Professional Documents
Culture Documents
ER ALS PLAATSBEPALING
‘Daar’ of ‘hier’
Kent u Mechelen? Ja, ik heb er 3 jaar gewoond. (= daar)
Er als plaatsbepaling kan niet in het begin van de zin staan. Dan verandert het in ‘daar’ of ‘hier’:
De eerste minister rijdt vaak naar Brussel. Daar heeft hij zijn kantoor. (of: Hij heeft er zijn kantoor).
Onbepaald?
Substantief zonder artikel: Er is koffie gevraagd voor de vergadering.
Wie, wat, welk(e), wat voor (een) + substantief: Wie gaat er mee naar de film?
Je gebruikt géén ‘er’ om de volgende woorden te vervangen: keer, km, m, cm, l, cl, euro, kg, g, dagen, weken,
maanden, jaren.
ER + PREPOSITIE
= voor dingen (niet voor personen).
In korte zinnen vormen ‘er’ en de prepositie één woord: Dit is mijn nieuwe laptop. Wat vind je ervan?
Daar is het museum. Ik woon ernaast.
In langere zinnen staan er andere woorden tussen: Wat wil je vandaag in je koffie? Ik wil er vandaag graag
melk in.
ER IN VASTE EXPRESSIES
Er zijn geen regels, deze moet je studeren zoals woordenschat.
Het doet er niet toe. = Het is niet belangrijk/relevant.
Dat hangt ervan af. = Het is niet zeker, afhankelijk van de situatie.
Hij ziet er moe/intelligent/boos/sympathiek/… uit. = Uit wat je aan de buitenkant ziet, interpreteer hoe
iemand is.
Er kan nog (een deel van) een verbum achter ‘er’ staan: Hoeveel collega’s nodig je uit? Ik nodig er 12 uit.
Tussen ‘er’ en het telwoord kunnen nog andere Hoeveel stuks heb je verkocht? Ik heb er gisteren 15
woorden staan: verkocht.
Tussen de persoonsvorm en ‘er’ kan nog een pronomen Was je op die vergadering? Ik heb je er niet gezien.
staan: