zowel hechtend als
niet-hechtend uitgevoerd. Als over de ondervloer
eerst een folie als dampremmende laag wordt aangebracht, benvloedt het vocht in de ondervloer
de droogtijd niet ongunstig, maar de anhydriet
dekvloer kan alleen vanaf de bovenkant drogen. Een
folie als scheiding tussen ondervloer en dekvloer kan
gunstig zijn voor het waterdicht maken van de
ondervloer en zal bij slopen van het gebouw scheiding tussen beton en anhydriet mogelijk maken.
Anhydriet is als materiaal iets duurder dan zandcement, maar het productietempo is aanzienlijk
hoger en de arbeidsomstandigheden voor de
vloerenleggers aanzienlijk gunstiger.

Materiaal

Nadat de dekvloer is aangebracht, kan het verblijfsgebied met scheidingswanden worden ingedeeld in meerdere verblijfsruimten. Scheidingswanden zijn te verdelen naar materiaal, massief
of plaat, naar woningbouw en utiliteitsbouw en
naar dichte wand en wandopening. Deze paragraaf is als volgt opgebouwd:
scheidingswanden lijmblokken woningbouw,
paragraaf 9.4.1;
scheidingswanden panelen woningbouw,
paragraaf 9.4.2;
binnendeurkozijnen woningbouw, paragraaf
9.4.3;
stenen scheidingswanden utiliteitsbouw, paragraaf 9.4.4;
eenzijdig schoonmetselwerk utiliteitsbouw,
paragraaf 9.4.5;
gelijmde stenen scheidingswanden utiliteitsbouw, paragraaf 9.4.6.
9.4.1 Scheidingswanden lijmblokken in
woningbouw
In de woningbouw worden scheidingswanden
toegepast met een wandhoogte van 2,400 tot
2,500 m en een dikte van 70 mm. De wanden
wordt samengesteld uit blokken die worden
gelijmd. Als materiaal voor de massieve scheidingswanden is een keuze te maken tussen gips,
cellenbeton en kalkzandsteen, guur 9.26.

Dikte

Lengte

Hoogte

Massa per m3

Gipsblokken
Type GN wit standaard
Type GH groen watervast
Type GZ verzwaard

70 mm
70 mm
70 mm

640 mm
640 mm
640 mm

500 mm
500 mm
500 mm

1.810 kg
1.810 kg
1.260 kg

Cellenbetonblokken
Type G4/600 met 4 N/mm2
Type G5/800 met 5 N/mm2

70 mm
70 mm

600 mm
600 mm

250 mm
250 mm

1.600 kg
1.800 kg

Kalkzandsteenblokken
Type L70/298 15 N/mm2

70 mm

437 mm

298 mm

1.750 kg

Figuur 9.26 Overzicht verschillende lijmblokken

06950556_H09.indd 274

22-03-2005 14:53:08

9 UITVOEREN AFBOUW

Materiaal
Gipsblokken
Cellenbeton
Cellenbeton
Kalkzandsteen

Lang

Hoog

Gewicht

Aantal per m2

N/m2

640 mm
600 mm
600 mm
437 mm

500 mm
500 mm
250 mm
298 mm

180 N
160 N
80 N
150 N

3,1
3,3
6,6
7,6

.560
.420
.420
1.160

275

Figuur 9.27 Materiaalkeuze blokken naar arbeidsbelasting

Aspecten materiaalkeuze
De keuze van het materiaal is afhankelijk van verschillende factoren:
hoger gewicht per m2: betere geluidsisolatie
scheidingswand;
lager gewicht per blok: gunstigere arbeidsomstandigheden voor blokkensteller;
grotere afmeting: gunstiger productietempo
maken scheidingswand;
poreuzer materiaal: gunstiger pasmaken blokken;
steenachtiger materiaal: gunstiger voor toepassing als scheiding vochtige ruimten;
lager materiaalprijs per m2 wand: gunstiger
bouwkosten scheidingswanden.
Als scheidingswand in de woningbouw worden
gipsblokken het meest toegepast. Het blok heeft
een gewicht van 180 N, guur 9.27, en het productietempo van de blokkensteller is afhankelijk
van het aantal blokken per dag.
Uit de kostenvergelijking van guur 9.28 blijkt
dat naar materiaalprijs gezien een scheidingswand van gipsblokken of kalkzandsteenblokken
het gunstigst is. Per m2 wand zijn minder gipsblokken nodig waardoor de arbeidskosten van
gipsblokken lager is dan van kalkzandsteen. De
standaard gipsblokken kunnen niet worden toegepast bij natte ruimten omdat gips gevoelig is
voor vocht. Als scheidingswand van badkamers is
een aanzienlijk duurder gipsblok nodig die door
hydrophobering nauwelijks water opneemt.

Materiaal
Gipsblokken
Cellenbeton
Cellenbeton
Kalkzandsteen

Materiaal

Gipsblokken
Gipshydroblok
Cellenbeton
Cellenbeton
Kalkzandsteen

Prijs
per stuk

Aantal
per m2

Prijs
per m2

2,69
4,13
3,78
1,90
1,12

3,1
3,1
3,3
6,6
7,6

8,43
12,79
12,48
12,50
8,48

Figuur 9.28 Materiaalkeuze blokken naar materiaalkosten

Transport blokken
De scheidingswanden van lijmblokken worden
op de dekvloer gemaakt. De ondergrond voor
de lijmblokken is dan vlakker. Bovendien is een
dekvloer gemakkelijker in een grote ruimte aan
te brengen en de scheidingswanden zijn te verwijderen. Dat betekent dat de dekvloer moet
zijn verhard voordat de blokkensteller met de
scheidingswanden kan beginnen. Na het verharden van de dekvloer start het inbouwproces van
de scheidingswanden met het transport van de
pakketten blokken vanaf de bouwplaats naar de
werkplek, guur 9.29.
Per woning is circa 50 m2 scheidingswand
nodig. Per woning zijn vijf tot zeven pakketten
nodig, guur 9.29. Bij een aanvoer naar de
bouwplaats in volle vrachten zal voor vier tot zes
woningen worden aangevoerd. Als de pakketten
rechtstreeks van de vrachtwagen in de woning
worden gebracht, moeten vier tot zes woningen
tegelijk worden bevoorraad.

Lang

Hoog

Aantal

m2 per pak

Gewicht

640 mm
600 mm
600 mm
437 mm

500 mm
250 mm
500 mm
298 mm

21
80
40
84

7 m2
12 m2
12 m2
11 m2

3.780 N
6.610 N
6.610 N
14.500 N

Figuur 9.29 Materiaalkeuze naar logistiek in pakketten

06950556_H09.indd 275

22-03-2005 14:53:08

276

Bij laagbouwwoningen moeten de lijmblokken voor de begane grond via de voordeur of


de achterdeur naar binnen worden gebracht,
guur 9.30. Als de pakketten in voorraad op de
bouwplaats staan, is voor de begane grond
alleen horizontaal transport nodig en dat kan
met een steenkruiwagen, acht blokken per
kruiwagen. Naar de verdieping is ook verticaal
transport nodig. Dat kan mechanisch met een
pannenlift door een raam en boven blok voor
blok van de pannenlift pakken of mechanisch de
blokken met een verreiker door het raam naar
binnen zetten, guur 9.31.
Met een pallet kan de verreiker binnen op de
verdieping de pallet niet lager laten zakken dan
de vensterbank en is een schraagsteiger op vensterbankhoogte nodig. Met een speciale klem
kan de verreiker het pakket aan de bovenkant
vastpakken en door het raam naar binnen laten
zakken, guur 9.31.

de woningscheidende wanden en vloeren. Deze


ankerende geluidsoverdracht is alleen te voorkomen door de scheidingswand trillingsvrij binnen het casco te bevestigen. De blokken moeten
op de dekvloer op een elastische strook worden
geplaatst. Bij de aansluiting aan het plafond en
aan de bouwmuur moeten de blokken 2 tot
3 mm vrij van het casco blijven, guur 9.32-2
en 9.32-3. Voor de bevestiging worden verende
stripankers gebruikt. De voeg moet met een
elastisch materiaal, zoals PUR of kurk worden gevuld. Na het afspachtelen van de wand moeten
de naden met plafond en bouwmuur worden
ingesneden om scheurvorming in de afwerking
te voorkomen.
Een alternatief is om de blokkenwand rondom
in een U-proel op te sluiten, guur 9.33. Deze
kunststof proelen worden vooraf bevestigd en
zijn tevens de maatvoering van de binnenwanden. Een proel geeft een grotere zekerheid dat
de blokken niet tegen het casco komen. Langs
het plafond en de bouwmuur zijn de proelen
zichtbaar, maar scheurvorming in de afwerking
kan niet meer optreden. Het is niet eenvoudig
om het laatste blok boven in het proel aan te
brengen.

Figuur 9.30 Horizontaal transport pakket blokken

Figuur 9.31 Verticaal transport met verreiker

Aansluiting wanden aan casco


Een blokkenwand met een gewicht van minder
dan 2 kN/m2 fungeert als een dunne plaat, die
door trilling het geluid kan overbrengen naar

06950556_H09.indd 276

Figuur 9.32 Trillingsvrije bevestiging

22-03-2005 14:53:09

9 UITVOEREN AFBOUW

Figuur 9.33 Rondom in proelen opsluiten

Mechanische hulpmiddelen
Er zijn verschillende mechanische hulpmiddelen ontwikkeld om de arbeidsbelasting, guur
9.34, van de blokkensteller te verminderen.
Een scheidingswand bestaat in de hoogte uit
vijf rijen blokken. Een mechanisch hulpmiddel
moet de blokken vanaf de vloer naar vijf verschillende hoogtes transporteren en dat maakt
het moeilijk. In de bouwpraktijk blijkt dat er
geen mechanische hulpmiddelen geschikt
zijn voor het stellen van blokken. Het gaat te
langzaam en met het mechanisch transporteren worden de wanden en de deurkozijnen
beschadigd.

Blokkensteller per
dag maximaal
Aantal blokken per dag 3,1
Gewicht per blok 640 500 70
Minimaal per dag tillen
Waarvan tillen boven 1 m hoogte

9.4.2 Scheidingswanden panelen in


woningbouw
Bij een wandsysteem van verdiepingshoge panelen is het mogelijk een mechanisch transportsysteem toe te passen die het paneel maar op n
niveau hoeft vast te pakken. Gips en kalkzandsteen zijn materialen die vanwege de materiaal
eigenschappen niet in grote lengtes zijn te produceren. Alleen cellenbeton leent zich voor het
produceren van verdiepingshoge panelen, die
gewapend zijn, guur 9.35.
Paneelbreedte standaard
Paneellengte op maat
Aantal panelen per m2 wand
Gewicht paneel
Aantal panelen per woning
Aantal panelen per pakket
Aantal pakketten per woning
Gewicht pakket
Materiaalprijs per m2 wand

277

600 mm
2.450 mm
0,7
620 N
83
10
9
6,2 kN
9,15

Figuur 9.35 Wandpanelen cellenbeton dik 70 mm

Scheidingswanden van panelen worden meestal


aangebracht voor de dekvloer. De dikte van de
dekvloer geeft een ruime steltolerantie en de
dekvloer zorgt voor de bevestiging door inklemmen van het paneel aan de onderzijde. Bij anhydriet dekvloeren kan het cellenbeton echter
water uit de anhydriet opzuigen, waardoor de
dekvloer langs de binnenwanden niet vlak is. Dat
is te voorkomen door de onderkant van de panelen met een waterafstotend middel te behandelen. Omdat de wand voor de dekvloer wordt
aangebracht, is het mogelijk pakketten met panelen al in de woning aan te voeren voordat de
gevel dicht is.

50 m2 wand

155 blokken
180 N
28 kN
16,8 kN

Met de paneel-stelwagen kan het horizontaal


transport van een paneel van 620 N mechanisch
worden uitgevoerd, guur 9.36-1. De stelwagen
is ook geschikt om de panelen mechanisch verticaal te plaatsen, guur 9.36-2.

Figuur 9.34 Arbeidsbelasting wanden lijmen van


gipsblokken

06950556_H09.indd 277

22-03-2005 14:53:10

278

Bij paneelwanden ontstaat een opening van


vloer tot plafond en is een deurkozijn met bovenlicht een logische keuze, guur 9.38-2. In het
algemeen worden in de woningbouw alle deurkozijnen met bovenlicht uitgevoerd.

Figuur 9.36 Transport met paneel-stelwagen

Als een verdiepingshoog deurkozijn vooraf op de


dekvloer wordt gesteld en aan het plafond wordt
bevestigd, heeft de blokkensteller daarmee een
proel voor de maatvoering van de wand. Met
schuifankers, guur 9.39-1, is het deurkozijn
deugdelijk aan de wand, of omgekeerd de wand
aan het kozijn bevestigd. Het bezwaar van het
vooraf stellen is het risico van beschadiging van
de afwerklaag op het kozijn tijdens het maken
van de wand en daarna bij de afwerking van de
wand.

Figuur 9.37 Aansluiting paneelwand

Het wandpaneel wordt van onderen opgewigd,


guur 9.37-1, en boven tegen het plafond aangesloten in een plafondproel. De dekvloer klemt
later de vlakken aan, guur 9.37-2.
9.4.3 Binnendeurkozijnen woningbouw
Voor de binnendeurkozijnen in wanden van
blokken of panelen moeten drie keuzes worden
gedaan:
1 vorm: alleen deur of deur met bovenlicht;
2 tijd: inbouwen in wand of later monteren;
3 materiaal: kozijn van staal of hout.

Bij een blokkenwand kan de wand boven het


deurkozijn worden doorgelijmd, guur 9.38-1.
Een lichte blokkenwand moet trillingsvrij van het
casco worden bevestigd en elk wanddeel moet
zelfstandig kunnen vervormen. Als de wand
boven het deurkozijn wordt doorgezet is het een
klein stukje wand dat twee grote wandvlakken
koppelt. Het risico is groot dat de wand boven
het kozijn gaat scheuren. Het is mogelijk het
wanddeel boven het kozijn te dilateren, maar
de dilatatie moet dan ook in de wandafwerking
worden doorgezet.

Figuur 9.38 Wand boven deurkozijn

Het beschadigingsrisico is te voorkomen door het


deurkozijn in een zo laat mogelijk stadium van
de afbouw aan te brengen. Dan moet bij het maken van de wand een opening worden gespaard.
Voor het sparen van de opening zijn stelproelen
nodig. Er is een risico dat in de wandopening
een maatafwijking ontstaat, waardoor bij het later monteren van het kozijn extra werk nodig is.
Een montagekozijn heeft een speciale bevestiging
met een stelschotel om de voeg tussen wand en
kozijn te vullen, zodat bij het aanschroeven het
kozijn niet naar buiten wordt gedrukt, guur

Figuur 9.39 Kozijn vooraf of later stellen

06950556_H09.indd 278

22-03-2005 14:53:11

9 UITVOEREN AFBOUW

Figuur 9.40 Twee typen montagekozijn

9.39-2. Stalen deurkozijnen hebben een klemconstructie die zich om de wand vastklemt.
Bij een montagekozijn dat wandomvattend is,
moeten de stijlen en dorpel als losse onderdelen
worden gemonteerd, guur 9.40-1. Als het montagekozijn aan n kant een aftimmerlat heeft, is
het mogelijk het kozijn in zijn geheel in de wandopening te schuiven, guur 9.40-2.

