Professional Documents
Culture Documents
Inleiding
De familie Garibaldi
In de jaren zestig van de negentiende eeuw groeide Giuseppe Garibaldi (1807-1882)
uit tot de legendarische volksheld van Italië. Gekleed in zijn bloedrode overhemd
veroverde hij met zijn bende vrijwilligers in 1860 Sicilië en vervolgens het gehele
zuiden van Italië. Vanuit het noorden komend bracht het leger van koning Victor
Emanuel en de staatsman Camillo Benso di Cavour, van de staat Piemonte, het
noordelijk deel van Italië onder controle. Na het bundelen van hun krachten kwam
ook de rest van Italië onder het bewind van Victor Emanuel. De Italiaanse natie was
eindelijk geboren en Garibaldi werd het symbool van de eenwording, het
Risorgimento.
2
Garibaldi’s wil tot vechten werd genetisch doorgegeven aan zijn vierde zoon
Ricciotti Garibaldi (1847-1924). Die trok al met zijn vader op in de Italiaanse
eenheidsstrijd en vocht daarna, als vrijwilliger aan de Franse kant in de Frans-
Pruisische oorlog van 1870-1871, om vervolgens op de Balkan verder te gaan door de
Grieken bij te staan in hun strijd tegen de Turken in 1897 en 1912.
Ricciotti Garibaldi had echter ook nog tijd voor andere zaken en verwekte zeven
zonen waarvan de oudste, Giuseppe Garibaldi II (1879-1950), overduidelijk in de
krijgshaftige voetsporen van zijn voorouders trad. Deze ook wel Peppino genoemde
Garibaldi dook als een Italiaanse krijgsheer uit de renaissance, een condottieri, bijna
overal in de wereld op waar oorlog werd gevoerd. Al vanaf zijn geboorte in
Melbourne, Australië, was hij een kosmopoliet. Hij verkreeg de nodige militaire
ervaring in de Grieks-Turkse oorlogen, bij revolutionaire conflicten in Zuid-Amerika,
in Zuid-Afrika met het Britse leger tegen de Boeren en ook nog in de Mexicaanse
revolutie van 1910. Daar had hij de rang van luitenant-kolonel verworven. In
augustus 1914 verbleef hij in New York en haastte zich naar het oude continent toen
de oorlog uitbrak.
3
Ricciotti’s tweede zoon droeg zijn vaders voornaam met ere. Ricciotti junior (1881-
1946) was geboren in Rome en had eveneens deelgenomen aan de Grieks-Turkse
oorlog van 1912. De andere vijf zonen waren respectievelijk: Menotti,geboren in 1884,
Sante in 1885, Bruno in 1889, Costante in 1892 en de benjamin Ezio in 1895. Behalve
Menotti meldden de zes andere zonen van Ricciotti senior zich in 1914 aan om voor
Frankrijk te gaan vechten.
Drie kleinzonen van Garibaldi in Frans uniform in het Camp de Mailly met andere
Garibaldiens. Uiterst links Bruno, daarnaast Ricciotti junior en in het midden
Giuseppe (Peppino) Garibaldi met de banden op de mouw. De persoon geheel rechts
met de fiets en indrukwekkende snor is de Italiaanse kapitein Gino Finzi.
Het vaandel van het Légion garibaldienne en een tekening van een Garibaldien in
zijn rode hemd.
5
Vijf van Giuseppe’s jongere broers maakten deel uit van het regiment. In volgorde
van anciënniteit: Ricciotti junior als kapitein van de staf van het regiment, Sante als
luitenant in het 2 e bataljon, Bruno als tweede luitenant in het 3 e bataljon, Costante als
adjudant van de bataljonscommandant van het 3 e bataljon en de benjamin Ezio.
Diens rang wordt nergens vermeld in het omvangrijke boek over de Garibaldiens
van de Franse militaire historicus Hubert Heyriès, maar hij was mogelijk aspirant
officier.1
Van half november tot half december werden de Garibaldiens getraind in het Camp
de Mailly. Ze kregen Franse uniformen en uitrustingen. Het rode hemd van hun
stamvader mocht alleen onder het uniform gedragen worden, maar ze kregen wel
een eigen vaandel. Na een inspectie werd het regiment gereed bevonden om de in de
eerste oorlogsmaanden uitgedunde Franse gelederen te gaan versterken. De Argonne
werd het strijdtoneel.
De strijd in de Argonne
De Argonne is een beboste heuvelrug ten westen van Verdun, doorsneden met
rivierdalen en kloven (‘ravins’). De gemiddeld zo’n 350 meter hoge heuvelrug is van
noord tot zuid circa 70 km lang en 15 km breed. Het bos met zijn dichte
struikgewassen was bepaald geen gemakkelijk terrein om een gevecht te beginnen.
