Professional Documents
Culture Documents
ُ ش َْر
س ََل ُِم ِْ ض
ْ ُاْل ِ ُ َن َوا ِق Uitleg
Tenietdoeners van de Islām
اْل َم ِام ْال ُم َج ِد ِد ْالعَ اَل َم ِة
ِ ْ اْلس ََْل ِم
ِ ْ ْخ
ِ شي
َ ِل
ِ ع ْب ِد ْال َو اها
ب َ ُم َح امد بْن
van al-Shaykh al-Islām, al-Imām, al-Mudjaddid, al-ʿAllāmah
البراك
َاص َر ا
ِ ان ن
ِ الر ْح َم
ع ْب ُد ا
َ
Uitgelegd door
ة
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 1
Inleiding van de vertaler ............................................................................................................. 3
Korte biografie van de Mudjaddid, de Imām Muḥammed bin ʿAbd al-Wahhāb T ..................... 7
1
Biografie van de uitlegger van deze verhandeling Al-Shaykh al-ʿAllāmah ʿAbd ar-Raḥmān bin
Nāṣir al-Barrāk 9 ........................................................................................................................ 12
Inleiding van de uitlegger: Al-Shaykh al-Barrāk 9 ..................................................................... 20
Al-Shirk en al-Bid’ah wijdverspreid in de Islamitische wereld .............................................. 21
De Rāfiḍah en de Ṣūfiyyah .................................................................................................... 26
De daʿwah van al-Shaykh Muḥammed bin ‘Abd al-Wahhāb behoort tot de sporen van de
daʿwah van Ibn Taymiyyah ................................................................................................... 27
Betekenis van de Tenietdoeners van de Islām ...................................................................... 28
De ongelovigen gemeenschappen werken dag en nacht om de moslims te weerhouden van
hun religie ............................................................................................................................. 29
Weet dat de oorzaken van afvalligheid allemaal terug te leiden zijn naar één zaak en dat is
het verbreken van de Shahādatayn. ..................................................................................... 32
De getuigenis van Lā ilāha illa Allāh ..................................................................................... 33
De getuigenis van Muḥammadan Rasūlullāh ...................................................................... 34
1e Tenietdoener | al-Shirk in Aanbidding ................................................................................. 38
Al-Shirk in de Islamitische wetgeving bestaat uit twee soorten:.......................................... 41
De mensen zijn betreffende het overgeven aan Allāh (in) drie (categorieën onder te
verdelen): .............................................................................................................................. 41
Al-Shirk al-Akbar, heeft drie specifieke kenmerken .............................................................. 44
2e Tenietdoener | het nemen van bemiddelaars ..................................................................... 46
3e Tenietdoener | Geen takfīr verrichten op de Mushrikīn ..................................................... 49
De daʿwah naar Waḥdatu l-Adyān (eenheid van de religies) is vals en houdt ongeloof in .. 52
4e Tenietdoener | Geloven in een betere leiding dan van de Profeet ﷺ................................. 56
5e Tenietdoener | Afkeer hebben van hetgeen waarmee de Boodschapper ﷺmee gekomen is
.................................................................................................................................................. 59
6e Tenietdoener | Spot drijven met iets van de religie ............................................................ 64
Spotten met Allah en Zijn Boodschapper duidt op verloochening ....................................... 66
7e Tenietdoener | Het praktiseren van Magie ......................................................................... 70
De betekenis van aṣ-Ṣarf en al-ʿAṭf en at-Tiwalah ............................................................. 72
Magie bestaat uit twee categorieën, werkelijk en denkbeeldig........................................... 74
8e Tenietdoener | Het opkomen voor - en helpen van de mushrikīn tegen de muslimīn ....... 77
Het verhaal van de metgezel Ḥāṭib ibn Abī Baltaʾah en zijn hulp aan de Mushrikīn ........... 80
9e Tenietdoener | Geloven dat het toegestaan is voor sommigen om buiten de Wetgeving
2
van Muḥammed te treden ....................................................................................................... 84
10e Tenietdoener | al-Iʿrāḍ (het afwenden) van de religie van Allah ...................................... 87
والصالة والسالم على رسول هللا وعلى آله، والحمد هلل،بسم هللا
وصحبه وبعد
3
Het belang van al-Tawḥīd is de pilaar waarop de prediking van alle Profeten
gebouwd is zoals Allāh zegt:
﴾ وت
َ غ ّللا َواجْ تَنِبُواْ ا
ُ الطا ُ ﴿ َولَقَ ْد بَعَثْنَا فِي ُك ِل أ ُ ام ٍة ار
َ ْسوالً أ َ ِن ا ْعبُدُوا
“En voorzeker, Wij hebben aan iedere gemeenschap een
Boodschapper gezonden (die zei:): “Aanbidt Allāh en houdt afstand
van de Ṭāghūt.”1
an-Naḥl 36
Ik heb gekozen voor de uitleg van al-Shaykh al-Barrāk 9 aangezien deze beknopt
is en de boodschap van deze verhandeling zeer duidelijk weergeeft.
Het werk wat aan deze verhandeling is verricht bestaat uit het volgende:
1Vertaler: De Ṭāghūt is hetgeen wat naast Allāh aanbeden, gevolgd of gehoorzaamd wordt.
4
J Vertaling van de oorspronkelijke tekst ‘de Tenietdoeners van de Islām’ van
de auteur, Muḥammed bin ʿAbd al-Wahhāb P
J Vertaling van de uitleg van al-Shaykh al-Barrāk 9
J Het toevoegen van kleine verduidelijkende voetnoten welke aangegeven
zullen worden onder het kopje: vertaler.
J De oorspronkelijke Arabische tekst van ‘de Tenietdoeners van de Islām’ is
bijgevoegd voor memorisatie.
J De inhoudsopgave aangevuld en vertaald.
Bij deze wil ik ook een ieder bedanken die mij geholpen heeft bij het tot stand
brengen van deze verhandeling, in het speciaal de broeders Abū Oemaymah al-
Maghribī en Abū Ḥudhayfah al-Indūnīsī: Moge Allāh hen belonen met het
Hoogste Paradijs.
Oorspronkelijk hadden zij dit vóór Safar 9, 1433/ 4 januari 2012 gedaan toen
wij de vertaling online plaatsten.
Toen wij besloten dit boekje te drukken in 2021 hebben we ervoor gekozen het
nogmaals na te lopen en te controleren c.q. te verbeteren. Ik wil dan ook
5
broeders Abū Ḥudhayfah al-Indūnīsī: en Mourad Abū ʿAbd ar-Raḥmān al-
Maghribī bedanken. Beiden hebben de tekst nagelopen en gecontroleerd en
verbeterd en broeder Abū Ḥudhayfah al-Indūnīsī heeft ook de lay-out voor zijn
rekening genomen. Jazākumā Allāhu khayran!
Ik vraag Allāh om dit werk zuiver en alleen voor Hem te accepteren, en om mij
te vergeven voor eventuele fouten.
Daarnaast vraag ik Allāh om mij en alle lezers van dit werk te laten handelen
volgens de zuivere Tawḥīd in al haar facetten, en ons weg te houden van iedere
vorm van al-Shirk (aanbidding van anderen met Allāh), Nifāq (hypocrisie), Kufr
(ongeloof) en van de Tenietdoeners van de Islām.
Allāhumma āmīn
6
Korte biografie van de Mudjaddid, de Imām Muḥammed bin
ʿAbd al-Wahhāb T 2
Zijn afkomst
Hij is Al-Shaykh al-Islām Muḥammed bin ʿAbd al-Wahhāb bin Sulaymān bin ʿAlī
bin Muḥammed bin Aḥmed bin Rāshid bin Burayd bin Muḥammed bin
Musharraf van Awabeh, een aftakking van de stam van Banī Tamīm. De
mudjaddid (heroplever) van datgene wat er van de Islamitische karakteristieken
vervaagd en verdwenen was, in de twaalfde eeuw van de emigratie van de
Profeet ﷺ
Zijn geboorte
Hij werd geboren in een dorpje genaamd ʿUyaynah in het jaar 1115, na de
Profetische Hidjrah, in de streek Nadjd (het zuiden van Saoedi Arabië).
Zijn opgroeien
Hij groeide op in een huis van kennis, geloof en eer. Zijn vader, ʿAbd al-Wahhāb,
was een grote geleerde en rechter in het dorpje ʿUyaynah. Zijn opa, Sulaymān,
stond bekend als “de Geleerde van Nadjd.”
2 Vertaler: Genomen uit de vertaling van de drie fundamenten vertaald door Brinkman met
lichte aanpassingen.
3 Fiqh: Islamitische Jurisprudentie
7
bestudeerd. Al-Shaykh Muḥammed was zo intelligent, dat zelfs zijn vader heeft
gezegd dat hij een aantal regels (van de fiqh) van zijn zoon heeft geleerd. De Al-
Shaykh deed veel onderzoek in de boeken van Tafsīr4, Ḥadīth5 en Fiqh en
daarnaast was hij erg snel met het schrijven. Zo schreef hij in een enkele zitting
aan een stuk door, zonder het saai of vervelend te vinden.
Deze beide geleerden hebben al-Shaykh Muḥammed kennis laten maken met
de welbekende Muḥaddith Muḥammed Ḥayāt as-Sindī T, bij wie hij de kennis
van Ḥadīth en de overleveraars van Ḥadīth heeft bestudeerd. Al-Shaykh al-Sindī
T T
heeft al-Shaykh Muḥammed zelfs toestemming gegeven om de
moederboeken6 via hem over te leveren. Daarna is hij naar al-Iḥsā gegaan, en
4 Tafsīr: Qurʾān exegese. De Tafsīr is de uitleg van de betekenis van de verzen van de Qurʾān.
5 Ḥadīth: Dit zijn de uitspraken, handelingen en stilzwijgende goedkeuringen van de Profeet
Muḥammed ﷺ
6 Vertaler: “Met “de moederboeken” wordt bedoeld: De belangrijkste boeken van
overleveringen (Sunnah) van de uitspraken, handelingen en (stilzwijgende) goedkeuringen
van de Profeet Mohammed ﷺ. Namelijk ṣaḥīh al-Bukhārī, Ṣaḥīh Muslim, Sunan an-Nasāʾī,
Sunan at-Tirmidhī, Sunan Abī Dāwud en Sunan Ibn Mādjah.”
8
vervolgens naar al-Basra (Irak) waar hij studeerde bij de geleerden van die
steden.
Zo las hij bij al-Madjmaʿī in Irak, en bij Ibn ʿAbd al-Laṭīf al-Shāfiʿī in al-Iḥsā, en
studeerde hij ook Fiqh, Ḥadīth en Arabische grammatica bij deze geleerden.
Toen de Shaykh klaar was met zijn studie en bereikt had wat hij wilde bereiken,
ging hij terug naar zijn dorpje om in de windstreken van Nadjd de Tawḥīd7 van
Allāh te verspreiden door middel van daʿwah (prediking), brieven en boeken.
Daarnaast ging de Shaykh door met het studeren bij zijn vader, totdat deze
overleed in het jaar 1153 hidjrī. Na de dood van zijn vader verspreidde de
bekendheid van al-Shaykh Muḥammed overal. Hij begon met het onderwijzen
en het verspreidden van de Selefī daʿwah, en hij gebood het goede en verbood
het slechte. Hij bestreed Ahl al-Bidʿah (de mensen van innovaties) in alle
soorten en maten en zijn daʿwah werd, na de Hulp en Bekommering van Allāh,
gesterkt door de leiders van Āl-Saʿūd en verspreide zich in- en naar plaatsen als
Nadjd, al-Ḥidjāz, gedeelten van Jemen, ʿAmmān (Jordanië) en andere plaatsen.
Zijn werken
De Shaykh heeft vele goede profijtelijke boeken geschreven. Een aantal hiervan
zijn:
7Vertaler: Tawḥīd: Taalkundig betekent het ‘iets één maken’, en hiermee wordt bedoeld het
belijden van de eenheid van Allah en het uitzonderen van Hem in alle vormen van
aanbidding, in overtuiging, woorden en daden
9
J Kalf al-Shubuhāt: Het ontsluieren van de misvattingen
J Masāʾil al-Djāhiliyyah: De zaken van de pre-Islamitische onwetendheid
J Kitāb at Tawḥīd: Het Boek over Monotheïsme ʿ
J Mukhtaṣṣar Zād al-Maʿād: Een synopsis van het boek van Ibn al-Qayyim T
over de levensloop van onze Profeet Muḥammed ﷺ
J Al-Kabāʾir: De grote zonden
Ook staan tevens ook vele van zijn uitspraken, fatāwā en schrijfwerken
verzameld in de monumentale verzameling: “Ad-Durar as-Saniyyah fī al-
Adjwibah an-Nadjdiyyah.”
Hierin heeft al-Shaykh ʿAbd ar-Raḥmān bin Qāsim an-Nadjdī T de werken van
deze edele al-Shaykh, zijn kinderen, leerlingen en nakomelingen verzameld, met
instemming van talloze ʿUlamāʾ (geleerden).
Zijn overlijden
10
De al-Shaykh overleed in het jaar 1206 na de Hidjrah na een lang leven van
ongeveer 90 jaar van kennis, onderwijs, daʿwah en djihād8. Moge Allāh de al-
Shaykh Barmhartig zijn, hem belonen voor wat hij voor de Islām en de moslims
gedaan heeft, en moge Allāh de moslims profijt geven van zijn werken, van zijn
daʿwah (de uitnodiging naar Allāh), en de werken en de daʿwah van zijn
nakomelingen en hun studenten. Hij is de Alhorende, Degene die verhoort.
8Vertaler: Djihād: Is letterlijk inspanning leveren, in dit geval een inspanning leveren op de
weg van Allāh; zoals bijv. het Islamitische geloof verspreiden, het weerleggen en
beantwoorden van misvattingen over de Islām en fysieke strijd als bescherming en
verspreiding van het zuivere geloof.
11
Biografie van de uitlegger van deze verhandeling Al-Shaykh al-
ʿAllāmah ʿAbd ar-Raḥmān bin Nāṣir al-Barrāk 9
Zijn vader overleed toen hij 1 jaar oud was, hij groeide op met zijn moeder en
de ooms van zijn moeders kant, en kreeg een goede opvoeding.
