You are on page 1of 10

De overgang van de Franse luit van de Renaissance tot Barok

Noam Kanter Hist. Muziek 1

Inhoudsopgave

3
4
5
6

De luit in Europa in de Renaissance


De overgangsperiode
De Franse Luit in de Barok
Franse Luit componisten

De Renaissance luit in Europa

De Renaissance luit is ontwikkeld na de Middeleeuwse luit. Die had 4 of 5 koren en


werd met een veer of met een plectrum gespeeld. Dit was een belangrijk instrument
in de middeleeuwen dat samen met andere instrumenten een ensemble maakten. De
luit werd alleen met enkele noten gespeeld, en dus geen polyphonie. Er is heel weinig
over qua geschreven muziek uit de middeleeuwen voor de luit, omdat de
begeleidingen meestal waren geimproviseerd. Na de ontwikkelingen van polyphonie
begon men de luit te bespelen met de vingers. In Italie ontstond de italiaanse tablatuur
met cijfers. En na afloop kwam ook de franse tablatuur en de duitse. Tegenwoordig
wordt de duitse het minste gebruikt omdat hij de meest ingewikkelde is. In de 16e
eeuw steeg de populariteit van de luit tot zijn hoogtepunt. Dit kwam onder andere
door de ontwikkeling van de papier drukkerij en de ontwikkeling van tablatuur, en het
nieuwe Renaissance model van het humanisme. De luit werd ook populair bij
amateurs, en de publicaties begonnen overal op te duiken. Rond 1500 kwam het
steeds vaker voor dat de luitmuziek drie stemmen had, en de stukken werden meer
gecompliceerd. Veel vroege stukken waren arrangementen van populaire liederen, en
Recercares of Fantasias gebaseerd op een thema. Pierre Attaignant was een vroege
Franse luitenist. Zijn Dixhuit basses dances, gedrukt in 1529, hebben nog invloeden
van de vroege plectrum techniek. De luitspelers vonden werk bij een Hof, waar ze in
dienst werden genomen of werkten voor de stad. Ze waren dikwijls ook auteurs van
boeken, vaak van hun eigen werken maar ook verzamelboeken. In Spanje was er de
ontwikkeling van de Vihuela da Mano, hier was de situatie iets anders waar de Musici
niet zulke hoge aanstellingen hadden, maar vaak een Amateur waren of het net
konden maken met de muziek. In Engeland was de luit pas later begonnen, maar we
weten het niet zeker door de afwezigheid van veel boeken die verloren zijn gegaan in
de geschiedenis. Zeker is dat Henry VIII(1491-1547) erg hield van luit muziek, en
heeft zelfs wat stukken onder zijn naam. Het is aannemelijk dat die stukken zijn
geschreven door zijn hofmuzikant, en Henry de stukken heeft opgeeigend. In
Duitsland waren er componisten als Judenkunig, Newsidler, en Gerle. Deze laatste
twee bouwden zelf ook luiten. Veel luitenbouwers kwamen uit Duitsland, en deze
exporteerden ze over heel Europa. Deze bouwers uit Bavarie waren dichtbij de
bossen, en hadden een gilde ontwikkeld. Veel luitpublicaties waren
compilatieboeken, met vooral italiaanse muziek. Door het gemak van drukkerijen kon
de muziek veel verder reizen dan voorheen. In de eerste helft van de 16e eeuw
bestond de luit uit 6 koren, meestal gestemd in G, dus de stemming van G C F A D G.
De bovenste snaar was enkel, de chanterelle, en de andere waren dubbel besnaard,
voor de volle klank.