De Duitse legers trokken er, in hun opmars van augustus-september 1914, dan ook
aan de oost- en westkant langs. Hetzelfde deden ze tijdens de terugtocht na de
verloren slag aan de Marne. Die terugtocht eindigde in de tweede helft van
september aan de noordkant van de Argonne en de Fransen namen vervolgens bezit
van het grootste deel van de heuvelrug.
De Argonne werd doorkruist door een aantal wegen die nog steeds te volgen zijn.
Van west naar oost loopt er een verbindingsweg tussen de dorpen Vienne-le-Château
en Varennes-en-Argonne (zie kaart 1). Deze weg kruist de vanaf het zuiden komende
weg, die door de dorpen Le Claon en La Chalade loopt, bij het gehucht Le Four de
Paris. Bezit van dit kruispunt was dus van groot belang om het gebied te kunnen
controleren en de Fransen hadden dat punt in september zo goed mogelijk versterkt.
Er loopt van noord naar zuid nog een smallere weg door de Argonne, die ooit deel
uitmaakte van een Romeinse straatweg. De naam van dat weggetje, la Haute
Chevauchée, verwijst naar de jacht te paard (‘cheval’) die hier in voorbije tijden werd
uitgeoefend. La Haute Chevauchée loopt over een heuvel, met code H285, die net als
het kruispunt Le Four de Paris van groot belang was voor de controle over het
gebied. Dit gedeelte van de Argonne, de heuvels van het Bois de Bolante en La Fille
Morte doorsneden met de Ravin des Courtes Chausses en de Ravin des Meurissons,
werd in de winter van 1914-1915 het strijdperk van de Garibaldiens.
6
september lukte het ook nog de hoogte H285 langs La Haute Chevauchée even te
veroveren, maar de Duitsers werden snel weer teruggedreven en de heuvel bleef in
Franse handen.
Vanaf 13 oktober gaf generaal Bruno von Mudra leiding aan de strijd in de Argonne
als commandant van het Duitse XVIe Korps bestaande uit drie infanteriedivisies met
de nummers 27, 33 en 34. Von Mudra wordt geprezen als een verstandig
bevelhebber, maar bepaald voorspoedig verliepen de Duitse aanvallen niet. Om elke
meter grond moest gestreden worden en de frontlijn kreeg eind 1914 een uiterst
grillig verloop. De Duitsers waren in ieder geval van plan lang te blijven en de
uitbouw van hun positie met manschappenverblijven (‘Läger’) en de aanleg van een
spoorlijn, de Argonnenbahn, nam een aanvang.
De loopgraven waren in deze eerste fase van de oorlog nog vrij primitief en lagen
soms heel dicht tegenover elkaar. Dat was de situatie toen de Garibaldiens op 23
december als versterking van de Franse 10 e divisie hier arriveerden. De 10 e divisie
stond onder bevel van generaal Henri Gouraud en maakte deel uit van het Franse
Derde Leger van generaal Maurice Sarrail.
8
De Garibaldiens in de Argonne
Op 26 december 1914 werden de Garibaldiens voor de eerste keer ingezet bij een
Franse tegenaanval op de heuvel van het Bois de Bolante ten zuiden van de weg van
Varennes naar het kruispunt Le Four de Paris. Hun opdracht was de Franse
loopgraven te heroveren die in de voorafgaande dagen verloren waren gegaan bij
een Duitse aanval. Om vier uur in de ochtend kwamen ze door de linies naar voren
en vielen om 06.30 uur aan met tweede luitenant Bruno Garibaldi van het 3 e bataljon
voorop. Door de felheid van de aanval slaagden ze erin het grootste gedeelte van het
verloren gegane terrein terug te veroveren. Bruno Garibaldi raakte gewond aan zijn
hand maar zette door. De verliezen waren echter aanzienlijk en bij het verzamelen
werd duidelijk dat Bruno Garibaldi was gesneuveld. Zijn lichaam kon pas twee
dagen later geborgen worden. Het werd een erezaak voor de Garibaldiens om hem
van het slagveld te halen.
Op 28 december werd hem, samen met andere omgekomen officieren, de laatste eer
bewezen in aanwezigheid van generaal Gouraud. Zijn stoffelijk overschot werd enige
dagen later opgegraven en begin januari in een soort triomftocht naar Rome
overgebracht om daar herbegraven te worden. De andere gesneuvelden werden
begraven in La Chalade op een veldje tegenover de oude abdijkerk, die als medische
hulppost dienst deed. Bruno Garibaldi werd geciteerd in een dagorder van generaal
Sarrail van 16 januari 1915 met de fraaie woorden als “tombé héroïquement au
milieu des volontaires italiens”.5 Hij was 25 jaar.