Toen de Shaykh 5 jaar oud was, reisde hij met zijn moeder naar Mekka, en hij
was onder de hoede van de echtgenoot van zijn moeder, Muḥammed bin
Ḥamūd al-Barrāk. In Mekka schreef de Shaykh zich in op de Raḥmāniyyah
school, in zijn tweede jaar op de lagere school bepaalde Allāh dat de Shaykh
een ziekte aan zijn ogen kreeg, wat ervoor zorgde dat de Shaykh zijn
gezichtsvermogen verloor. Hij was toen 9 jaar oud.
Ongeveer in het jaar 1365 begon de Shaykh met het studeren bij de ʿUlamāʾ, hij
studeerde bij al-Shaykh ʿAbd al-ʿAzīz bin ʿAbdullāh as-Subayyal de grootste
gedeelte van Kitāb at-Tawḥīd en al Adjrūmiyyah. En hij studeerde bij al-Shaykh
Muḥammed bin Muqbil Thalāthah al-Uṣūl.
Vervolgens werd het weer mogelijk voor de Shaykh om naar Mekka te reizen
omstreeks het jaar 1366 hidjrī en hij verbleef hier 3 jaar. De Shaykh
bestudeerde in Mekka het boek al-Adjrūmiyyah bij de Imām van Masdjid al-
Ḥarām, ʿAbdullāh bin Muḥammed al-Khulayfī T
In Mekka ontmoette al-Shaykh al-Barrāk één van de grote studenten van Imām
Muḥammed bin Ibrāhīm Aal al-Shaykh, dit was al-Shaykh Ṣāliḥ bin Ḥusayn al-ʿAlī
al-ʿIrāqī, moge Allāh hen Genadig zijn. Al-Shaykh Ṣāliḥ al-ʿIrāqī behoorde tot de
vrienden van al-Imām ʿAbd al-ʿAzīz bin Bāz.
Al-Shaykh al-Barrāk zat bij al-Shaykh Ṣāliḥ al-ʿIrāqī en profiteerde van diens
kennis. Toen al-Shaykh Ṣāliḥ al-ʿIrāqī directeur werd van de ʿAzīziyyah school in
het gebied van al-Dalm, deed hij zijn best om al-Shaykh al-Barrāk aan te
moedigen kennis op te doen bij al-Imām Ibn Bāz. welke in ad-Dalm werkzaam
was als rechter. Dus al-Shaykh Ṣāliḥ al-ʿIrāqī en al-Shaykh al-Barrāk reisden
samen in 1369 hidjrī om zich aan te melden bij de ʿAzīziyyah school. Al-Shaykh
al-Barrāk leerde in dit jaar de basisregels voor al-Tadjwīd.
13
In hetzelfde jaar reisde al-Shaykh al-Barrāk met een groep studenten en al-
Shaykh Bin Bāz naar de Ḥadj. Na zijn terugkeer stopte al-Shaykh al-Barrāk met
het studeren aan de ʿAzīziyyah school. Hij begon met het memoriseren van de
mutūn (teksten voor memorisatie) met de studenten van al-Shaykh Ibn Bāz. De
Shaykh woonde de talrijke lezingen van al-Shaykh Ibn Bāz bij, en studeerde bij
bij hem: Kitāb at-Tawḥīd, Uṣūl ath-Thalāthah, ʿUmdah al-Aḥkām, Bulūgh al-
Marām, Musnad Aḥmed, Tafsīr Ibn Kathīr, Raḥabiyyah en al-Adjrūmiyyah.
Al-Shaykh al-Barrāk verbleef in al-Dalm onder het gezag van al-Shaykh Ṣāliḥ al-
ʿIrāqī, hij verbleef in zijn huis en bestudeerde bij hem poëzie.
14
J Al-ʿAllāmah Muḥammed Amīn as-Shanqītie. al-Shaykh al-Barrāk
studeerde bij hem de wetenschappen van Tafsīr en Uṣūl al-Fiqh;
J Al-Shaykh ʿAbd al-ʿAzīz bin Nāṣir ar-Ralīd en anderen dan hen, moge
Allāh hen allen Genadig zijn.
Tijdens deze periode bezocht al-Shaykh al-Barrāk ook verschillende lessen van
de voormalig groot Muftī, al-ʿAllāmah Muḥammed bin Ibrāhīm Āl al-Shaykh in
de Moskee.
De Imām en de groot geleerde, ʿAbd al-ʿAzīz Ibn ʿAbdullāh Ibn Bāz, had de
meeste invloed op al-Shaykh al-Barrāk, waar hij meer dan 50 jaar kennis bij
heeft opgedaan. Deze periode begon in 1369 tot de dood van Imām Ibn Bāz in
1420. Na al-Shaykh Ibn Bāz had al-Shaykh Ṣāliḥ al ʿIrāqī een grote invloed op al-
Shaykh al-Barrāk. Hij leerde van hem om liefde te hebben voor bewijsvoering in
vraagstukken, een afkeer te hebben tegen blind volgen, en een
scherpzinnigheid te hebben in de wetenschappen van de Arabische taal.
15
Toen de Faculteit van Uṣūl ad-Dīn (Geloofsfundamenten) opende in het jaar
1396, verhuisde de Shaykh hiernaar toe en begon hij les te geven in de tak van
al-ʿAqīdah en al-Madhāʾib al-Muʿāsirah (de Hedendaagse Stromingen), en de
Shaykh bleef hier als leraar tot zijn pensioen in het jaar 1420 hidjrī. In deze
hoedanigheid heeft de Shaykh tientallen wetenschappelijke proefschriften
begeleid.
T
Zoals Imām Ibn Bāz hem meerdere malen vroeg om te werken bij al-Iftā
(Fatwā Commissie), en al-Shaykh Ibn Bāz wilde al-Shaykh al-Barrāk als
plaatsvervanger aanwijzen voor het geven van fatāwā bij Dār al-Iftā
gedurende de zomerperioden, waarin de Muftiʿs naar at-Ṭāʿif vertrokken. Al-
Shaykh al-Barrāk gaf hieraan gehoor voor twee perioden, waarna hij dit liet.
Na de dood van al-Shaykh Ibn Bāz vroeg de Edele Muftī al-Shaykh ʿAbd al-ʿAzīz
āl al-Shaykh of al-Shaykh al-Barrāk lid van al-Iftā wilde worden en drong hier op
aan bij de Shaykh. Hij wees dit echter af omdat dit hem af zou houden van het
lesgeven in de moskeeën.
Zijn studenten
De Shaykh heeft vele studenten, het is moeilijk om een specifiek aantal te
noemen. Vele van de leraren op de Universiteiten, Duʿāt (uitnodigers naar de
Islām) en uitnodigers naar het goede, hebben bij al-Shaykh al-Barrāk
gestudeerd. Nadat de nieuwe manieren van het opdoen van kennis mogelijk
zijn geworden, zoals met de komst van het internet, zijn er nog vele nieuwe
studenten bijgekomen van buiten Saoedi Arabië die de Shaykh volgen via
internet en zijn opgenomen lezingen beluisteren op https://sh-albarrak.com/.
17
heeft samen met verschillende geleerden geparticipeerd in verschillende
verduidelijkingen en adviezen welke gericht waren aan de gewone moslims.
Het belang dat de Shaykh hecht aan het welzijn van de moslims
9
De Shaykh hecht een enorm belang aan het welzijn van de moslims in de
verschillende uithoeken van de wereld. Hij is vaak erg verdrietig, en ongerust,
betreffende hetgeen de moslims overkomt in vele van hun landen. De Shaykh
volgt het nieuws betreffende de moslims, en op passende tijden doet hij
smeekbeden voor hen, smeekbeden tegen hun vijanden, zet zich in om hen
advies en richting te geven.
En zoals voorgegaan is, hebben zowel Imām Ibn Bāz als de huidige Muftī ʿAbd
al-ʿAzīz āl al-Shaykh hem gevraagd om posities van Iftā (het geven van religieuze
oordelen) in te nemen.
18
Van de Shaykh zijn verschillende werken gedrukt zoals:
De Shaykh houdt er niet van dat zijn goede daden opgenoemd worden en hij
stelt zich altijd nederig op. Wij vragen Allāh om de Shaykh te zegenen in zijn
tijd, hem te belonen voor zijn inspanningen, en om de moslims voordeel te
laten hebben van zijn kennis, Allāhumma Āmīn.
19
Inleiding van de uitlegger: al-Shaykh al-Barrāk 9
Alle Lof is voor Allāh en vrede en zegeningen zijn over zijn dienaar en
Boodschapper en zijn familie en metgezellen en wie uitnodigt met zijn
uitnodiging tot de Dag des Oordeel.9 En verder,
9 Vertaler: Yawm ad-Dien: Hiermee wordt het Dag des Oordeels bedoelt.
20
twaalfde eeuw van de Profetische Hidjrah, hij behoort tot de meest geleerde
(mensen) van de Islām, gekend door vriend en vijand, door de gelovige en de
ongelovige. Omdat hij opstond voor een geweldige zaak, namelijk de
uitnodiging naar al-Tawḥīd en al-Sunnah. In een tijd waar vele van de
wetenschappen van al-Tawḥīd aan het verdwijnen waren, in talloze (plaatsen)
in de Islamitische wereld.
En hij ﷺzegt:
“عنِّي َو لَ ْو آ َية
َ ” َب ِّلغُوا
“Verkondig van mij al is het maar een vers”11
10 Overgeleverd door al-Bukhārī (105) en Muslim (1218) van de ḥadīth van Abī Bakrah ا
11 Overgeleverd door al-Bukhārī (3461) van de ḥadīth van ʿAbdullāh bin ʿAmru ا
22
dan de glorie van jouw Heer en vraag Hem om vergeving. Voorwaar, Hij is
Berouw aanvaardend.”
an-Naṣr 1-3
Ibn ʿAbbās zei toen ʿUmar, Moge Allāh tevreden met hen beiden zijn, hem
ernaar vroeg:
12 Overgeleverd door al-Bukhārī (3627) van de ḥadīth van Ibn ʿAbbās ا
13 Vertaler: De Tābiʿūn zijn de 2e generatie moslims, de leerlingen van de Metgezellen van de
Profeet
14 Vertaler: De Tābiʿ al-Tābiʿīn zijn de 3e generatie moslims, de leerlingen van de leerlingen
van de Metgezellen van de Profeet.
23
zoals al-Imām Aḥmed zei in de openingstoespraak van zijn boek ‘ar-Rad ʿalā az-
Zanādiqah wa l-Djahmiyyah’.15
Dit heeft plaatsgevonden, en nog steeds is er iemand binnen deze Ummah die
uitnodigt naar Allāh, en die Zijn Sharʿ (wetgeving) verduidelijkt, en hetgeen
waarmee het zegel der Profeten en de Imām van de gezondenen meegekomen
is, moge Allāh vrede zenden over hem en hen allemaal. En vanonder de meest
geleerde van die uitnodigers, is al-Shaykh Muḥammed bin ʿAbd al-Wahhāb.
Allāh heeft in zijn hart een verheven belang geplaatst voor de daʿwah naar al-
Tawḥīd en al-Sunnah, het verduidelijken van de valsheid van al-Bidʿah, nieuw
geïntroduceerde fenomenen, fabeltjes. Zoals het geloof dat de Awliyāʾ,18 of wie
24
uitnodigt naar zijn Walī19, dat zij hen van nut kunnen zijn, of hen kunnen
schaden, en (de valsheid) dat zij hen aanroepen en Allāh smeken via hen, of zij
nu levend of dood zijn.
Allāh heeft al-Shaykh Muḥammed bin ʿAbd al-Wahhāb geëerd met het vestigen
van deze uitnodiging (naar at-Tawḥīd), Hij heeft voor hem al-Imām Muḥammed
bin Saʿūd, moge Allāh hen beiden genadig zijn, gebracht, die hem versterkte
daarin. Vervolgens manifesteerde deze daʿwah zich, en verspreidde zich wijdt
en ver, het bracht allereerst nut voor de mensen van dit land, vervolgens de
overige gedeelten van al-Jazīrah (het Arabische Schiereiland). Haar sporen
verspreidde zich naar de Islamitische Wereld, Oost en West en Noord en Zuid,
en nog steeds, en voor Allāh is alle lof, profiteren wij (ervan) en ondervinden wij
de genietingen en de gunsten van de sporen van deze daʿwah.
25
zijn van afwijkingen en innovaties en shirk21 en grafaanbidding, dit wordt het
meest duidelijk bij twee sekten:
De Rāfiḍah en de Ṣūfiyyah
Al-Rāfiḍah zijn de oorsprong van deze valsheid en zijn (nog) meer vermengd in
shirk en bidʿah, want zij zijn de slechtste van de sekten van de Ummah, in hen is
het kwaad verzameld van alle sekten.
verkrijgbaar is, en waar zinā openlijk gepleegd wordt etc. Alleen een oneerlijke onwetende
moslim kan deze gunsten ontkennen!
21 Vertaler: Shirk is het toekennen van deelgenoten in de aanbidding van Allāh.
22 Vertaler: Ṭawāf: Is 7 maal de rondgang om het Huis van Allāh; de Kaʿbah. Allāh heeft deze
specifieke handeling als een aanbidding gemaakt, Hij is Degene die bepaalt welke specifieke
handelingen behoren tot aanbidding. Het is derhalve niet toegestaan om deze ṭawāf te
verrichten bij iets anders dan de Kaʿbah.
26
De daʿwah van al-Shaykh Muḥammed bin ‘Abd al-Wahhāb behoort tot de
sporen van de daʿwah van Ibn Taymiyyah
Er zijn jaren voorbij gegaan bij de mensen, en alle lof is voor Allāh, en niemand
waagde het om te spreken over de daʿwah van al-Tawḥīd en de daʿwah van as-
Sunnah, maar in de laatste jaren hebben bepaalde vijanden van de daʿwah van
al-Tawḥīd, en de daʿwah van al-Sunnah, een openlijke oorlog verkondigt tegen
deze daʿwah. Zij hieven hun hoofden op en onthulden wat er van hen bedekt
was, en zij maakten duidelijk wat hun intenties waren vanuit hun (eerder)
verborgen haat.
Wij vragen Allāh om hun listen terug te laten keren in hun kelen, en om dit land
te beschermen waarmee Allāh het geëerd heeft van at-Tawḥīd en as-Sunnah.