De overgang van Renaissance naar Barok


De ontwikkeling van een bepaalde instrumentale stijl, en de ontwikkeling van
begeleidingsmuziek met onder andere basso continuo, zorgden ervoor dat de luit
werd uitgebreid met extra bassen. Dit zorgt voor een fundamenteel probleem omdat
je voor een lagere snaar een dikkere snaar moet maken voor de zelfde lengte. Maar
om zo een dikke snaar te maken uit schapendarm is een uitdaging, en bovendien is
het volume ervan niet genoeg. Ook was er in Frankrijk de ontwikkeling van de
Nouvel Accord Ordinaire, een andere stemming, en bleef er continuo gespeeld
worden in de Vieil ton. De eerste uitbreiding was een 7 korige luit. In het noorden
waren er de 8, 9, en 10 korige luit. Toen kwam er ook de 11 korige luit. Sommige
oude luiten werden uitgebreid door de hals te verbreden en de stemknoppen werden
uitgebreid. De andere mogelijkheid was een verlengde hals te maken voor de bassen.
Deze hoefden niet gespeeld te worden op de frets, dus de hals hoefde niet te worden
verbreed. De Aartsluit en de normale luit waren de zelfde stemming, maar grotere
instrumenten hadden de eerste of eerste twee koren een octaaf lager gestemd, omdat
de snaren te lang waren en de noten voorbij het breekpunt zouden moeten worden
gestemd. Dit heet dus de Re-Entrant stemming. In deze periode zijn er veel stukken
geschreven voor 11 of 12 korige luit waarvan we niet precies weten wat nou de
stemming was van die instrumenten, of welke luit nou precies werd bedoeld. De
ontwikkeling ging verder met de chromatische baslijnen. In Italie met Piccinini tot
Kapsberger werd er geexperimenteerd met extra chromatische bassen. Deze waren
meestal stijgend. Kapsberger vroeg om een 19 korige theorbe in een Dubbel reentrant stemming: a e b g d A/ G F E D C B A G Bb C# Eb F# G#. De Theorbe
bestond uit verschillende varianten met verschillende koren. De gemiddelde lengte
van het 'petit jeu', de snaren die ook met de linkerhand worden bespeeld, was 85-87
cm. In Italie waren de snaren van het 'petit jeu' meestal dubbel, maar in Frankrijk
waren ze al gauw enkel, waarschijnlijk door het draagvermogen van de klank
waardoor het met enkele snaren ook goed hoorbaar is, en meer virtuositeit op is te
bereiken. Er was in het begin geen duidelijke manier om de extra bassen op te
schrijven in de Tablatuur. De Franse tablatuur met 6 lijnen werd in het begin
uitgebreid, maar bleef toch bij 6 lijnen. Uiteindelijk werd er gebruik gemaakt van
losse /a of //a om de imaginaire extra lijnen aan te duiden. Dit was begonnen door de
drukkerij van Ballard, met Francisque Le tresor d'Orphee, geschreven voor de 9
korige luit. Dit werd later overgenomen door de meeste publicaties en werd de
standaard voor de notatie van de extra bassen. De luit werd ook gespeeld in
ensembles, waar je bijvoorbeeld 4 verschillende grootes van de luit bij elkaar had in
een kwartet, en dus alle instrumenten een speciale plek hebben.

