You are on page 1of 2

KLASSIEKE VRAGEN SEKSUOLOGIE

1. Geef de seksuele dysfuncties volgens DSM5.

Man Vrouw
Seksueel verlangen Stoornis in seksueel
verlangen
Seksuele opwinding Erectiestoornis Seksuele interesse of
opwindingsstoornis
Orgasme Premature ejaculatie Vrouwelijke
orgasmestoornis
Penetratie Genito-pelviene pijn – penetratie stoornis

2. Verschil tussen seksuele functiestoornissen en seksuele dysfunctie


Een functiestoornis betekent dat er een onvrede is door discrepantie tussen wat de persoon
wil beleven en wat hij in feite beleeft in de seksuele relatie. Wanneer die moeilijkheden een
verslechtering inhouden van de fysiologische componenten van de seksuuele respons. Als de
persoon hier ook effectief last van heeft spreekt men van een seksuele dysfunctie.

3. Wat is een parafilie?


Minstens 6 maand durende associatie tussen hevige seksuele opwinding en handideling of
fantasie door niet-menselijke voorwerpen, vernedering, kinderen of volwassenen tegen de
wil in.

4. Noem de parafiele stoornissen volgens DSM5


- Voyeurisme
- Seksueel masochisme stoornis
- Seksueel sadisme stoornis
- Pedofiele stoornis
Voortdurend herhaald en veroorzaakt lijden!

5. Verschil tussen parafilie en parafiele stoornis?


Een parafilie wijst meer op een atypische seksuele interesse, bij de meeste mensen met een
parafilie is er geen sprake van een stoornis. Een parafiele stoornis wordt veroorzaakt door
persoonlijke distress of een verlangen of gedrag dat iemand ander’s psychologische distress
in het gedrang brengt of aanleiding geeft tot verwondingen, dood, verlangen naar seksueel
gedrag of zonder consent.

6. Noem 6 oorzaken van seksuele dysfuncties.


- Onvoldoende of onjuiste kennis
- Gebrek aan vaardigheden
- Angsten en remmingen
- Lichamelijke problemen
- Partner-relatieproblemen
- Normatief denken
- Maatschappelijke factoren
- Zingevingsproblemen
7. Geef een aantal elementen van de speciële seksuologische anamnese
- In welke fase van de responscyclus?
- Welk soort probleem is het?
- Hoe ervaart de patiënt het probleem?
- Welke invloed heeft dit op de beleving, relatie en functioneren?
- Wat doet de patiënt, wat voelt hij en hoe communiceert de patiënt daarover?
- Wat lukt er en wat gaat moeilijk?
- Altijd of situatie-afhankelijk (masturbatie><coïtus)
- Primair of secundair
- Samenvattend
- Seksuele voorgeschiedenis
 Gedrag, cognitie, lichamelijk, communicatie

8. Kinderseksualiteit
Bij 2-6 jarigen: aanraken seksuele lichaamsdelen, aanraken van moeders borsten, uitkleden
in bijzijn van anderen, naakt rondlopen, kussen van andere kinderen
Bij 6-9 jarigen: vragen stellen over seks, beschaamd zijn over het uitkleden
Bij 10-12 jarigen: worden seksueel nieuwsgieriger, naar porno kijken, praten over seksuele
activiteiten
Niet tollereerbaar: mond plaatsen op seksuele plaatsen van kinderen of volwassenen,
tongkussen, seksorganen van dieren betasten, voorwerpen plaatsen in vagina of rectum

9. Geef verklaringen voor seksueel geweld (Finkelhors)


- Motivatie bij de dader: afwijkende opwinding, behoefte aan machtsuitoefening,…
- Dader moet interne belemmeringen overwinnen: persoonlijkheidsstoornis,
verstoring inhibitie van seksueel gedrag
- Dader moet externe belemmeringen overwinnen: afwezigheid van sociale controle,
lagere sociale klasse
- Dader moet weerstand bij het slachtoffer overwinnen: fysieke/mentale zwakte,
eerder seksueel misbruik,..

You might also like