You are on page 1of 131

Inhoudsopgave Trefwoorden

PERSLUCHTVADEMECUM
Inhoudsopgave Voorwoord
Introductie
Berko’s leveringsprogramma

Dit is een interactieve PDF. Door 1 Eenheden


te klikken op de onderwerpen in inleiding 1
de inhoudsopgave of het bijbe- geschiedenis 1
horende paginanummer kunt u gebruik van eenheden 1
eenvoudig naar de betreffende grondeenheden 1
informatie. U kunt ook via de afgeleide eenheden 2
trefwoordenlijst navigeren. afgeleide grootheden 3
Deze vindt u op de laatste voorvoegsels 3
pagina's van dit Vademecum. coherentie 4
Engelse en Amerikaanse eenheden 4
belangrijke waarden 5
warmte-equivalent 5
vervallen eenheden 5
Berko Persluchtvademecum is een uitgave Griekse letters 5
van Berko Kompressoren BV. Niets uit deze temperatuurschalen 6
uitgave mag zonder schriftelijke toestemming
van Berko Kompressoren worden gedupli-
ceerd of verspreid. Bent u geïnteresseerd in
2 Thermodynamica
een gedrukte versie van dit Vademecum of inleiding 7
wilt u anderszins reageren dan kunt u contact fysische grootheden 7
opnemen via onderstaande gegevens. eenheden 11
hoofdwetten 11
info@berko-perslucht.nl gasconstanten 11
www.berko.eu soortelijke warmte 13
isochore toestandsverandering 14
Berko Wijchen B.V. isobare toestandsverandering 15
Havenweg 14, Wijchen isotherme toestandsverandering 15
Postbus 4 adiabatische toestandsverandering 16
6600 AA Wijchen polytropische toestandsverandering 17
Tel. (024) 641 11 11 overzicht van constanten 17
Fax (024) 642 15 72 partiële drukken 18
wet van Avogadro 18
Berko Noord B.V. reële en ideale gassen 18
Kelvinlaan 1 rendementen 18
9207 JB Drachten
Tel. (0512) 511 919 3 Soorten compressoren
inleiding 21
gesmeerd of olievrij 21
verdringercompressoren 23
© 1996 Berko Kompressoren dynamische compressoren 26
5e herziene druk 2010 vacuümpompen 27
selectie-criteria 28
Productie: ursihondtong.eu, Leuth capaciteitsregelingen 30
Inhoudsopgave Trefwoorden

transportabele compressoren 33 geluid 91


oliehoudende perslucht 96
4 Elektrotechniek persluchtkoeldrogers 97
inleiding 35 chemisch afval 98
elektrische eenheden 35
basisformules 35 9 Kosten van perslucht
weerstand en geleiding 36 inleiding 99
aandraaimoment elektrische berekening 99
schroefverbindingen 36
rendementen van electromotoren 36 10 Metingen
nominale motorstromen 37 inleiding 103
dimensionering stroomkabels 38 capaciteitsmeting 103
bouwvormen van elektromotoren 39 vermogensmetingen 103
beschermingsklassen 40 nullastvermogen 103
isolatieklassen 41 ISO 1217 testnormen 104
bescherming tegen explosiegevaar 43 normvolumes 106
frequentie 44 geluidsmetingen 106
riemoverbrengingen 45 normen en richtlijnen 106

5 Conditionering 11 Persluchtverbruikers
inleiding 47 inleiding 109
verwijdering van verontreinigingen 47 eigenschappen 109
droging van perslucht 54 leverbare handgereedschappen 111
kwaliteitsklassen volgens ISO 857301 : werkdrukken 112
2001 59 balancers 113
persluchtketels 61 persluchthamers 113
behandeling van condenswater 64 smering 113
luchtmotoren 113
6 Opstelling pneumatisch transport 114
inleiding 67 bellengordijn 114
compressorruimte 67
ventilatie 69 12 Onderhoud
toebehoren 71 inleiding 115
warmte-terugwinsystemen 74 stamkaarten 115
grenstemperaturen 77 preventief onderhoud 115
smering 116
7 Leidingsystemen noodpersluchtvoorziening 117
inleiding 79 economische aspecten 117
leidingloop 79 onderhoudscontract 118
leidingmaterialen 79 onderhoudsstaat 120
weerstandsverliezen 85 onderhoud toebehoren 121
pneumatieksymbolen voor flowschema’s 86
luchtverbruik van gereedschappen 88 Register van trefwoorden 123

8 Milieu
inleiding 91
Inhoudsopgave Trefwoorden

Voorwoord

Persluchttechniek staat volop in de belangstelling. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want


tegenwoordig passen vrijwel alle industriële bedrijven perslucht toe. Perslucht geeft een groot
bedieningsgemak, werkt efficiënt en is zeer betrouwbaar. Persluchtgereedschappen zijn
bovendien compacter, lichter en veiliger dan elektrische gereedschappen, terwijl pneumatische
besturingen kleiner en krachtiger zijn dan andere systemen.

In het technisch onderwijs krijgt het vak persluchttechniek dan ook terecht meer aandacht dan
een aantal jaren geleden. De leerstof blijft echter meestal grotendeels beperkt tot de algemene
theorie. Aan praktische aspecten als opstelling en conditionering, het ontwerp van leidingnetten
en aan milieu-aspecten wordt minder aandacht besteed.

Daarom hebben wij getracht dit vademecum zo volledig mogelijk op te zetten, door zowel de
theorie als de praktijk te behandelen en te becommentariëren. Door alle informatie overzichtelijk
te rangschikken, is dit naslagwerk ook zeer toegankelijk geworden.

Wij hopen en verwachten dat dit vademecum zowel voor gebruikers van perslucht als voor technici
in opleiding een even dienstbaar als gemakkelijk hanteerbaar naslagwerk zal blijken te zijn.

Ing. T.G.M. Kokke,


Directeur Berko Wijchen B.V.

Wijchen, 1 januari 2010


Inhoudsopgave Trefwoorden

Introductie

Berko Wijchen B.V. is een van de meest ervaren Nederlandse leveranciers van compressoren en
persluchtapparatuur en daarmee een autoriteit in Nederland in dit vakgebied. Het bedrijf werd in
1959 opgericht en startte met de assemblage van kleine zuigercompressoren. Hoewel in die jaren
perslucht nog betrekkelijk weinig werd toegepast, groeide Berko snel en gestaag. In 1966 werd het
complex met 4500 m2 bedrijfsruimte in gebruik genomen.
Daarna werd, in 1977, het filiaal Assen, als noordelijk steun- en servicepunt geopend, in 2010, als
Berko Noord B.V., verhuisd naar Drachten.
Nu behoort Berko tot de grootste leveranciers, ontwerpers en installateurs van persluchttechniek
in Nederland.

Een van de belangrijkste redenen van de gestage, gezonde groei van Berko - ook in tijden met
economisch zwaar weer - is de filosofie dat niet de levering van compressoren en persluchttechniek
centraal moet staan, maar bedrijfszekerheid door uitmuntende kwaliteit en bovenal service. Hierdoor
wordt veel tijd aan de permanente opleiding en bijscholing van de eigen technici besteed en wordt
voortdurend geïnvesteerd in de modernste gereedschappen en software. Ook beschikt de service-
afdeling over een complete databank, waarin alle historie van geleverde apparatuur en systemen is
opgeslagen om optimaal efficiënt en slagvaardig te kunnen reageren bij storingen.

Tot de afnemers van Berko behoort een groot aantal toonaangevende industriële bedrijven, acade-
mische en regionale ziekenhuizen, hogescholen en researchinstituten, verspreid over het gehele
land.
Inhoudsopgave Trefwoorden

cursussen persluchttechniek in eigen lokaal


Inhoudsopgave Trefwoorden

Berko's leveringsprogramma
Producten Fabrikaat
adsorptiedrogers Berko
appendages Berko
berkotronic besturing en bewaking Berko
boorhamers F&K
bouchardeerhamers Macdonald & Co.
breekhamers F&K
buizen Berko
condenslozers Berko
dauwpuntmeters CS
drukketels Berko
druktransmitters Berko
hakhamers F&K
hogedruk zuigercompressoren J.A. Becker & Söhne
persluchtkoeldrogers Berko
luchtmotoren Berko
managementsystemen Berko
oliewaterscheiders Berko
persluchtarmaturen Berko
persluchtfilters Berko
persluchtrail Besta
persluchtvolumestroommeters Berko
pijpkoppelingen Berko
pneumatische gereedschappen Berko
pressostaten Berko
schottencompressoren, stationair Berko
schottencompressoren, transportabel Berko
schroefcompressoren, stationair Berko
schroefcompressoren, transportabel Berko
scrollcompressoren Berko
slangen Berko
sloophamers F&K
sloophamers Macdonald & Co.
snelkoppelingen Berko
veiligheids-snelkoppelingen Berko
zuigercompressoren Berko

Diensten
ontwerp en installatie van persluchtstations
onderhoud aan compressoren en toebehoren
onderhoudscontracten
aanleg van persluchtleidingnetten
verhuur van compressoren en persluchtconditionering
reparatie en revisie van compressoren en toebehoren
metingen van de hoeveelheid en de kwaliteit van perslucht
adviezen op het gebied van perslucht en installatie
Inhoudsopgave Trefwoorden

1 Eenheden
Inleiding
Het is nog niet zo lang geleden dat ieder land, en soms zelfs ook streken en steden, hun eigen
eenheden gebruikten. De lengte van een duim liep uiteen van 25 tot 27 mm, een Nederlands pond
verschilde van het Engelse pound en ook de mijl had niet overal dezelfde lengte. Vooral door de
ontwikkeling van de industrie nam de noodzaak van een uniform systeem toe en dat heeft geleid
tot het SI (Système International). In Nederland is het gebruik van het SI verplicht krachtens
de IJkwet van 1969.

