Professional Documents
Culture Documents
DRAAGSTRUCTUUR
ISBN 90 06 95042 4
Tweede druk, tweede oplage
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet
1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Bouwtechniek
3 Draagstructuur
De redactie:
ir. K. Hofkes
Docent Bouwkunde, Hogeschool
INHOLLAND, Haarlem en Alkmaar
ing. N. Zimmermann
Architect, Amsterdam
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van
Utrecht, Utrecht
Serieoverzicht
BOUWKUNDE
BOUWKUNDE
BOUWKUNDE
BOUWKUNDE
HOGERE
HOGERE
HOGERE
HOGERE
JELLEMA
JELLEMA
JELLEMA
JELLEMA
Inleiding Bouwtechniek Bouwmethoden Bouwproces
1 Bouwnijverheid 2 Onderbouw 7 Bouwmethodiek 10 Ontwerpen
Bouwtechniek Bouwproces
4 Omhulling 13 Beheren
C gevelopeningen
Bouwtechniek
5 Afbouw
Bouwtechniek
6 Installaties
A elektrotechnisch
en sanitair
Bouwtechniek
6 Installaties
B werktuigbouwkundig
en gas
Bouwtechniek
6 Installaties
C liften en roltrappen
Woord vooraf
moderne traditionele
massieve massieve
structuren structuren
kolom
structuren schijven
structuren
bouwvoorraad worden de oudste skeletbouw- Met flexibiliteit wordt de mogelijkheid van het
vormen buiten beschouwing gelaten. Onder- aanpassen op de bouwplaats bedoeld en het
scheiden wordt dan een zekere ontwikkeling, aanbrengen van wijzigingen ook tijdens het ge-
die loopt van traditionele massieve structuren, bruik. Deze voordelen zijn door moderne bouw-
via schijven- en kolomstructuren terug naar methoden en hoge loonkosten achterhaald.
moderne, massieve structuren voor verdieping- Omdat echter een groot deel van de bestaande
en hoogbouw. In de volgende paragrafen bouwvoorraad nog volgens deze methode is ge-
worden tevens per groepering de verschillende bouwd, wordt ze nog wel besproken.
materiaaltoepassingen beschreven.
Daarnaast heeft deze stapelbouw in aangepaste
▶▶ Zie ook deel 7 Bouwmethodiek, deel 8 Woning- vorm haar plaats in de moderne tijd behouden.
bouw, en deel 9 Utiliteitsbouw. Nieuwe materialen en nieuwe verwerkings-
methoden deden hun intrede en er vond een
verschuiving plaats van geschoolde arbeid op
1.2 Massieve structuren de bouwplaats naar ongeschoolde arbeid in de
fabriek. Op de bouwplaats is het mechanisch
Eeuwenlang heeft de mens gebouwd in massieve verwerken van de groter formaat blokken van
structuren. Met de hand werden muren en kalkzandsteen en cellenbeton te zien. De houten
gevels opgetrokken uit stenen of blokken, balklagen zijn vervangen door geprefabriceerde
waarna de vloeren (bestaande uit houten balk- grotere elementen in beton met aanzienlijk
lagen) werden toegevoegd. Deze methode had betere scheidende eigenschappen.
een aantal belangrijke voordelen: Door arbeidsbesparende maatregelen vervalt
• handmatige verwerking; hiermee het nadeel van de hoge loonkosten.
• flexibiliteit tijdens de uitvoering, maar ook Door de flexibiliteit en geringere voorbereiding
daarna tijdens het gebruik; is de moderne stapelbouw in vooral kleinschalige
• weinig voorbereiding; projecten een volwaardige concurrent van
• gebruik materialen uit de omgeving. moderne industriële bouwmethoden.
houten vloerplaten
par.5.2.4
houten
stroken vloeren
par. 5.2.4
balklaag verdieping
par. 5.2
dragend metselwerk
in baksteen
begane grond par. 3.4
houten balklaag
par. 5.2
Figuur 1.3 Traditioneel metselwerk met houten balklagen
cellenbeton-
blokken
par. 3.7
kalkzandsteenblokken
par. 3.6
cellenbetonelementen
par. 3.7
ankerloze spouwmuur
combinatievloer in kalkzandsteenelementen
par. 4.4.2 par. 3.6
structieve onderdelen van beton zoals prefab- gevel tot gevel dragende vloeren, wat een aan-
betonlateien, balken en eventuele kolommen. zienlijke bouwtijdwinst kan opleveren.
rib(cassette)vloer
par. 4.4.1
half geprefabriceerde
holle betonwand
par. 4.6.3
ter plaatse gestorte betonwand
met tunnelbekisting
par. 4.6.2
fundering
deel 2 ter plaatse gestorte betonwand
onderbouw met wandbekisting
par. 4.6.2
Figuur 1.5 Gietbouw
Nadelen Toepassing
Inherent aan schijvenstructuren is dat de stabi- • cellenkantoren en vergelijkbare zorggebou-
liteit loodrecht op de schijven niet vanzelf is ge- wen in laag-, verdieping- en hoogbouw.
prefab kolom en ligger
par. 4.7.1 en 4.7.2
kanaalplaatvloer
par. 4.4.3
TT- plaatvloer
par. 4.4.5
geïsoleerde
kanaalplaatvloer
par. 4.4.3
Uitvoering Nadelen
Deze (kantoor)bouwmethode kent vloerdra- • beperkte flexibiliteit door starre gevelindeling;
gende prefab-betonnen gevelelementen, die on- • beperkte materiaalkeuze bij toepassingen van
derling worden verankerd en (al dan niet gecom- volledig geïntegreerde gevel;
bineerd met middenkolomrij) vervolgens veelal • lange en gedegen voorbereidingstijd.
kanaalplaatvloeren dragen, figuur 1.6.
gelamineerd cellenbetonelementen
houten vakwerk- houten ligger par. 3.7
ligger par. 5.4.2
par. 5.4.2 houten dak- en vloer-
prefab-beton elementen par. 5.2.10
kanaalplaat
par. 4.4.3
ribcassettevloer
par. 4.4.1
stabiliteitsverband
houten kolom
par. 5.4.1
massief houten liggers
par. 5.4.2
gelamineerd
houten spant
par. 5.4.2
Figuur 1.7 Houten kolomskeletten
verzwaarde strokenvloer
met breedplaten
par. 4.3.2
prefab betonkolommen
par. 4.7.1
ter plaatse gestorte
betonnen kokervloer ter plaatse gestorte
par. 4.2.3 beton kolom
par. 4.7.1
ter plaatse gestorte ter plaatse gestorte
betonnen ribbenvloer betonnen plaatvloer
par. 4.2.3 par. 4.2.2
Figuur 1.8 Betonnen kolomskeletten
stalen portalen
par.6.6.2
stabiliteitsverbanden
par. 6.2.2
prefab-beton
stalen liggers kanaalplaat
par. 6.4 par. 4.4.3 en par. 6.5.2
ribcassettevloer
par. 4.4.1 stalen kolommen
vloeren op zand par. 6.3
par. 4.2.1
Figuur 1.9 Stalen kolomskeletten
• niet flexibel in uitvoering en bij wijzigingen speciale aandacht nodig voor de bescherming
veel voorbereiding; en blijvende behandeling van de constructie-
• koudebrug bij plaatsing in de gevel; onderdelen. Staal is zeer gevoelig voor tempera-
• aanvullende voorzieningen noodzakelijk voor tuurwisselingen zodat hiermee in de detaillering
horizontale scheidende functies. rekening moet worden gehouden. Door de
kolomskeletvorm zijn aanvullende voorzieningen
1.4.3 Stalen kolomskelet noodzakelijk voor horizontale scheidende func-
Bouwen in staal betekent snel en licht bouwen. ties.
Voor utiliteitsprojecten waar weinig eisen worden
gesteld aan de esthetische kwaliteit zoals hallen
en werkplaatsen zijn de standaardprofielen zeer 1.5 Moderne massieve structuren
geschikt. Wanneer echter ook de constructie juist
een esthetische rol krijgt toegedacht is staal een Naast de massieve structuren die met moderne
goede optie door de vele bewerkingsmethoden bouwmaterialen zoals kalkzandsteen, in stapel-
waardoor zeer fraaie constructies en detaillerin- bouw worden gerealiseerd , zie paragraaf 1.2.2,
gen mogelijk zijn, figuur 1.9. wordt in deze paragraaf de systeem- of grote
elementenbouw onderscheiden. Hierbij worden
Toepassingen vloer- en wanddelen geprefabriceerd en op de
• zowel klein- als grootschalige bouw; bouwplaats gemonteerd waarbij zowel de draag-
• laagbouw utiliteitsbouw: hallen, kantoren, structuur als de gevels en eventueel zelfs de bin-
zalen, kiosken, paviljoens; nenwanden worden gerealiseerd.
• verdiepingbouw utiliteitsbouw: hallen, kantoren; Het zal duidelijk zijn dat hiervoor een grondige
• hoogbouw utiliteitsbouw: kantoren. voorbereiding noodzakelijk is en een grote af-
stemming tussen deze bouwdelen. Om beide
Uitvoering redenen is de productie en montage hiervan
Uitgaande van veelal standaardprofielen die zijn dan ook ondergebracht bij specifieke bedrijven
samengesteld tot kolommen en liggers wordt waardoor het ontwerp zeer productgericht moet
het skelet gelast of gebout. Daarna volgen de zijn.
geprefabriceerde vloeren. Bijzondere vormen zijn
stalen (ruimte)vakwerken en spanten die respec- Afhankelijk van het materiaal wordt onderschei-
tievelijk voor grote overspanningen en dakcon- den elementenbouw in
structies worden gebruikt. 1 hout, de zogenoemde houtskeletbouw;
2 licht-, cellen- of grindbeton.
Stalen kolomskeletten hebben de volgende voor-
en nadelen: Elementenbouw in staal komt in Nederland maar
zeer sporadisch voor en valt in dat kader buiten
Voordelen dit basisboek.
• zeer snelle bouwtijd;
• flexibiliteit in gebruik, uitvoering en wijziging; 1.5.1 Houtelementenbouw
• grote overspanningen, met relatief kleine De elementenbouw in hout is oorspronkelijk
afmetingen; afkomstig uit Scandinavië en Canada. De afgelo-
• gering gewicht; pen jaren wordt deze bouwmethode in Neder-
• grote mate van hergebruik materiaal en ele- land steeds meer toegepast. Dit komt enerzijds
menten. door de zeer snelle bouwtijd en relatief geringe
kosten bij kleinschalige bouw, anderzijds door de
Nadelen uitstekende warmte en vochtregulerende eigen-
In verband met het snel bezwijken zijn afhanke- schappen.
lijk van de eisen brandbeschermde maatregelen Over het algemeen wordt voor deze elemen-
noodzakelijk. Daarnaast is staal onderhoudsge- tenbouw de term ‘houtskeletbouw’ gebruikt.
voelig door het gevaar voor corrosie. Ook hier is Omdat er geen dragende kolommen, maar
prefab-houten
dragend wandelement
par. 5.3.4
stabiliteitswand
rib(cassette)-
vloer
par. 4.4.1
prefab-houten
gevelelement
prefab-houten
vloerelement
par. 5.3.3
fundering
deel 2, onderbouw
prefab-betonnen cellenbeton
niet-dragende wandpanelen
scheidingswand par. 3.7.3 cellenbetonvloer
par. 4.6.4 par. 3.7.3
stabiliteitswand
bouwmuurelement kanaalplaatvloer
prefab-beton par. 4.4.3
par. 4.6.4
ribcassette-
vloer
par. 4.4.1
gevelelement
reeds voorzien
van (stel)kozijnen
vloer prefab-beton
par. 4.4.4
fundering gevelelement
deel 2, onderbouw niet-dragend
par. 4.6.4
Figuur 1.11 Betonelementenbouw
Figuur 2.2 Dragen als secundaire functie van het bouwen 2.1.1 Constructieve eisen Bouwbesluit
in algemene zin, maar als primaire functie van de draag- Het Bouwbesluit bepaalt in algemene zin dat
structuur de in NEN 6702, TGB Belastingen en vervor-
mingen, vastgelegde uiterste grenstoestand bij
Omdat die dragende delen uit tastbare elemen- bepaalde belastingen niet mag worden over-
ten zijn opgebouwd, hebben zij invloed op de schreden, figuur 2.3.
ruimtelijke scheiding. De draagstructuur heeft
BOUWBESLUIT 2003
functionele voorschriften
veiligheid – gezondheid – bruikbaarheid – energiezuinigheid
1 relatieschema Bouwbesluit
TGB 1990
NEN 6700
algemene basiseisen
NEN 6710 NEN 6720 NEN 6740 NEN 6760 NEN 6770 NEN 6790
aluminium- beton- hout- staal- steen-
geotechniek
constructies constructies constructies constructies constructies
NEN 5950 NEN 6741/6742 NEN 6761 NEN 6771 NPR 6791
VB technologie uitvoeringsnormen rekenregels stabiliteit rekenregels
NEN 6722 NEN 6743/6744 NEN 6722
VB uitvoering berekeningsnormen verbindingen
2 TGB-reeks
Figuur 2.3 Schema Bouwbesluit 2003 en TGB’s
▶▶ Voor een uitgebreide behandeling zie deel 7 Figuur 2.4 Interne en externe invloeden
Bouwmethodiek, en de literatuuropgaven.
sneeuw
wat zijn de interne invloeden op de draag-
structuur, figuur 2.4?
krimp
zetting
Figuur 2.5 Voorbeelden permanente belastingen
Verdiepingbouw vloerbelasting
Hoogbouw windbelasting
2 momentvaste knopen
Figuur 2.11 Stijfheid: weerstand tegen doorbuigen
buiten-
ruimte
verblijfs- verblijfs-
verblijfsgebied
ruimte ruimte
gebruiksoppervakte
bouwmuur
dakpan
panlat
tengel 11 × 25 mm
40
waterwerende en
dampdoorlatende laag
sporen 36 × 120 mm,
45
h.o.h. 600 mm
minerale wol 120 mm
dampremmende laag
naaddichting
plaatmateriaal 10 mm
muurplaat
vogel/muisschroot
verankering
i.o.m. constructeur
dekvloer
stelblokje
50
180
bekistingsplaatvloer
afdichting
isolatie 100 mm
stelblokje
t.p.v. anker
ondersabelen
veeranker en
afdichting
voorzetwand
zwaar
of
voldoende verend zwevende verlaagd
massa binnenspouwblad vloer plafond
gescheiden
constructies
Figuur 2.20 Remedies tegen luchtgeluid Figuur 2.22 Remedies tegen contactgeluid
Het geheel gescheiden uitvoeren van de draag- Permanente contactgeluidsbronnen zoals liftma-
constructie in een ankerloze spouwconstructie chines moeten door bijvoorbeeld rubber opleg-
is voor de horizontale scheiding het meest opti- gingen worden gescheiden van de draagstruc-
maal. Bij gestapelde woningen is dit echter nade- tuur.
lig van invloed op de verticale scheiding doordat
de afzonderlijke wanden lichter zijn (flankerende Normen woningbouw
geluidsoverdracht). In de NEN 5077, Geluidwering in woongebouwen,
is een isolatie-index vastgelegd. Verschillende
2 Contactgeluid toonhoogten worden daarbij, naar het menselijk
Contactgeluid wordt opgewekt door het direct oor gemiddeld gewogen. Wanneer de geluids-
aanstoten, enzovoort, van de constructie, bij- isolatie dezelfde is als de normwaarde, dan is
voorbeeld door lopen of boren, figuur 2.21. de isolatie-index 0 dB (decibel). Bij een betere
isolatie wordt de index positief en bij een slech-
tere negatief. In het Bouwbesluit worden tussen
verschillende ruimten verschillende geluidsisola-
tie-indexen geëist, waarbij vooral de eis tussen
verschillende woningen onderling een grote rol
speelt bij de draagconstructie, figuur 2.23.
Tussen logiesfuncties –5 dB –5 dB
<13 m
Hoofddraagconstructie woning of woonge- 60 minuten,
bouw met verblijfsgebieden lager dan 7 m 30 minuten1
<13 m
<5 m
<5 m
<13 m Hoofddraagconstructie gebouw met 90 minuten
verblijfsgebieden lager dan 13 m
<5 m
<13 m
Hoofddraagconstructie gebouw met 120 minuten
verblijfsruimten hoger dan 13 m
1
Zie de toelichting bij figuur 3.3
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
Inleiding
3.1 Steen
3.1.1 Materiaaleigenschappen
Dat steen als relatief klein en dus arbeidsintensief
bouwproduct in de Nederlandse bouwpraktijk 3 lijmwerk in kalkzand-
nog steeds ongekend populair is, dankt hij aan steen of cellenbeton
bij kantoren
zijn vele gunstige eigenschappen. Steen is, even-
als beton, een materiaal met een relatief hoge
massa. Afhankelijk van het materiaal kan dit op-
lopen tot 2.500 kg/m3.
Constructieve eigenschappen
Steen is bij uitstek een materiaal om druk op te
nemen. Grotere overspanningen of anderszins
op trek belaste constructies kunnen alleen door 4 cascobouw in
(samenwerking met) andere materialen worden cellenbeton bij
opgevangen. Voor de verschillen in uitzetting ten serie-woningbouw
opzichte van bijvoorbeeld beton zijn dilataties Figuur 3.1 Stenen wandconstructies
en aandacht voor opleggingen en aansluitingen
zeer belangrijk.
1
BAKSTEEN
werkende maat 200 x 60 mm
45 lagen
(79,4 elementen/m 2)
2700
2
BETONSTEEN
KALKZANDSTEEN
27 lagen
werkende maat 300 x 100 mm
2700
(33,3 elementen/m 2)
3
BETONBLOK
KALKZANDSTEENBLOK
13,5 lagen
CELLENBETONBLOK
2700
werkende maat 300 x 200 mm
(16,7 elementen/m 2)
4
KALKZANDSTEENELEMENT
4 lagen + kim
werkende maat 900 x 600 mm
(1,85 elementen/m 2)
2700
CELLENBETONELEMENT
werkende maat 1000 x 600 mm
(1,67 elementen/m 2)
5
CELLENBETONPANEEL
CASCOPANEEL
1 laag
2700
9000
in onze oude stadscentra het stedelijke karakter moet worden beperkt omdat veel sulfaat de kans
bepaalt. Hoewel baksteen door de zeer kleine op uitslag vergroot.
maateenheid voor dragende wanden nauwelijks
meer wordt toegepast, wordt baksteen gezien Spanning-gewichtratio (SGR)
de enorme bestaande bouwvoorraad wel behan- De SGR van een materiaal is de verhouding
deld. tussen sterkte en gewicht. Het ideale construc-
tiemateriaal is sterk en heeft een laag eigen
In overeenstemming met de norm Metselbak- gewicht ten opzichte van de totale belasting.
steen nr. 2489 wordt baksteen onderscheiden De SGR wordt berekend door de toelaatbare
naar: spanning in kN/m2 te delen door het volume-
• eigenschappen en gebruiksklasse; gewicht in kN/m3. De eenheid van de SGR
• vormmethode; is de meter. Men bepaalt als het ware de
• uiterlijk; maximaal mogelijke lengte van het materiaal
• formaat, zie paragraaf 3.4.1. als het alleen door het eigen gewicht wordt
belast.
Eigenschappen en gebruiksklasse
baksteen
Volgens de norm worden de volgende eigen- De Nederlandse norm Metselbaksteen gaat uit
schappen onderscheiden, figuur 3.3: van een aantal toepassingsgebieden waarbij voor
• sterkte onder zuivere druk of weerstand tegen elk gebied een aantal minimum eisen is vast-
buiging; gelegd. Aan de hand hiervan worden ‘klassen’
• splijtsterkte, gemeten door de steen tussen onderscheiden.
twee stalen cilinders te drukken, waardoor op
een gegeven moment de steen splijt; Niet in de normen genoemde eigenschappen
• wateropneming en -opzuiging. Wateropzui- zijn:
ging is vooral van belang voor de verwerking. • duurzaamheid: gebakken producten zijn on-
Een sterk zuigende steen kan te veel water aan gevoelig voor zuren en basen, verdragen grote
de mortel onttrekken; temperatuurverschillen en hebben een grote
• vorstbestendigheid: steen kan goed tegen weerstand tegen slijtage;
lage temperaturen, maar het gaat erom of een • baksteen krimpt niet en zet zeer weinig uit
steen die een hoeveelheid water heeft opgezo- door temperatuurverschillen.
gen, ook vorstbestendig is. Water zet immers uit
en de steen moet dat kunnen verdragen. In muren zijn vooral de volgende bouwfysische
• chemische eisen: vooral het sulfaatgehalte eigenschappen van baksteen belangrijk:
• baksteen kan warmte opnemen en afstaan, de
muur werkt dan als buffer tegen snelle tempera-
Dragende eigenschappen
tuurwisselingen;
Druksterkte σ in N/mm2 3
0
• steen kan vocht uit de lucht opnemen en af-
Treksterkte σ in N/mm2 staan en werkt als vochtbuffer.
Volumieke massa kg/m 3
1.800
Toelaatbare druksterkte/gewicht Methoden van vormen van baksteen
SGR in 1/m 117 Naar de manier van vormen wordt baksteen als
Thermische uitzetting α in 10-5 m/m·K 0,5 volgt onderverdeeld, figuur 3.4:
• vormbaksteen: overgrote deel van de heden-
Scheidende eigenschappen daagse baksteen wordt in de vormbakpers ge-
Thermische geleiding λ in W/mK 0,5-1,0 vormd, waarbij vijf zijden tegen kleven worden
Soortelijke warmte c in J/kgK 840 bezand en een platte zijde wordt afgestreken.
Zand doet de kleur van de steen iets vergrijzen,
Dampdiffusieweerstand μ 10-30
figuur 3.4-2;
Figuur 3.3 Eigenschappen baksteen • strengperssteen: met kantige zijden en twee-
Fabricage
Bij de fabricage van de blokken wordt de
betonspecie samengesteld door een automatisch
3 strengperssteen, strakke steen, geregelde gewichtsdosering van de materialen
twee afgesneden zijden volgens een van tevoren vastgestelde recep-
Figuur 3.4 Verschillende bakstenen naar fabricagemethode tuur. De fabricage gebeurt met een elektronisch
bestuurde perstrilmachine. De verse stenen c.q.
bijgedragen. De scheurvorming, waar vroeger treden naast de besproken krimp als gevolg van
nogal hinder van werd ondervonden, is niet temperatuurwisselingen ook lineaire vormver-
nodig bij het juiste gebruik van een op het ma- anderingen op. Daarom is in lange bouwmuren
teriaal en de weersomstandigheden afgestemde en gevelvlakken dilatatie nodig. De muurvlakken
mortel en het juist detailleren met voldoende mogen, afhankelijk van de constructie en de toe-
dilatatievoegen, zie paragraaf 3.6.5. gepaste steensoort maximaal 11 m lang worden.
Bij toepassing in combinatie met andere materi-
Gevelstenen alen, het bonte bouwen, is scheurvorming niet
Omdat de gladde steen toegepast in schoonwerk uitgesloten. Er moet dus de nodige zorg aan de
wel eens als te weinig levendig wordt gezien, aansluitingen worden besteed.
is er een gekliste kalkzandsteen ontwikkeld. De
steen wordt dan op dubbelformaat geperst en in Uiterlijk kalkzandsteen
de fabriek gebroken door middel van een soort Het uiterlijk van de kalkzandsteenproducten is
valmes. De gekliste stenen worden aangeduid afgestemd op het toepassingsgebied. De gladde
als klissteen. De behandeling van gevelstenen blokken zijn geschikt voor vuilwerk afgewerkt
valt door de niet-dragende toepassing buiten het met stukadoorswerk of zeer dunne afwerklagen.
kader van dit hoofdstuk. Voor schoonwerk zijn de vellingblokken zeer ge-
schikt. Daarnaast is voor schoonwerk de eerder
Eigenschappen kalkzandsteen genoemde gekliste en een bezande uitvoering
Kalkzandsteen wordt in gewone en in klinker- op de markt. De kleur van kalkzandsteen is oor-
kwaliteit geleverd met een drukvastheid van res- spronkelijk praktisch wit en dit is in hoofdzaak
pectievelijk 15 en 25 N/mm2. nog zo. Alleen het waalformaat komt ook in een
Voor de volumieke massa wordt voor kalkzand- gekleurde uitvoering in de handel.
steen voor statische berekeningen 1.850 kg/m3
aangehouden, voor geluidstechnische berekenin- 3.1.6 Cellenbeton
gen 1.750 kg/m3 en voor warmte-isolatiebereke- Cellenbeton maakt door het geringe gewicht en
ningen 1.800 kg/m3. De vochtregulatie is minder de daarmee gepaard gaande redelijke thermi-
dan die van baksteen. Figuur 3.6 geeft een over- sche isolatie vrij snel opgang. Het oorspronkelijk
zicht van de eigenschappen van kalkzandsteen. uit Zweden afkomstige cellenbeton (ook wel gas-
beton genoemd) hoort tot de groep lichtbeton.
Dragende eigenschappen
Druksterkte σ in N/mm2 15/25 Samenstelling en fabricage
Het fabricageproces, dat geheel is gemechaniseerd,
Volumieke massa in kg/m 3
2.000
gaat als volgt. Gedroogd zand, kalk en cement
Toelaatbare druksterkte/gewicht 750/1.250
worden in de juiste verhouding afgewogen en
SGR in 1/m
gemalen. Aan deze droge grondstoffen worden
Thermische uitzetting α in 10-5 m/m·K 0,9-1,2
water en aluminiumpoeder toegevoegd waarna de
Scheidende eigenschappen gevormde dunne mortel in grote vormen wordt
gestort. De samenstelling is in gewichtsdelen: 2-3
Thermische geleiding λ in W/mK 1,0
delen cement en kalk op 7-8 delen zand en minder
Soortelijke warmte c in J/kgK 840
dan 0,001 deel aluminiumpoeder.
Dampdiffusieweerstand μ 25
Figuur 3.6 Eigenschappen kalkzandsteenblokken Door een chemische reactie, veroorzaakt door
het aluminiumpoeder, worden er na enige tijd
Verwerking waterstofgascellen gevormd, die het mengsel
Algemeen geldt dat kalkzandsteen schraal wind- doen rijzen. De aldus gevormde massa wordt,
droog moet worden verwerkt. De winddroge nadat deze is opgestijfd, met behulp van dunne
steen heeft praktisch zijn kleinste maat, wat te staaldraden op de juiste maat gesneden. Vervol-
grote krimp met scheurvorming na het metse- gens wordt het materiaal met behulp van stoom
len voorkomt. Als muurvlakken te lang worden, onder verhoogde druk in een autoclaaf verhard,
bij welke reactie in hoofdzaak calciumhydrosilica- ‘nat’ circa 3,2 N/mm2 bedraagt. Hieruit blijkt dat
ten worden gevormd. cellenbeton niet in blijvende natte omstandig-
heden kan worden toegepast, zoals onder het
Toepassingen maaiveld.
Het materiaal is in de handel in verschillende Van cellenbeton zijn de vormveranderingen
kwaliteiten als blokken en in plaatvorm. Cellen- ten gevolge van wisselingen in temperatuur
betonblokken worden toegepast voor dragende en vochtgehalte onderzocht. Er moet rekening
en niet-dragende binnen- en buitenwanden. Als worden gehouden met een praktische krimp van
dragend metselwerk wordt cellenbeton voor- circa 0,3 mm per meter wand. Bij de aanslui-
namelijk toegepast voor laagbouw, zowel voor tingen van deze wanden en de afwerking ervan
bungalows en tegenwoordig ook in eengezins- moet hiermee rekening worden gehouden. De
woningen. Ook wordt cellenbeton wel toegepast hygrische lengteverandering bedraagt maximaal
in de agrarische bouw en in de utiliteitsbouw. circa 0,09 ‰. Ook is uit onderzoek gebleken dat
als de wateropzuiging wordt beperkt, gevels van
Eigenschappen cellenbeton cellenbeton vorstbestendig zijn, zie figuur 3.7
De drukvastheid van het materiaal is afhankelijk
van het volumegewicht, de toegepaste grond- Thermische isolatie
stoffen en de vochtigheid. Bij het toenemen van Cellenbeton heeft een lage warmtegeleidings-
de vochtigheid vermindert de drukvastheid. Zo coëfficiënt: λ = 0,16 W/mK bij G4/600 en
heeft een bepaalde kwaliteit cellenbeton in de λ = 0,22 W/mK bij G5/800 en heeft dus een rela-
conditie ‘droog’ een druksterkte van circa tief goed warmte-isolerend vermogen. Daardoor
5 N/mm2, terwijl deze druksterkte in de conditie kan een hoge warmte-isolatie worden bereikt
respectievelijk aanvullende isolatiematerialen
Dragende eigenschappen worden beperkt.
G4/600 G5/800
Geluidwering
Druksterkte gelijmd 1,67 2,00
Voor scheidingswanden tussen slaapkamers en
σ in N/mm2
in kantoren moet bij voorkeur type G5/800 met
Druksterkte gemet- 1,39 1,67
een dikte van 100 mm worden toegepast.
seld σ in N/mm2
Stijfheid E in N/m2 2.000 3.000
Brandwerendheid
Volumieke massa 580 720 Cellenbeton heeft een hoge brandwerendheid
in kg/m3 doordat het zelf onbrandbaar is en daarnaast,
Toelaatbare 240 230 door het warmteaccumulerend en isolerend ver-
druksterkte/gewicht mogen, ook hitte absorbeert en afschermt.
SGR in 1/m
Thermische 0,8 0,8 3.1.7 Normen
uitzetting α De TGB kent voor steen een aparte uitgave: TGB
in 10-5 m/m·K Steen, NEN 6790 (1990), met daarbij NPR 6791,
Scheidende eigenschappen Rekenregels.
G4/600 G5/800
Thermische 0,16 0,22
3.2 Voegen
geleiding λ
in W/mK
3.2.1 Voegfuncties
Soortelijke warmte c 840 840
In de voorgaande paragrafen zijn de materialen
in J/kgK
voor de stapelbouwwijze besproken. Ieder ma-
Dampdiffusieweer- 5 6
teriaal kent maattoleranties. Als deze materialen
stand μ
zomaar worden gestapeld, zorgt deze ongelijk-
Figuur 3.7 Eigenschappen cellenbeton heid ervoor dat bijvoorbeeld twee gestapelde
bakstenen elkaar maar op enkele plaatsen van nen alleen bij zeer maatvaste producten zoals
het theoretische contactvlak raken, figuur 3.8. kalkzandsteen worden gebruikt;
• voegmortels: worden gebruikt voor afvoegen
van met metselmortel gemetselde voegen.
3.2.3 Metselmortels
lintvoeg stootvoeg Het karakter van een metselmortel wordt be-
paald door de eisen die aan het metselwerk
1 zonder voegvulling 2 met voegvulling worden gesteld, de steensoort, de manier van
Figuur 3.8 Gestapelde stenen verwerken en het weertype waaronder wordt
gewerkt. De mortel wordt samengesteld uit de
Dit heeft drie in het oog springende consequen- volgende grondstoffen:
ties: ◆ bindmiddelen, bestaande uit cement en/of
• bovenliggende steen ligt niet stabiel op on- kalk;
derliggende steen; ◆ verschralingsmiddel (zand);
• gevormde voeg is nagenoeg geheel open, ◆ water;
scheidende vermogen van deze aansluiting is ◆ hulpstoffen.
zeer gering;
• bij hoge belastingen moet de krachtsover- ◆ Bindmiddelen
dracht plaatsvinden via de kleine contactvlakken, De in metselmortels essentiële bindmiddelen
waardoor de stenen bezwijken. zijn cement en luchtkalk, meestal gezamenlijk
gebruikt in de zogenoemde basterdmortel.
Het is derhalve niet verwonderlijk dat tussen de Cement is een hydraulisch bindmiddel, dat ver-
stenen een ter plaatse te vormen materiaal nodig hardt na toevoeging van water. De belangrijkste
is om de maatverschillen te kunnen overbrug- functie van cement is de sterkteontwikkeling,
gen. Na verharding van deze voegvulling komt vooral aanvangs- en druksterkte. Een hoog
de bovenliggende constructie stabiel te liggen en cementgehalte geeft daarnaast waterdichtheid
is de voeg gedicht. Als deze voegvulling tevens aan een mortel. In metselmortels bevordert
in staat is krachten over te dragen, wordt de luchtkalk:
krachtoverdracht gelijkmatig gespreid. Er wordt • verwerkbaarheid;
dan gesproken van een constructieve, dat wil • watervasthoudend vermogen tijdens verwer-
zeggen, drukkrachtoverbrengende voeg, in tegen- king en afbinding;
stelling tot een niet-constructieve voeg, waarbij • hechtsterkte en elasticiteit van metselwerk;
dichting prioriteit heeft boven krachtoverdracht. • morteldichtheid en reguleren vochthuishou-
Horizontale voegen worden lintvoegen genoemd, ding.
verticale stootvoegen. Uit het voorgaande blijkt
dat lintvoegen naast een dichtende ook een ◆ Verschralingsmiddel
krachtoverbrengende functie hebben en dat Als verschralingsmiddel wordt er meestal schoon
stootvoegen hoofdzakelijk een dichtende functie rivierzand gebruikt. Bij werk met hoge drukvast-
hebben. Ook kan worden gesteld dat hoe maat- heden speelt de korrelgrootte een belangrijke
vaster de bouwproducten zijn, des te dunner de rol. Algemeen kan worden gesteld dat de
voegen kunnen worden. korrelgrootte nooit meer mag zijn dan een halve
voegdikte. Er is altijd een hoeveelheid fijn zand
3.2.2 Voegvullingen nodig om de ruimte tussen de grovere korrels
Voor de samenstelling van het voegmateriaal goed te vullen. Ideaal metselzand is schoon en
heeft men de keuze uit: heeft een gespreide korrelgrootte tussen onge-
• metselmortels: worden in grotere voegdikte veer 0,1 en 3 mm. Een goede korrelverdeling
toegepast bij grotere maatafwijkingen van bou- van het zand is dus van groot belang voor een
welementen; voldoende dichtheid en de draagkracht van de
• lijmmortels: hebben kleine voegmaat en kun- mortel.
◆ Hulpstoffen
Hulpstoffen die in de praktijk aan metselmortels
worden toegevoegd, zijn:
• plastificeerders;
• luchtbelvormers;
• vertragers.
Plastificeerders en luchtbelvormers vervullen
1 doorgestreken of 4 hol
dichtgestreken
deels dezelfde rol: zij verbeteren de verwerkbaar-
heid van de specie. Het gebruik van plastificeer-
ders en vooral van luchtbelvormers moet tot een
minimum worden beperkt, want een deel van de
ingebrachte lucht blijft − ook na uitharding − als
poriënruimte in de mortel achter. Hierdoor kan
het metselwerk meer waterdoorlatend en meer
vorstgevoelig worden. Te veel lucht kan ook een
ongunstige invloed hebben op de hechtsterkte.
Vertragers worden voornamelijk toegepast in 2 platvol glad 5 verdiept
natte prefab-species, die vooraf in een centrale
met water worden aangemaakt en na aanvoer
op de bouwplaats voor langere tijd verwerkbaar
moeten blijven.
Mortelsamenstelling
De verhouding bindmiddel en zand varieert
van 1:2 voor werk waar hoge eisen aan worden
gesteld, tot 1:3 voor normaal metselwerk in
baksteen. Voor betonsteen is deze verhouding 3 platvol gekamd 6 afwaterend of
1:4. Bij de cement-kalkverhouding in het bind- of geklopt schaduwvoeg
middel moet steeds naar een hoog percentage Figuur 3.9 Voegafwerkingen
metselwerk zijn aangebracht, mogen geen te doende snel uithardt, werkt dit remmend op het
grote hoeveelheden kalk in de voegspecie wor- metseltempo. Voor betonsteen kunnen alleen
den verwerkt. De voegen worden dan door de zogenoemde dag-species worden toegepast die
grote hoeveelheid langsstromend water uitge- maximaal 8 uur verwerkbaar zijn.
spoeld. In zulke gevallen wordt een samenstel-
ling van ten minste één deel bindmiddel op 3.2.6 Lijmmortels
tweeëneenhalf tot drie delen zand geadviseerd. Naast lijmmortels worden er voor het verlijmen
Vlakvoegwerk met een zo groot mogelijke dicht- van kalkzandsteen en cellenbeton ook speciale
heid beperkt het inwateren van het metselwerk mortels vervaardigd. Door de dunnere voegen
en daarmee voor een deel het ontstaan van en de andere steenmaterialen is de samenstelling
muuruitslag. Figuur 3.9 toont enkele veel toege- anders dan bij metselmortels. Kunnen metselmor-
paste voegafwerkingen. tels eenvoudig op het werk worden vervaardigd
uit eenvoudige bestanddelen, zo niet bij lijmmor-
3.2.5 Speciebereiding tels. Deze worden dan ook door de fabrikanten
van respectievelijk kalkzandsteen en cellenbeton
Traditionele speciebereiding vervaardigd en meegeleverd met de blokken en
Met traditionele speciebewerking wordt bedoeld elementen. Voor de verwerking bij lagere tem-
het zelf mengen van bindmiddel, zand en water peraturen is een speciale wintermortel beschik-
op de bouwplaats. De mortelkwaliteit is dan baar (tussen +8 °C en −3 °C). De 2 mm dikke
sterk afhankelijk van de uitvoerder, te meer daar lijmmortel wordt met behulp van een slede (of
het gebruik van plastificeerders en luchtbelvor- mortelbakje) aangebracht. Deze lijmmortel kan
mers de verwerkbaarheid van mortels wel verbe- ongeveer gedurende vier uur worden verwerkt.
teren, maar een onjuiste en overvloedige dose-
ring ervan de kwaliteit van de uiteindelijke voeg 3.2.7 Scheurvorming in metselwerk
negatief beïnvloedt. Natuurlijk is de omvang van In gebouwen waarin er onvoldoende rekening is
het werk van invloed of de specie op de bouw gehouden met dilataties markeren scheuren de
wordt bereid. plaatsen waar ontoelaatbare trek- en schuifspan-
ningen optraden. Spanningen worden veroor-
Bulk-silosystemen zaakt door:
Bulk-silosystemen berusten op het principe dat ◆ belemmering bewegingsverschillen;
de vaste bestanddelen van de mortel, zand en ◆ bewegingsverschillen.
bindmiddel, al geheel of gedeeltelijk gemengd,
in een silo op het werk worden aangevoerd. ◆ Belemmering bewegingsverschillen door:
Daarna vindt alleen nog menging met water • verhardingskrimp;
plaats. In beginsel betekent dit dat er een zekere • drogingskrimp;
garantie bestaat voor een goed en constant • temperatuurveranderingen;
product. • kruip (plastische vormverandering);
• samendrukking (elastische vormverandering).