De Franse Luit
Rond 1600 werden de Airs de cour in Frankrijk populair. Deze werden vanaf 1600
gedrukt in grote hoeveelheden als liederen met luitbegeleiding. Nieuwe technieken
werden gebruikt in de luit geleend van de gitaar, zoals akkoorden 'strummen' als het
ware. De duim inwaards techniek werd vervangen door de duim buiten, zoals
gitaristen hedendaags gewend zijn. De muziek die overblijft van het begin van de 17e
eeuw in Frankrijk zijn meestal adaptaties van bekende liederen. Dit was zo sterk dat
Robert Ballard zichzelf niet een componist noemde, maar iemand die liederen
adapteerde voor eigen gebruik. Vanaf 1623 begonnen de verschillende stemmingen
van de luit, er werd geexperimenteerd met het verschil in klank en resonantie van de
open snaren. Ook waren er met andere stemmingen andere mogelijkheden
betreffende virtuositeit. Deze Accords Nouveaux waren vaak de bovenste koren
anders gestemd om ook meer campanella te kunnen spelen (in toonladders meer open
snaren te raken). Er waren meer dan 10 verschillende stemmingen, bijvoorbeeld
edeff, fdeff, fedff, dedff, ddeff, voor de bovenste koren. Na 1638 begon er een
nieuwe franse stemming te ontstaan, de Nouvel accord ordinaire (f1d1afdA) Dit is
dus een akkoord met de open snaren gespeeld, dus men kan voorstellen dat het zeer
geschikt is bij begeleiding van liederen en ook improvisatie. Dit veranderde niks aan
de manier hoe muziek werd opgeschreven, omdat de tablatuur gewoon hetzelfde
bleef. Tablatuur was ook zeer makkelijk voor meerdere stemmen, omdat je ze niet
allemaal een individuele lengte hoeft te geven, zoals in normale muzieknotatie.
De stijl rond 1630 was de Stile Brisee, net als de ontwikkelingen in de andere
instrumenten was het gewoon om noten te arpeggieren, en ze dus niet tegelijkertijd
aan te spelen. In Italie werd de nieuwe stemming niet zo gebruikt. De oude stemming
werd voornamelijk nog gebruikt voor begeleiding, en de nieuwe luit die zich zou
ontwikkelen tot de Barok luit, werd gebruikt voor solo muziek. Rond 1640 werd de
nieuwe stemming volledig geaccepteerd, met Franse luit componisten zoals de
familie Gaultier, Dufaut, Gallot, en Mouton. Ook speelde een sociale ontwikkeling
een sterke rol, met de opkomst van de middelklasse. Het was niet meer nodig om
voor de koning te spelen, en met het absolutisme kwam er een nieuwe dominerende
klasse die niet per se van adel was. De opkomst van Lully en orchestrale muziek en
de klavecimbel en zelfs de gitaar waren niet goed voor de populariteit van de zachte
luit. Zelfs de meest populaire Theorbe componist van die tijd, Robert de Visee, was
aangesteld als hof gitarist. De enige componist van de tijd die zowel in de oude
stemming als de nieuwe stemming componeerde was Ennemond Gaultier. Hij was
waarschijnlijk de enige luitenist van zijn onderscheiding die aan het hof van Maria di
Medici geengageerd was. De stijl van spelen werd meer de ritmische verschillen
tussen melodie en bas. De structuur was wat uitgedund en vaker waren er maar twee
stemmen. Tussen 1640 en 1660 zijn er weinig bronnen over. Dit komt waarschijnlijk
door de afname in populariteit van de luit. Na afloop was er een werkelijk verval van
de luit, door de overname van de muziek met andere instrumenten. In de 18e eeuw
waren er haast geen publicaties meer en was de populariteit van de luit weg, om
herontdekt te worden in de 20e eeuw.

Pierre Attaignant (1494-1552)


Niet alleen voor de luit belangrijk, was Pierre Attaignant de eerste die enorm veel
muziek kon drukken. Dit met dank aan zijn nieuwe techniek om sneller te kunnen
drukken, waar alleen de noten los werden gedrukt op het papier. Hij heeft vele
boeken gedrukt voor de luit maar ook voor andere muziek. Zijn bijdrage aan de
muziekgeschiedenis kan niet worden onderschat. Zijn luitmuziek zijn vaak collecties,
dus het is niet zeker of hij zelf er ook wat van componeerde, maar er wordt
aangenomen van wel. Hij kreeg koninklijke onderscheidingen, en leefde
waarschijnlijk heel comfortabel in Parijs. Hij heeft meer dan 1500 Chansons gedrukt.
Het verspreiden van de boeken was waarschijnlijk de grootste stap in de
muziekgeschiedenis in de prille tijd van de Renaissance. Zijn werk bestond uit
motetten, missen, chansons, tablatuur voor de luit, orgel, en verschillende clavicord
instrumenten.

Adrien le Roy (1520-1598)


Geboren in een rijke familie, was Adrien le Roy in zijn jonge leven een koorjongen
en studeerde de luit en gitaar. Hij werd een succesvol musicus en ging in dienst bij
het hof van Claude de Clermont gevolgd door Viscont van Tours. Samen met zijn
neef Robert Ballard senior(1525-1588), richtte hij de muziekdrukkerij Le Roy &
Ballard op, en na 1551 kregen ze een koninklijke onderscheiding van Koning Henry
II om muziek te drukken. In 1553 kregen ze de titel van Koninklijke drukkerij, eerder
gehouden door Pierre Attaignant die net eerder was overleden. Zijn neef was meer
betrokken bij het zakelijke aspect van het bedrijf, terwijl Le Roy de artistieke richting
leidde.

Robert Ballard (1572-1650)


Robert Ballard, de zoon van Robert Ballard sr, en dus achterneef van Adrien Le Roy,
kreeg bij uitstek de beste opleiding mogelijk. Met zijn familie in de drukkerij moet hij
wel een hele goede basis gehad hebben en een uitstekende toegang tot muziek en
bronnen. Vanaf 1612 was hij in dienst van Franse regent Maria de Medici en gaf les
aan Koning Louis XIII. Hij heeft twee boeken gepubliceerd van zijn werken in 1611
en 1614. De rest is waarschijnlijk verloren gegaan.

Jean Baptiste Besard (1567-1625)


J B Besard was naast luitenist ook rechtsgeleerd. Hij studeerde in Rome ook
medicijnen tot 1595. In Rome had hij les van Lorenzo Tracetti. In 1597 verhuisde hij
naar Hesse waar hij naast zijn rechtspraktijk en artspraktijk waarschijnlijk ook de luit
doceerde. Daarna woonde hij in Keulen, waar hij in 1603 een heel belangrijk werk
publiceerde, met 403 arrangementen voor de luit in Franse tablatuur. Deze had zelfs
een methode erbij, die later door Robert Dowland in Engeland werd vertaald. Na
afloop verhuisde hij naar Augsberg, om verder te gaan met zijn artspraktijk. In
Augsburg had hij een werk gepubliceerd met vooral veel van zijn eigen liederen. Hij
schreef ook werken over Medicijnen, Fysica, en Geschiedenis. Hij was dus een echte
Renaissance man, een Mens Universalis.

Antoine Francisque (1570-1605)


Antoine Francisque, geboren in Saint-Quentin, had zich pas rond 1600 in Parijs
gevestigd. Waarschijnlijk een beetje nadat hij zijn Tresor d'Orphee had gepubliceerd.
Hij was zeer vroeg gestorven, in 1605. Er is zeer weinig bekend over zijn leven,
behalve dat hij in 1596 getrouwd is in Cambrai, en samen woonde met zijn vrouw
zonder kinderen in Parijs in de jaren 1600. Zijn werken zijn geschreven voor de 10
korige luit.

Nicolas Vallet (1583-1642)


Nicolas Vallet, een Hugenoot, was geboren in 1583 in Frankrijk, maar vluchtte naar
Nederland voor religieuze overwegingen. In Amsterdam woonde hij als een
zelfstandig musicus, luit docent, en eigenaar van een muziekschool. Zijn voornaamste
werk, Le Secret des Muses, heeft composities voor de 10 korige renaissance luit, die
populair was in die tijd. Het werd gepubliceerd in twee delen, in 1615 en 1616. Het
waren redelijke late publicaties voor de 10 korige luit, die binnenkort uit de mode zou
vallen. Hij schreef ook religieuze muziek zoals de Psalmen van David (1615), en
Regia Pietas (1622). Tevens was hij auteur van boeken.
Volgens Frederick Neumann, een Amerikaanse musicoloog, was Vallet wellicht de
eerste die ornamentuur had geintroduceerd in de luit muziek.

