You are on page 1of 11

Augustus als toonbeeld van clementia?

Seneca, De clementia 1.9

CHRISTOPH PIEPER

Summary: Seneca’s De clementia, written at the end of 55 or at the beginning of 56 AD,


deals with the term clementia that in the era of the Julio-Claudian dynasty develops from a
collective republican to a personal imperial virtue. The article (originally a summary of a
workshop for teachers of Greek and Latin at Dutch gymnasia) introduces major aspects
of the treatise and then focuses on the narrative of Augustus and Cinna (Cl. 1.9). It
examines its narrative structure and poses the question as to how exemplary Augustus is.
At the end, it argues that Seneca uses the figure of Livia for his own self-positioning at
Nero’s court. One of the most important aims of the treatise is to guarantee Seneca’s
extraordinary philosophical and political influence on the young emperor.

Dateringskwesties
Seneca’s De clementia (Cl.) is het enige expliciet politiek-filosofische werk in het corpus
Senecanum.1 Het is daarom zeer geschikt om als inleiding te dienen op de bijzondere
positie die Seneca in de vroege regeringsjaren van Nero had. In 49 werd hij door
Agrippina als leraar van haar zoon Nero aangesteld die op dat moment 12 jaar oud was
(Nero werd op 15 december 37 geboren).2 Op 13 oktober 54 lukte het Agrippina om
haar man, keizer Claudius, te vergiftigen en Nero als zijn opvolger naar voren te
schuiven. Seneca werd daardoor een van de machtigste mannen van Rome – in feite
verkreeg hij een positie die in het politieke systeem van de Romeinse keizertijd niet
voorzien was, namelijk die van filosofische raadgever van de keizer.
Traditioneel wordt Seneca’s De clementia aan het eind van het jaar 55 of het begin
van 56 gedateerd.3 Deze datering hangt af van Cl. 1.9.1: cum hoc aetatis esset quod tu nunc est,
duodevicensium egressus annum (‘toen hij uw leeftijd had, net boven de achttien’).4 Nero werd
op 15 december 55 achttien. Sommige wetenschappers zien echter een probleem met
deze datering, en die hangt samen met de gebeurtenissen in februari 55. Toen liet Nero
namelijk Britannicus, de zoon van Claudius uit zijn huwelijk met Messalina, vermoorden
– Britannicus was als echte Claudius-zoon een gevaarlijke rivaal voor de jonge keizer.
Seneca moet hiervan afgeweten hebben, en toch schrijft hij in Cl. 1.1.5: rarissimam laudem
et nulli adhuc principum concessam concupisti, innocentiam (‘u heeft de meest zeldzame lof
begeerd, die tot nu toe nog aan geen enkel keizer was toegestaan: onschuld’). En in Cl.
1.11.3 staat dat Nero ‘nog nooit Romeins burgerbloed vergoten heeft’ (numquam civilem
sanguinem fudisse); op andere plaatsen zet Seneca Nero als een ideale monarch neer die in

Het artikel is oorspronkelijk een samenvatting van een workshop gehouden tijdens de VCN
Nazomerconferentie in Nunspeet op 23 september 2012. Vincent Hunink heeft mij een tot nu toe
ongepubliceerde vertaling van zijn hand van Cl. 1.9 doen toekomen en mij toegestaan deze te gebruiken –
heel veel dank hiervoor. (De vertalingen van alle overige passages uit De clementia zijn van mij.) Verder ben
ik Marlein van Raalte zeer dankbaar voor het corrigeren van mijn Nederlands. De twee referenten van
Lampas hebben waardevolle suggesties gegeven – ook daarvoor mijn dank. Bijzonder dank ik echter de
hoofdredacteur van Lampas, Casper de Jonge, voor zijn commentaar en de zorgvuldigheid waarmee hij
mijn manuscript beoordeeld en bewerkt heeft.
1 Cf. voor de bijzonderheid van het werk Armisen-Marchetti (2006: 185).
2 Twee biografieën over Seneca en zijn politieke interesses zijn bijzonder aan te raden: Fuhrmann (1997) –

zoals altijd bij Fuhrmann een genot om zijn prachtige Duitse stijl te lezen – en Griffin (1976), nog steeds
een standaardwerk.
3 Het meest recente commentaar van Braund (2009: 261f.) verdedigt deze opvatting.
4 Omdat de Romeinen inclusief telden, is het achttiende levensjaar datgene dat zich volgens onze moderne

telling tussen de zeventiende en de achttiende verjaardag afspeelt. Op het moment dat Nero zijn achttiende
jaar verlaat, is hij dus naar onze opvatting achttien.
tegenstelling tot zijn voorgangers geen bloed aan zijn handen heeft. Is het voorstelbaar
dat de filosoof Seneca zo schaamteloos liegt? Sommigen denken van niet. Otto Zwierlein
heeft bijvoorbeeld beweerd dat de tekst ook vóór de moord op Britannicus geschreven
kan zijn omdat volgens hem de cruciale woorden duodevicensimum egressus annum een latere
(verklarende) glosse zijn.
Onafhankelijk van welke positie je wilt innemen, lijkt het mij voor
eindexamenleerlingen interessant om aan de hand van deze zin uit Cl. 1.9.1 iets over
tekstkritiek en de implicaties ervan te horen. Het tekstkritische probleem kan bovendien
heel makkelijk als opstap voor een discussie gebruikt worden die voor Seneca belangrijk
is: hoe consequent moet een filosoof volgens de in zijn werk gepostuleerde standaarden
leven?

Opbouw en geïntendeerd lezerschap

De clementia is fragmentarisch overgeleverd en breekt in boek 2 relatief abrupt af.