279

9.4.4 Stenen scheidingswanden utiliteitsbouw


Stenen scheidingswanden worden in de utiliteitsbouw voor verschillende functies toegepast:
vuilmetselwerk als scheidingswand;
vuilmetselwerk als scheiding toiletgroepen;
vuilmetselwerk als scheiding liftschachten;
eenzijdig schoonmetselwerk als gangwand;
tweezijdig schoonmetselwerk als gangwand.

Gestucadoord metselwerk
In de traditionele utiliteitsbouw worden scheidingswanden gemetseld en gestucadoord. Als
metselsteen is kalkzandsteen de goedkoopste
oplossing, maar om de belasting op de verdiepingsvloeren te beperken wordt ook de veel lichtere porisosteen toegepast, guur 9.43.

Een deurkozijn bestaat uit twee stijlen en een


bovendorpel en uit guur 9.41 blijkt dat een
houten deurkozijn goedkoper is te monteren in
de wandopening. Voor de prijsvergelijking met
bovenlicht moet de wand boven het kozijn worden meegeteld, guur 9.42.

Bij een arbeidstijd van tien manuren per duizend


steen en 27,50 per manuur zijn de verwerkingskosten per steen 0,27. Aan beide zijden
moet stucwerk komen en wit schuurwerk kost
13,50 per m2 per zijde. Figuur 9.44 geeft de
kosten van de wand exclusief metselspecie.

Bij een verdiepingshoog deurkozijn moeten twee


dorpels worden gemonteerd plus het paneel van
het bovenlicht. In staal zijn de verbindingen tussen stijlen en dorpels gemakkelijker te maken en
dat blijkt uit de lagere materiaalkosten. Naast het
prijsverschil zal bij de keuze van het materiaal,
ook het esthetische aspect een rol spelen.

Uit deze vergelijking blijkt dat de kosten per


m2 wand ongeveer gelijk zijn en als de vloerbelasting bepalend is, zal de keuze vallen op
porisosteen. In de ziekenhuisbouw heeft men
ervaren dat bij bevestigingen van wastafels aan
porisowanden de porisosteen verkorrelt. Na enkele jaren komen de pluggen van de wastafelbe-

Type kozijn
Staal inbouw/inmetsel
Staal montage
Vuren montage
Hardhout montage

Norm per stuk

Kosten arbeid

Kosten materiaal

Totale kosten

1,24
1,49
0,83
0,83

40,92
49,14
27,42
27,42

113,22
113,70
117,54
131,58

154,14
162,84
144,96
159,

Figuur 9.41 Binnendeurkozijn met opdekdeur compleet

Type kozijn
Staal inbouw
Staal montage
Vuren montage
Hardhout montage

Norm per stuk

Kosten arbeid

Kosten materiaal

Totale kosten

1,34
1,49
1,32
1,32

44,22
49,14
43,56
43,56

135,
119,52
139,80
145,14

179,22
168,66
183,36
188,70

Figuur 9.42 Deurkozijn met deur en bovenlicht compleet

06950556_H09.indd 279

22-03-2005 14:53:12

280

Materiaal

Lengte

Breedte

Hoogte

Prijs

Stuks per m2

Prijs per m2

Kz-steen mf
Porisosteen

214 mm
240 mm

102 mm
100 mm

82 mm
140 mm

0,18
0,55

48
27

8,64
14,90

Figuur 9.43 Vergelijking materiaalprijs gemetselde wand

Materiaal
Kz-steen
Porisosteen

Prijs

Stuks per m2

Arbeid

Stuc 2

Totaal

8,64
14,90

48
27

15,84
8,94

32,40
32,40

56,88
56,24

Figuur 9.44 Materiaalkeuze naar verwerkingskosten per m2

Materiaal
Baksteen wf
Betonsteen wf
Betonsteen mf
Porisosteen
Porisosteen

Lengte

Breedte

Hoogte

Prijs

Stuks per m2

Prijs per m2

210 mm
210 mm
210 mm
210 mm
210 mm

100 mm
100 mm
100 mm
100 mm
100 mm

51 mm
52 mm
83 mm
50 mm
100 mm

0,30
0,18
0,25
0,24
0,43

72
72
48
72
36

21,60
12,96
12,10
17,28
15,55

Figuur 9.45 Vergelijking materiaalkosten eenzijdig schoonmetselwerk

vestiging in de porisosteen los te zitten. Om dat


te voorkomen zijn in enkele ziekenhuizen betonblokken ingemetseld op de plaats waar wastafels
moeten komen om een permanente bevestiging
te garanderen. Dan stijgen de kosten van de
porisowand aanzienlijk.
9.4.5 Eenzijdig schoonmetselwerk utiliteitsbouw
In de utiliteitsbouw is eenzijdig schoonmetselwerk zinvol als:
gangwand schoonwerk met in ruimte stucwerk;
scheiding toiletgroep met binnen tegelwerk;
scheiding leidingschacht met binnen vuilwerk;
scheiding liftschacht met binnen pleisterwerk.

Bij de materiaalprijzen, guur 9.45, komen de


verwerkingskosten, de kosten van de mortel, de
kosten van het voegwerk van circa 5,- per m2
en de kosten van stucwerk van circa 13,5- per
m2. Omdat de verwerkingskosten afhankelijk
zijn van het aantal stenen per m2 wand, is
betonsteen maasformaat en poriso dik formaat

06950556_H09.indd 280

het meest gunstig. De keuze wordt vooral door


architectonische wensen bepaald.
Bij metselwerk is mortel nodig en bij het metselen valt restmortel op de vloer. Gemetselde binnenwanden worden daarom meestal gemaakt
voordat de dekvloer wordt aangebracht.
9.4.6 Gelijmde stenen scheidingswanden
utiliteitsbouw
Voor het scheiden van toiletgroepen, liftschachten en leidingschachten van het verblijfsgebied is
het ook mogelijk gelijmde scheidingswanden toe
te passen, guur 9.46.

Als de arbeid afhankelijk is van het aantal blokken


per m2, is het kalkzandsteenblok de goedkoopste
oplossing.
Baksteen en betonsteen kunnen gelijmd zowel
eenzijdig als tweezijdig schoon worden uitgevoerd en bij lijmen vervalt het voegwerk als
afwerking. De afwerkingskwaliteit van steen
wordt soms gebruikt voor de gangwand, guur
9.47-1.

22-03-2005 14:53:12

9 UITVOEREN AFBOUW

Materiaal
Baksteen df
Betonsteen mf
Ks-steen mf
Ks-steenblok
Porisosteen

281

Lengte

Breedte

Hoogte

Prijs

Stuks per m2

Prijs per m2

210 mm
210 mm
214 mm
437 mm
210 mm

100 mm
100 mm
102 mm
100 mm
100 mm

67 mm
83 mm
82 mm
298 mm
100 mm

0,38
0,18
0,18
1,46
0,43

68
55
55
7,5
46

26,11
9,90
9,90
10,98
19,87

Figuur 9.46 Materiaalprijs gelijmde stenen binnenwanden

ten komen voor elektra, data, water en riolering.


Vanuit de vloer of het plafond zijn leidingen naar
de aansluitpunten nodig. Als men het afwerkingsniveau van de scheidingswand niet wil verlagen door leidingen buiten op de wand, moet
men de leidingen naar de aansluitpunten binnen
de wandconstructie maken.

Bij toepassing van anhydriet als dekvloer, moeten


de randen van de ondervloer en alle sparingen
in de ondervloer waterdicht worden gemaakt. Bij
stenen scheidingswanden voor leidingschachten
en liftschachten en bij toiletgroepen is het
gewenst de stenen wanden voorafgaand aan
het gieten van de anhydriet te maken, guur
9.47-2. De wanden vormen dan tevens de scheiding tussen de dekvloer en de vloerdelen waar
geen dekvloer moet komen.

Bij gebouwen met een hoge installatiedichtheid,


zoals ziekenhuizen, moeten veel leidingen en
dozen in de scheidingswand komen. Naast de
deur van een patintenkamer zijn bijvoorbeeld
ten minste vier aansluitdozen nodig met de bijbehorende verbindingsbuizen. Bij massief stenen
wanden moeten zoveel gaten en sleuven in de
wand naast de deur komen dat de wand volledig
wordt geperforeerd. Bij gebouwen met een hoge
installatiedichtheid heeft de toepassing van holle
scheidingswanden dus grote voordelen voor het
onderbrengen van aansluitpunten en leidingen.

De goedkoopste scheidingswand is het kalkzandsteen vellingblok van 437 100 298 met 7,5
stuks per m2 wand. Materiaalprijs 9,15 per m2
wand, zonder afwerking.

9.5.1 Opbouw gipsmontagewand


Een holle scheidingswand bestaat uit twee delen:
1 regelwerk of frame van hout of metaal;
2 beplating gipskartonplaat.

Figuur 9.47 Stenen wanden als scheidingswand

9.5 Gipsmontagewanden
De constructieve opbouw van gipsmontagewanden wordt besproken in deel 5 Afbouw,
hoofdstuk 2 Scheidingswanden

In deze paragraaf wordt de uitvoeringstechniek


van gipsmontagewanden gericht op scheidingswanden voor ziekenhuizen. Daar is de complexheid het grootst en met die uitvoeringskennis
zijn ook gipsmontagewanden in minder complexe gebouwen zoals in woningbouw te maken.
Op veel scheidingswanden moeten aansluitpun-

06950556_H09.indd 281

1 Regelwerk of frame van hout of metaal


Als een holle scheidingswand vooral wordt gekozen om in de holle ruimte leidingen onder te
brengen, is een houten regelwerk ongewenst,
omdat in de houten stijlen gaten moeten worden geboord om leidingen horizontaal te kunnen aanbrengen. Metalen stijlen zijn voorzien
van gaten of voorgestansde lippen die open kunnen worden gebogen. Metalen stijlen zijn ook
beter voor de geluidsisolatie omdat het proel
buigslap is en de geluidtrillingen op de ene plaat
minder doorgeven naar de andere wandzijde.

22-03-2005 14:53:13

282

De stijl is een C-proel met een materiaaldikte


van 0,63 of 0,75 mm en een breedte van 50
mm om twee gipsplaten op n stijl te kunnen
schroeven, guur 9.48-2. Om de stijl aan de
vloer en het plafond te kunnen bevestigen is een
U-proel het meest geschikt omdat de stijl door
het U-proel wordt omklemd, guur 9.48-1.
Het U-proel is 40 mm hoog, waardoor maatafwijkingen in de netto-verdiepingshoogte op
te vangen is en de stijlen niet per stuk op lengte
hoeven te worden gemaakt.

9.5.2 Verschillende wandtypen


In een gebouw worden aan scheidingswanden
verschillende eisen gesteld aan de geluidsisolatie.
Een scheidingswand tussen twee spreekkamers
moet meer geluid isoleren dan een scheidingswand tussen twee archieven of een gangwand
met een slecht isolerende deur.

Met dezelfde metalen proelen en dezelfde


gipsplaat is het mogelijk verschillende wanden te
maken:
frame met enkele beplating, guur 9.49-1;
frame met dubbele beplating, guur 9.49-2;
dubbel frame met dubbele beplating, guur
9.49-3.
Als in de spouw van de wand geluidabsorberend
materiaal zoals harde steenwol wordt aangebracht, is de geluidsisolatie van de scheidingswand verder te verhogen.

Figuur 9.48 Onderdelen gipsmontagewand

2 Beplating gipskartonplaat
Als plaatmateriaal wordt meestal gipskartonplaat
toegepast. Gipskartonplaat heeft de volgende
eigenschappen:
gemakkelijk te bewerken;
blijft vlak en vervormt niet;
gunstig voor geluidsisolatie;
brandbestendig en brandwerend.
Gipskartonplaten zijn 1,250 m breed, ze komen
als oneindigende plaat uit de machine en worden dan op lengte geknipt. Voor grotere projecten worden gipsplaten op de gewenste lengte
geknipt. In de utiliteitsbouw wordt meestal een
plaatdikte van 12,5 mm toegepast en in de
woningbouw 9,5 mm.

Ook speciale scheidingswanden voor bijzondere


ruimten zijn als gipsmontagewand op te lossen:
loodwand voor rntgenkamers: aan n zijde
wordt onderste gipsplaat van 12,5 mm vervangen door gipsplaat van 9,5 mm waarop 2 mm
lood is geplakt;
kooi van Faraday voor meetkamers: door binnenkant ruimte tussen twee gipsplaten koperfolie
of kopergaas plakken.
Onder- en bovenaansluiting
Door de toog van voorgespannen kanaalplaten
of door zeeg van in situ betonvloeren kunnen
tussen bovenkant dekvloer en onderkant betonplafond maatverschillen ontstaan van 20 tot 40
mm tussen de kleinste en de grootste netto-verdiepingshoogte, guur 9.50. Het is ongewenst
een groot deel van de gipsplaten ter plaatse kor-

Figuur 9.49 Zelfde materialen verschillende wanden

06950556_H09.indd 282

22-03-2005 14:53:13

9 UITVOEREN AFBOUW

ter te maken. Als de netto-verdiepingshoogte in


het werk wordt opgemeten, is een plaatlengte te
bepalen waarbij niet meer dan 5% van de platen
ingekort hoeven te worden. De consequentie is
dat bij een groot deel van de wanden een voeg
ontstaat.
Aan de onderkant van de wand is een grote
voeg ongewenst vooral bij kleine plinten omdat dan de plint niet goed tegen de wand is te
schroeven. Bij enkele beplating wordt de plaat
op de dekvloer gezet en ontstaat een voeg boven bij het betonplafond. Om de geluidsisolatie
te verbeteren, kan de voeg boven met gips of
purschuim worden gedicht, guur 9.50-1. Bij
dubbele beplating wordt de binnenste gipsplaat
met een soort koevoet tegen het betonplafond
omhoog gedrukt en dan vastgeschroefd. De
buitenste gipsplaat wordt op de dekvloer gezet,
guur 9.50-2.

Figuur 9.52 Kolomaansluiting gipsmontagewand

Figuur 9.50 Maatafwijking verdiepingshoogte

Wandaansluitingen
Als aan een scheidingswand tussen twee ruimten
zeer hoge geluideisen worden gesteld, dan kunnen akoestische adviseurs voorstellen de dubbele
gipsplaat aan de kamerzijde van de wand te onderbreken om ankerende geluidsoverdracht te
verhinderen, guur 9.51-1. Deze oplossing vergt
tweemaal zoveel tijd omdat vier keer de breedte
van de pasmaat moet worden gemeten en acht
keer een gipsplaat op breedte moet worden
gemaakt.

06950556_H09.indd 283

Bij verbouwingen blijft de gangwand meestal op


zijn plaats en moet de scheidingswand tussen
de kamers worden gesloopt. De geluidstechnische T-aansluiting blijkt bij sloopwerk grote
problemen te geven, omdat de gangwand moet
worden aangetast en het is moeilijk de dan ontstane voeg weer mooi vlak te krijgen. Meestal
wordt dus voor de oplossing van guur 9.51-2
gekozen.

