Professional Documents
Culture Documents
Oefening 1:
Oefening 2:
De zinsdelen zijn door elkaar gehutseld. Zet ze in de juiste volgorde zodat ze goede
zinnen vormen. Probeer telkens twee verschillende zinnen te maken door zinsdelen
in een andere volgorde te zetten. Let ook op leestekens en hoofdletters.
1
moe en bleek / Roel / terug / kwam / uit de dierenwinkel
2
Deel 2: Hoe zoek ik de persoonsvorm?
1. Het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
Oefening 1:
Oefening 2:
Moeder zal morgen voor mijn verjaardag een lekkere taart bakken.
3
3. Het werkwoord dat verandert als je de zin van het enkelvoud in het meervoud
zet (of omgekeerd).
Oefening 3:
Oefening 4:
4
14. Het grote nieuws heeft in de krant gestaan.
27. De leraar legt de moeilijke som nog eens aan de kinderen uit.
30. De dief verliest een groot bedrag van het gestolen geld.
5
Deel 3: Hoe zoek ik het onderwerp?
1. Eerste mogelijkheid:
Oefening 1:
Oefening 2:
6
Oefening 3:
7
24. Het schip strandde op de rotsen.
33. Eens in de vier jaar wordt de regering van ons land gekozen.
8
Deel 4: Hoe zoek ik het werkwoordelijk gezegde?
Oefening:
9
14. De meisjes hebben een wandeling over de hei gemaakt.
10
Deel 5: Hoe zoek ik het naamwoordelijk gezegde?
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naam-
woordelijk deel.
Het werkwoordelijk deel bevat een werkwoord dat je niet kunt doen (of uitbeelden)
Maar dat je alleen kunt zijn. Bijvoorbeeld: zijn, worden, lijken, blijken.
Het naamwoordelijk deel zegt iets meer over het onderwerp.
Oefening:
11
Deel 6: Hoe zoek ik het voorwerp?
Oefening:
12
11. Alle kinderen hebben een vrije dag.
19. Ik zag een vermoeide fietser aan de kant van de weg staan.
24. Mijn moeder bakt graag taart voor de kinderen uit de buurt.
13
Deel 7: Hoe zoek ik de bepaling?
Oefening:
14