Natte prefab-specie
Natte prefab-specie is een door betonmortelcen- ◆ Bewegingsverschillen door:
trales geproduceerde metselspecie, die daar is • verschillen in belasting van diverse onderde-
aangemaakt met water, net zoals betonspecie. len;
Aanlevering op de bouwplaats gaat per truck- • zettingsverschillen in fundering;
mixer. De toevoeging van een bindtijdvertrager • ongelijke uitzetting bij temperatuurwisselin-
is noodzakelijk, omdat de levering op een werk gen;
meestal eenmaal per dag plaatsvindt. In de • zwellen van onderdelen, bijvoorbeeld door
meeste gevallen betekent dit dat de vertrager roestvorming.
ten minste 24 uur werkzaam moet blijven. In de
praktijk blijkt dat aan deze lange vertragingen Behalve temperatuurbewegingen zijn alle hier
bezwaren kleven. Doordat de specie onvol- genoemde verschijnselen vrijwel eenmalig. Hoe-
wel vochtbeweging (opnemen en weer afstoten droogt weinig uit en ondervindt bovendien een
van vocht) een omkeerbaar proces is, treedt er grote schuifweerstand met de ondergrond, zo-
in de bouwpraktijk tijdens de gebruiksfase van dat vrijwel geen verkorting optreedt. De eerste
het gebouw bijna uitsluitend uitdroging en dus vloer wordt daardoor sterk belemmerd in zijn
krimp op. beweging, maar alle overige vloeren verkorten in
ongeveer dezelfde mate. De onderste dwarswan-
Scheurvorming door krimp en kruip den vertonen dan ook een zekere scheefstand,
Als er metselwerk of lijmwerk samen met beton- terwijl de hogere wanden verticaal blijven, figuur
constructies worden toegepast, moet er terdege 3.10.
rekening worden gehouden met de lengtever-
anderingen van het beton door krimp en kruip. Krimp in combinatie met
De grootte van deze bewegingen hangt van veel temperatuurwisselingen
factoren af. Bij onderdelen van gewapend beton De lengteverandering door krimp en de verlen-
spelen het cementgehalte en de watercementfac- ging c.q. verkorting door temperatuurverande-
tor een belangrijke rol. Ook het wapeningsper- ringen kunnen in dezelfde richting plaatsvinden
centage speelt een rol in de grootte van de krimp of elkaar tegenwerken. Wordt er gestort in de
van het beton. Bij een grote bewegingsvrijheid winter en direct daarna gemetseld, dan kan in de
tussen metselwerk en de bouwdelen van beton (warmere) gebruikstoestand de thermische uit-
(door middel van dilataties en glijopleggingen) zetting van de betonplaat groter zijn dan de ver-
treden wel verplaatsingen op, maar zonder span- hardings- en drogingskrimp. Het op het beton
ningsopbouw en dus zonder scheuren. staande metselwerk kan een verlenging onder-
Een draagconstructie die uit beton bestaat (maar gaan die groter is dan de eigen thermische uit-
ook kalkzandsteen) vervormt aanzienlijk, waarbij zetting waardoor er scheuren in het metselwerk
pas na circa vier jaar de uiteindelijke verkorting is kunnen optreden. Wordt er gestort in de zomer,
bereikt. De richting van de verplaatsingen is naar dan versterken in de winterperiode daarna de
een massief, moeilijk vervormbaar bouwdeel. krimpverschijnselen elkaar en doen er zich forse
De fundering en vooral een kelderconstructie verplaatsingen voor, figuur 3.11.
stijve kern =
verplaatsingsnulpunt krimp blijvende verkorting 3 - 10 mm
beton of kalkzandsteen
draagstructuur
krimp
blijvende zakking 2 - 7 mm
gemiddeld 1 mm
per woonlaag
scheur
verkorting
gestort in de zomer
gestort in de winter
plaatlengte direct na het storten
verlenging
zomer
zomer
zomer
winter
winter
Figuur 3.12 Scheuren als gevolg van doorbuiging vloeren
Figuur 3.11 Lengteverandering in betonvloer vanaf het Scheurvorming bij aansluiting verschil-
moment van storten lende materialen
Door het verschil in verhardings- en drogings-
Kruip krimp, kruip en afwijkend thermisch en hygrisch
Kruip in betonvloeren is vaak de oorzaak van gedrag bewegen de constructiedelen ten op-
scheurvorming in bovenliggend metselwerk. Als zichte van elkaar. Als de verschillende bouwdelen
de verticale drukspanningen in een boven de star aan elkaar zijn verbonden, ontstaat daar-
vloer gelegen muur ter plaatse van de opleg- door meestal scheurvorming ter plaatse van de
ging niet hoog genoeg zijn, ontstaat er bij enig aansluiting. Om aanhechting ter plaatse van de
inklemmingsmoment van de vloer gemakkelijk aansluiting te voorkomen, kan er een folie tussen
een horizontale scheur. Dit komt dus veel voor in deze materialen worden toegepast.
niet-dragende scheidingswanden, figuur 3.12.
3.2.8 Dilatatievoegen
Ongewilde scheurvorming treedt praktisch al- Algemene regels voor de plaats van dilatatievoe-
tijd op in de kleinste doorsnede van een wand, gen zijn niet te geven. Elke constructie is anders
vooral bij openingen. Er moeten dan dilatatie- en steeds heeft men te maken met andere om-
voegen in relatie met die doorbrekingen worden standigheden. Het belangrijkste is dat de ontwer-
aangebracht. Vaak kan een over de volle wand- per zich realiseert dat verschillende materialen en
hoogte doorlopend deurkozijn met bovenlicht constructies zich verschillend gedragen en dat er
de functie van zo’n dilatatie verzorgen. op de raakpunten spanningen kunnen optreden.
fout
harde scheurt in
rugvulling over grote
lengte
kit
goed
vervormbare
rugvulling
kit
Omdat stootvoegen dus niet boven elkaar mo- dan wordt er gesproken van een geschifte of ge-
gen liggen, verspringen deze een halve of een schilde steen, figuur 3.15-6. De hier genoemde
kwart steen. Hierdoor is bij het einde van een stenen zijn op een redelijk eenvoudige manier uit
muur of bij muuropeningen een halve steen de hele baksteen te hakken of te zagen.
nodig, figuur 3.15-2. Is voor de beëindiging
van het metselwerk driekwart steen nodig, dan Spouwmuur
wordt er gesproken van een drieklezoor, figuur De opbouw in steens- en zeker halfsteensmuren
3.15-3, en bij een kwart steen van een klezoor, uit vroeger jaren kende een aantal grote nadelen:
figuur 3.15-4. Deze laatste komt weinig voor, • geringe geluidsisolatie bij steensmuren als
omdat zo’n kleine steen bij het metselen meestal woningscheidende bouwmuren;
gekanteld komt te liggen. Daarnaast is er de • geringe warmte-isolatie bij steensmuren als
klisklezoor, een steen gehalveerd over de lengte, buitenmuren;
figuur 3.15-5. Wordt de steen dunner gehakt, • geen onderbreking vochttransport van buiten
naar binnen.
1m 1m
De meest gebruikte worden hier genoemd:
◆ halfsteensverband;
◆ klezorenverband;
1m
◆ wild verband.
1m
◆ Halfsteensverband
Het eenvoudigste verband voor muren ter dikte
van een halve steen geeft weinig hakverlies en
mortelgebruik. Het verband bestaat uit strek-
1 fout: in deze m 2 komt 2 goed: elke denkbare
slechts één anker voor m 2 heeft ten minste kenlagen die steeds een halve steen verspringen,
vier ankers waardoor er op de hoeken geen gehakte stenen
Figuur 3.17 Aanbrengen spouwankers voorkomen. Dit verband wordt veel toegepast
voor het halfsteens buitenblad van de spouw-
Ankerloze spouwmuur muur. Door de rustige voegtekening is het half-
Een variant op de spouwmuurconstructie is de steensverband voor nagenoeg iedere soort steen
toepassing als woningscheidende muur. Zou te gebruiken; er wordt met dit verband geen
deze spouwconstructie ook met ankers worden extra accent op het metselwerk gelegd, figuur
toegepast, dan is de geluidsisolerende werking 3.18-1.
gelijk aan die van een massieve wand ter dikte
van beide bladen samen. Worden de spouwbla- ◆ Klezorenverband
den echter losgekoppeld, de zogenoemde anker- Dit bestaat eveneens uit strekkenlagen die echter
loze spouwmuur, dan kan de geluidsisolerende een klezoor ten opzichte van elkaar versprin-
werking veel beter zijn. gen. Daarbij zijn twee varianten mogelijk: het
verspringen met een staande of vallende tand.
Hierbij is een aantal zaken wel van belang: Het klezoorverband uitgevoerd met de vallende
• afstand tussen twee bladen moet ten minste tand geeft door het schuin over de gevel lo-
50 mm zijn; bij een te geringe afstand ontstaat pende voegenbeeld een onrustig aanzien. Voor
het gevaar dat cementproppen de ontkoppeling de steen geldt nog noodzakelijker dan bij het
opheffen; halfsteensverband de eis van gelijke streklengte.
• massa van bladen moet ten minste 200 kg/m2 Het verband geeft wat meer hakverlies, omdat er
voor niet in woongebouwen gelegen woningen gebruik moet worden gemaakt van drieklezoren
en 350 kg/m2 voor in woongebouwen gelegen op de hoeken, ter plaatse van muuropeningen,
woningen zijn. enzovoort, figuur 3.18-2.
R > 800
◆ Noors of kettingverband
Dit bestaat uit lagen met steeds twee strekken
achter elkaar afgewisseld door een kop. De kop
ligt juist boven een stootvoeg tussen twee strek-
ken van de onderliggende laag, zodat hierdoor
de voegen verticaal steeds het beeld van een
ketting over de muur vormen. Door het kleinere
aantal koppen is dit verband het meest geschikt
voor steensmuren die aan beide zijden schoon
blijven, figuur 3.19-4.
◆ Koppenverband (Patijnsverband)
Dit wordt zelden voor schoonwerk gebruikt,
maar heeft toch enkele specifieke voordelen. Het 1 krachtsverloop zonder sparing
is bij uitstek geschikt voor rondingen, bijvoor-
beeld voor ronde hoeken of de cilindervormige
omsluiting van spiltrappen. De ronding moet
een straal van ten minste 800 mm hebben. Om-
dat bij het koppenverband in een steensmuur de
hartvoeg (normaal tussen beide strekken van het
verband) ontbreekt, kan het metselwerk grotere
belastingen opnemen. Dragende steensmuren sparing
in vuilwerk worden dan ook altijd in koppenver-
band uitgevoerd, figuur 3.19-5.
3.3.3 Muurdoorbrekingen
In het algemeen kan worden gesteld dat gesta-
pelde wandconstructies:
• schuifspanningen kunnen opnemen, mits in 2 krachtsverloop met sparing
combinatie met druk;
• alleen kleine trekspanningen kunnen opne-
men.
3.3.4 Lateien
Een latei is een speciale constructie boven een
opening in een gestapelde wand. De latei moet
het bovengelegen gedeelte van de wand met de
2 latei eventueel daarop rustende vloerbelastingen kun-
nen dragen. Dit betekent dat de lateiconstructie
buig- en trekkrachten moet kunnen opnemen.
Derhalve komen hiervoor materialen in aanmer-
king die trekkrachten kunnen opnemen, dus
hout, staal en gewapend beton.
Materialen
Houten lateien komen niet zo veel voor. Behalve
dat metselwerk vrij zwaar is om bij wat grotere
overspanningen ondersteund te worden door
een houten latei, krimpt hout bij droging, waar-
door het metselwerk plaatselijk kan meezakken
of scheuren.
3 sparing verdiepinghoog Staal kan goed trekkrachten opnemen en is dus
Figuur 3.21 Mogelijke oplossingen bij sparingen zeer geschikt als lateimateriaal. Het is relatief
100
Zelfdragende, voldoende stijve lateien genieten
1 voor halfsteensmuur vaak de voorkeur, omdat men minder afhankelijk
is van de uitvoering op het werk, maar ze zijn
kostbaarder. Bij vooraf vervaardigde lateien heeft
voorgespannen hoogwaardige
stalen draden
de drogingskrimp al plaatsgevonden voor ze in
het werk worden gebracht, wat de scheurvor-
ming in het metselwerk beperkt. Ook kan voor-
spanning in de wapening worden aangebracht.
In figuur 3.23 is een overzicht gegeven van de
verschillende soorten lateien, zoals deze in de
190 bouw kunnen worden toegepast.
3.22. Bij deze samenwerkende latei bestaat de • laag eigengewicht, waardoor eenvoudige
trekband uit bakstenen van speciale vorm. Deze montage met eenvoudige tijdelijke ondersteu-
bakstenen worden op de fabriek samengesteld ning;
tot balkjes. In de gleuven worden stalen draden • goede aanhechting aan muur en stucwerk,
op spanning gebracht en de gleuven gevuld met dus weinig kans op scheuren;
beton. Na verharding van het beton is een voor- • direct na de montage kan worden gemetseld,
gespannen balkje verkregen dat trekspanningen dus geen stagnatie op de bouw.
kan opnemen. Deze stalton-lateien vormen samen
met het bovenliggende metselwerk een lateicon- Een nadeel is dat ze alleen kunnen worden ge-
structie. Het aantal lagen dat mee moet werken bruikt voor vuilwerk.
neemt toe naarmate de overspanning en/of be-
lasting groter worden (hoogte van 240 tot 600 Samenwerkende voorgespannen prefab-beton-
mm), figuur 3.22-3. De lengte waarin de balkjes lateien
worden geleverd bedraagt 800 tot circa 3.000 Bij deze samenwerkende latei bestaat de trek-
mm met 100 mm opklimmend. De hoogte van band uit een voorgespannen prefab-betonbalkje,
de balkjes is 60 mm en de breedte, in overeen- figuur 3.24.
stemming met de muurdikte, respectievelijk 100 Ook bij deze latei moet schuifspanning tussen
en 190 mm, figuur 3.22-1 en figuur 3.22-2. betonbalkje en wand worden opgenomen. De
hiervoor noodzakelijke hechting wordt bij bak-
Deze baksteenlateien hebben een beperkt draag- steenmetselwerk ongunstig beïnvloed door de
vermogen en zijn dus het best toe te passen bij verschillende eigenschappen tussen beton en
kleinere overspanningen tot circa 2,000 m. In baksteen. Het betonbalkje kan als schoonwerk
het algemeen hebben baksteenlateien de vol- worden uitgevoerd, wat voor gevelwerk soms
gende voordelen: interessant is, voor openingen tot circa 2,000
• baksteenwand en latei zijn van hetzelfde ma- m, figuur 3.24-2. De afmetingen zijn: breedte
teriaal, dus weinig krimpverschillen; 100 mm, al dan niet voorzien van waterhol, de
hoogte is variabel, figuur 3.24-3. De minimum
opleglengte van de latei is 150 mm.
Zelfdragende betonlateien door krimp en kruip van het beton tekent zich
Zelfdragende betonlateien worden meestal geko- een horizontale naad af, figuur 3.26-2.
zen bij grotere overspanningen en belastingen,
waarbij de volgende mogelijkheden overwogen Stalen lateien
kunnen worden: Alle stalen lateien horen tot het principe zelf-
• prefab of in het werk te storten latei; dragend. Naast de traditioneel warmgewalste
• standaard prefab-latei of latei naar eigen ont- profielen, bekend uit elk staalprofielenboekje,
werp; figuur 3.27-1 en 3.27-2, zijn tegenwoordig voor
• prefab-latei van grind- of lichtbeton; bouwkundige toepassingen speciale stalen
• beton in het zicht of weggewerkt. lateien ontwikkeld. Koudgevormde gepuntlaste
profielen komen voor met een plaatdikte van 1,2
Zelfdragende voorgespannen prefab-betonla- mm, 1,6 mm, 2,0 mm, 2,5 mm en 3,2 mm en
teien zijn leverbaar in grindbeton, figuur 3.25, kunnen zijn samengesteld tot U-balken, koker-
en lichtbeton, voorgespannen of gedeeltelijk balken of trapeziumvormige balken, figuur
voorgespannen, rechthoekig of als neuslatei. De 3.27-3. Genoemde profielen worden in verzinkte
opleglengte is minimaal 150 mm en de maxi- en in roestvaststalen uitvoering in de handel ge-
male overspanning bedraagt circa 6,500 m. bracht, voor toepassing respectievelijk in binnen-
wanden dan wel spouwmuurconstructies.
Zelfdragende gewapende prefab-betonlateien
zijn minder aan standaardmaten gebonden en
kunnen derhalve volgens eigen ontwerp worden
uitgevoerd, figuur 3.26-3. Ter plaatse storten
van lateien is kostbaar door de dure bekisting.
Ook moeten voorzieningen bij de oplegging op
metselwerk getroffen worden om de krimp van 1 warm gewalst 2 warm gewalst 3 koudgevormd
het beton mogelijk te maken, anders ontstaat er UNP - profiel HE - A profiel C - profiel
scheurvorming, figuur 3.26-1. Stucwerk zowel Figuur 3.27 Stalen lateien
op betonlatei als muur blijft een riskante zaak;
3.3.5 Opleggingen
Draagconstructies die op gestapelde wandcon-
betonbalk
structies zijn opgelegd, worden bij de oplegging
geacht een vrije oplegging te hebben, en vor-
krimp
men dus niet een geheel met de ondersteuning.
Bij brosse materialen als metselwerk kunnen
sche spanningsconcentraties gemakkelijk leiden tot
u ren
overschrijding van de materiaaltreksterkte en dus
aanleiding geven tot scheurvorming. Een vrije
oplegging is een ondersteuning, waarbij hoek-
1 bij schoonwerk verdraaiing vrij kan optreden en geen inklem-
mingsmoment ontstaat. Besproken worden de
krimp- opleggingen van:
scheur
◆ houten balken;
◆ stalen balken;
◆ betonbalken;
◆ vloeren.
◆ Houten balken
Oplegging van houten balken levert belasting-
2 bij vuilwerk 3 bijzondere vorm technisch meestal weinig problemen op. Hier
Figuur 3.26 Gewapende betonlateien betreft het zeker altijd een vrije oplegging, daar
3 pilaster 4 hamerstuk
Figuur 3.29 Opleggingen betonbalk
1 enkele lagen glij-folie 2 glijpakket van twee Hier is centreren zinvol of kan mogelijke scheur-
met boven en onder platen bitumenvilt
elastomeerplaat en of butylrubber vorming worden voorkomen door de balk meer
een dragende kern naar binnen op te leggen, of een oplegmateriaal
van neopreen toe te passen met een harde neopreen kern en
zacht styropor aan de rand, figuur 3.29-2. Is de
oplegdruk te groot, dan is een muurverzwaring
(pilaster), figuur 3.29-3, of een zogenoemd
hamerstuk gewenst, zodanig dat de druk in de
wand gelijkmatig verloopt, figuur 3.29-4.
3 bouwvilt met gegra- 4 neopreen kern met
fiteerde bovenzijde met styropor randen en ◆ Vloeren
daarop watervast hard- onderzijde van teflon
board, onderzijde Opleggingen van vloeren worden in de afzon-
gegrafiteerd derlijke paragrafen per wandmateriaal behandeld
Figuur 3.28 Oplegmaterialen bij grotere overspanningen omdat de aanhechting per materiaal verschillend
folie
kan zijn. In zijn algemeenheid geldt ook hier dat Voor de gevelafwerking is door architectonisch
of een constructieve aanhechting voldoende be- en onderhoudstechnische redenen schoonmet-
stand moet zijn tegen afschuiving en afboering selwerk een veel gemaakte keuze.
of dat deze bewegingsvrijheid door een tussen-
liggend materiaal, bijvoorbeeld een folie, moge- ▶▶ Zie hiervoor deel 4b Gevels; in dit deel is de
lijk moet worden gemaakt, figuur 3.30-1. bespreking beperkt tot het dragende metsel-
werk.
Zijn ook hier de overspanningen groter en de
wand breder, dan moeten de opleggingen ge- 3.4.1 Baksteenformaten
centreerd worden in verband met afboeren en Het formaat van de steen was vroeger sterk
scheurvorming, figuur 3.30-2. gebonden aan de streek waar deze werd gebak-
ken en waarnaar het formaat werd genoemd.
Tegenwoordig bestaat circa 90% van de gebak-
3.4 Wanden in baksteen ken steen uit het zogenoemde waalformaat,
terwijl de overige formaten ook buiten de oor-
In hoofdstuk 1 is besproken dat voor de hoofd- spronkelijke landstreek worden gebakken. De
draagstructuur traditioneel metselwerk steeds norm Metselbaksteen nr. 2489 onderscheidt een
meer is vervangen door nieuwe materialen als aantal standaardmaten en formaten volgens de
kalkzandsteen. Om de volgende redenen wordt fabrieksopgave, figuur 3.31. Door het gebruik
hier toch uitvoerig bij traditioneel metselwerk
stilgestaan: Formaat Lengte Breedte Hoogte
• terminologie, opbouw en uitvoering van mo- in mm in mm in mm
derne stapeltechnieken vindt voor een groot deel Waalformaat 210 100 50
zijn oorsprong in baksteenmetselwerk; Vechtformaat 210 100 40
• aanzienlijk deel bestaande bouwvoorraad is in Dikformaat 210 100 65
dragend metselwerk opgericht. Bij verbouwin-
Moduulformaat 190 90 90
gen en renovaties krijgt men met dit traditionele
baksteen metselwerk te maken. Figuur 3.31 Formaten metselbaksteen
van de standaardvoegdikte komen de werkende koppenmaat K wordt genoemd. Figuur 3.33 laat
maten 10 mm hoger te liggen. zien hoe de koppenmaat bij de maatvoering van
muren en muuropeningen tot uitdrukking komt.
3.4.2 Baksteenmortels
Baksteen wordt met metselmortel gemetseld. Muurpenanten tussen muuropeningen en hoeken
Hiervoor wordt in de praktijk gebruikgemaakt in de gevel hebben een breedtemaat van n kop-
van figuur 3.32. penmaten minus één voeg (n · K − V), omdat er
Daarnaast is het lijmen van baksteen een vrij op uitwendige beëindigingen geen mortelvoeg
recente ontwikkeling, die vooral bij niet- aanwezig is. De maat van de muuropening
dragende grote, gevelvullende prefab-elementen (dagmaat) waarboven of waaronder het normale
wordt gebruikt. metselverband doorloopt, heeft dan een breedte
van n koppenmaten plus één voeg (n · K + V).
▶▶ Zie deel 4b, Gevels hoofdstuk 7. Wordt een muuropening met een kozijn gevuld,
dan is de kozijnmaat n · K + V.
3.4.3 Maatvoering baksteenmetselwerk
De maatvoering van baksteenmetselwerk is te Bij sommige steenverbanden verspringen de
onderscheiden in: stootvoegen per laag maar een klezoor; de ma-
◆ koppenmaat (lengtemaatvoering); ten van gevelvlakken en muuropeningen moeten
◆ lagenmaat (hoogtemaatvoering). dan hier op worden aangepast. Om niet met een
klezoor te moeten eindigen of het verband in
Vooral bij schoonmetselwerk is een zorgvuldige de penanten onregelmatig te verstoren, moet er
maatvoering van belang. dan met halve koppenmaten gewerkt worden.
2 n x lagenmaat =
De hiervoor geschetste problematiek van de
bruto maatvoering van baksteenmetselwerk komt vaak
verdiepinghoogte nog dwingender terug bij de maatvoering van
Figuur 3.34 Lagenmaat schoonwerk in betonsteen en betonblokken.
1 één kop hoog, in halfsteensmuur 2 één strek hoog 3 één kop hoog, in steensmuur
Figuur 3.35 Rollagen
3.4.4 Detaillering baksteen De voegen van de strek moeten door het por-
ringpunt gaan, dat zich op anderhalf tot twee-
Ontlastingsconstructies boven maal de breedte van de muuropening onder de
muuropeningen strek bevindt. Bij schoonwerk worden de stenen
In metselwerk zijn door het eeuwenlang ontbre- keurig gezaagd, bij vuilwerk verloopt de dikte
ken van op trek te belasten materialen veel al- van de voegen. De hoogte van de strek wordt
ternatieven ontstaan voor het opvangen van het dus aangepast aan de overspanning, zo kunnen
metselwerk boven kozijnen, enzovoort. Bij kleine strekken met grotere hoogte behoorlijke openin-
overspanningen tot ongeveer 1,000 m wordt gen overspannen.
nogal eens gebruikgemaakt van een halfsteens
rollaag, figuur 3.35-1; tot 1,500 m van een steens Veelal overbrugt men de sparingen door de bo-
rollaag, figuur 3.35-2. Deze constructie kan geen vengelegen vloer of een toegevoegde lateicon-
noemenswaardige drukkracht opnemen, maar structie, zie paragraaf 3.3-4.
kan toch het kleine stukje metselwerk onder de
drukboog opvangen. Een rollaag mag dus alleen Opbouw dragende wanden
worden toegepast bij kleine overspanningen Om de bestaande bouwvoorraad in gemetselde
(tot 1,000 respectievelijk 1,500 m), waarbij de baksteen nader te bezien (zeker in geval van
boogwerking niet mag worden verstoord en de een renovatie) wordt hier de detaillering van de
belasting gelijkmatig moet zijn verdeeld. meest voorkomende opbouw behandeld. Tevens
worden mogelijk verbeteringen voor vooral de
Een oude gemetselde ontlastingsconstructie is de warmte- en geluidwerende werking behandeld
strek, een soort wigvormige rollaag waardoor de waarmee baksteenconstructies naast haar dra-
boogwerking kan ontstaan, figuur 3.36. gende functie ook aan de scheidende functie
De hoogte van de strek hoort ten minste een met hedendaagse eisen kan voldoen.
zevende tot een achtste van de breedte van de
muuropening te zijn. Een balkdragende wand bestond bij gestapelde
bouw nagenoeg altijd uit een steens- of een
spouwmuur, constructief was dit afdoende,
figuur 3.37-1 en 3.37-2. Bij oudere gebouwen
met houten balkvloeren werd een tussensteun-
punt gevormd door een half-steensmuur, figuur
3.37-1b en 3.37-2b. De dragende functie van
deze wanden is afdoende gewaarborgd getuige
de instandhouding van soms eeuwenoude pan-
den. Anders is het gesteld met de scheidende
1 steens strek functie, waarvan de problemen uiteenvallen in:
• warmte-isolerende functie van zowel steens-
als spouwmuren zonder afdoende isolatie, figuur
3.37-1a en 3.37-2a;
• vochtwerende functie van steensbuitenmuren,
figuur 3.37-1a;
• geluidsisolerende functie van vooral de bouw-
muren, figuur 3.37-1c;
• brandwerende functie van de bouwmuren bij
de aansluiting van de houten balklagen, figuur
3.37-1c en 3.37-2c.
vocht
vocht geluid brand
geluid brand
warmte
1 zonder spouw
warmte geluid
brand
2 met spouw
Figuur 3.37 Traditionele dragende wanden in baksteen
1w 1w 0,5w
b.k. 4e vloer
1w 1,5 1w 1w 0,5w 1w
w
b.k. 3e vloer
83 83 190 190
140 90
210 210
hoekblokken
100 100
190
83 83 323 × 150 × 240
210 210
90
150 150 227
90
71 71
240 240
115 115 R = 90 290
323 × 200 × 240
90
88 88
240 240
115 115 R = 190
Splitstenen
52 65
210 190
100 90
90 71
190 240
90 115
Figuur 3.39 Overzicht MBI-betonstenen
leidingsteen
1 leidingsteen
vooral elektra op een eenvoudige manier worden 10 mm bedraagt de lengte van het moduulblok
weggewerkt. Uiteraard wordt de geluidsisole- dus 290 mm en de hoogte 190 mm.
rende werking van de wand hierdoor nadelig be-
invloed, ondanks het vullen van de kanaalkeep. Oppervlaktestructuur
Zowel de stenen als blokken worden met ver-
◆ Betonblokken schillende oppervlaktestructuren geleverd, figuur
Betonblokken worden geleverd voor zowel 3.41: een ruwe gestructureerde variant en een
vuil- als schoonwerk voor binnentoepassing. gladde. Daarnaast zijn er zogenoemde splitblok-
Vuilwerkblokken worden geproduceerd met een ken die door het splijten tijdens het productie-
druksterkte van 10 en 20 N/mm2. Betonblokken proces hun oppervlaktestructuur verkrijgen.
hebben een maatvoering die is afgestemd op
figuur 3.39: de maten van standaardwaalformaat 3.5.2 Betonsteenmortels
(grootformaat), of die is gebaseerd op de modu- In verband met het capillaire karakter van beton-
laire maatvoering van 1M (moduulformaat). steen en betonblokken verdient het aanbeveling
De werkende lengte van het grootformaat B2 ze zo droog mogelijk te verwerken en een niet
is gebaseerd op de 111 mm-moduulmaat en te vochtige specie te gebruiken. Bij schoonwerk
werkt 333 dan wel 444 mm, dat wil zeggen, een in betonsteen wordt aangeraden portlandcement
lengte van 323/434 mm plus een voeg van 10 voor de metselspecie te gebruiken, vooral omdat
mm. De grootformaat B2-blokken zijn 240 mm deze cement procentueel minder vrije kalk bevat,
hoog, en met een lintvoeg van 10 mm werken zodat de kans op kalkuitslag (calciumcarbonaat)
zij 250 mm. De dikte daarentegen is niet be- kleiner wordt. Bij lagere temperaturen kan het
paald door bestaande maten van andere bouw- raadzaam zijn portlandcement in plaats van
materialen. hoogovencement te gebruiken, omdat specie met
B2 moduulformaat is gebaseerd op de modulaire portlandcement (vooral de eerste zeven dagen)
maatvoering van 1M en werkt in de lengte 3M sneller verhardt dan specie met hoogoven-
en in de hoogte 2M; bij lint- en stootvoegen van cement.
stenen
200 x 100 x 100
blokken
300 x 200 x 100
Haakse aansluitingen
Haakse aansluitingen worden, ook bij niet-dilate-
rende aansluitingen, in verband met het verband
van het metselwerk bij voorkeur niet vertand,
maar uitgevoerd met een doorgaande, verticale
voeg, figuur 3.43.
uitgevoerd, dan kunnen er glijankers worden tuurwisseling op betonsteen wanden geldt het
toegepast, figuur 3.44-2. Ditzelfde geldt voor T- volgende. Voor het aanbrengen van dilatatie-
aansluitingen van binnenwanden, figuur 3.44. voegen, figuur 3.45, kan als vuistregel worden
gehanteerd: de maximale ongedilateerde lengte
van grindbetonsteen is vijfmaal de hoogte van
de wand, met een maximum van 8,000 m. Een
terugliggende voeg en ander is afhankelijk van steenmaat, kleur, ma-
anker teriaal, muurdikte en bewegingsvrijheid van de
wand.
Dilatatievoegen
kitvoeg Voor de uitvoering van dilatatievoegen zijn er de
eventueel glijanker volgende mogelijkheden:
• terugliggende specievoeg;
• kitvoeg, breedte 10 mm met rugvulling en
2 gedilateerd elastisch kit, figuur 3.46-2;
Figuur 3.44 T-aansluitingen binnenwanden • koude of knipvoeg, koud tegen elkaar ge-
plaatst, figuur 3.46-1;
3.5.4 Maatvoering betonsteen • idem, afgewerkt met dilatatieprofiel.
Voor de maatvoering van betonsteen zijn er veel
(eventueel) glijanker
overeenkomsten met baksteen, vooral bij het
steenformaat. Het hakken en knippen op het
werk of leveren van pasblokken zijn beide ge-
bruikelijke methoden. Door de materiaalsamen- 150 150
stelling zijn deze aanpassingen beperkt tot halve
stenen en halve, klezoor en drieklezoorformaat 1 koude of knipvoeg
blokken. De halve stenen zitten daarbij standaard
(eventueel) glijanker
in de aangeleverde pakketten.
Geluid
Over het algemeen hebben wanden van gestruc-
Figuur 3.45 Dilatatievoegen in betonsteen tureerde betonsteen door de open structuur van
21
15
1 aansluiting in één lijn 2 T - aansluiting met sponning 3 T - aansluiting koud
Figuur 3.47 Aansluiting op betonwanden
max. 1000
werk noodzakelijk dan wel de toepassing van de
gladde of verdichte betonstenen.
Brandwerendheid
Betonsteen is onbrandbaar en een betonstenen
wand heeft in principe een goede brandwerend-
heid. Deze is bij 100 mm 120 minuten, bij 120
mm 180 minuten, en bij 210 mm (steenskruis- 600 max. 1000
verband) 360 minuten. Een en ander is nadruk-
kelijk afhankelijk van een goede uitvoering van Maximum overspanning van de sparing 1000 mm
het voegwerk en de aansluitingen. bij deze wapening
Figuur 3.48 Voorbeeld gewapend metselwerk
Aansluiting op betonvloeren en wanden
Een markant voordeel van de blokken en stenen Lateiopleggingen
van beton blijkt in de praktijk uit de gave aan- Bij de oplegging van lateien kan men het bo-
sluitmogelijkheden op betonnen vloerconstruc- vengelegen metselwerk aan ten minste één zijde
ties en op betonlateien. Wel moet er ter voor- dilateren. Eventueel kunnen over de dilatatie
koming van het afboeren een drukverdelende glijankers voor het benodigde verband worden
oplegfolie worden toegepast. De blokken zijn aangebracht. Daarnaast moet men de niet-
ook goed bruikbaar voor eventuele niet- gedilateerde zijde in de lintvoeg wapenen, figuur
dragende vullingen in betonskeletten. Er wordt 3.49. De oplegging zelf moet van glijfolie dan
dan niet langer bon gebouwd, wat moeilijk- wel bouwvilt worden voorzien en het naastge-
heden door ongelijke materiaaleigenschappen legen metselwerk moet worden vrijgehouden.
vermindert. Wel moet de aansluiting elastisch Voor schoonwerk worden betonlateien het meest
worden uitgevoerd in verband met vervormin- toegepast.
gen, figuur 3.47.
raaplaag
vrijhouden
systeemvloer
100 50 100
vrijhouden
150 50 150
Woningbouw
Wandtype Maatgevend Minimale wanddikte
d in mm
d d
geluidsisolatie 100-10 à 40-100
Ankerloze spouwmuur
belasting/geluidsisolatie 150-50-150
d d
d
belasting 100-150
Enkele kop- of tussenwand
geluidsisolatie 200
d
Utiliteitsbouw
Wandtype Maatgevend Minimale wanddikte
d d in mm
d
Vloerdragend belasting/evt. 100-200
binnenspouwblad geluidsisolatie
lijk, maar geeft de verschillende thermische ei- Voor het maken van wanden in kalkzandsteen
genschappen. De waterdoorlatendheid van be- kan worden gekozen uit drie oplopende groot-
tonsteen is veel geringer dan die van baksteen, ten en twee manieren van verwerken:
wat voor de buitenschil een voordeel kan zijn. • metselen met stenen;
• metselen met blokken;
3.5.7 Vuistregels betonsteenwanden • lijmen met blokken;
In figuur 3.52 zijn enkele vuistregels opgenomen • lijmen met elementen.
voor de muurdikten van betonstenen wandcon-
structies bij verschillende toepassingen en bouw- Overkoepelende organisaties
hoogtes. De kalkzandsteenindustrie kent twee over-
koepelende organisaties, Calduran en Silka
(voorheen CVK Kalkzandsteen), die naast
3.6 Wanden in kalkzandsteen marketing en verkoop, onderzoek doen en
bouwtechnische adviezen en voorlichting
Kalkzandsteen is met de verdergaande mecha- geven. Veel van de volgende informatie is
nisering van het metselproces een veel gebruikt rechtstreeks afkomstig van deze organisaties.
materiaal geworden. Het heeft redelijk tot goede
bouwfysische eigenschappen, en koppelt de
voordelen van stapelbouw aan een efficiënte uit- 3.6.1 Kalkzandsteenformaten
voering vooral bij de grotere elementen. Zoals gezegd is kalkzandsteen in zeer uiteenlo-
pende formaten verkrijgbaar. Figuur 3.53 geeft
▶▶ Voor de uitvoering van metselwerk van kalk- een overzicht van de verschillende formaten naar
zandsteen zie deel 12a Uitvoeren, hoofdstuk 4. gelang de gewenste muurdikte.