Waarschijnlijk had Seneca het als werk in drie boeken gepland, analoog aan zijn vroegere
traktaat De ira.5 Miriam Griffin heeft geconstateerd dat boek 1 iets anekdotischer en met
name retorischer is dan boek 2 waarin Seneca na een inleiding een definitie van de
clementia geeft.6 Vervolgens heeft Pierre Grimal vlfoorgesteld dat het eerste boek
oorspronkelijk een redevoering was die Seneca voor Nero heeft gehouden en daarna
alleen zeer oppervlakkig met een leertraktaat tot een eenheid samengesmeed werd.7 Hoe
dan ook, de structuur van het werk zoals wij het hebben blijft een thema van
wetenschappelijke discussie.8
Duidelijk spannender dan de speculatieve vraag hoe Seneca zijn werk wilde
voortzetten is een andere kwestie: voor wie is het werk eigenlijk geschreven? Expliciet is
alleen Nero als adressaat zowel aan het begin van boek 1 als van boek 2 genoemd: Scribere
de clementia, Nero Caesar, institui (Cl. 1.1.1: ‘Ik heb besloten om over clementia te schrijven,
keizer Nero’) – Ut de clementia scriberem, Nero Caesar, una me vox tua maxime conpulit (Cl.
2.1.1: ‘In het bijzonder heeft mij een uitspraak van u bewogen, keizer Nero, om over
clementia te schrijven’). Maar natuurlijk is alle literatuur die wij uit de oudheid kennen
(zelfs die schijnbaar persoonlijke brieven van Cicero) impliciet voor een breder publiek
geschreven. In het geval van Seneca’s De clementia kan men veronderstellen dat het door
Seneca beoogde lezerspubliek de Romeinse aristocratie was.9 Als wij ons afvragen hoe de
verschillende lezers (Nero – aristocratie) de tekst hebben gelezen, zal Nero de tekst
eerder als filosofisch-didactisch traktaat hebben gezien. Maar Nero is al heerser en dus
niet meer in eerste instantie Seneca’s leerling. Daarom begint Seneca het werk met
praktische aanwijzingen hoe je je als goede heerser moet gedragen.10 Boek 1 is daarom

5 Vergelijk de samenvatting van verschillende posities in Braund (2009: 45-47). – Wij hebben in boek 1 (Cl.
1.3.1) Seneca’s eigen partitio, maar deze valt moeilijk met de delen die wij hebben te rijmen. Als extra
moeilijke factor komt hierbij dat de tekst op deze plek corrupt is. De aankondiging van het eerste deel van
zijn traktaat bevat een tekstuele crux: manumissionis is overgeleverd; Braund neemt hiervoor een lacuna aan
en verwijst in haar commentaar op een tiental conjecturen die echter alle niet bevredigen. Als tweede en
derde deel kondigt Seneca aan: 2. natura habitusque clementiae (‘natuur en aard van clementia’; eventueel = boek
2?); 3. quomodo ad hanc virtutem perducatur animus (‘hoe de geest naar deze deugd geleid wordt’; eventueel het
verloren derde boek?).
6 Griffin (1978: 152) spreekt van ‘rhetorical impetus’ (boek 1) vs. ‘Stoic subtilitas’ (boek 2). – Omdat het

begrip clementia zoals Seneca het gebruikt in onze moderne talen nauwelijks adequaat te vertalen is, heb ik
ervoor gekozen om het onvertaald te laten.
7 Grimal (1978: 121-126).
8 Het zeer gedetailleerde inhoudsoverzicht van Braund (2009: 48-51) is overtuigend, maar helpt niet bij het

bepalen van een algemene overkoepelende structuur.


9 Cf. Leach (1989: 220).
10 Armisen-Marchetti (2006: 187).
eerder anekdotisch van aard en doelt op praktische toepasbaarheid. Boek 2 daarentegen
is sterker filosofisch en op de eigenlijke opleiding gericht. Maar er blijft een schijnbare
tegenstelling bestaan: Nero wordt al aan het begin van boek 1 als ideale keizer in volledig
bezit van clementia gepresenteerd. Hoe is dat met een didactisch traktaat te rijmen? Gesine
Manuwald heeft hier een antwoord op geformuleerd: Seneca legt aan het begin van boek
2 uit dat Nero weliswaar van nature clemens is, maar dat door Seneca’s traktaat deze
natuurlijke, niet gereflecteerde eigenschap een bewust gekozen houding kan worden (Cl.
2.2.2: ut, quod nunc natura et inpetus est, fiat iudicium; ‘...opdat datgene wat nu natuur en
neiging is, oordeelsvermogen wordt’).11 En rationaliteit is in Seneca’s visie altijd
hoogstaander dan pure affecties.
Hoe zal aan de andere kant de aristocratie De clementia hebben gelezen? Eleanor
Leach heeft hierover in 1989 een stimulerend artikel geschreven. Zij gaat ervan uit dat
een aristocratische lezer de tekst in eerste instantie zal lezen alsof hij door een
sleutelgaatje kijkt: hij wordt niet aangesproken, maar is getuige van een literair
vierogengesprek tussen de keizer en zijn leraar. Leach vindt passages waarin Seneca naast
de lof op Nero als ideale keizer ook voorbeelden van keizerlijke woede noemt.12 Volgens
Leach maakt hij op deze manier de mogelijkheid zichtbaar dat elke keizer (en dus ook
Nero?) anders dan ideaal kan zijn. Met name constateert zij een veelzeggende stilte met
betrekking tot de moord op Britannicus (als het traktaat daadwerkelijk aan het eind van
55 geschreven is) en met betrekking tot de vraag hoe Nero aan de macht kwam (het
vermoorden van Claudius). Omdat de aristocratische lezer de achtergronden kent, kan hij
zich afvragen of Nero überhaupt een legitieme heerser is en of al de positieve uitingen
over hem wel daadwerkelijk van toepassing zijn.13