1.1 Geschiedenis
Tot het begin van de 19e eeuw bestonden voor veel dezelfde grootheden verschillende eenheden.
Met de invoering van het centimeter-gram-seconde-stelsel (cgs-stelsel) kwam daarin een eerste
verandering. Omdat het systeem niet bruikbaar was voor de opkomende elektrotechniek werden
aanpassingen doorgevoerd en ontstond het praktisch stelsel, waarin ook eenheden als volt, ampère
en ohm voorkomen. Van de elektrische eenheden werden de eenheid van arbeid (joule) en de
eenheid van vermogen (watt) toegevoegd. De Italiaanse fysicus Giovanni Giorgi (1871-1950) gaf
in 1901 de aanzet tot de invoering van een stelsel met de drie grondeenheden: meter, kilogram,
seconde en van de elektrische eenheden: volt, ampère of ohm. Toen in 1948 besloten werd de
ampère als vierde grondeenheid te kiezen ontstond daarmee het MKSA-stelsel. In 1960
veranderde De Conférence Générale des Poids et Mesures (CGPM) de naam van het
eenhedenstelsel in het SI en als grondeenheden werden de candela, kelvin en mol toegevoegd.
Verschillende eenheden pasten niet in het stelsel en zijn daarom vanaf 1978 niet meer toegestaan.
Voorbeelden daarvan zijn de kilogramkracht (kgf), atmosfeer (at), paardenkracht (pk), inch (") en
calorie (cal). Als gevolg van het SI wordt de grootheid gewicht niet meer gebruikt en komt daarvoor
massa in de plaats. Soortelijk gewicht is vervangen door dichtheid.

1.2 Gebruik van eenheden


Eenheden zijn elementen waarin men grootheden kan uitdrukken. De grootheid lengte kan men
bijvoorbeeld uitdrukken in de eenheid m. De lengte kan men ook uitdrukken in km door te delen
door 1000. De lengte zelf verandert daardoor niet. Voor de omvang van de grootheid geldt:

grootheid = getalwaarde x eenheid

Eenheden zijn elementen die men algebraïsch kan bewerken. Een lengte in m kan men
vermenigvuldigen met een breedte in m om een oppervlak te krijgen in m2. De snelheid
van een lichaam kan men berekenen door de afgelegde weg te delen door de tijd:

afgelegde weg (m)


snelheid =
tijd (s)

waarvan de uitkomst de eenheid m/s of ms-1 heeft.

In plaats van deelstrepen kan men ook exponenten gebruiken. Aanduidingen als m/s schrijft men
dan volgens de notatie ms-1 en kW/m3 volgens de notatie kW m-3. Deze notatie heeft de voorkeur en
daarom kan men bijvoorbeeld ook toerentallen (of rotatiesnelheden) beter niet in omw/min, maar in
min-1 aangeven.

1.3 Grondeenheden
meter (m) 1650763,73 golflengten van de straling overeenkomend met de overgang
tussen de niveaus 2p10 en 5d5 van de isotoop 86krypton in vacuüm.

1
Inhoudsopgave Trefwoorden

seconde (s) tijdsduur van 9192631770 perioden van de straling die overeenkomt met de
overgang tussen twee hyperfijnniveaus van de grondtoestand van het atoom
cesium 133.

kilogram (kg) de massa van een prototype van een cilinder samengesteld uit 90% platina
en 10% iridium met een hoogte en een diameter van ongeveer 39 mm, die
gedeponeerd is in het Bureau International des Poids et Mesures (BIPM) in
Sèvres (Frankrijk).

ampère (A) eenheid van een elektrische stroom die tussen twee evenwijdige, rechtlijnige
en oneindig lange geleiders van een te verwaarlozen cirkelvormige doorsnede,
geplaatst op één meter afstand van elkaar in vacuüm, tussen deze geleiders
over elke meter een kracht veroorzaakt gelijk aan 2 × 10-7 N.

kelvin (K) het 1/273,16 deel van de thermodynamische (absolute) temperatuur van het
tripelpunt van water.

mol (mol) de hoeveelheid stof van een systeem dat evenveel elementaire entiteiten bevat
als de hoeveelheid atomen in 0,012 kg van de koolstof-isotoop 12C.

candela (cd) de lichtsterkte in loodrechte richting gemeten van een oppervlak van
1/600000 m2 van een integrale straler bij de stollingstemperatuur van platina
bij een druk van 101325 Pa.

1.4 Afgeleide eenheden


Newton (N) de kracht die een lichaam van 1 kilogram een versnelling geeft van 1 meter per
seconde per seconde. N = 1 kgm/s2.

bar een druk die gelijk is aan 100000 newton per vierkante meter.

lumen (lm) lichtstroom gedefinieerd als 1 lm = 1 cd sr waarin cd de grondeenheid candela is


en sr het symbool van de steradiaal.

lux (lx) gelijk aan een lumen per vierkante meter. 1 lx = 1 lm m-2.

volt (V) eenheid van elektrische spanning (potentiaalverschil) tussen twee geleiders
waardoor een constante stroom loopt van 1 ampère die een vermogen opwekt
van 1 watt. 1 V = 1 WA-1 = 1 kgm2A-1s-3.

watt gelijk aan een joule per seconde.

2
Inhoudsopgave Trefwoorden

1.5 Afgeleide grootheden


grootheid symbool eenheid symbool

arbeid W newtonmeter of joule Nm of J


dichtheid  kilogram per kubieke meter kg/m3
druk p pascal Pa
elektrische spanning U volt V
elektrische weerstand R ohm 
hoeksnelheid  radialen per seconde rad/s
hoekversnelling  radialen per secondekwadraat rad/s2
kinetische energie Uk newtonmeter of joule Nm of J
kracht F newton N
moment of koppel M newtonmeter Nm
massastroom m kilogram per seconde kg/s
oppervlakte A meterkwadraat m2
potentiële energie Up newtonmeter of joule Nm of J
soortelijke massa  kilogram per kubieke meter kg/m3
soortelijk volume v kubieke meter per kilogram m3/kg
soortelijke warmte c joule per kg per graad kelvin J/(kg.K)
rotatiefrequentie n omwentelingen per minuut min-1
snelheid  meter per seconde m/s
toerental n omwentelingen per minuut min-1
vermogen P newtonmeter per seconde of Nm/s
joule per seconde of watt J/s of W
versnelling a meter per secondekwadraat m/s2
volume V kubieke meter m3
volumestroom q kubieke meter per seconde m3/s
warmte Q joule J

1.6 Voorvoegsels
Voor eenheden mogen voorvoegsels, maar niet meer dan één, worden geplaatst wanneer dat
nodig is.
symbool naam factor

E exa 1018
P peta 1015
T tera 1012
G giga 109
M mega 106
k kilo 103
h hecto 102
da deca 101
d deci 10-1
c centi 10-2
m milli 10-3
 micro 10-6
n nano 10-9
p pico 10-12
f femto 10-15
a atto 10-18
b bronto 10-21

3
Inhoudsopgave Trefwoorden

1.7 Coherentie
In het gebruik van eenheden moet men zo veel mogelijk streven naar coherentie.
Coherentie tussen eenheden treedt op wanneer geen andere factoren dan 1 voorkomen.
Een afgeleide eenheid als m3/h is niet coherent omdat de grondeenheid s met 3600 vermenigvuldigd
moet worden om tot h te komen.

Voorvoegsels als kilo, deci kunnen in berekeningen gemakkelijk tot fouten leiden. In eenheden
dienen minuten en uren zo veel mogelijk vermeden te worden. Daarom kan men de capaciteit van
onder andere compressoren beter niet in m3/h of m3/min maar in m3/s, in dm3/s of in l/s aangeven.
Een uitzondering wordt echter gemaakt voor kilowattuur (kWh). Over de bar als eenheid van druk
bestaat nog geen eenstemmigheid. Deze eenheid is voorlopig nog toegestaan, maar de voorkeur
heeft de pascal (Pa, kPa en MPa). In de huidige dagelijkse praktijk zijn de eenheden m3/min en bar
echter zo ingeburgerd, dat ze in dit vademecum daarom ook nog worden gebruikt.