27
Betekenis van de Tenietdoeners van de Islām
Bij de mensen van kennis is er (standaard in hun boeken van fiqh) een
hoofdstuk van fiqh welke ‘Het oordeel van de afvallige’ heet. Over de afvallige
van de Islām zei de Boodschapper, vrede en zegeningen zij met hem:
28
“Velen van onder de mensen van het boek wensen dat zij jullie, nadat jullie
tot geloof zijn gekomen, weer tot ongelovigen kunnen maken, uit afgunst die
onder hen leeft, nadat voor hen de waarheid aan hen duidelijk was gemaakt”
al-Baqarah 109
Velen van de Joden en Christenen hebben een verlangen, zij doen alles wat in
hun mogelijkheden ligt om de moslims van hun godsdienst te laten afkeren.
Maar dit zal hen niet lukken, behalve de afvalligheid van enkele mensen die
gehoor gaven aan hun daʿwah.
29
َ َ﴿ َودُّواْ لَ ْو تَ ْكفُ ُرونَ َك َما َكفَ ُرواْ فَتَ ُكونُون
﴾ س َواء
“En zij verlangen ernaar dat jullie ongelovig worden,
zoals zij ongelovig zijn, zodat jullie gelijk zijn”
an-Nisā 89
Zij willen dat de moslims ongelovig worden zodat zij gelijk zijn in ongeloof. Dit
omdat wanneer zij afvallig worden, zij gelijk worden aan de ongelovigen qua
ongeloof. En de ongelovigen willen hen dan voorbij streven met hetgeen zij van
de wereldse zaken gekregen hebben, en dit is wat zij willen. De realiteit getuigd
hiervan. Want nu werken de gemeenschappen van ongeloof dag en nacht,
vooral in deze tijd, om de moslims af te houden van hun religie middels
verschillende manieren en dit is hun einddoel. En het is het einddoel van Iblīs
(de Duivel), want zijn einddoel betreffende de mensen is dat zij ongelovig
worden. Als hij de kracht hiervoor niet heeft, dan gaat hij naar wat hieronder is,
en dit is dat hij hem (de mens) trekt naar al-Bidʿah, en daarna naar de kabāʾir
(grote zonden) zoals al-ʿAllāmah Ibn al-Qayyim vermeldt betreffende de
bestraffingen (van Allāh), waar de Shayṭān de mensen naar toe jaagt, de een na
de ander.26
Maar de ongelovigen krijgen dit niet voor elkaar meteen bij hun eerste poging,
dus bewandelen zij de snelst mogelijke wegen om de moslims afstand te laten
nemen van hun geloof. Zij laten hen afstand nemen door ze aan Shahawāt
(lusten) bloot te stellen, waardoor zij afstand nemen van het gehoorzamen van
30
hun Heer, het opvolgen van Zijn bevelen en het wegblijven van Zijn verboden.
En (met gebruikmaking van) Shubuhāt27 die hen (de moslims) in verwildering
laten, en twijfel in hun geloof teweegbrengen. Veel massamedia op dit moment
verspreiden dit (i.e. shahawāt en shubuhāt) in de huizen van de meeste
mensen. Dit om de moslims kapot te maken. Zij leveren inspanningen om hun
geloof en hun manieren te verpesten.
27 Vertaler: Shahawāt en Shubuhāt zijn de wapens van Shayṭān, hij heeft enkel deze 2
wapens en geen derde :
En de Islām biedt houvast om deze twee beïnvloedingen tegen te gaan. Het eerste wordt
tegengegaan door het opvoeden van de nafs om haar natuurlijke driften onder controle te
houden, dit wordt ook wel tarbiyyah al-Nafs genoemd, de opvoeding van de nafs, of djihād
al-Nafs. het bestrijden van de nafs. En deze tarbiyyah gebeurt door handelingen te verrichten
van onderwerping aan Allāh (ʿIbādah), hiermee beteugeld men de nafs door het te
onderwerpen en het te onderdrukken. Men traint het lichaam aan de hand van religieuze
handelingen om zo de natuurlijke kracht ook in te zetten voor andere zaken dan enkele de
primitieve driften. Dit verhoogt de mens tot boven zijn dierlijke aard en daarmee
onderscheidt de mens zich van de dieren.
Het tweede wordt tegengegaan door het verwerven van de juiste kennis (ʿIlm) over de
Islamitische ʿAqīdah, en de regelgevingen. Waardoor de ʿAql niet onderhevig is aan
misvattingen wat ervoor kan zorgen dat men onjuiste beslissingen neemt, verkeerde
concepten formuleert in de overtuiging, waardoor men de realiteit om zich heen verkeerd
waarneemt.
31
om haar te verpesten en te misleiden. Want als de vrouw verpest wordt, dan
bereikt haar onzedigheid de (hele) samenleving.
Weet dat de oorzaken van afvalligheid allemaal terug te leiden zijn naar één
zaak en dat is het verbreken van de Shahādatayn.28
Want de Islām draait om de getuigenis dat er ‘geen god is die het recht heeft
om aanbeden te worden dan Allāh, en dat Muḥammed de Boodschapper is van
Allāh’. Als een ongelovige getuigt dat er geen god is die het recht heeft om
aanbeden te worden dan Allāh, innerlijk en uiterlijk, en getuigt dat Muḥammed
Boodschapper van Allāh is, innerlijk en uiterlijk, dan wordt hij moslim.29 Als hij
daarmee alleen getuigde met zijn tong, dan was hij een hypocriet en de
hypocriet wordt in deze wereld beschouwd als een van de moslims en zij
hebben hun (specifieke) regelgeving.30
28Vertaler: De Shahādatayn: Is de getuigenis dat: “Er geen God is die het recht heeft om
aanbeden te worden dan Allāh en dat Mohammed de Boodschapper van Allāh is”
29Vertaler: door het volgende te getuigen: Ashadoe an lā Ilāha illa Allāh, wa ashadoe anna
Moḥammadan rasūlullāh. De betekenis is: “Ik getuig dat er geen God is die het recht heeft
om aanbeden te worden dan Allāh en ik getuig dat Mohammed de Boodschapper van Allāh
is.”
30Vertaler: Omdat wij niet in de harten kunnen kijken beoordelen wij iedereen op basis van
wat uiterlijk zichtbaar/kenbaar is zoals de Shaykh 9 bevestigd. Dit betekend niet dat een
hypocriet moslim is in werkelijkheid. Maar zolang zijn hypocrisie zich niet heeft geopenbaard
wordt deze persoon behandeld conform de regelgevingen op deze wereld als zijnde een
moslim.
32
De getuigenis van Lā ilāha illa Allāh
En de getuigenis dat er ‘geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden
dan Allāh’ houdt al-Īmān (geloof) in, in Allāh en Zijn Rubūbiyyah, 31 Zijn
Ilāhiyyah,32 en Zijn Asmāʿī wa al-Ṣifāt.33 Dus al-Tawḥīd in Zijn Rubūbiyyah is
met al-Īmān (het geloof) dat er geen Rabb (Heer) buiten Hem is.
En in Zijn Ilāhiyyah met al-Īmān (het geloof) dat er geen ware godheid is buiten
Hem, en dat er niemand is die met recht aanbeden wordt dan Hij.
En in Zijn Eigenschappen met al-Īmān (het geloof) dat hij uniek is in Zijn Ṣifāt
(eigenschappen), dus er is niemand die op Hem lijkt in iets van de
Eigenschappen, de Geprezene en Verhevene.
Derhalve: de getuigenis dat er ‘geen god is die het recht heeft om aanbeden te
worden dan Allāh’, annuleert ook al-Shirk (het toekennen van deelgenoten aan
Allāh in aanbidding). Want het is de belijdenis van at-Tawḥīd, zoals het ook al-
ʿIlm (kennis over Allāh), al-Yaqīn (zekerheid betreffende Allāh), al-Inqiyāḍ
(onderwerping aan Allāh) en al-Maḥabbah (liefde voor Allāh) inhoudt.
31Vertaler: Tawḥīd ar-Rubūbiyyah: Het belijden dat Allāh de Enige Schepper, Onderhouder en
Bestuurder van dit Universum is, in woord, daad, en overtuiging.
32Vertaler: Tawḥīd al-Ulūhiyyah: Het belijden dat Allāh de enige is die het waard is om
aanbeden te worden, in woord, daad en overtuiging. Wat dus betekent dat men alle vormen
van aanbidding enkel richt tot Allāh en niets naast Hem.
33Vertaler: Tawḥīd al-Asmāʿī wa aṣ-Ṣifāt: Het belijden dat Allāh uniek is in Zijn Schone
Namen en Volmaakte Eigenschappen, in woord, daad en overtuiging..
33
De getuigenis van Muḥammadan Rasūlullāh
ِ ضيتُ لَ ُك ُم
﴾اْل ْسَلَ َم دِي ًنا َ ُ﴿ ْال َي ْو َم أ َ ْك َم ْلتُ لَ ُك ْم دِي َن ُك ْم َوأ َ ْت َم ْمت
ِ علَ ْي ُك ْم ِن ْع َم ِتي َو َر
“Vandaag heb ik jullie godsdienst voor jullie vervolmaakt en heb Ik Mijn
gunst voor jullie volledig gemaakt en heb ik de Islām voor jullie als
godsdienst gekozen.”
al-Māʾidah 3
34
De getuigenis dat er ‘geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden
dan Allāh, en dat Muḥammed de Boodschapper van Allāh is’ vereist het kennen
van haar betekenis en haar werkelijkheid, en het onderwerpen aan hetgeen
waar het op duidt.
Derhalve: alle redenen van afvalligheid die genoemd zijn in deze verhandeling
‘de Tenietdoeners van de Islām’ draaien om het opheffen van de twee
geloofsgetuigenissen, en het is mogelijk om de Tenietdoeners te beperken tot
(de volgende) fundamenten:
J al-Shekk: Twijfel
J al-Takdhīb: verloochening
J al-Djuḥd; ontkenning
Dit is een opsomming van de Tenietdoeners en al dit keert terug naar het
tenietdoen van de getuigenis er geen god is die het recht heeft om aanbeden te
worden dan Allāh, en dat Muḥammed de Boodschapper van Allāh is. Dus het
35
houdt ofwel het verloochen van de Waḥdāniyyah (eenheid van Allah) in, of het
verloochenen van Zijn Rubūbiyyah (Heerschappij van Allāh) in, of de
verloochening van Zijn Ilāhiyyah (alleenrecht op aanbidding) in, of twijfel hierin,
of het moedwillig afkeren van de daʿwah van de Boodschapper met het hart of
afwijzing (hiervan). Want velen van de ongelovigen weten dat de Boodschapper
ﷺde ware (Boodschapper) is.
Zij kennen zijn waarheidsgetrouwheid, maar wat hun tegenhoudt om zich over
te geven aan zijn daʿwah en het te accepteren is: hoogmoed. Zoals naar voren
komt in het verhaal van Heracles, de grote leider van de Romeinen, toen hij zijn
erkenning van het Profeetschap van Muḥammed ﷺkenbaar maakte. Maar hij
werd weerhouden om zich eraan over te geven en om er gehoor aan te geven
door hoogmoed en gierigheid betreffende zijn koninkrijk. Zoals vermeld is in de
Ḥadīth:
34 “aṭ-Ṭabaqāt al-Kubrā” van Ibn Saʿd 1/260 en zie: ´Nasb ar-Rāya” 4/422
36
En de Shaykh heeft mooie en precieze bewoordingen gebruikt en zijn benaming
van zijn verhandeling met “Tenietdoeners van de Islām”, lijkt op wat in de
hoofdstukken van al-fiqh staat: “Tenietdoeners van de rituele wassing”, welke
de staat van reinheid ongeldig maken. In de Islām zit (ook) een reiniging vanuit
de invalshoek dat het een verbond is tussen de dienaar en zijn Heer. Dus als de
mens getuigt van de twee getuigenissen dan heeft hij een verbond gesloten
met zijn Heer, dat hij Hem uitzondert35 en hij Hem (alleen) aanbidt en dat hij
Zijn Boodschapper ﷺvolgt, en dit is het meest geweldige verbond. En de
oorzaken van afvalligheid zijn Tenietdoeners van dat verbond. Zoals de
Tenietdoeners van de rituele reiniging verdervers zijn die de staat van reinheid
ongeldig maken, zo ook maken deze Tenietdoeners de Islām ongeldig welke de
werkelijke reinheid in betekenis inhoudt. Dus at-Tawḥīd en geloof zijn een
reiniging en daarom noemde Allāh de veelgodenaanbidders onrein, Allāh de
Verhevene zei:
“س
ُ ” إن المؤمنَ َّل ين ُج
35Vertaler: Uitzondert in het belijden dat Allāh de enige Schepper is, de Enige is die het
waard is aanbeden te worden en perfect is in Zijn Namen en Eigenschappen, in woord, daad
en overtuiging
37
“De gelovige wordt niet onrein”36
e
F
De tekst
1 Tenietdoener | al-Shirk in Aanbidding
قال الشيخ محمد بن عبد الوهاب ـ رحمه هللا
بسم هللا الرحمن الرحيم
اعلم أن نواقض اْلسَلم عشرة نواقض
ّللا ال يَ ْغ ِف ُر أ َ ْن يُ ْش َر َك بِ ِه
َ ﴿ إِ ان ا: قال هللا تعالى، الشرك في عبادة هللا تعالى:األول
﴾َو َي ْغ ِف ُر َما دُونَ ذَ ِل َك ِل َم ْن َيشَا ُء
ُ علَ ْي ِه ْال َجناةَ َو َمأ ْ َواهُ النا
ار َو َما ِ ﴿ ِإناهُ َم ْن يُ ْش ِر ْك ِب ا:وقال تعالى
اَّلل فَقَ ْد َح ار َم ا
َ ُّللا
ِل ا
َ لظا ِل ِمينَ ِم ْن أ َ ْن
﴾صار
ومنه الذبح لغير هللا كمن يذبح للجن أو للقبر
De Shaykh Muḥammed bin ʿAbd al-Wahhāb zei:
In de naam van Allāh, de Barmhartige, de Genadevolle
Weet dat de Tenietdoeners van de Islām tien Tenietdoeners zijn:
De eerste: al-Shirk in de aanbidding van Allāh de Verhevene, Allāh de
Verhevene zei:
38
En Allāh zei:
“Voorwaar, wie dan ook partners naast Allāh plaatst (in aanbidding), Allāh
Verbiedt het Paradijs voor hem. En het Vuur zal zijn verblijfplaats zijn, en de
onrechtvaardigen zullen (daar) geen helpers hebben!”
al-Māʾidah 72
En hiervan is het offeren voor een ander dan Allāh, zoals wie slacht voor een
djinn of voor een graf.”