De clementia als vorstenspiegel 14

In modern onderzoek over het genre van de vorstenspiegel speelt Seneca’s De clementia
steeds een belangrijke rol; vaak wordt de tekst zelf als vorstenspiegel geclassificeerd.
Weliswaar is het begrip speculum principis (of regis) pas vanaf de 12de eeuw als terminus
technicus gebruikelijk (Gottfried van Viterbo’s Speculum regum van 1183 lijkt het eerste
traktaat te zijn met het woord ‘spiegel’ in de titel). Maar natuurlijk bestaat de traditie van
heerseradvies en heerservorming al in de oudheid (denk aan Plato, Politeia; Aristoteles,
Politica; Xenophon, Cyropaedia). In Rome vindt men het reflecteren over de goede
alleenheerser (natuurlijk) met name sinds de heerschappij van Caesar. Belangrijke
voorgangers van Seneca zijn Cicero’s drie Caesarische redevoeringen (Pro Marcello, Pro
Ligario, Pro rege Deiotaro). Na Seneca zal Plinius’ Panegyricus bijzonder invloedrijk voor de
latere traditie worden.
De reden dat Seneca’s traktaat zo’n bijzondere plaats in de geschiedenis van het
genre heeft, heeft met de openingszin van het werk te maken: Scribere de clementia, Nero
Caesar, institui, ut quodam modo speculi vice fungerer et te tibi ostenderem perventurum ad voluptatem
maximam. (Cl. 1.1.1: ‘Ik heb besloten om over clementia te schrijven, keizer Nero, opdat ik
bij wijze van spreken de rol van een spiegel vervul en aan u laat zien dat u het hoogste
genot zult bereiken.’)15 Seneca wil als een spiegel voor Nero zijn. Dit specifiek

11 Manuwald (2002: 108-109).


12
Leach (1989: 223-224) noemt de volgende passages: Cl. 1.5.3 (de woede van keizers leidt tot oorlog);
1.5.5 (geen externe macht kan de woede van een keizer beperken); 1.8.5 (de keizer exerceert zijn woede
zoals Jupiter zijn bliksem stuurt; hoewel maar weinigen getroffen worden, zijn alle bang).
13 Leach (1989: 220-227).
14 Voor een overzicht over het genre ‘vorstenspiegel’ cf. Armisen-Marchetti (2006: 188-190) en Braund

(2009: 24-30).
15 Ook een alternative vertaling is mogelijk: ‘...opdat ik u uzelf laat zien die u het hoogste genot zult

bereiken.’ Hierdoor wordt sterker benadrukt dat in het Latijn te tibi ostenderem naast elkaar staat. Seneca
metaforische gebruik van speculum vinden wij hier voor het eerst. Over de implicaties van
de formulering is veel geschreven: wil Seneca impliceren dat Nero werkelijk zo perfect is
als Seneca hem beschrijft (is het dus een van de vele vleiende passages in het werk), of
moeten wij aan het Platoonse concept van afbeeldingen denken die steeds
tweedimensioneler en minder waar zijn dan het origineel? Is het beeld van Nero daarom
geen afspiegeling van de tegenwoordige realiteit, maar eerder als aansporing voor de
toekomstige ontwikkeling te begrijpen?16 Mireille Armisen-Marchetti wijst erop dat in dit
geval de nadruk op het kunstmatige karakter ligt en Seneca’s rol als vervaardiger van het
beeld (van de fictie?) versterkt wordt.17 Volgens mij is het in ieder geval ook een
aanwijzing voor de hierarchische structuur van de Romeinse maatschappij en nog
preciezer van het hof. Aan het begin van De clementia komen wij namelijk een zeer
vergelijkbare formulering nog een keer tegen. Zij staat op het moment dat Nero zelf het
woord krijgt en een klein zelfgesprek voert waarin hij zich realiseert hoe groot de taak is
die hij als keizer heeft gekregen. Dit soliloquium begint als volgt: egone ex omnibus
mortalibus placui electusque sum, qui in terris deorum vice fungerer? (Cl. 1.1.2: ‘onder alle
stervelingen viel ik in de smaak en ben ik uitgekozen om op aarde de rol van de goden te
vervullen?’). Nero is een soort plaatsvervanger van de goden op aarde; hij vervult hun
functie, maar (dat maakt de passage ook duidelijk) hij zelf is (nog) geen god. Eveneens is
Seneca weliswaar nauw bij Nero’s regering betrokken, maar hij staat toch op een ander
niveau dan de keizer die als bemiddelaar tussen goden en mensen een status sui generis
inneemt.
Hier komt echter in de loop van de tekst wel verandering in. In het meer
filosofische tweede boek worden de begrippen rex/princeps namelijk steeds minder vaak
gebruikt. Zij worden vervangen door sapiens. Uiteindelijk, zo suggereert Seneca hiermee,
is de heerser helemaal geen ander soort wezen dan de mensen om hem heen; allen zijn
mensen die goed of slecht kunnen zijn. Eleanor Leach heeft daarom geconcludeerd dat
Seneca’s literaire strategie in De clementia het doel heeft “not only to secure Nero’s royal
position, but also to solicit recognition for a personal role hitherto unknown in the
history of Roman government”, namelijk de rol van filosofische leraar en raadgever van
de keizer.18 Of wilde Seneca zelfs nog een stap verder gaan? Wilde hij zichzelf, de
filosoof die zich clementia zo zeer eigen heeft gemaakt dat hij erover onderwijs kan geven,
als een ideale opvolger van Nero positioneren voor het geval dat de aristocratie het
regime van Nero niet langer zou tolereren (in 55 na de moord op Britannicus was het
zeker niet ondenkbaar dat diens aanhangers een revolte tegen de jonge heerser zouden
organiseren)? Anders gezegd: zou hij een (Platoonse) rex philosophus willen worden?
Het begrip clementia
Na zo veel speculatie is het tijd voor meer houvast. Het lijkt me goed om nog
even bij de ontwikkeling van de term clementia in het Latijn stil te staan.19 In de Romeinse
republiek vinden we deze term vooral in de uitdrukking clementia populi Romani, dus een
collectieve nationale deugd die op de omgang met niet-Romeinse vijanden gericht is.
Caesars tijd brengt hier verandering in: clementia kan nu ook de verhouding van Romeinen
met andere Romeinen beschrijven (de achtergrond hiervan is natuurlijk de burgeroorlog).

wilde in ieder geval zeker herinneren aan de beroemde uitspraak γνῶθι σεαυτόν (‘herken jezelf’; in het
Latijn nosce te ipsum).
16 Verdere open vragen met betrekking tot de metafoor voert Braund (2009: 154) aan: zijn de deugden die

de spiegel laat zien Nero’s deugden of abstracte concepten (ideeën) van deugd? Wat is eigenlijk de spiegel:
de tekst van De clementia of Seneca als persoon? Hoe is het woord voluptas in de zin te begrijpen (gaat het
misschien om een spiegel waarin men uit ijdelheid en niet uit filosofische belangstelling kijkt)?
17 Cf. Armisen-Marchetti (2006: 193): ‘Néron se reflète dans ce miroir qu’est Sénèque, et l’image qui se

forme ainsi est une image réfractée par la philosophie et en bonne partie fabriquée par lui.’
18 Leach (1989: 227).
19 Vergelijk voor het volgende de uitvoerige bespreking van Braund (2009: 30-39).
Het onderdeel ‘nationaal’ vervalt dus in de zojuist genoemde classificering. En ook het
onderdeel ‘collectief’ moeten wij schrappen. Clementia kan vanaf deze tijd namelijk een
persoonlijke deugd van de leider van de Romeinen beschrijven: bijzonder beroemd ten
tijde van de stervende republiek is natuurlijk de clementia Caesaris. Deze ontwikkelt zich
zelfs (parallel met de persoon van Caesar) tot iets goddelijks. In 45 v. Chr. geeft de senaat
toestemming om een tempel voor de vergoddelijkte Clementia Caesaris te wijden (in 28
n. Chr. laat Tiberius dan een Ara Clementiae bouwen). Kort gezegd wordt de
oorspronkelijk collectieve deugd tot een gebruikelijke heerserdeugd.

De definitie van clementia bij Seneca

In het tweede boek van De clementia vinden wij een definitie van het begrip: Clementia est
(1) temperantia animi in potestate ulciscendi vel (2) lenitas superioris adversus inferiorem in constituendis
poenis. (Cl. 2.3.1: ‘Clementia is (1) zelfbeheersing met betrekking tot de macht om wraak te
nemen of (2) mildheid van een hoger geplaatste persoon tegenover een ondergeschikte
bij het vaststellen van straffen.’)
Aspect (1) maakt clementia tot een onderdeel van temperantia, een van de (Platoonse
oftewel Ciceroniaanse) kardinale deugden. Het gaat om een houding ten opzichte van
zichzelf die echter alleen tot uiting kan komen als men door iemand anders persoonlijk
aangevallen of beledigd is. De noodzakelijke wraak die het gevolg hiervan is, moet met
clementia uitgevoerd worden. Bij aspect (2) wordt minder persoonlijke betrokkenheid
betoond. Het gaat om een deugd die op de interactie van politiek hoogstaande personen
met ondergeschikten gericht is. Het gaat nu niet meer om persoonlijke wraak, maar om
wettelijke straf. Ook hierbij moet clementia worden toegepast. Kort gezegd is clementia niet
specifiek voor een vriendelijk karakter. De deugd toont zich in de contekst van misdaad
en boete.
Het is echter belangrijk op te merken dat het er niet om gaat een rechtvaardige
straf niet op te leggen. Seneca’s filosofisch systeem kent gerechtigheid als deugd, en te
weinig straf is daarom net zo onjuist als teveel straf. Het tegenbegrip van clementia is
daarom volgens Seneca ook niet strengheid, severitas (omdat ‘een deugd niet het
tegenovergestelde van een andere deugd kan zijn’, nulla virtus virtuti contraria est, Cl. 2.4.1).20
Severitas is net als clementia geen emotionele, maar een rationale houding, en de wijze mens
moet altijd volgens de ratio handelen. Clementia onstaat als severitas met mate toegepast
wordt (vergelijk de genoemde definitie (1) met clementia als onderdeel van temperantia). Als
men op zoek gaat naar negatieve tegenbegrippen, komt men bij crudelitas terecht,
aangezien zij uit het plezier voor geweld ontstaat (Seneca noemt haar in Cl. 2.4.1 atrocitas
animi in exigendis poenis). Aan de andere kant is het ook moeilijk om synoniemen te vinden.
De term misericordia is er geen. Misericordia is voor Seneca namelijk geen deugd, omdat zij
net zoals crudelitas de gevoelens van de mens aanspreekt en een rationele houding
belemmert (Cl. 2.4.4). Het is belangrijk om dit aspect te onderstrepen omdat het niet met
een christelijke ethiek overeenkomt – hoewel wij soms geneigd zijn om Seneca’s filosofie
als vrijwel compatibel met het Christendom te beschouwen. Als men probeert om de
begrippen schematisch uit te beelden, wordt duidelijk dat crudelitas een emotionele
degeneratie van severitas is, terwijl misericordia de emotionele degeneratie van clementia is:

20 Cf. Cl. 1.1.4 (Nero spreekt): severitatem abditam, ac clementiam in procinctu habeo (‘strengheid heb ik verborgen,
maar clementia heb ik gereed’). Hier wordt al duidelijk dat severitas niet het tegenovergestelde van clementia is –
clementia is eerder een uitvoeringspatroon van severitas die deze verdragelijk maakt.
Het laatste begrip waartegen Seneca zijn opvatting van clementia afzet is venia: het
‘kwijtschelden van een verdiende straf’ (venia est poenae meritae remissio, Cl. 2.7.1). Hoewel
venia juist een rationele beslissing is en daardoor van andere aard is dan misericordia, moet
een wijze heerser haar toch niet te vaak toepassen: Sapiens autem nihil facit, quod non debet;
nihil praetermittit, quod debet. (ibid.: ‘een wijze doet namelijk niets wat hij niet hoeft te doen,
en hij laat niets na wat hij moet doen.’)

