You are on page 1of 42

Jaami’ al-Qur’aan wa bima ʿAzūhu li ʿUthmaan

EEN DEUGDZAME TAAK


Het Samenstellen van de Qurʼaan

Imaam Aḥmad Riḍā Khān al-Qaadirī al-Bareilwī


Nederlandse vertaling door Muḥammad Oemar al-Qaadirī
|1
Jaami’ al-Qur’aan wa bima ʿAzūhu li ʿUthmaan |2

EEN DEUGDZAME TAAK


Het Samenstellen van de Qurʼaan

Eerste editie
27 Ramaḍaan 1440
1 Juni 2019

Shaykh al-Islaam al-Mujaddid al-A’ẓam


Imaam Aḥmad Riḍā Khān al-Qaadirī al-Bareilwī

Engelse vertaling & notities door


Shaykh Mawlānā Muḥammad Kalīm al-Qaadirī (Preston, U.K.)
Bron TheSunniWay

Een Nederlandse vertaling middels de zegeningen van


Ghawth al-Waqt Sayyidī Taaj al-Sharī‘ah door
Muḥammad Oemar al-Qaadirī

VOOR VRIJE DISTRIBUTIE


De vertaling van dit extract is toegewijd aan

Jaami’ al-Qur’aan, de 3e kalief Amīr al-Mu’minīn


Sayyidunā ʿUthmaan ibn ‘Affaan
|3
al-Ghanī Dhun-Nooraynz
Ter gelegenheid van de 27e Ramaḍaan Kareem, één van de mogelijke
nachten beter dan 1000 maanden, de nacht van Laylat al-Qadr

In liefde van
Quṭub e Zamaañ Sayyidī Murshidī Huzoor Taajush Sharī‘ah ‘Allaamah
Muftī Muḥammad Akhtar Riḍa Khān Al-Qaadirī Noorī Azharī t

voor de Isaal e Thawaab van


Murshid e Kaamil Sayyidī Huzoor Taajush Sharī ‘ah t
Mujaahid Ahl al-Sunnat ‘Allaamah Sayyid Shah Turab al-Ḥaqq al-Qaadirī t
Al-‘Allaamah Sayyid Shaahid ‘Alī Ḥasanī al-Qaadirī Raampurī t
Baḥrul ‘Uloom Muftī ‘Abdul Mannaan ‘Azmī t,, , al-Ḥabīb Abubakar Bin ‘Alī
Assegaf Menado t , Muftī Europe ‘Abdul Waajid Al-Qaadirī t ,
Al Ḥaaj Imaam Moḥamed Ajoeb Dinmoḥamed,
Al Ḥaaj Muḥammad Fahīm ‘Abdul Sataar Vaḥedna, En
Al Ḥaaj Badulakhān Dinmoḥamed & Ḥajja Latifun Juman, Al Ḥaaj Moḥamed (‘Abdul)
Laṭief Dinmoḥamed, Al Ḥaaj Moḥamed Englandkhān Dinmoḥamed,
Ḥajja Rita Dinmoḥamed, Al Ḥaaj Moḥamed Shah Firozkhān Dinmoḥamed,
Al Ḥaaj ‘Alī Abbās Chiragally & Ḥajja Safoera Balaydin, Al Ḥaaj Moḥamed Liakat ‘Alie
Chiragally, Al Ḥaaj ‘Allyseer Kishun & Ḥajja Ḥaliman ‘Aliman Panchu,
Ḥajja Jaitoen Kishun, Al Ḥaaj Moḥamed Jaqoeb Kishun, Al Ḥaaj ‘Abdul Ḥameed Kishun,
Al Ḥaaj ‘Alaudeen Kishun, Ḥajja Mariam Kishun, Al Ḥaaj Moḥamed Albert Dilrozen
Dilmoḥamed & Al Ḥaaj Moḥamed Liaqat ‘Alī Dilmoḥamed, Al Ḥaaj Moussadek Houichi,
Sayyidah Khadija Goolam Rasool, Ḥajja Khoraysa Adjmoenahar Guman,
Ḥajja Kharunnisha ‘Abdul Ṣamad, Ḥajja Faṭima ‘Abdurraḥmān,
Al Ḥaaj Ashah ‘Abdul Raḥīm Rashidī, Al Ḥaaj ‘Abdul Sattar Vaḥedna, Ḥajja Raḥima bai,
Al Ḥaaj Aḥmad Khān, Al Ḥaaj Rais Alam Khān & Ḥajja Tasneem Qauser,
Ḥajja Kemroennissa Mahabali-‘Alīḥoessein, Ḥajja Salma Ghafoeran Soekhai,
Ḥajja Moḥabbat Amina Ghatoen, Ḥajja Ḥabiba bent Moḥamed Tazi, Al Ḥaaj ‘Alī Madhar,
Al Ḥaaj (‘Abdul) Wadjiet ‘Alī Sahangoekhan, Al Ḥaaj L.N.N.H. Ḥussain, Al Ḥaaj Aḥmet
Duran Ari, Al Ḥaaj Yusuf (‘Abdul) Rasyid van Meer, Al Ḥaaj Benaissa el Guebli.
Shaykh Ḥaḍrat Sayyid Bashayban Belgam Karnataka t

Moge Allāh l middels de waseela van RasoolAllāh b hen en alle andere


overledenen (Marhooms) van de Ahl al-Sunnah wal Jamaa‘ah zegenen met
Maghfirah en een verheven plaats in het Heilige Paradijs schenken. Aameen.
INHOUD

TRANSLITERATIE LEGENDA .................................................................................... 5


|4
OVER DE AUTEUR ......................................................................................................... 7
VOORWOORD............................................................................................................... 10
VOORWOORD............................................................................................................... 11
VRAAG 1 ......................................................................................................................... 13
VRAAG 2 ......................................................................................................................... 25
SAMENVATTING ......................................................................................................... 30
INTRODUCTIE AMĪR AL-MU’MINĪN ................................................................... 32
Sayyidunā ‘Uthmaan is het dak!....................................................................... 32
Wie zijn de ‘Ashrah Mubashsharah? .............................................................. 33
Tien kwaliteiten van Sayyidunā ʿUthmaan ................................................. 33
De Fadaail (Voortreffelijkheid) Sayyidunā ʿUthmaan ............................ 34
Sayyidunā ʿUthmaan en het volgen van de Sunnah ................................. 35
Sayyidunā ‘Alī en zijn geliefde vrienden ...................................................... 36
Het kussen van de Qur’aan ................................................................................ 37
De Sleutels van de schatten van de hemelen en de aarde ..................... 38
TRANSLITERATIE LEGENDA
‫ا‬ Alif A ‫ط‬ Ṭā’ Ṭ
‫ب‬ Bā’ B ‫ظ‬ Ẓā’ Ẓ
|5
‫ت‬ Tā’ T ‫ع‬ ‘Ayn ‘
‫ث‬ Thā’ TH ‫ﻍ‬ Ghayn GH
‫ج‬ Jīm’ J ‫ﻑ‬ Fā’ F
‫ح‬ Ḥā’ Ḥ ‫ﻕ‬ Qāf Q
‫خ‬ Khā’ KH ‫ﻙ‬ Kāf K
‫د‬ Dāl D ‫ﻝ‬ Lām L
‫ذ‬ Dhāl DH ‫ﻡ‬ Mīm M
‫ر‬ Rā’ R ‫ن‬ Nūn N
‫ز‬ Zā Z ‫ه‬ Hā’ H
‫س‬ Sīn S ‫و‬ Wāw W
‫ش‬ Shīn SH ‫ي‬ Yā’ Y
‫ص‬ Ṣād Ṣ
‫ض‬ Ḍād Ḍ

De eerste kolom laat de letters zien zoals geschreven in het Arabisch.


De tweede kolom betreft de uitspraak van de letter.
De derde kolom is hoe iedere letter wordt aangeduid wanneer Arabisch wordt
getranslitereerd naar het Latijns alfabet.

‫ﻻ‬ ُّ‫ب‬ ُّ‫ب‬ ُّ‫ب‬ ُّ‫ب‬ ُّ‫ب‬ ‫بُو‬ ‫ِبي‬ ‫بَا‬ ُ


ُّ‫ب‬ ُّ‫ب‬
ِ ُّ‫ب‬
َ
lā bbu bbi bba bb b bū bī bā bu bi ba

Ook al is de transliteratie in dit boek standaard en zullen velen al bekend zijn


met de verschillende karakteristieken, zal er ook een aantal lezers zijn wiens
welbespraaktheid onderbroken kan worden door hun onbekendheid van deze
getranslitereerde letters. Deze uitleg en de tabel hierboven dienen als
hulpmiddel om dit beter te begrijpen en om op deze manier zoveel mogelijk
mensen te bereiken. De meerderheid van het Arabische en Urdu alfabet heeft
een logische transliteratie (bā’/bē – b, etc). Letters met punten eronder
worden op een andere manier uitgesproken, zie de tabel (Ḥ - ‫ ح‬etc.). Klinkers
met strepen erbovenop geven een langere uitspraak aan dan de basis
uitspraak, zoals wāw, alif en yā’ met jazm. De tashdīd ( ) wordt aangegeven
w

door herhaling van de zelfde letter of letters.


De verschillende Arabische Lofprijzingen en Durood door deze
vertaling heen worden als volgt gelezen en uitgesproken:

- De Meest Geprezen, De Meest Verheven (Allāh), hierna: |6


l[Subḥaanahu Wa Ta‘Aalaa]
- Moge Allāh de Almachtige hem zegenen en vrede schenken, hierna:
b [ṢallAllaahu ‘Alayhi Wasallam]
- Moge Allāh de Almachtige weltevreden met hem zijn, hierna:
z[Raḍī Allaahu ‘Anhu]
- Moge Allāh de Almachtige weltevreden met haar zijn, hierna:
x[Raḍī Allaahu ‘Anha]
- Moge Allāh de Almachtige weltevreden met hen zijn, hierna:
c [Raḍī Allaahu ‘Anhum]
OVER DE AUTEUR
Imaam Aḥmad Riḍāzwerd geboren op de 10e van Shawwāl 1272 A.H.
(circa 14 juni 1856 CE) in Bareilly Sharīf, UP, India.
|7

Zijn vader, de Ghazzalī van zijn tijd, Shaykh Mawlaanā Naqī Alī
Khānz, en grootvader, Shaykh Mawlānā Riḍā Alī Khānz,
behoorden tot de eminente Schriftgeleerden en Heiligen van hun tijd.
Zijn adellijke voorvaderen migreerden tijdens de Mongoolse dynastie
van Kandāhar (Kābul), Afghānistaan, eerst naar Lahore en vestigden
zich later in Bareilly.