Figuur 9.51 T-aansluiting gipsmontagewand

283

Kolomaansluiting
Een scheidingswand kan op het hart van een
kolom aansluiten, maar dan krijgt de scheidingswand aan beide zijden een penant, die vooral in
kamers de indelingsvrijheid kan beperken. Als bij
het ontwerp de afstemming tussen scheidingswanden en kolommen wordt geregeld, is het
mogelijk de gipsmontagewand langs de kolom
te laten lopen, waardoor maar aan n zijde van
de wand een penant ontstaat, guur 9.52-1. De
penant is het kleinst als het frame tegen de kolom
aansluit en de beplating aan n zijde langs de
kolom doorloopt. Als in de holle ruimte van de
wand horizontaal leidingen moeten komen die de
kolom moeten passeren, kan het frame langs de
kolom worden doorgezet, guur 9.52-2.

22-03-2005 14:53:15

284

Bij een aansluiting op het hart van de kolom


moeten acht gipsplaten pas worden gemaakt
en bij een aansluiting langs de kolom maar vier
platen.
Gevelaansluiting
De binnenzijde van de gevel is bij gevelkozijnen
geen doorgaand vlak, maar het kozijn heeft een
negge ten opzichte van de borstwering en de
gevel boven het kozijn. Om te voorkomen dat
de gipsplaten tegen de gevel moeten worden
gecontramald, is een aansluiting te ontwerpen
waarbij de gipsplaten zowel bij de borstwering
als bij het kozijn in hetzelfde verticale vlak liggen,
guur 9.53-1. Als een gipsmontagewand moet
aansluiten op een enkele stijl van het kozijn,
moet de wand in de negge worden verjongd.
Ter overbrugging van de negge is een apart
paneel toe te passen, zodanig dat de C-stijl van
vloer naar plafond kan doorlopen, guur 9.53-2.

huis wordt gewerkt met zeer gevoelige elektronische apparatuur die in verbinding staan met
patinten. In die ruimtes moeten aanraakbare
stalen delen worden geaard en de aarding moet
te meten zijn. Dat kan alleen als het stalen kozijn
gesoleerd in de wand wordt bevestigd en de
aansluiting van de aarding te ontkoppelen is om
de kwaliteit van de aarding te kunnen meten.
Het is niet eenvoudig om een stalen kozijn met
stalen betonankers aan vloer en betonplafond te
bevestigen, zodanig dat er geen staalcontact is.
Theoretisch is het oplosbaar, maar in de praktijk bestaat het risico dat bij een aantal kozijnen
toch contact wordt gemeten en het kozijn uit de
wand moet worden gesloopt om het opnieuw
gesoleerd te monteren. Het risico van de aarding is te voorkomen door de keuze voor houten
kozijnen.

Figuur 9.54 Deurkozijn in gipsmontagewand

Figuur 9.53 Aansluiting met gevelkozijn

9.5.3 Binnendeurkozijnen in gipsmontagewanden


Men kan een deurkozijn in het metalen frame
inbouwen, waarbij de C-stijlen de krachten op
het kozijn moeten overbrengen naar het betonplafond, guur 9.54-1. De C-stijlen worden van
dun plaatmateriaal gemaakt (0,63 mm dik) en
als men dit niet sterk genoeg vindt, is het alternatief de veel sterkere deurstijlen door te laten
lopen naar het betonplafond, guur 9.54-2. De
C-stijlen tegen de deurstijl worden niet benut
voor het opvangen van krachten. De wand
boven de deur is met gipsplaat of met ander
plaatmateriaal te dichten.

Houten inbouwkozijnen
De C-stijlen van het wandsysteem zijn zodanig
gevormd dat twee stijlen in elkaar zijn te klikken en een kokerproel ontstaat dat veel sterker
is, guur 9.55-1. Door de leidinggaten in het
C-proel is de koker met schroeven aan het
houten kozijn te bevestigen. Nadat de dubbele
beplating is aangebracht, blijkt dat een normaal
houten inbouwkozijn voldoende deugdelijk in de
wand zit. De houten kozijnstijlen zijn met hoekijzers en betonankers aan de vloer te bevestigen.
Het hoekijzer belemmert echter de aansluiting
van het vloerproel. Omdat op de vloer geen
constructieve koppeling aanwezig is tussen de
beide kozijnstijlen, kan torsie optreden door het
gewicht van de deur.

De volgende keuze is het kozijnmateriaal staal of


hout. Bij een groot aantal ruimten in een zieken-

06950556_H09.indd 284

22-03-2005 14:53:16

9 UITVOEREN AFBOUW

Een alternatief voor de bevestiging van de stijlen


op de vloer is de toepassing van doken. Met een
stalen boormal voor de maatnauwkeurigheid
worden gaten van 8 mm door de dekvloer in
de betonvloer geboord. In de boorgaten komen
betonankers, twee stuks per stijl en op zo groot
mogelijke afstand om torsie te voorkomen,
guur 9.55-1. In de houten kozijnstijlen zijn aan
de onderkant gaten geboord en het kozijn wordt
over de betonankers geplaatst. Dit is een zeer
eenvoudige en sterke verbinding.

285

In de woningbouw wordt voor het bevestigen


van het kozijn aan de wand een schroef met stelschotel toegepast om de variabele voeg tussen
kozijn en wand op te vullen. De materiaaldikte
van de stijlen is te dun voor een schroefbevestiging.
Bij toepassing van deuren met de standaardhoogte van 2.115 mm is de vulling boven het
deurkozijn gelijk aan de gipsmontagewand,
guur 9.56-1. Boven de deur moet op 2,400 m
het gangplafond en op 2,700 m het kamerplafond aansluiten. De plafondlat is de overgang
tussen de wand en het plafond. Soms vindt men
in de gang het circa 200 mm hoge wandgedeelte boven de deur niet mooi en worden
hogere deuren tot plafondhoogte toegepast,
guur 9.56-2. Dan moeten de aansluitingen tussen deurkozijn en plafonds zorgvuldig worden
gedetailleerd.

Figuur 9.55 Inbouw- of montagekozijn

Montagekozijn
Het bezwaar van het inbouwkozijn is dat het
kozijn in een vroeger stadium wordt geplaatst
en de afwerking kan beschadigen. Het alternatief
is de toepassing van een montagekozijn. Bij het
monteren van het frame is dan een mal nodig
om een kozijnopening te maken met weinig
maatafwijking. Nadat de wanden zijn afgewerkt
wordt het montagekozijn in de opening geschoven, guur 9.55-2.

Aan de gangzijde moet de plafondlat even dik


zijn als het kozijn buiten de wand steekt om het
oplegproel van het plafond te laten doorlopen.
De ruimte tussen bovenkant deur en onderkant gangplafond moet voldoende zijn voor
het aanbrengen van deurdrangers. Boven het
deurkozijn is alleen een beplating nodig aan de
kamerzijde, guur 9.56-2. Als de kozijnstijlen
doorlopen tot betonplafond, moet de plafondlat
ter plaatse van de kozijnstijlen worden onderbroken.

Figuur 9.56 Deurkozijn en plafondaansluiting

06950556_H09.indd 285

22-03-2005 14:53:17

286

9.5.4 Uitvoeringsproces gipsmontagewanden


Het montageproces is in de volgende zes activiteiten te verdelen:
maatvoeren: aftekenen wanden op vloer;
transport: aanvoer gipsplaten en proelen;
frame: monteren proelen en stijlen;
eerste beplating: aanbrengen beplating eenzijdig;
voorzieningen: installaties en isolatie;
sluitwand: aanbrengen beplating andere
zijde.

Maatvoeren
De MOUS-meetpunten zijn in de dekvloer aanwezig en vanaf die punten worden de scheidingswanden op de dekvloer gemaatvoerd en
met een smetlijn afgetekend, zodanig dat alle
wanden met de buitenkant op de vloer zichtbaar
zijn. Ook de deurkozijnen en de te boren gaten
voor doken worden op de dekvloer afgetekend.
De vloer moet kunnen fungeren als werktekening schaal 1:1 zodat bij het maken van de
gipsmontagewanden geen papieren tekeningen
meer nodig zijn. Met behulp van een roterende
laser worden de lijnen van de wand vanaf de
vloer overgebracht naar het betonplafond.
Transport
Het transport van de gipsplaten vanaf de vrachtwagen tot op de werkplek kost 1,- tot 2,50
per m2 wand en kan bij een slechte logistiek
oplopen tot 5,- per m2 wand.
Gipsplaten zijn niet gemakkelijk te transporteren,
guur 9.57, ze zijn lang, dun en breken snel. Een
verreiker of bouwkraan kan een pakket gipsplaten van de vrachtwagen oppakken en op verdiepingshoogte voor een raamopening brengen,
waarna men van binnenuit plaat voor plaat door
het raam trekt en op de vloer op een stapel legt.
Als de raamopening niet breed genoeg is om
de gipsplaat horizontaal naar binnen te trekken,
zijn kantelbare pallethaken toe te passen die de
gipsplaat verticaal voor de raamopening manipuleert. Voor een groot gebouw is het gewenst
betere logistieke oplossingen te zoeken.

06950556_H09.indd 286

Omschrijving

Hoeveelheid

Bruto-vloeroppervlak afbouw
21.000 m2
2
Scheidingswanden
1 m wand per m2 BVO
Hoeveelheid gipsmontagewand
21.000 m2
Hoeveelheid gipsmontagewand
6.500 m
Dubbele beplating, gipsplaat
84.000 m2
Gewicht gipsplaat 12,5 mm dik
10 N/m2
Gipsplaat te transporteren
9240 kN
Aantal vrachtwagens bij 20 ton
46 wagens
Afmeting gipsplaat
1.250 3.250 m
Aantal gipsplaten
20.680
Gewicht per gipsplaat
450 N per plaat
Aantal platen per vrachtwagen
445 platen
Productietempo per ploeg
25 m wand per dag
Aantal gipsplaten per dag
80 platen
Figuur 9.57 Voorbeeld transport gipsmontagewanden

Er zijn drie mogelijkheden:


1 transport op platenkar;
2 palettransport;
3 transport met rollenwagen.
1 Transport op platenkar
Er zijn speciale wagentjes voor het transporteren
van plaatmateriaal, die maar 0,600 m breed zijn
en door deuropeningen kunnen rijden. Op de
platenkar kunnen maximaal twintig gipsplaten
worden vervoerd, guur 9.58. De lading weegt
20 450 N = 9 kN.
Horizontaal transport van 9 kN is alleen over
vlakke vloeren mogelijk. Het verticaal transport is
mogelijk met een zware bouwlift met verlengd
platform. De vrachtwagen met 20 ton gipsplaten
kan de platen naast de bouwweg zelf op een
stapel leggen, die met afdekzeilen moet worden
beschermd tegen de regen. Bij een productietempo van 25 m wand per dag zijn per dag
tachtig platen nodig. Met een beladingsgraad
van twintig platen per kar zijn per dag vier karren met platen nodig. Daarbij zijn de volgende
handelingen nodig:
stuk voor stuk platen op platenkar plaatsen;
met platenkar naar bouwlift rijden;
platenkar met bouwlift naar verdieping;
platenkar rijden van bouwlift naar werkplek;
vanaf kar platen tegen wand monteren.

22-03-2005 14:53:17

9 UITVOEREN AFBOUW

Figuur 9.58 Transport gipsplaten met platenkar

2 Transport op palletkar
De gipsplaten zijn te lang om op n standaardpallet van 1,000 1,200 m te transporten. Er zijn
twee mogelijkheden om met pallets gipsplaten te
transporteren: speciale lange pallets gebruiken of
de gipsplaten op twee standaardpallets leggen.
Met een bouwkraan zijn pallets met 30 platen
rechtstreeks op een uitsteeksteiger op verdiepingshoogte te transporteren. Vanaf de uitsteeksteiger kan het pakket met twee handpalletkarren
naar de werkplek worden gereden, guur 9.59.
Per vrachtwagen zijn circa 15 transporten nodig.
De gipsplaten liggen dan verdeeld over de werkvloer. Als de maatvoering vooraf is gebeurd kunnen de pakketten precies in de ruimtes worden
geplaatst. Vanaf het pakket worden de gipsplaten
stuk voor stuk aan de wand gemonteerd.

287

3 Transport op rollenwagen
Men kan een speciale rollenwagen maken voor
het horizontaal transport van gipsplaten. De
rollenwagen wordt op de uitsteeksteiger op verdiepingshoogte geplaatst. Met de bouwkraan
worden pakketten van dertig platen vanaf de
vrachtwagen rechtstreeks op de rollenwagen
geplaatst. De rollenwagen met platen wordt naar
de werkplek gereden. De wagen heeft aan de
bovenkant rollen waarop het pakket ligt. Als men
het pakket naar achteren drukt, rolt het pakket
gedeeltelijk van de wagen op de vloer, guur
9.60. Door het gewicht van de gipsplaten wordt
de rollenwagen onder het pakket uitgedrukt en
de gipsplaten liggen op de vloer. Een pakket van
dertig platen is 122 m2 gipsplaat en 30 m2 wand.
Bij 1 m2 wand/m2 vloer is per 30 m2 vloeroppervlak een pakket nodig. De afstand tussen de pakketten is dan nooit groter dan 5 m.

Figuur 9.60 Transport met rollenwagen

Figuur 9.59 Pallet transport gipsplaten

Frame
Het plafondproel moet vanaf een rolsteiger
worden gemonteerd, guur 9.61-1. De pakketten gipsplaten belemmeren de vrije ruimte voor
de rolsteiger. Het is gewenst eerst de plafondproelen te monteren en daarna pas de gipsplaten
aan te voeren. Als tegelijk met het plafondproel
ook het vloerproel zou worden aangebracht,

Figuur 9.61 Werkvolgorde transport en frame

06950556_H09.indd 287

22-03-2005 14:53:18

288

zullen de vloerproelen het rijden over de vloer


belemmeren en het vloerproel zal beschadigen,
guur 9.61-2 en 9.61-3. Als er in de ruimten
wastafels en andere sanitaire toestellen moeten
komen, moeten ter plaatse van de wand gaten in
de betonvloer worden geboord voor de waterleiding en de riolering. Als het vloerproel vooraf in
volle lengtes van 4,000 m is gemonteerd, guur
9.61-3, kan de betonboor door het proel in de
betonvloer boren, guur 9.61-4.
Tussen de vloer- en plafondproelen worden de
C-stijlen geplaatst zonder ze te bevestigen. Het
inbouwdeurkozijn wordt op maat bevestigd aan de
vloer en met dubbele stijlen aan het plafondproel.
Eerste beplating
Tegen n zijde van het frame worden de dubbele gipsplaten geschroefd, waarbij de stijlen
worden geplaatst naar de naden van de gipsplaten. Een ploeg van twee man kan 20 tot 25 m
wand per dag beplaten.
Voorzieningen
De eenzijdig aangebrachte gipsplaten worden
gebruikt als werktekening. De elektricien, de
loodgieter en andere installateurs tekenen op de
gipsplaat waar aansluitdozen en sanitaire toestellen moeten komen. Met een speciale dozenboor
worden de gaten in de gipsplaat gemaakt.
Voor sanitaire toestellen en andere installaties
worden ophangvoorzieningen in het frame
gemaakt. In de volgende paragraaf wordt dat
nader behandeld. De elektricien en de loodgieter
monteren de leidingen en aansluitdozen in de
wand en daarna kan eventueel isolatieplaat in de
wandspouw worden aangebracht.
Sluitwand
Tegen de nog open zijde van het frame worden
dubbele gipsplaten geschroefd en dan is de gipsmontagewand gereed behoudens de afwerking
van de wand.