Het verhaal van Augustus en Cinna (Cl. 1.9)

Het verhaal van Augustus en Cinna is een van de vele exemplum-passages in het œuvre
van Seneca. Exempla zijn, zoals bekend, retorische strategieën om de overtuigingskracht
en aanschouwelijkheid van de eigen argumenten te versterken. Seneca zet ze vaak in,
waarbij hij zowel literaire als ook historische voorbeelden gebruikt.21 Dat Augustus zo’n
belangrijke plek in De clementia krijgt toebedeeld is verder niet verrassend. Afgezien van
het feit dat Augustus sowieso een vaak gebruikt referentiepunt in de keizertijd was, heeft
Nero zijn keizerschap vanaf zijn inaugurele rede in het bijzonder als imitatio Augusti
neergezet.22 Om te beginnen, volgt hier de Latijnse tekst volgens de editie van Braund
(2009) met een (tot nu toe ongepubliceerde) vertaling van Vincent Hunink:

(1) Hoc quam verum sit, admonere te exemplo domestico volo. Divus Augustus fuit mitis
princeps, si quis illum a principatu suo aestimare incipiat; in communi quidem rei publicae23
gladium movit. Cum hoc aetatis esset, quod tu nunc es, duodevicensimum egressus annum, iam
pugiones in sinum amicorum absconderat, iam insidiis M. Antonii consulis latus petierat, iam
fuerat collega proscriptionis. (2) Sed cum annum quadragensimum transisset et in Gallia
moraretur, delatum est ad eum indicium L. Cinnam, stolidi ingenii virum, insidias ei struere;
dictum est, et ubi et quando et quemadmodum adgredi vellet; unus ex consciis deferebat. (3)
Constituit se ab eo vindicare et consilium amicorum advocari iussit.
Nox illi inquieta erat, cum cogitaret adulescentem nobilem, hoc detracto integrum, Cn. Pompei
nepotem, damnandum; iam <se> unum hominem occidere non posse, cum M. Antonio
proscriptionis edictum inter cenam dictavisset. (4) Gemens subinde voces varias emittebat et inter
se contrarias: ‘Quid ergo? Ego percussorem meum securum ambulare patiar me sollicito? Ergo
non dabit poenas, qui tot civilibus bellis frustra petitum caput, tot navalibus, tot pedestribus
proeliis incolume, postquam terra marique pax parata est, non occidere constituat, sed
immolare?’ (nam sacrificantem placuerat adoriri.)
(5) Rursus silentio interposito maiore multo voce sibi quam Cinnae irascebatur: ‘Quid vivis si

21 Zie Mayer (1991) voor een goed overzicht van vorm en functies van exempla uit de Romeinse
geschiedenis bij Seneca.
22 Jal (1957: 246).
23 in communi rei publicae mss. ] in (vel iam) communi republica Braund 2009, alii alia
perire te tam multorum interest? Quis finis erit suppliciorum? Quis sanguinis? Ego sum
nobilibus adulescentulis expositum caput, in quod mucrones acuant; non est tanti vita, si, ut ego
non peream, tam multa perdenda sunt.’
(6) Interpellavit tandem illum Livia uxor et: ‘Admittis’ inquit ‘muliebre consilium? Fac quod
medici solent, qui ubi usitata remedia non procedunt temptant contraria. Severitate nihil adhuc
profecisti; Salvidienum Lepidus secutus est, Lepidum Murena, Murenam Caepio, Caepionem
Egnatius, ut alios taceam, quos tantum ausos pudet. Nunc tempta quomodo tibi cedat
clementia; ignosce L. Cinnae. Deprensus est; iam nocere tibi non potest, prodesse famae tuae
potest.’
(7) Gavisus sibi quod advocatum invenerat, uxori quidem gratias egit, renuntiari autem
extemplo amicis, quos in consilium rogaverat, imperavit et Cinnam unum ad se arcessit
dimissisque omnibus e cubiculo cum alteram Cinnae poni cathedram iussisset ‘hoc’ inquit
‘primum a te peto, ne me loquentem interpelles, ne medio sermone meo proclames; dabitur tibi
loquendi liberum tempus. (8) ‘Ego te, Cinna, cum in hostium castris invenissem, non factum
tantum mihi inimicum sed natum, servavi, patrimonium tibi omne concessi. Hodie tam felix et
tam dives es, ut victo victores invideant. Sacerdotium tibi petenti praeteritis compluribus,
quorum parentes mecum militaverant, dedi; cum sic de te meruerim, occidere me constituisti.’
(9) Cum ad hanc vocem exclamasset procul hanc ab se abesse dementiam: ‘Non praestas’ inquit
‘fidem, Cinna; convenerat ne interloquereris. Occidere, inquam, me paras’; adiecit locum, socios,
diem, ordinem insidiarum, cui commissum esset ferrum. (10) Et cum defixum videret nec ex
conventione iam, sed ex conscientia tacentem:
‘Quo’ inquit ‘hoc animo facis? ut ipse sis princeps? male mehercules cum populo Romano
agitur, si tibi ad imperandum nihil praeter me obstat. Domum tueri tuam non potes, nuper
libertini hominis gratia in privato iudicio superatus es; adeo nihil facilius potes quam contra
Caesarem advocare. Cedo, si spes tuas solus impedio. Paulusne te et Fabius Maximus et Cossi
et Servilii ferent tantumque agmen nobilium non inania nomina praeferentium sed eorum qui
imaginibus suis decori sint?’
(11) Ne totam eius orationem repetendo magnam partem voluminis occupem (diutius enim
quam duabus horis locutum esse constat, cum hanc poenam qua sola erat contentus futurus
extenderet) ‘vitam’ inquit ‘tibi, Cinna, iterum do, prius hosti, nunc insidiatori ac parricidae.
Ex hodierno die inter nos amicitia incipiat; contendamus utrum ego meliore fide tibi vitam
dederim an tu debeas.’
(12) Post hoc detulit ultro consulatum questus quod non auderet petere. Amicissimum
fidelissimumque habuit, heres solus illi fuit. Nullis amplius insidiis ab ullo petitus est.