Onafgewerkte
wanddikte
circa Amstelformaat (Af) L 70/298 V 70/298
70 mm 214 × 72 × 102 437 × 67 × 298 437 × 67 × 298
100 mm
Waalformaat (Wf)
214 × 102 × 55 M 100/157 L 100/198 V 100/198
327 × 100 × 157 437 × 100 × 198 437 × 100 × 198
Amstelformaat (Af)
214 × 102 × 72 E 100
897 × 100 × 598
M 100/240
L 100/298 V 100/298
Maasformaat (Mf) 327 × 100 × 240
437 × 100 × 298 437 × 100 × 298
214 × 102 × 82
120 mm
L 120/198
437 × 120 × 198
E 120
897 × 120 × 598
L 120/298
437 × 120 × 298
150 mm
Amstelformaat (Af)
102 × 214 × 55 E 214
897 × 214 × 598
L 214/198 V 214/198
Maasformaat (Mf) 437 × 214 × 298 437 × 214 × 298
102 × 214 × 55
240 mm
E 300
897 × 300 × 598
E 265 (897 × 265 × 598)
is alleen in overleg leverbaar
Bij de lijmblokken (behalve bij Bij de vellingblokken zijn Bij de elementen zijn in alle breedte-
M 327/157 L 70) zijn standaard kimblok- standaard vellingkimblokken afmetingen standaard kimblokken
ken leverbaar in hoogtematen leverbaar in de hoogtemaat leverbaar in de hoogtematen van
214 × 327 × 157 van 80, 100, 115 en 130 mm van 98 mm 80, 100, 115 en 130 mm
In figuur 3.53 worden vijf soorten elementen volstaat een zeer dunne afwerklaag/spuitlaag,
onderscheiden: terwijl de vellingblokken geschikt zijn voor
• stenen (kleinste variant) gebaseerd op oude schoonwerk. Deze kleine toleranties vragen om
waal- (Wf), amstel- (Af) en maasformaat (Mf); een hoge nauwkeurigheid in de verwerking en
• metselblokken (M), handmatig te verwerken een goede voorbereiding. Belangrijkste nadeel
blokken met een voegvulling op cementbasis; is de minder vochtregulerende werking door de
• lijmblokken (L), deels handmatig te verwerken lijmvoeg.
blokken met een voegvulling op lijmbasis;
• vellingblokken (V), als lijmblokken voor 3.6.3 Kalkzandsteenmetselwerk, verbanden
schoonwerk met vellingkanten; en opbouw
• elementen (E), machinaal te verwerken grote De grote winst van het werken met kalkzand-
elementen met voegvulling op lijmbasis. steen haalt men bij het verlijmen van de grotere
blokken en elementen. Toch kan er een aantal
De verschillende blokken, aangeduid met letters, redenen zijn om naar de traditionele verwerking
zijn, zoals uit figuur 3.53 blijkt, geschikt voor met metselen van steenformaat terug te grijpen:
onafgewerkte wanden ter dikte van 70, 100, • esthetische redenen in schoonwerk buiten of
120, 150, 214 mm, de elementen tevens voor binnen;
de wanddikte 300 mm. De hoogbouwelementen • bouwfysische redenen, vooral de grotere
zijn leverbaar in de dikten 175, 250 en 300 mm. vochtregulerende werking van het voegmateri-
Hulpstukken en pasblokken worden afhankelijk aal;
van de grootte op het werk (stenen en blokken) • uitvoeringstechnische redenen, doordat de
dan wel in de fabriek (elementen) geknipt en vereiste maatnauwkeurigheid voor het verlijmen
gezaagd. Daarnaast kan men voor de passtukken ontbreekt.
ook gebruikmaken van een kleinere serie.
Kort wordt een aantal specifieke eigenschappen
3.6.2 Kalkzandsteenmortels van het metselen in stenen respectievelijk blok-
Voor de mortel heeft men afhankelijk van het ken genoemd. Voor de verdere uitvoering en op-
type element de keuze uit: bouw van het vermetselen wordt verwezen naar
◆ traditionele metselmortel; de paragrafen baksteen en betonsteen, gezien de
◆ lijmmortel. grote overeenkomsten.
◆ Metselmortel Kalkzand(metsel)stenen
Cementmortel heeft door de grotere voegmaat Afhankelijk van de toepassing als schoon- of vuil-
van 10 mm als belangrijkste voordeel een gro- werk worden de stenen respectievelijk meer of
tere tolerantie. Door de grovere opbouw van minder nauwkeurig in halfsteens- of klezorenver-
zowel stenen/blokken als voeg zijn de wanden band vermetseld, figuur 3.54. Passtukken worden
alleen geschikt voor vuilwerk en moet er meer op het werk geknipt of gezaagd. De lagenmaat
aandacht worden besteed aan de egalisering. afhankelijk van waal-, amstel- of maasformaat, is
Nadelig is de verwerkingstijd en de grotere ver- respectievelijk ongeveer 65, 82 en 92 mm.
eiste nauwkeurigheid.
◆ Lijmmortel
Lijmmortels zijn nauwkeurig van samenstel-
ling en sneller te verwerken. De speciaal voor
kalkzandsteen ontwikkelde lijmmortel wordt
aangevoerd als een poedervormig mengsel van
cement en zand. De kleine voegmaat van 3 mm
voor de stoot- respectievelijk 2 mm voor de lint-
voegen duiden op een grote nauwkeurigheid.
Voor de egalisering van de wandoppervlakken Figuur 3.54 Wand in kalkzandstenen
kloostersponning
metselblok
M 214 / 157
beëindiging met
maasformaatsteen
metselblok
M 100 / 157
lintvoeg 10 mm
beëindiging met
geknipt pasblok
stootvoeg 3 mm
kleine sponning
lijmblok
L 214 / 298
lintvoeg 2 mm A
stootvoeg 3 mm
A < 0,4 x blokhoogte
C
Aanvullend kan voor de elementen worden ge-
steld dat zij door hun nog grotere afmeting, nog
efficiënter werken. Ook ankerloze spouwmuren
kunnen met de elementen worden gebouwd.
B
Kalkzandsteenlijmblokken A
Lijmblokken worden, figuur 3.57-1, evenals de
elementen, bij voorkeur in halfsteensverband ge-
stapeld, echter bij haakse, vertande aansluitingen
kan een klezorenverband een efficiënte oplos- dilatatievoeg D
9 x 900 = 8.100 mm
sing zijn, hierbij geldt dat de niet-overlappende
lengte kleiner moet zijn dan een viertiende blok- A standaardelement 650x900 C schuin paselement
hoogte, figuur 3.56. Passtukken kan men knip- B recht paselement D kimblokken
pen, zagen of aanvullen met stenen in specie. Figuur 3.58 Wand in kalkzandsteenelementen
wandcode schema
A1
A1
A1
A1
A
A
A
C
A1
A1
A1
A1
A1
A
A
A
A
B
A1
A1
A1
A1
A
A
A
C
A1
A1
A1
A1
A1
A
A
B
BEGANEGROND
BLOK 3 BLOK 4
wanduitslag dakverdieping
1e VERD.
8500 + p
f f
a e a
a d a
a c a
CODES WANDOVERZIC
a b a 5500 + p
5370 + p
8330
wandcode 3
merk dikte hoogte
265 598
a 265 598
~
b 265 598
c 265 598 2700 + p
d 265 598
c
e 265 598
f 265 598 a d
~
a d 100 + p
30 - p
8100
wanduitslag verdieping
Sparingen
Sparingen, voor bijvoorbeeld kozijnen, moeten
loodvoeg lijmkoppelstrip bij voorkeur door worden gezet tot de onder-
zijde van de bovenliggende vloer. Is dit niet het
2 met loodvoeg
Figuur 3.60 Twee principieel verschillende oplossingen
dilatatievoeg
voor haakse, constructieve verbinding prefab
betonlatei
ticale voeg worden verbonden door verlijming. folie
strook
folie
U - profiel L - profiel
geval, dan is, zeker bij sparingen vanaf 900 mm, verbindingen van op elkaar aansluitende wan-
een lateiconstructie noodzakelijk. Bij de toepas- den, figuur 3.63-3;
sing van een betonlatei moet, om dezelfde re- • dilatatieankers, voor koppelen dilaterende
denen als bij de oplegging van een betonvloer, wanden, figuur 3.63-4.
een oplegfolie worden gebruikt. Daarnaast moet
de wand boven de latei worden gedilateerd, Voor de koppeling van het binnen- en buiten-
figuur 3.62-1 en figuur 3.62-2. Een stalenlatei is, blad bij spouwmuren zijn er twee oplossingen:
door de geringere aanhechting, bij de oplegging • lijmspouwankers (prikspouwankers), met
minder gevoelig, maar moet eveneens worden platte strip aan een zijde tussen de elementen,
gedilateerd, figuur 3.62-3. figuur 3.64-1;
• boor- en slagspouwankers, als de lagenmaat
Ankers lijmwerk van het buitenblad of de isolatie niet correspon-
Voor lijmwerk zijn speciale ankers ontwikkeld deert met de elementen, kunnen deze achteraf
voor toepassing in de dunne lijmvoegen van worden aangebracht, figuur 3.64-2.
2 mm. Deze ankers zijn zowel voor starre als dila-
terende verankeringen: Tot 10 m bouwhoogte worden vier ankers per
• wandankers star, voor koppelen blokken/ele- m2 toegepast, daarboven zes ankers per m2.
menten van dragende aan niet-dragende wan-
den in gelijke en ongelijke lintvoegen zonder Voor de bevestiging van gordingen zijn daar-
vertanden, figuur 3.63-1; naast verkrijgbaar, figuur 3.65:
• wandankers dilaterend, constructieve verbin- • gordingankers, gebruikelijke gordingschoenen
ding tussen wanden in dilataties, figuur 3.63-2; via kantplank aan schuine gedeelte;
• lijmkoppelstrippen, voor koppelen loodvoeg- • raveeldragers, voor horizontale gedeelten.
1a wandanker star
voor ongelijke lintvoegen
3 lijmkoppelstrip
1b wandanker star
1 star voor gelijke voegen
2 dilaterend voor
ongelijke voegen
4 dilatatie-anker
2 dilaterend
Figuur 3.63 Wand- en dilatatieankers en lijmkoppelstrippen
1a prikspouwanker
1 lijmspouwanker
2a boorspouwanker
2b slagspouwanker
2 boor- en slagspouwanker
Figuur 3.64 Lijmspouwankers
≤ 200 6,300
2 × onbelemmerd
> 200 7,300
≤ 200 4,000
2 × buigslap
> 200 4,500
≤ 200 2,000
2 × buigstijf
> 200 2,300
300
250 mm bij
hoogbouwelement
2200 kg/m 3
verdiepingsvloer
< 300 kg/m 2
kanaalafdichting
1 aansluiting verdiepingsvloer
300
250 mm bij
hoogbouwelement
plint vrijhouden 2200 kg/m 3
van vloer na plaatsen vloer tijdelijke
afdichting aanbrengen en
ethafoam met folie voor aanbrengen cement-
dekvloer weer verwijderen
let op lucht-
dichtheid en
thermische
isolatie van
de vloer
eventueel doorkoppeling
max. 4 staven ø16 2
constructieve koppeling
per vloer aanbrengen Figuur 3.69 Koppeling binnenspouwblad met bouwmuur
t.b.v. stabiliteit
verdiepingsvloer
< 150 kg/m 2
(incl. afwerklaag)
1 aansluiting verdiepingsvloer
bij harde vloerafwerking
(tegels e.d.) bij voorkeur
zwevende dekvloer
aanbrengen
peil
begane-grondvloer begane-grondvloer
< 150 kg/m 2 < 250 kg/m 2
(incl. afwerklaag) (incl. afwerklaag)
2 aansluiting begane-grondvloer
Figuur 3.70 Detaillering laagbouw met ankerloze spouw
verdiepingsvloer
< 500 kg/m 2
1 aansluiting verdiepingsvloer
bij voorkeur een
zwevende dekvloer
aanbrengen
peil
begane-grondvloer begane-grondvloer
< 150 kg/m 2 < 250 kg/m 2
(incl. afwerklaag) (incl. afwerklaag)
2 aansluiting begane-grondvloer Figuur 3.72 Detaillering gestapelde bouw met ankerloze spouw
h
Beukmaat ℓ in m (met dikte constructieve vloer = ht)
Aantal bouwlagen 4m 5m 6m 7m
ht
ht
(ht = 180 mm) (ht = 200 mm) (ht = 220 mm) (ht = 240 mm)
1 100 100 100 100
2 100 100 100 100
3 d 100 100 120 120
4 h 100 120 120 120
5 h 150 120 120 120
Minimale constructieve wanddikte d enkele tussenwand in mm (onderste bouwlaag)
ht
h
Beukmaat ℓ in m (met dikte constructieve vloer = ht)
Aantal bouwlagen 4m 5m 6m 7m
(ht = 180 mm) (ht = 200 mm) (ht = 220 mm) (ht = 240 mm)
1 100 100 100 100
2 120 120 120 120
3 120 120 150 214
4 150 150 150 214
5 150 214 214 214
600 x 250 300 x 250 600 x 500 600 x 250 500 x 250
Dikte in mm 50 70 100 150 200 240 300 70 70 100
Casco panelen Kwaliteit G4/600
Lengte
2400-3000 mm
Vermetselen wordt uitsluitend nog om esthe- bruggen, heeft lijmen sterk de voorkeur. Omdat
tische redenen gedaan. Daarnaast kan maat- het materiaal cellenbeton in een autoclaaf is
technisch de grotere tolerantie tot vermetselen verhard, treedt weinig krimp op, vooral wan-
noodzaken. neer het zo droog mogelijk wordt verwerkt. Dit
wordt bereikt door het verlijmen van de blokken
◆ Metselmortel met voegen van circa 2 mm dikte in plaats van
Bij het metselen van cellenbetonblokken kan de mortelvoegen van 10 mm. De cascoplaten
gebruik worden gemaakt van een basterdmortel worden door middel van de circa 2 mm dikke
bijvoorbeeld 1 cement : 2 schelpkalk : 8-12 lijmvoeg verticaal tegen elkaar geplaatst.
zand. De voegen van circa 10 mm dikte moeten Verder brengen de producenten van cellenbeton
goed vol en zat worden aangewerkt. De nog reparatie-, vul- en afwerkmortels in de han-
aanrakingsvlakken van de blokken cellenbeton del die na aanmaken met water voor het bijwer-
worden van tevoren bevochtigd zodat geen ken van beschadigingen (vooral bij zichtwerk)
verbranding van de mortel ontstaat. Ook kan goede diensten bewijzen, omdat de samenstel-
een metselspecie worden gebruikt met een ling overeenkomt met die van het cellenbeton.
samenstelling van 1 cement : 4 zand : 0,08 Ook speciale vulmortel voor het dichten van lei-
Ytong-Add. Ytong-add wordt toegevoegd om dingsleuven en afwerkmortels zijn beschikbaar.
tegen te gaan dat de blokken water onttrekken
aan de mortel. 3.7.3 Maatvoering cellenbeton
◆ Lijmmortel Cellenbetonblokken
Het lijmen van blokken wordt veel toegepast Cellenbetonblokken worden meestal in half-
omdat er vrij droog kan worden gewerkt (ver- steensverband verlijmd. De maatvoering is, zeker
mindering bouwvocht). De lijmen zijn mengsels bij vuilwerk, niet zo belangrijk, want de blokken
van cement, zand en hulpstoffen die in zakken zijn in uiteenlopende grootten verkrijgbaar en
van 25 kg verkrijgbaar zijn; ze worden aange- daarnaast ook gemakkelijk op maat te zagen.
maakt met water. Ook uit oogpunt van thermi- Bij schoonwerk ligt dit natuurlijk anders, figuur
sche isolatie, vooral ter vermijding van koude- 3.75.
dilatatievoeg
stabiliteitswand
raveelijzer bij trapgat
vloerplaten koppelen
bouwmuur en gevel
standaardpanelen
breed 750 en 370
Pasblokken
Zoals gezegd kunnen pasblokken worden ge-
vormd uit kleinere elementen dan wel zeer ge-
makkelijk worden gezaagd op het werk.
hoek in verband
loodvoeg dilatatievoeg
lijmvoeg verlijmd pur-schuim
10
1 2 3
Figuur 3.77 Haakse aansluitingen
Oplegging lateien
lijmvoeg stelspecie / kim Voor de overbrugging van sparingen is het mo-
gelijk stalen of betonlateien toe te passen. Daar-
naast echter zijn er ook gewapende lateien in
cellenbeton verkrijgbaar. Dit heeft het voordeel
van gelijke materiaaleigenschappen en opper-
vlaktelaag. De lateien zijn in diverse standaard-
wapening wapening in
in lijmvoeg lijmvoeg of specie maten leverbaar afgestemd op de wanddiktes
van het cellenbeton, figuur 3.79-1 en figuur
3.80. Daarnaast kunnen op bestelling voor gro-
tere overspanningen zogenoemde wandlateien
worden toegepast, specifiek gewapend per be-
1 cellenbetonvloer 2 betonvloer lastingsgeval, figuur 3.79-2.
Figuur 3.78 Oplegging vloeren Standaardlateien zijn berekend op een oplegging
van 2 × 200 m, minimale oplegging 2 × 100 mm.
Oplegging vloeren Eén van beide opleggingen moet glijdend wor-
Bij de oplegging van vloeren worden twee prin- den uitgevoerd met behulp van een kunststof
cipieel verschillende oplossingen onderscheiden, folie. Aan die zijde moet het bovenliggende
namelijk vloeren in: muurwerk worden gedilateerd. Figuur 3.80 geeft
• ter plaatse gestort dan wel prefab-beton; een overzicht van leverbare cellenbetonlateien.
• cellenbeton.
3.7.4 Dilataties cellenbeton
Bij beide vloeren worden onder de oplegging de Gesloten ononderbroken wanden van cellenbe-
twee lintvoegen gewapend uitgevoerd, figuur ton moeten worden gedilateerd op afstanden
3.78. Bij een cellenbetonvloer worden zowel de van ten hoogste tweemaal de wandhoogte met
oplegging van de vloer als die van de volgende een maximum van 8,000 m. Voor niet-dragende
wand gelijmd, figuur 3.78-1. Bij een prefab- wanden geldt een maximum van 4,000 m. Dila-
betonnen en zeker bij een ter plaatse gestorte taties kunnen worden uitgevoerd als verdiepings-
betonvloer echter past men een kimlaag toe in hoge sparing. Dilataties moeten een breedte van
verband met de vereiste vlakheid van de 10 mm hebben, figuur 3.84.
ondergrond voor de volgende cellenbetonwand,
figuur 3.78-2. 3.7.5 Detaillering cellenbeton
Voor het detailleren in cellenbeton zijn de
warmte-, geluidsisolerende en brandwerende
eigenschappen van belang, figuur 3.81 tot en
met figuur 3.83.
cellenbetonlatei
2000 x 250
glijoplegging
wandlateiplaat 4000 x 600
dilataties
dilatatie anker
h = 3100
gaasverband
pur-schuim
maximaal 2x h ( = 6200 ) 10
100 – 21 – 20 – 19
150 – 18 – 17 – 16
200 – 15 – 14 – 13
240 – 13 – 12 – 11
300 – 11 – 10 – 9
> 50 > 50
lijmvoeg stelspecie
wapening wapening
in lijmvoeg in lijmvoeg
dekvloer stelspecie
isolatie
geisoleerde
uitvlakspecie vloerconstructie
uitvlakspecie
> 450
waterwerende
folie
d Overspanning ℓ
l
< 3,500 m > 3,500 > 5,000 m
Bouwlaag Type vloer en < 5,000 m en < 7,000 m
Cellenbeton G4/600:
l minimale constructieve wanddikte d eind- en tussenwanden bij
woongebouwen h(wandhoogte 2,500 m) in mm
d
Aantal bouwlagen
d
h < 5,000 m < 6,000 m < 5,000 m < 6,000 m
d
1 l 125 125 125 125
2 150 175 175 175
3 175 200 200 250
4 250 250 250 300
5 d 250 300 300 –
l
Cellenbeton G4/600: minimale constructieve wanddikte d dragende binnenspouwbladen
(wandhoogte 3,000 m) in mm
Windbelastings-
gebied 2 Windbelastings-
h
d
(Friesland, Gro- gebied 3
Windbelastings- ningen, Flevoland, (Drenthe, Overijssel,
gebied 1 Zuid-Holland, Zee- Gelderland, Utrecht,
(Noord-Holland) land) N.Brabant, Limburg)
Bouwhoogte h
Beton wordt hoofdzakelijk samengesteld uit een Eerst worden de algemene materiaaleigenschap-
mengsel van grind, zand en cement, dat men pen van beton behandeld en vervolgens wordt
kan gieten en laten verharden tot veel soorten er ingegaan op de eigenschappen van beton als
constructie-elementen. Dat gieten en verharden constructiemateriaal. Ten slotte worden in alge-
kan op het werk plaatsvinden of in de fabriek. mene zin de verschillen en de voor- en nadelen
In het eerste geval wordt er gesproken van ter van ter plaatse gestort en geprefabriceerd beton
plaatse gestort of in situ, in het tweede geval van behandeld.
geprefabriceerd of prefab-beton, figuur 4.1.
4.1.1 Betonsoorten
Beton bestaat uit een mengsel van cement, zand
en grind. Wanneer aan dit mengsel water wordt
toegevoegd, verhardt dit. De verhoudingen tus-
sen de toeslagmaterialen kunnen variëren. Hierbij
worden onderscheiden:
• schuimbeton: mengsel van cement, water en
hulpstoffen waaraan afzonderlijk geproduceerd
schuim is toegevoegd, volumieke massa 800-
1.000 kg/m3;
• lichtbeton: mengsel van cement, water en
1 ter plaatse gestort woningbouwcasco lichte toeslagmaterialen, volumieke massa tot
2.000 kg/m3;
• beton: mengsel van cement, water, grind en
zand, volumieke massa 2.000-2.800 kg/m3;
• zwaarbeton: mengsel van cement, water,
grind, zand en/of zwaardere toeslagmaterialen,
volumieke massa meer dan 2.800 kg/m3.
Betongranulaat
In het kader van duurzaam bouwen worden er
steeds meer gerecyclede betonresten, het zo-
2 prefab-beton woningbouwcasco genoemde betongranulaat, als toeslagmateriaal
Figuur 4.1 Voorbeelden betoncasco’s toegevoegd. De hoeveelheid kan oplopen tot
ongeveer 20%.
Veelvoorkomende elementen worden in dit
hoofdstuk behandeld, waarbij grofweg de vol- Hulpstoffen
gende indeling wordt gevolgd: Aan een betonmengsel kunnen hulpstoffen wor-
• algemene materiaaleigenschappen beton; den toegevoegd. De belangrijkste groepen zijn:
• ter plaatse gestorte betonvloeren; plastificeerders, vertragers en luchtbelvormers,
• halfgeprefabriceerde betonvloeren; die voor een betere verwerkbaarheid zorgen, en
• prefab-betonvloeren; hulpstoffen die voor een grotere dichtheid zor-
• prefab-betonnen galerij- en balkonplaten gen, zoals vliegas en micrasalia.
• betonnen wanden;
• betonnen kolommen en liggers. Sterkteklasse
De drukvastheid van beton wordt uitgedrukt
▶▶ Voor betonnen wanden en betonnen kolom- in sterkteklassen. Er worden zes sterkteklassen
men liggers zie ook deel 9 Utiliteitsbouw, waarin onderscheiden: B5, B15, B25, B35, B45 en B55.
betonskeletten met hun toepassing in laag-, ver- Deze cijfers geven de karakteristieke kubusdruk-
dieping- en hoogbouw worden behandeld. sterkte van beton aan in N/mm2.
randkist
verdeelwapening
2 wapeningsnet
Figuur 4.4 Wapeningstaal
2 in profiel afgewerkte dragende zandlaag
Voorgespannen beton
Door een betonconstructie voor te spannen,
kan worden verhinderd dat de betonconstructie
scheurt. In principe is voorspannen niets anders 3 verloren bekisting van staalplaat
dan het aanbrengen van een kunstmatige be- Figuur 4.5 Bekistingen
lasting, figuur 4.3-3. Hierdoor wordt het beton
zodanig op druk belast, dat de trekspanningen De bekistingsvorm bepaalt in hoge mate de kos-
zeer gering blijven. Dit voorspannen gebeurt ten van een betonconstructie: hoe ingewikkelder
door het staal uit te rekken waardoor er een trek- en hoe meer toevoegingen des te duurder de
kracht in het staal ontstaat. Wanneer dit bij pre- constructie. Ook moet er vooral bij (het in het
fab-betonnen constructieonderdelen vooraf in zicht blijvende) prefab-beton rekening worden
de fabriek gebeurt, spreekt men van voorgerekt gehouden met het verschil tussen de gladde
staal. Hierbij wordt de vooraf gespannen kabel mal- en de ruwe stortzijde van de betonelemen-
mee ingestort en na verharding losgelaten. Bij ten.
ter plaatse gestorte constructies wordt nagerekt
staal toegepast. Hierbij wordt een buis mee in- 4.1.2 Beton als constructiemateriaal
gestort waarin na het verharden een kabel wordt Wanneer de term ‘beton’ in algemene zin als
ingebracht en aangespannen, waarna de buis materiaalaanduiding voor constructieonderdelen
wordt geïnjecteerd met specie. Voorgespannen wordt gebruikt, wordt feitelijk gewapend beton
constructies kunnen veel slanker worden gecon- bedoeld. De hieronder vermelde opsomming
Voorbereiding
Het belangrijkste nadeel van prefab- ten opzichte
1 ter plaatse gestort beton met
van ter plaatse gestort beton is de langere voor-
traditionele bekisting
bereidingstijd van ontwerp tot montage in het
werk. Dit komt doordat:
• producten en dus mallen zeer nauwkeurig
moeten worden ontworpen en vervaardigd,
omdat aanpassingen op het werk nauwelijks
mogelijk zijn;
• aantal tekenronden met het nodige controle-
werk tussen architect, aannemer en prefab-fabri-
kant noodzakelijk is;
2 ter plaatse gestort beton met • de hoge kosten van de mallen noodzaken tot
systeembekisting het vele malen gebruiken van de mal waardoor
een serie elementen meestal na elkaar wordt
geproduceerd.
Verbindingen
Een ander belangrijk verschil ligt in het statische
gedrag van ter plaatse gestorte constructies die
als vanzelf een monoliet geheel vormen. Hier-
door zijn ondanks de minder hoogwaardige be-
tonkwaliteit besparingen in de constructiehoogte
3 prefab beton te bereiken doordat vloeren en liggers samen
Figuur 4.7 Ter plaatse gestort versus prefab-beton kunnen werken. Ook is de stabiliteit van de
◆ vrijdragende vloeren, waarbij de ondergrond • tot slot wordt de benodigde wapening aange-
enkel als bekisting wordt gebruikt en de funde- bracht, waarna de vloer kan worden afgestort.
ring wordt gevormd door palen, poeren, enzo-
voort. Afwerkvloeren
Afhankelijk van de gewenste vlakheid van de bo-
◆ Ondersteunde vloeren venzijde en het aanbrengen van leidingwerk kan
Als de ondergrond een zekere stabiliteit heeft, in zijn algemeenheid bij betonvloeren worden
kan deze natuurlijk eenvoudig als bekisting en gekozen voor:
fundering worden gebruikt. Daarbij spreekt men • afvlinderen van de ter plaatse gestorte, ruwe
van een vloer op grondslag, figuur 4.9-1. Dit kan betonvloer. Dit gebeurt dus in de open lucht di-
gebeuren als de draagkrachtige laag niet meer rect na het storten;
dan 1,000 à 1,500 m onder het maaiveld ligt • aanbrengen afwerklaag op de ruwe vloer met
dan wel op een grondverbetering bij een niet een dikte van 30 tot 80 mm afhankelijk van de
grotere diepte dan 3,000 m. Doordat de vloer benodigde hoogte voor het leidingwerk. De
mee moet zakken met de inklinkende onder- afwerklaag wordt aangebracht als het gebouw
grond, moet deze vrij worden gehouden van de ‘dakdicht’ is.
vorstranden of andere funderingsstroken. Gro-
tere vloervlakken kunnen door krimp en tempe- ▶▶ Afwerkvloeren worden behandeld in deel 5
ratuursspanningen scheuren. Daarom worden ze Afbouw, hoofdstuk 5.
meestal met dilataties om de 5 à 6 m uitgevoerd.
Kleikorrels of schuimbeton als
◆ Vrijdragende vloeren isolatiemateriaal
Als de draagkrachtige laag op meer dan 3,000 Een alternatief voor de isolatieplaten is de toe-
m onder het maaiveld is gelegen, moet het ge- passing van kleikorrels of schuimbeton. Deze
bouw op palen of poeren worden gefundeerd, materialen vormen de isolatie door de grote hoe-
figuur 4.9-2. De vloer wordt dan vrijdragend uit- veelheid lucht in het materiaal. Bij de toepassing
gevoerd en zakt niet mee met de ondergrond. van kleikorrels vormen deze isolatiemateriaal en
werkvloer voor:
Uitvoering • ondersteunende afwerkvloer met krimpbewa-
De uitvoering van een vloer op zand kan als pening bij fundering op staal, figuur 4.10-1, die
volgt gaan: moet kunnen inklinken met de ondergrond;
• na het verbeteren van de samenstelling van • constructieve betonvloer bij fundering op pa-
het aanwezige grondpakket, dan wel het aan- len of poeren, figuur 4.10-2. Gezien de geringere
brengen van een geschikte zandlaag wordt de draagkracht van de kleikorrels worden de wan-
gewenste vorm van de vloer uitgegraven, inclu- den en gevels op betonnen funderingsstroken
sief funderingsstroken ter plaatse van gevels en gefundeerd.
indien aanwezig van palen of poeren;
• om de wapening te kunnen stellen en om het Bij schuimbeton kunnen de wanden en gevels
weglopen van het aanmaakwater van de beton- door de grotere draagkracht wel hierop worden
mortel in de ondergrond zo goed mogelijk te gefundeerd in geval van een fundering op staal,
voorkomen, wordt er een werkvloer van 50 tot figuur 4.10-3.
60 mm ongewapend beton aangebracht. Als er
geen gevaar bestaat voor het intrappen van de 4.2.2 Vlakke plaatvloeren
wapening, kan er met een laag stevige folie wor- Vrijdragende vlakke plaatvloeren worden veel
den volstaan; toegepast als kelderdek- en verdiepingsvloeren,
• afhankelijk van de uiteindelijke functie van het figuur 4.11.
gebouw kan het noodzakelijk of gewenst zijn een Vlakke plaatvloeren worden zo genoemd omdat
zekere isolatiewaarde te bereiken. Hiertoe wordt balken ontbreken en de onderzijde (vaak pla-
de zandlaag afgedekt met drukvaste isolatiepla- fondzijde) dus vlak is. Soms kan plaatselijk de
ten met een gesloten celstructuur; toepassing van balken wenselijk of noodzakelijk
eventueel
stalen kolom
afwerkvloer
gevel met krimp-
wapening
dilataties
funderingsstrook
plaatrib fundering onder
werkvloer draagmuur e.d.
kleikorrels: fundatielaag,
isolatielaag en werkvloer
1 ondersteunde vloer
fundering op staal
2 vrijdragende vloer Een ter plaatse gestorte traditioneel met hout be-
fundering op palen kiste vlakke plaatvloer komt men niet vaak meer
tegen. Alleen door de introductie van systeem-
stalen kolom/wand bekistingen, zoals de tafel- of tunnelbekisting, is
gevel de toepassing van ter plaatse gestorte vloeren
economisch rendabel.
betonvloer verzwaarde
strook
▶▶ Bekistingssystemen zelf en de realisatie van
wanden en vloeren in diverse skeletvormen wor-
den behandeld in deel 12a Uitvoeren.
4.2.4 Paddestoelvloeren
rib verzwaarde strook
Als een vlakke plaatvloer alleen wordt gedragen
door kolommen, worden de belastingen van het
randbalk
totale vloerveld geconcentreerd afgedragen naar
3 ribbenvloer de beperkte doorsnede van de kolommen, figuur
4.13-1. Afhankelijk van de dikte van de plaat-
vloer is het mogelijk deze krachtsoverdracht via
de nodige extra wapening met een zogenoemde
verborgen kolomplaat, te laten plaatsvinden,
figuur 4.13-2. Worden deze ponskrachten te
groot, dan moet er een kolomkop of -plaat wor-
den aangebracht.
De eerste constructies die zo werden uitge-
kolomkop
voerd, hadden een paddestoelvormige opbouw
waarin het krachtenverloop bijna letterlijk tot
4 cassettevloer uitdrukking werd gebracht, de zogenoemde
Figuur 4.12 Koker-, bollenplaat-, ribben- en cassette- paddestoelvloeren, figuur 4.13-5. Omdat deze
vloeren manier van bekisten redelijk arbeidsintensief is,
wordt thans veelal de besproken economischer
manier toegepast met behulp van een kolomkop
4.2.5 Balkenvloeren
Als het niet meer lukt of als het wenselijk is de
vloervelden rechtstreeks via wanden of kolom-
men te ondersteunen, moet er een balkenvloer
worden toegepast, figuur 4.15-1 en 4.15-2.
Feitelijk is dit de oudste vorm van ter plaatse
3 kolomkop 4 kolomplaat
gestorte vloerconstructies omdat deze eerste
vloeren sterk waren afgeleid van de houten balk-
lagen.
Net als bij de houten vloeren kan de vloer in
een- of in tweevoudig liggersysteem worden
overspannen. Bij een tweevoudig systeem wordt
er gesproken moer- en kinderbalken. Zijn de
twee overspanningsrichtingen gelijkwaardig, dan
5 paddestoel wordt er gesproken van een kruisvloer, figuur
Figuur 4.13 Overdracht ponskrachten bij vlakke plaatvloer 4.15-3.
d d
1
Vlakke plaatvloer d d 5–10
35
dl dl
l
d
dl d
d ld
dl d
dd dl
dl d 1
Kokervloer dll dl l 7–10
l d ll 35
dl dl
dl ld
dl
dd ddl
dl d
dll dl l
l d ll 1 1
Bollenplaatvloer dl 7–15 −
ddll d lld 25 35
ddddl
dl d
d ll dl l
l dl
d ll ll
d ddl 1 1
Ribbenvloer d l 5–13 −
dd ddl 20 25
dl d
d ll dl l
l dl
d l ll
l d
dld dl
d dd 1
Cassettevloer d l 7–18
dl d
dl l dll 35
l ld
dl l l
l dd
dd l
dl d
dd ddl
l 1
Paddestoelvloer dl l dl l 6–15
ld l 35
d l l
dl
dl l l
d d
l
dl d
l
l
l l 1 1
Balkenvloer 7–10 −
l l 10 12
Het spreekt voor zich dat balkenvloeren in het Feitelijk vormt dit type een tussenvorm met het
algemeen en een tweevoudig systeem in het geprefabriceerde gedeelte (schil) als bekisting
bijzonder zeer arbeidsintensieve bekistingscon- en de ter plaatse gestorte druklaag daarop.
structies vereisen. Doordat de vloer deels is geprefabriceerd, biedt
zij vele van de voordelen van beide typen. Dat
4.2.6 Vuistregels ter plaatse gestorte is de reden waarom deze veel toegepaste vloer
betonnen vloeren wat uitgebreider behandeld wordt. Met breed-
Figuur 4.16 geeft vuistregels voor de bepaling plaatvloeren zijn ook zeer economisch grotere
van constructieve hoogte en maximale overspan- overspanningen te creëren door de toepassing
ning. in constructies met versterkte en verzwaarde
stroken.
doorkoppel tralieliggers
wapeningsstaven
onderwapenings-
prefab-beton bekistingsplaat net
Figuur 4.17 Opbouw breedplaatvloer Figuur 4.18 Voorbeeld vloerplan breedplaatvloer met
sparingen en passtroken
van 3,000 m, bij een lengte van 6 à 9 m. De
platen moeten tijdelijk met korte tussenafstan- aangebracht. De leidingdoorvoeren kunnen dan
den worden ondersteund waarna de construc- naderhand worden geboord;
tief meewerkende betonlaag ter plaatse wordt • centraaldozen voor elektra kunnen tijdens de
aangebracht, figuur 4.17. Deze laag van circa fabricage al worden gemonteerd;
150-250 mm vormt de benodigde construc- • grotere sparingen kunnen worden uitgespaard
tieve hoogte. Hierdoor ontstaat er een monoliet in de bekistingsplaat, waarbij raveelwapening
gestorte vloerconstructie vergelijkbaar met een noodzakelijk is, figuur 4.18.
vlakke plaatvloer.
Passtroken
Wapening De platen zijn verkrijgbaar in verschillende
De bekistingsplaat bevat al de benodigde onder- standaardbreedtes die per fabrikant kunnen ver-
wapening, daarnaast zijn over de volle lengte tra- schillen. Veelvoorkomende standaardbreedten
lieliggers gedeeltelijk ingestort, figuur 4.17. Deze zijn 1.200, 2.700 en 3.000 mm. Passtroken zijn
tralieliggers geven de plaat tijdens transport de vanaf 200 mm leverbaar. Speciale vormen zoals
benodigde sterkte en stijfheid en aangrijpingspun- schuine of ronde beëindigingen zijn in overleg
ten voor het inhijsen. De bovenwapening wordt met de fabrikant leverbaar dan wel voor een deel
in het werk op de tralieliggers aangebracht. in het werk te zagen door de geringe dikte van
Ook bestaat de mogelijkheid zogenoemde voor- de schil.
gespannen breedplaatvloeren toe te passen. De
voorspanwapening zit in de schil, zodat deze pla- Installaties
ten ook tijdens het transport al een zekere sterkte Doordat een groot gedeelte van de breedplaat-
en stijfheid bezitten. Hierbij vervalt de functie vloer ter plaatse wordt gestort, is het mogelijk
van transportwapening van de tralieliggers en veel van het benodigde horizontale leidingwerk
is het dan ook niet noodzakelijk deze over de in de vloer op te nemen. Zoals al eerder vermeld,
volledige lengte door te zetten. De tralieliggers zijn de centraaldozen voor de onderliggende
worden dan alleen als ‘afstandhouder’ voor de verdieping al meegestort, waarna de rest van het
bovenbewapening aan de einden van de platen elektranetwerk op de bekistingsplaat kan worden
aangebracht. gemonteerd. Ook buizen van beperkte door-
snede tot circa 80 mm, zoals voor water, riole-
Sparingen ring en mechanische ventilatie, kunnen worden
Sparingen kunnen op verschillende manieren aangebracht. Wel moet men in verband met de
worden gerealiseerd: noodzakelijke constructieve hoogte een te hoge
• ten behoeve van verticale leidingdoorvoeren concentratie van leidingwerk en kruisingen van
kunnen blokken cellenbeton op de schil worden dikkere leidingen vermijden.