1.8 Engelse en Amerikaanse eenheden


eenheid factor eenheid

barrel (US) 158,97 dm3


Btu 0,0002931 kWh
Btu/h 0,2931 W
cubic foot per minute (cfm) 0,02832 m3/min
cwt 50,8023 kg
°F 5/9 (°F-32) °C
fluid ounce 28,41 ml
foot, ft 0,3048 m
cubic foot, ft3 28,31684 dm3
gallon (UK) 4,54609 dm3
gallon (US) 3,78543 dm3
grain 0,064799 g
inch 25,4 mm
square inch, in2 0,00064516 m2
cubic inch, in3 0,0163871 dm3
horsepower (hp) 0,7457 kW
inch H2O 0,002491 bar
inch Hg 0,03386 bar
knot (UK) 1,853 km/h
knot (int'l) 1,852 km/h
Ibs, psi, Ibf/in2 0,06895 bar
mile 1609,34 m
nautical mile (UK) 1853,2 m
nautical mile (int'l) 1852 m
oz 0,028350 kg
pound (Ib) 0,453592 kg
poundforce (Ib f) 4,448 N
pint (UK) 0,568 dm3
troy ounce 0,031103 kg
troy pound 0,37324 kg
quintal 100 kg
ton (UK) 1016,05 kg
ton (US of short) 907,185 kg
yard 0,9144 m

4
Inhoudsopgave Trefwoorden

1.9 Belangrijke waarden


symbool waarde

e = 2,7182818
g (in Nederland) = 9,81236 ms-2
= 3,141 592 654
1 rad = 57°17 45
1° = 0,0175 rad
In x = 2,302585 log x

1.10 Warmte-equivalent
1 kcal = 426,78 kgm
1 pk = 632,5 kcal/h
1 kWh = 859,85 kcal
1 kcal/h = 1,1628 W
1 pk = 735,5 W

1.11 Vervallen eenheden


Met de invoering van het SI zijn de volgende eenheden komen te vervallen.
grootheid naam eenheid waarde

druk meter waterkolom mH2O 1 m H 2O = 9806,65 Pa


druk millimeter kwik mmHg 1 mm Hg = 133,322 Pa
druk technische atmosfeer at 1 at = 98,0665 kPa
druk normale atmosfeer atm 1 atm = 101,325 kPa
kracht kilogramkracht kgf 1 kgf = 9,80665 N
vacuüm torr torr 1 torr = 133,322 Pa
vermogen paardenkracht pk 1 pk = 0,735499 kW
warmte calorie cal 1 cal = 4,1868 J

1.12 Griekse letters


kapitaal onderkast naam kapitaal onderkast naam

  alfa
omikron
  bèta pi
  gamma  rho
  delta   sigma
epsilon   tau
! " zèta   upsilon
# $ èta  ,  fi
% & thèta   chi
' ( iota   psi
) * kappa   omega
+ , lambda
-  mu
. / nu
0 xi

5
Inhoudsopgave Trefwoorden

1.13 Temperatuurschalen
temperatuurschaal eenheid symbool

Celsius-temperatuur ºC t
Fahrenheit-temperatuur ºF t
Kelvin K T

Omrekeningen
x ºC = 9/5x +32 ºF= (x+273,15) K
x ºF = 5/9(x-32) ºC = 5/9(x+459,67) K
xK = (x-273,15) ºC = (9/5x-459,67) ºF

Voorbeeld
20 ºC = 9/5×20+32 ºF = 68 ºF

6
Inhoudsopgave Trefwoorden

2 Thermodynamica
Inleiding
Toestandsveranderingen van gassen zijn gebonden aan wetten. Naast de hoofdwetten zijn in dit
hoofdstuk verschillende andere wetten opgenomen alsmede de formules waarmee toestands-
veranderingen kunnen worden berekend.

2.1 Fysische grootheden

2.1.1 Atmosferische lucht


Normale atmosferische lucht is een gas zonder kleur, geur en smaak. Ze is samengesteld uit
verschillende gassen in de verhouding volgens de onderstaande tabel. Tot een hoogte van
ongeveer 20 km boven zeeniveau is de samenstelling overal ter wereld gelijk.
gas symbool volume %

stikstof N2 78,09
zuurstof O2 20,95
argon Ar 0,93
kooldioxide CO2 0,03
neon Ne 1,8·10-3
methaan CH4 1,5·10-4
helium He 5,2·10-4
krypton Kr 1,1·10-4
waterstof H2 5·10-5
ozon O3 1·10-6
xenon Xe 8·10-6
stikstofdioxide NO2 1·10-7
jodium (jood) ' 2·10-11
radon Rn 6·10-18
waterdamp H 2O wisselend
stofdelen en andere verontreinigingen

2.1.2 Constanten
De belangrijkste constanten van normale atmosferische lucht zijn:

gasconstante 287 J/(kg×K)


vriespunt bij 101,325 kPa -212 tot -216 °C
kookpunt bij 101,325 kPa -191 tot -194 °C
molecuulmassa 28,96 g/mol
kritische druk 37,8 bar absoluut
kritische temperatuur -140,7 °C

2.1.3 Atmosferische druk


De druk op aarde wordt veroorzaakt door de massa van de luchtkolom die boven het aardoppervlak
staat. De druk van de genormaliseerde atmosfeer bedraagt 101325 Pa. Op grotere hoogten nemen
de temperatuur en de druk af.

7
Inhoudsopgave Trefwoorden

hoogte temperatuur druk

m °C Pa

0 15 101325
500 12 95900
1000 8 89600
1500 5 81800
2000 2 79000
3000 -4,5 69800
6000 -24 47200
10000 -50 26300
12000 -58 19400

2.1.4 Dichtheid van droge lucht


De dichtheid  van droge lucht bij atmosferische druk (101325 Pa) bedraagt:

temperatuur t dichtheid 

°C kg/m3

0 1,293
15 1,225
20 1,204
30 1,165
50 1,092
100 0,946
150 0,834
200 0,746
300 0,616
400 0,524

De dichtheid kan worden berekend uit:

p
1 =
Rs×T ( kgm )
3

waarin Rs = de specifieke gasconstante (zie 2.4)

Rekenvoorbeeld
De dichtheid van droge lucht van 35 °C (308 K) en 101,325 kPa bedraagt:

101325
1 = = 1,1463 kg/m3
287 × 308

8
Inhoudsopgave Trefwoorden

2.1.5 Dichtheid van natte lucht waarin:


De dichtheid van natte lucht kan men v = de dichtheid van vochtige lucht in kg/m3
berekenen uit: 1 = de dichtheid van droge lucht in kg/m3
rv = de relatieve vochtigheid in %
rv pw pw = de verzadigingsdruk van waterdamp in Pa
(
v = 1 1 - 0,377 ×
100
×
pv ) pv = de druk van de lucht in Pa

temperatuur pw in Pa temperatuur pw in Pa temperatuur pw in Pa temperatuur pw in Pa

°C °C °C °C

+100 1013200 36 5939 -1 562 -38 16,10


98 943000 35 5621 -2 517 -39 14,40
96 876800 34 5318 -3 476 -40 12,90
94 814600 33 5028 -4 437 -41 11,50
92 75600 32 4753 -5 402 -42 10,30
90 70100 31 4491 -6 369 -43 9,14
88 94940 30 4241 -7 338 -44 8,14
86 60100 29 4004 -8 310 -45 7,23
84 55570 28 3778 -9 284 -46 6,42
82 51320 27 3563 -10 260 -47 5,70
80 47350 26 3359 -11 238 -48 5,05
78 43640 25 3165 -12 218 -49 4,47
76 40180 24 2982 -13 199 -50 3,95
74 36960 23 2807 -14 182 -51 3,49
72 33960 22 2641 -15 166 -52 3,08
70 31160 21 2485 -16 151 -53 2,71
68 28560 20 2336 -17 138 -54 2,39
66 26150 19 2195 -18 125 -55 2,10
64 23900 18 2062 -19 114 -56 1,84
62 21830 17 1936 -20 104 -57 1,61
60 19920 16 1816 -21 94,1 -58 1,41
58 18140 15 1703 -22 85,4 -59 1,24
56 16510 14 1597 -23 77,4 -60 1,08
54 15000 13 1496 -24 70,1 -61 0,94
52 13610 12 1401 -25 63,5 -62 0,82
50 12330 11 1311 -26 57,5 -63 0,72
48 11160 10 1227 -27 51,9 -64 0,62
46 10080 9 1147 -28 46,9 -65 0,54
45 9582 8 1071 -29 42,3 -66 0,47
44 9099 7 1001 -30 38,2 -67 0,40
43 8638 6 935 -31 34,4 -68 0,35
42 8198 5 872 -32 31,0 -69 0,30
41 7777 4 813 -33 27,8 -70 0,26
40 7374 3 757 -34 25,0 -71 0,22
39 6991 2 705 -35 22,4 -72 0,19
38 6624 1 657 -36 20,1
37 6247 0 611 -37 18,0

9
Inhoudsopgave Trefwoorden

Rekenvoorbeeld
De dichtheid van perslucht met een overdruk van 7 bar (800000 Pa), 30 °C (303 K) en 100% rv
bedraagt:

a) droge lucht:

800000
1 = = 9,2 kg/m3
287 × 303

b) natte lucht:

rv pw
(
v = 1 1 - 0,377 ×
100
×
pv )
100 4241
(
= 9,2 1 - 0,377 ×
100
×
800000 ) = 9,1816 kg/m3

2.1.6 Dichtheid van gassen


De dichtheid  van diverse gassen bij 103,33 kPa en 0 °C:
gas symbool dichtheid  (kg/m3)

acetyleen C 2H 2 1,161
ammoniak NH3 0,760
ethyleen C 2H 4 1,251
koolmonoxide CO 1,250
kooldioxide CO2 1,964
methaan CH4 0,715
stikstof N2 1,251
waterstof H2 0,090
zuurstof O2 1,428
zwaveldioxide SO2 2,857

2.1.7 Kritische temperatuur en druk


De kritische temperatuur tk is de temperatuur waarboven een gas zelfs bij zeer hoge drukken niet
meer vloeibaar gemaakt kan worden. De kritische druk pk is de druk die nodig is om een gas bij de
kritische temperatuur vloeibaar te maken. De kritische druk is de hoogste dampdruk die een vloeistof
kan hebben.
gas symbool tk °C pk bar

ammoniak NH3 +133 116


chloor Cl +141 84
koolzuur H2CO3 + 31,4 75
lucht - - 140,7 38,4
stikstof N2 - 147,1 33,5
waterdamp H 2O +374 217,7
waterstof H2 - 239,9 12,8
zuurstof O2 - 118 49,7

10
Inhoudsopgave Trefwoorden

2.2 Eenheden
Bij berekeningen wordt uitgegaan van de volgende eenheden:
grootheid symbool eenheid

arbeid W J
dichtheid  kg/m3
compressibiliteitsfactor " 1
druk p Pa
exponent bij adiabaat k 1
exponent bij polytroop n 1
gasconstante R J/kg × K
inwendige energie U J
relatieve molecuulmassa M 1
temperatuur (absoluut) T K
temperatuur t °C
massa m kg
massastroom q kg/s
volume v m3
warmte Q J

Berekeningen zijn altijd gebaseerd op de absolute druk en de absolute temperatuur. De absolute


druk is de overdruk vermeerderd met de atmosferische druk. De absolute temperatuur is de
temperatuur in °C vermeerderd met 273,16 (meestal afgerond tot 273). De eenheid van de
absolute temperatuur is K.