(1) Hoezeer dit waar is, wil ik u met een voorbeeld uit uw eigen familie staven.
De vergoddelijkte Augustus was een zachtmoedig leider, wanneer men hem gaat
beoordelen vanaf zijn principaat. Maar tijdens zijn verbond in de politiek
hanteerde hij het zwaard. Toen hij uw leeftijd had, net boven de achttien, had hij
zijn vrienden al dolken in de borst gestoken, had hij consul Marcus Antonius
belaagd en naar het leven gestaan en deelgenomen aan een proscriptie. (2) Maar
toen hij al over de veertig was en in Gallië verbleef, werd hem bericht dat Lucius
Cinna, een onnozele figuur, een hinderlaag voor hem beraamde. Hij kreeg te
horen waar, wanneer en hoe de man wilde aanvallen; het bericht kwam van een
van de medeplichtigen. (3) Augustus besloot tot wraak en riep vrienden te rade.
Hij had een onrustige nacht bij de gedachte dat hij een jongeman van adel die,
afgezien van deze kwestie, van onbesproken reputatie was, een kleinzoon van
Pompeius, zou moeten veroordelen. Nu kon hij één man niet doden, terwijl hij
het proscriptie-besluit nog onder het eten aan Marcus Antonius had gedicteerd!
(4) Hij kreunde en kwam telkens met verschillende, tegenstrijdige uitspraken.
‘Wat moet ik nu? Mijn moordenaar rustig laten lopen en zelf in de zorgen zitten?
Dan krijgt hij dus geen straf en dat terwijl hij mijn hoofd wil! In zoveel
burgeroorlogen zijn er vergeefs aanslagen op me gepleegd, in zoveel zee- en
veldslagen ben ik ongedeerd gebleven, maar nu het vrede is te land en ter zee is
hij vastbesloten mij te doden, nee, te slachtofferen!’ (het plan was hem aan te
vallen tijdens een offerritueel).
(5) Dan hield hij weer even stil, om daarna met veel luider stem boos te worden
op zichzelf dan op Cinna. ‘Waarom ben je nog in leven, als zovelen heil zien in je
dood? Waar houdt het op met straffen, met bloedvergieten? Ik ben het hoofd
waarop jonge edelen hun zwaarden kunnen scherpen. Moet er zoveel ten onder
gaan om mijn ondergang te voorkomen? Dat is het leven niet waard.’
(6) Ten slotte onderbrak zijn vrouw Livia hem. ‘Wil je een vrouwelijk advies
aannemen?’ vroeg ze. ‘Doe als doktoren. Als hun gewone middelen niet aanslaan,
proberen ze het tegendeel. Met strengheid ben je tot nu toe niets opgeschoten.
Na Salvidienus kwam Lepidus, na Lepidus Murena, na Murena Caepio, na Caepio
Egnatius, om nog te zwijgen van de anderen, die zich schamen voor wat ze
allemaal hebben gewaagd. Probeer nu eens hoe het uitpakt met mildheid: schenk
Lucius Cinna vergeving. Hij is opgepakt, hij kan je niet meer schaden, maar hij
kan wel je reputatie goed doen.’
(7) Blij dat hij een raadgever had gevonden dankte Augustus zijn vrouw, liet
meteen de vrienden die hij te rade had geroepen afzeggen en ontbood alleen
Cinna. Hij stuurde iedereen uit de kamer weg en liet voor Cinna een tweede stoel
neerzetten. ‘Mijn eerste verzoek aan jou,’ zei hij, ‘is mij niet te onderbreken, niet
in de rede te vallen. Je zult alle tijd krijgen om te spreken. (8) Cinna, ik heb jou in
het kamp van de vijand aangetroffen, waar je niet mijn tegenstander bent
geworden maar zo bent geboren. Desondanks heb ik jou je hele erfdeel laten
behouden. Vandaag de dag ben je zo welvarend en zo rijk dat winnaars de
verliezer benijden. Toen je meedong naar een priesterschap heb ik velen
gepasseerd van wie de vaders samen met mij hadden gestreden, en het aan jou
gegeven. En na al mijn verdiensten voor jou heb jij besloten mij te vermoorden.’
(9) Bij die woorden protesteerde de ander luid dat die waanzin verre van hem
was. ‘Je houdt je woord niet, Cinna,’ hernam Augustus. ‘De afspraak was: niet
onderbreken. Je treft voorbereidingen om mij, ik herhaal het, te vermoorden.’
Daarbij gaf hij details over plaats, trawanten, tijd, het precieze verloop en de
naam van degene aan wie de dolk was toevertrouwd. (10) Toen sloeg Cinna de
ogen neer, zag hij, en hield stil, niet meer vanwege de afspraak maar uit een slecht
geweten.
‘Waarom doe je dit?’ vroeg Augustus daarop. ‘Wat wil je precies? Zelf leider
worden? Allemachtig, het Romeinse volk staat er beroerd voor als ik het enige
obstakel ben voor jouw bewind. Je eigen huis kun je niet beschermen (nog
onlangs heb je een privaatrechtelijke zaak verloren van een invloedrijke
vrijgelatene), dus dan maar een complot op touw zetten tegen Caesar? Als ik de
enige ben die jouw wensen in de weg staat maak ik plaats. Maar wat denk je van
Paulus en Fabius Maximus en de families Cossus en Servilius, die hele stoet van
edelen die geen holle namen dragen maar hun voorouderbustes luister bijzetten:
zouden die jou verdragen?’
(11) Ik wil nu niet Augustus’ hele speech herhalen, want dat zou een groot deel
van dit boek innemen. Meer dan twee uur heeft hij gesproken, zoveel staat vast.
Zo rekte hij de enige straf waarmee hij zich tevreden zou stellen. ‘Cinna, ik
schenk jou nogmaals het leven,’ eindigde hij. ‘De eerste keer was je mijn vijand,
nu mijn belager en moordenaar. Vanaf vandaag moet er tussen ons vriendschap
bestaan. Laten wij zien wie er meer te goeder trouw is: ik die aan jou het leven
schenk, of jij die aan mij het leven dankt.’
(12) Nadien bezorgde hij Cinna het consulaat, met het verwijt dat die er niet naar
durfde te dingen. Cinna bleek een heel goede en trouwe vriend, en Augustus
werd zijn enige erfgenaam. Nooit heeft iemand nog een aanslag op hem
gepleegd.

