You are on page 1of 2

Zwakke werkwoorden (gemengd) Spelling

Naam: Groep:

Oefening 1: Kleur de werkwoorden.


• Kleur de werkwoorden die je vervoegt met stam + te(n) groen.
• Kleur de werkwoorden die je vervoegt met stam + de(n) blauw.

stoppen blozen raden

fronsen voetballen missen duwen

draaien lachen verrassen

Oefening 2: Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

1. Ik (sauzen,vt) het huis wit, meter voor meter.


------------------------------------------------------------
2. Loes (vieren, vt) haar verjaardag in het zwembad.
------------------------------------------------------------
3. Lotte (maken, vt) me blij.
------------------------------------------------------------
4. De jongen (redden, vt) de hond.
------------------------------------------------------------
5. Moeder (kraken, vt) noten voor haar zoon.
------------------------------------------------------------
6. Dat (beloven, vt) weer niet veel goeds.
------------------------------------------------------------
7. Ans en Jan (beleven, vt) een keer een heel spannend avontuur.
------------------------------------------------------------
8. Linda (spelen, vt) de hele dag met andere kinderen.
------------------------------------------------------------
9. Anne (draven, vt) met het paard naar de weg.
------------------------------------------------------------
10. Marc (koelen, vt) af in de koelcel.
------------------------------------------------------------
11. De aap (rapen, vt) elke dag nootjes op.
------------------------------------------------------------
12. De kinderen (zorgen, vt) voor oma.
------------------------------------------------------------
13. De vissers (kweken, vt) een nieuw soort vis.
------------------------------------------------------------
14. Iris (raden, vt) wat Tom had gedaan.
------------------------------------------------------------
15. Roos (niezen, vt) van het stof.
------------------------------------------------------------

1 www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en Oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal


Antwoorden

Oefening 1: Kleur de werkwoorden.

stoppen blozen raden

fronsen voetballen missen duwen

draaien lachen verrassen

Oefening 2: Vul de juiste vorm van het werkwoord in.


1. Ik sausde (sauzen,vt) het huis wit, meter voor meter.
2. Loes vierde (vieren, vt) haar verjaardag in het zwembad.
3. Lotte maakte (maken, vt) me blij.
4. De jongen redde (redden, vt) de hond.
5. Moeder kraakte (kraken, vt) noten voor haar zoon.
6. Dat beloofde (beloven, vt) weer niet veel goeds.
7. Ans en Jan beleefden (beleven, vt) een keer een heel spannend avontuur.
8. Linda speelde (spelen, vt) de hele dag met andere kinderen.
9. Anne draafde (draven, vt) met het paard naar de weg.
10. Marc koelde (koelen, vt) af in de koelcel.
11. De aap raapte (rapen, vt) elke dag nootjes op.
12. De kinderen zorgden (zorgen, vt) voor oma.
13. De vissers kweekten (kweken, vt) een nieuw soort vis.
14. Iris raadde (raden, vt) meteen wat Tom had gedaan.
15. Roos niesde (niezen, vt) van het stof.

2 www.junioreinstein.nl Online oefenen | Leer- en Oefenboeken | Werkbladen | Educatief materiaal

You might also like