50
schil 100 mm
100
tijdelijke ondersteuning
1800
50
100
tijdelijke ondersteuning
50
1200 schil 50 mm
eventueel naspankabels
d
dd d
Breedplaat- 1 1
4–9 − –
vloer ll l
l 30 40
d
dd d
Verzwaarde 1 1 1
5–10 − −1
strokenvloer l 30 40 2
l2l2 l22 l
l1l1 l11
4.21-1. Hiervoor is het noodzakelijk dat er nog tielaag bovenop wordt toegepast, figuur 4.22-1.
een geringe afwerklaag wordt aangebracht om de De afwerkvloer kan hierbij vervallen. Bij een be-
naden tussen de elementen te vullen en de vloer gane-grondvloer wordt de isolatie onder de vloer
een gladder oppervlak te geven. Daarnaast kan aangebracht en in de systeemvloer geïntegreerd,
deze afwerklaag afhankelijk van de dikte dienen figuur 4.22-3.
voor het wegwerken van dunne cv- en of water-
leidingen (dikte afwerklaag 50 mm) en aansluit- 4.4.1 Rib(cassette)vloeren
leidingen van riolering of mechanische ventilatie Bij ribbenvloeren zijn de afzonderlijke vloerele-
(dikte afwerklaag 100 mm), figuur 4.21-2. menten in de lengterichting voorzien van twee
ribben aan de randen van de plaat. De plaat
Bij sommige systeemvloeren is een naderhand heeft meestal een standaardbreedte van 1200
aan te brengen druklaag noodzakelijk, figuur mm, figuur 4.23-1. Wanneer de langsribben
4.21-3. Deze druklaag is een ter plaatse gestorte op de einden nog verbonden worden door een
toevoeging die enerzijds een bijdrage levert aan dwarsrib, spreekt men van ribcassettevloeren.
de druksterkte van de constructie als geheel.
Anderzijds verzorgt de druklaag de constructieve De ribben verzorgen de belastingsoverdracht in
koppeling van de vloer tot een doorgaande lengterichting en zijn geschikt voor het opne-
schijf, als noodzakelijk onderdeel van de stabili- aanstorten langsnaad
afwerklaag
teitsvoorziening.
ruimte voor
leidingen
Warmte-isolatie
De warmte-isolerende functie van een dakvloer
wordt in het algemeen gerealiseerd door een
standaardvloer toe te passen, waarbij een isola-
1200
toegevoegde isolatielaag oplegnok isolatie
buiten afwerklaag kan vervallen
spiegel-
sparinggebied wapening
1 opbouw ribcassettevloer hoofdwapening
binnen afwerklaag
ongewapende
passtrook gewapende
pas - element passtrook
binnen
2 verdiepingsvloer
binnen afwerklaag
3 begane-grondvloer 2 vloerplan
Figuur 4.22 Plaats warmte-isolatie Figuur 4.23 Rib(cassette)vloeren
prefab
Wapening betonligger
De ribben zijn in de hoofdoverspanningsrich- 1 opbouw combinatievloer
ting gewapend met betonstaal eventueel met
voorspanning. De spiegel is in de dwarsrichting
gewapend.
Sparingen en passtroken
Kleinere sparingen tot een grootte van een vloer-
luik zijn alleen mogelijk in de spiegel en moeten
vooraf zijn ontworpen, zodat ze worden mee-
genomen bij de fabricage. Grotere sparingen in 2a randligger 2b dubbele ligger 2c geisoleerde
ligger
een begane-grondvloer kunnen alleen worden
gerealiseerd door het weglaten van platen en het
2 liggervarianten combinatievloer
Als eerste worden de liggers geplaatst met een Zoals gezegd is een combinatievloer een
onderlinge hart-op-hartafstand van globaal 600 standaardproduct, geschikt voor normaal ge-
mm, waartussen de vulelementen van een stijf bruik in de woningbouw. Bij grotere vloer-
isolatiemateriaal, geëxpandeerd polystyreen belastingen is het mogelijk de hart-op-hart-
(EPS), worden aangebracht. Deze vulelementen afstand van de liggers te verkleinen. Ook kan een
verzorgen de isolatie en vormen tevens de (ver- plaatselijk hogere belasting worden opgevangen
loren) bekisting voor de constructieve druklaag. door de toepassing van een dubbele ligger,
Op deze druklaag volgt, afhankelijk van beno- figuur 4.24-2b.
digde inbouwhoogte voor installaties, nog de
afwerklaag van 30 à 50 mm. Sparingen en passtroken
Kleine sparingen kunnen achteraf in het isola-
Wapening tiegedeelte (vulelementen) worden uitgezaagd,
De liggers zijn verkrijgbaar in lengtes tot circa zij tasten de constructieve opbouw niet aan.
6,000 m en zijn voorzien van voorspanwapening Grotere sparingen, breder dan de hart-op-hart-
in onder- en bovenzijde. De druklaag wordt afstand van de liggers worden met behulp van
voorzien van wapeningsnetten in betonstaal, een raveelconstructie gerealiseerd. Een stalen
in de eerste plaats voor de krimp, daarnaast is raveling op twee liggers of op een funderings-
aanvullende wapening afhankelijk van de vloer- strook moet de tussenliggende ligger opvangen.
belasting. Passtroken worden bij voorkeur door variaties in
voorgespannen massieve
plaatvloer eventuele afwerklaag
eventuele druklaag
ruimte voor leidingen
aanstorten
langsnaden oplegging langsgevel
oplegging kopgevel
isolatie
eventueel extra
bovenwapening
voorgespannen
eventuele isolatie kanaalplaat
voor begane-grondvloeren voorgespannen wapening
3 geisoleerde kanaalplaat
eindplaat
detail a
raveelijzer
pasplaat ophangijzers
>
= 300 mm vulplaat
4 detail a
raveelijzer
2 vloerplan kanaalplaatvloer
Figuur 4.25 Kanaalplaatvloeren
Daarnaast is er sinds kort een nieuw type vloer Deze vloeren zijn in dikten van 200 tot 320
ontwikkeld, de leidingvloer. Dit is een extra dikke mm te verkrijgen, waarbij de overspanningen
kanaalplaatvloer waarbij het onderste gedeelte respectievelijk 6,5 tot 12 m kunnen bedragen.
van de doorsnede massief is uitgevoerd. Hiermee De dikste variant is hierbij gezien zijn massa, die
zijn de constructieve sterkte en geluidsisolerende met een cementdekvloer van 50 mm 800 kg/m2
werking gewaarborgd. Het gedeelte van de bedraagt, ook geschikt als woningscheidende
kanalen kan deels door volledige sleuven worden vloer voor woongebouwen. De fors grotere dikte
vervangen. De sleuven zijn geschikt voor het maakt het tevens mogelijk ten behoeve van ge-
afwerklaag
1200
riolering
1 opbouw leidingvloer mechanische
ventilatie
standaardplaat
(ring)sleuf voor
ventilatieleidingen maximale opstap
20 mm i.v.m.
toegankelijkheid
< 20
=
= 370
riolerings-
>
200
leidingen
pasplaat geluidsisolatie
4.4.5 T- en TT-plaatvloeren
Vooral in de utiliteitsbouw zijn er veel bouwsys-
temen op de markt met hun specifieke vloer-
sparing elementen. Het voert te ver deze complete
2 vloerplan bouwsystemen hier uitgebreid te behandelen.
Figuur 4.27 Massieve plaatvloeren De in deze bouwsystemen toegepaste vloerele-
menten zijn veelal een afgeleide van de bespro-
Wapening ken ribben-, kanaalplaat of massieve plaatvloe-
Alle wapening wordt tijdens de fabricage aan- ren. Daarnaast worden bij grote overspanningen
gebracht en moet dus volledig afgestemd zijn en zeer grote belastingen enkele en dubbele
op overspanningen, sparingen, opleggingen, T-plaat-vloeren toegepast. In verband met het
enzovoort. De wapening bestaat uit betonstaal algemenere voorkomen worden deze vloeren
of voorspanstaal. Ook versterkte wapeningsstro- hieronder wel nader behandeld.
ken voor punt- of lijnbelastingen kunnen worden
opgenomen. Bij T- en TT-plaatvloeren zijn de ribben niet aan
de rand, maar in het midden onder de vloerplaat
Sparingen en passtroken gesitueerd. Door de statische vorm zijn TT-plaat-
Zowel kleine als grote sparingen kunnen in de vloeren zeer geschikt om grote overspanningen
platen worden opgenomen omdat deze tot te realiseren bij een relatief laag eigen gewicht,
3,000 m breed kunnen zijn. Raveelconstructies figuur 4.28-1.
zijn dan ook niet nodig.
Enkele T-plaatvloeren hebben geen stabiele op- Een ongelijkmatige belasting kan wisselen van
legging wat tijdens transport en montage en de platen veroorzaken. Als de vloer een sta-
indien niet gekoppeld ook na uitvoering een biliteitsfunctie vervult, kan de constructieve
minder gewenste situatie oplevert. druklaag noodzakelijk zijn. Dit is ook het geval
De vloer kan worden voorzien van een afwer- als puntlasten of mobiele belastingen enigszins
klaag of een constructieve druklaag, maar kan gespreid moeten worden. Koppeling kan ook
ook onafgewerkt worden toegepast. Hierbij plaatsvinden door lasplaatjes in de randen van
is nauwelijks koppeling tussen de vloerplaten de vloerelementen aan te brengen, figuur 4.28-1
aanwezig. en 4.28-1b.
Sparingen en passtroken
In de platen zijn beperkte sparingen mogelijk
voor zover zij de ribben niet onderbreken. Om-
2a scharnierend 2b scharnierend, met dat de vloer in de utiliteitsbouw wordt toege-
uitsnijding past, lopen de leidingen veelal onder plafonds en
in schachten. Passtroken zijn veelal tot een halve
plaatbreedte beperkt, wat noodzaakt tot een
zeer systematische opzet gebaseerd op de maat-
voering van de platen.
Installaties
Leidingen in de vloerelementen komen met uit-
2c momentvast
zondering van een bijzondere elektraleiding niet
voor. Horizontaal vindt het leidingwerk onder
2 opleggingen TT-platen de vloer plaats al dan niet boven een verlaagd
Figuur 4.28 T- en TT-plaatvloeren plafond.
d 600/900/ 1 1
Ribbenvloer b dd 4–7 −
bb l 1.200 20 25
ll
d
b h =d
h l
b h ==d
110
Combinatie- b 110 l
b 140
110 ll
bb h=
140
170 ll 500–650 4–6 –
vloer 140
110
170
h
170 =
b 140
h=
110 l
b 170
d
110
140 l
b dd
140
170
b ll
Kanaalplaat- bb 170 ll 600/900/ 1 1 1
d 5–15 − −
vloer 1.200 25 40 35
b d l
dd
b dd l
b l
bbb ll l
Massieve d 1
b d l 1.200–3.000 4–7
plaatvloer dd 35
bb dd l
bb ll
b ll
d
b d
Verdieping- l 1
b dd l 600/1.200 4–12
ribbenvloer 25
b b dd
ll
bb ll
d
b d l
b d
l
1
TT-plaatvloer b 1.800/2.400 10–30
l 25
In de lengterichting kunnen de leidingen tussen van dit deel vallen, is er toch een plaats voor
de ribben worden aangebracht. Bij de oplegging deze ‘buitenvloer’ ingeruimd.
van de platen moet er rekening worden gehou-
den met eventueel noodzakelijke koppelingen en Galerij- en balkonplaten worden hoofdzakelijk
doorvoeringen. toegepast in de meerverdiepingbouw waar ze
respectievelijk de woningen ontsluiten dan wel
4.4.6 Vuistregels prefab-betonnen vloeren voorzien in de noodzakelijke buitenruimte. Om
In figuur 4.29 zijn de vuistregels voor de bepa- een aantal redenen zijn deze platen voor het over-
ling van de constructieve hoogte en de maxi- grote deel van beton en niet van hout of staal.
male overspanning gegeven.
Houten balkons werden in de vooroorlogse
bouw nog zeer algemeen toegepast. De geringe
4.5 Prefab-betonnen galerij- en weerstand tegen branddoor- en overslag is een
balkonplaten groot nadeel. Daarnaast is het onderhoud aan
de zich permanent in de buitenlucht bevindende
In de voorgaande paragrafen zijn veel prefab-be- elementen een voortdurende zorg. De geringe
tonnen vloeren de revue gepasseerd. In het ver- massa is oorzaak van veel geluidsoverlast naar
lengde hiervan wordt hier ingegaan op prefab- onderliggende verdiepingen. Staal als materiaal
betonnen galerij- en balkonplaten. Hoewel deze voor de balkonplaat valt om dezelfde redenen af
niet tot de hoofddraagstructuur van een gebouw en wordt alleen nog ter ondersteuning van gale-
worden gerekend en eigenlijk buiten het bestek rij- en balkonplaten gebruikt.
gevel
raveelijzer
aansluiting met gevel maximale opstap
20 mm ivm
toegankelijkheid
Om het water naar de verticale afvoer te kunnen 4.5.2 Opleggingen galerij- en balkonplaten
voeren, kan het afschot bij platen met een klei- De oplegging van galerij- en balkonplaten kan
nere lengte diagonaal worden gemaakt, figuur op verschillende manieren gebeuren, in volgorde
4.31-1a. De mal wordt hierdoor wel complexer van de meest voorkomende toepassing zijn dit,
van vorm. Langere platen krijgen een eenzijdig figuur 4.32:
afschot, het horizontaal transport langs de gevel ◆ door middel van consoles ter plaatse van de
wordt met een goot opgevangen, figuur bouwmuren;
4.31-1b. Ter plaatse van de entree naar de ◆ hoeklijnen bevestigd aan de betonvloer;
woning moet deze goot worden onderbroken ◆ aangestort aan de betonvloer;
dan wel overbrugd. ◆ op kolommen of een andere separate con-
structie.
Een opstand aan alle randen voorkomt dat het
bouwmuur bouwmuur
regenwater over de plaat de gevelconstructie
galerijplaat galerijplaat
binnendringt of onderliggende verdiepingen
bereikt. In verband met een eventuele verstop- aanstortnokken koudebrug
onderbreking
ping is het van belang dat de opstand aan de
buitenzijde van de plaat lager is dan die aan de
gevel, vooral ook bij de entree, figuur 4.31-2a en
4.31-2b. Dit is tegenstrijdig met de wens
bij meerverdiepingbouw de woningen toegan-
kelijk te maken voor rolstoelgebruikers. Een op-
lossing kan de toepassing van een geperforeerd
metalen rooster zijn dat de overgang van loop-
vlak naar hoger gelegen dorpel vormt, figuur
4.31-2c.
Instortvoorzieningen
Tijdens de fabricage van de platen kan een
aantal benodigde instortvoorzieningen worden
opgenomen:
• voorzieningen voor de later aan te brengen balkon loggia
hekwerken; oplegging hoeklijn
Bouwmethoden
flexibel flexibel
Als er voor de wanden beton wordt gekozen,
star = klimaatscheiding
worden de vloeren nagenoeg ook altijd in beton
uitgevoerd. De twee bouwmethoden met be-
2 kantoorgebouw: dragende gevel tonwanden kunnen twee hoofdgroepen worden
onderscheiden:
1 Gietbouw, waarbij de draagstructuur ter
plaatse wordt gestort;
2 Montage- of elementenbouw, waarbij de
star
draagstructuur wordt geprefabriceerd en in het
werk gemonteerd.
4.6.2 Ter plaatse gestorte betonwanden ruwbouw en ook de afbouw sneller en eenvoudi-
De diverse gietbouwmethoden worden onder- ger kunnen plaatsvinden.
verdeeld naar de toegepaste bekistingssystemen. Als een aparte wandkist wordt toegepast, is er
Onderscheiden worden daarbij methoden die voor de vloeren de keuze tussen een tafelkist met
gebruikmaken van: volledig ter plaatse gestort beton, figuur 4.35-
• aparte wand- en tafelkisten voor vloeren; 2, of de toepassing van breedplaatvloeren als
• aparte wandkisten en breedplaatvloeren; halfgeprefabriceerd element, zie paragraaf 4.3.
• geïntegreerde wand- en vloerbekisting, de In beide gevallen ontstaat er tussen vloeren en
zogenoemde tunnelbekisting. wanden een volledig monoliete verbinding waar-
bij een zeker moment kan worden opgenomen.
Wandbekisting
Wandkisten kunnen vooral in de woningbouw Kim
met zijn standaard bruto-verdiepingshoogte in Wandbekistingen worden aan de onderzijde ge-
hun afmetingen zeer uniform zijn en daardoor steld tegen een al op de vloer aangebrachte be-
vele malen worden gebruikt. Daardoor is het dan tonopstorting, de kim. Deze kim wordt meestal
ook rendabel hiervoor kostbaardere stalen kisten in een gang met de onderliggende wand en
te ontwikkelen die voor een hoge maatvastheid vloer meegestort, figuur 4.36-1. Hierdoor is op
en gladde oppervlakte kunnen zorgen, figuur een eenvoudige manier de juiste maatvoering
4.35-1. Twee zaken waardoor respectievelijk de van de volgende wand gewaarborgd.
centerpen leuning
randkist
spant
centerpen
schoren
steiger-
buis voor
koppeling
dwarsdoorsnede gebouw
leuning
aansluiting
eind-
wandkist tunnel
ondersteuning
consolesteiger
staalplaat
bekisting
1 kimblok en kimbekisting
betonblokje
centerpen
stalen buis om centerpen
verwarmingskoker
3 kunststof centerpen
Figuur 4.36 Kimblokken en centerpennen
Kopschotten
Aan de kopkanten van de kist zijn kopschotten
nodig, enerzijds als beëindiging van de wand, bestaande of eerder gestorte
anderzijds ten behoeve van voorzieningen voor bebouwing
bekistingsschot
eventuele, later aan te brengen gevelelementen
of voor het opleggen van een prefab-galerijcon- 2 kist voor ankerloze spouwwand
sole. type "vast" tevens sprong in eindkist
Figuur 4.37 Spouwmuur- en spouwwandbekisting
Spouwmuurbekisting
Ter verbetering van de contactgeluidsisolatie tus-
sen eengezinswoningen kan er worden gekozen
voor de toepassing van een ankerloze spouw-
stortnaad
afwerkvloer
= 230
>
schil
>
= 250 >
= 250 >
= 250
Tunnelbekisting
Kenmerkend voor de tunnelbekisting is dat
30
Wapening
De transportwapening bestaat zoals bij breed-
plaatvloeren uit de tralieligger en een in de
schil opgenomen wapeningsnet van betonstaal. stabiliteitswand
Uitstekende stekken van de onderliggende vloer
zorgen voor een momentvaste koppeling. De
koppeling tussen de verschillende hollewand- systeem
elementen wordt door een wapeningskorf ver- vloer
zorgd, figuur 4.40.
bitumenweefsel
10 10
(aanbranden)
prefab vorstrand
voegwapening Figuur 4.41 Cascobouw
10
ook de scheidingswanden worden opgenomen door ter plaatse gestorte gewapende koppelvoe-
zijn er voldoende mogelijkheden om het wan- gen. De vloervelden worden rondom voorzien
denskelet direct stabiel uit te voeren. van een ringbalkconstructie en daardoor aan
de bouwmuren verankerd. De voor de ring-
Installaties balk benodigde ruimte werd gevormd door de
Installaties worden al tijdens de fabricage in de schuine beëindiging van de vloerelementen.
wand- en vloerelementen opgenomen. Dergelijke koppelvoegen werden ook verticaal
tussen wandelementen en stabiliteitselementen
Ankerloze spouwmuur aangebracht, figuur 4.42-1. Thans wordt in de
Binnen de montagebouw zijn ook spouwmuur- woningbouw hoofdzakelijk de droge montage
constructies te realiseren. De opbouw van de toegepast. De constructieve koppeling gebeurt
spouwconstructie kan daarbij per fabrikant sterk door middel van lasverbindingen in staal die
variëren en is afhankelijk van de constructie- in uitsparingen bij de hoeken in de wand- en
sterkte, geluidsisolerende werking en uitvoerings- vloerplaten zijn opgenomen, figuur 4.42-2. Het
mogelijkheden. aanstorten van de verschillende voegen tussen
de elementen verzorgd dan alleen nog de beno-
Droge en natte verbindingen digde geluidsisolatie en afwerking.
Bij de vroeger veel toegepaste natte montage
werden de constructieve verbindingen gemaakt Casco’s in lichtbeton
Bij casco’s in lichtbeton is in het beton het
grind vervangen door een ander, lichter ma-
prefab kern
teriaal. Naast het geringere gewicht bij trans-
port en montage is het belangrijkste voordeel
van lichtbeton de spijker- en freesbaarheid en
1 losse staaf
het minder milieubelastende productieproces
doordat minder cement en water en meer
mortel gerecyclede materialen worden gebruikt. De
verbindingen worden droog uitgevoerd. Voor
een dragende wand is een dikte van 100-150
mm vereist; een woningscheidende wand vol-
doet alleen in een ankerloze spouwmuur van
minimaal 120-40-120 mm aan de geluidsei-
sen. De vloeren worden over het algemeen in
korf bestaande uit
staaf en beugels kanaal of massieve plaatvloer uitgevoerd voor
respectievelijk laag- en meerverdiepingbouw.
1 natte verbinding doorgaand
230 90 40 90 grindbeton
gaine
aangietopening stelijzer
cementdekvloer
ruimte vullen
kanaalplaat
10 mm vilt
stekeind
gaine
aangietopening elastisch kunststofschuim
ribcassettevloer ribcassettevloer
fundering
maar door de meervoudige koppeling aan de een drielaagse opbouw met op het dragende
naastliggende elementen in het gevelvlak ook de binnenspouwblad de warmte-isolatie en daarop
horizontale krachten naar de fundering. Zo ver- de tweede schil van bijvoorbeeld lichtbeton of
vullen ze een rol bij de stabiliteit. natuursteen. Door de kant-en-klare oplossing
wordt een zeer hoge bouwsnelheid bereikt. Be-
Oplegging vloeren langrijkste nadeel is de beperktheid in de keuze
De elementen worden veelal gecombineerd met en uitvoering van de gevelmaterialen die zijn ge-
prefab-vloerplaten zoals kanaal- en TT-platen, die koppeld aan de mogelijkheden van de specifieke
niet zelden de hele breedte van een verdieping fabrikant.
overspannen, zodat er geen afzonderlijke tus-
senondersteuning noodzakelijk is. Bij gebouwen Afmetingen en gewicht
die niet hoger zijn dan drie bouwlagen is het De maximale afmetingen en het maximumge-
mogelijk de vloerelementen rechtstreeks op de wicht van de elementen worden bepaald door
gevelelementen op te leggen en zo de vloer- en het transport en de hijsvoorzieningen. Grotere
gevelelementen door te stapelen. Bij hogere ge- elementen geven op de bouwplaats minder
bouwen worden de momenten dan te groot en montage- en stelwerk en besparen dus arbeid en
worden de vloerplaten op doorlopende nokken tijd.
opgelegd, figuur 4.45. Ter hoogte van de bo- Voor het transport over de weg is de breedte be-
venzijde van de vloer worden de elementen met perkt tot 2,500 m en de hoogte tot 3,300 m, bij
stekwapening verbonden. schuin plaatsen van de elementen is de maximale
elementhoogte dan 4,000 m. De lengte is afhan-
aanstorten kelijk van de manier van vervoer. Op een diepla-
stekeinden in sleuven
in de vloerplaten der is deze 6,800 m. Is het element niet hoger en
breder dan 2,500 m, dan kan de lengte oplopen
tot 18,000 m. Nog grotere elementen kunnen
alleen met speciale transporten worden vervoerd.
Het inhijsen van de elementen gebeurt met een
toren- of mobiele kraan. In verband met het hijs-
vermogen verdient het aanbeveling het gewicht
prefab
van een element tot 100 kN te beperken.
vloerplaten
4.6.6 Vuistregels dimensionering
betonwanden
Figuur 4.46 geeft enkele vuistregels voor de be-
paling van constructieve hoogte en maximale
overspanning van betonwanden.
Woningbouw
Wandtype Aantal Maatgevend Minimale wanddikte
bouwlagen d in mm
> 16 sterkte
d
d d
d
d
d
Utiliteitsbouw d
d
d
Wandtype Aantal Maatgevend Minimale wanddikte
d d bouwlagen d in mm
d
d
d d
dd
Kopwand 1–4 stortbreedte 150
d
d
>4 belasting 200
dd d
d
Stabiliteitswand d stabiliteitsfunctie 150–250
en belasting
d
▶▶ Voor keuze uit de verschillende skeletten en het materiaal kunnen de kisten zeer bijzon-
met betrekking tot hun toepassingen wordt ver- dere vormen krijgen, bijvoorbeeld met nokken
wezen naar deel 9 Utiliteitsbouw, hoofdstuk 4, 5 voor de oplegging van liggers of bijzondere
en 6. esthetische vormen als een ovale doorsnede,
figuur 4.48.
4.7.1 Betonkolommen
Betonkolommen kunnen, afhankelijk van de
bekistingswijze, in veel vormen en afmetingen
worden gemaakt. Bij ter plaatse gestorte kolom-
men, die uiteraard verticaal worden gestort, kan
de bekisting worden gevormd door:
• rechthoekige, per project ontworpen bekisting
van houten platen, figuur 4.47-1 en 4.47-2;
• ronde of rechthoekige, standaard stalen bekis-
tingsvormen, figuur 4.47-3 en 4.47-4; 1a rond 1b rechthoekig 1c bijzondere vorm
2 tweelaags kolommen
Figuur 4.48 Prefab-betonkolommen
stekken als met inkassingen worden uitgevoerd, aanstorting goed worden uitgevoerd. Afhankelijk
zie paragraaf 4.7.5. van de benodigde krachtenoverbrenging zijn er
stekken nodig om de trek en of buiging te kun-
scharnier nen overbrengen, figuur 4.51.
Scharnierend of momentvast
Door het monoliete karakter is de verbinding in
principe momentvast. Afhankelijk van de afme-
tingen van het raakvlak en de wapening kan de
verbinding dan ook een kleinere of grotere rol
spelen in de stabiliteit van de hoofddraagstruc-
inklemming
tuur.
Figuur 4.50 Geprefabriceerd betonportaal Zeker bij balkstructuren, waarbij in feite por-
taalconstructies ontstaan, kan tot maximaal zes
De portalen zouden nog stijver worden als de bouwlagen en voldoende aantal knopen per ver-
kolommen ook momentvast met de liggers wor- dieping, de stabiliteit uit dit raamwerk worden
den verbonden. In de praktijk worden de liggers gehaald, figuur 4.51. Bij een grotere hoogte of
echter veelal scharnierend verbonden met de relatief kleine oppervlakten blijven stabiliteits-
kolommen. Dit heeft als voordeel dat in de wanden of kernen noodzakelijk. Zuiver scharnie-
kolommen door de verticale belastingen geen rend is een ter plaatse gestorte verbinding alleen
momenten ontstaan waardoor deze slanker kun- met kunstgrepen, zoals oplegvoorzieningen, te
nen worden gedimensioneerd. vervaardigen. Geprefabriceerde onderdelen lig-
gen dan meer voor de hand.
4.7.4 Verbindingen bij ter plaatse gestorte
kolomskeletten Oplegging vloeren
Verbindingen bij een ter plaatse gestort beton- De toe te passen vloeren kunnen zoals in para-
skelet zijn monoliet van aard, dat wil zeggen, de graaf 4.2 tot en met paragraaf 4.4 is besproken
constructieonderdelen vormen één geheel. Wel in principe zijn:
wordt de constructie in verschillende (stort)fasen • ter plaatse gestorte vloeren;
opgebouwd. • halfgeprefabriceerde breedplaatvloeren;
• geprefabriceerde systeemvloeren.
Stekken
De koppeling tussen de onderdelen van verschil- Als ook de vloeren ter plaatse worden gestort, is
lende stortfasen wordt voor de drukkrachten er geen sprake van een oplegging, maar is een
verzorgd door het beton zelf. Daarom moet deze monoliet geheel ontstaan. De schijfwerking van
de vloer en daardoor haar rol in de stabiliteit bekisten, wapenen en storten vrij veel tijd en
van de hoofddraagstructuur is hierdoor gewaar- deze verbinding kan pas krachten overbrengen
borgd, figuur 4.52-1. als het beton voldoende is verhard. Bij de droge
verbindingen worden de elementen niet met
Breedplaatvloeren worden toegepast om dure betonspecie aangestort. maar koud opgelegd
bekistingen te voorkomen. Ook hier ontstaat een en met bouten, stekken of aangelaste platen
monoliet geheel, doordat het grootste gedeelte verbonden. Deze verbindingen vergen minder
van het beton voor de vloer ter plaatse wordt arbeid en tijd, bovendien zijn er minder tijdelijke
gestort, figuur 4.52-2. ondersteuningen nodig, zodat de montagetijd
korter is.
De keuze voor de combinatie van ter plaatse ge-
storte kolommen en liggers met prefab-vloeren Stekken en gains
ligt, door de verschillen in uitvoering, niet zozeer Bij prefabricage komen de verschillende onder-
voor de hand, maar is wel mogelijk. Bij prefab- delen voorzien van wapening aan op het werk.
vloeren is deze schijfwerking afhankelijk van het Na de montage moet de verbinding die de
feit of er een constructieve druklaag dan wel een krachten over kan brengen tussen deze onderde-
ringwapening, figuur 4.52-3, wordt toegepast. len gerealiseerd worden. Voor deze verbindingen
kan er gebruik worden gemaakt van uitstekende
4.7.5 Verbindingen bij prefab- stekeinden van het ene onderdeel waar over-
kolomskeletten heen vrijgehouden sparingen passen van het
Verbindingen tussen kolommen en liggers kun- andere onderdeel. Deze sparingen bestaan uit
nen in een prefab-kolomskelet op verschillende mantelbuizen, de zogenoemde gains, die zijn
manieren gerealiseerd worden: meegestort. Na het plaatsen en stellen van het
• natte verbindingen, door middel van aanstor- nieuwe onderdeel wordt de gain verder gevuld
ten;
• droge verbindingen, door middel van stekken;
• droge verbindingen, door middel van aange- ontluchtingsgat
aangiet-
opening
laste platen en/of bouten.
stekken stekken
door specie van bovenaf in te gieten dan wel van Verbinding kolom-fundering
onderaf te injecteren, figuur 4.53. Voor de verbinding van de kolommen met de
fundering is er een keuze uit verschillende uit-
Aangelaste platen en bouten voeringen die momentvast of scharnierend kun-
Een alternatief voor de verbinding met stekken nen zijn. De meest gebruikte verbinding is die
en gains is die door middel van stalen platen die met stekken en gains waarbij het mechanisch
aan de wapening van de betreffende onderdelen gedrag wordt bepaald door de hoeveelheid stek-
worden gelast. De verbinding tussen de platen ken, figuur 4.54-1 en 4.54-2.
van verschillende onderdelen kan worden ge- Een andere mogelijkheid is de kolom in een uit-
bout of gelast, waarna de vrijgehouden sparing sparing te stellen en na montage van de ligger
met beton kan worden aangevuld, figuur 4.54-4. in de fundering aan te storten. Hierdoor ontstaat
een zekere momentvaste verbinding, figuur
4.54-3. Daarnaast kan de kolom ook met een
stalen voetplaat worden uitgevoerd en worden
geplaatst op uitstekende draadeinden die aan
wapening kolom
de funderingswapening zijn verbonden, figuur
4.54-4.
stekeind
wapening, beugels
bout
ingestorte huls
staalvilt wapeningsbeugel
aanstorten staalvilt
console
oplegmateriaal oplegmateriaal
stekken stekken
prefab balk prefab balk
aanstorten
kanaalplaatvloer
oplegmateriaal
trekband-
wapening
stekken
prefab balk
aanstorten
prefab kolom
gebeuren, figuur 4.57-2, als, ter verkleining van verbindingen van kolommen en liggers bij be-
de constructiehoogte op een flens van een T-lig- perkte gebouwhoogte.
ger, figuur 4.57-3.
Door het grotere aandeel van de prefab-onder- 4.7.6 Vuistregels dimensionering beton
delen kan de stabiliteit alleen worden verzorgd kolommen en liggers
door een combinatie van een constructieve Figuur 4.58 en figuur 4.59 geven de vuistregels
druklaag of een ringwapening met respectievelijk voor de bepaling van de constructieve hoogte en
stabiliteitswanden en kernen of momentvaste de maximale overspanning.
1
1 n
25
ter plaatse gestort
beton
1 1 1
− n
n 2 35 40
Ronde kolom
lk
1 1
b 1 − n
d 30 35
l prefab-beton
n 1 1 1
− n
2 45 55
lk n
b
d lk 1 1
1 − n
l b 25 35
d ter plaatse gestort
l beton
1 1 1
n − n
2 40 50
Vierkante kolom lk
b 1 1
d 1 − n
35 45
l
prefab-beton
1 1 1
− n
2 55 65
ℓ ≤ 4m
Ligger prefab-
h 1 1 1 1
voorgespannen h l 5–25 − −
l 10 12 3 5
beton
I-ligger prefab- h
h l 1 1 2
l 5–35 −
gewapend beton 20 25 5
b
b
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
5.1 Hout
5.1.1 Houtsoorten
Hout is er in veel soorten, de hoofdindeling is die
naar loof- (hardhout) en naaldhout (zacht hout),
figuur 5.2. Loofhout wordt opgesplitst in Euro-
pese houtsoorten, zoals eiken en kastanje, en
2 houtskeletbouw in woningbouw in tropische houtsoorten, zoals merbau en ban-
kirai. Hardhout kenmerkt zich in het algemeen
door een veel dichtere structuur en een groter
gewicht. Het heeft veelal een hogere druk- en
treksterkte en een grotere duurzaamheid en kan
veelal onbehandeld worden toegepast. Belang-
rijk aandachtspunt is de milieubelasting. Door de
veel langere groeitijd is het toepassen van vooral
tropische hardhoutsoorten sinds een aantal jaren
sterk ter discussie komen te staan. Hierdoor is het
duurzame beheer van tropische bossen een voor-
waarde voor een milieuverantwoorde toepassing
3 houten spanten in laagbouw utiliteitsbouw geworden. Veruit het meeste constructiehout
Figuur 5.1 Houtconstructies is naaldhout, vooral afkomstig uit Scandinavië,
vezelrichting
vooral vurenhout voor balklagen. Daarnaast
wordt er voor gelamineerde houtconstructies
ook grenen toegepast. In de verdere bespreking
tangentiale
wordt vooral hieraan aandacht geschonken. richting
radiale
richting
kwartiers gezaagd
en dosse
Omgekeerd geldt dat bij vochtopname het hout andere afdekconstructies en loshouden van
zwelt. Het krimpen en zwellen wordt het werken maaiveld;
van hout genoemd. Bij het construeren en ver- • elementniveau: aanbrengen waterkerende en
binden van hout moet er met de (verschillende) dampremmende lagen;
werking van hout rekening gehouden worden. • elementdeelniveau: afdekken vooral kopse
Verbindingen van langs- en dwarshout kennen kanten en vermijden capillaire opzuiging.
verschillen in krimp.
Daarnaast kan het hout door verf of andere con-
Bescherming tegen vocht serveringsmiddelen meer weerbaar tegen vocht
Hout moet gedroogd, bewaard en toegepast worden gemaakt, zie paragraaf 5.1.4. Voor vocht
worden met een vochtgehalte dat vergelijkbaar dat toch bij de houtconstructie kan komen,
is met de gebruikstoestand. Daarnaast moet bijvoorbeeld door naden of damptransport van
hout ook tegen vocht worden beschermd in binnenuit, geldt dat dit door ventilatie zo snel
de gebruikstoestand, vooral in constructies die mogelijk moet worden afgevoerd, figuur 5.6.
in contact komen met buiten. Vooral de kopse
einden zijn zeer gevoelig. De maatregelen die
hiervoor zijn te nemen, kunnen principieel zeer
verschillen, figuur 5.5:
• gebouwniveau: toepassen overstekken en 1 ventilatie in langsrichting; tussen de balken
Kwaliteits- en sterkteklasse
Omdat de natuurlijke variatie zo groot is, zijn
er voor hout genormaliseerde kwaliteits- en
sterkteklassen. Voor de kwaliteit is een verdeling
van toepassing (KVH 2000), figuur 5.7. Aan de
capillaire opzuiging
tegengaan met verschillende kwaliteitsklassen kunnen ook mini-
4 detailniveau volgplaten van rubber mumwaarden voor de mechanische eigenschap-
Figuur 5.5 Bescherming tegen vocht pen worden toegekend.
halfslachtige draagmuur
strijkbalk
3 dwarsdoorsnede balklaag
Figuur 5.10 Houten balklaag
doorgaand kozijn
raveelhout
1 balkenplan
hoofdbalk of raveelbalk
raveelhout
◆ Haakankers
Haakankers zijn in twee materiaalzwaarten in de
handel verkrijgbaar. Ze worden aan de uiteinden veer, breedte 38 a 50 mm
dikte 4 a 6 mm
van de balken bevestigd met ankernagels, met haakanker
de haak naar boven gericht, zodat deze achter Figuur 5.12 Haakankers
de doorgaande gemetselde lagen boven de bal-
ken grijpt, figuur 5.12.