2.3 Hoofdwetten
De toestand van een gas wordt bepaald door drie grootheden: de druk p, de temperatuur T en het
volume V. Tussen deze grootheden bestaat een vast verband:

p×V
= C (algemene gaswet of de wet van Boyle-Gay Lussac)
T

Als warmte aan een gas wordt toegevoerd, neemt de inwendige energie toe en verricht het gas
uitwendige arbeid:

Q = U + W (eerste hoofdwet)

waaruit kan worden afgeleid:

W = p × V

2.4 Gasconstanten
Het quotiënt van de breuk volgens de algemene gaswet heeft voor een bepaalde hoeveelheid en
soort gas altijd een vaste waarde. Door deze waarde te delen door de massa van dat gas berekent
men een constante, die de specifieke of soortelijke gasconstante Rs wordt genoemd.

p×V J
Rs =
T×m ( kg × K )

11
Inhoudsopgave Trefwoorden

Rekenvoorbeeld
Als in een vat van 1,5 m3 lucht is opgeslagen met een overdruk van 7 bar (8 × 105 Pa absoluut)
bij een temperatuur van 40 °C (313 K), heeft de lucht een massa van:

p×V
= m × Rs
T

p×V 800000 × 1,5


m = = = 13,358 kg
T × Rs 313 × 287

Ook geldt dat de specifieke gasconstante Rs gelijk is aan het verschil tussen de soortelijke warmten
bij gelijkblijvende druk cp en gelijkblijvend volume cv. In formulevorm:

Rs = cp - cv ( kgJ K )
×

Naast de specifieke gasconstante bestaat de molaire of universele gasconstante R waarvan


de waarde voor alle gassen gelijk is.

R = 8314,41 ( K Jmol )
×

De specifieke gasconstante Rs kan men ook berekenen door de molaire gasconstante R te delen
door de relatieve molecuulmassa of molaire massa M (vroeger: molecuulgewicht). Dit is een
dimensieloze grootheid die aangeeft hoeveel maal één molecuul van die stof zwaarder is dan
1/12 deel van de koolstofisotoop 12C.

R
Rs =
M

Molecuulmassa M van enkele gassen


gas symbool M g/mol

acetyleen C 2H 2 26,04
ammoniak NH3 17,03
argon Ar 39,95
butaan C4H10 58,12
chloor Cl2 70,90
ethaan C 2H 6 30,07
etheen C 2H 4 28,05
kooldioxide CO2 44,01
koolmonoxide CO 28,01
methaan CH4 16,04
propaan C 3H 8 44,94
stikstof N2 28,02
waterstof H2 2,0158
zuurstof O2 32,00
zwaveldioxide SO2 39,90

12
Inhoudsopgave Trefwoorden

De molecuulmassa van een gasmengsel berekent men door de afzonderlijke molecuulmassa's


bij elkaar op te tellen. Voor bijvoorbeeld droge lucht geldt:
gas volume percentage molecuul massa relatieve massa

stikstof 0,7809 28,02 21,88


zuurstof 0,2095 32,00 6,704
argon 0,0093 39,90 0,37107
kooldioxide 0,0003 44,00 0,0132
lucht 1,000 - 28,96827

Één kilomol van ieder gas neemt bij 0 °C en 1 bar (101325 Pa) een volume in van:

p×V
= R
T

273 × 8314
V = = 22,4 m3
101325

Dit noemt men het normaalvolume van 1 kmol.

2.5 Soortelijke warmte


De soortelijke warmte c van een stof is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1 kg van die stof 1 K
in temperatuur te laten stijgen. Voor alle stoffen geldt:

Q = c × m × T

Anders dan bij vaste stoffen heeft de soortelijke warmte c van gassen niet in alle omstandigheden
dezelfde waarde. De waarde hangt af van de exponent n van het gevolgde proces die varieert van
-1 tot +1. De soortelijke warmte bij gelijkblijvend volume noemt men Cv en bij gelijkblijvende druk cp.
Voor lucht geldt:
5
J c
cp = 1007 ( kg × K ) 4

3
cv = 720 ( kgJ K )
×
2

1
Bij alle andere processen heeft de soortelijke
warmte c andere waarden die als volgt 0
berekend worden:
-1

n-k
c = cv ·
n-1 ( kgJ K )
×
-2

-3

c - cp -4
n =
c - cv
-5
0 1 2 3 4 5
c
k = p n
cv
Het verband tussen de soortelijke warmte c
en de exponent n voor lucht, waarvan k=1,4.

13
Inhoudsopgave Trefwoorden

De soortelijke warmten van enkele gassen


gas symbool cp J/kg×K cv J/kg×K k Rs

acetyleen C 2H 2 1686 1367 1,23 319


ammoniak NH3 2061 1573 1,31 488
argon Ar 521 313 1,66 208
butaan C4H10 2030 1887 1,08 143
chloor Cl2 478 361 1,32 117
ethaan C 2H 6 1749 1473 1,19 276
etheen C H4
2
1554 1258 1,24 296
helium He 5200 3200 1,63 2000
kooldioxide CO2 843 654 1,29 189
koolmonoxide CO 1039 742 1,40 297
lucht - 1007 720 1,40 287
methaan CH4 9806 9287 1,06 519
propaan C 3H 8 2413 2228 1,08 185
stikstof N2 1039 742 1,40 297
waterstof H2 14300 10140 1,41 4,16
zuurstof O2 919 659 1,39 260
zwaveldioxide SO2 623 493 1,26 130

2.6 Isochore toestandsverandering


Wanneer de toestand van een gas verandert, maar het volume gelijk blijft, verloopt het proces
volgens een isochoor.

P
= C (wet van Gay Lussac)
T

Uitwendige arbeid wordt niet verricht, dus geldt:

Q = U = cv × m × T (J) (wet van Joule)

W = 0

Rekenvoorbeeld
In een vat van 0,75 m3 bevindt zich perslucht onder een druk van 9 bar (9 × 105 Pa) bij een
temperatuur van 60 °C. Na afkoeling tot 20 °C bedraagt de druk:

p1 × T2 9 × 105 × 293
p2 = = = 7,92 × 105 Pa = 7,9 bar
T1 333

14
Inhoudsopgave Trefwoorden

2.7 Isobare toestandsverandering


Wanneer de toestand van een gas verandert, maar de druk gelijk blijft, verloopt het proces
volgens een isobaar.

V
= C
T

Q = m × cp × T (J)

W = p × V (J)

U = m × cv × T (J)

m × Rs × T
p = (Pa)
V

p isobaar

p 4 2
1

pa

isotherm

isochoor

p 1
2 3

0 V2 m V1 V

2.8 Isotherme toestandsverandering


Wanneer de toestand van een gas verandert, maar de temperatuur gelijk blijft, treedt een isotherm
proces op. Bij een isotherme compressie wordt alle arbeid omgezet in warmte.

p × V = constant (wet van Boyle-Mariotte)

Q = W = p × V (J)

U = 0 (J)

V1
W = m × Rs × T × ln (J)
V2

p2
W = m × Rs × T × ln (J)
p1

15
Inhoudsopgave Trefwoorden

Om q kg/s lucht isothermisch te comprimeren is, zonder rekening te houden met mechanische
verliezen, een vermogen P nodig van:

p2
P = q × Rs × T × ln (W)
p1

Rekenvoorbeeld
Een compressor zuigt bij een druk van 1 bar (1 × 105 Pa) een hoeveelheid lucht aan van 5 m3/min
en comprimeert deze tot 8 bar overdruk (9 × 105 Pa). Alle warmte wordt afgevoerd.
Het volume na compressie bedraagt:

p1 × V1 1 × 105 × 5
V2 = = = 0,556 m3
p2 9 × 105

We kunnen het opgenomen vermogen uitrekenen, maar moeten eerst de massastroom in kg/s bij
20 ºC bepalen.

q = 5 m3/min / 1,204 kg/m3 = 0,02007 kg/s

8
P = 0,02007 × 287 × 293 × ln = 3509 W
1

2.9 Adiabatische (isentropische) toestandsverandering


Wanneer de toestand van een gas verandert en geen warmte wordt uitgewisseld, verloopt het
proces adiabatisch. De pV-kromme is een hyperbool. Hierbij geldt:

p × Vk = C (1e wet van Poisson)

cp
k =
cv

k-1 k-1
T1 p1
T2
=
p2( ) k
= ( VV )
2

V1 p 1

V2
= 2
p1( ) k

( )
k
p1 V2
=
p2 V1

Omdat geen warmte wordt toegevoerd of afgevoerd geldt:

Q = U + W = 0

W = - U = - m × cv × (T2 - T1)

Om q kg/s lucht adiabatisch te comprimeren is, zonder rekening te houden met mechanische
verliezen, een vermogen P nodig van:

{ ( pp ) }
k-1
k 2 k
P = q × Rs × T1 × × -1 (W)
k-1 1

16
Inhoudsopgave Trefwoorden

Rekenvoorbeeld
Een compressor zuigt 1 m3/min (0,02007 kg/s) atmosferische lucht aan van 20 °C en comprimeert
die hoeveelheid tot 8 bar overdruk (9 × 105 Pa). Hiervoor is een vermogen nodig van:

{( }
1,4 - 1
1,4 900000
P = 0,02007 × 287 × 293 ×
1,4 - 1
×
100000 ) 1,4
- 1 = 5159 W

2.10 Polytropische toestandsverandering


Naast de processen waarbij een van de grootheden gelijk blijft, bestaan oneindig veel andere
processen waarbij elk van de drie grootheden verandert. Deze processen noemt men polytropisch.

n-1
T1
( pp ) ( VV )
n-1
1 2
= n
=
T2 2 1 (wet van Poisson)

V1
( pp )
1
2
= n
V2 1

n
p1
p2
= ( VV )
2

Q = m × c × T

cp - c
De exponent n =
cv - c

n-k
De soortelijke warmte c = cv ×
n-1

2.11 Overzicht van constanten


n  c

isochoor 1 V=0 cv
isobaar 0 p=0 cp
isotherm 1 T=0 1
adiabaat k Q=0 0
polytroop 1<n<k - =0

p
p 2
2

adiabaat n=k
polytroop 1<n>k
isotherm n=1

pV-diagram
p 1
1

0
V 17
Inhoudsopgave Trefwoorden

2.12 Partiële drukken


Volgens de wet van Dalton is de totale druk van een mengsel van gassen gelijk aan de som van de
drukken van ieder afzonderlijk gas dat alleen aanwezig zou zijn.

p×V pa × Va pb × Vb
= +
T Ta Tb

2.13 Wet van Avogadro


Volgens de wet van Avogadro bevatten ideale gassen met gelijk volume, druk en temperatuur even-
veel moleculen. Omdat volgens de definitie 1 mol evenveel moleculen bevat neemt 1 mol ideaal gas
bij een bepaalde druk en een bepaalde temperatuur een vast volume in dat onafhankelijk is van de
soort gas. Bij 101325 Pa en 0 °C is dit het normaalvolume van 22,4 m3 per kmol.

2.14 Reële en ideale gassen


Gaswetten gelden alleen voor gassen waarbij tussen de moleculen geen cohesiekrachten optreden
en waarbij het volume van de moleculen wordt verwaarloosd. Deze gassen worden ideale gassen
genoemd en komen in werkelijkheid niet voor. In plaats daarvan hebben we te maken met reële
gassen, gassen die niet volledig aan de gaswetten voldoen. Bij lage drukken en lage temperaturen
gedragen gassen als zuurstof en waterstof zich nagenoeg als ideale gassen. Lucht gedraagt zich
als een ideaal gas tussen 20 °C en 200 °C en bij drukken tot ongeveer 30 bar absoluut. Boven deze
druk geldt:

p×V
= "
R×T

De factor " (zèta) is de compressibiliteits- of samendrukbaarheidsfactor en heeft de volgende


waarden.

temperatuur druk (bar)

(°C) 50 100 200 300 400 500 600

0 0,960 0,970 1,010 1,090 1,20 1,32 1,46


100 1,015 1,023 1,075 1,140 1,22 1,30 1,38
200 1,020 1,040 1,080 1,140 1,20 1,27 1,32

2.15 Rendementen
In het algemeen is het rendement van een machine de verhouding tussen de energie die de
machine levert voor het doel waarvoor zij is bestemd en de energie die zij daarbij zelf opneemt.
Bij een compressor treedt het probleem op dat door afkoeling van de geleverde perslucht of gas
tot de begintoestand, aan warmte evenveel arbeid wordt onttrokken als de compressor voor het
samenpersen heeft geleverd. Dit blijkt uit de eerste hoofdwet Q = U + W.
Doordat geen temperatuurverhoging heeft plaatsgevonden is U = 0 en geldt Q = W.
Als de compressor bedoeld zou zijn voor verwarming, zou het rendement 100% zijn.
Omdat behalve warmte geen andere energie in het samengeperste medium is opgenomen, is
het rendement van een compressor nul. Interessant is hierbij de vraag hoe perslucht, waarin geen
energie is opgenomen, toch in staat is bijvoorbeeld een luchtmotor aan te drijven die op zijn beurt
arbeid kan verrichten. De arbeid die de perslucht aan de luchtmotor afgeeft, blijkt echter geleverd
te worden door de omgevingslucht. Tijdens de expansie in de luchtmotor treedt namelijk een
temperatuurdaling op. Om de perslucht daarna weer op de begintemperatuur terug te brengen
is een hoeveelheid warmte nodig die precies gelijk is aan de arbeid die de perslucht aan de
luchtmotor heeft afgegeven.

18
Inhoudsopgave Trefwoorden

Om machines te vergelijken gaat men vaak uit van de energetische rendementen.


Bij compressoren is deze vergelijking niet mogelijk en moet men uitwijken naar andere methoden.
Een daarvan is het isothermisch rendement, het rendement dat de verhouding aangeeft tussen het
theoretisch vermogen dat nodig is bij een isotherme compressie en het vermogen dat de compressor
werkelijk opneemt. Een soortgelijke methode is het adiabatisch rendement dat de verhouding
aangeeft tussen het vermogen dat nodig is bij een adiabatische compressie en het vermogen dat de
compressor daarbij werkelijk opneemt. Het is van belang te weten of gerekend is met het vermogen
dat de compressor opneemt of het vermogen dat de motor opneemt. Omdat in het laatste geval ook
het rendement van de motor in de berekening is opgenomen, heeft deze de voorkeur.

zuiger in bovenste dode punt


zuiger in bovenste dode punt

==schadelijke
schadelijke ruimte
ruimte

Naast het isothermisch en adiabatisch rendement bestaat nog het volumetrisch rendement dat
van toepassing is bij compressoren met een schadelijke ruimte. Bij deze compressoren blijft een
deel van het samengeperste gas in de schadelijke ruimte achter en komt niet de volledige vulling
van de compressieruimte ten goede aan de persluchtlevering. Het verlies neemt toe naarmate:

- de schadelijke ruimte groter is;


- de druk hoger is;
- de temperatuur lager is.

p
p
p p 3 2
=
2 3

p p 4
1
=
4
1

V3 V4 V2 V1 V V

theoretisch pV-diagram werkelijk pV-diagram

Het volumetrisch rendement , (lambda) wordt bepaald door de hoeveelheid aangezogen gas V1
ten opzichte van de inhoud van de compressieruimte V2.

V1
, =
V2
19
Inhoudsopgave Trefwoorden

overzicht compressortypen
compressoren

dynamisch verdringer

injecteur radiaal (centrifugaal) axiaal

lineair bewegend

zuiger kruiskop zwevende zuiger labyrint membraan

roterend

scrollcompressor tandrotor schoepen vloeistofring schroef monoschroef blower

20
Inhoudsopgave Trefwoorden

3 Soorten compressoren
Inleiding
De compressie van een gas kan volgens twee principes plaatsvinden: door verkleining van
het volume (verdringercompressoren) of door de omzetting van kinetische energie in druk
(dynamische compressoren). Voorbeelden van verdringercompressoren zijn zuiger-, schroef-
en schottencompressoren. Tot de dynamische compressoren behoren radiale (centrifugale)
compressoren en axiale compressoren. Deze twee soorten worden ook turbocompressoren
genoemd. Tot dezelfde groep behoren injecteurs die alleen als vacuümpomp worden gebruikt.

3.1 Gesmeerd of olievrij


Bij de meeste compressoren worden de bewegende delen gesmeerd en komt de lucht of het gas
in aanraking met olie. Het gevolg is dat een zekere hoeveelheid olie achterblijft in het medium.
Soms kan olie schadelijk zijn, bijvoorbeeld bij gevoelige instrumenten, ademlucht, beluchting
van water, verfspuiten en levensmiddelen, en is olievrije perslucht nodig. De laatste jaren is het
algemene gebruik van olievrije perslucht sterk toegenomen. Dat is met name het geval als de
perslucht in aanraking komt met levensmiddelen waarbij de richtlijn EG 93/43 'Bereiding en
behandeling van levensmiddelen' van kracht is. Een onderdeel van deze richtlijn is de HACCP
(Hazard Analysis of Critical Control Points), die een regelmatige controle op de zuivere bereiding
van levensmiddelen verplicht stelt.