9.6 Monteren leidingen


In deel 6A Installaties elektrotechnisch en sanitair, 6B Installaties werktuigbouwkundig en gas
en 6C Liften en roltrappen worden de technische
aspecten van de installaties behandeld

06950556_H09.indd 288

In deze paragraaf worden als voorbeeld de montageaspecten van de installaties voor een ziekenhuis besproken in relatie met de scheidingswanden. Kabels, buizen, goten, kanalen en pijpen
zijn allemaal transportsystemen waarvan het
verschil in benaming het medium en de afmeting betreft. Voor het monteren is het medium
en de afmeting minder belangrijk dan de montageroute en daarom wordt in deze paragraaf de
verzamelnaam leidingen gebruikt.
De route van leidingen is te verdelen naar de
plaats van montage:
schachtleidingen, paragraaf 9.6.1;
gangleidingen, paragraaf 9.6.2;
plafondleidingen, paragraaf 9.6.3;
wandleidingen, paragraaf 9.6.4.
9.6.1 Schachtleidingen
Dit zijn de verticale leidingen die in schachten zijn
gebundeld en zorgen voor de distributie naar de
verdiepingen. De bundel leidingen moet met een
wand worden gescheiden van de aanliggende
ruimten. Voor de distributie naar elke verdieping
moeten in de scheidingswand gaten worden
gemaakt. Aan de scheidingswand worden vooral
brandwerendheidseisen gesteld, omdat de verticale schacht het brandcompartiment per verdieping doorbreekt. De leidingschacht is te zien als
een verticaal brandcompartiment dat dwars door
horizontale brandcompartimenten gaat.

Leidingschachten van beton


Er zijn drie redenen om de scheidingswand van
grote schachten van beton te maken:
1 schachten hebben kokervorm die stabiliteit
kunnen opnemen;
2 betonwanden zijn goed brandwerend;
3 betonwanden zijn goed om leidingen aan te
bevestigen.
Een betonnen leidingschacht is een hoge koker
zonder tussenvloeren, guur 9.62-1 en 9.62-2. In
grote toegankelijke schachten worden wel roosters ontworpen voor inspectie en onderhoud,
maar de roosters zijn pas aan te brengen als de
grote leidingen zijn gemonteerd. Het monteren
van leidingen in een diepe koker zonder werkvloeren is echter niet gunstig voor de veiligheid,
guur 9.62-3. De toegangen tot de schacht
moeten met een leuning worden afgezet om

22-03-2005 14:53:19

9 UITVOEREN AFBOUW

289

Figuur 9.62 Leidingschacht met betonwanden

Figuur 9.63 Leidingschacht met gipsmontagewand

vallen in de schacht te voorkomen. De leidingmonteur moet de leuning weghalen om in de


schacht te kunnen komen.
Schachtleidingen zijn voor de distributie naar de
verdiepingen. Onder het betonplafond moet in
de betonnen schachtwanden een groot aantal
sparingen worden gemaakt om de leidingen
vanuit de schacht naar de verdieping te voeren,
guur 9.62-2. De plaats en de maat van alle
sparingen in de betonwand moet voor de start
van het bekisten van de betonwanden bekend
zijn. Het aanbrengen van sparingen in wandbekisting vergt veel tijd en belemmert het productietempo. Als de sparingen groter zijn dan
de leidingen, moet de ruimte daartussen met
brandwerend materiaal worden opgevuld. Bij
renovatie van het gebouw is vergroting van de
schacht met betonwanden niet mogelijk.
Leidingschachten met
gipsmontagewanden
Voor stabiliteitsconstructies is de lengte van de
wand bepalend. Leidingschachten hebben relatief maar korte wandlengtes en de bouwkosten
per m2 betonwand zijn vooral in kokervorm relatief hoog. Als de stabiliteitsconstructie op een
andere plaats is op te lossen, is het gunstiger de
leidingschacht als een vloersparing te maken,
guur 9.63-1, en na montage van de leidingen
om de bundel leidingen een gipsmontagewand
te maken, guur 9.63-2.

06950556_H09.indd 289

Bij het maken van de betonvloer wordt in de bekisting van de vloersparing een metalen rooster
ingestort. Na het ontkisten van de vloer zorgt
het rooster voor een veilige werkplek. De monteur werkt op vloerniveau en zaagt of brandt een
gat in het rooster ter grootte van de leiding en
gebruikt het rooster als bevestigingspunt voor de
leidingen, guur 9.63-3. Het invoeren van grote
kanalen is vanaf de vrije vloer gemakkelijker dan
in een smalle koker. In bijzondere gevallen kan
het nodig zijn een steigerbuis van vloer tot vloer
aan de roosters te bevestigen en de lichte leidingen aan de steigerbuis te monteren. De leidingen worden met de T-stukken gemonteerd.
Als alle leidingen zijn gemonteerd, wordt tegelijk
met de montage van de gipsmontagewanden
met hetzelfde materiaal ook de wanden om de
leidingschacht gemaakt. Omdat door de leidingen in de schacht de gipsplaten alleen van
buitenaf te monteren zijn, is in plaats van de
C-stijlen een I-stijl nodig waarbij de gipsplaten
van buitenaf tussen de lijven van de I-stijlen te
schroeven is. Het is gemakkelijker om gipsplaten
om leidingen te contramallen dan sparingen te
maken in betonwanden. Bij renovatie is verandering van de leidingschacht mogelijk.

22-03-2005 14:53:20

290

Bij kleine schachten met maar enkele leidingen


wordt de vloer doorgestort en een sparing in de
vloer gemaakt. De plaats en de grootte van de
sparing moet vooraf bekend zijn voordat de betonvloer kan worden gestort, guur 9.64-1. Omdat de
maatafwijkingen van sparingbekisting vaak groot
is, wordt de sparing aanzienlijk groter gemaakt dan
de maat van de leiding. De vloer vormt de scheiding van een brandcompartiment en dan moet de
ruimte tussen de sparing en de leiding naderhand
met beton worden gedicht, guur 9.64-2. Om het
beton te kunnen storten moet als bekisting een
stuk multiplex om de leiding worden gecontramald en de multiplex moet worden ondersteund
naar de onderliggende vloer.

Figuur 9.64 Kleine leidingschachten en vloersparing

Het is ook mogelijk ter plaatse van de leiding


een blok cellenbeton op de bekisting te leggen
en mee te storten in de vloer, guur 9.64-3.
Bij de montage van de leiding is het gemakkelijk
om in het poreuze cellenbeton een gat te
boren op de juiste plaats en van de leidingmaat,
guur 9.64-4. Cellenbeton heeft een hoge
brandwerendheid en er is geen open voeg
tussen vloer en leiding.
9.6.2 Gangleidingen
Vanuit de schacht worden door de gangzone
de leidingen horizontaal aan het betonplafond
gevoerd als distributieleiding voor de kamers. De
gangzone bestaat uitvoeringstechnisch uit twee
activiteiten: het aanbrengen van gangwanden
en het aanbrengen van gangleidingen. Beide
groepen hebben er belang bij het eerste te zijn,
guur 9.65.

06950556_H09.indd 290

Figuur 9.65 Gangwand en -leidingen

Gipsplaten zijn verdiepingshoog en de methode


van aanbrengen is het plaatsen van de plaat
onder tegen het vloerproel en daarna de plaat
tegen het metalen frame te drukken, guur
9.65-1. Dat kan alleen als er geen belemmeringen aan het plafond zitten. Voor de bouwer is de
volgorde duidelijk: eerst zelf de gangwand maken en daarna mag de installateur de leidingen
aan het plafond monteren.
De installateur moet op een rolsteiger staande
boven zijn hoofd werken om de leidingen aan
het plafond te kunnen bevestigen, guur 9.65-2.
Vooral bij het monteren van de grote luchtkanalen en de zware rioleringsbuizen heeft de installateur zoveel mogelijk vrije werkruimte nodig.
Voor de installateur is de volgorde duidelijk. Eerst
moet hij de leidingen aan het plafond kunnen
monteren en daarna kan de bouwer komen om
de gangwanden te maken.
Vanuit de bouwtijd gezien is het gewenst dat
de installateur de tijd tussen het ontkisten van
de vloer en het aanbrengen van de dekvloer
gebruikt om de gangleidingen te monteren. Dat
verkort de intervaltijd van het afbouwproces en
het monteren van zware en grote leidingen met
rolsteigers zou de dekvloer kunnen beschadigen.
Dus de juiste volgorde is gangleidingen monteren, dekvloer maken en daarna starten met de
gipsmontagewanden.
In paragraaf 9.5.4 is besproken dat bij gipsmontagewanden de eerste beplating aan de wandzijde met de meeste aansluitingen (meestal de
kamer) worden aangebracht en daarna pas de
sluitplaten.

22-03-2005 14:53:21

9 UITVOEREN AFBOUW

Er zijn twee oplossingen om de installateur als


eerste de gangleidingen te laten monteren en
toch de bouwer in staat te stellen de gipsplaten
aan de gangzijde aan te brengen.
Gangleidingen zijn te verdelen in twee groepen:
1 grote luchtkanalen en zware rioleringsbuizen;
2 lichte waterleiding en lichte elektragoten.
Als de installateur voor het aanbrengen van de
dekvloer wel de grote en zware leidingen kan
monteren en bij het ontwerp van de leidingen
rekening houdt met de gangwand, is het mogelijk langs de gangwand een zone van 200 mm
vrij te houden om de bouwer in staat te stellen
de verdiepingshoge gipsplaten aan te brengen.
Dat kan door de plaat eerst boven tegen de
wand te schuiven, guur 9.66-1.

Figuur 9.66 Gipsplaten aan gangwand

Een andere oplossing is om aan de gangzijde


van de gangwanden de gipsplaten niet tot
het betonplafond door te zetten, maar kortere
platen te gebruiken tot het verlaagde gangplafond, guur 9.66-2. De geluidsisolatie van
de gipsmontagewand wordt daardoor minder,
maar bij gangwanden met deuren is toch geen
hoge geluidsisolatie te realiseren. Als zowel in
de kamers als in de gang de plafondplaten van
de verlaagde plafond redelijk zwaar zijn, is een
plafondplaat geluidstechnisch gelijkwaardig aan
een gipsplaat. De overlangsisolatie tussen de
kamer en de gang boven het plafond bestaat
dan uit twee plafondplaten en twee gipsplaten.
Deze methode is uitvoeringstechnisch voor
zowel bouwer en installateur de beste oplossing.

06950556_H09.indd 291

291

9.6.3 Plafondleidingen
De plafondleiding is de distributieleiding. Van
daaraf moeten aansluitleidingen worden gemonteerd naar de aansluitpunten. Plafondleidingen
zijn te verdelen in twee groepen:
1 aansluitingen op zelfde verdieping;
2 aansluitingen voor bovenliggende verdieping.

1 Aansluitingen op zelfde verdieping


Per kamer hoeven maar enkele luchtkanalen,
riolering en waterleidingen de gangwand te
kruisen en daarvoor moeten afspraken worden
gemaakt. Het aantal elektrabuizen of kabels, dat
vanuit de gang naar het plafond van de kamers
moet, is echter veel groter. Bij de gebruikelijke
bevestigingssystemen voor elektrabuizen ligt de
buis tegen het betonplafond met een ruimte van
5 tot 10 mm, guur 9.67-1. Het plafondproel
van de gipsmontagewand is 40 mm hoog. Als
de installateur de elektrabuizen voorafgaand aan
de wand monteert, kan de bouwer het plafondproel niet aanbrengen. Als de installateur de
buizen na de wand gaat aanbrengen moet hij
bij elke buis niet alleen door de vier gipsplaten
boren maar ook door het metalen plafondproel. Als de verdiepingsvloeren in situ met een
vloerbekisting worden gemaakt, is het mogelijk
ter plaatse van de gangwanden een groot aantal
lege buisleidingen van 1 tot 2 m lang in de vloer
in te storten. De exacte plaats in de gangrichting
is niet zo belangrijk, guur 9.67-2. De elektricien
hoeft met zijn draden en kabels de gangwand
niet meer te kruisen.

Figuur 9.67 Elektrabuizen door vloer

2 Aansluitingen voor bovenliggende verdieping


Ook hier ontstaat een conict tussen de installateur en de bouwer. Als voorbeeld is er een
riolering genomen die naar de bovenliggende
verdieping moet. Het probleem speelt ook bij
luchtkanalen en elektraleidingen.

22-03-2005 14:53:22

292

Figuur 9.68 Plafondleiding en gangwand

Als de installateur, voordat de dekvloer wordt


aangebracht, met de montage van de zware
gangleidingen bezig, zal hij staande op de rol
steiger ook de aftakleiding naar de kamer willen
aanbrengen, guur 9.68-1. Als in een veel later
stadium de bouwer komt om de gangwanden
te maken, hangen (op voor hem willekeurige
plaatsen) allerlei leidingen aan het plafond die
hem belemmeren de gangwand te maken. De
leidingen hangen vaak zo dicht tegen het
betonplafond dat hij het plafondproel niet kan
aanbrengen. Bij het aanbrengen van de vier
gipsplaten van de gangwand moet de bouwer
bij elke leiding de maat opmeten, afschrijven op
de gipsplaat, de sparing zodanig in de gipsplaat
maken dat de plaat over de leiding te schuiven
is, en dat viermaal.
Het probleem van de bouwer is alleen op te
lossen als in de werkvoorbereiding duidelijke
afspraken worden gemaakt. De installateur kan
in een vroegtijdig stadium de gangleidingen
monteren tot en met het T-stuk voor de aftakking, guur 9.68-2, maar moet ten minste 200
mm van de gangwand afblijven. De bouwer kan
de gangwanden maken en de kamerscheidende
wanden waarin wandleidingen naar beneden
door de vloer en naar boven bij het plafond
uitkomen, guur 9.68-2. Nadat de sluitwanden
zijn aangebracht, kan de installateur gaten door
de gangwanden boren en de plafondleiding als
verbinding tussen gangleiding en wandleiding
monteren, guur 9.68-3.

06950556_H09.indd 292

9.6.4 Wandleidingen
De holle ruimte in de gipsmontagewand leent
zich goed voor het onderbrengen van leidingen en aansluitdozen. In een ziekenhuis komt
een groot aantal verschillende installatiesystemen
voor. Voor elektra, data en medische gassen zijn
aansluitdozen ontwikkeld die rechtstreeks aan de
gipsplaten zijn te bevestigen. Van de sanitaire
toestellen komen wastafels het meeste voor en
die moeten deugdelijk aan de wand worden bevestigd en de leidingen moeten in de spouw van
de wand door de vloer naar de onderliggende
verdieping worden gevoerd. Aan de bevestiging
van een wastafel aan de gipsmontagewand
wordt de eis gesteld dat men er op moet kunnen
zitten en ook de bevestiging van de mengkraan
moet bestand zijn tegen onzorgvuldig gebruik.
In de praktijk is een eenvoudige en deugdelijke
oplossing ontwikkeld.