Een korte introductie in het leven van Imaam Aḥmad Riḍāz:


• In 1276 A.H. (1860 CE), had Imaam Aḥmad Riḍāzop 4 jarige
leeftijd de recitatie van de Qur’aan al voltooid.
• In 1278 A.H. (1862 CE), op 6 jarige leeftijd voerde hij een
gesprek in welbespraakt Arabisch met een Arabier.
• In 1280 A.H. (1864 CE), op 8 jarige leeftijd tijdens het
bestuderen van het welbekende boek van Arabische
grammatica, Hidaayah al-Naḥw, schreef hij een nabeschouwing
erover in de Arabische taal.
• In 1282 A.H. (1866 CE), op 10 jarige leeftijd schreef hij een
verbazingwekkende nabeschouwing van het complexe en
gecompliceerde boek over de beginselen van jurisprudentie
[Usūl al-Fiqh], Musallam al-Thubūt.
• Op de 14e van de maand Ramadaan 1286 A.H. (1869 CE) op een
leeftijd van 13 jaar, 10 maanden en 5 dagen, voltooide hij zijn
studie van alle conventionele wetenschappen en studeerde af
als Muftī. Hij bestudeerde de overgebleven wetenschappen zelf
en meesterde beide Islamitische en seculiere wetenschappen.
Op diezelfde leeftijd begon hij met het lesgeven en nam de
verantwoordelijkheid om Islamitische Edicten (Islamitische
Jurisprudentiële Rechtspraak) uit te geven [fataawa].
• In 1286 A.H. (1869 CE) op 13 jarige leeftijd schreef hij een
monografie over de definitie van lofprijzing [ḥamd] en
verheven leiding [hidaayah] in de Arabische taal genaamd, Dū’
al-Nihaayah fī I’laam al-Ḥamd wa al-Hidaayah.
• In 1294 A.H. (1877 CE), op 22 jarige leeftijd werd hij gezegend
met het successorschap [khilaafat] waarover zijn spirituele
leider, Shaah Aale Rasūl Marehrawīzmet trots zei, “Als op de
dag des oordeels Allāhlaan mij vraagt, ‘O nakomeling van de
Profeet! Wat heb jij voor mij gebracht van de wereld?’ Zal ik |8
Aḥmad Riḍā presenteren.”
• In 1295 A.H. (1878), op 23 jarige leeftijd vervulde hij zijn eerste
Ḥajj en ontving Ijaazah in Ḥadīth en Fiqh van verscheidene
Arabische Schriftgeleerden.
• In 1318 A.H. (1900 CE), op 46 jarige leeftijd tijdens het
evenement gehouden onder supervisie van Shaah Amīn
Firdausīz, Sajjaadah van Khaanqah e Mu’azzam, Bihar Sharīf,
in het bijzijn van talloze Schriftgeleerden en gerespecteerde
spirituele leiders van het Indiase subcontinent1, werd Imaam
Aḥmad Riḍāzuitgeroepen tot de ‘Herlever van deze eeuw’
[Mujaddid e Miat e Haadirah] (d.w.z. veertiende eeuw). Ook
werden de eerste edities van ongeveer 100 boeken van Imaam
Aḥmad Riḍāzgeprint door Toḥfa e Ḥanafīyyah.
• In 1320 A.H. (1902 CE), op 48 jarige leeftijd gaf hij het vonnis
uit van kufr op vier ouderlingen uit de plaats Deoband in al-
Mustanad al-Mu’tamad alā al-Mu’taqad al-Muntaqad.
• In 1323 A.H. (1905 CE), op 51 jarige leeftijd tijdens zijn bezoek
aan de heiligdommen, presenteerde hij zijn bevel van kufr, een
extract uit zijn al-Mustanad al-Mu’tamad aan de
Schriftgeleerden van Makkah Mu’azzamah en Madīnah
Munawwarah ter onderschrijven. De Schriftgeleerden
bevestigden het bevel van kufr, deze samen met hun bevel van
kufr werd gecompileerd tot Ḥussaam al-Ḥaramayn die later
gepubliceerd werd in India.
• In 1324 A.H. (1906 CE), op 52 jarige leeftijd gaven de
Schrifgeleerden van Makkah Mu’azzamah, Madīnah
Munawwarah en ook Schriftgeleerden van andere landen
Imaam Aḥmad Riḍāzde titel van ‘herlever’ en prezen hem als
de ‘leider der leiders’ [Imaam al-A’immah].

1
Voor het splitsen van wat toendertijd India was. Inclusief wat India vandaag de dag is,
maar ook Pakistān en Bangladesh.
• In 1326 A.H. (1908 CE), op 54 jarige leeftijd compileerde Imam
Aḥmad Riḍāzeen gedetailleerde nabeschouwing in het
Arabisch, Jadd al-Mumtaar, over het welbekende Hanafī tekst,
Radd al-Muḥtaar van Allaamah Ibn Abidīn al-
Shaamīzbestaande uit vijf volumes. |9
• In 1330 A.H. (1911 CE), op 58 jarige leeftijd schreef Imaam
Aḥmad Riḍāzeen accurate vertaling van de Qur’aan, en
zegende de wereld met Kanz al-Imaan [the Treasure of Faith].
Vervolgens zegende hij de wereld met een 12 volume
jurisprudentiele encyclopedie genaamd, al-Ataayā al-
Nabawiyyah fī al-Fataawa al-Riḍawiyyah [De Profetische
Geschenken in de Riḍaawi Edicten]. Deze encyclopedie is nu
beschikbaar in 30 volumes na de vertaling en toevoeging van
monografieën geschreven door de Imaam.2

Imaam Aḥmad Riḍāzverliet deze vergankelijke wereld op 25 Safar


1340 A.H. (28 Oktober 1921) op een leeftijd van ongeveer 67 jaar,
volgens de maankalender.

Het aantal werken waar wij weet van hebben, geschreven door Imaam
Aḥmad Riḍāzlopen op tot 679, waarvan 206 monografieën zijn
inbegrepen in de 30-volume editie van Fataawa Riḍawiyyah.

2
Extract uit Ḥaayat e Aʿlā Ḥaḍrat door Allaamah Zafar al-Dīn Bihaarī z.
VOORWOORD
(Engelse vertaler)

De Boodschapper van Allāh b verliet het wereldse leven voordat


| 10
de Qur’aan gebundeld was tot een boekvorm.3

Alle lofprijzing is voor Allāh, de Heer der werelden. Zegeningen en


vrede van Allāh zij op onze meester, onze leider, onze toeverlaat en
beschermer, Muḥammad, en op zijn nakomelingen en zijn metgezellen.

Deze beknopte extract dient ter introductie over de historie van het
compileren oftewel samenstellen van de Qur’aan en de compilators
ervan. Geschreven in 1322 A.H., ter beantwoording van twee vragen
over de compilatie van de Qur’aan; één ontvangen vanuit de auteur’s
geboortestad, Bareilly, en de andere vanuit Aẓīmabaad (Patna), legt
Imaam Aḥmad Riḍā uit in zijn buitengewone stijl – bondig maar
veelomvattend – waarom Sayyidunā ʿUthmaanzJaami’ al-Qur’aan
(samensteller van de Qur’aan) wordt genoemd, hoeveel anderen werd
deze titel ook gegeven, wie zijn de compilators, op wiens raadgeving
werd het samengesteld, en waarom werd het samengesteld.

De Engelse vertaling werd gedaan vanuit de Urdu tekst gevonden in


volume 26 van al-Fataawa al-Riḍawiyyah (gepubliceerd door Markaz e
Ahl e Sunnat Barkaat e Razā). Behalve de referenties staan er in de
Urdu versie geen andere voetnoten, en zijn deze daarom toegevoegd
op bepaalde plaatsen ter ondersteuning, het uitleggen van de
terminologie, en voor noodzakelijke verduidelijking om het de lezer te
vergemakkelijken. Een samenvatting van de extract is toegevoegd.

Shaykh Mawlānā Muḥammad Kalīm (Preston, UK)


14 Ṣafar 1437/ 28 November 2015

3
Fatḥ al-Baarī 9:12; al-Bukhaarī, Ḥadīth no. 4986.
VOORWOORD
(Nederlandse vertaler)

‫الرحمن الرحيم‬
ٰ ‫بسم اهلل‬
| 11

‫السال َُم َعلٰى َس ِّي ِد ْاْلَنْب ِ َيا ِء َوال َُم ْر َسلِي ْ َن‬
َّ ‫اِكيْ َن َوالصَّ لٰوةُ َو‬ َّ ‫ا ْل َح ْم ُد ل ِ ّلهِ َر ِّب ال َْعا َلمِي َ َن َح ْم َد‬
ِ ِ ‫الش‬
‫َو َعلٰى ٰالِهِ َو ْاص َحابِهِ َا ْج َم ِعي ْ َن‬
Ter gelegenheid van Laylat al-Qadr is deze Nederlandse vertaling
gedaan voor de Isaal e Sawaab (Versturen van beloning voor Moslim
overledenen) voor mijn Nana Djaan (Opa) al-Ḥaaj Imaam Moḥamed
Ajoeb Dinmoḥamed die zijn leven wijdde aan het opdoen en
verspreiden van kennis, en daarbij velen heeft onderwezen in het
reciteren van de Heilige Qur’aan. Moge ook hij tevreden zijn met mijn
werk. Eventuele fouten in vertaling dienen toegeschreven te worden
aan mijzelf. Moge Allāhlmij vergeven voor mijn fouten. Voor
feedback kunt u contact met mij opnemen.