◆ Strijkbalkankers van stripstaal ze anders bij krimpen van het hout los kunnen
Als een plafond onder tegen de balken komt, raken.
worden de ankers meestal ook tegen de onder-
kant aangebracht, figuur 5.13-2. Wordt het an- ◆ Koppelankers
ker boven aangebracht, dan moet de dikte van Koppelankers worden toegepast als de balken in
de strip uit de balken worden gekeept, figuur elkaars verlengde komen te liggen. Ze worden
5.13-1. Dit verzwakt de balken en er blijft niet gemaakt van stalen strippen van 4 × 38 tot 8 ×
veel hout naast het anker over om de vloerdelen 50 mm, of van hout van ten minste 20 × 75 mm
te spijkeren. Strijkbalkankers moeten voor elke met een minimale lengte van 600 mm. Koppel-
balklaag apart worden gemaakt. Ze haken achter ankers bevorderen de geluidsoverdracht. Liggen
de tweede of derde balk, gerekend van de muur de balken niet in elkaars verlengde, dan worden
af. De maat wordt aan de ruime kant genomen. elk van de balkeinden van een apart haakanker
Het overblijvende gedeelte wordt aangevuld voorzien, figuur 5.14.
met wiggen die, nadat ze vastgeslagen zijn, nog
even aan de balk worden vastgespijkerd, omdat
strip, breed 38 a 50 mm
dik 4 a 8 mm
hout 22 x 75 mm
wiggen
wiggen
Vloerdelen
Vloerplanken of -delen worden aan vier zijden ge-
schaafd, waardoor ze alle even breed en, wat zeer
belangrijk is, ook alle even dik worden. Om het
wisselen van de vloerdelen te voorkomen wordt
aan de beide zijden respectievelijk een groef en
een messing geschaafd, figuur 5.15-2. Omdat
2 zijaanzicht vloerdelen altijd iets kromtrekken, wordt de hart-
strijkbalkanker onder tegen de balklaag zijde boven en de holle kant onder genomen,
Figuur 5.13 Strijkbalkankers figuur 5.15-3. Geschaafde en geploegde delen
(afgekort: g.g.-delen) zijn ten minste 21 mm dik; Daarna worden de spijkerkoppen over het hele
voor beter werk ook wel 28 mm. De meest vloeroppervlak in het hout gedreven. Het is zeer
gebruikelijke breedte is 92, 117 of 142 mm. arbeidsintensief werk, daarom wordt er gebruik-
gemaakt van een spijker- of nietmachine.
Hoewel vloerhout droog wordt verwerkt, ont-
staan er op den duur door het krimpen toch Liggen de verschillende aansluitingen of naden
nog naden. Om deze naden zo smal mogelijk niet gelijk, dan worden ze met een blokschaaf
te houden, moeten de delen voor het bevesti- vlak geschaafd. Een vloerbedekking die op een
gen worden aangedreven, dit wil zeggen, zo vlakke en betrekkelijk krimpvrije ondervloer
stijf mogelijk tegen elkaar worden geperst. Het wordt gelegd, slijt minder snel en blijft mooier
aandrijven gebeurt met speciale vloeraandrijvers. liggen. Het is daarom beter om de vloeren met 4
mm hardboard of 6 mm spaanplaat te bekleden.
De platen worden met behulp van een, met of
1 zonder perslucht aangedreven, nietmachine op
2
de ondervloer geniet.
Strokenvloeren
Vloeren van een hardere en fraaiere houtsoort
worden aangebracht met een onzichtbare, ver-
<
= 750 dekte of blinde vernageling. Zo’n vloer wordt
1 vloerplan een strokenvloer genoemd, figuur 5.16.
Van de betrekkelijk zachte houtsoorten zoals
werkende breedte oregon pine en esdoorn worden stroken van
kwartiergezaagd hout gemaakt.
messing groef
2 doorsnede plank
geschaafd en gestroopt
1 2
500 a 550
3 doorsnede plank; hartzijde naar boven gelegd 1 vloerplan
stuiknaad
280
meterkast
a a a a
280
a
120
keuken
systeemvloer
2445
hal
ruimte voor
leidingen meterkast
wc
balken 75 x 200
5080
1 2
10 x 620
220
woonkamer
2390
kruipluik
kruipgat
9400
830
4
75
kruipluik met eventueel
220
de watermeter
1240
7 x 560
4125
uitmetselen onder de betonplaat
5 x 590
3080
balken 75 x 200
a 5 a
a = ventilatie
a a a a
130
130
280
280
Figuur 5.18 Ontwerp begane-grondbalklaag ( schaal 1:100 )
indien afwezig
spouw opvullen 75 mm isolatie
met isolatie ( opgespoten )
P=0 P=0
- 300
muisdicht
rooster
_ 600 2
22 x 45 h.o.h. 400 mm
+
eventuele uitvlaklaag
ventilatie
kruipruimte
3 4 5 ( schaal 1: 20 )
zijn dan 0,02 dm3 per m2 vloeroppervlak bij een Verbetering warmte-isolatie en
drukverschil van 1 Pa. Dit geldt voor de lucht- luchtdichtheid bestaande houten
doorlatendheid van de hele vloer, dat wil zeg- begane-grondvloeren
gen: Verbetering van de warmte-isolatie en de lucht-
• onderlinge aansluitingen vloerdelen; dichtheid van bestaande houten begane-grond-
• aansluitingen rondom de vloer aan funderin- vloeren is geen eenvoudige zaak. Want er moet
gen en muren; toch worden gezorgd voor voldoende ventilatie
• diverse leidingdoorvoeren en eventuele met de buitenlucht om verstikken van de hou-
kruipluiken. ten balken te voorkomen. In de SBR 200 wordt
hiervoor per gevel een ventilatieopening van
De totale c-waarde per m2 begane-grondvloer 400 mm2 per m2 vloeroppervlak aangeraden.
bedraagt maximaal 0,02 dm3/s · m2 · Pa. Ook De luchtdichtheid van de houten vloer wordt al
moet ervoor worden gezorgd dat geen gassen sterk verbeterd door het aanbrengen van een
en schadelijke stoffen uit de ondergrond in de uitvlaklaag van plaatmateriaal, dat door de vloer-
verblijfsruimten kunnen doordringen. In nieuw- delen in de balklaag moet worden vastgeschroefd.
bouw kan een goede bodemafsluiting van beton Extra aandacht vraagt de randaansluiting.
worden toegepast. In de renovatie van De isolatie van de houten vloer wordt verbe-
bestaande woningen met houten vloeren kan terd met platen minerale wol, ten minste 100
een dampdichte folie met voldoende brede mm dik, die tussen de balken op onderlangs de
overlappen over de bodem van de kruipruimte vloerbalken bevestigde tengels h.o.h. 400 mm
worden gelegd. Deze folie moet tegen de funde- worden gelegd, figuur 5.20. Optrekkend bodem-
ringsmuren worden opgezet, figuur 5.20. vocht kan worden gekeerd met de hiervoor al
genoemde laag dampdichte folie op de bodem
van de kruipruimte. Eventueel moet ook, door
110 50 110 10
gevelmetselwerk kierdichting
uitvlaklaag geschroefd op de
balklaag
peil = 0
vloerhout
balklaag
maaiveld 125 - p
minerale
wol 100 mm
1 bestaande toestand
22 x 45
h.o.h 400 mm
bodemafsluiting
gemetselde fundering
2 verbeterde toestand
Figuur 5.20 Verbetering isolatie en luchtdichtheid houten begane-grondvloer
onderslag
gemetselde poer
280
betonvloer
130
2520
2610
6 x 545
slaapkamer
3400
balken 75 x 200
120
70
3 x 400
200
450
raveelbintanker
2520
1100
100 x 200
2 x 530
450
slaapkamer slaapkamer
1130
9400
2250
120
110
130
trapgat
dubbele balken voor ondersteuning
oorspronkelijke inbouwkasten
9 x 530
4900
koppelanker
7 x 560
4180
balken 75 x 200
haakanker
130
130
280
strijkbalkanker
280
doorgaand kozijn
( schaal 1:100 )
Figuur 5.22 Ontwerp verdiepingsbalklaag
Brandveiligheid Geluidsisolatie
Afhankelijk van de aangrenzende ruimten kan De geluidsisolatie-eisen kunnen worden bereikt
een brandwerendheid zijn vereist van twintig tot door een combinatie van isolatiematerialen (zo-
zestig minuten. als onverpakte minerale wol ter demping in de
De brandveiligheid van een bestaande balklaag holle vloerconstructie) met enkele of meerdere
hangt samen met de dikte van de brandwerende gipsplaten al dan niet verend of vrijhangend
laag die door het plafond wordt gevormd. Hier- bevestigd. Als optimum kan een zwevende dek-
voor kunnen gipskartonplaten worden gebruikt vloer worden toegepast.
waarbij grote aandacht aan naden en kieren
zwevende dekvloer
(vrij houden van wand)
houtachtige plaat of
35 mm zand cement estrich
20 mm minerale wol
harde persing
minerale wol
– 20 dB 0 dB
2 x 12,5 mm gipskartonplaat
metalen veerregel
a
1 plafond met gipsplaat op rachels 100 mm onverpakte minerale wol
a
2 houten vloer met zwevende dekvloer
– 15 dB 0 dB
b 12,5 mm gipsplaat
1 plafond met gipsplaat op veerregels
45 mm minerale wol
1 verdiepingsbalklaag ( schaal 1: 20 )
U / C - profiel h.o.h. 600 mm
b
2 houten vloer met vrijhangend plafond
gelaste strip 6 x 38
koppelanker
klossen
Voor verdiepingsvloeren, figuur 5.23-1, is de eis Een bezwaar is dat door het krimpen van de
–20 dB die door een combinatie van minerale balk de vloer iets zakt en dus ook de wand.
wol en gipsplaat op rachels kan worden bereikt. Hierdoor is de kans groot dat de wand gaat
Toepassing van metalen veerregel brengt een scheuren. Zwaardere scheidingswanden kunnen
verbetering van 5 dB, figuur 5.23-1b. op een dubbele balk worden geplaatst, figuur
Voor woningscheidende vloeren, figuur 5.23, is 5.25-1.
de eis 0 dB. Hiertoe moet of een zwevende dek-
vloer in droge of natte uitvoering worden toege-
past of een vrijdragend plafond op bijvoorbeeld halfsteens muur
metal stud
U- of C-profielen.
Aansluiting tussenwanden
Muren die niet door muren van de daaronder
gelegen verdieping worden ondersteund, moe-
ten worden opgevangen door onderslagbalken.
Deze balken zijn meestal van staal, figuur 5.24.
De verankering van houten aan stalen balken kan
1 dubbele balk bij 2 enkele balk bij
bestaande, nieuwe,
gebeuren door koppel- of klauwankers, figuur zwaardere wand lichte wand
5.24-1 of door aangelaste strippen, figuur 5.24-2. ( schaal 1: 20 )
De stalen balken moeten brandwerend worden Figuur 5.25 Niet-dragende wand op houten vloer
bekleed.
Het is van belang de onderkant van de stalen Van beneden komende, niet-doorgaande muren
balk iets vrij te houden van de plafondtengels eindigen enkele centimeters onder de onderkant
om te voorkomen dat, wanneer de stalen balk van de vloer. Dan kan het krimpen van het balk-
meer doorbuigt dan de houten balk, het plafond hout geen problemen geven, figuur 5.26.
onder de stalen balk gaat scheuren.
Schone balklagen
Lichte scheidings- of separatiewanden kunnen Men spreekt van vuile balklagen als de balken
op een houten vloer worden geplaatst, mits er- niet worden geschaafd. Dit is veelal het geval
voor wordt gezorgd dat onder de separatie een als de onderkant van de balklaag niet zichtbaar
balk ligt, figuur 5.25-2. is (bijvoorbeeld boven een kruipruimte) of als
klossen plinttegel
B plinttegel van vloertegel
folie
2 schone balklaag 2a doorsnede B - B
met tussenplafond
Figuur 5.27 Traditionele schone balklagen
5.2.8 Dakbalklaag 2
1 vloerplan
De belangrijkste toepassing van houten balk-
lagen tegenwoordig is die in een plat dak.
Achterliggende redenen zijn de eenvoud van uit-
voering enerzijds en veelal de lage eisen aan de 8 x 38 mm
scheidende functie. Alleen de warmte-isolerende
functie van het dak moet met aanvullende maat-
regelen worden vervuld. Omdat de belasting van
o/ 10 mm
het dak geringer is dan die van vloeren, kunnen
er lichtere balken dan wel een grotere h.o.h.-
afstand worden toegepast.
betonnen moerbalk
isolatie
onderste beplating
ventilatie
ddddd
1 1
Vloerdeel 0,450–0,750 – − –
l 25 30
lll
l
Verdieping- b h
bb
b hh
h
b h
balklaag, bij 1 1
a l 2–6,5 0,450–0,750
normale be- aa lll 3 20
a
a l
lasting
b h
Verdieping- bb
b hh
h
b h
balklaag, bij a
1 1
l 2–4,5 0,450–0,600
zware belas- aa
a lll 3 15
a l
ting
b h
bb
b hh
h
b h
l 1 1
Dakbalklaag a
lll 2,5–6,5 0,300–1,000
aa
a 3 20
a l
h
hh
h
h
Triplex- l 1 1 1
a lll 2,5–8,0 − 0,400–0,750
ribpaneel aa
a l 3 25 30
a
Europees naaldhout
ongeschaafd
ongeschaafd 75 100 125 150 160 175 200 225 250 275 geschaafd
38 34
44 40
50 46
63 59
75 71
100 96
Noordamerikaans naaldhout
64 89 140 184 235 286
38
5.3 Houtskeletbouw
wanden verkrijgen dus een hoogte van meerdere De platformmethode biedt meer mogelijkhe-
verdiepingen. Hiertegen worden draagregels den bij verdergaande prefabricage, terwijl deze
voor de verdiepingsvloer aangebracht, figuur methode ook bij woningen in drie of vier lagen
5.34-2; volledig kan worden doorgevoerd. De voorkeur
3 gemodificeerde balloonmethode, waarbij de gaat uit naar de platformmethode.
gebouwhoge wanden zijn vervangen door ge-
koppelde verdiepingshoge wanden, waardoor er 5.3.3 Vloerconstructies
voor de wandstijlen minder lang hout nodig is.
De vloerconstructie blijft echter dezelfde, figuur Opbouw
5.34-3. De begane-grondvloer kan zowel in hout als
in beton (vanwege de vochtgevoeligheid en
Bij de balloonmethode is de montage en het dampdichtheid) worden uitgevoerd. De verdie-
transport van de tweeverdiepingshoge wanden pings- en dakvloeren worden in hout uitgevoerd.
lastig. Bovendien zijn, evenals bij de gemodifi- Daarbij kan deze geprefabriceerd worden aan-
ceerde balloonmethode, de vloeren en de bin- geleverd waarbij de opbouw overeenkomsten
nenwanden moeilijk te prefabriceren omdat deze toont met de in paragraaf 5.2.10 besproken
naderhand in de constructie moeten worden triplexribpanelen.
gebracht. Dat vergt in het algemeen meer
arbeidsuren.
boorankers
120
ankers M10 volgplaat 70 x 70 x 7
1000 950 1000 draadeind M10
212
212
800
800
380
2 anker M10
booranker M6
boorankers
6 x 1200
lang 100 mm
volgring
o/ 30 mm
11 x 1200
= 40
>
60 60
50
800
3 booranker M6
900 1200 550
212
ankers M10
42,5 9
100 140 12,5
dampremmende laag
spouwankers 120 mm minerale wol 2 x 12,5 mm
9 mm multiplex gipskartonplaat
water- en windwerend,
dampdoorlatend papier
gemetseld buiten - onderregel 38 x 120
spouwblad plint tochtdichting,
tochtdichting, bijvoorbeeld kit bijvoorbeeld kit
spouwventilatie
isolatie
ventilatiekoker voor
ventilatie kruipruimte
muurplaat
vochtkerende laag
open stootvoeg voor ondersabeling
afvoer water ankers ankers
vochtkerende folie
( schaal 1: 20 )
Fundering
stijl Voor de fundering van een houtskeletbouwwo-
ning kunnen de gebruikelijke technieken zoals
onderregel
funderingen op staal of palen worden toege-
triplexplaat
past. Door het lichte gewicht van de constructie
isolatie (een houtskeletbouwwoning weegt inclusief de
balklaag
veranderlijke belasting slechts een kwart van
kopbalk
een steenachtige woning) kan in het algemeen
worden volstaan met een kleiner aantal slankere
palen, als ook met een funderingsconstructie van
geringere afmetingen. In sommige gevallen zijn
voor steenachtige woningen palen nodig en is
voor een houtskeletbouwwoning nog een funde-
muurplaat
ring op staal voldoende.
2 x 12,5 mm
gemetseld buiten - binnenspouwblad
gipskartonplaat
spouwblad in houtskeletbouw
een geisoleerde
systeemvloer
funderingsbalk
open stootvoeg voor
bodemafsluiting beton ter plaatse gestort
afvoer water
of schoon zand op folie
vochtkerende folie
( schaal 1: 20 )
overspanningsrichting vloerelement
vloerelement-breedte gebaseerd
op maten plaatmateriaal geprefabriceerde halfopen
( 3x 2400 en 1x uitzondering ) vloerelementen
trapgat opgenomen
in vloerelement
opleggingen op wanden
ligt, is het verstandig de houten vloer van een De vloerconstructies die aan de onderzijde zijn
houtskeletbouwwoning hieraan zoveel mogelijk voorzien van een gipskarton beplating voldoen
aan te passen. Dit kan door in plaats van houten aan de hierboven genoemde brandwerendheids-
regels, tegen de onderkant van de balklaag eis.
een metalen veerrail aan te brengen, die het pla-
fond ontkoppelt van de balklaag, figuur 5.39-2. Zoals gezegd zorgen de triplexvloerplaten door
Ook kan een zwevende dekvloer worden toege- de bevestiging op balken en kopbalken tevens
past. voor de koppeling van deze onderdelen. Om bij
grotere overspanningen de vloeren meer stijfheid
vloerbalk te geven en verdraaiing van de balken tegen te
multiplex
gaan, kunnen er andreaskruisen of verspringende
klossen worden toegepast. Wordt de vloer in
elementen geprefabriceerd, dan bevinden zich
daarin al de nodige klossen, figuur 5.40.
houten regel
gipskartonplaat
metalen veerrail
cementdekvloer 50 mm
is gebruiksvriendelijker een zwevende dekvloer
folie
toe te passen. Figuur 5.41-1 geeft een construc-
isolatieplaten tie met een steenachtige zwevende dekvloer. Het
triplex vloerplaat beugels nadeel van deze oplossing is dat een ‘natte’ vloer
in een ‘droge’ bouwmethode wordt toegepast.
Meer afgestemd op houtskeletbouw is het alter-
vloerbalken natief met een droge zwevende dekvloer, figuur
5.41-2.
wandbeschieting
multiplex
koppelregel met
nagels h.o.h. 300 nagels h.o.h. 150
latei
hulpstijl
bovenregel met 2
nagels in elke stijl onderregel
doorlopende stijl
onderregel met 2
nagels in elke stijl
Figuur 5.42 Opbouw vloerdragende wand
andere bouwmethoden. Van belang voor de De eis voor brandwerendheid van een woning-
buigslapheid is hierbij de h.o.h.-afstand van de scheidende wand is zestig minuten. De in figuur
stijlen die bij voorkeur niet kleiner is dan 5.44-3 getoonde opbouw van de woningschei-
600 mm. dende wand kan hier ruimschoots aan voldoen.
De gipskartonbeplating van de woningschei-
Woningscheidende wand dende wand moet ter plaatse van de aansluitin-
De geluidsisolatie bij houtskeletbouw berust gen met bijvoorbeeld de binnenwanden doorlo-
op het principe van de buigslappe wand, in pen.
tegenstelling tot de steenachtige bouw, waar de
geluidsisolatie berust op massa. Een goede Extra aandacht verdient de aansluiting
geluidsisolatie tussen de woningen onderling verdiepingsvloer/woningscheidende wand.
wordt bereikt doordat de woningscheidende Hierin moet een brandstop worden opgenomen
wanden consequent tot in de fundering zijn om schoorsteenwerking in de spouw tegen te
gescheiden, figuur 5.36-2 en 5.37-2. Deze wo- gaan. Verder moeten ten behoeve van geluid-
ningscheidende wanden worden opgebouwd wering achter de kopbalk klossen of een strook
uit twee gedeelten, elk bestaande uit stijl en re- minerale wol worden opgenomen, figuur 5.45.
gelwerk, aan de woningzijde bekleed met twee
gipskartonplaten dik 12,5 mm en opgevuld met Lateiconstructies
90 mm minerale wol. De wandgedeelten wor- Voor openingen in dragende wanden wordt er
den onderling gescheiden door een spouw van gebruikgemaakt van lateien. Deze lateien wor-
50 mm. Een alternatieve oplossing is toepassing den veelal samengesteld uit balken, die worden
van een brandvertragende gipskartonplaat dik opgelegd op de kop van een of meer aange-
15 mm, figuur 5.44-3. Hoewel deze wandcon- spijkerde wandstijlen, figuur 5.46-2. In niet-
structie een massa heeft van slechts 65 kg/m2, dragende wanden kan soms met een regel van
is de gemeten geluidsisolatie in de middenfre- dezelfde houtzwaarte als de stijlen worden vol-
quentie van 500 Hz 57 dB. In principe moeten staan, figuur 5.46-1. Bij grotere overspanningen
er in de woningscheidende wanden geen wand- worden de lateibalken samengesteld uit twee
contactdozen worden aangebracht ter voorko- vloerbalken naast elkaar, zonodig gekoppeld met
ming van geluidlekken en onderbreking van de een onder en bovenregel, figuur 5.46-3. Ook
brandwerendheid. Moeten ze er toch komen, worden zelfs gelamineerde liggers toegepast,
dan moeten ze ter weerskanten ten minste een figuur 5.46-4.
stijlafstand versprongen zijn aangebracht.
brandkering klossen
(minerale wol)
150
metalen gipskartonplaat
veerrail dik 12,5 mm 1 regel 2 balken
1 balkrichting loodrecht op
de woningscheidende wand
minerale wol
metaalstrook
dik 120 mm +
_ 1 mm dik of 3 balken en regels 4 gelamineerde ligger
tochtdichting brandkering van Figuur 5.46 Varianten lateiconstructies
bijvoorbeeld kit minerale wol
Modulaire coördinatie
Het is van groot belang tot een modulaire maat-
coördinatie te komen. In landen waar het metri-
sche stelsel wordt gehanteerd, ligt het meer voor
de hand uit te gaan van M = 400 mm, aangepast
op de plaatmaten 1,200 × 2,400 m. Is ook hier
de beperking van het zaagverlies het uitgangs-
punt, dan moet worden uitgegaan van een diep-
temaat van n × 400 mm (gerekend van de bui-
tenkant stijlen regelwerk van de gevelpanelen)
en een overspanning van n × 400 mm + 50 mm
(spouw). Bij de nieuwe vrije verdiepingshoogte 5 samengesteld
van 2.600 mm zijn altijd pasplaten nodig. Figuur 5.47 Houten kolomvormen
◆ Massieve liggers
Massieve liggers bestaan uit uit voorraad lever-
bare handelsafmetingen van gezaagd hout. Zij
worden door de beperkte afmetingen toegepast
bij kleinere overspanningen of als secundaire
liggers. De afmetingen zijn relatief gering, zie 4 volle doorsnede-vingerlas voor een geknikte
figuur 5.32. hoek in een driescharnierspant
Figuur 5.48 Horizontaal en verticaal gelamineerd hout
◆ Gelamineerde liggers
Gelamineerde liggers worden vervaardigd uit Lijmen
gelamineerd hout, dat wil zeggen, hierbij wor- Moderne gelamineerde liggers en spanten
den meerdere planken aan elkaar gelijmd tot een worden met thermohardende kunstharslijmen
grotere of bijzondere doorsnede. Deze gelami- opgebouwd uit de verschillende lamellen. De
neerde liggers zijn geschikt voor grotere over- verbinding tussen de verschillende lamellen in
spanningen. Door de samenstelling uit meerdere horizontaal gelamineerd hout worden door mid-
kleine planken, de zogenoemde lamellen, kan del van vingerlassen gerealiseerd. Zo ontstaat
enerzijds door sortering het hout beter van sa- een vergroot contactvlak tussen de kopse kanten
menstelling zijn, anderzijds door de zeer hechte van de lamellen, figuur 5.48-3. Daarnaast wordt
verlijming zijn grote doorsneden en zeer grote de volledoornsnede-vingerlas of blokvingerlas
lengte mogelijk. Onderscheiden worden daarbij gebruikt voor het aan elkaar lijmen van gelami-
verticaal en horizontaal gelamineerde liggers. Bij neerde elementen en onderdelen, figuur 5.48-4.
115 21/2
135 3
180 4
225 5
270 6
315 7
360 8
405 9
450 10
495 11
540 12
630 14
1 rechte ligger
Vakwerkliggers
Vakwerkliggers zijn geschikt voor zeer grotere
overspanningen en zijn er in veel uitvoeringen.
2 verlopende dakliggers Vakwerkliggers bieden het voordeel van een
relatief laag eigen gewicht en materiaalgebruik.
Nadelig in vergelijking met massieve liggers
is de grotere constructiehoogte. Binnen de
a vakwerkliggers kunnen ook weer verschillende
3 Ι - ligger
soorten worden onderscheiden, enerzijds naar
constructieve opbouw, respectievelijk de N- en
b
de V-vakwerkliggers, anderzijds naar manier van
3 volwandige ligger verbinding.
Figuur 5.50 Horizontaal en verticaal gelamineerde
liggervormen De boven- en onderrand van de vakwerkligger is
doorgaand en loopt van oplegging naar opleg-
Plaatliggers ging. De diagonalen en verticalen zijn hiertussen
Samengestelde liggervormen kunnen ook door aangebracht. Voor de verschillende verbindings-
middel van triplexplaten worden gerealiseerd die middelen tussen de randliggers en de diagona-
als lijf aan massief houten regels en stijlen wor- len, zie paragraaf 5.5.1. Bij vakwerkliggers kan
den genageld of gelijmd. Hierbij kunnen verschil- het volgende onderscheid worden gemaakt,
lende I- en doosvormige doorsneden ontstaan, figuur 5.52:
figuur 5.51-1. Bij toepassing van meerdere pla- • al dan niet gestapelde liggers;
ten worden deze kruislings aangebracht zodat de • liggers met trek- of drukdiagonalen;
verschillen in vezelrichting bij de platen worden • liggers met stalen trekstangen;
vereffend. Bijzondere I-liggers hebben een gol- • kokerliggers met triplexplaten.
vend ingelaten plaat waardoor de stijfheid in de
hoogte wordt verzorgd en de plooiverstijvingen N-vakwerkliggers
kunnen ontbreken, figuur 5.51-2. Bij een N-vakwerk kent de ligger verticalen en
diagonalen die tot het midden van de ligger
dezelfde richting kennen. Afhankelijk van de rich-
a b
1 sporen- of kapspant 1 kapspant op
als ligger op twee verdiepingsvloer
steunpunten
a b
2 twee-scharnierspant 2 twee-scharnier
1 niet gestapeld, of portaal boogspant
met nagels of hechtplaten
a b
3 drie-scharnierspant 3 drie-scharnier
bij hellend dak boogspant
Figuur 5.54 Schematisering verschillende spantvormen
◆ Tweescharnierspanten
Tweescharnierspanten zijn constructies waarbij
de ligger-kolomverbinding momentvast is uit-
gevoerd, figuur 5.54-2a. De twee kolommen
worden door twee scharnieren aan de fundering
verbonden. Zo ontstaat een portaal dat in de
dwarsrichting al de nodige stabiliteit geeft. Deze
momentvaste verbinding, de spanthoek, kan
ontstaan door afzonderlijke kolommen en liggers
te verbinden dan wel door het bij een gelami-
3 gestapeld, met gelijmde neerd spant als een doorlopend geheel uit te
diagonalen en nagels voeren. Voor de uitvoering van de verschillende
Figuur 5.53 V-vakwerkliggers momentvaste verbindingen zie paragraaf 5.5.3.
Afhankelijk van de keuze van de verbindingen
die op de bovenste verdiepingsvloer zijn aange- en van de afmetingen zijn spanten in massief of
bracht die daarbij als onderligger fungeren. Bij gelamineerd hout mogelijk.
de vakwerkliggervariant wordt de horizontale
onderrand met de hellende bovenligger ver- ◆ Driescharnierspanten
bonden door verschillende diagonalen zoals bij Omdat een momentvaste verbinding arbeids-
de normale vakwerkliggers. Kapspanten op een intensief is, worden zij meestal geprefabriceerd.
verdiepingsvloer moeten zoveel mogelijk zonder Als daardoor de samengestelde elementen te
1 eenvoudig nagelspant
met platen
oplegschoen
2 zwaardere uitvoering
met kramplaten
Figuur 5.55 Kapspanten
de lengte van het gebouw in één of meerdere peld aan de liggers en kolommen, kunnen deze
vakken tussen de spanten. Voorwaarde is dat de eveneens de stabiliteitsfunctie vervullen. Vooral
overige spanten door bijvoorbeeld gordingen als het dakvlak met grotere stijve elementen
zijn doorgekoppeld. (zoals dakdozen) wordt gevormd, kunnen veel,
voldoende stijve verbindingen een schijf vormen,
figuur 5.57-1. Wanneer het dakvlak met houten
delen wordt bedekt kunnen er, door het diago-
naalsgewijs aanbrengen, stijve dakvlakken wor-
den gevormd, figuur 5.57-2.
stijve elementen
houten delen
1 1
Ronde massief houten kolom 2–4 −
20 25
lk lk
d
d
1 1
−
lk lk
b h
b
b h
h 1 1 1
Massieve ligger l 2,5–8 – − –
ll 3 15 20
b h
b
b h
h
Gelamineerde l 1 1 1 1 1 ℓ ℓ
ll 6–25 − − 2 3
ligger 6 10 17 20 20
b
b
b
l h 1 1
Doosligger ll h
h 6–35 – – − 3–12
12 15
b
b
b
l
h 1 1
Vakwerkligger ll
h
h 15–40 – – − 4–15
7 12
b
b
b
h 1 1
Kapspanten l h
h 6–24 – – − 4–8
ll 5 7
met geknikte 6 10 15 H 30
ll ll
spanthoek l l
R h
h
R h
Drieschar- R
h b H
h b g H
nierspant h b g H 1 1 1 g 1
g 6–60 − − 4–8
×
met gebogen 6 10 16 H 32
spanthoek ll ll
l l
h
h
h
H
H
h
h b
b H 1 1 1 1 1
Boogspant h b 25–100 − − 6–8
5 6 40 40 60
ll
l
40 m
>
3,600 - 4,500 m
Figuur 5.63 Transport gelamineerde spanten
3 overkeping 4 tandverbinding
Vocht
Bij het detailleren van de verbinding moet er
rekening worden gehouden met het zwellen en
krimpen van de houten onderdelen. Bij aan de
buitenlucht blootgestelde constructies moet in-
sluiting van vocht worden voorkomen door het
aanbrengen van waterholen of waterkeringen.
5 tand-en-hielverbinding Kopse kanten moeten worden beschermd tegen
Figuur 5.62 Ambachtelijke houtverbindingen wateropzuiging, bij voorkeur door ventilatiesple-
ten.
verbindingen worden enerzijds gerealiseerd
door verlijming, zie paragraaf 5.4.2, anderzijds Kepen
door zogenoemde mechanische verbindingsmid- Ook kepen of insnijdingen in het hout voor ver-
delen. Deze worden eerst afzonderlijk behandeld, bindingen kunnen leiden tot ernstige verzwak-
waarna per situering van de verbinding in de king van de doorsnede ter plaatse. Dit komt
constructies de verschillende alternatieven op omdat de treksterkte loodrecht op de vezel zeer
een rijtje worden gezet.
Montage en transport
a
gering is en het gevaar voor splijten groot, figuur Naast normale schietnagels zijn er ook nieten,
5.64-1. Dit kan al gebeuren bij een keepdiepte figuur 5.65-3.
van 1/10 van de hoogte van de doorsnede.
◆ Draadnagels ◆ Bouten
Draadnagels zijn de oudste mechanische verbin- Bouten kunnen grote krachten overdragen en
dingsmiddelen. Zij zijn er in verschillende uitvoe- kunnen daardoor in een klein aantal worden
ringen waarbij vooral de trekweerstand wordt toegepast, figuur 5.65-4. Voor een boutverbin-
beïnvloed door de profilering van de nagel, ding wordt een passend gat geboord zodat een
figuur 5.65-1. Nagelverbindingen worden in een verbinding met een bout meer vervormt dan
patroon aangebracht, figuur 5.65-1a, waarbij al- andere verbindingsmiddelen.
tijd het dunnere aan het dikkere gedeelte wordt
verbonden. Grote aantallen nagels verzwakken ◆ Stalen stiften
het hout, waarmee in de berekening rekening Bij een stiftdeuvelverbinding wordt een stalen
moet worden gehouden. Zowel de onderlinge stift in een passend gat of bij zachter (naald)
als de randafstanden moeten aan minimumwaar- hout in een iets kleiner voorgeboord gat ge-
den voldoen, afhankelijk van de nageldiameter. slagen, figuur 5.65-5. Hierdoor vervormt deze
a b
1 eenzijdige hechtplaat 1 tweezijdige hechtplaat
1 ringdeuvel 2 plaatdeuvel
a b
2 uitwendig te bevestigen 2 inwendig aan te
knoopplaat met hout- brengen knoopplaat
schroeven / nagels met bouten of stiften
Figuur 5.67 Hecht- en knoopplaten
◆ Knoopplaten
Elementen van gestapelde, maar ook van niet-
3 eenzijdige kramplaat 4 tweezijdige krampplaat gestapelde constructies kunnen ook met knoop-
Figuur 5.66 Ring- en plaatdeuvels en kramplaten platen van triplex of staal worden verbonden.
Stalen platen kunnen zijn ingelaten in de profiel-
◆ Kramplaten doorsnede ten behoeve van de brandwerend-
Kramplaten zijn ronde stalen platen met een- heid, dan wel (evenals de triplexplaten) uitwen-
zijdig of tweezijdig vertandingen aan de rand, dig worden aangebracht. Uitwendige platen
figuur 5.66-3 en 5.66-4. De eenzijdige kram- worden aan de houten onderdelen verbonden
platen zijn geschikt voor demontabele spanten door middel van nagels, houtschroeven of hout-
wanneer genagelde knopen niet voldoen of voor draadbouten, de inwendige platen door stiftdeu-
het aanbrengen van stalen strippen. Tweezijdige vels of bouten, figuur 5.67-2.
kramplaten kunnen bij gestapelde constructies
worden toegepast. Na het inpersen van de kram- ◆ Schoenen en gripankers
platen wordt met een bout een blijvende druk- Al bij de balklagen zijn de balkschoenen en
kracht uitgeoefend. De verbinding is door de griphoekankers behandeld voor eenvoudige
geringe vervorming zeer stijf. verbindingen van gordingen en primaire liggers,
figuur 5.68. Ze worden door houtschroeven of
houtdraadbouten verbonden.
Draadeinden
Plaatdeuvels
Draadnagels
Ringdeuvels
Hechtplaten
Nagelplaten
Kramplaten
Verbindingsmiddel
Bouten
Nieten
Stiften
Toepassingsgebieden
Staal-op-houtverbindingen
Staal-op-houtverbindingen in zaagsnede
Triplex-op-houtverbindingen
1 genagelde knoopplaat 2 dubbel U - profiel met bouten / stiften 3 ingelaten stalen plaat met deuvels
Figuur 5.71 Momentvaste kolom-funderingverbindingen
Bij momentvaste verbindingen ontstaan in feite drukkrachten op kunnen nemen. Bij eenvoudige
spanten, zie paragraaf 5.5.5. Figuur 5.73 toont spanten en kleinere overspanningen kunnen
enkele mogelijkheden voor momentvaste verbin- deze krachten door een stalen voetplaat of
dingen tussen kolom en ligger. schoen worden opgenomen. Voor de veranke-
ring zorgen de (bout)verbindingen van de voet-
5.5.4 Spant-funderingverbindingen plaat dan wel de aangelaste strippen of U-profie-
Afhankelijk van de uitvoering van het spant moe- len, figuur 5.74.
ten verbindingen met de fundering zwaardere
4 gestapelde verbinding
met stiftdeuvels of stiftbouten
Figuur 5.73 Momentvaste kolom-liggerverbindingen
1 stalen plaat met bouten 2 met stalen nokken 3 stalen schoen met bouten
en strippen
Figuur 5.75 Zwaardere spant-funderingverbindingen
5.5.6 Spantnokverbindingen
3 geknikte spanthoek 4 gestapelde spanthoek
met dubbele volle- met cirkelvormig De nok van het spant is zelden momentvast uit-
doorsnede vingerlas stiftpatroon gevoerd zowel om mechanische als uitvoerings-
Figuur 5.77 Spanthoekverbindingen technische redenen. De scharnierende verbindin-
gen kunnen op verschillende manieren worden
De spanthoeken van gelamineerde spanten uitgevoerd. Voor zware spanten is een zuiver
worden fabrieksmatig uitgevoerd met een volle- scharnierende verbinding eerder van belang dan
doorsnede vingerlas of ingelijmde bouten, figuur voor een lichte spant. Bovendien kan bij een
5.77-2 en 5.77-4. De volledoorsnede vingerlas lichte spant de uitvoering van de verbinding een-
is het meest gangbaar, vaak uitgevoerd met een voudiger zijn door de geringere krachten, figuur
dubbele las, de zogenoemde bisschopsmuts, 5.79 en 5.80.
waarmee de hoek tussen krachtsoverdracht en
vezelrichting wordt verkleind en de sterkte van Een bijzondere verbinding ontstaat als de span-
de verbinding toeneemt, figuur 5.77-3. ten een radiale structuur vormen, figuur 5.81-1.