Voorziening wastafel
In de spouw van de wand wordt een multiplex
paneel bevestigd waaraan zowel de wastafel
deugdelijk te bevestigen is als ook de waterleidingen voor de mengkraan. Het paneel heeft een
breedte van de halve gipsplaat plus de breedte
tussen de C-stijlen. Aan de zijkanten van het paneel zijn twee stroken multiplex van 18 mm dik
bevestigd, guur 9.69-1 en 9.69-2. Ter plaatse
van de mengkraan worden verhoogde koperen
muurplaten bevestigd aan het paneel. De voorkant van de muurplaat is dan ongeveer gelijk aan
de voorkant van de wand. In de zijkanten van het
paneel worden slotbouten M 10 vanuit de spouw
door de dubbele multiplex geboord, waardoor de

22-03-2005 14:53:22

9 UITVOEREN AFBOUW

293

Figuur 9.69 Voorziening wastafel

wastafel zeer deugdelijk aan de wand is te bevestigen, guur 9.69-3. Aan de onderkant van het paneel is een uitholling om de afvoerpijp te xeren.
Het uitvoeringsproces voor een wastafel bestaat
uit de volgende activiteiten:
hart wastafel met typenummer afschrijven op
vloer;
aanbrengen vloer en plafondproel;
gaten boren door vloer voor water en afvoer;
C-stijlen symmetrisch plaatsen ten opzichte
van wastafel;
eerste beplating aanbrengen aan wastafelzijde;
met boormal vijf gaten boren door gipsplaten;
waterleiding met muurplaat op paneel schroeven;
paneel in wand tussen stijlen aanbrengen;
slotbouten voor wastafelbevestiging aanbrengen;
riolering afvoerpijp monteren;
isolatieplaat in de wand monteren;
sluitwand met dubbele gipsplaat aanbrengen;
naden tussen gipsplaten met band en gips
afwerken;
wandafwerking aanbrengen;
wastafel monteren met afvoersifon;
mengkraan monteren.
Voor het aanbrengen van de voorzieningen en
installaties in de gipsmontagewand wordt de
eerste beplating gebruikt als werktekening schaal

06950556_H09.indd 293

1:1. Om te voorkomen dat de sluitwand wordt


aangebracht voordat alle voorzieningen en
installaties zijn gemonteerd, wordt per afdeling
een sluitbrief opgesteld, die door alle belanghebbenden moet zijn getekend voordat de bouwer
de sluitwand mag aanbrengen.

9.7 Ontvochtigen ten behoeve van


afwerking
Voordat de afwerking kan beginnen moet het
gebouw van binnen voldoende droog zijn. Tijdens het in situ uitvoering van de draagconstructie en bij het aanbrengen van de dekvloer wordt
water gebruikt, dat zich als vocht ophoopt in de
vloeren en de wanden. Vocht is alleen te verwijderen door het te laten afdragen aan de relatief
droge lucht van de omgeving. Lucht heeft het
vermogen om waterdamp in zich op te nemen
tot een maximale dampspanning is bereikt.
Enkele relevante begrippen met betrekking tot
ontvochtigen zijn:
verzadigingsdruk: maximale dampspanning
lucht (P) bij bepaalde temperatuur;
relatieve vochtigheid (e): verhouding spanning
(p) die waterdamp in lucht heeft en verzadigingsdruk (P) bij heersende temperatuur in procenten;

22-03-2005 14:53:23

294

wanneer temperatuur lucht wordt verhoogd,


vergroot dat het vermogen van die lucht om
vocht op te nemen;
lagere relatieve vochtigheid lucht: groter vermogen lucht om vocht op te nemen;
door temperatuur lucht te verhogen, wordt
relatieve vochtigheid verlaagd en vermogen van
die lucht om vocht op te nemen, verhoogd;
door vochtige lucht af te koelen tot onder dauwpunt, kan vocht uit lucht afgescheiden worden;
drogen: vocht uit ruimte overdragen aan lucht
omgeving, om vervolgens deze vochtige lucht af
te voeren, dan wel te ontvochtigen.
Voor het ontvochtigen zijn verschillende methoden te gebruiken:
Drogen door ventilatie;
Drogen met bouwdroger;
Drogen met warmte en ventilatie.
Drogen door ventilatie
Als de relatieve vochtigheid van de buitenlucht
laag is, is het drogen door ventilatie een eenvoudige en goedkope methode. Het openen van
ramen en deuren bewerkstelligt een natuurlijke
ventilatie die nauwelijks kosten met zich meebrengt, guur 9.70-1.
In sommige gevallen is natuurlijke ventilatie echter niet voldoende. Dan moet er een geforceerde
ventilatie worden toegepast om een groter
ventilatievoud te krijgen. Geforceerde ventilatie
is mogelijk met ventilatoren in de gevel, guur
9.70-1a.

Figuur 9.70 Drie methodes van ontvochtiging

06950556_H09.indd 294

Drogen met bouwdroger


In tegenstelling met de ventilatiemethode hoeft
de ruimte bij toepassing van een bouwdroger
niet geventileerd te worden. De bouwdroger
zuigt de lucht uit de omgeving aan en koelt deze
af tot beneden het dauwpunt, guur 9.70-2.
Het neergeslagen condensaat (water) wordt opgevangen en afgevoerd, guur 9.71. De koude
lucht wordt vervolgens weer opgewarmd met
de vrijgekomen warmte van het koelproces. De
lucht die de bouwdroger weer verlaat, is dus
lucht met een relatief lage vochtigheid die in
staat is vocht uit de omgeving op te nemen en
zodoende het drogingsproces voort te zetten.
De effectiviteit van deze drogingsmethode is
sterk afhankelijk van de luchttemperatuur van de
ruimte. De luchttemperatuur mag niet onder de
16 C komen, omdat onder die temperatuur het
condensaat bevriest en dus weer moet worden
ontdooid om het te kunnen afvoeren. In de winterperiode moet het ontvochtigen met de bouwdroger worden gecombineerd met het verwarmen van de ruimte met een droge warmtebron.

Figuur 9.71 Werking bouwdroger

De bouwdroger is vooral geschikt voor ruimten


die moeilijk kunnen worden geventileerd. Een
nadeel van de bouwdroger is het hoge elektrische energieverbruik waardoor het elektrische
vermogen van de bouwplaatsinstallatie vaak
ontoereikend is.
Drogen met warmte en ventilatie
Door de lucht van de te drogen ruimte te verwarmen, kan men de relatieve vochtigheid van
die lucht verlagen, guur 9.70-3. Hierdoor kan
deze lucht vocht uit zijn omgeving (wanden,
vloeren) opnemen. Dit proces stopt echter op
het moment dat de verzadigingsdruk, die hoort
bij de verhoogde temperatuur, is bereikt. Deze
warme lucht moet daarom door middel van
ventilatie naar buiten worden afgevoerd en vervangen worden door koude buitenlucht die vervolgens wordt verwarmd.

22-03-2005 14:53:24

9 UITVOEREN AFBOUW

Drogen door toevoeging van warmte zonder


voldoende ventilatie heeft geen enkele zin. De
ventilatie wordt geforceerd door ventilatoren.
Er zijn droge en natte warmtebronnen voor drogen met warmte en ventilatie.
Droge warmtebronnen
Elektroheaters zijn schone warmtebronnen en
gemakkelijk inzetbaar. Door het hoge energieverbruik is het beschikbare vermogen op de
bouwplaats vaak ontoereikend om deze heaters
op grote schaal in te zetten. Elektroheaters zijn
daarom in principe alleen geschikt voor kleine
ruimten en meestal in combinatie met bouwdrogers.
Olie- en propaangestookte heaters met rookgasafvoer zijn relatief schone warmtebronnen,
hoewel het morsen van olie bij het vullen van de
heater een gevaar oplevert. Het monteren van
de rookgasafvoerkanalen kan in sommige gevallen grote problemen opleveren. Heaters met gescheiden rookgasafvoer kunnen worden gebruikt
in wat grotere ruimten, indien het gebouw afvoerkanalen mogelijk maakt.
Natte warmtebronnen
Oliegestookte heaters zonder rookgasafvoer zijn
als warmtebron door het gevaar van morsen
en/of roeten maar zeer beperkt inzetbaar.
Propaangestookte heaters zonder rookgasafvoer
leveren natte warmte omdat de rookgassen verbranden tot water. Deze zijn daarom uitsluitend
te gebruiken in goed geventileerde ruimten. Bij
de verbranding van n kilogram propaangas
komt twee liter water in dampvorm vrij.

9.8 Aanbrengen afwerking


De technische aspecten van de afwerking

295

9.8.1 Volgorde aanbrengen afwerking


Voor het uitvoeringsproces van de afwerkingsfase
is niet de afwerking zelf belangrijk, maar gaat het
om de relaties tussen de verschillende afwerkingen:
volgorde naar zwaartekracht;
volgorde naar beschadigingsrisico;
volgorde naar verantwoordelijkheid;
volgorde naar afstemming werkzaamheden.

Volgorde naar zwaartekracht


Het afwerken van ruimten is in drie afwerkingsprocessen op te delen. Bij het aanbrengen van
afwerkingen wordt afwerkingsmateriaal gebruikt
dat tijdens het aanbrengen kan lekken, druipen
of vallen en daardoor onderliggende afwerkingen kan beschadigen of vervuilen. Als de zwaartekracht als uitgangspunt wordt genomen, moet
de volgorde van het aanbrengen van afwerkingen zijn:
Plafondafwerking;
Wandafwerking;
Vloerafwerking.
Plafondafwerking
Het afwerken van het plafond is in twee soorten
te verdelen naar de functie:
aanbrengen afwerklaag op onderkant bovenliggende draagvloer;
aanbrengen apart plafondsysteem onder
bovenliggende draagvloer.
Wandafwerking
Het afwerken van wanden is in meerdere soorten
te verdelen naar de wijze van aanbrengen van de
afwerking:
cementgebonden afwerking: stucadoorwerk
en tegelwerk;
baanvormige afwerking: behang en suwide
bekleding;
verfgebonden afwerking: schilderen en spuiten van afwerkmateriaal.

van wanden, vloeren en plafonds worden behandeld in deel 5 Afbouw

Elk afbouwproces kent zijn specieke uitvoeringstechnische problemen, maar omdat afwerkingen
door gespecialiseerde bedrijven worden uitgevoerd die ieder hun eigen afwerkingssysteem
kennen, is het niet zinvol die hier te behandelen.

06950556_H09.indd 295

Vloerafwerking
Het afwerken van vloeren is naar het materiaal te
verdelen in verschillende soorten:
cementgebonden afwerking: tegelwerk en
cement afwerklagen;
harde vloerbedekking: linoleum en andere
waterdichte bedekkingen;

22-03-2005 14:53:24

296

zachte vloerbedekking: voornamelijk tapijt in


verschillende kwaliteiten.
Volgorde naar beschadigingsrisico
Bij het spuiten van plafonds kan er verf op de
wanden komen. Bij het aanbrengen van tegels
op de vloer met cementmortel kan door de
specie de afwerking van de wanden worden
beschadigd. Als de wanden zijn afgewerkt met
een kwetsbare suwide en daarna de vloer wordt
afgewerkt met tegels waarvoor met de kruiwagen specie moet worden aangevoerd, is het
principe van de zwaartekracht niet de goede
volgorde. Beter is het om eerst te analyseren wat
per afwerkingsmateriaal het beschadigingsrisico
is en daarna de volgorde te bepalen:
1 tegelwerk: cementverwerking, daarna bestand
tegen beschadigingen;
2 stucadoorwerk: cementverwerking, vervuilt
andere afwerkingen;
3 spuitwerk gips en verf: vervuilt aansluitende
vlakken;
4 harde vloerbedekking: maakt bij verwerking
krassen;
5 baanvormige afwerking: wordt met lijm
geknoeid;
6 zachte vloerdekking: wordt over gelopen bij
afwerken.
Volgorde naar verantwoordelijkheid
Bij woningen wordt voor de oplevering maar een
beperkt deel van de afwerking aangebracht. De
rest van de afwerking is voor verantwoordelijkheid van de gebruiker. Bij woningbouw is de
volgorde:
1 tegelwerk wanden en vloeren;
2 spuitwerk plafonds en wanden;
3 behangwerk wanden.
Bij utiliteitsgebouwen kan in het bestek zijn vastgelegd dat voor de oplevering ook de zachte
vloerbedekking moet zijn aangebracht. Bij kantoren die worden verhuurd kunnen de binnenwanden en de verlaagde plafonds buiten het bestek
worden gehouden en voor verantwoordelijkheid
van de huurder komen. Die scheiding van verantwoordelijkheid bepaalt dan de volgorde van
afwerking.

06950556_H09.indd 296

Volgorde naar afstemming


werkzaamheden
Bij utiliteitsgebouwen met een hoge installatiedichtheid kan de afstemming tussen bouwkundige en installatiewerkzaamheden bepalend zijn
voor de volgorde van het afwerken:
1 regelwerk verlaagd plafond;
2 armaturen in regelwerk monteren;
3 afwerking wanden aanbrengen;
4 plafondplaten in kamers aanbrengen;
5 inregelen boven plafond gangen;
6 plafondplaten in gangen aanbrengen;
7 zachte vloerbedekking in gangen.
9.8.2 Ontkoppelen afwerkingsvolgorde
Uit de verschillende benaderingen van de volgorde van afwerking blijkt dat die volgorde niet
eenduidig is. Ook blijkt daaruit dat de volgorde
in de ruimten anders zou moeten zijn dan in
de gangen. In de toiletgroepen is een andere
volgorde gewenst dan in de directiekamers. Ook
ruimten met speciale technische uitrustingen,
zoals een keuken, stellen eisen aan de technische
volgorde van afwerking. Het maken van de juiste
keuze voor de volgorde van de afwerking is zo
complex, dat de ontwerpende en de uitvoerende
partners daar vooraf geen overeenstemming
over kunnen bereiken. De enige goede oplossing
is de afwerking zodanig te ontwerpen dat de
volgorde vrij is te bepalen en te veranderen.

Plafondlat als ontkoppelpunt


Bij de detaillering van de aansluitingen tussen
verschillende afwerkingsprocessen moet de eis
worden gesteld dat verschillende afwerkingen in
omkeerbare volgorde moeten kunnen worden
uitgevoerd.
De plafondlat moet het ontkoppelpunt zijn
tussen de wand- en plafondafwerking, guur
9.72. Direct nadat de wand gereed is, moet de
plafondlat worden aangebracht. De zichtbare
onderkant van de plafondlat moet geschilderd
en afgedekt met plakband naar de bouwplaats
worden aangevoerd. De wand- en plafondafwerking kunnen dan onafhankelijk van elkaar en in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd, guur
9.72-1 en 9.72-2.