Dankbetuiging aan: mijn moeder, vader, zuster (moge Allāhlhaar


middels de Waseela van Nabi Kareem b Shifa schenken), en mijn
vrouw voor hen steun en vertrouwen. En Ḥaji Muḥammad ʿAlī Guman
al-Qaadirī & Ḥaji Imambuks voor advies en correcties.

Ḥaḍrat Muftī Muḥammad Afthab Cassim al-Qaadirī Razvī Noorī werd


geinformeerd over het vertalen van Jaami’ al Qur’aan in het Nederlands
and maakte du‘ā voor mijn succes.

Taalib e Du‘ā

Muḥammad Oemar al-Qaadirī


27 Ramaḍaan 1440/ 1 Juni 2019
Heerhugowaard, NL
| 12

Wa Ṣallal Laahu ‘Alaa Muḥammadin ‘Adada Maa Dhakarahudh Dhaakirūn


Wa ‘Adada Maa Ghafala ‘Andhikrihil Ghaafilūn

Kaam Wo Le Li-Jiye Tum Ko Jo Raazi Kare


Theek Ho Naam E Raza Tum Pe Karoroñ Durood
VRAAG 1
Wat zeggen de shriftgeleerden van het geloof en Muftīs van de Sharīʿah
over de volgende kwestie: | 13

Heeft Sayyidunā ʿUthmaanzde Qur’aan gecompileerd of was er nog


iemand voor hem?

Ook wordt er vaak gesproken over Sayyidunā Abū Bakr al-


Ṣiddīqzdie het heeft gecompileerd, maar dat zijn samenstelling werd
begraven; is dit waar of niet waar?

Antwoord en wees beloond.

Antwoord:
Het samenstellen van de Qur’aan, het systematisch organiseren van de
verzen, het voltooien en scheiden van de hoofdstukken (sūrah)
gebeurde in de tijd van de Boodschapper van Allāh b , onder het
gebod van Allāhlzoals geinformeerd door Jibrīlq en onder het
gebod en leiding van de Boodschapper van Allāh b. Echter, werd de
Qur’aan onthouden in de harten van de metgezellen; op diverse
perkamenten, stukken steen; op huiden, schouderbladen en ribben van
geiten en schapen; en andere plaatsen. Maar, de gehele Qur’aan was
nog niet als boekvorm samengesteld.

Toen de Slag van Yamaamah4 plaatsvond tegen Musaylamah Kadhaab –


de bedrieglijke eiser van Profeetschap – in de tijd van Amīr al-
Mu’minīn Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz; hebben vele metgezellen
die de Qur’aan hadden gememoriseerd de marteldood gekregen.

4
Muḥammad ibn Jarīr en anderen overleveren dat de Slag van Yamaamah plaatsvond
in 11 Hijrī. Ibn Qaaniʿ overleverde dat de Slag plaatsvond tegen het einde van 11 Hijrī.
Andere overleveringen suggereren dat de Slag plaatsvond in 12 Hijrī. De reconciliatie
tussen deze twee overleveringen zal mogelijk kunnen zijn dat de Slag begon in 11 Hijrī
en eindigde in 12 Hijrī. En Allāh lweet het het best.
Amīr al-Mu’minīn Sayyidunā ʿUmarzverkreeg verheven inspiratie
(ilhaam) en ging naar het hof van de successor van de Boodschapper
van Allāh b (Abū Bakrz) en zei, “Vele metgezellen die de Qur’aan
hadden gememoriseerd zijn gemarteld in deze Slag. Als op dezelfde
manier metgezellen die de Qur’aan gememoriseerd hebben blijven | 14
gemarteld blijven worden in andere Slagen en de Qur’aan blijft zich
verspreiden bestaat er vrees dat veel van de Qur’aan verloren zal gaan.

Mijn advies is dat u het gebod geeft om alle hoofdstukken van de


Qur’aan (bijelkaar) te verzamelen.” De successor van de Boodschapper
van Allāh b accepteerde zijn advies en beval Sayyidunā Zayd ibn
Thaabitzen andere metgezellen die de Qur’aan hadden
gememoriseerd om deze grootse taak uit te voeren en – alle lof behoort
tot Allāhl– de gehele Qur’aan werd verzameld, [waarbij] ieder
hoofdstuk op een ander blad stond. Deze ṣuḥuf5 werden door
Sayyidunā Abū Bakrz, de successor van de Boodschapper van Allāh
b gedurende zijn hele leven bewaard, daarna door Sayyidunā
ʿUmarz, en vervolgens door de moeder der gelovigen, Sayyidah
Ḥafṣa bint Farūqx, de echtgenote van de Boodschapper van Allāh b.

Op het Arabische Schiereiland, verschilde iedere stam en gemeenschap


in de uitspraak van bepaalde woorden. Bijvoorbeeld, sommige
gebruikten alif-laam voor het bepaald lidwoord (ḥarf al-taʿrīf), terwijl
andere alif-mīm gebruikten, netzoals de volgende Ḥadīth is
overgeleverd in deze dialect:

Vasten tijdens het reizen heeft geen beloning6

5
Enkv. ṣaḥīfa, mv. ṣūḥuf, ṣaḥaaif: letterlijk. bladen, pagina’s, foliovellen. In het
Algemeen, staat ṣūḥūf of ṣaḥīfa voor de compilatie van Sayyidunā Abū Bakr al-
Ṣiddīqz. Het manuscript samengesteld in de tijd van Sayyidunā Abū Bakr al-
Ṣiddīqzwas niet samengesteld tot één muṣḥaf, maar eerder ieder hoofdstuk op een
ander stuk foliovel en waren de hoofdstukken niet systematisch gerangschikt als de
een na het ander.
6
Sharaḥ Maʿaanī al-Aathaar, HM Saeed Company, Karachi 1:358.
Sommige spraken de ‘tekenen van de onvoltooide tijd (imperfect
tense)’ (ʿalaamaat al-mudaariʿ) – alif (‫)ا‬, taa (‫)ت‬, yaa (‫ )ي‬en nūn (‫– )ن‬
uit als maftūḥ en anderen weer als maksūr.
Sommigen gebruikten het gezegde (khabr) van maa shubh bi-laysa7
in de vierde naamval – accusatief (manṣūb), terwijl andere het | 15
uitspraken in de eerste naamval – nominatief (marfūʿ).
Sommigen reciteerden het zelfstandig naamwoord – substantief (ism)
of inna , anna etc8. in de accusatief vierde naamval, en anderen
gebruikten het in de nominatief eerst naamval.
Bepaalde stammen spraken altijd de mīm (‫ )م‬in plaats van de baa (‫)ب‬
uit en visa versa.
Sommige spraken de taa (‫ )ة‬in raḥmah uit bij het stoppen van de
zin (waqf) ipv haa (‫)ه‬, terwijl anderen het uitspraken als taa (‫)ت‬. Bij
een manṣūb munawwan9 pauzeerden sommigen door het gebruiken
van alīf en anderen met (enkel) een sukoon ; anderen pauzeerden
zelfs ook door het gebruiken van een waw (‫ )و‬en yaa (‫ )ي‬met marfūʿ en
majrūr (tweede naamval – bijvoeglijke bepaling) woorden.

Sommige stammen vonden het voldoende om de letters van maddah10


te reciteren volgens hun corresponderende tekenen11. Zij reciteerden
aʿūzu als aʿuzu , taʿaalaa als taʿaala etc.

7
Maa staat gelijk aan laysa in de negatieve vorm. In het dialect van de stam van
Banī Tamīm wordt, maa (en zo ook laa) niet gezien als een grammaticaal gebruik
[ʿaamil], waarom zij dus het gezegde van maa lazen in de nominatieve eerste naamval.
De mensen van Ḥijaaz, beschouwden dit echter wel als een grammaticaal gebruik en
lazen dus het gezegde van maa in de accusatief vierde naamval.
8
Al-ḥurūf al-mushabbaha bi al-fiʿl: deeltjes lijkende op werkwoorden. Er is een totaal
van zes: Inna , anna , ka’anna , laakinna , layta , laʿalla .
9
Nunation is het verdubbelen van een korte klinker (fatḥatayn, ḍammatayn,
kasratayn) op de laatste letter van een zelfstandig naamwoord. De alif wordt meestal
geschreven als het zelfstandig naamwoord in de accusatief vierde naamval (met vier
uitzonderingen) staat. Bijvoorbeeld, het zelfstandig naamwoord baaban [deur].
10
alif, waw en yaa.
11
d.w.z. de corresponderende tekenen van een ieder van de voorgenoemde letters van:
fatḥa ( ََُّ ) voor alif, ḍammah ( َ
ُُّ ) voor waw en kasrah ( َ
ُِّ ) voor yaa.
Er waren vele van zulke disputen in de dialecten en stijlen van
uitspraak. [Echter] is de Qur’aan specifiek geopenbaard in het dialect
van de Quraysh, zoals de Boodschapper van Allāh b van de Quraysh is.

Zoals Uw rozen familie rees uit de boomgaard van de Quraysh | 16


Werd alsdus de Qur’aan geopenbaard in het dialect van de Quraysh12

In de welgezinde tijd van de Boodschapper van Allāh b, was de


Qur’aan als nieuw geopenbaard en was het daarom moeilijk voor
iedere stam en gemeenschap om direct hun aangeboren stijl en oude
gewoontes te veranderen. Het werd iedere Arabische gemeenschap
gemakkelijk gemaakt om de Qur’aan te reciteren in hun eigen stijl en
dialect.

Na het Profetisch tijdperk begonnen sommige mensen langzamerhand


te geloven dat de stijl en dialect waarin zij reciteerden de stijl was
waarin de Qur’aan was geopenbaard. Tot zover dat in de tijd van Amīr
al-Mu’minīn Sayyidunā ʿUthmaanz, sommige mensen
onvermurwbaar werden en ruzie daarover maakten; de ene persoon
zei: “De Qur’aan is in dit dialect.” Een ander die er tegenin ging, “Nee,
het is niet in dat dialect, het is in een ander [dialect].” Iedere persoon
claimde dat het in hun dialect was geopenbaard. Toen dit bericht
Sayyidunā ʿUthmaanzbereikte, zei hij, “Als dit meningsverschil
(ikhtilaaf) nu al naar voren is gekomen, dan welke hoop is er voor de
toekomst?”