F
Uitleg
T
De Shaykh zegt: “Weet dat de Tenietdoeners van de Islām tien zijn”:
Waarschijnlijk bedoelt hij dat de belangrijkste Tenietdoeners van de Islām tien
zijn of dat deze tien de fundamenten van de Tenietdoeners van de Islām zijn.
Want over de Tenietdoeners van de Islām bestaat een uitgebreide uiteenzetting
en de Fuqahā37 noemen in het hoofdstuk ‘regelgeving van de afvallige’, vele
voorbeelden van hetgeen wat afvalligheid veroorzaakt en het buitentreden van
de Islām. Maar de Shaykh noemde deze tien (tenietdoeners) omdat zij de
fundamenten zijn of de omvattende aanleidingen voor afvalligheid, en de Al-
Shaykh T zegt:
‘De eerste: al-Shirk in de aanbidding van Allāh’. En dat is het richten van iets
39
van de soorten van aanbidding38 aan een ander dan Allāh en het nemen van
een deelgenoot naast Allāh.’
38Vertaler: Aanbidding: Ibn Taymiyyah T zei hierover: “Aanbidding is een omvattende term
voor al hetgeen waar Allāh van houdt en tevreden mee is van de uitspraken en de daden,
innerlijk en uiterlijk.”
39 Overgeleverd door al-Bukhārī (4497) van de ḥadīth van ʿAbdullāh bin Masʿūd ا
40
al-Baqarah 21-22
En al-Shirk al-Akbar doet het fundament van al-Tawḥīd teniet en het houdt al-
Shirk in al-Rubūbiyyah in, en in al-Ilāhiyyah, en in Zijn Asmāʿī wa aṣ-Ṣifāt. Maar
al-Shirk in al-ʿIbādah(aanbidding), dit heeft de overhand bij de meeste
gemeenschappen, vroeger en nu.
De Shirk in de aanbidding is dat men een ander dan Allāh, naast Allāh aanbidt.
De mensen zijn betreffende het overgeven aan Allāh (in) drie (categorieën
onder te verdelen):
De eerste: de Muwaḥḥid (de monotheïst) : hij is degene die zich overgeeft aan
Allāh, met het uitzonderen van Hem in aanbidding, als enige, zonder deelgenoot
te nemen naast Hem (in de aanbidding);
De tweede: de Mushrik (de polytheïst) : hij is degene die zich overgeeft aan
Hem (Allāh) en aan een ander dan Hem. Dat hij Hem aanbidt en andere(n)
naast Hem.
41
De derde: De Mustakbir (hoogmoedige): hij is degene die zich niet aan Allāh
overgeeft vanuit de oorsprong, integendeel hij keert zich af van de aanbidding
van Allāh.
De Verhevene zegt:
﴾ ش ُر ُه ْم ِإلَي ِه َج ِمي ًعا َ َع ْن ِع َبا َد ِت ِه َو َي ْستَ ْك ِب ْر ف
ُ ْس َيح َ ف
ْ ﴿ َو َمن َي ْستَن ِك
“Degenen die de aanbidding van Hem te min is en hoogmoedig zijn;
Hij zal hen allen bij Zich verzamelen.”
an-Nisā 172
En de Verhevene zegt:
Dus de moslim, de muwaḥḥid (monotheïst), als hij shirk pleegt dan wordt hij
afvallig van de Islām, maar wie Mushrik is vanuit de oorsprong, deze (persoon)
wordt geen murtad (afvallige) genoemt, omdat hij geen moslim was vanuit de
oorsprong.
Dus de kāfir is volgens de mensen van Kennis (onder te verdelen in) twee
categorieën:
42
De eerste: een kāfir aṣlī (een ongelovige vanuit de oorsprong): zoals de Jood of
de Christen of de Boeddhist en anderen van de groeperingen van kufr
(ongeloof).
De tweede: De murtad (de afvallige): en hij is degene die moslim was en toen
verviel in een aanleiding van de aanleidingen van afvalligheid en ongeloof.
﴾ ار
ٍ ص ُ علَي ِه ْال َج انةَ َو َمأ ْ َواهُ ال ان
ار َو َما ِل ا
َ لظا ِل ِمينَ ِم ْن أَن ُ ﴿ ِإ انهُ َمن يُ ْش ِر ْك ِباَّللِ فَقَ ْد َح ار َم
َ ّللا
“Voorwaar, wie dan ook partners naast Allāh plaatst (in aanbidding), Allāh
Verbiedt het Paradijs voor hem. En het Vuur zal zijn verblijfplaats zijn en de
onrechtvaardigen zullen (daar) geen helpers hebben!”
al-Māʿidah 72
Het tweede: Het is een aanleiding voor het voorgoed verblijven in het Vuur. En
het verbod voor het (binnentreden van het) Paradijs voor de persoon (die het
verricht)
En wie met Allāh een andere dan Hem aanbidt, dan is iedere aanbidding
waarmee hij Allāh aanbidt ongeldig. Sterker nog zijn aanbidding voor Allāh
wordt geen aanbidding genoemd, zoals de Al-Shaykh zei in sommige van de
vraagstukken in Kitāb at-Tawḥīd: “Wie ermee komt, hij aanbidt Allāh niet.”40
En van de voorbeelden van al-Shirk is het “het offeren voor een ander dan Allāh”
Terwijl het offeren voor Allāh, toenadering zoekende (tot Allāh), behoort tot de
categorieën van aanbidding.
En Allāh heeft het zoeken van toenadering d.m.v. het offeren voor Hem samen
genoemd met aṣ-Ṣalāh (het gebed).
44
De Verhevene zei:
En de Verhevene zei:
Dus wie slacht/offert voor een ander dan Allāh, die zoekt toenadering tot hem
en heeft dus shirk gepleegd. Zoals bij het offeren voor een djinn of voor de
persoon in het graf of voor een boom of een steen. Want dit is het pad van de
mensen van de eerste Djāhiliyyah41,.
45
(personen) met als doel genezing. Het offeren voor een ander dan Allāh,
toenadering zoekende hierbij (naar datgene naast Allāh), is van de soorten van
al-Shirk in aanbidding. Zoals wie bidt voor een ander dan Allāh, en wie bidt voor
de persoon in het graf, voor (bijvoorbeeld) een Profeet of een rechtschapen
persoon, of iedere aanbedene waarnaar hij toenadering zoekt buiten Allāh, dan
heeft hij shirk gepleegd.
e
F
De tekst
2 Tenietdoener | het nemen van bemiddelaars
De Shaykh T zei:
F
Uitleg
46
afwezigen, hen om hulp vraagt in voorspoed en tegenspoed, op hen vertrouwt
in zijn benodigdheden, of om zijn vijanden te overwinnen, of in vergeving van
zijn zonden, of om redding van het Vuur, of in de genezing van zijn zieke (vriend,
of familielid), of om redding van zijn moeilijkheden. Bewerende dat hij dit doet
middels het zoeken van hun bemiddeling, dan is dit hetgeen waar de Mushrikūn
(polytheïsten) op waren, zoals Hij, de Verheerlijkte en Verhevene, zei:
﴾ ّللا ُ هَـؤُالء
ِ شفَعَا ُؤنَا ِعن َد َض ُّر ُه ْم َوالَ َينفَعُ ُه ْم َو َيقُولُون
ُ ّللا َما الَ َي
ِ ُونِ ﴿ َو َي ْعبُدُونَ ِمن د
“En zijn aanbidden naast Allāh wat hen niet schaadt en niet baat, en zij
zeggen: Zij zijn onze voorsprekers bij Allāh.”
Yūnus 18
En Hij, de Verheerlijkte en Verhevene, zei:
﴾ ّللا ُز ْلفَى
ِ ﴿ َما َن ْع ُب ُد ُه ْم ِإ اال ِل ُيقَ ِربُونَا ِإلَى ا
“Wij aanbidden hen slechts opdat zij ons zo dicht mogelijk tot Allāh brengen”
az-Zumar 3
Dus wie toenadering tot hen zoekt met de overtuiging dat zij baten of schaden,
dat zij deze wereld kunnen besturen, en een hand hebben in dit bestaan, dan
heeft deze (persoon) de shirk soorten van al-Rubūbiyyah en al-Ilāhiyyah
samengenomen. Al-Shirk in al-Rubūbiyyah door de overtuiging dat zij de
omstandigheid van deze wereld kunnen besturen, en dat zij de overwinning van
de vijanden tot stand kunnen brengen, de vergeving van zonden, en redding
47
van het Vuur. Daar bovenop bouwt men (ook nog) shirk in de aanbidding met
het offeren voor hen, het bidden voor hen, en het zoeken van toenadering tot
hen met verschillende soorten van toenadering.
Deze tweede Tenietdoener die de Al-Shaykh vermeldt van ‘het nemen van
bemiddelaars tussen zichzelf en Allāh’ tot het einde van zijn woorden. Dit is van
de soort waar de eerste Mushrikūn op waren, zonder twijfel is deze soort
minder erg dan degene die aanbidt wie hij aanbidt met de overtuiging dat hij
baat of schaadt, want hij combineert twee soorten shirk. Allāh de Verhevene
heeft tussen Hem en zijn dienaren geen bemiddelaars geplaatst in de
aanbidding. Maar Hij heeft bevolen om je enkel tot Hem te richten in de
aanbidding, zonder deelgenoot aan Hem toe te kennen. Maar Hij heeft tussen
Hem en Zijn dienaren (wel) tussenpersonen geplaatst42 om Zijn wetgeving te
42Vertaler: Hier zien we duidelijk het verschil tussen dwalende mensen die Profeten, heiligen
en doden aanroepen onder het mom van Tawassul. En door hen te vragen om voor hen
voorspraak te doen bij Allāh. En tussen rechtgeleidde mensen, die de Profeten nemen als
voorbeeld, leidraad en als tussenpersonen die de openbaring van Allāh aan ons doorgeven.
En welke wij na hun dood niet vragen om te bemiddelen bij hun graven, want dit doen wij
alleen direct bij Allāh, Degene die Hoort, Ziet en Levend is. De metgezellen van de Profeet ﷺ
waren het meest geleerd in de Islām en zij aanbaden Allāh zuiver en vroegen niet anderen
buiten Allāh om zaken waartoe alleen Allāh in staat is. Zij richtten alle vormen van
aanbidding zuiver en alleen naar Allāh! Hoe kan het dan dat mensen zonder bewijs uit de
Qurʾān en de Sunnah doden gaan aanbidden, door ze aan te roepen en andere vormen van
aanbidding aan hen richten, zoals slachten voor hen, eden afleggen voor hen? Dit terwijl
Allāh in zoveel verzen waarschuwt tegen deze praktijken, en de Profeet ﷺook waarschuwde
tegen shirk in de sunnah. Dit laat het gevaar zien van het vertrouwen op iets anders dan de
Qurʾān en de Sunnah! Moge Allāh ons beschermen tegen elke vorm van afdwaling.
48
verkondigen, zij zijn de Boodschappers. Dus de Boodschappers zijn
tussenpersonen tussen Allāh en tussen Zijn dienaren, er is geen weg voor de
dienaren om hun Heer en Zijn religie en Zijn wetgeving te kennen, behalve door
de weg van zijn Boodschappers, vrede en zegeningen zijn met hen. Want zij zijn
tussenpersonen in het verkondigen van de wetgeving van Allāh en dat is de
ware bemiddeling. Wie de overtuiging heeft dat hij niet behoeftig is aan de
bemiddeling van de Boodschappers in het kennen van Allāh, en het kennen van
Zijn religie, en hoe (men) toenadering tot Hem kan vinden, dan is hij een Kāfir.
Wa Allāhu Aʿlam
De Shaykh T zei:
َكفَر،صحح َم ْذ َهبَهم
َ أو، أو شَك في ُك ْف ِّرهم، َ من لم يُ َك ِّف ِّر ال ُم ْش ِّركين:ث
ُ الثا ِّل
“De derde: Degene die de Mushrikīn (Polytheïsten) niet als ongelovigen
verklaard, of twijfelt aan hun ongeloof, of hun weg als correct beschouwt, hij is
ongelovig.”
F 49
Uitleg
Dus wie hen niet ongelovig verklaart, dan is hij een kāfir. Zoals degene die zegt:
Dat de Joden en de Christenen op een correcte religie zijn. Er zijn groeperingen
die zeggen: Dat de aanbidders van de afgodsbeelden op de waarheid zijn en dat
hun religie correct is!! Wie degene niet ongelovig verklaart, wie Allāh en Zijn
50
Boodschapper ongelovig verklaren, (deze persoon) is ongelovig.
En zijn uitspraak: ‘Of twijfelt aan hun ongeloof’ is ongelovig; omdat shekk
(twijfel) in werkelijkheid net zoals takdhīb (moedwillige verloochening) van Hem
is. Zoals men zegt: ‘Wallāhi, wij weten niet of de Joden en Christenen op de
waarheid zijn of niet!’ Of hij zegt: ‘Iedereen mag geloven in de religie die hij
geschikt vind’.
En zijn uitspraak “of hun weg als correct beschouwt”, (dit is) zoals men zegt: ‘Zij
zijn op een correcte religie, de paden naar Allāh zijn verschillend geworden. En
zoals de moslims op een correcte religie zijn, zo zijn zij het ook’. Of hij zegt: ‘Het
is een correcte religie vanuit hun visie, zoals de religie van de Islām correct is
vanuit het oogpunt van de Moslims’.
Dus het is verplicht om te verduidelijken aan degene die deze uitspraak doet,
dat zijn woorden vals zijn want hij begrijpt de werkelijkheid van de Islām niet,
welke in realiteit de religie van Allāh is, en tegelijkertijd niet alleen in onze visie.
Dit (zeg ik) omdat er begrepen kan worden uit de woorden ‘in de visie van de
moslims’, dat dit betekent: Dat het waarheid is in onze visie, maar het punt is
(wat belangrijk is om onderscheid in te maken): als iets in jouw visie waarheid is,
dan kan het tegelijkertijd (ook in werkelijkheid) vals zijn, en de Islām is niet zo.
Integendeel het is de religie van Allāh, welke de waarheid is in realiteit, en
tegelijkertijd in de visie van de moslims, - en alle lof is voor Allāh -. Sterker nog
(ook) in de visie (van) velen van de ongelovigen, die de zaak kennen, zoals
51
eerder vermeld weten zij het44, maar kibr (hoogmoed. arrogantie), ta’aṣub
(fanatisme) en taqlīd (blindvolgerij) weerhouden hen om de Islām te betreden.
En Hij zegt:
44Vertaler: Zoals in de inleiding genoemd werd door de Shaykh, moge Allāh hem belonen en
beschermen.
52
“Voorwaar, Allāh is een (derde) van drie (goden).”
al-Māʿidah 73
53
“Wie er een andere godsdienst dan de Islām zoekt: het zal niet van hem
aanvaard worden, en hij behoort in het Hiernamaals tot de verliezers.”
āl-ʿImrān 85
Dus iedereen die niet gelooft in de Boodschap van Muḥammed ﷺen een
andere religie belijdt dan de Islām, dan is hij een ongelovige. Het is dus
noodzakelijk om op je hoede te zijn voor deze uitnodiging, en er niet door
misleid te worden. Want de religie van de waarheid is de religie van de Islām.
Voorzeker, van alle Boodschappers was hun religie de Islām, degenen die
volgelingen van Mūsā 9 waren en de volgelingen van ʿĪsā 9 waren, zij waren
moslims. Maar degenen die vervalsten en afdwaalden van de mensen van deze
twee geloven, zij vervielen in vormen van ongeloof, zij werden ongelovig door
deze handeling van hen. Zoals zij ongelovig werden door het niet (erkennen en)
volgen van Muḥammed ﷺ
De Christenen werden dus ongelovig met hun aanbidding van de Masīḥ en zijn
moeder, en hun bewering dat hij Allāh is, of de zoon van Allāh. Zij werden ten
tweede ongelovig door hun verloochening van Muḥammed ﷺ. Ook al zijn zij
rechtschapen op hun oorspronkelijke religie, en geloven zij daarna niet in
Muḥammed ﷺdan zijn zij (alsnog) ongelovigen. Wie van hen vervolgens hierop
sterft, hij zal in de Hel zijn. Zoals authentiek vermeld is in de Ḥadīth op gezag
van de Profeet ﷺ, dat hij zei:
ي ثُم ٌّ س ُم َحمد ِّبيَ ِّد ِّه َّل يَ ْس َم ُع ِّبي أ َ َحدٌ ِّم ْن َه ِّذ ِّه ْاألُم ِّة يَ ُهو ِّد
ْ َي َو ََّل ن
ٌّ ِّص َران ُ َوالذِّي نَ ْف
ُيَ ُموت
ار
ِّ ب الن ْ َ َولَ ْم يُؤْ ِّم ْن ِّبالذِّي أ ُ ْر ِّس ْلتُ ِّب ِّه ِّإَّل َكانَ ِّم ْن أ
ِّ ص َحا
54
“Bij degene in wiens Hand de ziel van Muḥammed is, niemand van deze
gemeenschap hoort over mij, jood of christen, waarna hij sterft, zonder dat hij
gelooft in hetgeen waarmee ik gezonden ben, behalve dat hij van de mensen
van het vuur zal zijn.”45
45
F
Overgeleverd door Moslim (153) van de hadieth van Abī Hurayrah ا
46Vertaler: Dat “Er niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden dan Allāh en dat
Mohammed de Boodschapper van Allāh is.” Omdat sommigen het Profeetschap van
Muḥammed ﷺontkennen. Dit is het tweede gedeelte van de geloofsgetuigenis.
55
De tekst
4e Tenietdoener | Geloven in een betere leiding dan van de Profeet
ﷺ
De Shaykh T zei:
F
Uitleg
Zijn uitspraak: “Zoals diegene die het oordeel van Ṯawāghīt prefereren” De
Ṯawāghīt die oordelen tussen de mensen conform de (culturele) gebruiken en
gewoonten welke zij ʿas-Salūmʿ noemen, en ieder oordeel dat de Sharʿ
(Islamitische wetgeving) van Allāh tegengaat; dit is vals. En hiervan zijn de
wetten die de wetgeving van Allāh tegengaan en Zijn religie waarmee Zijn
47Vertaler: Ṭawāghīt: Het meervoud van Ṭāghūt: al-ʿAllāmah Ibn al-Qayyim T zei hierover: “De
Ṭāghūt is al hetgeen waarmee de dienaar de grens overschrijd, van hetgeen aanbeden,
gevolgd en gehoorzaamd wordt” Iʿlām al-Muwaqqiʿ īn: 1/50.
56
Boodschapper gezonden is. Want het zijn de regelgevingen van de Ṯawāghīt
van de tijd van onwetendheid.
De Verhevene zei:
En de Verhevene zei:
﴾ َّللا ُح ْك ًما ِلقَ ْو ٍم يُو ِقنُون َ ْأَفَ ُح ْك َم ْال َجا ِه ِل اي ِة َي ْبغُونَ َو َم ْن أَح
ِ َس ُن ِمن ﴿
“Wensen zij het oordeel van onwetendheid? En wie is er beter dan Allāh
in het oordelen over het overtuigde volk?”
al-Māʿidah 50
Dus wie het (oordeel van een ander) prefereert boven het oordeel van Allāh en
Zijn Boodschapper, of het eraan gelijk stelt, of het oordelen ermee toegestaan
maakt, zelfs met het voorrang geven aan het oordeel van Allāh en Zijn
Boodschapper, dan is hij een ongelovige uit noodzakelijkheid.
57
En “de leiding” dit betekent: al-Sīrah (levenswandel) en al-Ṭarīqah (het pad).
Degenen die zeggen dat ‘de leiding van een ander volmaakter is dan de leiding
van de Boodschapper’, hun uitspraak is tegenstrijdig aan hun getuigenis dat
‘Muḥammed de Boodschapper van Allāh is’. Want de getuigenis dat
‘Muḥammed Boodschapper van Allāh is’, houdt het geloof in dat hij
daadwerkelijk de Boodschapper van Allāh is, dat hetgeen waarmee hij gekomen
is van Allāh afkomstig is, dat hij Boodschapper van Allāh is voor alle mensen,
dat hij het meest volmaakt is van de mensen in leiding, en dat hij de meest
rechtvaardige is van de mensen in het oordelen:
﴾ َويُ َس ِل ُمواْ تَ ْس ِلي ًما َ َث ُ ام الَ َي ِجدُواْ فِي أَنفُ ِس ِه ْم َح َر ًجا ِم اما ق
َضيْت
“Maar nee, bij uw Heer, zij geloven niet totdat zij jou (de Profeet) laten
oordelen over waar zij over van mening verschillen en dan in zichzelf geen
weerstand vinden tegen wat jij oordeelde en zij aanvaarden (het dan) volledig”
an-Nisā 65
Zoals dit het geloof inhoudt dat het verplicht is om hem te volgen, hem te
gehoorzamen in zijn bevelen en in hetgeen hij verbied, en alles te geloven
waarover hij informeert.
De Al-Shaykh T zei:
ع ِّم َل به؛ َكفَر
َ ولو،َض شَيئا مما جاء به الرسو ُل صلى هللاُ عليه وسلم
َ من أبغ
De vijfde: Een ieder die afkeer heeft van hetgeen waarmee de Boodschapper
van Allāh, vrede en zegeningen zijn met hem, mee gekomen is. Zelfs wanneer
hij hiernaar handelt, dan is hij ongelovig geworden.
F
Uitleg
Dit is in realiteit een soort van Nifāq (hypocrisie), en afkeer is een handeling van
het hart. De bedoeling is dat hij afkeer heeft met een verstandelijke, religieuze
afkeer, dat hij het beschouwt als iets afstotelijks en abominabel. Dit leidt
noodzakelijkerwijs naar het gegeven dat hij afkeer heeft van degene die ernaar
uitnodigt. Het is mogelijk om het te vergelijken met een persoon die afkeer
heeft van het gebed, dus wie er afkeer van heeft ziet er geen deugdzaamheid in,
geen nut, en hij beschouwt het als iets wat zonde van zijn tijd is. Het staan (in
gebed) en (zo ook) de rukūʿ (buiging in het gebed) en de sudjūd (prosternatie in
het gebed). Het is (volgens zo een persoon) dwaling en onwetendheid, en dus
heeft hij er afkeer van en deze afkeer leidt naar het afkeer hebben van degene
die het verricht.
Maar wie gelooft in Allāh en Zijn Boodschapper, dan gelooft hij dat het gebed
voorgeschreven is en dat het de waarheid is (welke gekomen is) van Allāh. En
59
dat er voor het verrichten ervan een bonus en beloning is, hij houdt ervan om
het uit te voeren. Maar hij kan strubbelingen ondervinden in het staan in het
gebed, dus zijn tegenzin in het staan in het gebed is een natuurlijke (menselijke)
tegenzin. Maar hij geeft geen gehoor aan deze tegenzin, en hij geeft geen
gehoor aan zijn begeerten. Dat is een andere soort (van afkeer) en deze valt
niet onder hetgeen waar wij over spreken.48 Dit omdat deze afkeer natuurlijk is,
en de liefde van het geloof is hieraan tegenstrijdig, zo is de djihād (bijvoorbeeld
ook) moeilijk voor de mens, zoals Allāh de Verhevene zei:
48Vertaler: Namelijk de verboden en onnatuurlijke haat en afkeer tegen hetgeen van Allāh en
Zijn Boodschapper gekomen is.
49Vertaler: Mudjāhidūn: Strijders op het pad van Allāh in deze context.
60
ِ نجي ِل َو ْالقُ ْر
آن ِ علَ ْي ِه َحقًّا فِي التا ْو َراةِ َو
ِ اْل َ فَ َي ْقتُلُونَ َويُ ْقتَلُونَ َو ْعدًا
ّللا َفا ْستَ ْب ِش ُرواْ ِب َب ْي ِع ُك ُم الاذِي َبا َي ْعتُم ِب ِه
ِ ََو َم ْن أ َ ْوفَى ِبعَ ْه ِد ِه ِمن
﴾ ه َُو ْالفَ ْو ُز ْالعَ ِظي ُم ََوذَلِك
“Voorwaar, Allah heeft van de gelovigen hun levens en hun bezittingen
gekocht, omdat er voor hen het paradijs is. Zij strijden op de weg van Allah
zodat zij doden en gedood worden, als een belofte waar Hij Zich aan
verbonden heeft, een waarheid (die vermeld staat ) in de Torah, en het
Evangelie en de Qurʾān. En wie is meer trouw aan Zijn belofte dan Allah?
Verheug jullie daarom over jullie koop die jullie met Hem hebben gesloten.
En dat is de geweldige overwinning.”
at-Tawbah 111
Dus dat is de overeenkomst van de verkoop, en degene die het koopt is Allāh,
terwijl Hij de Bezitter is van de zielen. Maar toch vanuit Zijn edelmoedigheid
neemt Hij de ruil van de gelovigen als handel aan wanneer zij zichzelf weggeven
uit gehoorzaamheid aan Hem en uit eigen vrijwillige keuze. En wanner zij van
hun rijkdommen uitgeven (voor Allāh), en Hij noemt Zijn acceptatie (van hun
opoffering) een koop, en de prijs (die Hij ervoor betaald) het Paradijs.
De gelovige mudjāhidūn hebben afkeer van de dood, maar zij houden van
hetgeen waar Allāh van houdt. Dus de djihād, daar houdt Allāh van, en dus (zo
ook) houden zij ervan en zij stellen zichzelf bloot aan de beproevingen ervan,
omdat Allāh ervan houdt. En hij (de gelovige) bestrijd deze afkeer, totdat het
(zoveel mogelijk) verdwijnt en zodanig verzwakt dat de oprechte niet meer
omkijkt naar deze (natuurlijke menselijke) afkeer. Dit wijst op de kracht van het
geloof, en de oprechtheid van de wil. Hetzelfde geval bij het verrichten van al-
61
ṣadaqah (vrijwillige aalmoes) en het uitgeven omwille van Allāh. Want iedereen
heeft er afkeer van om ṣadaqah en geld te geven, behalve als zijn Īmān (geloof)
sterk wordt, dan zal hij bij zichzelf rust vinden waardoor hij (juist) geld uitgeeft,
want het geeft hem een gevoel van opluchting en plezier. Dit geldt voor alle
goede daden die moeilijk en afkeurenswaardig zijn voor de ego’s, vanuit de
menselijke natuur, en deze vorm van afkeer is hetgeen wat door de Profeet ﷺ
bedoelt wordt in zijn uitspraak:
بالمكار ِّه
ِّ ُت الجنة
ِّ ُحف
“Het Paradijs is omringd door weerzinwekkende zaken”50
Maar de haat welke kufr en nifāq inhoudt, is degene wanneer hij bidt dan
beschouwt hij dit (gebed) als een zinloze daad, maar hij bidt vanuit riyāʾ51 want
hij begeeft zicht tussen de moslims, en hij is bang dat wanneer hij niet bidt zij
dan denigrerend tegen hem zullen doen. Zoals sommigen van de munāfiqīn in
de tijd van de Boodschapper ﷺbaden en djihād verrichtten, zodat hun ware
aard verborgen zou blijven voor sommigen (van de moslims). Sterker nog: hun
ware realiteit was zelfs verborgen voor de Boodschapper van Allāh ﷺ
ِ علَى
ِ النفَا
ق ِ ﴿ َو ِم ام ْن َح ْولَ ُكم ِمنَ األَع َْرا
َ ْب ُمنَا ِفقُونَ َو ِم ْن أ َ ْه ِل ْال َمدِي َن ِة َم َردُوا
﴾ ب َع ِظ ٍيم َ ِإلَى
ٍ عذَا َسنُ َع ِذبُ ُهم ام ارتَي ِْن ث ُ ام ي َُر ُّدون
َ الَ تَ ْعلَ ُم ُه ْم نَحْ ُن َن ْعلَ ُم ُه ْم
50Overgeleverd door Muslim (2822) van de ḥadīth van Anas bin Mālik ا
51 Vertaler: Ar-Riyāʾ: Pronken: Men doet een daad van aanbidding om gezien te worden door
de mensen.
62
“En onder de bedoeïenen in jouw omgeving bevinden zich huichelaars, en
(ook) onder de bewoners van Medina. Zij volharden in hun huichelarij. Jij kent
hen niet, maar Wij kennen hen wel. Wij zullen hen twee maal straffen, daarna
zullen zij worden teruggevoerd naar een geweldige bestraffing.”
at-Tawbah 101
En deze groep van de munāfiqīn gingen ver in het verbergen (van hun haat). En
deze verborgen haat noemt men nifāq. Maar wanneer hij het openlijk doet en
het uitspreekt en hij zegt: “Ik haat dit gebed”, dan wordt de bedekking
ontsluierd en de nifāq duidelijk, en wordt hij afvallig. Dit omdat hij spreekt met
viezigheid en nifāq, welke in zijn innerlijke schuilt.