Het regiment werd eerst overgeplaatst naar Bar-sur-Aube, vervolgens naar het depot
in Avignon en op 5 maart uiteindelijk opgeheven. Nadat Italië aan de zijde van de
Entente aan de oorlog ging deelnemen, kregen de Italiaanse legionairs de keus om
terug te keren naar hun land of overgeplaatst te worden naar een van de andere
marsregimenten van het Vreemdelingenlegioen. Ruim honderd kozen daarvoor,
maar de meerderheid keerde evenals de vier nog levende broers Garibaldi terug naar
Italië.
De oude Ricciotti Garibaldi, midden met witte baard, vergezeld van zijn nog levende
zonen bij het bezoek aan de militaire districtscommandant van Rome in juni 1915.
De stoffelijke resten van een zestigtal Garibaldiens werden in de jaren twintig uit de
Argonne overgebracht naar de grote Italiaanse militaire begraafplaats Bligny bij
Reims.9 Daar liggen overwegend Italianen die gesneuveld zijn in de tweede slag aan
de Marne in de zomer van 1918. Bij de ingang van de begraafplaats staat echter ook
een klein gedenkteken met daarop de namen Bolante, Courte Chausse en Ravin des
Meurissons. Drie godinnen houden zegekransen boven de namen. Evenals het
monument in La Chalade dateert dit gedenkteken uit de periode dat de fascisten van
Benito Mussolini, Il Duce, aan de macht waren en dat alles moest wijzen op Italiaanse
glorie.
Het gedenkteken werd vervaardigd door de Italiaanse beeldhouwer Alberto
Cappabianca. Eén van de Italiaanse kunstenaars die het appèl van september 1914
opvolgde. Als kapitein in het 2 e bataljon van de Garibaldiens werd hij eveneens op 20
januari 1915 onderscheiden met het ‘Légion d’honneur’. Cappabianca maakte ook het
monument voor de Garibaldiens en voor al de andere Italiaanse vrijwilligers in het
Franse leger dat op de beroemde begraafplaats Père Lachaise in Parijs in 1934 werd
onthuld. Zo bleef de herinnering aan de Garibaldiens bewaard tot aan 2008 toe.
De laatste ‘Garibaldien’
Op 12 maart 2008 overleed op 110-jarige leeftijd Lazare (Lazzaro) Ponticelli in het
Franse dorp Kremlin-Bicêtre in de Val-de-Marne. Geboren op 7 december 1897 in
Italië was Ponticelli de laatste nog levende oorlogsveteraan in Frankrijk.10 Als
negenjarig jongetje was hij naar Frankrijk gekomen. In 1914 werkte hij als
schoorsteenveger en venter van kranten in Parijs. Toen de oorlog uitbrak, meldde hij
zich aan voor het Vreemdelingenlegioen. Frankrijk had hem werk en daardoor te
eten gegeven en dus wilde hij voor Frankrijk vechten. Liegend over zijn leeftijd werd
hij aangenomen. In een interview verklaarde hij eens dat hij in de Argonne
onophoudelijk gaten in de grond moest graven voor de doden of voor de
mijngangen.
Na het opheffen van het marsregiment keerde Ponticelli begin 1915 terug naar Parijs.
Na de intrede van Italië in de oorlog moest hij echter in Italiaanse krijgsdienst en
werd eind 1915 naar Turijn overgebracht door Franse gendarmes. Hij vocht aan het
Italiaanse front in de Alpen, raakte daar gewond en keerde na de oorlog opnieuw
terug naar Parijs. Samen met zijn broers begon hij een metaalconstructiebedrijf en
werd uiteindelijk pas in 1939 tot Fransman genaturaliseerd. Als laatst overleden
Franse oorlogsveteraan kreeg Lazare Ponticelli op 17 maart 2008 een staatsbegrafenis.
Zijn kist werd gedragen door militairen van het Vreemdelingenlegioen, de
legereenheid waarin hij in de winter van 1914-1915 in de Argonne voor Frankrijk had
gevochten.
De laatste van de Italiaanse vrijwilligers was niet meer, maar zijn herinnering leeft
voort. Op 28 september 2012 werd in Nogent-sur-Marne, ten oosten van Parijs, een
plein omgedoopt tot het Place Lazare Ponticelli en voorzien van een beeld van een
poilu.
Lazare Ponticelli.
17
Noten
1
Heyriès, H., Les Garibaldiens de 14, Splendeurs et misères des Chemises Rouges en France
de la Grande Guerre à la Seconde Guerre mondiale, Nice, 2005.
2 Heyriès, p. 162.
3 Degrande, W., Feldgrau in de Argonne, 1914-1918, Vier jaar strijd vanuit Duits
54-63.
9 Sapori, J., Les troupes italiennes en France pendant la première guerre mondiale, Parçay-
___________________________________________________________________________
▬ © 2013 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de
auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande
schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen
via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel is eerder, onder
dezelfde titel, geplaatst in De Groote Oorlog, het huisorgaan van de Western Front
Associatie Nederland.