Professional Documents
Culture Documents
Werkbladen werkwoordspelling
Werkbladen werkwoordspelling - 1
1. Onderstreep de werkwoorden (soms meer in een zin)
Moeder was boos, de kinderen mochten niet meer van hun kamer.
Het smalle pad leidde naar een open plek in het bos.
Het potje poker was spannend en ze kaartten tot diep in de nacht door.
Werkbladen werkwoordspelling - 2
☐ T ☐ V - De kaars brandt de hele avond.
Werkbladen werkwoordspelling - 3
Wij zijn vorige week verslagen.
Werkbladen werkwoordspelling - 4
☐ E ☐ M - De jongens spelen een partijtje voetbal.
Werkbladen werkwoordspelling - 5
☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Piet gaat naar de winkel.
☐ E ☐ M - ☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Ik ga schaatsen.
Werkbladen werkwoordspelling - 6
☐ E ☐ M - ☐ 1 ☐ 2 ☐ 3 - Tante Trees gaat naar de kapper.
Werkbladen werkwoordspelling - 7
De ijverige schilder [schuren]............................... en [verven]............................... de
lelijke deur.
De stationschef [fluiten].........................................
Ik [hangen]..................................... mijn rode jas naast een zwarte jas aan de kapstok.
Werkbladen werkwoordspelling - 8
De marktkoopman [schreeuwen].........................................
[zwemmen]........................................ jij?
De drenkeling [spartelen].........................................
[regenen]........................................ het?
De radio [spelen].........................................
Werkbladen werkwoordspelling - 9
Hij [spreken]........................................ mij voortdurend tegen.
Werkbladen werkwoordspelling - 10
8. Verleden tijd, sterk werkwoord - vul de goede vorm in
Werkbladen werkwoordspelling - 11
Marion [eten]........................................ een rode appel.
De bloempot [omvallen].........................................
Werkbladen werkwoordspelling - 12
Stoute kinderen [krijgen]........................................ geen cadeautjes van Sinterklaas
De zon [schijnen].........................................
Werkbladen werkwoordspelling - 13
9. Verleden tijd, zwak werkwoord 1 - vul de goede vorm in
De drenkeling [spartelen].........................................
Werkbladen werkwoordspelling - 14
[Maken]........................................ de nieuwe spits een doelpunt?
De klokken [luiden].........................................
De marktkoopman [schreeuwen].........................................
De meisjes [luisteren].........................................
Werkbladen werkwoordspelling - 15
Wat [maken]........................................ de ijverige timmerman?
Werkbladen werkwoordspelling - 16
Juf [leren]........................................ ons een aardig liedje.
Werkbladen werkwoordspelling - 17
11. Voltooide tijd - vul de goede vorm in
De tas is (vallen)……………………………………………….
De taart is (aanbranden)………………………………...
Werkbladen werkwoordspelling - 18
Het water heeft de hele ochtend (koken)……………………………………..
Werkbladen werkwoordspelling - 19
12. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord - vul de goede vorm in
Werkbladen werkwoordspelling - 20