63
ال َمتْ ُن
De Al-Shaykh T zei:
، َكفَ َر، أ َ ْو ِّعقَا ِّب ِّه،ِّاب هللا َ أ َ ْو ث َ َو،سلَم َ علَ ْي ِّه َو َ ُصلى هللا َ سو ِّل ُ ين الر ِّ ش ْيء ِّم ْن ِّد
َ َم ِّن ِّب
َ ا ْست َ ْهزَ أ
َسو ِّل ِّه ُك ْنت ُ ْم ت َ ْست َ ْه ِّزئُون
ُ اَّلل َوآ َياتِّ ِّه َو َرِّ قُ ْل أ َ ِّب:َوالدَ ِّلي ُل قَ ْولُهُ ت َ َعالَى
ََّل ت َ ْعتَذ ُِّروا قَ ْد َكفَ ْرت ُ ْم بَ ْعدَ ِّإي َمانِّ ُك ْم
De zesde: Eenieder die spot drijft met iets van de religie van de Boodschapper
van Allāh ﷺof Allāh Zijn Beloning of Zijn bestraffing, wordt een ongelovige. Het
bewijs hiervoor is de Uitspraak van Allāh de Verhevene:
“Zeg: “Was het Allāh, en Zijn tekenen en Zijn Boodschapper die jullie bespotten?
Maak geen excuus; jullie zijn ongelovig geworden nadat jullie geloofden.”
at-Tawbah 65-66
F
Uitleg
64
en het aanprijzen (ervan). En het bespotten en het belachelijk maken wordt
gedaan over iets wat als nietswaardig wordt beschouwd door de persoon die
het belachelijk maakt. Zo waren de vijanden van de Boodschappers, zij maakten
hen belachelijk en zij spotten met de Profeten van Allāh, en met de gelovigen:
65
Spotten met Allah en Zijn Boodschapper duidt op verloochening
Er kan een persoon zijn, moslim vanuit de buitenkant, hij verricht het gebed, hij
vast, geeft ṣadaqah, en hij verricht de Ḥadj. Maar er vinden gebeurtenissen
plaats en dan zie je dat hij daarin het gebed belachelijk maakt, degene die het
verricht bespot, en zegt: “Wat is dit voor gebed? Wie het gebed verricht het is
alsof hij speelt” Dus het woord: spelen, dit komt niet uit de mond van een
persoon die gelooft in Allāh en Zijn Boodschapper. Of hij spot met de riten van
de Ḥadj en hij zegt: “Wat is het nut van deze rondgang rond dit bouwwerk
(d.w.z. de Kaʿbah), wat is het nut van het gooien van deze kiezelsteentjes, dit is
spelen!“ Deze woorden van hem zijn duidelijke kufr (ongeloof).
Dus het spotten met Allāh of met Zijn Boodschapper, of met de Qurʾān, of iets
waarmee de Boodschapper is gezonden, duidt op verloochening ook al uit hij
deze verloochening niet. En degene die zich mengt met de mensen, of leest wat
zij schrijven, zal hieruit vele ondersteunende bewijzen tegenkomen, En de
massamedia is het theater en het slagveld voor de (verborgen) bedoelingen
van de Munāfiqīn (hypocrieten):
اطي ِن ِه ْم َ ﴿ َو ِإذَا لَقُواْ الاذِينَ آ َمنُواْ قَالُواْ آ َم انا َو ِإذَا َخلَ ْواْ ِإلَى
ِ ش َي
66
En hun uitspraak tussen de gelovigen: “Wij zijn jullie broeders en wij zijn
gelovigen”, dit is spotten met de gelovigen.
﴾ ُ ﴿
ُ ّللا َي ْستَ ْه ِزى ُء ِب ِه ْم َو َي ُم ُّد ُه ْم فِي
َط ْغ َيا ِن ِه ْم َي ْع َم ُهون
“Allāh spot met hen en laat hen rusteloos in hun overtreding verkeren”
al-Baqarah 15
En het is eerder vermeld dat alle redenen van afvalligheid terug te leiden zijn
naar het tegenstrijdig zijn aan de Shahādatayn. Want de twee
geloofsgetuigenissen houden respect voor Allāh en Zijn Boodschapper in, en
voor hetgeen waarmee hij (de Boodschapper) gezonden is. Spotten is hier
tegenovergesteld aan en de Shaykh vermeldde het bewijs voor deze
tenietdoener, en dit is de Verhevene Zijn Uitspraak:
53 Overgeleverd door al-Bukhārī (6478) van de hadieth van Abī Hurayrah اdat de
Boodschapper ﷺzei: “Voorwaar, de dienaar spreekt woorden welke de woede van Allāh
opwekken, en hij schenkt hier geen belang aan, dan leidt dit hem naar de Hel.”
67
“En als jij (O Muḥammed) hen vraagt (over hun gespot) dan zullen zij zeker
antwoorden: “Wij kletsten en schertsten maar wat. “Zeg: “Plachten jullie de
spot te drijven met Allāh, Zijn Verzen, en Zijn Boodschapper. Verontschuldigt
jullie maar niet, waarlijk, jullie zijn ongelovig geworden nadat jullie geloofden.
Als Wij een groep van jullie vergeven (vanwege hun berouw), dan zullen Wij
een andere groep straffen omdat zij misdadigers waren”
at-Tawbah 65,66
Deze verzen zijn gekomen met een aanleiding waarvoor zij werden neder
gezonden. Het was vanwege een man die tijdens de veldslag van Tabūk in een
zitting zei: “Wij hebben nog nooit zulke geleerden gezien zoals die van ons, de
meest leugenachtige tongen, de meest dikke buiken, de meest laffe (personen)
tijdens het treffen (van de vijand).” Hij bedoelde de Profeet ﷺen de gelovigen!
Zij bespotten de Boodschapper ﷺen zijn beste Metgezellen, van lafheid en
leugens, en het gulzig eten. Dus Allāh lichtte de Boodschapper hierover in, toen
kwam degene die dit zei, om zich te verontschuldigen, en hij kwam tot de
ontdekking dat de Openbaring hem voor was geweest. Hij zei: “O Boodschapper
van Allāh! Wij kletsten en schertsten maar wat” Dus de Boodschapper ﷺzei
tegen hem:
68
Deze man was een gelovige, of hij had het fundament van al-Īmān,55 maar zijn
geloof was zwak, en hij werd ongelovig. Of hij was een munāfiq (hypocriet) die
zich uiterlijk voordeed dat hij gelovig was, waarna later zijn kufr (ongeloof)
duidelijk werd.
Dus het gevaar is groot en het is verplicht voor de moslim om zijn tong in
bedwang te houden, om geen grappen te maken over zaken van de religie en
hetgeen samenhangt met Allāh, Zijn Namen, en Zijn Eigenschappen. En (ook
niet over) hetgeen samenhangt met de Qurʾān, met de Sunnah, en de leiding
van de Boodschapper. Omdat, de betekenis van het grappen maken is: Dat de
grap tegengesteld is aan het serieuze. (Bijvoorbeeld) het maken van grappen en
het belachelijk maken (van elkaar) en het lachen tussen de mensen kan in
gewone zaken. Maar als het (grappen maken) overgaat in het spotten met de
geweldige Heer, of Zijn edele Boodschapper, of Zijn rechtschapen religie, dan
valt een persoon hierdoor buiten de Islām (en vervalt hij in) ongeloof.
55Vertaler: Al-Īmān: In deze context het geloof in Allāh. Īmān is volgens de mensen van Ahl al-
Sunnah: Geloof in het hart, uitspraak met de tong en handelingen met de ledematen. Het
neemt toe met gehoorzaamheid aan Allāh en het neemt af met ongehoorzaamheid aan
Allāh.
69
ال َمتْ ُن
F
De tekst
7e Tenietdoener | Het praktiseren van Magie
De Shaykh T zei:
والدلي ُل قَولُه، َكفَر،ي به َ ض ِّ طف؛ ف َمن فَعَله أو َر ُ َرف والع ُ ومنه الص،ِّحر ُ الس:السابِّ ُع
تعالى
وَّل ِّإن َما نَحْ ُن فِّتْنَةٌ فَ ََل ت َ ْكفُ ْر
َ ُان ِّم ْن أ َ َحد َحتى َيق
ِّ َو َما يُ َع ِّل َم
[102 :]البقرة
De zevende: (Het praktiseren van) magie. Hierbij hoort ook: aṣ-Ṣarf56 en al-
ʿAṭf.57 Dus wie het verricht of er tevreden mee is wordt ongelovig.
56Vertaler: Al-Ṣarf: Het veroorzaken van een kloof tussen een man en vrouw door zijn liefde
voor haar om te draaien in haat.
57Vertaler: Al-ʿAṭf: Iemand te verleiden om hem dingen te laten doen die hij niet leuk vind,
door zwarte magie (Siḥr) te gebruiken.
70
En geen van beiden gaven onderricht, zonder dat zeiden: “Voorwaar, wij zijn
slechts een beproeving, wees daarom niet ongelovig.”
al-Baqarah 102
F
Uitleg
Hij zei: “Hierbij hoort ook: aṣ-Ṣarf en al-ʿAṭf” En aṣ-Ṣarf is de magie waarmee
men als doel heeft de geliefden weg te jagen van elkaar. Zoals het opsplitsen
van de twee echtgenoten:
﴾ ْال َم ْر ِء َوزَ ْو ِج ِه َفَ َيتَعَلا ُمونَ ِم ْن ُه َما َما يُفَ ِرقُونَ ِب ِه َبيْن ﴿
“Zo leerden zij van hen (magie), dat wat een scheiding veroorzaakte
tussen een man en zijn echtgenote”
En deze Ṣarf heeft een invloed op de zielen zodat de echtgenoot afstand neemt
van zijn echtgenote, of de echtgenote van haar echtgenoot, of een broer
afstand neemt van zijn broer, of een zoon van zijn moeder of vader, of een
vriend van zijn vriend. Het opsplitsen van de beide echtgenoten wordt in het
vers genoemd omdat dit het meeste voorkomt, maar de andere soorten van
al-Ṣarf vallen ook onder de betekenis van het vers.
En al-ʿAṭf dat is al-tiwalah58 die genoemd werd door de Profeet ﷺin de Ḥadīth:
ٌ
شرك َوالتمائم والتِّ َولَة
َ الرقَى
ُّ إن
“Voorwaar ar-Ruqā59 en de amuletten en al-Tiwalah; zijn Shirk.”60
58Vertaler: At-tiwalah: Iets dat wordt gemaakt (door tovenaars) waarvan men gelooft dat het
de vrouw geliefd maakt voor haar man en de man voor zijn vrouw.
59 Vertaler: Met ar-Ruqā: worden onbekende woorden bedoeld, waarvan men de betekenis
niet kent, of namen van Duivels die men aanroept.
60 Overgeleverd door Abū Dāwud (3883) van de ḥadīth van ʿAbdullāh bin Masʿūd اEn
authentiek verklaard door al-Albānī T in as-Silsilah as-Ṣaḥīhah (331).
72
En de al-Shaykh61 zei in Kitāb at-Tawḥīd: “En at-tiwalah is iets dat wordt
gemaakt (door tovenaars) waarvan zij beweren dat het de vrouw geliefd maakt
bij haar man, en de man bij zijn vrouw.62
En deze liefde is niet natuurlijk en niet verstandelijk, en niet tot stand gekomen
door natuurlijke oorzaken, maar het is een beïnvloeding van magie. En het
veroorzaakt extreme liefde bij degene die bezeten is, wat aanzet tot het
verrichten van zaken waarmee hij buiten de grenzen geraakt van het verstand,
kuisheid, en schaamte.
De Shaykh zegt: “Dus wie het verricht of er tevreden mee is wordt ongelovig”
Want degene die tevreden is met ongeloof is een ongelovige. En Allāh heeft het
verschijnsel magie vermeld op (meerdere) plaatsen in de Qurʾān.
﴾ ُ علَى ُم ْل ِك
َسلَ ْي َمان ُ اط
َ ين ﴿ َواتا َبعُواْ َما تَ ْتلُواْ ال ا
ِ ش َي
“En zij volgden wat de Shayāṭīn voorlazen ten tijde van Soelaymanʿs
koninkrijk.
al-Baqarah 102
73
Zoals Hij (Allāh) het verhaal noemt van de tovenaars van Firʿawn (de Farao) op
meerdere plaatsen in de Qurʾān, Hij Zegt, de Verheerlijkte en Verhevene:
ِ ي َوإِ اما أَن ان ُكونَ أ َ او َل َم ْن أ َ ْلقَى قَا َل َب ْل أ َ ْلقُوا فَإِذَا ِح َبالُ ُه ْم َو ِع
ص ُّي ُه ْم َ سى إِ اما أَن ت ُ ْل ِق
َ َو قَالُوا َيا ُمو
﴿
َ يُ َخ اي ُل ِإلَ ْي ِه ِمن سِحْ ِر ِه ْم أ َ ان َها تَ ْس َع فَأ َ ْو َج
َ س ِفي َن ْف ِس ِه ِخيفَةً ُّمو
سى
﴾ ْاألَ ْعلَى ْ قُ ْلنَا َال تَخ
ََف ِإ انكَ أَنت
Zij zeiden: “O Moesa, of jij werpt of zijn wij het die het eerst werpen?” Hij
zei: “Werp maar.” En toen scheen het hem toe dat hun touwen en hun staven
zich door hun magie bewogen. Toen voelde Moesa vrees in zich opkomen. Wij
(Allāh) zeiden: “Vrees niet! Voorwaar jij zult de overhand krijgen.”
Ṭāhā 65-68
In deze twee verzen is het bewijs dat hun magie een inbeelding was, en daarom
wordt gezegd dat magie in twee categorieën is.
74
1) De werkelijke magie: Zoals de magie die opsplitsing veroorzaakt tussen de
twee echtgenoten en twee vrienden en zo verder.