22-03-2005 14:53:24

9 UITVOEREN AFBOUW

297

Er zijn twee mogelijkheden om de plint te


gebruiken als ontkoppeling van de vloer- en de
wandafwerking. Eerst de plint aanbrengen zoals
ook bij de plafondlat gebeurt. Dan is de plint
de scheiding tussen beide afwerkingsprocessen
en kan de wandafwerking onafhankelijk van de
vloerafwerking worden uitgevoerd, guur
9.74-1.

Figuur 9.72 Plafondlat als ontkoppelpunt

Plint als ontkoppelpunt


De vloerplint is de afwerking van de overgang
tussen de vloerbedekking en de wandafwerking.
Bij de vloerplint zijn verschillende volgorden
mogelijk.
Als de afwerking van de wand bestaat uit een
dikke suwide die moet worden geplakt, kan
men er voor kiezen de suwide op de bovenkant
van de plint te beindigen. Dan moet eerst de
vloerbedekking worden aangebracht, vervolgens
de plint en dan kan de wandafwerking starten,
guur 9.73-1.
Bij spuitwerk op de wanden zal de schilder eerst
de wandafwerking willen aanbrengen en daarna
kan de afgelakte plint worden aangebracht. Bij
een vloerafwerking van bijvoorbeeld linoleum
wordt soms een kitvoeg tussen vloerbedekking
en plint gemaakt om de naad waterdicht te
krijgen. Dan is de volgorde van het afwerkingsproces vastgesteld: eerst wandafwerking, daarna
plint en dan pas de vloerafwerking, guur 9.73-2.

Figuur 9.73 Plint afhankelijk van vloer en wand

06950556_H09.indd 297

Figuur 9.74 Plint als ontkoppeling vloer en wand

De tweede methode is om de plint te zien als


een afwerking van de naad tussen wand- en
vloerafwerking die beide onafhankelijk van elkaar
uit te voeren zijn met een omkeerbare volgorde.
De plint wordt pas aangebracht als zowel de
wand- als de vloerafwerking gereed zijn, guur
9.74-2. Een kwetsbare vloerafwerking zoals
tapijt, wordt om beschadiging te voorkomen in
een zo laat mogelijk stadium van het afwerkingsproces aangebracht. Bij tapijt is een omkeerbare
volgorde niet nodig en kan de plint tegen de
wandafwerking worden aangebracht en later het
tapijt tussen de plinten.

9.9 Opleveren gebouw


Na de afbouwfase moet er een procedure op
gang komen om het gebouw over te dragen aan
de opdrachtgever. De opdrachtgever zal eerst
willen controleren of het gebouw conform
bestek en tekeningen is uitgevoerd. Na die
controle wordt het gebouw opgeleverd aan de
opdrachtgever en is die verder verantwoordelijk
voor het gebouw.

22-03-2005 14:53:25

298

In de woningbouw bestaat een bouwproject


uit onafhankelijke woningen die stuk voor stuk
kunnen worden opgeleverd. In de utiliteitsbouw
wordt een bouwproject in zijn geheel opgeleverd op het tijdstip dat het laatste deel van het
gebouw gereed is. Bij een seriematig afbouwproces zal een aantal gebouwdelen eerder gereed
zijn. Het bouwbedrijf zal de eerder gereedzijnde
gebouwdelen in stand moeten houden tot het
laatste gebouwdeel gereed is. Bij grote bouwprojecten kan het instandhouden zo lang duren dat
daarvoor een beheerorganisatie nodig is.
Bij ziekenhuizen zal de opdrachtgever gebouwdelen eerder in gebruik willen nemen om de medisch-technische apparatuur te laten installeren
en de tijdsduur tussen opleveren en ingebruikneming zo kort mogelijk te houden. Voor het beheren van gereed zijnde gebouwdelen tot aan de
oplevering en daarna tot aan de ingebruikname
moeten tijdig afspraken worden gemaakt om
onduidelijkheden over schade en verantwoordelijkheid te voorkomen.
Het ontruimen van de bouwplaats en het aanleggen van de terreinvoorzieningen worden in dit
hoofdstuk niet behandeld.
9.9.1 Juridische aspecten opleveren
In de UAV 89 (Uniforme Administratieve Voorwaarden) is de wijze van opleveren als volgt
geregeld.

Opnemen
De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke, tot de directie gerichte aanvraag van de
aannemer, waarin deze meedeelt op welke dag
het werk naar zijn oordeel zal zijn voltooid. De
opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in
de regel binnen acht dagen na de aanvraag. De
dag en het tijdstip van opneming wordt tijdig en
zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schriftelijk medegedeeld.
Goedkeuren
Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de
aannemer binnen acht dagen schriftelijk medegedeeld, of het werk al of niet is goedgekeurd.
Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag
van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de
desbetreffende mededeling aan de aannemer is
verzonden.

06950556_H09.indd 298

Narooien
Kleine gebreken, die gevoeglijk vr een nog
volgende betalingstermijn kunnen worden hersteld, zullen geen reden tot onthouding van
goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele
ingebruikneming niet in de weg staan. De aannemer is gehouden deze gebreken zo spoedig
mogelijk te herstellen.
Opleveren
Het werk wordt als opgeleverd beschouwd als
het is goedgekeurd of geacht wordt te zijn goedgekeurd. De dag waarop het werk is of geacht
wordt te zijn goedgekeurd, geldt als dag waarop
het werk als opgeleverd wordt beschouwd.
Aansprakelijkheid
Na de dag van oplevering is de aannemer niet
meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het
werk, behalve indien het werk of enig onderdeel
daarvan door schuld van de aannemer een
verborgen gebrek bevat en de aannemer van
zodanig gebrek binnen een redelijke termijn na
de ontdekking mededeling is gedaan. Een
gebrek kan alleen als een verborgen gebrek worden aangemerkt, als het, ondanks nauwlettend
toezicht door de directie, redelijkerwijs niet
onderkend had kunnen worden.
Onderhouden
Als in het bestek een onderhoudstermijn is
voorgeschreven, gaat deze termijn in onmiddellijk na de dag waarop het werk als opgeleverd
wordt beschouwd. De aannemer is gehouden
gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan
de dag treden, te herstellen, met uitzondering
echter van gebreken waarvoor de opdrachtgever
verantwoordelijk of aansprakelijk is. In de onderhoudstermijn optredende schade aan het werk is
voor rekening van de opdrachtgever, met uitzondering echter van die schade, welke het gevolg is
van door de aannemer verricht onvoltooid werk.
9.9.2 Opleveren woningen
In de afbouwfase zijn de inbouw, de installaties
en de afwerking aangebracht. Bij de afbouwfase
hoort ook nog het afmonteren. Dat is het aanbrengen van onderdelen die pas na de afwerking
te monteren zijn. Schakelaars en stopcontacten
kunnen pas na het behang of spuitwerk worden

22-03-2005 14:53:26

9 UITVOEREN AFBOUW

Figuur 9.75 Tijdschema opleveren woningen

gemonteerd. Closetpotten en wastafels moeten


op het tegelwerk worden gemonteerd, guur
9.75.
Als de laatste onderdelen zijn gemonteerd, gaat
de bouwdirectie met het bouwbedrijf de woning
opnemen, guur 9.75. Er wordt gekeken of alles
conform bestek en tekening is uitgevoerd. De bij
het opnemen geconstateerde gebreken worden
vermeld op de opnamelijst.
Het oplossen van de gebreken van de opnamelijst wordt narooien genoemd. De lijst per
woning moet worden gesplitst in werkopdrachten per ploeg of per onderaannemer, met vermelding voor welke datum de werkzaamheden
gereed moeten zijn.
Op de dag van oplevering, guur 9.75, controleert de bouwdirectie of alle punten van de
opnamelijst zijn uitgevoerd en daarna wordt
het proces-verbaal van oplevering getekend. Na
de ondertekening draagt het bouwbedrijf de
sleutels over aan de bouwdirectie en is de verantwoordelijkheid van de woning van het bouwbedrijf overgedragen naar de opdrachtgever.
Die overdracht van de verantwoordelijkheid en
aansprakelijkheid is een belangrijke mijlpaal voor
het bouwbedrijf.
Een woningbouwproject bestaat uit een aantal
woningen met per woning een andere gebruiker.
Elke woning is fysiek volledig gescheiden van de
andere woning en dat maakt het mogelijk elke
woning apart op te leveren, guur 9.75. Het
bouwbedrijf heeft er belang bij elke woning als
die gereed is zo spoedig mogelijk op te leveren
en daarmee de verantwoordelijkheid kwijt te zijn.
De betalingsregeling is vaak ook aan het opleveren gekoppeld en voor de liquiditeit van het
bouwbedrijf is het gewenst elke woning zo snel
mogelijk op te leveren.

06950556_H09.indd 299

299

Als een woningbouwproject wordt uitgevoerd


met een productietempo van n woning per
dag, kan elke werkdag een woning worden opgeleverd, guur 9.76. Dan moet de bouwdirectie
elke dag op het werk komen om een woning op
te nemen en een woning op te leveren. In de
praktijk wordt dat in de woningbouw eenmaal
per week gedaan. Bij een productietempo van
n woning per dag worden elke week vijf
woningen tegelijk opgenomen en vijf andere
woningen tegelijk opgeleverd.

Figuur 9.76 Opleveren per woning

9.9.3 Opleveren kantoorgebouw


Bij een kantoorgebouw bestaande uit meerdere
verdiepingen zal niet per verdieping kunnen
worden opgeleverd.

In de afbouwfase worden de werkzaamheden


seriematig uitgevoerd. De installateur en de
schilder doet eerst op de ene verdieping de
werkzaamheden en gaat daarna naar de volgende verdieping. Het betekent dat de eerste
verdieping eerder gereed is dan de laatste
verdieping, guur 9.77. Het narooien moet ook
verdiepingsgewijs gaan en kan pas starten als
de verdieping is opgenomen en de opnamelijst beschikbaar is. Het opnemen moet dan ook
verdiepingsgewijs gebeuren. De verdiepingen
vormen voor de opdrachtgever n geheel en
die zal de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het hele gebouw pas willen overnemen als de laatste verdieping gereed is. Het
opleveren kan pas plaatsvinden als van de laatste
verdieping het narooien gereed is, guur 9.77.

Figuur 9.77 Tijdschema opleveren kantoorgebouw

22-03-2005 14:53:27

300

Figuur 9.78 Opleveren kantoor in zijn geheel

Als op de bovenste verdieping is gestart met


de afbouw, zal die enige tijd gereed staan voor
oplevering tot ook de begane grond gereed is,
guur 9.78-2. Het bouwbedrijf blijft aansprakelijk
voor schade tot de laatste verdieping gereed is
voor oplevering.
Keuze volgorde afbouwproces
In het tijdschema voor de uitvoering moet de
volgorde van het afbouwproces worden gekozen. Er zijn in principe twee mogelijkheden. Van
beneden naar boven gelijk aan de volgorde van
de draagconstructie, of van boven naar beneden,
guur 9.79-1 en 9.79-2. Bij de keuze van
de volgorde spelen de volgende uitvoeringsaspecten een rol:
zwaartekracht;
toegankelijkheid;
bouwtijd.

Figuur 9.79 Keuze volgorde afwerkingsproces

Zwaartekracht
Een verdieping is niet hermetisch afgesloten van
andere verdiepingen. Water loopt door sparingen altijd naar beneden. In een gebouw met
meerdere verdiepingen zijn verticale verkeersruimten nodig. Bij het afwerken van trappenhuizen is het gewenst van boven naar beneden te

06950556_H09.indd 300

Bouwtijd
De draagconstructie wordt altijd vanaf het maaiveld naar boven uitgevoerd. De begane grond is
de eerste bouwlaag die beschikbaar komt voor
de afbouw als de gevel ook vanaf het maaiveld
naar boven wordt gebouwd. Als vanuit de argumenten, zwaartekracht en toegankelijkheid gekozen wordt voor een bouwvolgorde van boven
naar beneden, zal de afbouw pas kunnen starten
als de bovenste verdieping wind- en waterdicht
is.
Op de onderliggende verdiepingen wordt niet
gewerkt om te wachten tot de bovenste gereed
is voor de start van de afbouw. Afbouw van
boven naar beneden kost extra bouwtijd maar
geeft meer zekerheid voor de afbouw-organisatie
en de kwaliteit, guur 9.80. Bij hoge gebouwen
is een tussenvorm mogelijk waarbij de bouwlagen worden opgedeeld in eenheden van circa
acht bouwlagen, waarbij per eenheid van boven
naar beneden wordt afgebouwd.
Als de argumenten bouwtijd en toegankelijkheid
een zware rol spelen kan het afbouwproces van
beneden naar boven worden uitgevoerd, maar
de begane grond wordt overgeslagen en als

Toegankelijkheid
Bij de meeste verdiepinggebouwen is het gebouw vanaf de bouwplaats alleen via de begane
grond toegankelijk. Materialen moeten via de
begane grond naar de verdieping worden gebracht. Personeel moet via de begane grond de
verdieping bereiken. Personeel en resterende
materialen en bouwafval moet in de aoopfase
via de begane grond het gebouw verlaten. De
begane grond komt daardoor als laatste gereed.
Vanuit het transport en het verkeer gezien is het
gewenst van boven naar beneden af te bouwen.

werken, omdat stof, verfspatters en bouwafval


altijd de zwaartekracht volgen.

Figuur 9.80 Afbouw van boven naar beneden

22-03-2005 14:53:28

9 UITVOEREN AFBOUW

301

Figuur 9.81 Afbouw naar boven behalve begane grond

Figuur 9.82 Tijdschema afwerken en opleveren ziekenhuis

Oplevering technische installaties


Als de installateurs onderaannemer zijn van de
hoofdaannemer, is die verantwoordelijk voor de
oplevering van de technische installaties. Als de
opdrachtgever de uitvoering van de technische
installaties rechtstreeks aan installatiebedrijven
heeft opgedragen, zijn de installateurs nevenaannemer en moeten zij zelf de installaties opleveren
aan de opdrachtgever. De hoofdaannemer krijgt
dan meestal de opdracht om de bouwkundige
en installatiewerkzaamheden te cordineren. De
technische installaties op de bouwlagen geven
meestal geen problemen. Moeilijker wordt het
om het tijdstip te bepalen waarop de verticale
installaties, zoals de liften, moeten worden opgeleverd.
9.9.4 Opleveren ziekenhuis
Bij een ziekenhuis is het probleem van seriematig
afbouwen en in zijn geheel opleveren groter dan
bij een kantoorgebouw door het verschil in:
grootte project;
intervaltijd afbouw;
hoeveelheid inrichting;
in bedrijf stellen.

Als voorbeeld wordt genomen een ziekenhuis


van 300 bedden en 21.000 m2 vloeroppervlak.
Het afbouwproces wordt in twee bouwstromen
uitgevoerd met een productietempo van 100 m2
BVO per dag. Circa 1.000 m2 bestaat uit magazijnen met een beperkte afbouw die apart wordt
gehouden. Elke afbouwstroom van 10.000 m2
BVO bestaat uit afdelingen van elk 1.000 m2.