Hoe wordt het verhaal verteld?

Over het algemeen wordt de episode in Cl. 1.9 in de secundaire literatuur als een literair
hoogtepunt van het werk beschouwd. Vooral de extreem levendige manier waarmee
Seneca zijn exemplum hier weet neer te zetten wordt geprezen. Bijvoorbeeld noemt Pierre
Grimal de Cinna-episode ‘une véritable tragédie praetextata, divisée en scènes’.24 Ook
Susanna Braund prijst de passage in haar monumentale commentaar als ‘a carefully
structured and controlled piece of narrative’.25
Het begin is buitengewoon beknopt; er wordt eigenlijk niets verteld, maar in een
paar steekwoorden wordt een situatie geschetst die tot het gesprek tussen Augustus en
Cinna leidt (Cl. 1.9.2):
delatum est ad eum indicium L. Cinnam, stolidi ingenii virum, insidias ei struere – een bekende
plotstructuur, namelijk een samenzweringsverhaal, is te verwachten; de plot wordt echter
niet verteld, maar alleen in oratio obliqua gerapporteerd. De lezer moet uit zijn
vertrouwdheid met vergelijkbare verhalen (bijvoorbeeld Sallustius, Coniuratio Catilinae;
Livius’ Manlius-verhaal in Ab urbe condita 6.11-20) details aanvullen.
dictum est et ubi et quando et quamadmodum adgredi vellet – drie grote vragen van elk verhaal
(waar, wanneer, hoe) worden niet verteld; Seneca refereert er alleen even aan omdat zij
eigenlijk bij de narratio zouden horen. Het ontbreken van het eigenlijke vertellen wordt
daardoor voor de lezer alleen voelbaarder gemaakt.
unus ex consciis deferebat – als overgang naar het volgende wordt alleen het resultaat van de
geplande samenzwering genoemd: Cinna wordt door een medegezel verraden.
Kort gezegd lijkt de verteller tot zover een zo groot mogelijke afstand tot het
verhaal te betrachten. Vanaf Cl. 1.9.3 verandert dat echter radicaal: de zin nox illi [scil.
Augusto] inquieta erat markeert het begin van het eigenlijke verhaal. Het is alles behalve
afstandelijk verteld. In plaats daarvan mag de lezer letterlijk in Augustus’ slaapkamer
kijken en de heerser van heel dichtbij mee maken, in al zijn twijfels en onzekerheden hoe
hij met de geopenbaarde samenzwering om moet gaan.
Het hoogtepunt van het verhaal zijn de zes orationes rectae van de princeps.
Bernard Mortureux heeft laten zien dat de hele passage vele verschillende retorische
subgenres bevat.26 De eerste twee directe speeches hebben een deliberatief karakter (Cl.
1.9.4-5): Augustus argumenteert in utramque partem (bijna alsof hij een retorische
schooloefening uitspreekt). Livia’s korte interventie (Cl. 1.9.6) is dan een suasoria, een
speech die raad geeft; een genre dat eveneens in de retoricascholen geoefend werd. De
laatste vier orationes rectae behoren tot het juridische genre. Volgens Mortureux vormen zij
zelf een proces en miniature: op een narratio (Cl. 1.9.8) volgt de bewijsopname (Cl. 1.9.9),
de zelfverdediging die echter niet plaats vindt omdat Cinna zwijgt (Cl. 1.9.10), de refutatio
door Augustus (Cl. 1.9.10), en dan het oordeel (Cl. 1.9.11). Verder wijst hij erop dat
Augustus meerdere rollen in het proces vervult: hij is slachtoffer, aanklager, rechter en
zelfs in sommige passages een sort verdediger.