Maar dat magie personen verandert, dit is niet mogelijk want de tovenaar is
niet instaat om de mens te veranderen in een dier, of een dier te veranderen in
een mens, of om goud in een steen te veranderen, of een steen in goud te. Het
is noodzakelijk om dit te weten: Dat hij (d.w.z. de tovenaar) niet in staat is om
dingen te veranderen, behalve Allāh, degene die alles schiep, de Verheerlijkte
en Verhevene. En de tovenaar zijn einddoel is enkel om inbeeldingen te
veroorzaken, en het misleiden van de ogen. De Verhevene zei:
En beide vormen van magie zijn van de kennis van de Shayāṭīn, en beiden zijn
ongeloof: De Verheerlijkte en Verhevene zei:
75
“Werp neer wat in jouw rechterhand is, het zal wat zij maakten verslinden.
Voorwaar, wat zij tot stand brachten is slechts een list van een tovenaar.
En de tovenaar zal niet slagen, hoe hij het ook doet.”
Ṭāhā 69
Dus Hij (Allāh) heeft het welslagen van de tovenaar in absolute zin ontkent, en
magie is ongeloof omdat het gebouwd is op al-Shirk (afgoderij), en het je er niet
van weerhoudt. Dit omdat de tovenaar toenadering zoekt bij de Shayāṭīn, hen
aanbidt, en hen gehoorzaamt. Dus zij (de Shayāṭīn) gehoorzamen hem (dan
weer) in hetgeen hij wil bereiken aan corruptie en vernietiging (van de
mensen). Dus de tovenaar behoort tot de verderfzaaiers op aarde omdat hij het
intellect en de religie van de mensen corrumpeert. Als het intellect van de mens
corrupt gemaakt wordt, dan wordt zijn religie corrupt gemaakt. Hoeveel
mensen, en bescherming wordt bij Allāh gezocht, zijn wel niet onrecht
aangedaan door magie? Waardoor men ongelukkig is in het leven en men geen
stabiliteit meer ervaart, niet in het religieuze en niet in het wereldse leven!?
Van de ʿUlamāʾ zijn er die zeggen dat de magie verschilt, ervan is wat ongeloof
is, en ervan is wat geen ongeloof is. Dit is gestoeld (op het feit) dat er magie is
welke niet noodzakelijk Shirk (afgoderij) inhoudt. Maar de uiterlijke
betekenissen van de Qurʾān (duiden erop) dat het allemaal ongeloof is.
Maar wat betreft hetgeen waarmee de misleiders (de mensen) misleiden met
bepaalde goocheltrucjes, wat volgens hen terugkeert naar handvlugheid, en
vlugge bewegingen, illusionistische magie. Dit wordt gedaan met bepaalde
misleidende instrumenten, waardoor zaken anders lijken dan ze daadwerkelijk
zijn. Dan is deze magie slechts taalkundig magie, en het is niet van de magie
76
welke ongeloof inhoudt. Maar zij maken dit een middel om de daden van
(taalkundige) magie op werkelijke magie te laten lijken (voor de mensen). Zoals
het slaan van de mensen met een zwaard zonder hen te doden, het eten van
aangestoken houtskool, het inslikken van slangen, het vouwen van ijzer met het
oog en wat ermee samenhangt, van hetgeen wat men het circus noemt.
De Shaykh T zei:
والدلي ُل قَولُه تعالى، ُمظاهَرة ُ ال ُم ْش ِّركينَ و ُمعاونَتُهم على ال ُمس ِّلمين:ام ُن ِّ اللث
﴾ َ﴿ َو َم ْن يَت ََول ُه ْم ِّم ْن ُك ْم فَإِّنهُ ِّم ْن ُه ْم ِّإن َّللاَ ََّل يَ ْهدِّي ْالقَ ْو َم الظا ِّل ِّمين
[51 :]المائدة
77
De achtste: Het opkomen voor de polytheïsten en het bijstaan van hen tegen
de moslims. En het bewijs is de Meest Verhevene Zijn Uitspraak:
“En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar hij behoort tot hen.
Voorwaar, Allāh leidt het onrechtvaardige volk niet.”
al-Māʿidah 51
F
Uitleg
“En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar hij behoort tot hen.
Voorwaar, Allāh leidt het onrechtvaardige volk niet.”
al-Māʿidah 51
De klaarblijkelijke betekenis (van deze woorden) is dat het absoluut is, wat zou
betekenen dat elke vorm van hulp aan de Kuffār tegen de moslims ongeloof
inhoudt, afvalligheid, en een tenietdoener is van de tenietdoeners van de Islām.
Maar wanneer het bijstaan van de kuffār tegen de moslims gebouwd is op haat
tegen de Islām en de moslims, en om de moslims te vernederen, dan zijn dit de
handelingen van de munāfiqīn.
78
Allāh de Verhevene zei:
ب لَ ِئ ْن أ ُ ْخ ِرجْ ت ُ ْمِ ﴿ أَلَ ْم تَر إِلَى الاذِينَ نَافَقُوا َيقُولُونَ ِ ِْل ْخ َوا ِن ِه ُم الاذِينَ َكفَ ُروا ِم ْن أ َ ْه ِل ْال ِكتَا
ُ لَن َْخ ُر َج ان َم َع ُك ْم َو َال نُ ِطي ُع فِي ُك ْم أ َ َحدًا أ َ َبدًا َو ِإن قُو ِت ْلت ُ ْم لَنَن
ُ ص َر ان ُك ْم َو ا
ّللا َي ْش َه ُد
ُ إِ ان ُه ْم لَ َكا ِذبُونَ لَ ِئ ْن أ ُ ْخ ِر ُجوا َال َي ْخ ُر ُجونَ َمعَ ُه ْم َولَ ِئن قُو ِتلُوا َال َين
ص ُرو َن ُه ْم
﴾ َص ُرون َ ص ُرو ُه ْم لَي َُولُّ ان ْاأل َ ْد َب
َ ار ث ُ ام َال يُن َ َولَ ِئن ان
“Zie jij degenen die huichelen niet? Zij zeggen tegen hun broeders die
ongelovig zijn, onder de lieden van het Schrift: ‘Als jullie verdreven worden,
dan zullen wij met jullie wegtrekken. En wij zullen nooit iemand volgen (tegen
jullie). En als jullie bestreden worden, zullen wij jullie zeker helpen.’ Maar
Allāh getuigt dat zij zeker leugenaars zijn. Als zij worden verdreven, dan zullen
zij niet met hen wegtrekken; en als zij worden bestreden, dan zullen zij hen
niet helpen. En als zij hen helpen, dan keren zij (hen) de
rug toe, zodat zij niet geholpen worden.”
al-Ḥashr 11,12
Maar als het opkomen voor hen niet behoort tot de zaken van het strijden,
maar behoort tot de kwesties die voordeel opleveren voor de kuffār, en dat
deze ondersteuning om een wereldse reden is, vanuit een werelds verlangen of
vanuit angst, terwijl men afkeer heeft voor de kuffār en voor hun religie, dan is
dit een gegeven wat in ogenschouw wordt genomen.63
63Vertaler: M.a.w. naar reden van de daad van degene die deze ondersteuning geeft tegen de
moslims.
79
Het verhaal van de metgezel Ḥāṭib ibn Abī Baltaʾah en zijn hulp aan de
Mushrikīn
We kunnen het verhaal van Ḥāṭib ibn Abī Baltaʾah als bewijs aandragen dat dit
(in zo een geval) geen ongeloof is. Het was zo dat Ḥāṭib van de Muhādjirīn64
was, en hij was van degenen die (de Slag van) Badr hadden bijgewoond, en hij
had in Mekka kinderen en bezittingen. Hij was zelf niet van de Quraysh, eerder
was hij iemand die een verbond had met hen. Toen de Boodschapper van Allāh
ﷺbesloot om Mekka te veroveren omdat haar mensen het verbond braken,
beval de Profeet ﷺde moslims om zich voor te bereiden om hun (vijanden) te
bestrijden en hij ﷺzei:
Hierna heeft Ḥāṭib een brief geschreven en stuurde het naar de mensen van
Mekka, hij lichtte hen in dat de Boodschapper van Allāh ﷺhen wilde aanvallen,
om zo zijn zaken te beschermen (in Mekka). En Allāh informeerde de
Boodschapper van Allāh ﷺhiervan, zijn (eerdere) smeekbede (hiermee)
beantwoordend, dus stuurde hij ʿAlī, Zubayr en Miqdād ي
Hij zei:
64Vertaler: Muhādjirīn: Dit zijn de emigranten die vanuit Mekka naar Medina emigreerden
op het bevel van Allāh.
65 Overgeleverd door aṭ-Ṭabarānī in al-Kabīr (1052) van de ḥadīth van Maymūnah bint
Ḥārith. al-Haythamī zei: “Er in (de ketting van overleveraars) is Yaḥyā bin Sulaymān bin Nadla
en hij is zwak.” Madjmūʿ al-Zawāʿid (10232).
80
َاب فَ ُخذُوهُ ِّم ْن َها َ ط ِّلقُوا َحتى ت َأْتُوا َر ْو
َ ضةَ خَاخ فَإِّن ِّب َها
ٌ ظ ِّعينَة َو َم َع َها ِّكت َ ا ْن
“Reis tot jullie de tuin van Gāg bereiken, want er is daar een ẓaʿīnah (vrouw
op reis in een howdah)66 die een brief bij zich heeft, dus pak het van haar”
ʿAlī zei: “Dus wij vertrokken en we overbelastte onze rossen (d.w.z. we lieten ze
non-stop en snel galopperen) totdat wij de tuin bereikten. Daar kwamen we bij
de vrouw op reis in de hawdadj, wij zeiden: “Geef ons de brief.” Zij zei: “Ik heb
geen brief bij mij.” Wij zeiden: “Geef de brief of wij trekken de kleding (van jou)
uit.” Hij zei: “Dus zij haalde de brief tevoorschijn uit haar vlechten.”
! ما هذا؟،ب
ُ اط
ِّ يا َح
O Ḥāṭib, wat is dit?!67
66 Vertaler: Howdah of houdah afgeleid van het Arabische ( هودجhawdadj), wat ‘bed gedragen
door een kameel’ betekent, het is een rijtuig dat op de rug van een rijdier geplaatst wordt
zoals een olifant of kameel. ẓaʿīnah verwijst naar zo een rijdier met daarop een hawdadj
waarin (elite) vrouwen gewoon waren in te reizen, waarin zij afgeschermd waren. Het kan
ook verwijzen naar de vrouw zelf in zo een rijtuig, zoals in deze Ḥadīth.
67 De samensteller van dit boek zegt: Toen we het lezen van dit onderdeel bereikten huilde
al-Shaykh al-Barrāk 9
81
Hij zei: “Veroordeel mij niet, ik was een persoon die onder verbond stond met de
Quraysh en ik was niet van hen (d.w.z. behoorde niet tot hun stam). En degenen
die met jou waren, waren van de Muhādjirīn, en zij hadden naasten die hun
familieleden beschermden in Mekka. Dus ik wilde, toen ik dit niet kon doordat ik
deze afkomst niet had, een positie krijgen bij hen zodat ik mijn naasten kon
beschermen. En ik heb dit niet gedaan vanuit ongeloof of afvalligheid van mijn
geloof, en ook niet door tevredenheid met ongeloof na de Islām.”
Dus de Boodschapper van Allāh, vrede en zegeningen zij met hem, zei:
صدَقَ ُك ْم
َ إنه
“Hij heeft tot jullie de waarheid gesproken”
Dus ʿUmar اzei: “Geef mij toestemming om de nek van deze munāfiq af te
hakken” Dus de Boodschapper van Allāh ﷺzei:
يك لَ َعل َّللاَ اطلَ َع إلى أ َ ْه ِّل َب ْدر فَقَا َل ا ْع َملُوا َما ِّشئْت ُ ْم فَقَ ْد َ ِّإنهُ قَ ْد
َ ش ِّهدَ َب ْدرا َو َما يُ ْد ِّر
غفَ ْرتُ لَ ُك ْم
َ
“Hij heeft Badr bijgewoont, en jij weet niet of Allāh in de harten van de
mensen van Badr heeft gekeken, en vervolgens tegen hen heeft gezegd: “Doe
wat jullie willen, want ik heb jullie vergeven””
En toen werden de Woorden van Allāh neder gezonden:
عد اُو ُك ْم أ َ ْو ِل َيا َء ت ُ ْلقُونَ ِإلَ ْي ِهم ِب ْال َم َو اد ِة َ ﴿ َيا أ َ ُّي َها الاذِينَ آ َمنُوا َال تَتا ِخذُوا
َ عد ُِوي َو
ِ سو َل َو ِإياا ُك ْم ۙ أَن تُؤْ ِمنُوا ِب ا
اَّلل َر ِب ُك ْم ِ َوقَ ْد َكفَ ُروا ِب َما َجا َء ُكم ِمنَ ْال َح
ق ي ُْخ ِر ُجونَ ا
ُ الر
82
ضا ِتي ۚ ت ُ ِس ُّرونَ ِإلَ ْي ِهم ِب ْال َم َو ادةِ َوأَنَا أ َ ْعلَ ُم ِب َما َ ِإن ُكنت ُ ْم خ ََرجْ ت ُ ْم ِج َهادًا فِي
َ س ِبي ِلي َوا ْب ِتغَا َء َم ْر
أ َ ْخفَ ْيت ُ ْم
﴾ ض ال َس َوا َء ال اس ِبي ِل
َ َو َما أ َ ْعلَنت ُ ْم ۚ َو َمن َي ْفعَ ْلهُ ِمن ُك ْم فَقَ ْد
‘O jullie die geloven, neemt Mijn vijanden en jullie vijanden niet tot vrienden,
aan wie jullie genegenheid betonen. Waarlijk, zij geloofden niet in wat tot
jullie is gekomen van de waarheid. Zij hebben de Boodschapper en jullie
verdreven, omdat jullie in Allāh, jullie Heer, geloven. Als jullie uittrekken,
strijdend op Mijn weg, Mijn welbehagen zoekend, (bevriend hen dan niet).
Jullie verheimelijken jullie genegenheid voor hen, maar Ik weet het beste wat
jullie verbogen hielden, en wat jullie openbaar maakten.