Olievrije perslucht kan op twee manieren worden verkregen, namelijk met olievrije compressoren
of door de olie met behulp van filters uit normale perslucht te verwijderen. Omdat het medium
tijdens het comprimeren niet in aanraking komt met olie, lijken olievrije compressoren de zekerste
oplossing. Men houdt er dan echter geen rekening mee dat de kwaliteit van de perslucht geheel
bepaald wordt door de aangezogen lucht die vooral in industriegebieden olie kan bevatten (zie
5.1.1). Niet zelden blijkt zich na verloop van tijd toch olie in het persluchtnet te hebben verzameld.
Daarom is het plaatsen van filters ook bij olievrije compressoren noodzakelijk. Alleen de interval
voor het vervangen van de filterelementen is langer dan bij gesmeerde compressoren. Perslucht
opgewekt door een olievrije compressor is door de hogere investering duur, filtratie is in de meeste
gevallen voordeliger. Filters kunnen niet alle olie uit de perslucht verwijderen, maar ze hebben wel
het voordeel dat de achtergebleven hoeveelheid -het residu- gelimiteerd is. Met normale actieve
koolfilters is een residu bereikbaar van 0,005 mg/m3 en met olie-absorbers 0,003 mg/m3 (zie 5.1.4).
Dit houdt in dat 10 m3/min perslucht gedurende een jaar volcontinubedrijf aan olie meevoert:

10 m3/min × 60 min/uur × 8600 uur/jaar × 0,003 mg/m3 = 15,48 g

Deze hoeveelheid is voor veel toepassingen geen enkel bezwaar. Nadelen van filters zijn de weer-
stand die een hogere werkdruk nodig maakt, en de vervanging van de filterelementen.

In een olievrije compressor is overigens wel olie aanwezig, bijvoorbeeld in het carter van een zuiger-
compressor en in de tandwielkast van een schroefcompressor. Er zijn echter maatregelen genomen
om te voorkomen dat het medium in aanraking komt met de olie.
Bij zuigercompressoren is het carter afgesloten van de compressieruimte en kan een tussenliggende
ventilatie aanwezig zijn. Bij schroefcompressoren is de compressieruimte gescheiden van de
tandwielkast door asafdichtingen en overdrukkamers.

21
Inhoudsopgave Trefwoorden

III
IV

II.

max.

min.

ééntrapszuigercompressor viertrapszuigercompressor

schottencompressor schottencompressorblok

schroefcompressor ééntrapsschroefcompressorblok

22
Inhoudsopgave Trefwoorden

3.2 Verdringercompressoren

3.2.1 Zuigercompressoren
Van alle compressoren is de zuigercompressor de langst bestaande en de meest bekende.
De compressie vindt plaats door een zuiger die in een cilinder heen en weer beweegt. Boven
in de cilinder bevinden zich twee soorten kleppen die het medium maar in één richting kunnen
doorlaten. Lucht of gas komt tijdens de neergaande slag binnen door de inlaatklep en verlaat
de cilinder tijdens de opgaande slag door de uitlaatklep. Het aantal cilinders en de plaatsing ten
opzichte van elkaar kunnen uiteenlopen, van een tot twaalf cilinders verticaal in boxer-, V-, W-
of steropstelling, enkel- of dubbelwerkend. Kleine zuigercompressoren hebben doorgaans
luchtkoeling en grote zuigercompressoren vaak waterkoeling.
Standaard zuigercompressoren zijn leverbaar met drukken tot 450 bar (niet standaard 2000 bar)
en vermogens tot 1800 kW. Belangrijk is dat het toerental en de gemiddelde zuigersnelheid niet
te hoog zijn. Gebruikelijke toerentallen liggen tussen 400 en 1450 min-1 en gemiddelde
zuigersnelheden tussen 3 en 6 m/s. Zuigercompressoren leveren ten opzichte van het opgenomen
vermogen veel perslucht. De waterkoeling, het geluidsniveau en het omvangrijke onderhoud
maken de machines echter minder voordelig per m3 perslucht.

3.2.2 Schottencompressoren
Schottencompressoren, ook wel roterende compressoren of vane compressoren genoemd,
bestaan uit een huis met een excentrisch geplaatste rotor. De schotten in de rotor vormen met
elkaar en met het huis kamers waarvan het volume tijdens het draaien verandert. Bij de inlaatpoort
is het volume het grootst en bij de uitlaatpoort het kleinst. Types die inwendig worden gekoeld
met olie, kunnen in één trap tot 10 of 12 bar comprimeren. Een afscheider bij de uitlaat verwijdert
de olie tot een restwaarde van ongeveer 5 mg/m3. De compressor wordt direct door de motor
aangedreven waardoor er geen overbrengingsverliezen optreden.
Door het ontbreken van axiale krachten kunnen witmetalen statische lagers worden toegepast
die door de continue smering garant staan voor een zeer lange levensduur en lage
onderhoudskosten. Door het lage toerental zijn de geluidsniveaus laag.

3.2.3 Schroefcompressoren
De schroefcompressor is een vinding van de Hannoverse ingenieur Heinrich Kriegar, die daar
in 1879 patent op kreeg (patentnummer 7116). In het compressorblok bevindt zich een rotor
met lobben en een rotor met groeven die beide een schroeflijn volgen. Een lob werkt als een
zuiger en een groef als een cilinder. Omdat een nauwkeurige fabricage lange tijd niet mogelijk
was waren de prestaties van de eerste schroefcompressoren matig. Het principe bleef ongebruikt
tot het Zweedse bedrijf Svenska Rotor Maskiner (SRM) de verdere ontwikkeling op zich nam.
In 1934 kwam de eerste bruikbare schroefcompressor op de markt. Bij de eerste machines
werden de lobben op afstand gehouden van de groeven door de stand van de twee rotoren
met synchronisatie-tandwielen (timing gears) ten opzichte van elkaar te fixeren. Omdat de rotoren
elkaar niet raken is geen smering nodig en levert dit compressortype olievrije perslucht. Olievrije
schroefcompressoren worden geleverd met capaciteiten tot ongeveer 100 m3/min. Bij dit type
compressor komen toerentallen voor tot 20000 min-1 waardoor de geluidsniveaus vaak hoog zijn.
Eentraps olievrije schroefcompressoren bereiken drukken tot 3 bar en tweetraps drukken tot 10 bar.

Na de olievrije schroefcompressor werd een variant ontwikkeld zonder synchronisatie-


tandwielen. Deze versie werd in Nederland rond 1970 geïntroduceerd. Bij dit compressortype
drijft de ene rotor de andere aan en is smering nodig om metallisch contact te voorkomen.
In het compressorblok wordt olie ingespoten die de rotoren smeert, gelijktijdig de
compressiewarmte afvoert en de spleten tussen de rotoren en het huis afdicht. De hoeveelheid
olie die per m3 wordt ingespoten is 5 tot 8 l. De uitstekende warmte-afvoer maakt het mogelijk
in één trap werkdrukken tot 13 bar te bereiken. De compressie vindt bijna isothermisch plaats

23
Inhoudsopgave Trefwoorden

kleppenplaat
membraan

lager
exentriek

monoschroefcompressorblok membraancompressor (principe)

scrollcompressorblok
rootsblowerblok

turbocompressorblok turbocompressor
24
Inhoudsopgave Trefwoorden

op een temperatuur tussen 70 °C en 90 °C. Door de isotherme compressie is het opgenomen


vermogen laag, maar dit voordeel wordt enigszins verminderd door de inwendige terugstromings-
verliezen. Olie-ingespoten schroefcompressoren zijn leverbaar met capaciteiten tot ongeveer
80 m3/min en meertraps uitvoeringen met drukken tot 40 bar. De toerentallen lopen uiteen van
ongeveer 1500 tot 6000 min-1 en de omtreksnelheden van 20 tot 50 m/s. Door het toerental te
veranderen, kunnen compressorblokken voor een aantal verschillende capaciteiten worden
toegepast. In dat geval zal blijken dat een bepaald compressorblok het hoogste rendement
maar bij één toerental heeft. Bij hogere en lagere toerentallen neemt het rendement af.

Een afgeleide versie werd ontwikkeld door de Fransman Zimmern. Dit type wordt monorotor of
monoscrew genoemd en bestaat uit een enkele rotor en twee vertande wielen. De tanden grijpen in
de rotor en stuwen het medium in de richting van de uitlaatpoort. Gewoonlijk wordt voor smering en
koeling olie ingespoten, echter er bestaan ook uitvoeringen met waterinspuiting.

Er bestaan ook schroefcompressoren met waterinjectie in plaats van olie-injectie. Omdat condensa-
tie van waterdamp geen problemen kan veroorzaken zijn lage bedrijfstemperaturen mogelijk, meest-
al in de buurt van 40 ºC. De compressiecurve ligt meer in de buurt van de isotherm en het theoretisch
energieverbruik is lager. Watergeïnjecteerde schroefcompressoren leveren olievrije perslucht.

3.2.4 Membraancompressoren
De werking van de membraancompressor komt ongeveer overeen met die van de zuigercompressor.
Het verschil is dat de zuigerstang geen zuiger maar een membraan op en neer beweegt.
Membranen kunnen gemaakt zijn van kunststof of metaal. Afhankelijk van de sterkte van het
membraan zijn drukken bereikbaar tot 4000 bar. De capaciteiten zijn beperkt en lopen uiteen van
enkele l/min tot maximaal 1000 l/min. Membraancompressoren worden voornamelijk gebruikt in
laboratoria.

3.2.5 Blowers
Blowers leveren lage drukken en kunnen grote capaciteiten bereiken. De meest voorkomende is de
rootsblower die is uitgevoerd met twee rotoren in de vorm van het cijfer 8. In de eigenlijke zin van het
woord zijn rootsblowers geen compressoren, want de rotoren verplaatsen het medium zonder de
druk te verhogen. De drukverhoging vindt plaats in het leidingnet na de blower. Het drukbereik is
tamelijk klein: eentraps uitvoeringen zijn geschikt voor overdrukken tot 0,8 bar en tweetraps tot onge-
veer 2,5 bar. Rootsblowers worden gebruikt voor de olievrije compressie van lucht en gassen. De
belangrijkste nadelen zijn het hoge energieverbuik en de hoge geluidsniveaus.