24 Grimal (1991: 241).


25 Braund (2009: 258).
26 Mortureux (1973: 25-28).
Op welke manier is Augustus als exemplum gebruikt?

Algemeen kan men stellen dat het exemplum van Augustus in de tekst ambigu is ingezet.
Al in Cl. 1.1.6 noemt Seneca Augustus: nemo iam divum Augustum nec Ti. Caesaris prima
tempora loquitur nec, quod te imitari velit, exemplar extra te quaerit (‘Niemand praat meer over
Augustus of de eerste regeringstijd van Tiberius, en niemand zoekt een model buiten
uzelf, waarvan men zou willen dat u het imiteert.’). Dat betekent dat Nero’s heerschappij
niet volgens de maatstaf van vroegere goede keizers gemeten kan worden, maar dat
alleen Nero voorbeeld voor zichzelf kan zijn. En daadwerkelijk wordt ook in Cl. 1.9.1
Augustus weliswaar als exemplum genoemd, maar niet als iemand die beter is dan Nero.
Terwijl Nero (volgens Seneca) vanaf zijn jeugd volledig zonder schuld is, heeft Augustus
in zijn jeugd juist heel veel bloed vergoten en is hij pas op latere leeftijd mild geworden.
In Cl. 1.11.2 zegt Seneca daarom dat hij bij Augustus geen echte clementia kan herkennen,
maar alleen een lassa crudelitas, dus een in de loop van de jaren verzwakte wreedheid. Paul
Jal constateerde daarom in een artikel over het Augustusbeeld bij Seneca dat hier de
grootheid van Augustus’ clementia verkleind wordt en dat Augustus niet meer dan een
karikatuur van clementia is.27 Maar ook de door Mortureux geconstateerde rolverdeling van
de scène waarbij Augustus slachtoffer, aanklager en rechter in één persoon is, zou men
als kritiek van Seneca op de politieke situatie van zijn tijd kunnen lezen; rechtspraak is
een farce als de keizer alle functies overneemt die het Romeinse rechtssysteem kende.28
Maar er zijn ook tegenovergestelde benaderingen van het verhaal denkbaar. Zo
heeft Jal erop gewezen dat Augustus in het Senecaanse œuvre eigenlijk een positieve
identificatiefiguur voor de julisch-claudische keizers is.29 Als men Augustus in deze
passage ook zo wil begrijpen, moet men benadrukken dat hij geen tiran is, maar bereid is
om zijn vroegere fouten te corrigeren door naar goed advies (namelijk dat van Livia) te
luisteren. Vooral het tweede aspect is voor Seneca niet onbelangrijk, aangezien hij
natuurlijk precies deze bereidheid om advies te aanvaarden bij Nero veronderstelt als hij
De clementia aan hem opdraagt. Of Seneca zijn positie aan het hof kan behouden, hangt
ervan af of Nero zijn advies ook in de toekomst zal respecteren. Het is in deze contekst
ook begrijpelijk dat Augustus bij Seneca juist door Livia geadviseerd wordt. Zij heeft
geen officiële positie in de hiërarchie van de Romeinse staat, maar tegelijkertijd was
bekend hoe groot haar invloed op de princeps was. Seneca is als het ware Nero’s Livia –
hij heeft geen politiek ambt, maar een invloed die groter is dan die van welke ambtenaar
of vertrouwde dan ook.30

GLTC, Universiteit Leiden, Doelensteeg 16, Postbus 9515, 2300 RA Leiden


c.pieper@hum.leidenuniv.nl

Bibliografie
Armisen-Marchetti, M. 2006. ‘Speculum Neronis. Un mode spécifique de direction de conscience dans le De
clementia de Sénèque’, Revue des Études Latines 84, 185-201.
Beltrami, L. 2005. ‘Il De clementia di Seneca. Un contributo per l’analisi antropologica del valore della
clementia’, in A. Haltenhoff e.a. (eds.), Römische Werte als Gegenstand der Altertumswissenschaft, München –
Leipzig (Beiträge zur Altertumskunde 227), 143-172.
Braund S. (ed., vert., comm.). 2009. Seneca, De clementia, Oxford etc.

27 Cf. Jal (1957: 258).


28 In de discussie met deelnemers van de oorspronkelijke workshop werd eveneens de negatieve kant van
het Augustus-beeld benadrukt: sommige zagen hem als een tiran die Cinna door twee uur te praten
psychologisch martelt voordat hij hem eindelijk zegt dat hij mag leven. Maar cf. de opmerkingen hierover
van Beltrami (2005: 156) die erop wijst dat Augustus Cinna juist een cadeau geeft (‘il dono della pena’).
29 Jal (1957: 246).
30 Cf. Cl. 1.9.7: Livia wordt Augustus’ advocatus, raadgever, genoemd, en de keizer is bijzonder blij dat zij

door haar woorden juist deze functie vervult.


Fuhrmann, M. 1997. Seneca und Kaiser Nero. Eine Biographie, Berlin.
Griffin, M.R. 1976. Seneca. A philosopher in politics, Oxford etc.
Grimal, P. 1978. Sénèque ou la conscience de l’empire, Paris.
Grimal, P. 1991. ‘Nature et fonction de la digression dans les œuvres en prose de Sénèque’, in id. (ed.),
Sénèque et la prose latine. Neuf exposés suivis par discussions, Genève-Vandœvres (Entretiens sur l’Antiquité
classique 36), 219-252.
Jal, P. 1957. ‘Images d’Auguste chez Sénèque’, Revue des Études Latines 35, 242-264.
Leach, E.W. 1989. ‘The implied reader and the political argument in Seneca’s Apocolo-cyntosis and De
clementia’, Arethusa 22, 197-230.
Manuwald, G. 2002. ‘Der “Fürstenspiegel” in Senecas De clementia und in der Octavia’, Museum Helveticum 59,
107-126.
Mayer, R.G. 1991. ‘Roman historical exempla in Seneca’, in P. Grimal (ed.), Sénèque et la prose latine. Neuf
exposés suivis par discussions, Genève-Vandœvres (Entretiens sur l’Antiquité classique 36), 141-176.
Mortureux, B. 1973. Recherches sur le De clementia de Sénèque. Vocabulaire et composition, Bruxelles (Collection
Latomus 128).
Zwierlein, O. 1996. ‘Zur Datierung von Senecas De clementia’, Rheinisches Museum 139, 14-32.

You might also like