En wie van jullie dit doet: waarlijk, die is
afgedwaald van de rechte weg.’
al-Mumtaḥanah 1
68 Overgeleverd door al-Bukhārī (4890) en Muslim (2494) van de ḥadīth van ʿAlī Ibn Abī Ṭālib
83
al-Mumtaḥanah 13
De Shaykh T zei:
سعُه ال ُخرو ُج عن شَريع ِّة محمد صلى هللاُ عليه َ اس َي
ِّ عض النَ َمن اعتَقَد أن َب:التا ِّس ُع
َض َر ال ُخرو ُج عن شريع ِّة ُموسى عليه السَل ُم؛ فهو كا ِّف ٌر
ِّ كما َو ِّس َع الخ،وسلم
De negende: Eenieder die gelooft dat het voor sommige mensen is toegestaan
om buiten de Sharīʿah van Muḥammed ﷺte treden, zoals het toegestaan was
voor al-Khaḍir om buiten de Sharīʿah van Mūsā 9 te treden, dan is hij een
84
ongelovige.
F
Uitleg
De negende: van de tenietdoeners: “Eenieder die gelooft dat het voor sommige
mensen is toegestaan om buiten de Sharīʿah van Muḥammed ﷺte treden”
Dus wie beweert dat het voor iemand toegestaan is om buiten de Sharīʿah van
Muḥammed ﷺte treden en dat men de mogelijkheid heeft om het geloof te
praktiseren voor Allāh en Zijn tevredenheid kan bereiken volgens een andere
weg dan de Boodschapper van Allāh ﷺ, net zoals het toegestaan was voor al-
Khaḍir om buiten de Sharīʿah van Mūsā 9 te treden. Wie dat gelooft, dan is hij
een ongelovige, omdat dit de getuigenis dat Muḥammed de Boodschapper van
69Vertaler: De ʿĀrif is bij Sūfīs zogenaamd iemand die Allāh kent en hierdoor zaken weet die
wij als gewone moslims niet kennen, wat ervoor zorgt dat hij speciale uitzonderingen heeft
en niet gebonden is door de Sharīʿah. Moge Allāh ons behoeden voor deze dwaling:
Allāhumma āmīn.
85
Allāh is tegenspreekt. Want de getuigenis dat Muḥammed de Boodschapper
van Allāh is, houdt het geloof in dat hij de Boodschapper van Allāh is voor de
gehele mensheid, en dat het voor niemand toegestaan is om buiten zijn
Sharīʿah te treden.
Dus sinds het moment dat Allah hem ﷺgezonden heeft, is er geen enkele
andere weg naar Allāh, totdat het Uur gevestigd wordt, behalve via zijn Sharīʿah,
de eeuwigdurende, de beschermde. En Allāh heeft alle wegen gesloten naar het
Paradijs, dus het wordt niet geopend behalve via zijn (d.w.z. de Profeet) weg.
Hij ﷺzei:
ي ثُم ٌّ س ُم َحمد ِّبيَ ِّد ِّه َّل يَ ْس َم ُع ِّبي أ َ َحدٌ ِّم ْن َه ِّذ ِّه ْاألُم ِّة يَ ُهو ِّد
ْ َي َو ََّل ن
ٌّ ِّص َران ُ َوالذِّي نَ ْف
ُيَ ُموت
ار
ِّ ب الن ْ َ َولَ ْم يُؤْ ِّم ْن ِّبالذِّي أ ُ ْر ِّس ْلتُ ِّب ِّه ِّإَّل َكانَ ِّم ْن أ
ِّ ص َحا
“Bij degene in wiens Hand de ziel van Muḥammed is, niemand van deze
gemeenschap hoort over mij, jood of christen, en vervolgens sterft hij zonder
dat hij geloofde in hetgeen waarmee ik gezonden ben, behalve dat hij van de
mensen
van het vuur zal zijn”70
70 Overgeleverd door Moslim (153) van de hadieth van Abī Hurayrah ا
86
ال َمتْ ُن
F
De tekst
10e Tenietdoener | al-Iʿrāḍ (het afwenden) van de religie van Allah
دين هللاَِّّ ،ل يتعَل ُمه ،وَّل يَع َم ُل به ،والدلي ُل قَولُه تعالى
اإلعراض عن ِّ
ُ
ع ْن َها ِّإنا ِّمنَ ْال ُمجْ ِّر ِّمينَ ُم ْنت َ ِّق ُمونَ ت َر ِّب ِّه ثُم أَع َْر َ
ض َ َو َم ْن أ َ ْ
ظلَ ُم ِّمم ْن ذُ ِّك َر ِّبآ َيا ِّ
]السجدة[22 :
ف ،إَّل ال ُم ْك َرهَ ،و ُكلُّها
والجاد والخائِّ ِّ
ِّ الهاز ِّل
ِّ ض بيْن
جميع هذه النواقِّ ِّ
ِّ وَّل فَ ْرقَ في
يكون ُوقوعا؛ فينبغي لل ُمس ِّل ِّم أن يَحذَ َرها،
ُ يكون َخ َ
طرا ،وأكث َ ِّر ما ُ من أع َ
ظ ِّم ما
وأليم ِّعقابِّه
ِّ ضبِّه،
غ َ
ت َ ويخاف منها على نَ ْفسِّه ،نعوذُ باهللِّ ِّمن ُم ِّ
وجبا ِّ َ
87
.سل َم
َ صحْ ِّب ِّه َو َ َو،علَى َخ ْي ِّر َخ ْل ِّق ِّه ُم َحمد
َ علَى آ ِّل ِّه َو َ ُصلى هللا
َ َو
De tiende: al-Iʿrāḍ (het afwenden) van de religie van Allāh, hij bestudeert het
niet, noch handelt hij er naar. Het bewijs is de Uitspraak van Allāh:
“En wie is onrechtvaardiger dan degene die door de verzen van zijn Heer
wordt vermaand en zich er vervolgens van afwendt? Voorwaar, Wij zullen de
zondaren vergelden.”
as Sadjdah 22
F
F
Uitleg
De tiende van de tenietdoeners is Iʿrāḍ (afwending) van de religie van Allāh, hij
bestudeert het niet, noch handelt hij er naar.
Van de soorten van Kufr heb je: Kufr al-Iʿrāḍ (het ongeloof van afwending),
onder de kuffār zijn er die zich afwenden van de uitnodiging van de
88
Boodschapper ﷺhij zoekt er niet naar en hij weet er niets van. Men nodigt hem
uit en hij luistert er niet naar, en hij overdenkt het niet, en overpeinst het niet.
Dit is nooit mogelijk, want dit is een totale afwending (van de religie) die
tegenstrijdig is aan beide geloofsgetuigenissen. Als hij oprecht was, dan had hij
(tenminste) naar iets van de religie van Allāh gehandeld.
En het spreken over dit (onderwerp van het afwenden), is niet zoals het spreken
over bepaalde daden waar de mensen van kennis een verschil van mening in
hebben of het nalaten ervan kufr is of niet? Zoals bijvoorbeeld het gebed, dat is
een ander onderwerp, want over het nalaten van het gebed is er een
meningsverschil tussen de mensen van kennis. Maar er is geen twijfel over
89
degene die het gebed nooit verricht, of die het gebed enkel verricht vanuit de
beleefdheid voor de mensen, dat hij een ongelovige is.
73Vertaler: De Shaykh wijst hier op de zesde tenietdoener: Eenieder die spot drijft met iets
van de Religie van de Boodschapper van Allāh ﷺof Allāh Zijn Beloning of Zijn bestraffing,
wordt een ongelovige.
91
mensen), dan wordt hij ongelovig, behalve degene die gedwongen is, door de
Uitspraak van Allāh de Verhevene:
ان َولَـ ِكن امن ش ََر َح ْ ﴿ َمن َكفَ َر ِباَّللِ ِمن َب ْع ِد إي َمانِ ِه ِإالا َم ْن أ ُ ْك ِرهَ َوقَ ْلبُهُ ُم
ِ ط َمئِ ٌّن ِب
ِ اْلي َم
﴾ اب َع ِظي ٌم َ ب ِمنَ ّللاِ َولَ ُه ْم
ٌ َعذ ٌ ض
َ غ َ بِ ْال ُك ْف ِر
َ ص ْد ًرا فَعَلَ ْي ِه ْم
“Wie aan Allāh ongelovig is na geloofd te hebben, behalve wie gedwongen is
terwijl zijn hart in het geloof tot rust gekomen was, maar (voor) wie zijn hart
voor het ongeloof openstelde: voor hem is er de Woede van Allāh en voor
hem is een geweldige bestraffing.”
al-Naḥl 106
Dus wie gedwongen wordt door een bestraffing, welke leidt tot de dood of
zware mishandeling, waardoor hij bijvoorbeeld zegt dat de Boodschapper een
leugenaar is, en hij zegt dit met zijn tong waarmee hij kan ontkomen aan die
beproeving, en in zijn hart is er rust met geloof, dan is hij geen kāfir.
En niemand heeft controle over het hart en wat het bezit aan
geloofsovertuiging, en niemand kan iemand dwingen het (geloof in het hart) te
verlaten. Daarom zijn de regelgevingen op aarde gebouwd op wat uiterlijk
zichtbaar is. Dus de munāfiq leeft tussen de moslims als een huichelaar, zijn
hart is gevuld met kufr. En de gelovige (die zich begeeft) tussen de kuffār,
degene die zich niet vrij heeft kunnen maken van hun kwaad, hij leeft als een
gelovige in Allāh en hij is vanuit de buitenkant een kāfir. Want het geval is dat er
in sommige landen van kufr, het voor niemand van de gelovigen toegestaan is
om de Islām uiterlijk te belijden, zoals de communisten deden. Dus degene die
de Musḥaf (Qurʾān) bij zich droeg of de Islām openlijk beleed, dan werd zijn
92
bestemming de galg, of de brandstapel.
En zijn uitspraak: “Al deze zaken zijn van de meest gevaarlijke en meest
voorkomende (van onder de tenietdoeners”
Overdenk dit in deze huidige tijd! Want hoeveel shirk met Allāh komt er
vandaag de dag niet voor tussen de mensen. Zoals aanbidding van de graven en
andere dan dat. En Siḥr (magie), hoeveel komt dit niet voor tussen de mensen
in alle Islamitische landen? En hoeveel spotters zijn er niet met Allāh, Zijn Āyāt
(tekenen) en Zijn Profeet? En hoe velen zijn er wel niet die zich afkeren (van de
religie) van degenen die zich toeschrijven aan de Islām. Maar zij dragen niets bij
aan de Islām. Geen kennis en geen daden, zij hebben niets van de Islām (in zich),
behalve de toeschrijving eraan. Zoals gezegd wordt: ‘Het is opgeschreven in het
register dat hij moslim is’ en hoeveel mensen zijn wel niet zo…….
Dus het is dus aan de moslim om gewaarschuwd te zijn voor de redenen van
afvalligheid qua uitspraak, handeling en geloofsovertuiging. Want afvalligheid
en ongeloof kan plaatsvinden met een uitspraak, of met een daad, of met (de
verkeerde) geloofsovertuiging. Want de munāfiq is kāfir door hetgeen wat zijn
kufr (overtuiging) omvat aan shekk (twijfel), of ibāʾ (afwijzing), of takdhīb
(verloochening). En het vindt plaats met daden zoals het verrichten van de
sudjūd (prosternatie) voor een beeld en het offeren voor een ander dan Allāh.
En het vind plaats met de tong zoals dat men iets verloochend waar de
Boodschapper ﷺmee gezonden is, of omdat men iets bespot waar de
Boodschapper ﷺmee kwam. Ook al bevestigt hij dit innerlijk, dan is hij (alsnog)
een kāfir. Want het bevestigen (van hetgeen waarmee de Boodschapper kwam)
93
omvat noodzakelijkerwijs Inqiyāḍ (onderwerping) aan hetgeen waar de
Boodschapper ﷺmee gekomen is. En het spotten (ermee), het belachelijk
maken (ervan) en het afkeer hebben (ertegen), gaat niet samen met al-Inqiyāḍ
(het onderwerpen).
Want Abū Ṭālib, de oom van de Boodschapper van Allāh ﷺ, bevestigde (de
boodschap) in zijn hart en maakte zijn bevestiging uiterlijk kenbaar met zijn
tong, en ondanks dit alles was hij open over zijn afwijzing (om zich te
onderwerpen), dus deze bevestiging (met hart en tong) bracht hem geen
voordeel, want hij stierf op het geloof van ʿAbd al-Muṭalib. Dit ondanks
inspanningen van de Boodschapper ﷺin het adviseren van hem tot zijn laatste
adem, hij kwam toen bij hem en hij wachtte en hij zei:
En degenen die bij hem waren van het slechte gezelschap zeiden: “Wend jij je af
van het geloof van ʿAbd al-Muṭalib74?”
Vervolgens stierf hij op zijn uitspraak, dat hij op het geloof van ʿAbd al-Muṭalib
is. Wij vragen Allāh om bescherming tegen afdwaling, het is dus aan de moslim
om deze smeekbede vaker te herhalen:
74 Overgeleverd door al-Bukhārī (1360) van de hadieth van al-Musayyib bin Ḥazn ا
94
ُ نت ْال َو اه
﴾ اب َ َ ُنك َرحْ َمةً ِإنا َك أ
َ غ قُلُو َبنَا َب ْع َد ِإ ْذ َه َد ْيتَنَا َوهَبْ لَنَا ِمن لاد
ْ ﴿ َربانَا الَ ت ُ ِز
“Onze Heer, laat onze harten niet afwijken nadat U ons geleid heeft en schenk
ons van Uw kant Barmhartigheid. Voorwaar, U bent de Schenker.”
āl-ʿImrān 8
ْ ِّب ثَب
ت قلبي على دينِّ َك َ يا ُمقَ ِّل
ِّ ب القلو
“O draaier van de harten, maak mijn hart standvastig op Uw geloof.”75
En dat hij zijn Heer vraagt om standvastigheid en een goed einde, zoals dit
behoorde tot de smeekbeden van de Profeten 9:
بالخواتيم
ِّ إنما األعما ُل
“Voorwaar het zijn de laatste daden die gelden”76
95
Wij vragen Allāh de Verheerlijkte en Verhevene om ons te beschermen tegen
het afdwalen van de harten, net zoals wij Hem de Verheerlijkte en Verhevene
vragen om ons einde goed te maken, de Ṣalāh en de Salām van Allāh zijn op zijn
dienaar en Boodschapper Muḥammed.”
Moge Allāh de Machtige de schrijver en uitlegger en een ieder die dit leest, de
hoogste beloning geven. En moge Allāh de lezers standvastig laten zijn op zijn-
of haar geloof in deze Wereld en hen een goed einde geven.
Allāhumma āmīn
96