Daarom, in overeenstemming met het advies van Amīr al-Mu’minīn


Sayyidunā ʿAlīzen andere gerespecteerde metgezellenc, was er
akkoord dat er niet langer voordeel is in het toelaten van iedere
recitatie van iedere gemeenschap in hun eigen dialect, het was in feite
uitgegroeid tot een verwarring en moest de gehele Ummah specifiek
herenigd worden in het dialect van de Quraysh – de stijl waarin de
Qur’aan was geopenbaard – en gestopt worden van [het reciteren in]
de andere dialecten.

De ṣuḥuf van de successor van de Boodschapper van Allāh b, die


bewaard werden door Umm al-Mu’minīn Sayyidah Ḥafṣaxbint

12
Engelse Vertaling van de Faarsī stanza.
Sayyidunā ʿUmarz, moesten opgehaald worden om kopieën van te
maken en ieder hoofdstuk moest worden samengesteld in een
muṣḥaf13. Deze kopieën moesten dan worden verstuurd naar ieder
Islamitisch land zodat iedereen dit dialect moest gaan volgen. De
manuscripten of kopieën die mensen zelf geschreven hadden volgens | 17
hun eigen stijl van recitatie, tegengesteld tot deze, moesten uit worden
gewist met de intentie van het elimineren van verwarring.

Op basis van deze juiste beslissing stuurde Sayyidunā ʿUthmaanzeen


verzoek naar Sayyidah Ḥafṣax, voor de ṣuḥuf van Sayyidunā Abū
Bakr al-Ṣiddīqz, met het bericht “Verzendt u aan ons de ṣuḥuf van
Abū Bakr al-Ṣiddīqz; wij zullen er kopieën van maken en deze
verzenden naar de verschillende steden, waarna het origineel naar u
zal worden teruggebracht.” Sayyidah Ḥafṣaxverstuurde deze.

Sayyidunā ʿUthmaanzgaf opdracht aan Zayd ibn Thaabitz, ʿAbd


Allāh ibn Zubayrz, Saʿīd ibn al-ʿAaszen ʿAbd al-Raḥmaan ibn
Ḥaarith ibn Hishaamzom kopieën te maken. Deze kopieën werden
verstuurd naar al-Makkah al-Mu’azzamah, Shaam, Yemen, Baḥrain,
Baṣra en Kūfa, en één exemplaar bleef in al-Madīnah al-Munawwarah.

De originele ṣuḥuf samengesteld door Sayyidunā Abū Bakr al-


Ṣiddīqz, waarvan de kopieën gemaakt werden, werd teruggebracht
naar Sayyidah Ḥafṣax. Met betrekking tot deze ṣuḥuf; het verslag dat
deze zou zijn begraven of op wat voor manier dan ook vernietigd zijn –
Allāhlverbied! – is absoluut incorrect. Deze ṣuḥuf werd fysiek
bewaard in de tijd van Sayyidunā ʿUthmaanz, daarna in de tijd van
Sayyidunā ʿAlīz, dan in de tijd van Imaam Ḥasanz, tot uiteindelijk
in de tijd van Amīr Muʿaawiyyahz; tot Marwaan deze nam en
verscheurde.

Samenvattend, de werkelijke samenstelling van de Qur’aan was reeds


uitgevoerd met het gebod van Allāhlen volgens de instructies van de
Boodschapper van Allāh b. Wat overbleef was het samenvoegen van

13
Enkv. muṣḥaf, mv. maṣaaḥif: codex. Muṣḥaf refereert naar de codex gecompileerd
door Sayyidunā ʿUthmaan, waarbij de hoofdstukken systematisch georganiseerd zijn
het een na het ander. De Qur’aan die wij vandaag de dag hebben is de compilatie door
Sayyidunā ʿUthmaan gerefereerd als ‘al-Muṣḥaf al-Sharīf’ – de Heilige Qur’aan (Codex).
alle hoofdstukken op één plaats; wat Sayyidunā Abū Bakr al-
Ṣiddīqzvolbracht; het advies opvolgende van Sayyidunā ʿUmarz.
Daarna werden er maṣaaḥif14 gemaakt van de kopieën van deze
bijzondere samenstelling door Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz. Deze
werden verzonden naar de Islamitische landen door Sayyidunā | 18
ʿUthmaanz, op advies van Sayyidunā ʿAlīz, en gefocust op de
gehele Ummah om herenigd te worden op het originele dialect van de
Quraysh. Het is om deze bijzondere reden dat er gerefereerd word naar
Sayyidunā ʿUthmaanzals Jaami’ al-Qur’aan15. Daarentegen, is de
ware samensteller van de Qur’aan Allāhl,

zoals Hijlzegt:

“Waarlijk op Ons rust de verantwoordelijkheid voor het samenstellen van


de Qur’aan en het reciteren ervan.”16

Van het vertoonbare, is het de Boodschapper van Allāh b [die de


Qur’aan heeft samengesteld], voor het samenstellen op één plaats, dan
is de eerste samensteller van de Qur’aan Abū Bakr al-Ṣiddīqz.

Ḥaakim schrijft in al-Mustadrak dat volgens de voorwaarden van al-


Bukhaarī en al-Muslim; overleverd door Zayd ibn Thaabit al-
Ansaarīz:

[Toen] we waren met de Boodschapper van Allāh b, stelden we de


Qur’aan samen op perkamenten.17

Al-Imaam Jalaal al-Dīn al-Suyūṭīzschrijft in al-Itqaan:

De gehele Qur’aan werd opgeschreven in de tijd van de


Boodschapper van Allāh b. Echter, was het niet samengesteld op
één plaats noch waren de hoofdstukken gevormd.18

14
Maṣaaḥif, mv van muṣḥaf; zie voetnoot 12.
15
‘De samensteller van de Qur’aan.’
16
Qur’aan 75:17.
17
Al-Mustdrak van Ḥaakim, Daar al-Fikr, Beirut 2:229.
Het staat geraporteerd in Ṣahīh al-Bukhaarī van Zayd ibn Thaabitz:

Abū Bakrzriep mij gedurende de Slag van Yamaamah. Ik


presenteerde mijzelf en ʿUmarzwas ook aanwezig. Abū
Bakrzzei, “ʿUmar kwam naar mij en zei dat vele recitanten van de | 19
Qur’aan gemarteld zijn in de Slag van Yamaamah; en ik vrees dat
als de Qur’aan recitanten in zulke grote aantallen in toekomstige
Slagen zullen worden gemarteld, dat veel van de Qur’aan verloren
zal gaan.” Zayd ibn Thaabitzzei, Abū Bakr al-Ṣiddīqzzei toen
[tegen mij], “U bent een jonge, intelligente man en wij veroordelen
u van niets. U schreef de openbaringen op voor de Boodschapper
van Allāh b; zoek naar de Qur’aan en verzamel deze.” Zo, zocht ik
naar de Qur’aan en verzamelde deze van palmtakken, steen
tabletten en de harten van mensen. Deze ṣuḥuf verbleven bij Abū
Bakrztotdat Allāhlhem tot Hemlriep; dan bij ʿUmarzvoor
de rest van zijn wereldse leven; daarna bij Ḥafṣaxde dochter van
ʿUmarz. [samengevat].19

De samenvatting van deze lange Ḥadīth is dat na de Slag van


Yamaamah, Sayyidunā ʿUmarzSayyidunā Abū Bakrzadviseerde
om de Qur’aan te compileren; Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqzgaf
weer de opdracht aan Zayd ibn Thaabitzom alle hoofdstukken te
verzamelen van verscheidene perkamenten bijéén, en deze [kopie]
bleef bij Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz, dan bij Sayyidunā
ʿUmarz, daarna bij Umm al-Mu’minīnx.

Sayyidunā ʿAlīzzegt:

De beste van de mensen in het [compileren van de] maṣaaḥif, in


termen van beloning, is Abū Bakrz– Moge de Barmhartigheid van
Allāhlmet Abū Bakrzzijn; hij was de eerste van hen die het
Boek van Allāhlcompileerden.20

18
Al-Itqaan fī ʿUlūm al-Qur’aan, Muṣṭafā al-Baabī, Egypt 1:57.
19
Ṣaḥīḥ al-Bukhaarī, Qadīmī Kutub Khaana, Karachi 2:745-746.
20
Al-Itqaan, Muṣṭafā al-Baabī, Egypt 1:57. Overgeleverd door Ibn Abū Daawūd in al-
Maṣaaḥif met een rechtvaardige (ḥasan) ketting van ʿAbd Khayr die zei, “Ik hoorde ʿAli
zeggen…” en overleverde deze Ḥadīth.
Imaam ʿAarif Billah Muḥaasabīzschrijft in Kitaab Fahm al-Sunan:

Het opschrijven van de Qur’aan was geen nieuwe taak, aangezien


de Boodschapper van Allāh b al had opgedragen om het op te
schrijven, maar het was niet samengesteld; maar geschreven op | 20
perkamenten, schouderbladen en palm takken. Waarna Abū Bakr
al-Ṣiddīqzde opdracht gaf om deze artikelen over te nemen op
één plaats. Deze bladen (awraaq) bleven ongebonden in het
gezegende huis van de Boodschapper van Allāh b. [Dus] de
samensteller verzamelde deze en bond deze met een touw, zodat
niets ervan verloren kon gaan.21

Het staat geschreven in Ṣaḥīḥ al-Bukhaarī:

Dat Ḥudhayfa ibn Yamaanznaar ʿUthmaanzging toen de


mensen uit Shaam streden voor de verovering van Armenië en
Azerbeidzjan tegen de mensen uit Iraq; en hun [de Syriërs en
Irakezen] verschillen in qiraa’ah alarmeerde Ḥudhayfaz. Hij zei
tegen ʿUthmaanz, “O Amīr al-Mu’minīn! Red deze Ummah
voordat zij het oneens worden jegens het Boek zoals de Joden en de
Christenen het oneens waren.” ʿUthmaanzstuurde bericht naar
Ḥafṣax: “Verstuurt u de ṣuḥuf naar ons zodat wij deze kunnen
kopieren tot de muṣḥaf, waarna wij deze weer voor u zullen
terugbrengen.” Ḥafṣaxverstuurde deze naar ʿUthmaanzdie de
opdracht gaf aan Zayd ibn Thaabitz, ʿAbd Allāh ibn Zubayrz,
Saʿīd ibn al-ʿAaṣzen ʿAbd al-Raḥmaan ibn Ḥaarith ibn
Hishaamzom te kopieren tot de maṣaaḥif. ʿUthmaanzzei tegen
de groep van drie Qurayshīs22, “Als er een dispuut is tussen jullie
[drie] en Zayd ibn Thaabit, betreffende iets van de Qur’aan, schrijf
het dan volgens het dialect van de Quraysh, zoals de Qur’aan was
geopenbaard in het dialect van de Quraysh.” Zo gezegd zo gedaan
en na het voltooien van het kopiëren van de ṣuḥuf tot de muṣḥaf,
stuurde ʿUthmaanzde ṣuḥuf terug naar Ḥafṣax. Hij verstuurde
een kopie van de muṣḥaf die zij gekopieerd hadden naar ieder hoek

21
Ibid. 1:58.
22
ʿAbd Allāh ibn Zubayr, Saʿīd ibn ‘Aaṣ and ʿAbd al-Raḥmaan ibn Ḥaarith ibn Hishaam.
[van het rijk] en gaf het bevel om alle andere [versies of kopieën]
van de Qur’aan in iedere ṣuḥuf of muṣḥaf te verbranden.23

Zie! Deze Ḥadīth vanuit Ṣaḥiḥ al-Bukhaarī is een degelijk bewijs dat
Sayyidunā ʿUthmaanzde ṣuḥuf van Sayyidunā Abū Bakr al- | 21
Ṣiddīqzhad gevraagd aan Sayyidah Ḥafṣaxtoen hij hoorde over
verschillen in dialecten en vocabulaire, en van deze kopieën maakte hij
het tot een muṣḥaf en verspreidde deze door de Moslim landen. Na het
maken van de kopieën bracht hij deze ṣuḥuf terug naar Umm al-
Mu’minīn Sayyidah Ḥafṣax.24

Ibn Ashittah schrijft in Kitaab al-Maṣaaḥif:

In de tijd van ʿUthmaanz, was er meningsverschil over de


qiraa’ah tot in de mate van disputen tussen jonge studenten en hun
leraren. Dit bericht kwam tot ʿUthmaanzdie erover zei, “Als jullie
de Qur’aan vertekenen en al fouten erin maken in mijn bijzijn, dan
zullen zij die niet in mijn bijzijn zijn en ver van mij vandaan zijn in
nog grotere mate fouten en vertekeningen erin maken. O
metgezellen van de Profeet b! Verzamel en schrijf voor de mensen,
één Imaam [een universele Qur’aan].” Dus, verzamelden de
metgezellen en schreven de Qur’aan op.25

Sayyidunā ʿAlīzzegt:

Spreek niet behalve goedheid over ʿUthmaanz, waarlijk bij


Allāhl! Hij deed niets jegens de Qur’aan voordat hij het met ons
besproken had. Hij zei tegen ons, “Wat hebben jullie te zeggen over
deze qiraa’ah? Ik werd geïnformeerd dat bepaalde mensen claimen
tegen andere, ‘Mijn dialect is beter dan dat van jullie,’ en dit is
zowat kufr,” Wij zeiden, “Wat is uw visie hierover?” Hij
antwoordde, “Mijn visie is dat alle mensen het over één muṣḥaf

23
Ṣaḥīḥ al-Bukhaarī, Qadīmī Kutub Khaana, Karachi 2:746. Overgeleverd door Anas ibn
Maalik.
24
Tegengesteld tot de mening dat de ṣuḥuf van Abū Bakr al-Ṣiddīq is verbrand.
25
Al-Itqaan, Muṣṭafā al-Baabī, Egypt 1:59. Ḥadīth overleverd door Ibn Ashittah van de
ketting van Ayyub van Abū Qalaabah, die zei dat een man van Banī ʿAamir gerefereerd
naar Anas ibn Maalik, informeerde mij…, en overleverde deze Ḥadīth.
eens moeten worden zodat er niet langer wrijving en
meningsverschillen zullen zijn.” Wij zeiden, “Hoe groots is uw
visie!”26

Het staat vermeld in al-Itqaan dat: | 22

Ibn al-Tīn en andere zeiden dat het verschil tussen de compilatie


van Abū Bakr al-Ṣiddīqzen de compilatie van ʿUthmaanzis dat
de samenstelling van Abū Bakrzgedaan werd vanuit angst dat
delen van de Qur’aan verloren zouden gaan met het heen gaan van
zij die het gememoriseerd hadden, sinds de Qur’aan niet was
samengesteld op één plaats als boekvorm. Daarom compileerde
Abū Bakr al-Ṣiddīqzde Qur’aan in ṣuḥuf en organiseerde de
verzen van de hoofdstukken volgens de voorschriften die de
Boodschapper van Allāh b had gesteld. [Daarentegen] Was de
compilatie van ʿUthmaanzgedaan toen er vele disputen waren in
de aspecten van qiraa’ah – omdat de Arabieren in verschillende
stijlen reciteerden en in hun verscheidene tongen door de brede
omvang van vocabulaire; de uitspraak van sommigen werd ook als
incorrect beschouwd door anderen. ʿUthmaanzwas bang dat
deze kwestie uit de hand zou lopen, dus kopieerde hij alle ṣuḥuf tot
een muṣḥaf met een systematische organisatie van de
hoofdstukken, en beperkte het tot het dialect van de Quraysh van
alle dialecten op basis van het feit dat de Qur’aan was geopenbaard
in hun dialect. Ook al was het in het begin toegestaan om de
Qur’aan te lezen in andere dialecten om moeilijkheden en ongemak
te vermijden, toen ʿUthmaanzzag dat die behoefte niet meer
nodig was, beperkte hij het tot één dialect.27

Imam Badr al-Dīn al-ʿAynizschrijft in ʿUmdat al-Qaarī, de


nabeschouwing van al-Bukhaarī:

…Dit was de reden voor het compileren van de Qur’aan in de


muṣḥaf door ʿUthmaanz. Het verschil tussen ṣuḥuf and muṣḥaf is
dat ṣuḥuf die getranscribeerde pagina’s (awraaq) zijn waarin de

26
Ibid. Overleverd door Abū Bakr ibn Abū Daawūd met een gegronde (ṣaḥīḥ) ketting
van Suwayd ibn Ghaflah, die zei, “ʿAlī zei…” en overleverde deze Ḥadīth.
27
Ibid. 1:59-60.
Qur’aan was samengesteld in de tijd van Abū Bakr al-Ṣiddīqz; de
hoofdstukken waren los van elkaar, ieder hoofdstuk was geordend
met z’n verzen apart, echter, waren zij niet geordend als de een na
het ander. Toen het gekopieerd werd, [waarbij er] hoofdstuk na
hoofdstuk in een geordende volgorde werd gemaakt tot een | 23
muṣḥaf. En er was geen muṣḥaf voor de tijd van ʿUthmaanz.28

Het staat geschreven in ʿUmdat al-Qaarī en in al-Itqaan van Abū Bakr


ibn Abū Daawūd:

Ik hoorde Abū Ḥaatim al-Sijistaanī zeggen, “ʿUthmaanzschreef


zeven maṣaaḥif. Hij verstuurde deze naar al-Makkah al-
Mukarramah, naar Shaam, naar Yemen, naar Bahrain, naar Baṣra en
naar Kūfa, en één werd gehouden in al-Madīnah al-Munawwarah.”29

Al-Imaam Qasṭalaanī schrijft in Irshaad al-Saarī, de nabeschouwing van


Ṣaḥīḥ al-Bukhaarī:

(…Todat zij de ṣuḥuf tot de muṣḥaf kopieerde, waarna


Uthmaanzde ṣuḥuf terug bracht naar Ḥafṣax) deze bleven bij
haar totdat zij heen ging. Daarna, toen Marwaan de goveneur was
van al-Madīnah al-Munawwarah op bevel van Amīr
Muʿaawiyyahz, gaf hij opdracht om deze te bemachtigen en te
verscheuren, en zei, “Ik heb dit alleen gedaan omdat ik vreesde dat
er een tijd zal komen voor de mensen waarin twijfelaars het
zouden betwijfelen.”30

Er staat verder:

Het opschrijven [van de Qur’aan] werd gedaan in de tijd van de


Profeetschap. Het compileren tot de ṣuḥuf werd gedaan in de tijd
van Abū Bakr al-Ṣiddīqzen het kopieren tot de maṣaḥif werd
gedaan in de tijd van Uthmaanz. Voorwaar, de gehele Qur’aan

28
ʿUmdat al-Qaarī Sharaḥ Ṣaḥīḥ al-Bukhaarī, Idaarah al-Tabaaʿah al-Munīriyyah,
Egypt 20:18.
29
Ibid.
30
Irshaad al-Saarī Sharaḥ Ṣaḥīḥ al-Bukhaarī, Daar al-Kutub al-ʿArabī, Beirut 7:449.
Overgeleverd door Ibn Abū Daawūd en anderen.
werd opgeschreven in de tijd van de Boodschapper van Allāh b,
echter, was het niet samen op een plaats, noch met gerangschikte
hoofdstukken.31

| 24
En Allāhlweet het het best.

31
Ibid. 7:446.
VRAAG 2
Wat zeggen de schriftgeleerden van het geloof over de volgende
kwestie. | 25

Vanuit welk perspectief wordt Sayyidunā ʿUthmaanzde samensteller


van de Qur’aan genoemd? Schrijf het antwoord in het kader van de
boeken van aḥaadīth en jaaroverzichten (taarīkh, annalen).

Antwoord en wees beloond.