06950556_H09.indd 301

laatste bouwlaag afgebouwd, guur 9.81. Als


de verticale verkeersruimtes bij de afbouw van
de verdiepingen niet wordt meegenomen, maar
tegelijk met de begane grond wordt afgebouwd,
is ook een deel van het argument zwaartekracht
opgelost.

Figuur 9.83 Beheren afdelingen tot opleveren

In het tijdschema van guur 9.82 is n bouwstroom gepland voor het halve ziekenhuis van
10.000 m2. Bij een productietempo van 100 m2
per dag en afdelingen van 1.000 m2 is de productietijd van elke afbouwploeg tien dagen per
afdeling. Elke afbouwploeg zal elke tien dagen
naar een volgende afdeling moeten gaan.
De eerste afdeling is twintig weken voor de opleverdatum gereed, guur 9.83, maar wordt pas
bij de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid
van de afdeling de eindoplevering overgedragen
naar de opdrachtgever. Het bouwbedrijf moet de
eerste afdeling 20 weken lang zodanig beheren
dat er geen beschadigingen optreden die bij
oplevering moeten zijn hersteld.
Beheren goedgekeurde afdelingen
Het bouwbedrijf zal als hoofdaannemer vroegtijdig een organisatie moeten opzetten om de
goedgekeurde afdelingen te beheren tot de dag
van de oplevering. Als dat niet gebeurt, zal de
aoopfase een chaos worden en wordt de geplande opleveringsdatum niet gehaald. Uitstel
van oplevering betekent het later in gebruik
nemen van het ziekenhuis. In de laatste fase
van het bouwproces zijn de meeste termijnen al
betaald en zal de opdrachtgever over elke week
vertraging van de oplevering, de kosten van de
rente hierover in rekening brengen bij de hoofdaannemer.

22-03-2005 14:53:30

302

Bij de afbouw- en aoopfase van een ziekenhuis is een groot aantal verschillende bedrijven
betrokken. Elk bedrijf is zelf verantwoordelijk
voor beschadiging en diefstal. Er zal een vertragingstactiek ontstaan waarbij elk bedrijf de
laatste wil zijn voor de oplevering, of liever nog
zijn spullen na de oplevering wil aanbrengen.
Alleen de hoofdaannemer is verantwoordelijk
voor de datum van oplevering en als die geen
goede organisatie heeft voor de aoopfase, zal
de oplevering moeten worden uitgesteld.
Inrichten en overhuizen
Een nieuw ziekenhuis wordt meestal gebouwd
ter vervanging van een oud ziekenhuis of na
een fusie tussen ziekenhuizen. Bij een kantoorgebouw is het mogelijk binnen enkele dagen na
oplevering de inrichting en meubilering aan te
voeren. En korte tijd na het inhuizen kan het kantoor in gebruik worden genomen. Bij een kantoororganisatie is het ook mogelijk het gebouw
gefaseerd in gebruik te nemen.

Figuur 9.84 Tijdschema inrichtingsfase

Bij een ziekenhuis moeten de behandelfuncties


voor de patinten continu operationeel zijn. Op
de dag van het overhuizen moeten alle behandelfuncties zowel in het oude als het nieuwe
ziekenhuis operationeel zijn. Door een opnamestop is het aantal over te huizen patinten te
verminderen en dan kan de behandelcapaciteit
ook lager zijn. Een deel van de medische
apparatuur zal nieuw worden aangeschaft en
kan in het nieuwe ziekenhuis operationeel zijn
voor de verhuisdatum. Een deel van de medische
apparatuur zal van het oude ziekenhuis worden
meegenomen. Dat moet tot op de verhuisdag in
het oude ziekenhuis operationeel blijven en kan
pas na de verhuizing naar het nieuwe ziekenhuis
worden gebracht en moet dan nog worden
genstalleerd en afgemonteerd voordat het in
gebruik te nemen is.

06950556_H09.indd 302

Om de tijdsduur tussen opleveren en overhuizen zo kort mogelijk te houden is het gewenst


de nieuwe medisch-technische apparatuur al
voor de opleverdatum te installeren en af te
monteren, guur 9.84. De opdrachtgever wil de
afdelingen die gereed zijn al voor de oplevering
in gebruik nemen om de apparatuur te kunnen
installeren.
Procedure vervroegd in gebruik nemen
In de UAV is een procedure voor vervroegde
ingebruikneming geregeld. De opdrachtgever
kan de hoofdaannemer verzoeken afdelingen
vervroegd in gebruik te mogen nemen. Aan vervroegde ingebruikneming worden de volgende
voorwaarden gesteld:
De afdeling moet door de bouwdirectie worden opgenomen en er moet een opnamelijst
worden gemaakt over de stand van het werk.
Als er door de ingebruikneming meer wordt
verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van
hem kan worden gevergd, zal dit worden verrekend als meerwerk.
Als er door de ingebruikneming schade aan
het werk ontstaat, komt deze schade niet voor
rekening van de aannemer.
Door ingebruikneming en opneming wordt
de afdeling niet als opgeleverd beschouwd.
Bij de oplevering van het hele gebouw wordt
het werk opnieuw opgenomen en goedgekeurd,
waarna het gebouw als opgeleverd kan worden
beschouwd.
Voor de organisatie van de afwerking tot de
oplevering en het overhuizen moet een aantal
afspraken worden gemaakt:
Van gebreken die bij de opname van de
afdeling worden geconstateerd, moet worden
afgesproken welke direct en welke vlak voor de
oplevering worden hersteld.
Direct na het narooien na het opnemen moet
voor elke afdeling een goedkeuringsrapport worden gemaakt.
Compartimentering en sleutelbeheer
Een ziekenhuis is opgedeeld in brandcompartimenten van maximaal 1.000 m2 die moeten
worden afgesloten met brandwerende deuren.
Brandwerende deuren in een vluchtweg mogen
niet met sleutels afsluitbaar zijn, maar voor het

22-03-2005 14:53:30

9 UITVOEREN AFBOUW

303

tijdelijk beheer van de afdeling zijn wel sloten


nodig.
Brandwerende deuren moeten daarom tijdelijk
worden voorzien van deugdelijke sloten tot aan
de ingebruikname. De opdrachtgever en het
bouwbedrijf moeten samen een bewakingssysteem instellen dat bevoegde bedrijven toegang geeft tot de afdeling om werkzaamheden
te kunnen uitvoeren en zij moeten procedures
afspreken over:
gebruik verlichting: lampen hebben op opleveringsdatum al aantal uren gebrand;
gebruik verwarming: deel garantietermijn
verwarmingsinstallatie is op opleveringsdatum al
verstreken;
gebruik liften: deel garantietermijn liften is op
opleveringsdatum al verstreken;
controle beschadigingen door bedrijven die
namens opdrachtgever werkzaamheden op afdeling uitvoeren;
sleutelsysteem dat na ingebruikname nodig is
om medische dossiers te beschermen en die voor
ingebruikname niet mogen worden gebruikt
door uitvoerende bedrijven.

Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Handboek bouwtechnische details voor energieefcinte woningbouw en vernieuwbouw
(SBR 200). SBR/Novem, 1994
2 Handleiding dekvloeren. Bedrijfschap STS
Afbouwbedrijven, 1993

06950556_H09.indd 303

22-03-2005 14:53:30

304

06950556_H09.indd 304

22-03-2005 14:53:30

9 UITVOEREN AFBOUW
REGISTER 305

Register
A
aanbestedingssysteem 2
aanlegbreedte 44
aanlegdiepte 42
aanlegkabels 32
aansluitdozen 292
aansluitingen 291
aansprakelijkheid werk 298
afbouw, subfasen 262
afbouw, uitvoeren 261
afbouw, volgorde
werkzaamheden 263
afbouwproces, seriematig 263
afbouwproces, volgorde 300
afschot 237, 243
afstemming
werkzaamheden 296
aftimmerlat 279
afwerking, volgorde
uitvoering 295
afwerkingsvolgorde,
ontkoppeling 296
afwerkploeg betonvloeren 270
aggregeren gegevens 6
anhydriet dekvloeren,
ingebruikneming 273
anhydriet dekvloeren,
nabehandeling 273
anhydriet dekvloeren,
verwerking 273
anhydriet dekvloeren,
vloerbedekking 274
anhydriet dekvloeren,
voorbehandeling 273
ankerrails 219
ankers 219
appartementenbouw,
dimensies casco 72
autogiekkraan,
hydraulische 258

B
baddingsysteem 109, 121
badkamer in
woningproject 263
baksteen 77, 184

06950556_H09.indd 305

balk- en borstwering als


prefab-element 203
begane-grondvloeren
woningbouw 48
begane-grondvloersystemen 42
beheer goedgekeurde
afdelingen ziekenhuis 301
bekisting, ribbenvloer- 136
bekisting vloeren 107
belasting, horizontale 157
beschadigingsrisico 296
bestek 3
beton, transport 180
beton, verhardingstijd 270
betonpomp 180
betonspecicatie 107
betonwand, kosten 126
beton storten 269
bevestigingen natuursteenplaten, maatbeheersing 219
binnendeurkozijnen
woningbouw 278
binnenspouwblad 93
boeiboord 239
boeiboord, visueel toelaatbare
maatafwijking 240
boorankers 220
boutverbindingen 52, 104
bouwbedrijven, uitvoerende 4
bouwconstructies,
horizontale 7
bouwconstructies, verticale 7
bouwgasverwarming 37
bouwknoop 143
bouwknoop beganegrondvloer 7
bouwknoop pannendak 8
bouwknoop vloer met
wand 166
bouwknoop wand met
vloer 82, 137
bouwknopen
afbouwproces 264
bouwkosten, hoogbouw 156
bouwkosten,
optimaliseren 106
bouwkraan 70
bouwkraan, 10-tonmeter- 70
bouwkraan, lichte 259

bouwlaag, bruto-vloeroppervlak 155


bouwlagen, aantal 154
bouwlift 70
bouwmethoden casco, voorkeur 75
bouwmuurelementen 78
bouwplaats beveiliging 36
bouwplaats bewaking 36
bouwplaats bewegwijzering 12
bouwplaats toegangspoort 13
bouwplaats, tijdelijk productiebedrijf 6
bouwplaats, zonering 17
bouwplaatsaccommodatie 18
bouwplaatsaccommodaties,
plaatsing 27
bouwplaatsinfrastructuur 12
bouwplaatsinstallaties 29
bouwplaatskosten,
besparing 38
bouwplaatsmanagement 5
bouwplaatsmanagement,
accommodatie 19
bouwplaatspersoneel,
accommodatie 18
bouwplaatsverlichting 33
bouwplaats inrichten 11
bouwproces 2
bouwriolering 37
bouwtijd 300
bouwtijd,
kalendermaanden 155
bouwtijd, optimaliseren 106
bouwwaterleiding 36
bouwweg, constructie 15
bouwweg, situering 14
bouwwerk, projectanalyse 7
brandcompartiment 177
brandcompartiment,
verticaal 288
brandveiligheidsaspecten 154
breedplaatsysteem 116
breedplaatsysteem, kosten 117
bruto-/nettovloerverhouding 154
bruto-verdiepingshoogte 73
buissteiger 190
buitenmaat kozijn 227
buitenwandbekisting 169

22-03-2005 14:53:31

306

C
casco, dimensies 71
casco, gestapelde woningen in
hoogbouw 67
casco, gestapelde woningen
met galerijontsluiting 67
casco, gestapelde woningen
met portiekontsluiting 67
casco,
laagbouwwoningblok 66
casco, laagbouwwoningen 66
casco, twee-ondereen-kapwoning 66
casco, vrijstaande woning 66
casco,
voorbereidingsproces 78
casco, wijze van transport 69
casco, woningscheidende
functie 68
cascokeuze naar wand/vloerfunctie 67
casco en inbouw 266
casco uitvoeren 65
centerpennen 61
combicontainers 28
compartimentering
ziekenhuis 302
containerketen 20
containerlift 177
containers 99
containertransport 179
contrastfactor C 211
Custom Buildafbouwproces 265
cyclustijd, bouwlaag 155
cyclustijd, drie dagen per
bouwlaag 180
cyclustijd, hoogbouw 155
cyclustijd,
verdiepingbouw 155

D
D-waarde 211
dagmaat stelkozijn 227
dak, montage 254
dak, ontkoppeling van
gevel 246
dak, veiligheid 256
dak, waterdicht maken 248

06950556_H09.indd 306

dakafwerking 249
dakconstructie 250, 254
dakdraaipunt 253
dakelement 256
daken, grote houten 239
daken, hellende 236
daken, houten garage- 237
daken, platte 236
daken, platte betonnen 241
daken, platte houten 236
daken, uitvoeren 235
dakgoot 247
dakgoot, aanbrengen 258
dakhelling, standaardisatie 251
dakisolatieplaten 245
dakmeetlijn 253
dakopbouw plat dak 248
dakoverstek 259
dakoverstek kopgevel 259
dakpannen, aanbrengen 258
dakplaat 256
dakplaten 257
dakrand 245
dakrand, hoogte 239
dakrand, isolatie 246
dakrand, prefab-beton 246
dakrand, veiligheid 247
dataverbindingen 36
dekvloeren, aanbrengen 268
dekvloeren, anhydriet 273
dekvloeren, zand-cement 271
Delftse Poort (Rotterdam) 175
dilatatie 64, 131
dilatatie kolommen 132
dilatatie vloeren 132
distributieleiding 291
doken 215, 285
draagconstructie,
afmontagekosten 140
draagconstructie,
afmontagetijd 141
draagconstructie,
horizontale 103
draagconstructie,
in situ beton 106
draagconstructie,
montagekosten 140
draagconstructie,
montagetijd 141

draagconstructies, bij
woninghoogbouw 180
draagconstructies, toelaatbare
maatafwijking 209
draagconstructie bij
hoogbouw, uitvoeren 153
draagconstructie hoogbouw,
uitvoeren 157
draagconstructie
laagbouw 103
draagstructuur in HSB 135
driepuntsophanging 216
drogen door ventilatie 294
drogen met bouwdroger 294
drogen met warmte en
ventilatie 294

E
eenzijdig schoonmetselwerk
utiliteitsbouw 280
egalisatielaag, oneffenheid
door regen 271
elektra-infrastructuur 29
elektra-infrastructuur,
kosten 34
elektra-infrastructuur groot
bouwproject 33
elektra-infrastructuur klein
bouwproject 30
elektra-infrastructuur middelgroot bouwproject 30
elektra hoofdkast 30, 33
elektra verdeelkast 31
elementen, scharnierende
dak- 256
elementenbouwmethode,
kleinschalige 96
elementenstelmachine 70

F
frame hout of metaal 281
fundatie op balken 53
fundatie op palen,
kruipruimte 53
fundatie op poeren 53
fundatie op staal,
kruipruimte 52
fundering 51

22-03-2005 14:53:32

9 UITVOEREN AFBOUW
REGISTER 307

funderingsbalk,
werkvolgorde 46
funderingsbalken, tapse 45
funderingsbalken in situ
beton 46
funderingspoeren op palen 55
funderingsstroken met
betonbalk 45
funderingsstroken met
metselwerk 44
fundering bedrijfshal 50
fundering op staal 44

G
gangleidingen 290
gebouwbeheerders 5
gebouwhoogte, maximale 177
gebouwontwerpers 5
gebouwzone 18
gelijmde stenen
scheidingswanden
utiliteitsbouw 280
geluidsisolatie 267
gevel, dragende 147
gevelaansluiting 284
gevelbalken,
maatbeheersing 204
gevelbalk met latei 200
gevelbekledingen, lichte 218
gevelbekleding natuursteen,
kosten 222
gevelbeplating, lichte
zelfdragende 224
gevelbuisprincipe 157, 175,
176
gevelconstructie, keuze 147
gevelelementen 78
gevelelementen dragende 142
gevelelementen,
geschakelde 232
gevelkozijnen, montage 203
gevelkozijnen, monteren vanaf
steiger 198
gevellateien, noodzakelijke
toepassing 208
gevelmetselwerk 184
gevelmetselwerk, kosten 184
gevelopening 227
gevelpan 259

06950556_H09.indd 307

gevels 154
gevels, dragende 147
gevels, maatkwaliteit in
praktijk 212
gevels, montage bij
hoogbouw 233
gevels, prefab-beton- 213
gevels, uitvoeren 183
gevels, verdiepings- 184
gevels, visueel acceptabele
maatafwijking 210
gevels, vlies- 231
gevels, wind- en
waterdichtheid 228
gevels. laagbouw- 184
gevelwanden, dragende 121
gevel metselen in vijf
slagen 187
gipsblokken 275
gipskartonplaat 282
gipsmontageplaten,
eerste beplating 288
gipsmontageplaten,
sluitwand 288
gipsmontageplaten,
voorzieningen 288
gipsmontagewanden 281
gipsmontagewanden,
frame 287
gipsmontagewanden,
maatvoeren 286
gipsmontagewanden,
opbouw 281
gipsmontagewanden,
transport 286
gipsmontagewanden,
uitvoering 286
gipsplaat 268
glijbekisting 168
goedkeuring werk 298
gordingwandkist 123, 125

H
handbekisting 45
handtransport 70
handtransport
bouwmethode 76
handtransport bouwmethode,
nadelen 77

hangsteigers 221
hefsteigers 199
hemelwaterafvoer 239
hijsloods 175
hoogbouw 102
hoogbouw, ontwerp vanuit
uitvoeringsproces 176
hoogbouw, toetsing 175
hoogbouw, uitvoering 154
hoogbouw,
voorbeeldproject 157
hoogspanning 32
HS-beton 134
Hulo-systeem 189
hulpmiddelen,
mechanische 277
hybride skeletconstructie,
keuze 150

I
indelingsstramien 147
industrieel bouwsysteem voor
hoogbouw,
ontwikkeling 176
inrichten ziekenhuis 302
intervaltijd, afbouw 155
intervaltijd, draagconstructie
en gevel 155
intervaltijd, onderbouw 154
in situ beton,
productieproces 108
in situ beton,
productietempo 108
in situ betongevelbalk met
latei 201
in situ betonkolom, kosten 130
in situ betonwand, kosten 126
in situ beton B25
(C20/25) 106
in situ vloeren zonder
kruipruimte 50
isolatiebekisting 47

K
kalkzandsteenelementen 147
kanaalplaatelementen 78
keetcomplex voor grote
projecten 23

22-03-2005 14:53:32

308

keetwagens 19
kelder 56
kelderdek 64
keldervloer 57
kelderwandbekisting 60
kelderwanden 60
kelderwanden met verloren
bekisting 63
kern, als schacht
voortrekken 167
kern, bestaand uit drie
schachten 165, 170
kern, bestaand uit twee
schachten 165
kern, uitvoeren als schacht 164
kern, uitvoeren in prefabbeton 170
kern, uitvoeren met
glijbekisting 167
kern, uitvoeren met
klimbekisting 169
kern, uitvoering als
twee U-wanden 163
kern, uitvoering als vier
wanden 160
kern, uitvoering als
vier wanden met
extra stelkist 163
kern hoogbouw 158
kim 58, 92
kimblokken 82
kitvoeg 220
kolom, uitvoering 127
kolom-balkverbinding 143
kolomaansluiting 283
kolombekisting 126
kolombekisting, cyclustijd 128
kolombekisting, kosten 129
kolommen 51
koppen- en lagenmaat 185
kozijnen, binnendeur- 284
kozijnen, houten inbouw- 284
kozijnen, inbouwmaat 227
kozijnen, inmetsel- 225
kozijnen, KAPLA-montage- 228
kozijnen, montage- 198, 226,
278, 285
kozijnen, stel- 198, 226
kozijnen in gevels 225
kozijnmaat 227

06950556_H09.indd 308

kraanbaan, constructie 17
kraanbekisting 46
kraantransport, aanvullend
zwaar 94
kraantransport, licht 70
kraantransport, zwaar 70
krimp 131
krimpstrook 64, 134
kruip 131
kruiwagentransport 70

L
laagbouw 102
laagbouwwoningen, dimensies
casco 72
laagspanning 32
lasverbindingen 104
leidingen, aftak- 292
leidingen, gang- 292
leidingen, lege buis- 291
leidingen, route 288
leidingen monteren 288
leidingschachten, beton 288
leidingschachten,
gipsmontagewanden 289
liftput 56
lijmblokken 274
lijmblokken, transport 275
loodsen 24
loodsen, plaats 28

M
maatafwijkingen 209
maatafwijkingen, visueel
acceptabele 208
maatfactor M 211
maattolerantie 209
maatvoeren 205
maatvoering dakhelling 252
maatvoering hellend dak 250
maatvoering latei 205
maatvoering lateibalk 206
magazijn 24
magazijn, plaats 28
magazijncontainer 25
malzijde 204
materiaalkeuze
scheidingswanden 275

materialen per woning


bestellen 267
mechanisch transport 70
metselblokken 77
metselbouwmethode steen/
hout 76
metselproces 188
metselproces, traditioneel 185
metselproelen 185
metselslag 187
metselwerk, gestucadoord 279
metselwerk, kosten 279
metselwerk,
ondersteuning 200
middenondersteuning 141
middenondersteuning,
keuze 148
montagekosten
draagconstructie 140
montagekozijn, bevestiging
227
montageloods 175
montageproces casco 78
montagesteiger 220
montage- en bouwkosten 104
multiliftsysteem 20
muurplaten 257

N
narooien werk 298
natuursteenplaten als
gevelbekleding 218
NEN 1010 29
NEN 2574 2
NEN 2660 6
NEN 2886 209
NEN 2889 210
NEN 6000 78, 225
NEN 6702 237
NEN 6722 109
netto-verdiepingshoogte 73
neus aan kelderwand 62
nissenhut 25
NPR 3675 225

O
onderaannemers, plaats 28
onderbouwfase 42

22-03-2005 14:53:33

9 UITVOEREN AFBOUW
REGISTER 309

onderbouw bedrijfshallen 50
onderbouw met kelder 56
onderbouw uitvoeren 41
onderbouw utiliteitsbouw 52
onderbouw woningbouw 42
onderhoud werk 298
ontkoppelpunt 296
ontkoppeltrailers 99
ontsluiting, centrale 180
ontvochtigen 293
onvlakheid, maximaal
toelaatbare 271
onzichtbare bevestiging
gevelbekleding 223
oplevering gebouw 297
oplevering gebouw, juridische
aspecten 298
oplevering
kantoorgebouw 299
oplevering technische
installaties 301
oplevering werk 298
oplevering woningen 298
oplevering ziekenhuis 301
opnamelijst 299
opneming werk 298
overhuizen ziekenhuis 302
overstort 239, 243

P
paalfundering 46
palletkar 287
paneel-stelwagen 277
paneelbekisting 62
paneelsysteem 115
paneelsysteem, kosten 116
paneelvalkopsysteem 114
paneelvalkopsysteem,
kosten 115
paneelwandkist 125
panlat 249
pannendak, hellend 249
pannendak, kosten 260
pannenlift 258
panverdeling, horizontale 251
panverdeling, verticale 252
paselementen 92
penanten 60
personen/goederenlift 180

06950556_H09.indd 309

plaatmateriaal als
gevelbekleding 221
plafondafwerking 295
plafondleidingen 291
platenkar 286
poer 53
portofoon 35
potensysteem 20
prefab-beton, argumenten
voor keuze 139
prefab-beton, bouwtijd 140
prefab-beton,
montageproces 141
prefab-beton,
productietijd 141
prefab-betonborstweringelementen 217
prefab-betonbuitenbladelementen 215
prefab-betonfunderingsbalken 48
prefab-beton gevelbalk 202
prefab-elementen,
ontwerpkosten 140
prefab-elementen,
ontwerptijd 141
prefab-staal laagbouw 103
prefab-versus in situ
constructies 68
proces-verbaal oplevering 3,
299
productiebedrijf, tijdelijk 12
productiedeel 7
productiefase 6
productieprocessen,
hoogbouw 157
productietijd 155
Programma van Eisen 5
punaisebouw 222

Q
quinsetloods 25

R
randkist 166, 269
regelwerk hout of metaal 281
relatieve vochtigheid 293
rentekosten 156

ribcassette-elementen 78
rollenwagen 287
romneyhal 25
ruimteverlichting 34

S
sandwich-element 213
sandwich-panelen 224
schachtbekisting 169
schachtleidingen 288
scheidingsconstructie,
horizontale 184
scheidingsconstructie,
verticale 184
scheidingswanden, onder- en
bovenaansluiting 282
scheidingswanden, stenen 274
scheidingswanden panelen
woningbouw 277
scheidingswanden
woningbouw 274
schottenketen 21
schroefhulzen 219
secundaire ruimten,
draagconstructie 106
skeletconstructie,
productietempo 150
skelet bij utiliteitsbouw
uitvoeren 101
sleutelbeheer ziekenhuis 302
sluitwand 85
spantwandkist 124, 125
sparingkist 166
speciekruiwagen 189
sporthal, draagconstructie 106
staalconstructie,
afmonteren 105
staalconstructie, montage 105
stabiliteitsconstructie 156
stabiliteitsconstructie,
keuze 149
stabiliteitskern 176
stabiliteitsprincipes,
hoogbouw 156
stalen dragersysteem 112
stalen dragersysteem,
kosten 113
steenkruiwagen 189

22-03-2005 14:53:34

310

steentransport met
bouwkraan 189
steiger, vooraf opbouwen 198
steigerplan 194
steigersysteem, keuze 190
steiger met bouwkraan te verplaatsen 193
steigerslag, meegroeiend
met 191
steigerslag, vooraf
geplaatst 191
stekwapening 159
stelwand 85
stempel, stalen 112
stenen scheidingswanden
utiliteitsbouw 279
stijfheid, horizontale 154, 156
stijlen met kozijnelementen 232
stortbelasting 122
stortnaad keldervloer en
-wand 58
stortzijde 204
systeemsteiger 190

T
tafelbekisting, transport 180
tafelsysteem 117
tafelsysteem, kosten 119
tandheugelsysteem 137
tekeningenbestanden,
digitale 36
telecommunicatie 35
telefoon, draadloze 35
telefoon, mobiele 35
temperatuurverandering 131
tengel 249
tienpuntsophanging 215
transport, traditioneel 188
transport, verbeteringen 188
transportsysteem
bouwkraan 107
transportzone 18
tunnelgietbouw 80
tunnelgietbouw, nieuwe
mogelijkheden 84
tunnelkist, ontkisting 81
tunnelkist, samenstelling 81
tunnelmoot 81

06950556_H09.indd 310

twee-onder-een-kapwoning 83

U
UAV 89 (Uniforme
Administratieve
Voorwaarden) 298
uitvoering, optimaliseren 138
uitvoeringshal over gebouw 178
uitvoeringsmethode gietbouwwand en breedplaatvloer 87
uitvoeringsproces,
decomponeren 6
uitvoeringstechniek 1
uitvoeringstechniek,
afbakening 2
uitvoeringstechniek, doelgroep
vakgebied 4
uitvoering tunnelen 83
utiliteitsbouw,
gebruiksfuncties 102

V
ventilatievoud 294
verbindingssysteem 104
verdiepingbouw 102
verdiepingbouw,
prefab-hybride 145
verdiepingbouw in
prefab-beton 139
verdiepingshoogte, keuze 146
verdiepingsvloeren,
kanaalplaat- 94
vervroegde
ingebruikneming 302
verzadigingsdruk 293
vliesgevels met stijl, dorpel en
paneel 231
vloer-balk verbinding 144
vloer-gevel verbinding 144
vloerafwerking 269, 295
vloerbekisting 107
vloerbekisting,
doorstempeling 110
vloerbekisting, kosten 109
vloerbekisting, vergelijking
systemen 119
vloerconstructie, keuze 146

vloeren, beton- 269, 270


vloeren, bouwmethoden 75
vloeren, breedplaat- 85, 95,
116
vloeren, dak- 242
vloeren, diktebepaling 71
vloeren, dragende 66
vloeren, kanaalplaat- 78, 87,
94
vloeren, monoliet- 269, 270
vloeren, PS-isolatie- 43, 48
vloeren, ribben- 178
vloeren, ribcassette- 43
vloeren, uitvoeren 158
vloeren, verdiepings- 135
vloerrandbekisting 137
voegen, horizontale 213
voegen, verticale 214
voegverhouding VV 211
voegwerk 198
vooropperen 91

W
wandaansluitingen 283
wandafwerking 295
wandbekisting, keuze 122
wandbekisting,
kostenvergelijking 125
wandbekisting, opbouw 121
wandbekisting, sterkte 122
wandbekisting, vergelijking
systemen 125
wandbekistingssystemen,
kostenvergelijking 125
wanden, aansluiting aan
casco 275
wanden, bouwmethoden 73
wanden, diktebepaling 71
wanden, dragende 66
wanden, gietbouw- 85
wanden, kleine
KZS-elementen- 90, 95
wanden, KZS-elementen- 87,
95
wanden, prefab-beton- 78
wanden, top- 255
wanden, uitvoering 138
wanden, werkmethode 91
wanden met bekisting 85

22-03-2005 14:53:34

9 UITVOEREN AFBOUW
REGISTER 311

wandkistsystemen 123
wandleidingen 292
wandtypen 282
wapening 269
wapening FEB 500 107
warmtebronnen, droge 295
warmtebronnen, natte 295
wastafel, uitvoering 292
waterafvoer keldervloer 60
werkplekverlichting 34, 43
werksteiger 257
werktekening per woning 267
woningscheidende
constructies 267
woningscheidende vloeren,
kanaalplaat- 94
woontorens 180
woontorens met
tunnelsysteem 181
woontorens met
vierwandensysteem 181

Z
zand-cement dekvloeren,
nabehandeling 272
zand-cement dekvloeren,
verwerking 272
zand-cement dekvloeren,
voorbehandeling 272
zeecontainer 24
zeeg, compensatie 271
zetting 131
zichtbare bevestiging
gevelbekleding 221
zwaartekracht 295, 300

06950556_H09.indd 311

22-03-2005 14:53:35

312

06950556_H09.indd 312

22-03-2005 14:53:35

You might also like