Ennemond Gaultier (1575-1651)


Ennemond Gaultier was een van de grootmeesters van de Franse luit. Hij was
aangewezen bij het hof van Maria de Medici nadat hij had gewerkt in Lyon. In 1631
ging hij met pensioen. Zijn neef Denis heeft in 1669 een verzamelwerk gepubliceerd
met onder andere werken van Ennemond, en zo is het overgeleverd en herontdekt.

Denis Gaultier (1603-1672)


Denis Gaultier was geboren in Parijs. Het is niet zeker of hij in 1603 of in 1597 was
geboren. Misschien is 1597 meer geloofwaardig omdat hij ook docent was van
Francois Dufaut die anders de zelfde leeftijd zouden hebben. Hij heeft gestudeerd bij
Charles Racquet(1597-1664), een organist en componist die in Parijs zeer invloedrijk
was. Zijn carriere was vaker gelieerd aan die van zijn neef, Ennemond Gaultier, en
werd vaak verward met hem, omdat vele schrijvers gewoon verwezen naar Gaultier.
Beiden hadden een hele grote reputatie in Frankrijk. Gaultier had nooit een
aangewezen positie bij een hof, en heeft zijn inkomsten en faam waarschijnlijk door
salon spel verwerfd.

Francois Dufaut (1604-1672)


Francois Dufaut werd geboren in Bourges, Frankrijk. Een student van Denis Gaultier,
met een uitstekende reputatie. Veel bronnen van die tijd beschrijven hem als de beste
luitenist van zijn tijd. Er is weinig over hem bekend. Hij is waarschijnlijk in Engeland
gestorven. Van zijn werken zijn er alleen twaalf over in tablatuur. Zijn werken zijn
zeer vrij geschreven met veel variatie.

Charles Mouton (1626-1699/1710?)


Charles Mouton is een van de best bekende Barokcomponisten van de Franse luit.
Mouton leefde rond 1664 in Parijs, en had verschillende welvarende studenten. Hij
reisde veel rond en gaf concerten, en was terug in Parijs in 1680. Het was gedurende
deze jaren dat hij twee werken had gepubliceerd. Er was ook een schilderij van hem
gemaakt in deze jaren.

Jacques Gallot (1625-1695)


Jacques Gallot kwam van een Parijse familie van luitenisten en componisten. Hij was
student van Ennemond Gaultier. In Parijs publiceerde hij een werk samen met een
methode voor luit. De werken in de collectie zzijn in verschillende toonsoorten en
dans stijlen. Sommige van de manuscripten zijn te vinden in de Muziekbiliotheek van
Leipzig. Hij was een van de grondleggers van de muzikale vorm Tombeau. Zijn broer
Alexander Gallot was ook een componist en luitist maar minder bekend. De Tombeau
van Robert de Visee is opgedragen aan Gallot. Een van de werken van Gallot was
door Ottorino Respighi bewerkt voor zijn suite Gli Uccelli.

Robert de Visee (1655-1733)


Robert de Visee was luitenist, en gitarist en gambist bij het hof van Louis XIV en XV.
Hij was een zeer actieve componist. Hij schreef twee gitaarboeken voor de koning, en
meer dan 13 suites voor de gitaar. Rond 1686 was Robert de Visee de zonnekonings
favoriete musicus, en hij speelde vaak in de prive evenementen. Pas in 1709 kreeg hij
een officiele benoeming als hofmusicus. Hij werd gitaar meester van de koning
genoemd in 1719, en hij gaf de koning les sinds 1695. Hij stond deze positie af aan
zijn zoon in 1721. Robert de Visee is waarschijnlijk de best herinnerde componist van
deze lijst, maar dat komt waarschijnlijk door zijn gitaarwerken, die toch in de periode
vrij uniek waren gezien de afwezigheid van teveel gitaar publicaties. Emilio Pujol
had de suite in D klein herontdekt en dit gaf aanstoot tot de herontdekking van Robert
de Visee.

Bronnenlijst

The Lute in Europe 2


Andreas Schlegel& Joachim Ludtke
www.wikipedia.org
CD hoezen van Nigel North, Hopkinson Smith, en Paul O'Dette

You might also like