Antwoord:
De ware samensteller van de Qur’aan is Allāhl; Allāhlzegt:

“Waarlijk op Ons rust de verantwoordelijkheid voor het samenstellen van


de Qur’aan en het reciteren ervan.”32

Daarna werd de eerste, complete en perfecte manifestatie van de


Samensteller (Allāhl) [de volgende samensteller van de Qur’aan]33.

De verzen van de Qur’aan, in de prachtige samenstelling die de


Moslims hebben, zijn volgens de rangschikking in het Behouden Tablet
(al-Lawḥ al-Maḥfūẓ), in overeenstemming met het overbrengen van
Jibrīlq, en het leiden van de Boodschapper van Allāh b;
gecompileerd in hun respectieve hoofdstukken in Zijnb welgezinde
tijd.

De Qur’aan is geopenbaard in een periode van 23 jaar in afzonderlijke


verzen volgens de vereisten van ʿibadaah. Sommige verzen van een
bepaalde hoofdstuk werden geopenbaard, dan weer verzen van een
ander hoofdstuk, en dan weer geopenbaard van het vorige hoofdstuk.

32
Qur’aan 75:17.
33
Ie de Boodschapper van Allāh b.
de Boodschapper van Allāh b zei er iedere keer bij, “Deze verzen
behoren bij dit of dat hoofdstuk. Plaats het na zo en zo een vers en voor
zo en zo een vers.” Dit is de manier waarop de hoofdstukken van de
Qur’aan gevormd zijn. De Boodschapper van Allāh b reciteerde het in
deze volgorde, en na het luisteren naar hem reciteerden de | 26
metgezellen c het in dezelfde volgorde in ṣalaah en in qiraa’ah.

De Qur’aan werd alleen geopenbaard in het enige dialect van de


Quraysh. De vele stammen van de Arabieren verschilden in hun stijlen
[van uitspraak], in letter; pauzeringen en sommige delen van woorden.
De Quraysh hield de tekenen van de onvoltooide tijd (imperfect tense)
(ʿalaamaat al-mudaariʿ) als maftūḥ; waar bepaalde andere stammen
alif, taa en nūn als maksūr lazen zoals niʿbudu nistiʿīn ;
volgens de Quraysh was taabūt met een taa (‫ )ت‬aan het eind,
34

maar volgens andere stammen was het met een haa (‫)ة‬35. Zulke
verschillen waren zeer gewoonlijk, maar het bracht geen shade aan aan
de betekenis van de Qur’aan of de woorden ervan.

Om onmiddellijk een inheems dialect te verlaten dat een gewoonte was


geworden is erg moeilijk. Daarom had de Boodschapper van Allāh b
concessie verkregen van zijn Heer om de verschillende stammen in
hun eigen dialect [te laten reciteren] toe te staan. Iedere gezegende
Ramaḍaan, nam Jibrīlq de Qur’aan door – zoveel als geopenbaard
was – met de Boodschapper van Allāh b, een sublieme Sunnah, die
nog steeds – Alle Lofprijzing is voor Allāhl- is vastgesteld door de
ḥuffaaz van de Ahl al-Sunnah en zal blijven totdat het gebod van
Allāhlkomt (ie de dag des oordeels - Qiyaamah), en zij zullen hierin
standvastig zijn.

In het laatste jaar nam de Overbrenger der Openbaring (Jibrīlq) de


Qur’aan tweemaal met de Boodschapper van Allāh b door, gebruik
makende van het originele Qurayshī dialect, waarin de Qur’aan was

34
Wordt gerefereerd naar taa e qarshat in de Urdu tekst. Taa e qarshat is de letter taa
van de qarshat deel van de abjad numerieke volgorde.
35
Wordt gerefereerd naar ‘haa e hawwaz’ in de originele Urdu tekst. ‘Haa e hawwaz’ is
de letter ‘haa’ van de ‘hawwaz’ deel van de abjad numerieke volgorde/cijferreeks. De
abjad numerieke volgorde (gevocaliseerd) is als volgt: Abjad hawwaz ḥuṭṭī kalaman
saʿfaṣ qarashat thakhadh ḍaẓagh.
geopenbaard. De laatste revisie duidde aan dat de concessie was
opgeheven en het gebod nu bleef vanaf nu in het originele dialect van
de openbaring.

Ook al waren de hoofdstukken gerangschikt in de tijd van de | 27


Boodschapper van Allāh b, zij waren niet verzameld op één plaats,
behalve in die harten waarin de gehele Qur’aan was onthouden. Het
was op verschillende perkamenten, schouderbladen van schapen en
andere plaatsen te vinden. Zo was de situatie totdat de Boodschapper
van Allāh b zich sluierde van het aanzicht van de mensen (het
wereldse leven verliet).

De Slag van Yamaamah vond plaats tijdens het kalifaat van de


rechtmatige successor, Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz, waarin vele
metgezellen die de Qur’aan hadden gememoriseerd werden gemarteld.

De Ware Beschermer en Eeuwige Samensteller (Allāhl), om


Zijnlwaarheidsgetrouwe belofte te vervullen van “En Waarlijk Wij
zelf zijn zeker de beschermers ervan”36 , heeft eerst deze nobele
vereiste geplaatst in het hart van hem wiens meningen overeenkomen
met de openbaring en het hemelse Boek, Sayyidunā ʿUmarz.

Sayyiunā ʿUmarz ging met een nederig doch dringend verzoek naar
Abū Bakr al-Ṣiddīqzdat “vele ḥuffaaẓ gemartled werden in de Slag
van Yamaamah, en hij vreesde dat als de Qur’aan zo bleef op
verscheidene perkamenten, en de ḥuffaaẓ krijgen de marteldood, vele
delen van de Qur’aan verloren zullen gaan, die in het bezit van de
Moslims zijn. Mijn mening is dat u het bevel geeft voor het compileren
van de Qur’aan. ” In het begin was Sayyidunā Abū Bakr al-
Ṣiddīqzonwillig; “waarom zouden we iets doen wat de
Boodschapper van Allāh b niet heeft gedaan?” Sayyidunā
ʿUmarzantwoorde dat “Ondanks dat de Boodschapper van Allāh b
het niet heeft gedaan, bij Allāhl! het is een deugdzame taak.”
Uiteindelijk stemde Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqzin en na het erbij
roepen van Zayd ibn Thaabit al-Anṣaarīzwerd de instructie van het
kalifaat voor het compileren van het Boek van Allāhlverkondigd.

36
Qur’aan 15:9.
Ook Zayd ibn Thaabitzhad dezelfde onwilligheid: “hoe kunnen we
een taak uitvoeren die de Boodschapper van Allāh b zelf niet heeft
gedaan.” Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqzgaf exact hetzelfde
antwoord: “al heeft de Boodschapper van Allāh b het zelf niet gedaan, | 28
maar bij Allāhl! het is een deugdzame taak.” Deze kwestie werd
beëindigd met de consensus van Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz,
Sayyidunā ʿUmarz, Zayd ibn Thaabitzen alle andere metgezellen
c, en de Qur’aan werd samengesteld vanaf verschillende plaatsen.

Het bezwaar van de Wahhaabīs — waar de helft van hun sekte op


gebaseerd is: ‘’of er iemand is die meer verstand heeft van wat er beter
voor de religie is, dan de Boodschapper van Allāh b, dat hij een
handeling uitvoert die de Boodschapper van Allāh b zelf niet heeft
gedaan,’’ is bewezen als onacceptabel met de consensus van de
metgezellen c. Alle lofprijzing is voor Allāhl, de Heer der werelden.

Behalve dat de hoofdstukken van de Qur’ān waren gecompileerd tot


één collectie – verzameld vanaf verschillende plekken – en deze
collectie bleef bij Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz, daarna bij
Sayyidunā ʿUmarz, en uiteindelijk bij Umm al-Mu’minīn Ḥafṣax.

Er waren nog drie taken uit te voeren:

1. Om die ṣuḥuf te kopiëren tot één universele muṣḥaf;

2. Om de kopieën van deze muṣḥaf te verspreiden naar de grote Moslim


steden van de grootste delen van het Islamitisch rijk, en;

3. Om de sporen van verschillende dialecten, die vele mensen in hun


bezit hadden door eerdere concessie, in de geschreven Qur’aan te
wissen en om verwarring te voorkomen en daardoor verschillend
waren van de ware, originele, zoals-gestuurd-door-Allāhl, bewezen,
bevestigd en onafgebroken dialect (de Qurayshī dialect).

De Ware Beschermer en Oorspronkelijke Samensteller (Allāhl) gaf


deze taak aan zijn derde dienaar Amīr al-Mu’minīn, de samensteller
van de Qur’aan, Sayyidunā ʿUthmaan ibn ʿAffaanz, en de compilatie
van de Qur’aan, als Hemelse belofte, was volbracht en compleet. Om
deze exacte reden wordt naar Sayyidunā ʿUthmaan ibn
ʿAffaanzverwezen als de Samensteller van de Qur’aan – Jaami’ al-
Qur’aan.
| 29

En Allāhlweet het het best.


Abd al-Muṣtafā Aḥmad Riḍā al-Bareilwī
SAMENVATTING
(door Shaykh Mawlānā Muḥammad Kalīm al-Qaadirī)

Gedurende het fysieke leven van de Boodschapper van Allāh b:


| 30

• De gehele Qur’ān werd opgeschreven in het fysieke leven van


de Boodschapper van Allāh b, echter, was het niet verzameld
op één plaats; het was op perkamenten, schouderbladen,
palmtakken geschreven op verschillende plaatsen; bewaard
door verscheidene mensen.

Gedurende het kalifaat van de eerste kalief [khalifa], Sayyidunā Abū


Bakrz:

• Sayyidunā ʿUmarztoonde zijn bezorgdheid over het verliezen


van de Qur’ān naar mate er grote aantallen metgezellen de
marteldood kregen in de Slag van Yamaamah. Sayyidunā Abū
Bakrzgaf de opdracht om de Qur’aan te compileren;
handelend naar de raadgeving van Sayyidunā ʿUmarz, die
hem ervan overtuigde dat door het compileren van de Qur’aan
niets meer verloren kon gaan. Hij verzocht Sayyidunā Zayd ibn
Thaabitzspecifiek om op deze taak toe te zien en uit te
voeren – en zo gezegd zo gedaan. En de Qur’aan werd
gecompileerd, maar waren de hoofdstukken niet systematisch
gerangschikt zoals het ene [hoofdstuk] na het andere (zoals het
vandaag de dag in de Qur’aan voorkomt.) In plaats daarvan was
het op folia los van elkaar. Naar deze compilatie wordt
gerefereerd als ‘ṣuḥuf’ of ‘ṣaḥīfa e ṣiddīq’ (folia van Sayyidunā
Abū Bakr al-Ṣiddīqz).