Het, in verband met de te grote afmetingen, in Hierbij moeten in de nok de vele spanten in een
delen aan te voeren geknikte spant heeft veelal knoop worden opgevangen. Hiervoor zijn ver-
een enkele regel met een dubbele stijl. Hierbij schillende stalen ringen, kruizen en platen ge-
wordt de verbinding uitgevoerd met mechani- schikt, figuur 5.81-2 tot en met 5.81-4.
2 met drukplaat en
boutverbinding
2 dubbele regel met ingelaten
platen en boutverbinding
Figuur 5.79 Eenvoudige nokverbindingen Figuur 5.80 Zware nokverbindingen als zuiver scharnier
Stabiliteitsverbanden
De stabiliteitsverbanden tussen de verschillende
liggers en of spanten kunnen zowel in hout als in
staal worden uitgevoerd. Bij een keuze voor staal
wordt de krachtsoverdracht voornamelijk via trek
overgebracht en bij hout via druk. Dit is van in-
vloed voor de verbinding en verbindingsmidde-
3 zware, stalen ring met hoeklijnen
len die respectievelijk deze trek en druk moeten
kunnen opnemen.
Stalen verbanden worden het meest toegepast,
omdat zij slanker kunnen zijn en nastelbaar. Voor
de verbanden zijn rondstaal, staven en strippen
geschikt. De verbinding kan worden uitgevoerd
met aangelaste platen, hoekijzers of schoenen
die standaard kunnen zijn of hiervoor speciaal
zijn gemaakt, figuur 5.86-1 tot en met 5.86-3.
Houten verbanden zijn vierkant van doorsnede
omdat ze in beide zijden kunnen knikken. De
verbinding kan via stalen ingelaten platen, strip-
4 ster van stalen strippen pen of schoenen worden uitgevoerd, figuur
Figuur 5.81 Radiale nokverbindingen 5.86-4.
1 met stalen schoen 2 met ingelaten T-profiel 3 T-profiel verstevigd met oplegstrip
Figuur 5.84 Ligger-liggerverbindingen in een vlak
1 genageld of geschroefd 2 met klos bij steilere dakvlakken 3 met stalen ankers
Figuur 5.85 Ligger-liggerverbindingen, gestapeld
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
6.1 Algemeen
lende soorten samenstellingen. De voor de bouw stof moeilijk lasbaar, maar krimpt daarentegen
belangrijkste samenstellingen zijn: nauwelijks. Bij gietijzer wordt nog lamellair en
◆ Constructiestaal; nodulair gietijzer onderscheiden. Verschillen heb-
◆ Gietijzer en gietstaal; ben betrekking op de manier waarin het koolstof
◆ Roest- en weervast staal. in respectievelijk een laagjes- of bolletjesstructuur
voorkomt. De mechanische eigenschappen van
◆ Constructiestaal de bolletjesstructuur zijn beter.
Constructiestaal is zoals het woord zegt de meest Naast gietijzer is er nog een tussenvorm, giet-
gangbare staalsoort die in hoofddraagconstruc- staal, waarbij het koolstofgehalte tussen 0,2 en
ties wordt gebruikt. Het heeft een zeer hoge 0,5% ligt. Hierdoor is het eveneens minder broos
trek- en druksterkte variërend van 310 tot 510 en wordt bijvoorbeeld toegepast in speciale ele-
N/mm2. Veelgebruikt zijn de staalsoorten met de menten zoals de knopen voor ruimtevakwerken,
coderingen S 235 en S 355, waarbij het getal de figuur 6.3.
minimaal geëiste vloeigrens van het materiaal
aanduidt. Deze zijn vergelijkbaar met de oude
benamingen Fe 360 en Fe 510, waarbij het getal
de treksterkte aanduidde.
Constructiestaal bevat slechts 0,3% koolstof,
waardoor het veel minder broos is dan bijvoor-
beeld gietijzer en gietstaal. Deze ‘taaiheid’ heeft
als grote voordeel dat een constructie niet direct Figuur 6.3 Vakwerkknoop uit gietstaal
volledig bezwijkt, maar eerst zodanig vervormt,
dat er een waarschuwende werking vanuit gaat. ◆ Roest- en weervast staal
Constructiestaal is prima lasbaar en vervormbaar, Constructiestaal is veelal ongelegeerd, dat wil
figuur 6.2. zeggen, het bestaat nagenoeg geheel uit ijzer
en koolstof en de hoeveelheid andere metalen
is minimaal. Daardoor gaat het materiaal, bloot-
gesteld aan de buitenlucht, roesten, ook wel
corroderen genoemd. Omdat staal hierdoor niet,
zoals sommige anderen metalen, zelf een
beschermend laagje vormt, kunnen hiertoe an-
dere metalen worden toegevoegd.
Roestvrij is het niet, extreme omstandigheden buiging worden belast. Grote overspanningen
als een zure omgeving kunnen alsnog tot roest zijn mogelijk met relatief slanke constructies. Wel
leiden. Belangrijkste nadeel is de afname van de zijn de relatief grote vervormingen een belangrijk
sterkte. Roestvast staal is zeer kostbaar, de hoofd- nadeel dat meegenomen moet worden bij de
draagconstructie van een gebouw wordt veelal toepassing. Ter vergelijking zijn in figuur 6.6 de
op andere manieren beschermd tegen corrosie. afmetingen van een kolom en een ligger met
Specifieke details of verbindingsmiddelen of bij- gelijke belastingen gegeven in beton respectie-
voorbeeld kleinere afmetingen in staal toegepast velijk staal.
in hekwerken of handleuningen zijn meer geijkte
toepassingen. Daarnaast worden gevelbekledin-
25
gen of stalen lateien veelal in roestvast staal uit-
gevoerd. In figuur 6.4 zijn de meest gebruikelijke
soorten roestvast staal opgenomen.
150
Weervast staal kent het nadeel van de afne-
mende treksterkte niet of minder. Wanneer de
25
bescherming tegen corrosie minder stringent is, 300 200
in bijvoorbeeld een droge omgeving, kan wor-
den volstaan met weervast staal dat met koper is 1 betonkolom 2 stalen kolom met
gelegeerd. Bekend onder de benaming Corten- brandwerende bekleding
staal is dit dan ook geschikt voor speciale, kwets- Figuur 6.6 Dimensionering staal versus beton
bare draagconstructies zoals bruggen.
Al genoemd is de taaiheid van het materiaal
6.1.1 Eigenschappen staal waardoor het niet direct breekt bij overschrijding
De verdere behandeling is geconcentreerd op van de belasting. Deze taaiheid kan verder wor-
constructiestaal, omdat dit veruit de meeste den beïnvloed door de manier van bewerken, zie
toepassing binnen staalconstructies vindt, figuur paragraaf 6.1.2.
6.5.
Brandveiligheid
Dragende eigenschappen Een van de belangrijkste aandachtspunten is de
Druksterkte σ in N/mm2 235 brandgevoeligheid. Al bij temperaturen vanaf
Treksterkte σ in N/mm2 235 400 °C gaat het staal vloeien, waardoor het snel
Stijfheid E in N/mm2
210.000 bezwijkt. Dit wordt veroorzaakt door de geringe
massa en de snelle geleiding van het staal. Van
Volumieke massa in kg/m3 7.800
belang hierbij is de profielfactor, figuur 6.7. Dit
Toelaatbare druksterkte/gewicht
is de verhouding tussen de omtrek en de op-
SGR in 1/m 2.000
pervlakte van het profiel. Hiervoor moet het
Thermische uitzetting α in 10-5 m/m·K 1,2
standaard brand kromme
Scheidende eigenschappen
temperatuur
staal beschermd worden. Deze beschermings- 6.1.3 wordt uitgebreid ingaan op de verschil-
constructies kunnen een aanzienlijk deel van het lende corrosiebestrijdingen.
economisch voordeel van staal teniet doen. De
totale dimensies blijven echter nog altijd kleiner 6.1.2 Fabricage en bewerkingsmethoden
dan die van een betonkolom. Voor de verschil- In tegenstelling tot beton is er bij de fabricage
lende brandbeveiligingsprincipes, zie paragraaf van de constructie-elementen, tussen het basis-
6.7. materiaal staal en het ‘eindproduct’ construc-
tieonderdeel, nog een tussenstadium: het basis-
Bouwfysische eigenschappen product. Voor veel stalen constructie-elementen
Bouwfysisch kent staal enkele belangrijke na- moet een keuze worden gemaakt uit de reeks
delen. De thermische geleiding is zeer groot beschikbare standaardprofielen. Achterliggende
waardoor koudebruggen kunnen ontstaan bij reden voor deze verregaande standaardisatie is
verkeerde toepassing. Ook de uitzetting als ge- de grote kracht en dus gespecialiseerde machi-
volg van temperatuurverschillen is aanzienlijk nes die nodig zijn bij de vervaardiging van de
zodat hiermee in de detaillering rekening moet profielen.
worden gehouden, door deze uitzetting mogelijk
te maken. De fabricage van stalen basisproducten is een
De isolatie met betrekking tot contactgeluid is lange weg met de volgende hoofdstappen:
slecht en die voor luchtgeluid kan niet door het • winning ruwijzer uit ijzererts;
staal zelf worden opgelost. Afschermende con- • productie stalen halffabrikaten uit ruwijzer in
structies zijn veelal geboden. de vorm van plakken;
• productie basisproducten als plaat en profie-
Staal als bouwmateriaal len uit halffabrikaten.
Als bouwmateriaal is staal vooral te verkiezen om
de zeer grote snelheid van bouwen. Principieel De verschillende bewerkingen die stalen halffa-
kan een stalen constructie op twee manieren brikaten en basisproducten kunnen ondergaan,
worden opgebouwd, met: worden hieronder kort behandeld. Onderschei-
• gelaste verbindingen, die daardoor een zekere den worden daarbij:
mate van momentvastheid krijgen; ◆ Walsen;
• boutverbindingen, die in principe scharnie- ◆ Koudvervormen, zoals zetten, kanten en
rend werken. buigen;
◆ Gieten;
Zeker bij constructies met boutverbindingen is ◆ Verspanende technieken, zoals boren, slijpen
staal enkele malen sneller te bouwen dan beton. en zagen;
Daarnaast is met staal zeer nauwkeurig te werken ◆ Scheidend vormgeven, zoals knippen en
door de geringe maatafwijkingen. Door het ponsen;
lage eigengewicht is met relatief eenvoudig ◆ Verbindend vormgeven, zoals lassen en felsen.
materieel te werken en leidt het tot een kleinere
fundering. ◆ Walsen
De plakken uit het productieproces worden na-
Duurzaamheid genoeg altijd gewalst. Dit gebeurt onder hoge
Vanuit duurzaamheid vallen twee tegengestelde temperaturen waarbij het staal langs al dan niet
waarderingen op. Vanuit onderhoudtechnisch geprofileerde rollen wordt gevoerd. Zo ontstaat
oogpunt kan staal zeer gevoelig zijn door de er of een profiel of een plaat. De profielen zijn
kwetsbaarheid voor corrosie. Daartoe moet het er in zeer uiteenlopende doorsneden (die in de
staal vaak worden beschermd en frequent wor- volgende paragrafen worden behandeld) en
den onderhouden. worden rechtstreeks door constructiebedrijven
Een groot voordeel is met staal echter te behalen gebruikt en bewerkt. De platen dienen als basis
door de flexibiliteit in gebruik en de grote mate voor het vormen van koudgevormde profielen of
van geschiktheid voor hergebruik. In paragraaf al dan niet geprofileerde staalplaat.
00
50
s>
diu
igra
bu
3 rolvormen
4 rolbuigen 5 dieptrekken
Figuur 6.8 Koudvervormen van plaat
3 buigen van UNP 400 over zwakke as
◆ Koudvervormen Figuur 6.9 Geknikte en gebogen profielen
De gewalste staalplaten worden ter versteviging
van de doorsnede veelal vervormd zodat er door ◆ Gieten
een of meer ribben een stijver profiel of plaat Naast het walsen in profiel en plaat kunnen met
ontstaat. De hiertoe beschikbare technieken zijn: behulp van gieten ook zeer speciale vormen
• zetten en kanten, figuur 6.8-1 en 6.8-2; worden gemaakt. Hiervoor worden de speciale
• rolvormen, voor dak- en wandplaten en koud- staalsoorten gietijzer of gietstaal met een hoger
gevormde profielen en rolbuigen, figuur 6.8-3 koolstofgehalte gebruikt in verband met de
en 6.8-4; minimale krimp van deze samenstellingen. Het
• dieptrekken, voor het vormgeven van onder principe van gieten is even oud als eenvoudig:
meer gevelelementen, figuur 6.8-5. op basis van een model zijn mallen vervaardigd
Daarnaast kunnen gewalste profielen worden: die worden volgegoten en daarna gelost, figuur
• geknikt of gerecht, voor bijvoorbeeld geknikte 6.10.
liggers, figuur 6.9-1;
• gebuigwalst, voor bijvoorbeeld gebogen lig-
gers, figuur 6.9-2.
◆ Beschermingsconstructies
Op het moment dat een staalconstructie wordt
omhuld met gevel en dak wordt er niet alleen
een beschermende huid voor gebruikers van
Figuur 6.12 Machinaal snijden het gebouw gevormd, maar ook voor de stalen
draagstructuur. Niet altijd lukt het deze bescher-
ming uit te voeren doordat bijvoorbeeld:
• vanuit architectonisch oogpunt de draagstruc-
tuur buiten de omhulling staat;
C2 binnen, landelijk, droog gebied met wei- onverwarmde gebouwen waar laag
matig agressief nig luchtverontreiniging condensatie kan optreden,
bijvoorbeeld opslagplaatsen en
sporthallen
• bevestiging omhulling aan draagstructuur Daarvoor moet worden bezien wat de meer
plaatselijk de beschermende werking kan onder- gevoelige plaatsen zijn:
breken; • open ten opzichte van gesloten profielen;
• voordat het gebouw gereed is het weer al zijn • hoeken ten opzichte van vlakke onderdelen in
invloed heeft. profielen;
• aansluitingen door lassen en bouten;
Daarom worden los van de omhulling meestal • plaatselijke perforaties voor bijvoorbeeld
verdere maatregelen genomen om de staalcon- bouten;
structie te beschermen. • aangelaste plaatjes voor verstijving of verbin-
dingen;
◆ Afvoeren vocht • aansluitingen onderling bij bijvoorbeeld voet-
Als het vocht de staalconstructie toch bereikt, platen.
moet het zodanig snel worden afgevoerd, dat
groter kleiner
het niet tot aantasting kan komen, figuur 6.15.
In het algemeen kan worden gesteld dat hoe Binnen de basisproducten worden naar gelang
‘kaler’ het profiel wordt toegepast, hoe beter vorm en bewerkingsmethode de volgende
het is, figuur 6.16. Daartegenover staat dat hoe hoofdgroepen onderscheiden:
meer verbindingen, kopschotjes, enzovoort, er ◆ Profielstaal, warmgewalst, met I- of U-vormige
worden toegepast, hoe gevoeliger het is, figuur doorsnede;
6.17. ◆ Breedflensprofielen, warmgewalst, met H-
vormige doorsnede;
◆ Stafstaal, warmgewalst, met massieve, T- of
L- vormige doorsnede;
◆ Buizen en kokers, warmgewalst, met recht-
hoekige of cilindrische doorsnede;
◆ Koudgevormde profielen en plaat.
doorlopende niet doorlopende geen
schotjes schotjes schotjes
◆ Profielstaal
fout beter best De oudste vorm van profielen is profielstaal. Aan
Figuur 6.17 Corrosiegevoelige details het profiel worden het lijf en de flenzen onder-
scheiden. De oudste varianten zijn het INP- en
◆ Corrosiebehandelingen UNP-profiel waarbij de flenzen schuin verlopen
De volgende behandelingen zijn te onderschei- wat minder gemakkelijke aansluitingen mogelijk
den: maakt. Moderne varianten zijn het IPE en het
• legeringen met bijvoorbeeld chroom, zie para- UAP-profiel met rechte flenzen, figuur 6.18.
graaf 6.1, roest- en weervast staal;
• thermisch verzinken;
h = 80 - 750
h = 80 - 400
h = 80 - 300
h = 80 - 600
s =5-60
h =4-25
h
a
d =8-200 a =8-120 s =13-103 d b =14-100 b =10-150
h =16-75
1 stafstaal
a =30-200
h =30-200
h=b
a
2 staalprofielen
Figuur 6.20 Stafstaal
t
t t
met HE gevolgd door een aanduiding van de
lijfhoogte en een -A, -B respectievelijk -M die de
relatieve dikte van het profiel aanduidt. HE-A- d =145-380 d =180-380
profielen zijn het dunst, gevolgd door de HE-B-
profielen. HE-M-profielen worden alleen bij zeer 1 ronde buis 2 vierkante buis
grote belastingen of een vereiste geringe con-
structiemaat gebruikt.
w
t
h
t
h
h
t
w w w w
die al dan niet rechtstreeks daken en verdie- De plaats van de kolommen in de plattegrond
pingsvloeren gaan dragen. Vaak ook worden de is een keuze vanuit de enerzijds de functionele
hoofdliggers met bijbehorende kolommen eerst plattegrond anderzijds de constructieve moge-
op de grond tot een portaal gemonteerd waarna lijkheden. De factoren die hierbij een rol spelen
dit als geheel in een keer kan worden geplaatst. zijn:
Alle onderdelen zijn voorbewerkt en van alle • hoofdvorm plattegrond (vierkant, rechthoekig
montagevoorzieningen voorzien zodat een zeer of gebogen), figuur 6.25;
hoge bouwsnelheid kan worden bereikt. • gewenste vrije indeelbaarheid (kolomvrije
ruimte kan functionele eis zijn);
4
• gebruik kolommen in gevelconstructie, hier
zijn veelal meer kolommen noodzakelijk dan
voor de draagconstructie van het dak;
• beperkte constructiehoogte waardoor lagere
3 liggers noodzaken tot kleinere kolomafstanden.
Codering
2
1 Alle onderdelen hebben hun eigen coderings-
nummer zodat elke kolom of ligger precies de
Figuur 6.24 Opbouw staalskelet juiste opbouw kan hebben, geschikt voor zijn
v v
v v
v
6.2.2 Stabiliteit
Een staalconstructie, die enkel bestaat uit
kolommen en liggers, is nog niet stabiel omdat
de kolom-funderingverbinding meestal niet
momentvast is, maar als een scharnier werkt, 1 ongeschoord raamwerk
figuur 6.27. Dat betekent niet alleen dat tijdens
de opbouw van het skelet de kolommen tijdelijk
moeten worden geschoord maar dat de
staalconstructie als geheel stabiel moeten zijn.
De verschillende manieren waarop dit bij een
staalskelet is te realiseren, wordt in het kort be-
handeld.
2 geschoord raamwerk
Figuur 6.28 Ongeschoord en geschoord raamwerk
Figuur 6.27 Scharnierende kolom-funderingverbinding
Geschoord raamwerk
▶▶ Voor een uitgebreidere behandeling van het Als de stabiliteit niet wordt ontleend aan mo-
begrip stabiliteit zie deel 7 Bouwmethodiek. mentvaste verbindingen, maar aan verbanden,
wordt er gesproken van een geschoord raam-
werk, figuur 6.28-2. De kolommen en liggers
zijn nu veelal scharnierend verbonden, waardoor
de kolommen enkel verticaal worden belast en
d
d l
l l
1 1
Enkellaags l 9–60 −
d 35 40
d
l
l
l
l
d 1 1
Meer verdiepingen d 6–20 −
20 35
l
l
slanker kunnen zijn. Ook aan de verbinding zelf De keuze voor een van deze principes hangt sa-
worden er minder eisen gesteld doordat deze men met de verdere afbouw waarbij het al dan
geen momenten moet hoeven opnemen. Voor niet logisch is een betonnen of stenen wand te
het overbrengen van de horizontale belasting bij introduceren. Zuivere staalconstructies worden
een geschoord raamwerk kunnen de volgende met behulp van een verticaal vakwerk stabiel
principes worden toegepast: gemaakt.
• schijf of kern van dichte wanden, figuur De plaats van de verticale stabiliteitsconstructies
6.30-2; in de plattegrond moet goed overwogen tot
• verticaal verband van schoren, figuur 6.30-1. stand komen.
1 langs één kopgevel 2 minder vorm- 3 gebouw te lang, dan 4 splitsen van diago-
verandering 2x in dwarsrichting nalen per richting
Figuur 6.33 Plaatsing horizontale verbanden in plattegrond
In alle richtingen moeten de horizontale belastin- Bij langere gebouwen zijn meerdere vakwerklig-
gen worden opgevangen. gers gewenst.
Dit betreft de stabiliteit in de dwarsrichting, de
langsrichting en de stabiliteit tegen torsie. Als ze al niet aanwezig zijn in de vorm van gor-
Omdat de plaatsing van de verticale verban- dingen, moeten ter plaatse van de diagonalen
den soms onvermijdelijk samenvalt met een tussen de hoofdliggers koppelliggers worden
gewenste opening in bijvoorbeeld de gevel, aangebracht voor de vereiste vormvaste drie-
kunnen extra diagonalen soms een oplossing hoekvorm, figuur 6.34.
vormen, figuur 6.31.
Horizontale stabiliteitsconstructies
Voor de afdracht van de horizontale windbelas-
ting naar de verticale stabiliteitsverbanden is ook
een horizontaal verband noodzakelijk. Dit kan
worden gerealiseerd met behulp van:
• schijfwerking dak of vloerconstructie, door
koppeling onderling en/of aan liggers, figuur principe krachtsoverdracht
6.32-1; Figuur 6.34 Principe krachtsoverdracht, stabiliteitsverband
• horizontaal verband schoren, een zoge-
noemde wind- of vakwerkligger, figuur 6.32-2. Te grote lengten van de diagonalen zijn door de
rek in de staven ongeschikt en bij te ongelijke
Als de daken en/of vloeren niet als schijf zijn uit- rechte zijden van de driehoek dragen de liggers
gevoerd, moet bij een geschoord raamwerk ook zelf relatief te veel horizontale krachten dragen.
in horizontale zin een verband worden aange- Figuur 6.35 geeft enkele vuistregels voor
bracht. Hiertoe moet in alle windrichtingen een geschoorde raamwerken.
verband worden aangebracht. Een veel gekozen
oplossing is trekstaven te combineren tot een
zogenoemde wind- of vakwerkligger met een
serie gekoppelde kruisen over de hele breedte en
lengte van het gebouw, figuur 6.33.
d
l
Enkellaags l
1 1
geschoord 6–40 −
d 20 35
raamwerk d
l
l
l
Geschoord
b
raamwerk met H
5–20 6–8
scharnierende
verbindingen
Figuur 6.35 Vuistregels dimensionering geschoorde raamwerkconstructie Bron: Basisboek Overspannend staal
6.3 Kolommen
wenselijk zijn een kolom met een rechthoekige aanzienlijke belastingen worden opgenomen als
doorsnede te kiezen. Hiervoor kunnen holle ge- vraagt de plaatselijke aangrijping van die krach-
walste profielen worden gebruikt dan wel kolom- ten extra voorzieningen, figuur 6.38.
men worden samengesteld uit H- dan wel U-pro-
fielen met aangelaste platen, figuur 6.37. Voordelig is de in alle richtingen gelijke weer-
stand tegen buiging. De buisvormige profielen
zijn wel duurder dan de open profielen. Daar-
naast zal het duidelijk zijn dat vooral de aanslui-
tingen met liggers bijzondere aandacht vraagt.
plaatsing van leidingen. Echter bij de aansluitin- aanbrengen van een koppeling in een of twee
gen met de liggers en fundering moet hiermee richtingen, dan kan met een relatief geringe
rekening worden gehouden door gebruik van doorsnede worden volstaan, figuur 6.42.
kopplaten dan wel sparingen, figuur 6.40. In figuur 6.43 zijn voor verschillende kniklengtes
en belastingen benaderingen voor de kolom-
Het kan noodzakelijk zijn de kolom brandwerend afmetingen gegeven.
te bekleden. Het spreekt vanzelf dat deze bekle-
ding demontabel moet zijn voor het bereiken
van de leidingen bij eventuele reparatie, enzo- 6.4 Liggers
voort, figuur 6.41-1.
Het opnemen van leidingen in gesloten profielen De vloeren en daken in een staalconstructie
bevat een groot gevaar voor niet te onderkennen dragen in het algemeen hun krachten niet
corrosie aan het profiel en daarnaast is vervan- rechtstreeks op de kolommen af maar via hori-
ging van de leidingen hierbij ook uitgesloten, zontale constructieonderdelen, de liggers. Als de
figuur 6.41-2. doorsnede van een stalen ligger op het krach-
tenverloop wordt beschouwd, is net als bij de
kolommen ook hier een hoge efficiëntie van het
materiaalgebruik te zien. De ligger is opgebouwd
uit een relatief hoog, dun lijf dat de dwarskrach-
ten opneemt. Daarnaast zijn de delen die de nor-
maalkrachten op moeten nemen, de flenzen, aan
de uiteinden gesitueerd, figuur 6.44.
1 bekleding 2 nooit in gesloten
doorsnede 6.4.1 Liggers en vakwerkliggers
Figuur 6.41 Leidingen bij (brandwerende) beklede Ook liggers bestaan of worden veelal samen-
kolommen gesteld uit basisprofielen, zie paragraaf 6.1.4.
Hierbij kunnen de volgende verschijningsvormen
6.3.3 Vuistregels dimensionering worden onderscheiden:
kolommen 1 Vollewandliggers, met ononderbroken lijf;
Stalen kolommen kunnen relatief een geringere 2 Raatliggers, waarbij in het lijf openingen zijn
doorsnede hebben door de hoge druksterkte. Zij uitgespaard;
kunnen hierdoor uitstekend op druk worden be- 3 Vakwerkliggers, samengesteld uit staven met
last. Maatgevend voor de doorsnede is veelal de driehoekige opbouw;
knik. Daarnaast wordt in geval van ongeschoorde 4 Vierendeelliggers, samengesteld uit staven
raamwerken de kolom meer op buiging belast met rechthoekige opbouw.
dan in geval van een geschoord raamwerk.
Knik kan in twee richtingen optreden waardoor Vollewandliggers
kolommen met een zelfde weerstand tegen De eenvoudigste vorm van deze horizontale ele-
buiging in beide richtingen in het voordeel zijn. menten zijn de vollewandliggers. Meestal
Kan de kniklengte worden verminderd door het zijn dit standaard gewalste profielen met een
I-, H- of U-vormige doorsnede. De profilering
is zeer materiaaleconomisch doordat een grote
hoogte kan worden bereikt met weinig materiaal
en dus met geringe kosten en gering eigen-
gewicht.
lk
1 1
2–8 − één bouwlaag
lk 20 25
Gewalst of gelast ll kk
d d
profiel
dd dd 1 1
2–4 − meer bouwlagen
7 18
1 1
2–8 − één bouwlaag
lk 20 35
Kokerprofiel ll kk
d d
dd dd 1 1
2–4 − meer bouwlagen
7 28
d lk
Kolom samenge- dd 1 1
ll kk 4–10 −
steld uit profielen 20 25
lk 1 1
Staalbetonkolom ll kk 2–4 −
d d d 6 15
dd dd dd
Figuur 6.43 Vuistregels dimensionering stalen kolommen Bron: Basisboek Overspannend staal
Samengestelde vollewandliggers
1 IPE - profiel 2 HE-A - profiel 3 samengesteld
profiel Als extreme belastingen gepaard gaan met een
Figuur 6.44 Vollewandliggers met H- of I-vormige door- relatief geringe constructiehoogte, kunnen spe-
snede ciale samengestelde vollewandliggers uitkomst
h1
1 basisprofiel met snijlijn
h2
1 snijden, buigen en h 2 = 1,5 x h 1
lassen van dakligger
2 raatligger met lasnaden h3
x
h 3= h 2 + x
_ _ _ _ Lichte vakwerkliggers
Als de dwarskrachten gering zijn zoals bij dak-
_ + _ + _ + _ + _
constructies, kunnen vakwerkliggers worden uit-
gevoerd met relatief lichte profielen. De randsta-
+ + +
ven bestaan bijvoorbeeld uit een enkelvoudig of
1 ligger met diagonalen en verticalen
dubbel basisprofiel gecombineerd met gebogen
staven. Ook koudgevormde profielen zijn ge-
schikt voor de uitvoering in lichte vakwerkliggers,
_ _ _ _ _ _ figuur 6.50.
_ _ _ _ + _ _ + _ _
Zware vakwerkliggers
_ _ _ Voor het opvangen van vloerconstructies of voor
grote overspanningen moeten er zwaardere
2 K - ligger profielen worden toegepast. De samenstelling en
combinatie uit basisprofielen is schier eindeloos.
De verbindingen tussen de verschillende onder-
_ _ _ _
delen kunnen worden gebout of gelast en al dan
_ _ _ _ _
niet van zogenoemde knoopplaten worden voor-
+ + + +
zien, figuur 6.51.
+ + +
3 V - ligger
Figuur 6.49 Krachtenverloop in vakwerkliggers
1 met knoopplaten
3 drie-dimensionale buisconstructie
Figuur 6.52 Vakwerkliggers uit buisprofielen
1 fabricage staalbetonligger
voor oplegging op onderflens
verstijvingsplaat
principe dat hieraan ten grondslag ligt is dat de
betonvloer feitelijk als bovenflens van de stalen
ligger gaat functioneren. Hierdoor kan de stalen
ligger lichter zijn en kan een kleinere constructie-
hoogte en stijvere vloerconstructie worden be- 1 volle wandliggers
reikt. De ligger kan zowel als vollewand-, raat- of
vakwerkligger worden uitgevoerd, figuur 6.54.
h
h
hh l 1 1
Profielstaal h l 200–500 6–30 −
ll
15 20
l
h
Vakwerk van h
hh 1 1
warmgewalste h l 1000–4000 12–45 −
l
8 15
profielen ll
l
h
Vierendeel- h 1 1
hh
l 1000–3000 6–18 −
ligger h 4 12
l
ll
l
Staalbeton- h 1 1
300–1000 7–15 −
ligger h 20 25
hh l
h
l
ll
l
Figuur 6.56 Vuistregels dimensionering stalen verdiepingsvloerliggers Bron: Basisboek Overspannend staal
hhh
hh
hhh h
hh
h 1 1
Raatligger 6–18 −
10 18
lllll
l
Vakwerk met
hhh
hh
evenwijdige hhh
hh h
h 12–75 1 1
randen van −
(met zeeg) 8 12
warmgewalste lllll
l
profielen
Vakwerk van hh
hhh
h 1 1
hhh
hh
koudgevormde h 5–28 − h=(300-1000)
15 25
profielen lllll
l
Vakwerk met
schuine randen hhh
hh 1 1
h hhh
hh
h 8–20 −
van warm ge- 5 10
walste profielen lllll
l
Breedflenspro- hh
hhh 1 1
h 6–14 − h=(100-500)
fielen of kokers 20 30
lllll
l
hhh
hh
h
1 1
Ruimtevakwerk 30–150 −
15 30
lllll lllll
l l
Figuur 6.57 Vuistregels dimensionering stalen primaire dakliggers Bron: Basisboek Overspannend staal
Koud- hh
1 1
gevormde 120–300 3-12 −
25 35
profielen ll
hh 1 1
Profielstaal 200–1000 6-40 −
18 26
ll
Figuur 6.58 Vuistregels dimensionering secundaire dakliggers Bron: Basisboek Overspannend staal
afwerklaag
estrich of betonplaten
geluiddempende laag
verzinkte staalplaat
Staalbetonvloeren
Als het beton op de staalplaat ook constructief
gaat meewerken, wordt gesproken van staal-
betonvloeren. Afhankelijk van het meewerken
van staal als constructieve vloer zijn de volgende
2 staalplaat - betonvloer;
twee typen te onderscheiden:
constructieve koppeling beton en staalplaat
• staalbetonvloer met staalplaat enkel als ver-
loren bekisting en beton als constructieve vloer,
figuur 6.60-1;
• ‘echte’ staalbetonvloer waarbij de staalplaat
meewerkt als wapening van de betonvloer, de
schuifkrachten tussen beide materialen moet
door ribbels in de staalplaat worden opgeno-
3 staal - beton - ligger men, figuur 6.60-2 en figuur 6.61-5 en 6.61-6.
Figuur 6.60 Staalbetonvloeren Daarnaast moet de staalplaat brandwerend
worden bekleed: hij werkt nu immers mee in de
constructie.
Bij vloerconstructies wordt er sneller voor een op- structieve werking als schijf nodig, dan moet er
storting met beton gekozen waarbij staal en beton een druklaag met wapening in de andere rich-
al dan niet constructief meewerken. Hierbij geniet ting worden toegepast.
een oplegging op de onderflens de voorkeur waar-
door de ligger tevens als randkist kan werken. Breedplaatvloeren
Ook breedplaatvloeren zijn zeer geschikt voor
6.5.2 Steenachtige vloeren de toepassing in staalconstructies, figuur 6.61-3.
Van de steenachtige vloeren is beton het meest Door de dunne schil van de niet-afgestorte vloer
voorkomende materiaal gezien de uitstekende is de plaatsing in niet-aangepaste profielen ook
constructieve, brandwerende en geluidsisole- mogelijk. Een breedplaatvloer wordt grotendeels
rende functie. Uiteraard kan voor de vloeren ter in het werk gestort waardoor de vloer over de
plaatse gestort beton worden gekozen, maar ligger constructief kan worden beschouwd als
door de tijdrovende bekistingswerkzaamheden, geheel doorlopend. Hierdoor is een moment-
wordt de door de snelle montagebouw verkre- en doorbuigingsreductie te realiseren. Wordt
gen tijdwinst dan weer grotendeels tenietge- gekozen voor een oplegging op de onderflens
daan. De keuze valt daarom eerder op prefab- van de ligger, dan moet door sparingen in het
betonvloeren. lijf de vereiste steunpuntswapening worden aan-
gebracht, figuur 6.61-4. Breedplaatvloeren bij
Kanaalplaatvloeren staalconstructies kunnen als verdiepings- en/of
Een staalskelet wordt dus vaak gekozen vanwege als dakvloer worden toegepast.
de bouwsnelheid. Vanuit dit principe wordt het
liefst met zo licht mogelijke vloerelementen ge- 6.5.3 Cellenbetonelementen en houten
werkt die zoveel mogelijk geprefabriceerd wor- dakdozen
den aangevoerd. Kanaalplaatvloeren zijn hier- Twee veelgebruikte alternatieven voor vooral de
voor zeer geschikt omdat zij nagenoeg geheel dakplaten zijn platen in cellenbeton en dakdozen in
zijn geprefabriceerd en gewichtsbesparend door hout. Om dezelfde redenen als de toepassing van
de holle ruimten. Ze kunnen worden toegepast een staalplaat gebeurt de oplegging op de ligger.
als verdiepings- maar ook als dakvloer. Cellenbetonelementen worden veelal zonder on-
De oplegging van een kanaalplaat kan bovenop derlinge koppeling geplaatst waardoor ter voor-
de liggers, figuur 6.61-1, maar, afhankelijk van koming van het schuiven van de platen deze met
lengte van de platen en profilering van de lig- haken verankerd moeten worden dan wel door
ger, ook ertussen plaatsvinden, figuur 6.61-2. aangelaste schotjes op hun plek gehouden.
In dat laatste geval spreken wordt gesproken Houten dakdozen worden aan liggers genageld
van een geïntegreerde ligger met als grootste dan wel geschroefd.
voordelen de geringere constructiehoogte en de
beschermende werking voor lijf en bovenflens 6.5.4 Roostervloeren
van de ligger. Het aanstorten van de elementen Naast dichte stalen vloeren zijn er ook stalen
onderling en aan de ligger gebeurt alleen ter roostervloeren. Deze worden enerzijds gebruikt
afdichting van het hele vloerpakket. Is een con- in buitensituaties bij bijvoorbeeld bordessen van
bevestigingsbeugel
stalen rooster
onderliggende staalconstructie
Figuur 6.62 Roostervloeren
d
Stalen vloer- d 1 1
l 50–75 2–3 −
plaat l 35 40
d
Staalplaat- d l 1 1
l 100–150 2–4 −
betonvloer 25 30
Figuur 6.63 Vuistregels dimensionering stalen verdiepingsvloeren Bron: Basisboek Overspannend staal
Koud gewalst d 1 1
l 25–120 2–6 −
plaat 40 70
Sandwich- d
1 1
element met l 75 2–3 −
25 30
stalen platen
Figuur 6.64 Vuistregels dimensionering stalen dakvloeren Bron: Basisboek Overspannend staal
vooropening
contactdruk
s b
k l
d
Boutverbindingen worden het meest toege- 2 bereikbaarheid
past in scharnierende verbindingen. De bouten
worden dan loodrecht op hun vlak belast op
afschuiving en op stuik, figuur 6.70-1. Moet de d d
verbinding ook momenten opnemen, dan wordt
de bout ook op trek belast.
d = randafstand + 5 mm
Bouten komen voor in diameters tot 64 mm i.v.m. ruimen van de gaten
Scharnierende verbinding
Is de verbinding scharnierend, dan kan de voet-
plaat kleiner zijn en met twee verankeringen aan
de fundering worden bevestigd, figuur 6.73-1b
zelftappende schroef schietnagel blindklinknagel en 6.73-2b.