Er bestaan ook andere soorten blowers, bijvoorbeeld zijkanaalblowers en ventilatoren.

3.2.6 Scrollcompressoren
Scrollcompressoren bestaan uit een vaste spiraal en een losse spiraal die excentrisch ten opzichte
van de vaste spiraal is aangebracht. Tijdens het draaien wikkelt de losse spiraal af over de vaste spi-
raal en stuwt daarmee ingesloten lucht (of gas) naar de uitlaatpoort. De maximale capaciteit is onge-
veer 1000 l/min en de maximale druk 14 bar.

Scrollcompressoren bestaan in gesmeerde en olievrije uitvoeringen.

3.2.7 Tandrotorcompressoren
De tandrotorcompressor werkt door middel van twee rotoren met een of twee tandvormige
uitsteeksels. Omdat de rotoren elkaar niet raken, is geen smering nodig en is de compressie olievrij.
Tandrotorcompressoren hebben capaciteiten tot ongeveer 12 m3/min en drukken tot 10 bar.

25
Inhoudsopgave Trefwoorden

3.2.8 Vloeistofringcompressoren
Een vloeistofringcompressor bestaat uit een huis en een excentrisch geplaatste waaier. De ruimte
tussen de bladen van de waaier wordt afgesloten door een vloeistofring. Als vloeistof wordt vaak
water toegepast. Het volume van de ruimte verandert tijdens het draaien en is bij de uitlaatpoort
kleiner dan bij de aanzuigpoort. Deze machines worden veel gebruikt bij het comprimeren en
evacueren van agressieve gassen. De maximale capaciteit is ongeveer 160 m3/min en de
maximale druk 2 bar. Bij vacuümbedrijf zijn drukken bereikbaar tot 0,04 bar.

3.2.9 PET-compresoren
Voor de productie van PET-flessen zijn compressoren ontwikkeld die de vereiste druk van 40 bar
kunnen leveren. Vaak zijn dit combinaties met een schroefcompressor als eerste trap en een zuiger-
compressor als tweede trap.

3.3 Dynamische compressoren

3.3.1 Turbocompressoren
Ook bij de turbocompressor komt het medium niet in aanraking met olie. De werking is anders
dan bij de eerder beschreven verdringercompressoren. Bij de turbocompressor vindt de compressie
niet plaats door verkleining van de ruimte waarin het medium zich bevindt, maar door omzetting van
kinetische energie in druk. Turbocompressoren bestaan in twee types: het radiale (centrifugale)
en het axiale type. Vroeger werden deze machines alleen geleverd met zeer grote capaciteiten en
betrekkelijk lage drukken. Tegenwoordig komen machines voor met vermogens vanaf 60 kW
en drukken tot 300 bar. De capaciteiten kunnen waarden bereiken tot 75000 m3/min. Door de grote
bedrijfszekerheid en de hoge kwaliteit van de geleverde perslucht neemt de belangstelling voor de
turbocompressor toe. De capaciteit is bij vollast hoog ten opzichte van het opgenomen vermogen.

Een nadeel is de beperkte regelbaarheid. Daarom zijn turbocompressoren het beste te gebruiken
voor toepassingen waarbij de gevraagde capaciteit constant blijft.

3.3.2 Injecteur
De injecteur wordt voornamelijk gebruikt als vacuümpomp. De werking berust op het principe van
een venturibuis. Perslucht komt de venturibuis binnen, passeert een vernauwing en expandeert
vervolgens. Op de plaats van de expansie neemt de snelheid van de stroming toe en vindt een
drukverlaging plaats. Met injecteurs zijn drukken bereikbaar tot 0,08 bar absoluut. De hoeveelheid
perslucht is ongeveer tien maal groter dan de hoeveelheid afgezogen lucht. Het voordeel van de
injecteur is de compacte en eenvoudige constructie.

26
Inhoudsopgave Trefwoorden

3.3.3 Overzicht belangrijkste compressortypes

verdringer dynamisch

membraan- zuiger- schotten- schroef- schroef- scroll- vloeistofring- roots- centrifugale axiale
compressor compressor compressor compressor compressor compressor compressor blower (radiale)
(olievrij) (gesmeerd) turbo- turbo-
compressor compressor

capaciteit 0-1 0-50 0-100 10-100 0,2-60 0-1 0-1000 0-1000 30-10000 600-20000
(m3/min)

trappen 1-5 1-6 1-2 1-2 1-2 1-2 1-2 1-2 1-6 10-25

drukbereik 0-4000 0-2000 0-10 0-10 0-23 0-14 2,5 2,5 35 11


(bar)

koeling lucht- water lucht water lucht lucht geen geen water (tussenkoelers)
(water) (Iucht) (water) (in- en uitw.) (water)

toerental 200- 300- 400- 1500- 1500- 1500 1500- 600- 5000- 5000-
(min-1) 1500 1500 3000 20000 9000 3000 3500 75000 20000

snelheid 1.6 3-6 10-25 50-100 20-50 20-40 25-45 30-50 150-300 150-300
bewegende
delen (m/s)

aandrijving direct of direct of direct of tandwielen direct of direct of direct tandwielen direct of direct of
v-snaar v-snaar v-snaar tandwielen v-snaar of v-snaren tandwielen tandwielen
of v-snaren

3.4 Vacuümpompen
In principe bestaat er geen verschil tussen een compressor en een vacuümpomp. Beide machines
brengen lucht of gas van een lage op een hogere druk.

Compressortypes die men ook vaak gebruikt voor vacuümbedrijf zijn:


- zuigercompressoren
- schroefcompressoren (zonder vloeistof-injectie)
- schottencompressoren (zonder vloeistof-injectie)
- vloeistofringcompressoren
- rootsblowers
- scrollcompressoren
- tandrotorcompressoren
- injecteurs

Ook komen combinaties van compressoren en vacuümpompen voor. Deze machines zuigen bij lage
druk aan en comprimeren tot een geringe overdruk. Zulke uitvoeringen komen onder andere voor in
drukkerijen.

27
Inhoudsopgave Trefwoorden

3.5 Selectie-criteria
Voor de aanschaf zal vastgesteld moeten worden aan welke eisen de compressor moet voldoen.
Belangrijk is dat de capaciteit voldoende is, niet alleen voor normaal bedrijf maar ook voor
piekafnamen. De capaciteit mag echter ook niet te groot zijn, omdat de compressor daardoor
vaker in nullast zal werken. Het grootste voordeel biedt een compressorinstallatie die precies
de hoeveelheid perslucht levert die nodig is. In dat geval moet de compressor wel geschikt zijn
voor continubedrijf. De meeste typen compressoren zijn geschikt voor continue belasting.
Veel zuigercompressoren mogen echter niet meer dan 75% van de tijd belast draaien en moeten
bij voorkeur minstens iedere 20 minuten 5 minuten stilstaan.

De bepaling van de vereiste capaciteit en druk is niet altijd even eenvoudig. Bij nieuwbouw kan men
het luchtverbruik van alle apparatuur bij elkaar optellen en de som vermeerderen met 10% veiligheid,
10% luchtverlies en 10 tot 25% reserve voor toekomstige uitbreidingen.
Bij vervanging van een bestaande compressor kan men de capaciteit van die compressor als
uitgangspunt nemen. Als de bestaande compressor vrijwel continu in bedrijf was, kan een toeslag
worden ingecalculeerd. Het is nooit helemaal zeker of de bestaande compressor nog steeds de
capaciteit levert die op het typeplaatje staat. In geval van twijfel kan een meting met een
capaciteitsmeter uitkomst bieden.

De compressor moet een druk kunnen leveren die gelijk is aan de vereiste werkdruk vermeerderd
met leidingweerstanden en de drukdifferentie. De leidingweerstand kan men berekenen (zie 7.3) en
de schakeldifferentie kan men stellen op 0,3 bar voor industriële installaties tot 2,5 bar voor kleine
systemen. Deze waarden zijn zo ruim dat een bedrijf niet snel in de problemen zal komen, vooral als
de uiteindelijke keuze op een frequentiegeregelde compressor valt.

De lijst op de volgende pagina kan nuttig zijn bij de selectie van aangeboden compressoren.

28
Inhoudsopgave Trefwoorden

Vergelijkingsformulier voor compressor-selectie


compressor 1 2 3

merk
soort ... ... ...
1)
aanzuigdruk bar abs ... ... ...
1)
omgevingstemperatuur °C ... ... ...
1)
capaciteit bij effectieve werkdruk m3/min ... ... ...
1)
effectieve werkdruk bar ... ... ...
aantal trappen ... ... ...
minimale druk bar ... ... ...
minimale differentie bar ... ... ...

elektromotor
nom. motorvermogen kW ... ... ...
toerental min-1 ... ... ...
bescherming IP ... ... ...
isolatieklasse B/F ... ... ...
efficiëntieklasse (CEMEP) EFF1/EFF2 ... ... ...

opgenomen netvermogens
2)
compressor vollast kW ... ... ...
2)
compressor nullast kW ... ... ...
2)
ventilatie kW ... ... ...
2)
extra nakoeler kW ... ... ...
2)
luchtdroger kW ... ... ...
2)
overige kW ... ... ...
2)
specifiek energieverbruik kW/(m3/min) ... ... ...
olieverbruik mg/m3 ... ... ...

koeling
1)
lucht (L), water (W) ... ... ...
1)
temperatuur (water) in °C ... ... ...
temperatuur (water) uit °C ... ... ...
waterverbruik compressor l/min ... ... ...
waterverbruik overige l/min ... ... ...
T perslucht °C ... ... ...

perslucht
max. temperatuur °C ... ... ...
dauwpunt °C ... ... ...
max. hoeveelheid olie mg/m3 ... ... ...

overige
geluidsniveau volgens EN ISO 2151 dB (A) ... ... ...
soort regeling ... ... ...
afmetingen mm ... ... ...
massa kg ... ... ...