Gedurende het kalifaat van de derde kalief, Sayyidunā ʿUthmaanz:

• Sayyidunā ʿUthmaanzwas vertoornd door de uitingen van


bepaalde Arabische stamleden die claimden dat hun stijl van
recitatie beter was dan dat van andere stammen. Hij werd
geïnformeerd dat bepaalde mensen geloofden dat hun stijl van
recitatie de stijl was waarin de Qur’aan werd geopenbaard, wat
incorrect was, sinds de Qur’aan alleen geopenbaard is in het
dialect van de Quraysh. Andere stammen en gemeenschappen
mochten in het begin reciteren in hun eigen dialecten en stijlen
voor gemak en om moeilijkheden in recitatie te vermijden.
Sayyidunā ʿUthmaanz, vastberaden om alle disputen jegens
het reciteren van de Qur’aan te verwijderen, verzocht de ṣuḥuf | 31
van Sayyidunā Abū Bakr al-Ṣiddīqz, bij Sayyidah
Ḥafṣaxdestijds, om gekopieerd te worden tot een muṣḥaf, en
deze kopieën te verspreiden door het hele Islamitische rijk. Hij
had deze muṣḥaf alleen samengesteld in het dialect en stijl van
de Quraysh, omdat het ook in dit dialect was dat de Qur’aan
werd geopenbaard. Hij gaf de Ummah de opdracht om zich te
herenigen tot deze ene muṣḥaf en niet langer andere dialecten
of stijlen te gebruiken. Hij deed dit zodat de Ummah herenigd
zou worden op een universele versie van de Qur’aan en alle
disputen van dialecten te elimineren die aanwezig waren in zijn
tijd. Deze zouden misschien wel kunnen vermeerderen als het
niet was voor de formatie van zo een universele muṣḥaf. Deze
muṣḥaf samengesteld door Sayyidunā ʿUthmaanzwordt
aangehaald als De Muṣḥaf, en het is de Qur’aan die wij vandaag
de dag hebben.
INTRODUCTIE AMĪR AL-MU’MINĪN
SAYYIDUNĀ ʿUTHMAAN IBN ‘AFFAAN AL-GHANĪ
DHUN-NOORAYNz
| 32

Een korte introductie samengesteld over het leven en de


voortreffelijkheid van Amīr al-Mu’minīn Sayyidunā ʿUthmaan ibn
‘Affaan al-Ghanī Dhun-Nooraynz.

‘Ayna e Jamaal e Muṣṭafa b, Sayyidunā ʿUthmaan ibn ‘Affaan al-


GhanīzzijnzKalifaat (Khilaafah) duurde 12 jaar en hij zwerd
gemarteld op de 18e van Dhūl-Hijjah, in het jaar 35 H.

Ḥaḍrat Ṭalḥah ibn ‘Ubaydullāh zoverleverd dat de Geliefde Profeet


b zei:

"Iedere Profeet heeft een metgezel en Mijn metgezel in Jannah is


ʿUthmaan ibn ‘Affaan."37

Sayyidunā ‘Uthmaan is het dak!


De Geliefde Profeet b zei: "Ik ben de stad (huis) van kennis, Abū Bakr
is de basis, ʿUmar zijn muren, ʿUthmaan is het dak en ʿAlī is de deur."38

37
Jaami’ Tirmidhī, Vol. 5, Pagina 624, Ḥadīth 3698; Sunan ibn Maajah, Fadhail e
Asḥaab, Volume 1, Pagina 40 Ḥadīth 109; Imaam Abū Ya’la, Fil Musnad, Volume 2,
Pagina 28 Ḥadīth 665
38
Daylami, al-Firdaws, Vol. 1, Pagina 43, Ḥadīth 105; Bron thesunniway.com
Wie zijn de ‘Ashrah Mubashsharah?
Antwoord: zij zijn de 10 die de blijde tijdingen van Jannah zijn gegeven.

Overgeleverd door ‘Abdur Raḥmaan bin ‘Awf:


dat de Boodschapper van Allāh b zei: "Abū Bakr is in Jannah, ʿUmar is | 33
in Jannah,' ʿUthmaan is in Jannah, ʿAlī is in Jannah, Ṭalḥah is in Jannah,
Az-Zubayr is in Jannah,' ‘Abdur Raḥmaan bin ‘Awf is in Jannah, Saʿad
ibn Abī Waqqaas is in Jannah, Sa'īd ibn Zayd is in Jannah en
Abū 'Ubaydah ibn al-Jaraaḥ is in Jannah.' [Tirmidhī]39

(c) Allāh de Almachtige is weltevreden met hen allen.

Tien kwaliteiten van Sayyidunā ʿUthmaan


Ibn ‘Asaakirzoverleverde van Ibn Thawr Al-Fahmizdie zei: "Ik
ging naar Sayyidunā 'Uthmaan ten tijde van zijn isolatie.

Hij zei tegen mij: 'Ik heb tien kwaliteiten van mijzelf onderhouden bij
Allāhl:

1. Ik was de vierde persoon die Islaam accepteerde.


2. De Boodschapper van Allāh b schonk mij twee van zijn dochters in
het huwelijk, de een na de ander.
3. Ik heb nooit deelgenomen aan muziek.
4. Ik heb mezelf nooit beziggehouden met amusement.
5. Ik heb nooit het verlangen gehad naar iets verkeerds of slecht.
6. Ik heb mijn geslachtsdelen nooit met mijn rechterhand aangeraakt,
na mijn hand gegeven te hebben in Bay‘ah aan de Boodschapper van
Allāh b.
7. Sinds ik Islaam heb aanvaard heb Ik iedere Jumu'ah een slaaf bevrijd.
Als het op dat moment niet mogelijk was, heb ik op een later moment
een slaaf vrijgelaten.
8. Ik heb nog nooit overspel gepleegd, noch vóór het accepteren van
Islaam noch erna.

39
En Allāh de Almachtige weet het het best. Uit het Engels van Shaykh Mawlānā
Muḥammad Shakeel al-Qaadirī al-Ridawī.
9. Ik heb nog nooit iets gestolen, noch vóór het accepteren van Islaam
noch erna.
10. Ik stelde de Qur’aan samen op basis van hoe het was in de tijd van
de Boodschapper van Allāh b.40
| 34

De Fadaail (Voortreffelijkheid) Sayyidunā ʿUthmaan


Ibn ‘Asaakirzoverleverde dat ‘Abdullah ibn Ḥazm zei:

Ik heb nog nooit een man of een vrouw mooier dan Sayyidunā
ʿUthmaan ibn ʿAffaanzgezien.
Mūsa ibn Ṭalḥah c zei: ‘Uthmaan ibn ʿAffaan was buitengewoon knap.

Ibn ‘Asaakir overleverde dat Sayyidunā Usaamah ibn Zayd zei:

De Meest Geliefde b , stuurde mij naar het huis van Sayyidunā


ʿUthmaanzmet wat vlees. Sayyidah Ruqayyahxwas ook aanwezig,
ik keek naar het gezicht van Sayyidah Ruqayyahxen naar het gezicht
van Sayyidunā ʿUthmaanz. Toen ik terugkeerde vroeg de Meest
Geliefde b 'Bent u naar binnen gegaan?' Ik zei: 'Ja.' Hij b zei: 'Hebt u
een stel mooier gezien dan zij?' Ik zei, 'Yaa RasoolAllāh b nee, nooit'.

Imaam Bukhaarī en Imaam Muslim c overleveren van Sayyidah


ʿĀishahx, dat de Meest Geliefde b Zijn b gezegende kleding
rondom zich sloeg (m.a.w. zich er mee bedekte), als Sayyidunā
ʿUthmaanzbinnenkwam en zei:

'Hoe kan ik me niet verlegen voelen voor iemand voor wie de Engelen
verlegen zijn?'

Imaam Tirmidhī heeft overgeleverd dat ‘Abd ar-Raḥmaan zei:

De Meest Geliefde b vroeg de Metgezellen om het leger te


ondersteunen. Sayyidunā ʿUthmaanzzei, 'Yaa RasoolAllāh b, ik zal
verantwoordelijk zijn voor honderd kamelen met hun zadeldekens en

40
Uit Ta’reekh Al-Khulafā’ door Al-Imaam Jalaal al-Dīn al-Suyūṭīz; door
Neesaraḥmed Amjadī; Bron thesunniway.com
andere uitrusting (m.a.w. ik zal 100 kamelen geven met zadels en
uitrusting op de weg van Allāh de Almachtige). De Boodschapper van
Allāh b vroeg weer aan de gezegende Metgezellen om steun,
Sayyidunā ʿUthmaanzzei: 'Yaa RasoolAllāh b, ik zal tweehonderd
kamelen geven met hun zadels en uitrusting', De Boodschapper van | 35
Allāh b vroeg opnieuw en Sayyidunā ʿUthmaanzzei, 'Yaa
RasoolAllāh b, ik zal driehonderd kamelen geven met hun zadels en
uitrusting,' dit horende kwam de Meest Geliefde b , van de minbar af
zeggende: 'Na vandaag kan er helemaal niets zijn tegen ʿUthmaan in
wat hij ook doet'

Imaam Tirmidhī heeft overgeleverd van ‘Abdul Raḥmaan ibn Samrah:

Sayyidunā ʿUthmaanzkwam naar de Boodschapper van Allāh b en


presenteerde duizend dinars, de Boodschapper van Allāh b, begon de
dinars om te keren, zeggende: 'Niets dat ʿUthmaan na deze dag zal
doen, zal hem schaden' De Boodschapper van Allāh b herhaalde dit
twee keer.41

Sayyidunā ʿUthmaan en het volgen van de Sunnah


Sayyidunā 'Uthmaanzwas een zeer strikte volgeling van de Sunnah
van de Geliefde Boodschapper van Allāh b en was verdronken in Zijn
b liefde. Hij vreesde Allāh de Almachtige altijd en deed niets wat
Allāhlof de Geliefde Profeet b mishaagde. Hij weende vaak uit angst
voor Allāh de Almachtige, de dood en maakte zich zorgen over het
hiernamaals.