Figuur 6.72 Schroeven, blindklink- en schietnagels
Momentvaste verbinding
Moet de verbinding momenten opnemen, dan is
momentvast scharnierend er veelal een grotere, maar ook stijvere voetplaat
noodzakelijk die op meerder plaatsen wordt
verankerd, figuur 6.74-2 en figuur 6.75-1. Afhan-
1a 1b kelijk van de dikte van de plaat zijn verstijvingen
met schotjes noodzakelijk, figuur 6.75-1. Men
wil deze echter liever voorkomen, gezien de
op
1 afwerkvloer
2a 2b
verzonken
2 in
afwerkvloer
1 bewerkelijk en 2 beter:
aanleiding tot corrosie dikkere voetplaat
Figuur 6.73 Principes kolom-funderingverbindingen Figuur 6.74 Voetplaten aan kolommen
aangieten
6.6.3 Kolom-kolomverbindingen
Bij lagere gebouwen worden de kolommen
veelal in een doorlopende lengte aangevoerd. Bij
meer dan twee bouwlagen zijn echter verbindin-
gen tussen kolommen onderling noodzakelijk, 1 stompe las 2 hoeklas
figuur 6.77. Figuur 6.77 Gelaste kolom-kolomverbinding
gevoerd. Dit is zeer wel mogelijk bij verlopende doorgaande ligger doorgaande kolom
’moment’-vast
1 profielen
1a 1b
1 gelaste verbindingen
2 buizen
Figuur 6.82 Ligger-liggerverbindingen in dezelfde lijn
Meervoudige liggersystemen
Als de belastingen uit de vloer- of dakplaten in
twee of drie stappen via liggers naar de kolom-
2a 2b
men worden afgedragen, is er sprake van pri-
2 geboute verbindingen maire, secundaire en eventueel tertiaire liggers,
ook wel moer- en kinderbalken genoemd, figuur
plaats voor 6.26. De secundaire liggers kunnen tussen dan
leidingen
wel boven op de primaire liggers worden ge-
monteerd, figuur 6.83.
geveloppervlak. De secundaire ligger wordt Zowel kolom, liggers als diagonalen zijn uit ver-
meestal als ligger op twee steunpunten bere- schillende profielen op te bouwen waarmee de
kend, figuur 6.83-2a en figuur 6.86. Het uitvoe- verbinding op een groot aantal manieren is te
ren als doorgaande ligger is minder eenvoudig realiseren.
omdat het overbrengen van het overgangsmo- Er moet rekening mee worden gehouden dat bij
ment een zeer nauwkeurige verbinding vraagt belasting van de kolom deze enigszins verkort
die hoge eisen stelt aan de passingen en de waardoor de vooraf ingestelde spanning in de
montage, figuur 6.83-2b en 6.87. diagonaal wegvalt. Daarom moet bij slappe trek-
diagonalen, zoals staven en kabels, figuur 6.88,
de definitieve verbinding zijn na te stellen.
1 secundaire ligger in
hart primaire ligger
bij systeemvloeren aangelaste vulstrip Figuur 6.88 Staven en kabels voor stabiliteitsverbanden
op de secundaire ligger
3 bovenzijde liggers
Horizontale vakwerken
gelijk, met in het Voor de horizontale vakwerken gelden veel van
werk gelaste verbinding dezelfde principes als bij de verticale vakwerken.
Figuur 6.87 Voorbeelden liggers in een vlak, momentvaste Daarnaast moeten bij enkelvoudige liggerssyste-
verbindingen men extra koppelliggers aangebracht worden
ter plaatse van de wind- of vakwerkligger, figuur
6.6.6 Stabiliteitsconstructiesverbindingen 6.90. Ook hier zijn legio mogelijkheden, afhan-
Afhankelijk van de gekozen oplossing voor de kelijk van de gekozen profielen realiseerbaar.
stabiliteit moeten ook deze onderdelen worden
verbonden. Voor het ongeschoord raamwerk zijn
al verschillende momentvaste kolom-liggerver- 6.7 Brandbeveiliging
bindingen behandeld. Nu komen de verticale en
horizontale vakwerken in de geschoorde con- Een van de belangrijkste aandachtspunten bij de
structies ter sprake. toepassing van een stalen draagstructuur is de
brandgevoeligheid. Staal is onbrandbaar, echter
Verticale vakwerken de sterkte en stijfheid nemen al bij temperatu-
De verbindingen in verticale vakwerken zijn ren vanaf 300 °C snel af, waardoor bijvoorbeeld
die tussen de diagonalen met kolom en ligger. een onbeschermde stalen kolom slechts een
detail 3
detail 2
detail 5
brandwerendheid van vijftien à dertig minuten wordt ingepakt of behandeld met brandwerende
heeft. Daarom moet, wanneer de functie van het verf;
gebouw daarom vraagt, een zekere brandbeveili- • brandbeveiliging door afschermen met bij-
ging worden toegepast. voorbeeld plafond;
• dubbele constructie of niet nadelig bezwij-
6.7.1 Brandbeveiligingsprincipes kende constructie.
Om een staalconstructie tegen brand te be-
schermen, zijn er veel mogelijkheden. Principieel
wordt onderscheid gemaakt naar:
• brandwerend bekleden, waarbij de constructie
Opschuimende verf
Voor staalconstructies die in zicht blijven en toch
een zekere brandwerendheid moeten bezitten,
kan een speciale verf worden toegepast die bij
verhitting opschuimt en zo alsnog een bescher-
mende laag vormt. De brandwerendheid is geli-
miteerd tot circa negentig minuten en wordt bij
beschadiging van de verflaag tenietgedaan.
1 bekleding met 2 spuitwerk
stukadoorswerk
op pleisterdrager 6.7.3 Brandwerend scheiden
Figuur 6.92 Brandwerende bekleding met pleisterwerk en Een geheel ander principe is het afscheiden van
spuitpleister de stalen constructieonderdelen door bijvoor-
beeld verlaagde plafonds, figuur 6.94-3 en
Brandwerendheidseis Minuten
30 60 90 120
Voorzieningen brandwerende beplating + ++ + +
brandwerende bespuiting + + + +
brandwerende verf + + +/– –
toevoegen van wapening bij composiet systeem + + + +
schalmgat
bordes
balustrade
balusters
vrije hoogte bordes
n
plij
loo
loo
plij
n
hoofdleuning welstuk
tweede leuning
binnenboom
buitenboom
trede
stootbord
leuningzone
r
lijn
klim
t
rm
wel
pa
tra
α
r = optrede trede
vrij breedte
t = aantrede eb
α = traphelling ree
dte
ten. Om bij het belopen van de trap een groter • welstuk: aansluiting bovenste trede traparm
draagvlak voor de voet te krijgen, ofwel een gro- op verdiepingsvloer (of bordes);
tere tredebreedte, wordt vaak de voorkant van • optrede (r): verticale afstand tussen tredevlak-
een hoger gelegen trede voor de achterkant van ken. Er is meestal één optrede meer dan het aan-
de onderliggende trede geplaatst; tal aantreden. Alle optreden moeten, net zoals
• wel: overstekend deel trede (verschil tussen alle aantreden, dezelfde maat hebben;
tredebreedte en aantrede). • stootbord: sluit ruimte tussen boven- en
Tot bewoning Niet tot bewoning Bouwwerken geen
bestemde gebouwen bestemde gebouwen gebouw zijnde
Hoogte gemeten vanaf de vloer
1 en 2 niet van toepassing op • bovenste trede van • bovenste trede van • bovenste trede
een vloer ter plaatse van: een trap een trap van een trap
• bovenkant van een • bovenkant van een • bovenkant van
helling helling een helling
• aangrenzend(e) • podium • aangrenzend(e)
vloer, terrein of wa- • bassin vloer, terrein of
ter niet lager dan • laadvloer water niet lager
0,600 m • perron dan 0,600 m
• aangrenzend(e)
vloer, terrein of wa-
ter niet lager dan 1
m
1
mag ten minste 0,700 m zijn, als de som van de hoogte van de afscheiding en de breedte van een op die hoogte aan-
wezig horizontaal vlak tenminste 1,1 is
onderkant treden af. Zijn er stootborden aanwe- minste aan één zijde – geëist bij trappen die een
zig, dan spreekt men van een dichte trap; ont- groter hoogteverschil overbruggen dan 1 m en
breken ze, dan is er sprake van een open trap; waarvan de klimlijn een helling heeft die groter
• trapbomen: treden worden gedragen door bij is dan 2:3. De bovenkant van deze leuning(en)
de trap horende constructieonderdelen, die aan moet zich ten minste 0,800 m en ten hoogste
de zij- of onderkant van de trap kunnen voor- 1,000 m boven de voorkant van de tredevlakken
komen; van deze trap bevinden. Deze eis volgens het
• buitenboom: lange trapboom die ontstaat Bouwbesluit 2003 geldt bij woningbouw (nieuw
wanneer de looplijn van de trap van richting te bouwen) en bij overige niet tot bewoning
verandert. Deze wordt meestal aan de muurzijde bestemde gebouwen. Voor de leuningen wordt
geplaatst. plaatsingsruimte gereserveerd: de zogenaamde
• binnenboom: kortere, vrije trapboom; leuningzone. De kleinste afstand tussen deze
• schalmgat: ruimte tussen binnenbomen bij leuningzone en de tweede leuning wordt wel de
bordestrap. vrije breedte van de trap genoemd. Bij afwezig-
• vrije hoogte trap of bordes: maat tussen on- heid van de tweede leuning is de vrije breedte de
derzijde rand trapgat, dat men passeert bij het afstand tussen de leuningzone en de tegenover-
belopen van een trap, en (denkbeeldige) lijn liggende wand verminderd met 50 mm (ruimte
over voorkant treden. voor muurboom); en bij een spiltrap, zie para-
graaf 7.1.3, de ruimte tussen de leuningzone en
Leuningen, afscheidingen en balustraden de spil.
Om een trap goed te kunnen belopen, is vaak
een houvast gewenst. Daarom worden er leu- Langs de open zijde van trappen en trapgaten
ningen toegepast. Leuningen worden – ten worden, als er ten minste een hoogte van 1 m
minimaal één
verdreven
trede in rechte
deel trap
wordt overbrugd, voor de veiligheid afschei- trap waarin de looplijn geleidelijk, maar uiteinde-
dingen geplaatst in de vorm van bijvoorbeeld lijk 90° van richting verandert, wordt kwart(slag)
hekken of muurtjes. Deze worden balustraden genoemd. In dit deel van de trap loopt de voor-
genoemd. Als zo’n balustrade is opgebouwd kant van een trede niet meer evenwijdig aan de
uit een leuning met spijlen, worden deze spijlen voorkant van de daarboven liggende treden.
balusters genoemd. Deze afscheidingen moeten Deze worden verdreven treden genoemd. Zo’n
ten minste een hoogte van 0,800 m hebben kwart met verdreven treden kan aan de onder-
boven de voorkant van de tredevlakken van de zijde van de trap (onderkwart), figuur 7.3-2, aan
trap, mogen horizontaal gemeten niet meer dan de bovenzijde (bovenkwart), figuur 7.3-3, en aan
0,050 m vanaf de trap bevestigd zijn. Er mogen de onder- en bovenzijde worden geplaatst,
zich geen openingen in bevinden breder dan figuur 7.3-4. Afhankelijk van de richting waarin
0,100 m, tenzij deze hoger zitten dan 0,700 m. de draai over dat kwart naar boven loopt, wordt
Tussen de 0,200 m en 0,700 m boven de vloer er gesproken van een linkse of rechtse trap.
mogen zich geen opstapmogelijkheden bevin-
den. In figuur 7.2 is een overzicht gegeven van Als er zich tussen onder- en bovenkwart geen
de eisen voor afscheidingen in de verschillende recht stuk trap meer bevindt, ontstaat er een
gebruiksfuncties. spiltrap. De spil is dan het verticale constructie-
deel dat de smalle einden van de treden draagt.
7.1.3 Trapvormen De buitenboom van de spiltrap kan rechthoekig,
Trappen kunnen in zeer veel vormen worden ge- figuur 7.3-5, of rond, figuur 7.3-6, worden ge-
maakt. De keuze van de vorm wordt in belang- maakt. Bij een ronde spiltrap staat de voorkant
rijke mate bepaald door de functie van de trap van de treden in principe haaks op de looplijn,
en het te verwachten aantal en soort gebruikers. figuur 7.3-6. Als bij de spiltrap de spil wordt ver-
Ook de beschikbare ruimte voor de trap, het ge- vangen door een spiraalvormige binnenboom,
mak en de veiligheid in het gebruik, de gewenste ontstaat er een wenteltrap (vroeger ook wel
aansluitingen ter plaatse van de verdiepingen en Engelse of wrongtrap genoemd), figuur 7.3-7.
de gewenste looplijnen in de ontsluiting van het
gebouw zijn belangrijke uitgangspunten voor de De onderbreking van een rechte trap met
te kiezen vorm van de trap. In minder belang- bordes(sen), de bordestrap, is al ter sprake geko-
rijke mate spelen bij de keuze van de trapvorm men. Over het algemeen wordt een bordestrap
een rol: uitgevoerd met twee traparmen en een bordes,
• constructieve gegevens te overbruggen ver- figuur 7.3-8, maar variaties hierop zijn uiteraard
diepingshoogte en mogelijke trapgatafmetingen mogelijk. Zo is de trap met een hoekbordes een
in verdiepingsvloer; nog regelmatig voorkomende variant, figuur
• aanbrengen trap en montagemogelijkheden 7.3-9. Als er aan de onder of bovenkant van een
tijdens uitvoering; trap een beperkte toegang is, kan er gekozen
• bij varianten horende consequenties voor worden voor een scheluwe of dubbelscheluwe
kostprijs. trap, figuur 7.3-10 en 7.3-11. Bij een scheluwe
trap staat alleen het welstuk haaks op de bomen.
Er is een aantal hoofdvormen van trappen te on- De onderste trede loopt schuin. Of de onderste
derscheiden, figuur 7.3. trede staat haaks op de boom en het welstuk
De meest eenvoudige vorm is de rechte steek- schuin op de bomen, terwijl de tussenliggende
trap, figuur 7.3-1, waarbij de treden rechthoekig treden geleidelijk van schuin op recht overgaan.
van vorm zijn en de looplijn recht is. Deze trap Als belangrijk gevolg van een secundaire func-
neemt relatief veel plaats in beslag, vooral door tie en over het algemeen weinig beschikbare
de benodigde aanloopruimte onder en boven aan ruimte zijn voor bepaalde situaties bijzondere
de trap. trapvormen ontwikkeld. Zo wordt er voor wei-
Om ruimte te besparen, wordt er daarom vaak nig gebruikte bergzolders gebruikgemaakt van
voor een andere trapvorm gekozen waarbij de opschuifbare of opklapbare vlieringtrappen, figuur
looplijn van richting verandert. Het deel van de 7.4.
7.1.4 Algemene voorschriften betreffende gelden er andere afmetingen, zie bijlage H. Voor
trappen niet tot bewoning bestemde gebruiksfuncties
Het Bouwbesluit 2003 geeft voorschriften betref- gelden andere afmetingen, zie bijlage G. Een
fende trappen. Hierbij wordt onderscheid ge- trap bestemd voor het ontsluiten van een ge-
maakt tussen verschillende soorten gebruiksfunc- bruiksfunctie waarmee meer dan 1,500 m hoog-
ties, tussen bestaande bouw en nieuwbouw en teverschil overwonnen wordt, moet in een be-
worden twee categorieën trappen onderschei- sloten ruimte zijn ondergebracht die ten minste
den, zie bijlage E. Voor de afmetingen van trap- regenwerend is (NEN 2778).
pen is het onderscheid tussen woonfunctie en
andere gebruiksfuncties van belang. Deze laatste In verband met de aanpasbaarheid van wonin-
categorie wordt ingedeeld naar bezettingsgraad gen in geval een bewoner gehandicapt raakt dan
en de oppervlakte aan verblijfsgebied waarop de wel door ouderdom minder mobiel wordt, is het
trap is aangewezen. Aan de hand van deze gege- aan te raden in de woningbouw niet uit te gaan
vens wordt deze vervolgens in categorie A of B van de genoemde minimum maten, maar de
ondergebracht, zie bijlage F en G. ruimten onder en boven aan de trap ruimer te
Niveauverschillen van meer dan 0,210 m tussen dimensioneren voor het eventueel aanbrengen
vloeren van verblijfsgebieden, verkeersruimten, van een traplift. Bij rechte steektrappen:
toiletruimten en badruimten dan wel tussen één • onder ten minste 1,700 m x trapbreedte;
van die vloeren en het aansluitende terrein moe- • boven ten minste 0,950 m x trapbreedte.
ten zijn overbrugd door een vaste trap of vaste
hellingbaan. Dit geldt niet voor een lichte indu- Ook moet dan de trapbreedte ten minste
striefunctie, een overige gebruiksfunctie 1,500 m tussen de bomen zijn, in verband met
die geen gebruiksfunctie is voor het personen- de vrije passage en vluchtweg. In centrale trap-
vervoer met een gebruiksoppervlakte > 50 m2 of penhuizen van woongebouwen met een hoog-
voor het stallen van motorvoertuigen. Voor de teverschil tot 3,000 m, zonder lift, moet er vol-
afmetingen waaraan zo’n trap moet voldoen, zie doende ruimte onder en boven aan de trappen
bijlage G. zijn voor het aanbrengen van een trapplateaulift:
• onder ten minste 1,800 m x trapbreedte;
Voor bestaande woningen en woongebouwen • boven ten minste 1,400 m x trapbreedte.
gelden lichtere eisen; het te overbruggen hoog-
teverschil moet meer dan 0,220 m zijn en heeft Overige voorzieningen ten behoeve van de inte-
geen betrekking op het verblijfsgebied. Tevens grale toegankelijkheid worden in paragraaf 7.1.8
behandeld.
▶▶ Zie ook deel 6C Liften en roltrappen, hoofd- moeten worden, zoals in bejaardentehuizen en
stuk 15. ziekenhuizen (brancards), wordt een spiltrap niet
toegestaan.
Voor trappen uit categorie A geldt dat ze bij de Treden van trappen in ruimten die worden ver-
bovenste trede aansluiten op een vrije vloerop- duisterd terwijl er mensen aanwezig zijn (theater,
pervlakte van ten minste 0,800 bij 0,800 m. bioscoop) moeten worden verlicht.
Voor trappen uit categorie B geldt dat ze bij de
bovenste trede aansluiten op een vrije vloerop- 7.1.5 Maten voor trappen
pervlakte van ten minste 1,200 bij 1,200 m. Tre- Volgens het Bouwbesluit 2003 is bij niveauver-
den van vaste trappen moeten zijn voorzien van schillen groter dan 210 mm een trap of een
een wel. In een voor publiek bestemd gebouw hellingbaan vereist. Het is beter te pleiten voor
moeten vloeren en trappen zijn voorzien van een én een trap én een hellingbaan bij alle hoogtever-
stroef loopvlak. schillen tot 1,000 m binnen gebouwen. Bij hoog-
teverschillen boven 1,000 m is naast de trap een
Eisen aan vluchttrappen (rolstoelplateau)lift of een hefplateau te adviseren.
Het Bouwbesluit geeft aan dat er eisen kunnen In verband met de veiligheid mogen er vooral
worden gesteld aan de constructieve veiligheid, in voor het publiek bestemde gebouwen geen
vooral de brandwerendheid met betrekking tot plotselinge hoogteverschillen (treden of drempels
bezwijken. Hierin worden trappen niet met name hoger dan 20 mm) worden aangebracht.
genoemd, echter alle constructies die deel uit- Vaste trappen of traparmen van woongebouwen
maken van de vluchtroute moeten dertig minu- mogen geen groter ononderbroken stijghoogte
ten brandwerend zijn. In veiligheidstrappenhui- hebben dan 4,000 m. In het Bouwbesluit is de
zen moet dit zestig minuten brandwerend zijn. hoogte van verdiepingen gereglementeerd, een
verblijfsgebied moet bij nieuwbouw een vrije
In het Bouwbesluit 2003 worden aan vluchttrap- hoogte hebben van ten minste 2,600 m. Voor
pen geen andere eisen gesteld dan aan overige verdiepingshoogten van 2,800 m worden ook
trappen. Wel worden door middel van de standaardtrappen gemaakt.
gebruikstoestemming, die moet voldoen aan
’Een brandveilig gebouw bouwen‘, eisen ge- De gemakkelijkst beloopbare trap blijkt een op-
stelde aan vluchtwegen en trappen. trede van 175 mm en een aantrede van 290 mm
Een rookvrije vluchtroute moet ten minste 0,600 te hebben. Om ruimte te besparen, worden de
m breed zijn (een trap 0,800 m) en heeft een trappen meestal steiler gemaakt door de aan-
minimale hoogte van 1,9 m. De breedte van de trede te verkleinen of de optrede te vergroten, of
bordessen van de vluchttrappen moet minstens allebei. Wordt alleen de aantrede verkleind, dan
de breedte hebben van de breedste trap en de geeft het afdalen al snel een onveilig gevoel door
diepte moet minstens 0,600 m zijn. De optrede het ontbreken van voldoende plaats voor de voe-
mag ten hoogste 0,200 m zijn, de aantrede ten ten. Wordt alleen de optrede vergroot, dan kost
minste 0,200 m. het meer moeite de trap te beklimmen. Uit on-
Bij trappen tot 1,200 m breed moeten er ten derzoek is gebleken dat de verhoudingen tussen
minste aan één zijde een leuning zijn, bij bredere optrede en aantrede die de minste problemen
trappen aan twee zijden. geven, wordt benaderd door:
• traphellingen ≤ 40°: 1t + 2r = .640 mm;
In het algemeen wordt het gebruik van spiltrap- • traphellingen > 40°: 1t + 4r = 1.040 mm.
pen, vooral in hoge woongebouwen, als vlucht-
weg niet geaccepteerd, omdat de treden naast Deze formules staan echter alleen in de NEN
de spil zeer smal zijn. Alleen wanneer de diame- 3509 en worden niet van toepassing verklaard in
ter van de spil ten minste 700 mm is, kunnen het Bouwbesluit.
ze worden toegestaan. Ook mag een dunnere Op nog een aantal punten gaat de norm echter
spil met een binnenleuning worden toegepast. verder, ter verbetering van de veiligheid en het
In gevallen waarin vluchtende mensen begeleid comfort op de trap.
Zo worden in zogenoemde A-categorieën ook en wand (40 mm) op te tellen, waarvan wordt
grenzen aangegeven voor de straal van de loop- afgetrokken een gebruikelijke stelruimte voor
lijn in een kwart; wordt de relatie tussen optrede vooral houten trappen van 10 mm. De looplijn
en aantrede verder uitgewerkt, en worden de komt dan op z’n minst 300 mm uit de buiten-
grenzen voor de vrije hoogten groter. Bovendien kant van de trapboom te liggen.
geven deze extra grenzen de mogelijkheid tot
standaardisatie van minimale trapgaten, onaf- Als de trap vrij langs een wand loopt zonder dat
hankelijk van de verdiepingshoogte (NEN 3509). er aan die zijde een leuning wordt aangebracht,
kan er gevaar voor het beklemd raken van een
Ook het Handboek voor Toegankelijkheid geeft voet ontstaan. De trap mag dan ook maximaal
richtlijnen voor goed bruikbare trappen voor 50 mm uit de wand staan. Voor treden wordt
woningbouw en utiliteitsbouw. Daarbij moet eveneens in het Bouwbesluit de kleinste trede-
worden opgemerkt dat de prestatie-eisen van breedte aangegeven, zie bijlage G en H. Voor
het Bouwbesluit minimumeisen zijn. Voor een vaste trappen van gebouwen geldt in het Bouw-
betere en integrale bruikbaarheid is het beter de besluit een minimale vrije hoogte van 2,300 m
richtlijnen van het Handboek voor Toegankelijk- boven de voorzijde van de trede.
heid aan te houden.
7.1.6 Trapleuningen en balustraden
Treden van vaste trappen in woongebouwen Vaste trappen van gebouwen moeten volgens
moeten volgens de NEN 3509 zijn voorzien van het Bouwbesluit van leuningen zijn voorzien,
een wel (over volle lengte trede). Bij aantreden zie paragraaf 7.1.4. In sommige situaties is een
kleiner dan 240 mm en groter dan of gelijk aan kinderleuning gewenst op 600 mm hoogte bo-
225 mm moet een wel van ten minste 20 mm ven het tredevlak. Vanwege de mogelijkheid
worden gebruikt. Bij aantreden kleiner dan 225 van beklimming mag deze echter alleen worden
en groter dan of gelijk aan 210 mm moet een aangebracht aan de kant van een trap die door
wel van ten minste 30 mm worden gebruikt. Bij een wand is afgesloten. Aan de kant van de trap
aantreden kleiner dan 210 mm moet een wel waar de klimlijn is geprojecteerd, wordt voor de
van ten minste 40 mm worden gebruikt. Deze hoofdleuning een leuningzone gereserveerd ter
laatste situaties komen alleen voor bij andere breedte van ten minste 100 mm. De buitenkant
functies dan woonfuncties. Deze eisen komen van de leuning moet ten minste 40 mm vrij blij-
voort uit het gegeven dat vooral bij kleinere ven van de wanden of de rand van het trapgat
tredebreedten (trappen met kwarten) de om beknelling van de handen te voorkomen.
beloopbaarheid bij het klimmen door een Uiteraard moet een leuning goed houvast bie-
grotere wel wordt verbeterd. De plaats van de den. Het beste houvast, vooral voor bejaarden
looplijn wordt hier niet door beïnvloed. Het blijkt en mindervaliden, wordt geboden door ronde
dat bij bijvoorbeeld spiltrappen en trappen met leuningen met een middellijn van 40 mm. De in
kwarten de looplijn toch zo dicht mogelijk bij de de woningbouw gebruikelijke houten stokleuning
buitenleuning wordt gekozen. is daarvan een goed voorbeeld, figuur 7.5-4.
De minimale afstand van de klimlijn tot de bin- De hoofdleuning, als deze aan de wand is beves-
nenkant van leuning wordt dan bepaald door tigd, moet in plattegrond altijd voor of hooguit
een gemiddelde halve heupbreedte van volwas- gelijk aan de eerste trede beginnen en boven
senen (180 mm) vermeerderd met een marge aan de trap(arm) ten minste 75 mm voorbij het
voor kleding en beweging (30 mm); totaal mini- welstuk eindigen.Voor bejaarden en minderva-
maal 210 mm. liden geeft het doorlopen van de leuning over
De maximale afstand van de looplijn tot de bui- het hele bordes een extra steun. In bijvoorbeeld
tenkant van de leuningzone wordt volgens de bejaardentehuizen is dit aan te raden; daar wor-
NEN 3509 bepaald door bij deze afstand van 210 den ook in gangen muurleuningen aangebracht,
mm de minimale breedte van de leuning figuur 7.5-3.
(60 mm) en de minimale afstand tussen leuning
kunststof epoxy
rozet mortel
inbusbout
hardhout
18 mm
wbp multiplex
1 mm
afwerking
Vaste trappen moeten aan elke open zijkant, dus Gelaagd glas heeft relatief een hoog gewicht
ook wanneer de trap meer dan 50 mm uit de en bij een balusterafstand van h.o.h. 1.200 mm
wand staat, worden voorzien van een balustrade wordt al een dikte van 10 mm verlangd. Voor
met een hoogte van minimaal 800 en maximaal een doorzichtige uitvoering van balustraden zijn
1.000 mm boven de voorkant van de tree. er diverse prefab-systemen op de markt, figuur
Balustraden langs bordessen en trapgaten 7.6. Deze systemen zijn vaak gecombineerd met
moeten echter minimaal 1.000 mm hoog zijn en een leuningsysteem, zodat op en rond de trap-
ten minste 1.200 mm hoog in die gevallen waar pen eenzelfde verschijningsvorm kan ontstaan.
het hoogteverschil tussen trap of bordes en de Voor de woningbouw zijn deze systemen vaak
onderliggende vloer meer dan 13 m bedraagt.
Balustraden moeten zo worden uitgevoerd, dat
openingen hierin niet kunnen worden gebruikt
als steun voor het beklimmen. In een balustrade
mogen zich daarom geen opstapmogelijkheden
bevinden tussen de 0,200 m en 0,700 m boven
de vloer. Ook moet worden voorkomen dat
kleine kinderen zich tussen de stijlen van een ba-
lustrade door kunnen wringen. Het Bouwbesluit
eist dat als de balustrade is opgebouwd uit stij-
len, de onderlinge afstand niet groter mag zijn
dan 100 mm, zie verder figuur 7.2. Balustraden
moeten ook veiligheid bieden tegen doorvallen.
Naast balustraden met stijlen worden er in leu-
ning- en balustradesystemen tegenwoordig ook
vrij veel panelen opgenomen. Als deze panelen
doorzichtig worden uitgevoerd, mogen ze (NEN
3569) alleen worden uitgevoerd in gelaagd vei-
ligheidsglas, draadglas of kunststof. Figuur 7.6 Balustradesysteem (Sterkos)
te kostbaar. Andere veelvoorkomende leuning- de keuze van beton zeer voor de hand. Houten
constructies zijn naast staal-verzinkte balustraden trappen zijn echter aan de onderzijde zodanig te
die tevens leuning zijn, figuur 7.9-1 en 7.9-2, bekleden met brandwerende materialen (zoals fi-
de rond-stalen buisleuningen. Deze leuning kan bersilicaat platen en Promat) dat aan wat lichtere
omtrokken worden met een PVC-kous in kleur. eisen van brandwerendheid kan worden voldaan
Hiermee wordt koud aanvoelen, het snel bescha- (dertig minuten). Ook bijvoorbeeld stalen trap-
digen van verf en de eventuele geluidsoverlast bomen zijn met (schuimvormende) verfsystemen
(bij ertegenaan slaan) tegengegaan. te behandelen zodat ze, mits door de plaatselijke
Brandweerinspectie geaccepteerd, aan de ge-
Bij leuningen en balustraden moet, ondanks de stelde brandwerendheidseisen kunnen voldoen.
uitgebreide systemen, veel aandacht worden
geschonken aan bevestigingen vanwege de vaak De maatvoering van trappen kan de materiaal-
zeer grote belastingen (door verhuizen, stoten, keuze beïnvloeden. In het algemeen kunnen
enzovoort). Bevestigingstechnieken, zoals boor- stalen en vooral houten trappen in geringere
ankers, figuur 7.5-3, en chemische ankers, afmetingen worden gerealiseerd dan betontrap-
maken een deugdelijke bevestiging, afgestemd pen en kunnen ook in vorm gemakkelijker wor-
op de materialen waar tegenaan bevestigd den aangepast aan de beschikbare ruimte in het
wordt, mogelijk. Figuur 7.5-2 toont een con- gebouw. Ook de constructieve mogelijkheden
structie waarbij gelaagd glas door middel van in het gebouw zijn van invloed op de materi-
kunsthars wordt ingeklemd. aalkeuze. Door zijn gewicht kan een betontrap
moeilijk op een houten vloerconstructie worden
7.1.7 Materiaalkeuze geplaatst, echter een houten trap wordt in de
Veel materialen lenen zich voor toepassingen in woningbouw wel op een betonvloer geplaatst.
trappen, zo niet voor een trap als zodanig, dan Trappenhuizen kunnen in bepaalde situaties niet
wel in onderdelen van de trap. Materiaalkeuzen alleen ruimtelijk afgescheiden zijn, maar ook
zijn daarom naast functionele overwegingen constructief geheel zelfstandig staan, bijvoor-
ook gebonden aan het architectonisch concept beeld betontrappen in een trappenhuis van be-
en zodoende vaak bepaald door de periode ton. Zo speelt ook de relatie ontwerp c.q. vorm
waarin ze worden gemaakt. Volledig gemetselde van de trap en de materiaalkeuze een rol. Als er
trappen en natuursteentrappen worden tegen- ruimtelijke ‘transparantie’ wordt beoogd, ligt een
woordig niet of nauwelijks meer toegepast, maar materiaalkeuze waarmee zo slank mogelijk kan
waren in het verleden veel voorkomend. worden gedetailleerd (staal) voor de hand.
De huidige mogelijkheden van de bouwtech-
niek maken ook veel meer keuzen mogelijk dan Vooral de uitvoeringstechniek en de daarmee
in het verleden het geval was. Vroeger gold de verbonden bouwkosten hebben in het recente
opvatting dat de trap - en vooral de constructie verleden de prefabricage van trappen sterk be-
daarvan - in overeenstemming moest zijn met invloed, waardoor het assortiment beschikbare
de constructie van het gebouw. Deze ontwerp- producten aanzienlijk is uitgebreid. Tezamen met
opvatting hoeft echter tegenwoordig niet meer de vele nieuwe voorschriften zijn er ‘algemene’
algemeen geldend te zijn. In tegendeel, steeds oplossingen voor een aantal situaties ontstaan.
meer vormen trapconstructies een zelfstandig Hoofdtrappenhuizen in de woningbouw worden
onderdeel van het gebouw. De ontwerper heeft zodoende overwegend uitgevoerd met prefab-
hierbij een relatief grote vrijheid. Een aantal keu- betontrappen en bordessen; de trap binnen de
zecriteria moet wel worden gehanteerd. woning als houten fabriekstrap en veel noodtrap-
pen (voorzover niet in het gebouw opgenomen)
De in voorgaande paragrafen genoemde eisen in stalen trappen in speciale (prefab-elementen)
waaraan trappen moeten voldoen, hebben in uitvoering. Door een redelijk assortiment prefab-
belangrijke mate te maken met de functie die de trapproducten, met verschillende afwerkingen
trap moet vervullen. Wanneer vanuit brandbevei- en in diverse kleuren, wordt nog enige variatie in
liging de trappen onbrandbaar moeten zijn, ligt vorm en uiterlijk bereikt.
De toepassing van prefab-trappen stelt ook in Voor ambulante gehandicapten moet er bij de
specifieke situaties eisen aan de materiaalkeuze. detaillering van trappen rekening worden ge-
Zo moeten in het algemeen prefab-betontrap- houden met het volgende:
pen door middel van een kraan op hun plaats • geen overstekende wel, maar schuin geplaatst
worden gebracht. Wanneer deze niet tijdens de stootbord van circa 15° met het oog op ‘sleep-
bouw aanwezig is, kan een betontrap ook in het voeten’ en gevaar voor struikelen;
werk worden gestort. De hoge kosten hiervan • treden stroef en vlak uitvoeren;
(zeer arbeidsintensief) zijn een stimulans voor het • op- en aantreden in contrasterende kleur uit-
zoeken naar goedkopere alternatieven. voeren in verband met de waarneembaarheid
door slechtzienden, vooral de hoogste weltrede.
De materiaalkeuze in de afwerking c.q. bekleding Het is ook mogelijk een kleurmarkering op iedere
van trappen is eveneens zeer groot geworden. trede aan te brengen;
In het algemeen kan worden gesteld dat iedere • in verband met deze waarneembaarheid en
vloerafwerking ook op trappen toepasbaar is, eventuele angst van gebruikers bestaat de voor-
mits de kwaliteit van het product voor deze ge- keur voor gesloten trappen. Als er toch een open
bruiksintensieve situatie voldoende is. Veelvoor- trap wordt toegepast, moet aan de leuningzijde
komende kunststof trapneusprofielen, figuur een stootbord over een breedte van 700 mm
7.9-4 en antislip voorzieningen komen het com- worden aangebracht;
fort ten goede en werken slijtage tegen. Voor • bij een hoogteverschil van meer dan 250 mm,
zeer verkeersintensieve situaties kunnen beton- aan beide zijden van de trap en op de bordessen
trappen worden bekleed met natuursteen of ke- moet er een leuning worden aangebracht. Na
ramische tegels, figuur 7.9-5 en 7.9-6. beëindiging van de trap moet de leuning circa
330 mm horizontaal doorlopen;
Als de akoestische eigenschappen van de trap • voor en na trap tactiele (voelbare) waarschu-
en/of het trappenhuis moeten worden ver- wing aanbrengen in de vorm van materiaalover-
beterd, bestaat er een ruime sortering zachte gang over een lengte van ≥ 600 mm en over
vloerbedekking voor op de trap en akoestische de volle breedte van de trap (bijvoorbeeld ter
spuitpleisters voor aan de onderkant van de plaatse rubber noppenvloer in combinatie met
betontrap en bordessen. steenachtige vloer).
Vooral voor vluchttrappen, maar eigenlijk overal, • ten behoeve van visueel gehandicapten moe-
moeten de stroefheid en het vlak blijven van de ten deuren zodanig tegenover de trap worden
trapafwerking te allen tijde gewaarborgd zijn. Het geplaatst, dat er in geopende stand niet tegen-
doel van de trap blijft tenslotte het veilig en com- aan kan worden gelopen;
fortabel naar verschillende niveaus kunnen gaan. • voor trappen in openbare gebouwen, enzo-
voort, aan te houden maximale optrede van
7.1.8 Voorzieningen voor integrale toegan- 185 mm, aantrede van ten minste 240 mm,
kelijkheid minimale breedte tussen de leuningen van 1.100
Overbruggen van hoogteverschillen is voor mm, en een vrije ruimte aan het begin.
mensen met een handicap zoals een stoornis
in uithoudingsvermogen en/of de loopfunctie, Voor niveauverschillen van 1.000 mm tot 1.800
en voor rolstoelgebruikers over het algemeen mm is een personenlift of hefplateau, in combi-
zonder speciale voorzieningen niet mogelijk. natie met een gemeenschappelijke trap gewenst.
Voor uitgebreide eisen die aan trappen worden Niveauverschillen tussen 1.800 mm en 3.000
gesteld, wordt verwezen naar het Handboek voor mm kunnen het best overbrugd worden door
Toegankelijkheid. De belangrijkste eisen voor een personen- of trapplateaulift, in combinatie
openbare gebouwen worden hier weergegeven. met een gemeenschappelijke trap. Bij een hoog-
teverschil van ≥ 3000 mm is een personenlift
▶▶ Voor transportinstallaties voor mensen met in combinatie met een trap gewenst. Onder de
een handicap zie deel 6C Liften en roltrappen, 1.000 mm kan voor personen voor wie trappen
hoofdstuk 15. onbruikbaar zijn en die op rollend vervoer zijn
aangewezen en voor goederenvervoer gebruik ▶▶ Voor hellingbanen zie ook deel 6C Liften en
worden gemaakt van een hellingbaan. roltrappen, hoofdstuk 15.
1 : 12 1 : 16 1 : 20
hoogteverschil ≤ 0,250 m
0,250 m < hoogteverschil ≤ 0,500 m
0,500 m < hoogteverschil ≤ 1,000 m
Betontrappen kunnen, net als houten trappen, plaatse gestorte schuine betonplaat aangebracht,
ook worden uitgevoerd met bomen waar- figuur 7.10-3.
tussen de treden worden opgenomen. In dat Bij een trap zonder boven de treden uitstekende
geval vervullen de bomen de mechanische bomen kan aan de zijkant van de trede een klein
functie van twee schuingeplaatste liggers. In de randje worden aangebracht als ‘waterkering’ bij
genoemde uitvoering zonder bomen wordt de het schoonmaken, de zogenoemde schrobrand,
schildikte onder de treden dikker in verband met figuur 7.9-9. Het schrobwater zou anders langs
de daarin aan te brengen wapening en is afhan- de wanden of in het schalmgat lopen.
kelijk van de overspanning c.q. de traplengte.
Een betontrap kan ook worden uitgevoerd met Voor de bevestiging van leuningen en balu-
stapeltreden. In situaties waarin de prefab-beton- straden worden bij betontrappen vaak vooraf
trappen niet door middel van een kraan kunnen voorzieningen aangebracht in de vorm van
worden geplaatst, worden geprefabriceerde sta- schroefhulzen of van staalplaatjes voorzien van
peltreden op stalen liggers of op een in een ter ankerstripjes (van voldoende dikte), waarop kan
12 optr.
= 2100
penbevestiging
koppen dichtgezet
strip 80×8
kunststeenpleister
600
100
200
100
stucstop profiel
1000
schone beton
400
1000
100
200 170
100
baluster
200 850 / 80×40×5
1200 11 aantr. à 250 = 2750 100
100 100
worden gelast. Deze voorzieningen moeten, lopende leuningen. Overigens zou formeel de
ten behoeve van de fabricage, nauwkeurig op vormgeving van de balustraden niet meer vol-
tekening worden aangegeven. Moderne be- doen aan de tegenwoordig gestelde veiligheids-
vestigingsmiddelen kunnen ook achteraf in het eisen betreffende randafstanden en openheid.
werk worden aangebracht. Betontrappen moe- Tevens zijn de eisen voor op- en aantreden in het
ten voldoen aan de Technische grondslagen voor Bouwbesluit 2003 veranderd. Als voorbeeld voor
bouwconstructies TGB 1990, Voorschriften beton de duidelijkheid in de detaillering is een principe-
(NEN 6720). doorsnede over de traprand en de leuningcon-
structie gegeven, figuur 7.8-3 en 7.8-4.
7.2.1 In het werk gestorte betontrap
In het werk gestorte betontrappen komen nog Voor het in het werk storten van het beton is een
maar betrekkelijk weinig voor. De reden voor de bekisting nodig. In de huidige betontechniek
keuze van ter plaatse storten is meestal gelegen wordt bij voorkeur voor veel onderdelen gebruik-
in de bijzondere afmeting en/of vormgeving van gemaakt van een systeembekisting. Bijzondere
de trap. In verband met de vergelijkbaarheid trapvormen moeten echter bijna altijd op de tra-
wordt hier als voorbeeld een bordestrap gege- ditionele manier met hout worden bekist. Voor
ven, figuur 7.8. de afwerking van betontrappen zijn de vele al
genoemde materialen mogelijk. Een aantal staat
De vele in het werk gestorte betontrappen uit in principe aangegeven in figuur 7.9-4 t/m
het verleden tonen aan dat de vormmogelijk- 7.9-6.
heden hierin zeer groot zijn. De bordestrap in
figuur 7.8 verschilt van een prefab-bordestrap 7.2.2 Geprefabriceerde betonnen
doordat het bordes, gelegen halverwege de bordestrap
vloeren, vrij hangt en in feite deel uitmaakt van Geprefabriceerde betonnen bordestrappen wor-
de trapplaten. De constructie is min of meer ver- den veel toegepast in trappenhuizen in de gesta-
gelijkbaar met die van een uithangbord. pelde woningbouw. In verband met comfort en
veiligheid is de uitvoering in het algemeen met
Beide traparmen hebben evenveel treden. Om- twee traparmen en een bordes per verdiepings-
dat echter de onderkant van de traparmen (ter hoogte, figuur 7.9. Naast de traparmen worden
plaatse van de aansluiting op het bordes) in ook de bordessen meestal geprefabriceerd. Deze
één lijn moet liggen, zijn de traparmen ten op- bordessen worden aan de betonwanden van het
zichte van elkaar over de maat van één aantrede trappenhuis bevestigd.
verschoven. Hiermee worden lelijke ‘sprongen’
voorkomen. De leuning, ter plaatse van het Na het in het werk storten van deze wanden
schalmgat, loopt op de hoogte van het bordes worden de prefab-bordessen en trappen met be-
hierdoor dan ook horizontaal, figuur 7.8-1 en hulp van de kraan, aan ingestorte hijsogen of in
7.8-2. Bij de aansluiting van de traparmen op het de stroppen, op hun plaats gebracht. De prefab-
bordes zou voor het opnemen van het moment bordessen worden opgelegd op hoekstaalpro-
een randbalk vereist zijn, figuur 7.8-1 gestip- fielen van voldoende zwaarte die thermisch-ver-
peld. De afmetingen van deze balk zijn echter zinkt en gebitumineerd zijn. Ter beperking van
doorgezet, zodat een relatief dikke bordesplaat is contactgeluid worden hierop stroken bouwvilt
ontstaan, figuur 7.8-1. aangebracht. Verankering vindt plaats door bou-
ten in van tevoren aangebrachte schroefhulzen.
Eenzelfde soort randbalkconstructie is nodig bij Prefab-betontrappen worden op dezelfde manier
de aansluiting op de vloer. Ook hier is de vloer op hun plaats gehesen. Na het stellen worden de
plaatselijk dikker uitgevoerd. Op deze manier aansluitingen met krimpvrije mortel aangewerkt.
hoort dit deel toch tot de trapconstructie. Dit
komt als zodanig ook tot uitdrukking in het Voor prefab-traparmen bestaan zeer veel vari-
doortrekken van het schalmgat en de daarlangs anten in de maten voor optreden, aantreden,
klossen 20 × 70
bevestiging door
middel van pluggen
slijtstrip
hardhout
4 (schaal 1:20)
natuursteen bekleding
specie
5 (schaal 1:20)
aantrede wel
1 overzicht
traptrede-
tegels
optrede
6 (schaal 1:20)
leuning
snijpunt
7 (schaal 1:20)
waterkering
B
D
8 (schaal 1:20)
3 plattegrond (schaal 1:100)
9 (schaal 1:20)
breedte en in het aantal treden per arm. De bor- In gevallen waarin weinig ruimte voor het trap-
dessen worden per bouwwerk, maar wel volgens penhuis beschikbaar is, kan door middel van
standaarddetaillering, gefabriceerd. een variant-aansluiting het trappenhuis een
De onder- en bovenaansluitingen van deze pre- aantrede kleiner worden, figuur 7.9-9. Hierbij
fab-betontraparmen zijn eveneens gestandaardi- wordt een bordestrede toegepast (aansluiting
seerd voor de aansluitingen op vloer of bordes, B). Dit is een aantrede op de hoogte van het
figuur 7.9-7 en 7.9-9. De vormgeving c.q. maat- bordes die is opgenomen in de traparm. De
voering van deze standaardaansluitingen heeft leuningen snijden elkaar nu niet meer aan de
als gevolg dat deze traparmen normaal evenveel voorkant van de treden, maar dit snijpunt wordt
optreden als aantreden hebben. Dit in tegenstel- over een afstand van ongeveer een halve aan-
ling tot de ‘traditionele’ trapvorm. trede het schalmgat in verplaatst. Het voordeel
Hierdoor kunnen de lengten van de traparmen hiervan is dat de hoofdbaluster, als doorgaand
van de opgaande en de neerkomende arm gelijk element, in het schalmgat kan worden geplaatst,
worden en kan de voorkant van het bordes in figuur 7.9-1, en dat hierop de leuninguiteinden
één lijn komen, figuur 7.9-7. Ook dit prefab- rechtstreeks kunnen worden bevestigd. Om ook
bordes wordt voorzien van standaardsparingen in dit geval, ter plaatse van het bordes, op een
voor de aansluitingen van de treden, aansluiting leuninghoogte van 1.000 mm te komen, kunnen
A en D. In verband met een praktische maat- de leuningen langs de trap op 950 mm hoogte
voering van deze randen (voldoende materiaal worden aangebracht. Ter plaatse van het bordes
voor oplegging) is de sponning in het bordes wordt dan een hoogte verkregen van 950 mm
voor opgaande en neerkomende boom niet plus een halve optrede:
even groot, maar dat is bij de fabricage van het
180
bordes eenvoudig uit te voeren. Een belangrijk 950 + = 1.040 mm
2
gevolg hiervan is dat de leuninglengten langs de
traparmen even lang kunnen zijn en het snijpunt Voor het tekenen van leuningen wordt sche-
van opgaande en neerkomende leuning komt te matisch door middel van hartlijnen het verloop
liggen boven het gemeenschappelijke begin van aangegeven. Men moet zich echter realiseren
de treden, figuur 7.9-7. dat, zeker bij de toepassing van grotere leuning-
profielen, in een nadere detaillering dit soort
Leuningen aan de kant van het schalmgat kun- snijpunten moeten worden uitgewerkt. Meestal
nen zodoende eenvoudig horizontaal worden is hierbij ter plaatse van het schalmgat toch een
verbonden. Bij smalle schalmgaten, die meestal horizontaal stuk leuningverloop gewenst. Bij de
in de woningbouw worden toegepast, staat toepassing van bordestreden, figuur 7.9-9, kan
hier tussen de beide einden van de traparmen dit horizontale gedeelte over een afstand van
meestal de hoofdbaluster, waaraan de balu- een halve aantrede worden gerealiseerd als dit
straden worden bevestigd. De horizontale ver- horizontale gedeelte aan de voorkant van de
binding wordt dan vaak achterwege gelaten. treden wordt beëindigd. Bij toepassing van een
Bovendien kan op deze manier in de meeste bordesaansluiting volgens A en D in figuur 7.9-7
gevallen worden voldaan aan die eis dat ter en 7.9-9 is deze maat in feite vrij. Het algemeen
plaatse van het bordes de leuningen of balustra- geformuleerde veilig en doeltreffend gebruik kan
den moeten eindigen op 1,000 m hoogte. De echter in het geding komen bij een te ver door-
hoogte is immers daar ter plaatse gelijk aan de steken van het horizontaal leuningvlak over het
leuninghoogte (bijvoorbeeld 850 mm) plus één bordes.
optrede (bijvoorbeeld 180 mm), samen hier dus
1.030 mm. Bij brede schalmgaten moet de on-
derzijde van de balustraden wel worden verlaagd
tot 80 mm boven het bordesvlak. De onderlijn
€ van de balustraden moet dus worden aangepast
om het gevaar van doorvallen van kinderen te
voorkomen.
prefab trede
breedte 1200
detail 4
12 optr.
= 2100
detail 3 12 optr.
= 2100
3 (schaal 1:10)
12 optr.
= 2100
kraaganker voorspanning
bordesplaat
70 4 (schaal 1:20)
260
70
1200
ontluchting
400 i.v.m. injecteren
1200
70
260 sparing ankerplaat
70 t.b.v. baluster voorspanning
70 1230 11 aantr. à 260 = 2860 260 1630
voorspanning trapplaat
Figuur 7.10 Voorgespannen betonnen bordestrap met details (Gebouw Afdeling Civiele Techniek TU-Delft, Architecten-
gemeenschap Van den Broek en Bakema)
Figuur 7.12 Kooiladder (Klimtechniek Holland) Figuur 7.13 Uitklapbare vluchtladder, links ingeklapt, rechts uitgeklapt
40
1000
hoekstaal
kokerprofiel
140 × 70 × 8
strip 70 × 8
2100
E T-profiel
70 × 70 × 8
800 –
kokerprofiel 1000
140 × 70 × 8 4 detail B (schaal 1:20)
rubber
antislipstrippen
T-profiel
70 × 70 × 8
1 zijaanzicht (schaal 1:50)
leuning 140 × 50
40
50
balusters
C
1000
kokerprofiel
50 × 30 × 3
B
D
200 4 aantr. à 200
= 800
A
doorn
40
Figuur 7.14 Stalen trap met hoekbordes met details 7 detail E (schaal 1:5)
Als er helemaal geen ruimte aanwezig is, bijvoor- van het bordes zijn de kokerprofielen opgelegd
beeld in een steeg, of als de desbetreffende gevel in het metselwerk en aan de bovenzijde steunen
waarlangs de vluchtladder moet worden aan- deze profielen met een kopplaat tegen een inge-
gebracht hierdoor ernstig zou worden ontsierd, stort stalen hoekprofiel, figuur 7.14-3.
bestaat de mogelijkheid van een uitklapbare
vluchtladder. De in een vierkante koker opge- Op de trapbomen zijn tredendragers van gevou-
nomen sporten en tweede leuning, klappen uit wen stripstaal aangebracht, waarop hardhouten
na gebruik van het ontgrendelingsmechanisme, treden zijn bevestigd, figuur 7.14-3 t/m 7.14-5.
figuur 7.13. Het bordes wordt eveneens samengesteld uit
hardhouten delen. Om op het bordes een enigs-
7.3.2 Open stalen trap met hoekbordes zins vergelijkbare bevestiging te verkrijgen wordt
In figuur 7.14 zijn de plattegrond en het aanzicht op de koker een T-profiel aangebracht, waarop
van een open trap met hoekbordes aangegeven. de hardhouten delen kunnen worden bevestigd,
Deze trap zou volgens het Bouwbesluit 2003 niet figuur 7.14-4 en 7.14-6. Een strakke belijning
voldoen voor een woonfunctie. Voor andere ge- kan worden verkregen door de tredendragers en
bruiksfuncties kan deze trap echter wel worden het T-profiel even breed te kiezen als het
toegepast. De trap is opgebouwd uit stalen kokerprofiel. Deze treden worden vaak verlijmd
kokerprofielen, die door middel van een voet- uit smallere delen of samengesteld uit kleine
plaat op de betonvloer zijn geplaatst. Ter plaatse balkjes, verbonden met een veerconstructie. De
treden zijn voorzien van een antislipprofiel. De den bevestigd, is het geheel stijver en kunnen de
aansluiting tussen de trapboom en de verdie- balusters iets lichter worden.
pingsvloer bepaalt de vorm en afmeting van de
weltrede. In dit voorbeeld wordt de weltrede Indien gewenst of geëist (in openbare situaties)
nog breder dan een normale trede en aan de kan de balustrade eenvoudig worden dichtgezet
bovenzijde gelijk gehouden met de verdiepings- met bijvoorbeeld gelaagd glas of kunststofplaat,
vloer. De vloerafwerking wordt daarop aangeslo- figuur 7.14-7. Uiteraard kunnen er dan ook pre-
ten. fab-leuningsystemen worden toegepast. Zoals
al eerder aangegeven, beïnvloedt de vorm van
Voor de balusters van de trap is eveneens een het bordes het leuningverloop; zo ook hier bij
kokerprofiel gekozen, waarlangs een eenvoudig het hoekbordes. Als dit leuningverloop langs de
hardhouten leuningplank is bevestigd, figuur binnenkant als criterium wordt genomen, is een
7.14-1 en 7.14-6. De detaillering is in overeen- aantal kenmerkende situaties aan te geven,
stemming met de trap strak en sober gehouden, figuur 7.15.
figuur 7.14-6. De profielkeuze van de balusters
wordt beïnvloed door het leuningverloop in Als de vorm van het bordes precies vierkant zou
verband met de stabiliteit. Als de leuningen op zijn, komen de hoeken van de bovenste en on-
de hoeken onderling worden verbonden en de derste trede van de opkomende en neergaande
uiteinden van de leuningen aan de wanden wor- traparm min of meer boven elkaar te liggen.
aluminium ø 70
staal ø 70 L 160 × 160 × 15
60
60
vrijdragende leuning
detail 3 UNP 160
11 optr. à 175
= 1925 5 mm staalplaat
8 mm staalplaat
3 detail (schaal 1:20)
trapboom
/ 300 × 200 × 12,5
13 optr. à 175
baluster 100 × 5 met = 2275
2 opgelaste strippen 50 × 5 zijplaat
3 mm rubber
treden gevouwen staalplaat (5 mm)
met rubberafwerking (3 mm)
65
leuning/balustrade ø70
820
baluster 100 × 5 met
70 2 opgelaste strippen 50 × 5
260
70
detail 5
4 820 leuning ø70
65
hulpspil
hulpspil
welstuk
inwendig
koppelstuk
trede
dragers
hoeklijn
hardhouten 70 × 50 × 6
treden
vul- of tussenring
vulring
trede element
centrale as
hardhouten trede
135
trapgat inbusbouten
trede drager
centrale as
baluster
20 × 20 × 2
bus
leuningregel
waarop kunststof vulring
leuningprofiel draadeind
aangelaste volgring
lippen
moer
baluster
20 × 20 × 2
Bij de aansluitingen van de trap op de wanden trappen heeft uiteraard veel te maken met het
en de vloeren wordt ter beperking van het con- beperkte budget dat hiervoor beschikbaar is.
tactgeluid eerst een rubberen tussenbrug aan-
gebracht, figuur 7.19-3 en vervolgens wordt de In de betere bouw kunnen ook ‘luxe’ standaard-
trap bevestigd met zogenoemde kozijnschroeven trappen, of trappen naar geheel eigen ontwerp
of, een minder goede oplossing, met schiet- worden toegepast. Dan is er meer vrijheid voor
nagels. Veelal wordt er een gebogen of rechte de vormgeving en detaillering. Dit kan vooral tot
houten stokleuning, ø 40 mm, toegepast, die is uiting komen in de vorm van de bomen en de
bevestigd met een eenvoudige leuninghouder, aansluiting van de treden.
figuur 7.5-4. In een enkel geval worden nog
smetplanken toegepast. Rond de trapgaten vindt 7.4.1 Rechte steektrap met details
er meestal een aftimmering plaats met multiplex In figuur 7.19 is een rechte steektrap getekend.
op vurenhouten regelwerk. De trapbomen langs Uit de details volgt de opbouw van de trap.
de muurzijden kunnen aan de bovenzijde wor- De treden dragen (in daarvoor in de bomen aan-
den voorzien van een vurenhouten krimplijstje, gebrachte inkrozingen) de zogenoemde nesten,
figuur 7.18-3. Ook de traphekken en balustra- diep 10 mm. De verbinding wordt genageld en/
den zijn vaak op dezelfde manier uitgevoerd: of verlijmd. Ook de stootborden worden ‘inge-
een vurenhouten vloer- en dekregel waartussen kroosd’, zowel in de bomen als in de onderkant
balusterspijltjes ø 22 mm h.o.h. 100 mm, figuur van de bovenliggende treden. Hierdoor is de
7.18-4 en 7.18-5. Deze uiterst sobere uitvoering wellat, uit vroegere details, verdwenen. De stoot-
en detaillering van de hedendaagse standaard- borden dragen, of liever ondersteunen de trede.
i.v.m. contactgeluid-
isolatie
≥ 2600 mm
12 11 10 9 8
1 zijaanzicht trap met bovenkwart (schaal 1:50)
13
14
11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
12 66×113
15
13
Bij het belopen van de trap willen de treden Ten behoeve van het traphek wordt niet alleen
doorbuigen. Na enige krimp van het hout kan boven maar ook beneden een hoofdbaluster
het gaan kraken. Om dit te voorkomen, worden (trappaal) aan de kant van de vrije (binnen)boom
de stootborden aan de bovenzijde in hun lengte- aangebracht, waartussen de balustrade wordt
richting rondgeschuurd. Soms wordt in de inkro- bevestigd. De balustrade van het trapgat wordt
zing in de onderzijde van de trede in het midden tegen de trappaal op de verdieping geplaatst.
een neopreenblokje aangebracht. De voorkant De vroeger gebruikte ‘verbrede trappaal’ wordt
van de treden, het welprofiel, wordt meestal niet meer toegepast. De ruimte onder een dichte
recht uitgevoerd met iets afgeronde hoeken om trap kan, bijvoorbeeld voor kastruimte, worden
snel afsplinteren van het hout tegen te gaan. dichtgezet met een licht scheidingswandje onder
De afwerking van de weltrede is afhankelijk van de vrije boom, figuur 7.18-4.
de aansluiting op de vloerafwerking van de ver-
diepingsvloer. Een zorgvuldige afwerking moet Bij de afwerking van het trapgat wordt er,
voorkomen dat de vloerafwerking hier niet ge- veelal bij aansluiting op houten vloer of bor-
makkelijk kan loslaten. Als de trap wordt gestof- des, gebruikgemaakt van de vloerregel van de
feerd, is een recht afgewerkte weltrede niet goed trapgatbalustrade voor de beëindiging van de
te bekleden. Zelfs de toegepaste kunststof neus- vloerafwerking, figuur 7.18-5. Bij aansluiting kan
profielen laten hierop los. Daarom is het in die zowel een houten aftimmering als een afwer-
gevallen beter het stootbord schuin te plaatsen king in pleisterwerk worden toegepast. De rand
en onder dezelfde helling als de voorzijde van de van de verdiepingsvloer kan afhankelijk van het
treden en weltrede, af te werken, figuur 7.19-4. materiaal (veelal beton) in pleisterwerk worden
3
≥ 2600 mm
(schaal 1:50)
stoffering
onafgewerkte onderzijde
≤ 185 mm
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 (bijv. trapkast)
≥ 220 mm
afgewerkt (spuitwerk), figuur 7.18-5, of van een trappen met een onder- en bovenkwart in het
aftimmering worden voorzien. deel van de trap met een rechte looplijn ten min-
ste één verdreven trede voorkomt, figuur 7.3-2
7.4.2 Houten trap met kwarten en 7.3-3.
Trappen met kwarten (kwartslag) zijn dicht bij de
spil moeilijk beloopbaar, omdat de treden hier In Nederland zijn van oudsher verschillende ver-
zeer smal zijn. Bovendien kan een plotselinge drijfmethoden toegepast. De belangrijkste zijn:
overgang van schuine treden in het kwart naar fuikverdrijving, cirkelboogverdrijving, harmoni-
rechte treden in de steek in het gebruik zeer hin- sche verdrijving en verdrijving in het oneindige.
derlijk zijn. In deze delen van de trap maken de Hierbij werden soms alle treden, en meestal
voorkanten van de treden verschillende hoeken evenveel treden van het rechte deel als van het
met de spil en een deel van de bomen. Om het kwart, in de trap verdreven. Weliswaar worden
verloop van de schuinte geleidelijk te maken, de trappen op deze manier zo gemakkelijk mo-
en daardoor de trap gemakkelijker beloopbaar, gelijk beloopbaar, maar een belangrijk bezwaar
worden de treden verdreven, door middel van is dat één of beide bomen een gebogen vorm
een verdrijfmethode. Uitgangspunt bij een ver- krijgen en dat dan ook gebogen leuningen,
drijfmethode is dat de aantreden, ter plaatse van balustraden en betimmeringen ontstaan. Die
de looplijn van de trap, even groot moeten zijn. zijn zeer bewerkelijk, vragen veel materiaal (pro-
Bovendien wordt in de NEN 3509 een kleinste ductienadelen) en zijn bovendien niet zeer fraai.
tredebreedte, (bmin) en een maximaal verschil in Vanwege de bovengenoemde nadelen is, vooral
kleinste tredebreedten aangegeven. Dit laatste is bij serieproductie van trappen met een kwart,
gedaan om de overgang van kwarten naar delen overgegaan tot het verdrijven van zo min moge-
van de trap met een rechte looplijn zo vloeiend lijk treden in het rechte deel van de trap, zodat
mogelijk te maken. Een gevolg hiervan is dat bij er een rechte binnenboom kan ontstaan. Volgens
looplijn
10 9 8 7 6 5 4
c b
1
a
onverdreven treden
verdreven treden middelpunt spil waar de onverdreven
treden op uit komen
1 plattegrond (schaal 1:20)
K' J' H' G' F' E' D' C' B' A'
K J H G F E D C B A
aantrede t.p.v. de looplijn 1 abc
9
2 detail (schaal 1:20)
Figuur 7.20 Fuikverdrijfmethode
inkrozingen
in de spil
gelijmd
gezaagd
≥ 220
≤ 185
1 aanzicht (schaal 1:50) 2 spilzijden (schaal 1:50) 3 bomen spiltrap (schaal 1:50)
11 10 9 8 7 6 11 10 9 8 7 6
5
12 12
4 5
13
3
14 13
15 2 wel
1 4
14 66×113
4 plattegrond (schaal 1:50)
15 3
Nu wordt bepaald hoeveel treden worden ver- uitgevoerd. Om materiaal te besparen worden
dreven, in dit voorbeeld zijn dat negen treden. deze bomen zodanig gezaagd en verlijmd, dat
Over deze lengte wordt in de plattegrond langs zo min mogelijk hout wordt verspild.
de binnenboom de lijn bc getrokken, alsmede de In figuur 7.21 is een spiltrap met minimale afme-
kwartcirkelboog ba (de straal hiervan is gelijk aan tingen aangegeven; de spil heeft een afmeting
de halve spilbreedte). van 66 x 113 mm. Als er meer ruimte beschik-
baar is, wordt de spil verbreed. Dit kan door
Om nu de afmetingen van de geleidelijk te ver- twee kleinere spillen naast elkaar te plaatsen (al
drijven treden op de lijn abc te bepalen, wordt dan niet voorzien van een stukje binnenboom ter
een hulptekening gemaakt, figuur 7.20-2. Er plaatse van de treden) of door tussen deze twee
wordt een lijn AK getrokken met een willekeurige spillen de ruimte dicht te zetten met plaatmate-
lengte. Deze lijn wordt verdeeld in evenveel ge- riaal.
lijke delen als het aantal te verdrijven treden (hier
dus negen gelijke delen). Op de loodlijnen door Als gevolg van de standaardisatie zijn de details
de punten A tot en met J worden nu de respec- voor bijvoorbeeld aansluitingen, leuningen en
tievelijke maten bepaald door in K de loodlijn KK’ balustraden hetzelfde als bij de rechte steektrap.
te tekenen met een lengte gelijk aan de breedte
van de treden ter plaatse van de looplijn. Ten be- Aansluiting treden op spil
hoeve van de middelste te verdrijven trede wordt Het is duidelijk dat bij ruime afmetingen van de
de loodlijn EE’ getrokken met een lengte gelijk spil, bij voorkeur in een vierkante vorm, de aan-
aan de gemiddelde verdrijving, in dit voorbeeld sluiting van de treden (oplegbreedte) niet veel
dus een negende van de lengte van de lijn abc in problemen zal geven. Bij een veel toegepaste
de plattegrond. spil van 66 x 113 mm is dat echter aan de smalle
Nu wordt in de hulptekening de lijn K’E’ getrok- zijde problematisch. In verband met de bewer-
ken en doorgetrokken tot A’. Daarmee zijn de king van de traponderdelen met machinale frees-
lengten van alle loodlijnen AA’ tot en met JJ’ machines is bij de aansluiting van treden op de
bepaald en kunnen worden overgezet op de lijn hoeken van de spil minimaal 8 à 10 mm voor- of
abc in de plattegrond, figuur 7.20-1. achterhout nodig tegen het afsplinteren, figuur
7.21-5, treden 7 en 13.
De verdreven treden worden bepaald door lijnen
te trekken van de eerder gevormde aantreden ter De aansluiting van de stootborden op de hoe-
plaatse van de looplijn en de gevonden punten ken moet zodanig worden gekozen, dat het
op de lijn abc. Om de vorm van de bovenzijde achterhout wegvalt en de inkrozing de hoek
van de binnenboom zo fraai mogelijk te doen meeneemt. Hierdoor wordt splinteren voorko-
zijn, wordt vaak de voorkant van de treden ver- men en zijn de stootborden gemakkelijker aan
dreven en niet de voorkanten van de stootbor- te brengen. Bovendien wordt vermeden dat bij
den. Ook worden vaak de eerste twee treden van het ‘door de hoek’ gaan van het stootbord een
het kwart niet verdreven. ingewikkeld profiel voor het afsnuiten van het
stootbord ontstaat. Het afsnuiten is namelijk no-
7.4.3 Houten spiltrap dig om een strakke aansluiting op de loodrecht
Nog meer ruimtebesparend dan de kwartslag- in de spil of boom aangebrachte nesten te kun-
trap is de spiltrap, die veel in de woningbouw nen maken, figuur 7.21-5: stootborden 4 en 10.
wordt toegepast, bijvoorbeeld in eengezinshui- Vanwege deze praktische gegevens is een aantal
zen, figuur 7.21. treden uitgangspunt voor de verdere verdeling
van de tussenliggende treden. Deze verdeling
De manier van verdrijven van de treden is het- gebeurt op onderling gelijke afstanden of ‘op
zelfde als bij de kwartslagtrap. In tegenstelling het oog’. Daarbij vindt controle plaats of de
hiermee zijn de lange en twee korte buitenbo- minimale tredebreedte aanwezig blijft. De aan-
men echter wel gebogen, figuur 7.21. De hou- trede in de looplijn blijft gehandhaafd zodat de
ten stokleuningen worden hierbij ook gebogen verschillen ten opzichte van de verdrijfmethoden
gipskartonplaten 12,5 mm
multiplex 12 mm
steenwol 90 mm
underlayment 19 mm
balklaag 75 × 225
bouwvilt 10 mm
hoeklijn 100 × 100 × 8
uitvoering
trap: hardhout ( bijv. iroko)
balusters: 67 × 67 iroko
leuningdelen: 28 × 200 iroko
treden: 35 × 270 iroko
bomen: 40 × 320 iroko, verankerd
met 3 slotbouten M16 rachels 22 × 50
1 overzicht stootborden: 18 mm multiplex
iroko-kwaliteit
gipskartonplaat 12,5 mm
akoestische plafondplaat
underlayment 19 mm
rubber antislipstrips
stalen
75 × 225
schoen
vilt
5 4
6
,
3 plattegrond (schaal 1:100) 7 bestaande woningcasco s
waarin een nieuw trappen-
huis is aangebracht
Figuur 7.22 Houten hoofdtrap voor hoogniveau woningrenovatie met details (toegepast in de Rotterdamse renovatiepraktijk)
minimaal zijn. Om bij de minimale trappen toch gebruikgemaakt van kleine gelamineerde liggers,
nog aan de norm te voldoen, voor wat betreft de waarop als vloerbeschot ‘underlayment’wordt
minimale tredebreedte, wordt de maximale maat aangebracht.
voor de wel op 45 mm gesteld.
Om geluidsoverlast (contactgeluid) te voor-
Overigens worden voor veel verschillende afme- komen, worden er speciale voorzieningen
tingen van trapgaten standaardtrappen aange- getroffen. De tussenbordessen worden verend
boden. Hoe meer ruimte er beschikbaar is, des opgelegd, figuur 7.22-4 en de onderzijde van
te beter de trap beloopbaar is. De marges wor- de hogere bordessen wordt met geluidsabsor-
den voornamelijk bepaald door de beschikbare berend materiaal afgewerkt. Ook de trapbomen
ruimte voor het trapgat. worden met verende materialen aan de balklaag
bevestigd.Voor de geluiddempende werking
7.4.4 Houten bordestrappen in woning- wordt op de bordessen soms een zwevende
renovatie vloer toegepast, figuur 7.22-6.
Vooral de afgelopen jaren is in de grote steden
in Nederland de hoogniveau renovatie van voor-
oorlogse volkswoningbouw sterk toegenomen. 7.5 Bijzondere trappen
Complexgewijze aanpak van deze woningen
maakt het mogelijk geheel nieuwe woningplat- In enkele situaties worden nog wel bijzondere
tegronden binnen de bestaande casco’s te ont- houten trappen toegepast. Enkele trapfabrikan-
werpen, waarbij de ontsluiting van de woningen ten hebben nog kennis en materieel in huis om
door middel van nieuwe centrale trappenhuizen
vaak een belangrijke rol speelt, figuur 7.22-7.
bijvoorbeeld spiltrappen te maken waarbij de Ten slotte geeft figuur 7.24 letterlijk weer welke
buitenboom spiraalvormig in één geheel wordt eisen het Bouwbesluit formuleert ten aanzien van
gemaakt, door verlijming van dunne triplex open delen van een balustrade.
platen. Ook kan de spil nog worden vervangen
door een kuipstuk dat is samengesteld uit ver-
lijmde delen waarbij de houtdraad overwegend Geraadpleegde en aanbevolen
rechtop staat. Als de houtdraad meeloopt in de literatuur
richting van de traphelling, wordt er gespro-
ken van wrongstukken. Kuip- of wrongstukken 1 Een Brandveilig gebouw bouwen. Nederlandse
kwamen vroeger ook voor in het schalmgat bij Brandweer Federatie, 1994.
bordestrappen om de bomen gebogen in elkaar 2 Handboek voor Toegankelijkheid. Elsevier Be-
over te laten lopen. Figuur 7.23 geeft nog een drijfsinformatie, 2003.
voorbeeld van een onorthodoxe trapoplossing, 3 Normen en voorschriften
in ieder geval wat betreft het materiaalgebruik. NEN 1087 Ventilatie van gebouwen
Het gaat hier om een trap met glazen treden en NEN 2778 Vochtwering in gebouwen
stootborden. NEN 3509 Trappen in woningen en woongebou-
wen
De trap is gesitueerd boven de ingang van een NEN 3569 Veiligheidsbeglazing in gebouwen
tot winkel verbouwd kantoorpand in het cen- NEN 6720 Voorschriften Beton
trum van Maastricht. Lopend over de trap is er NEN 6770 T4B 1990 Staalconstructies
een onbelemmerd uitzicht naar de ingang en de
straat. De trap bestaat uit stalen trapbomen van
UNP 300, waarop de glazen treden en stootbor-
den zijn opgelegd. De trap toont naast de on-
gebruikelijke verschijningsvorm ook een creatief
omgaan met de normeringen. Glas moet vierzij-
dig worden opgelegd, wat in dit geval is onder-
vangen door de traptreden en stootborden te
verlijmen. Hierdoor zijn zelfdragende construc-
tieve elementen ontstaan. Dit is een voorbeeld
waarbij de trap, naast zijn primaire functie om
op een hoger of lager gelegen niveau te komen,
ook blijk geeft van architectonische kwaliteiten.
Bijlage A
Benamingen trappenhuis
• Trappenhuis
Verkeersruimte waarin een trap ligt.
• Veiligheidstrappenhuis
Trappenhuis waardoor een brand en rookvrije vluchtroute voert, en dat in de vluchtrichting uitsluitend
kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte.
Een veiligheidstrappenhuis wordt geëist bij de volgende categorieën gebouwen: kinderopvangge-
bouw, woongebouw en logiesgebouw.
Vanuit het principe van ‘gelijkwaardigheid’ mogen in plaats van het toepassen van een veiligheidstrap-
penhuis alle trappenhuizen voorzien worden van voorportalen, of kan het desbetreffende trappenhuis
worden voorzien van een overdrukinstallatie in combinatie met voorportalen.
• Vluchttrappenhuis
Trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert.
Bijlage B
• Rookvrije vluchtroute
Van rook gevrijwaarde route, die begint bij een toegang van een rookcompartiment of een subbrand-
compartiment, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats,
zonder dat er een lift gebruikt hoeft te worden.
Bijlage C
Deuren van trappenhuizen moeten over het algemeen dertig minuten brandwerend zijn wanneer de
hoogste vloer waarop zich een verblijfsruimte bevindt, maximaal 8,000 m boven de entree ligt en zes-
tig minuten brandwerend wanneer deze vloer hoger dan 8,000 m boven de entree ligt.
Bij een woongebouw geldt, bij uitzondering, dat deuren van trappenhuizen ongeacht de hoogte altijd
dertig minuten brandwerend moeten zijn.
In een brandcompartiment mag deze deur dertig minuten rookwerend zijn.
Brandpuien mogen volgens het Bouwbesluit zijn voorzien van spiegeldraadglas, echter niet onbeperkt.
WBDBO Maximaal oppervlakte draadglas in deur/luik/raamconstructie per segment van 2,500 × 2,500 m
20 minuten 3 m2
30 minuten 1,7 m2
60 minuten 0,9 m2 1
1 Deze maximale oppervlakte (0,9) m2 is alleen mogelijk als er extra aandacht wordt besteed aan de manier en materiaalkeuze
van de inklemming van het draadglas. Alleen dan is een WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en -overslag) van zestig
minuten haalbaar.
Bijlage D
Het Bouwbesluit stelt dat in het totaal van de uitwendige scheidingsconstructies van voorportalen
niet-afsluitbare openingen aanwezig moeten zijn, waarmee een capaciteit voor de toevoer van verse
lucht en de afvoer van rook wordt bewerkstelligd van ten minste 6 · 10-3m3/s per m3 netto-inhoud van
die ruimte (bepaling volgens de NEN 1087).
Bijlage E
Trappen categorie A
• trappen bestemd voor het ontsluiten van nieuw te bouwen woningen en woongebouwen met een
gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2.
Trappen categorie B
• trappen bij nieuwbouw van een woongebouw waarop in totaal meer dan 600 m2 aan vloerop-
pervlakte van verblijfsgebied is aangewezen. Dit geldt ook voor trappen die een woonfunctie met een
gebruiksoppervlakte ≥ 500 m2 ontsluiten.
Bijlage F
Bezettingsgraadklasse
Bijlage G
Categorie A B
Categorie A B
Bijlage H