Bay'ah bij de Boodschapper van Allāh b


Hij hield van de Geliefde Boodschapper van Allāh b en al Zijn b
gezegende handelingen, tot in die mate dat hij geen onzuiverheden op
zijn hand liet komen waarmee hij [bay'ah] de eed aflegde bij de
Boodschapper van Allāh b.

41
Uit Ta’reekh Al-Khulafā’ door Al-Imaam Jalaal al-Dīn al-Suyūṭīz; Engelse vertaling
door Shaykh Mawlānā Muḥammad Shakeel al-Qaadirī al-Ridawī.
Glimlachen na de wassing
Hij hield zoveel van de Profeet b dat hij alle handelingen volgde en
naleefde. Ooit glimlachte 'Uthmaanzna het maken van de Wudhū en
werd hem gevraagd waarom hij glimlachte. Hij antwoordde, ik zag de
Boodschapper van Allāh b hetzelfde doen. [History of the Khulafas, pg | 36
30-31]

Volg mij of verlaat mij


Sayyidunā 'Uthmaanzbracht zijn leven door met het uitvoeren van
zelfs de kleinste Sunnah van de Boodschapper van Allāh b en nodigde
anderen uit om ook de Sunnah na te leven. Toen hij kalief werd, ging hij
voor het volk staan en zei: volg mij zolang ik de Sunnah volg en verlaat
mij zodra ik de Sunnah verlaat. Als ik de Sunnah verlaat laat mij dan de
Sunnah van de Boodschapper van Allāh b zien. [History of the
Khulafas, pagina 32]

Een passerende begrafenis


Eens ging er een begrafenisstoot voorbij, Sayyidunā 'Uthmaanzstond
plotseling op en zei: De Boodschapper van Allāh b, zou dit ook gedaan
hebben. [Adab of Sunnah, pag 31]
De moeder der gelovigen, Sayyidā ʿĀishah Siddīqahxvertelde dat de
Geliefde Boodschapper van Allāh b, zijn kleding rondom zich sloeg
(mee bedekte) toen 'Uthmaan binnenkwam en zei tegen 'Uthmaan: Hoe
kan ik me niet verlegen voelen voor een man voor wie de Engelen
verlegen zijn? [History of the Khulafas, pagina 162]
Glorie zij Allāh de Almachtige! Dit is de Boodschapper van Allāh b die
dit zegt, wij voelen ons echter helemaal niet verlegen wanneer we
ingaan tegen de leer van de Boodschapper van Allāh b . O Allāh de
Almachtige! Schenk ons de mogelijkheid om in de voetstappen van
Sayyidunā 'Uthmaanzte treden.42

Sayyidunā ‘Alī en zijn geliefde vrienden


Nizal bin Sabra zegt, "Eens vonden we Ḥaḍrat Sayyidunā ʿAlī (z) in
een zeer aangename bui. We vroegen hem om ons te vertellen over zijn
geliefde vrienden. Hij antwoordde dat alle Metgezellen van de Profeet

42
Bron thesunniway.com
(b) zijn geliefde vrienden zijn. We vroegen hem naar zijn goede
(harts) vrienden. Hij antwoordde: "Er is geen Metgezel van de Profeet
(b) die niet mijn goede vriend is."

We vroegen hem over Ḥaḍrat Sayyidunā Abū Bakr (z). Hij zei: "Hij is | 37
degene die Allāh (l))) Ṣiddīq noemde via de tongen van Jibrīl (q)) en
de Profeet b. Hij is de Kalief van de Profeet b. De Profeet b koos
hem om onze gebeden te leiden, dus maakten we hem ook onze leider
in wereldse zaken. "

We vroegen hem toen over Ḥaḍrat Sayyidunā ʿUmar (z). Hij zei:
"Allāh (l) noemde hem Faarūq, hij die de waarheid van
valsheid/leugens scheidde. Ik heb de Profeet b horen zeggen: "O Allāh
(l)! Geef eer aan Islaam via ʿUmar."

We vroegen hem over Ḥaḍrat Sayyidunā ʿUthmaan (z). Hij


antwoordde: "Hij is wiens naam Dhun-Noorayn (bezitter van twee
lichten) is door degenen in de hoogste hemelen (Malaa'i A'ala). Hij
werd de echtgenoot van twee dochters van de Profeet b. De
Boodschapper van Allāh b heeft hem een plaats in het paradijs
gegarandeerd. '43

Het kussen van de Qur’aan


Vraag: Wat zeggen de Schriftgeleerden en Mufti's van de Nobele
Sharī‘ah over deze kwestie: wat is de regelgeving over het kussen van
de Qur'aan? Is dit toegestaan?

Antwoord :
Het kussen van de Qur'aan is toegestaan en wordt aanbevolen wat
wordt bewezen door handelingen van de Nobele Ṣaḥaabah kiraam.
(Allāh de Almachtige is weltevreden met hen allen)

43
a. Kanz al-'Ummal, Vol. 13. Pagina 231-232, Ḥadīth 36698
b. Ma'rifat al-Sahaba li Abi Nu'aym, Vol. 1, Page 246, Ḥadīth 239
Bron: thesunniway.com
| 38
Sayyidunā ʿUmar znam de Qur’aan iedere morgen mee en kuste het
en zei dat dit het convenant van mijn Heer is en dit is Zijn boek.
Sayyidunā ‘Uthmaanzkuste de Qur’aan ook en plaatste het tegen zijn
gezicht. (Durr al-Mukhtaar)44

De Sleutels van de schatten van de hemelen en de aarde


Sayyidunā ʿUthmaan ibn ʿAffaanzvroeg eens aan de Geliefde Profeet
b naar de sleutels van de schatten van de hemelen en de aarde. De
Nobele Profeet b zei tegen hem:

U hebt mij iets gevraagd dat nog niemand mij ooit eerder heeft
gevraagd. De sleutels van de schatten van de hemel en aarde zijn als
volgt:

Laa Ilaaha Illal Laahu, wal Laahu Akbar. Wa Subḥaanal Laahi wa


BiḤamdihi, Astaghfirul Laah.
Wa Laa Ḥawla wa Laa Quwwata Illaa Bil Laahil ‘Alīyyil ‘Aẓeem.
Huwwal awwal wal Aakhir waẓ ẓaahir wal Baaṭin. Yuḥyi wa yumeetu
Bi-yadi-hil Khayr,
Wa Huwa ‘Alaa Kulli Shay-in Qadeer

44
Allāh de Almachtige weet het het best. Uit het Engels van Shaykh Mawlānā
Muḥammad Shakeel al-Qaadirī al-Ridawī.
O ‘Uthmaan! Wie dit tien keer per dag reciteert zal worden beloond
met zes graties:

Ten eerste: hij zal worden beschermd van Iblis en zijn stam.
Ten tweede: Twaalfduizend Engelen worden aangesteld om hem dag | 39
en nacht te bewaken tegen zijn lijden en ziektes.
Ten derde: hij krijgt een onbeperkte schat aan zegeningen.
Ten vierde: hij zal trouwen met een vrome hemelse maagd.
Ten vijfde: Hij zal worden beloond naar het reciteren van de hele
Qur’aan, de Psalmen, de Torah en de Bijbel.
Ten zesde: hij zal worden beschouwd als een pelgrim wiens Hajj en
Umrah zijn aanvaard in het hof van Allāh de Almachtige. Bovendien, als
hij die dag zal sterven zal hij als een martelaar worden gezegeld.45

En Allāhlweet het het best.


Muḥammad Oemar al-Qaadirī

45
Tafsīr Qurṭubī, Vol. 15, Pagina 275; Bron: thesunniway.com
Amīr al-Mu’minīn Sayyidunā ʿUthmaan ibn ʿAffaanzwerd gemarteld op de
18e van Dhūl-Hijjah, in het jaar 35 H.
Hijzligt ten ruste in Jannat al-Baqi in al-Madīnah al-Munawwarah

| 40

Circa het jaar 1890 (1307 H.) voor de afbraak door de wahhaabiyah

Nu, na de afbraak door de wahhaabiyah.


Jaami’ al-Qur’aan wa bima ʿAzūhu li ʿUthmaan | 41

EEN DEUGDZAME TAAK


Het Samenstellen van de Qurʼaan

“Waarlijk op Ons rust de verantwoordelijkheid voor het samenstellen van de


Qur’aan en het reciteren ervan.” [Qur’aan 75:17]

De Qur’aan is geopenbaard in een periode van 23 jaar. Gedurende deze


periode gaf de Boodschapper van Allāh b de opdracht om iedere vers die
geopenbaard werd op te schrijven. Zijn persoonlijke copyisten schreven deze
op en plaatsten de verzen daar waar de Boodschapper van Allāh b wees.

Echter, was de gehele Qur’aan niet samengesteld tot één canonieke codex in
de tijd van de Boodschapper van Allāh b. Toen de Boodschapper van Allāh b
deze vergankelijke wereld verliet, verbleef de Qur’aan los van elkaar op
verscheidene perkamenten, hoewel vele metgezellen het volledig hadden
gememoriseerd.

Imaam Aḥmad Riḍā Khān schreef deze verklarende monografie, Jaami’ al-
Qur’aan wa bima ʿAzūhu li ʿUthmaan – EEN DEUGDZAME TAAK: Het
Samenstellen van de Qurʼaan – uitleggende hoe de Qur’aan werd
gecompileerd; wie de samenstellers waren; en specifieker waarom Sayyidunā
ʿUthmaan de titel ‘de Samensteller van de Qur’aan’ bezit.

VOOR VRIJE DISTRIBUTIE

You might also like