1)
deze gegevens zijn altijd nodig bij een aanvraag
2)
netvermogens volgens ISO 1217 annex C

29
Inhoudsopgave Trefwoorden

3.6 Capaciteitsregelingen
Als minder perslucht wordt verbruikt dan de compressor levert, stijgt de druk in het systeem.
Dat is om twee redenen niet wenselijk: in de eerste plaats ontstaat gevaar voor personeel
en machines en in de tweede plaats neemt de compressor meer energie op dan nodig is.
Dit is te voorkomen door de capaciteit te regelen. Als de druk stijgt, komt de regeling in werking
en wordt de levering van perslucht tijdelijk verminderd of onderbroken.

3.6.1 Uitschakelbedrijf
Uitschakelbedrijf komt bij de meeste compressoren voor. De regeling werkt door middel van een
pressostaat (drukschakelaar) die een elektrische stroom maakt of verbreekt. De pressostaat kan
kleine elektromotoren direct in- en uitschakelen. Grotere motoren worden indirect geschakeld met
behulp van een motorschakelaar, ster-driehoekschakelaar of een frequentieregelaar.

Na de uitschakeling moet de persleiding drukloos worden gemaakt om de compressor later


onbelast te kunnen starten. Een onbelaste start is nodig om te voorkomen dat de elektromotor
tijdens de start te zwaar wordt belast. Het drukloos maken van leidingen van kleine compressoren
gebeurt automatisch met een pressostaat die voorzien is van een ontluchtklepje. Bij grotere
compressoren is een magneetklep nodig, omdat ontluchting door de pressostaat niet toereikend is.
Elektromotoren mogen niet te vaak achter elkaar starten, grote elektromotoren minder vaak dan
kleine (zie 5.4.2).

3.6.2 Doorloopbedrijf
Uitschakelbedrijf is niet in alle omstandigheden geschikt, bijvoorbeeld wanneer het aantal
schakelingen erg groot is. In dat geval kan men de compressor laten doordraaien zonder
dat hij comprimeert. Hiervoor bestaan verschillende methoden.

Overstortregeling
De meest eenvoudige methode voor de regeling van de capaciteit is de overstortregeling.
Als de druk te hoog oploopt, opent een overstortklep en stroomt perslucht weg naar de atmosfeer.
Deze regeling is goedkoop maar heeft vooral energie- en milieutechnische bezwaren. De methode
wordt soms toegepast bij kleine compressoren die aangedreven worden door een
verbrandingsmotor.

Kleplichting
Bij een zuigercompressor kan men de zuigklep openzetten. Lucht komt de cilinder binnen door
de zuigklep en verlaat de cilinder niet door de persklep maar door de openstaande zuigklep.

Zuigsmoring
Bij zuigsmoring is de inlaatopening geheel of gedeeltelijk gesloten en is de uitlaat verbonden met
de atmosfeer. Door het vacuüm aan de zuigzijde en de atmosferische druk bij de uitlaat neemt de
compressor maar weinig vermogen op. Zuigercompressoren bereiken een hoog vacuüm en nemen
daarbij niet meer dan ongeveer 15% van het vollastvermogen op.
Bij schroefcompressoren is nullastvermogen 25 tot 30% van het vollastvermogen als gevolg van
een minder hoog vacuüm en de overdruk aan de perszijde die nodig is voor de olie-inspuiting.

Modulerende regeling
Een speciale aanzuigklep (modulerende klep) zorgt ervoor dat een compressor precies de
hoeveelheid perslucht levert die wordt afgenomen. Een drukopnemer in de persleiding bestuurt
de modulerende klep die de aanzuigopening bij een oplopende druk verkleint en bij een
dalende druk vergroot. Deze regeling heeft verschillende voordelen. Zo is de druk in de
persleiding vrijwel constant en verbruikt de compressor door de lagere werkdruk minder energie.

30
Inhoudsopgave Trefwoorden

De compressor schakelt niet en een persluchtketel is niet nodig. Een nadeel is wel dat de smoring
relatief veel vermogen vraagt, vooral bij lagere deellasten: bij 50% levering ongeveer 80% van het
vollastvermogen en bij 0% levering ongeveer 60% van het vollastvermogen.
De regeling past men soms toe in combinatie met een aan-/uitregeling. De compressor
moduleert dan in het gebied tussen 100% en 80%, gaat daarna over op vollast/nullast en schakelt bij
lage en/of vollast nullastregeling luchtafnames uit. De modulerende regeling komt voor bij schroef-
compressoren en bij schottencompressoren.

Omloopregeling
Als een compressor gevaarlijke gassen verwerkt, moet men voorkomen dat deze gassen in de
atmosfeer komen. Dit is mogelijk met een omloopregeling (by-passregeling). Bij deze regeling
laat men het gecomprimeerde gas expanderen en vervolgens naar de inlaat van de compressor
terugstromen. Doordat de compressie normaal doorgaat, verbruikt de compressor veel energie.

Vergroting schadelijke ruimte


Het medium kan men na de compressie tijdelijk opslaan in een bijgeschakelde ruimte waardoor de
compressie bij een lagere druk plaatsvindt. Deze regeling is geschikt voor gassen en verbruikt
minder energie dan de omloopregeling.

Toerentalregeling
Bij een toerentalregeling wordt steeds het toerental ingesteld waarbij de compressor precies de
hoeveelheid perslucht levert die nodig is. De toerentalregeling is het minst gecompliceerd bij
compressoren met een verbrandingsmotor. De verstelling van het toerental vindt plaats door een
pneumatische cilinder die gekoppeld is aan de brandstofregelaar. De stand van de cilinder wordt
bepaald door een regelaar die reageert op de druk in de persleiding: hoe hoger de druk in het
systeem, hoe meer lucht de regelaar aan de cilinder doorgeeft en hoe minder brandstof wordt
ingespoten.

De toerentalregeling bij elektromotoren is ingewikkelder. De regeling berust op verandering van de


frequentie van de elektrische stroom en komt geheel elektronisch tot stand. Uitgangspunt is weer de
druk aan de perszijde die wordt opgenomen door een druktransmitter. Een druktransmitter geeft een
drukafhankelijk stuursignaal (0-10 V of 4-20 mA) aan de schakeleenheid die op grond daarvan het
toerental instelt. Doordat nullastbedrijf niet voorkomt en de drukband beperkt blijft tot ongeveer 0,2
bar bespaart een frequentieregeling veel energie. Energiebesparingen van 35% komen voor. Een
ander voordeel is dat de persluchtketel kleiner van volume mag zijn.

Door de toerenregeling treden tijdens de aanloop geen stroompieken meer op, door het gelijkmatige
bedrijf is er minder slijtage en het machinegeluid is minder storend.

De toerenregeling komt tegenwoordig ook bij persluchtkoeldrogers voor. Bij deze toepassing zijn
grote energiebesparingen mogelijk, vaak tussen ongeveer 20 en 40% afhankelijk van de capacitei-
ten. Daar staat tegenover dat persluchtkoeldrogers betrekkelijk weinig energie verbruiken, dus in
absolute zin zijn de besparingen niet groot. Zie ook 5.2.5.

3.6.3 Volgordeschakeling

Eenvoudige cascaderegeling
Als meer dan één compressor is opgesteld, kan een volgordeschakeling voorkomen dat ze
allemaal gelijktijdig in- en uitschakelen. De meest eenvoudige manier is door op de
pressostaten kort op elkaar volgende in- en uitschakeldrukken in te stellen. Een van de
compressoren, meestal de grootste, fungeert als basislastcompressor. De basislastcompressor is
ingesteld op nullastbedrijf en draait na het bereiken van de uitschakeldruk nog enige tijd in nullast

31
Inhoudsopgave Trefwoorden

door. Een tijdgestuurd magneetventiel schakelt de compressor daarna uit als er in de tussentijd geen
perslucht is verbruikt. De andere compressoren kan men het beste instellen op uitschakelbedrijf.
Deze methode heeft echter twee nadelen. In de eerste plaats worden de compressoren onderling
niet gewisseld en kunnen de bedrijfsurenstanden al na korte tijd erg uiteenlopen. In verband met
service kan het beter zijn om de bedrijfsurenstanden zo veel mogelijk gelijk te houden. Het tweede
bezwaar is dat de gemiddelde werkdruk door de getrapte inschakeldrukken hoog is en meer energie
wordt opgenomen dan nodig is. Deze regeling noemt men ook wel cascaderegeling.

Voorkeuzeschakelaar
Een wisselschakelaar voorkomt dat de bedrijfsurenstanden te veel uiteenlopen door de
compressoren telkens aan een andere pressostaat te koppelen. De voorkeuzeschakelaar
moet periodiek op een volgende stand worden gezet. Dat kan met de hand gebeuren of
door een schakelklok.

Elektronische volgordeschakeling
Een vast ingestelde volgordeschakeling houdt geen rekening met het optredende luchtverbruik.
Daardoor kan het voorkomen dat een grote compressor is ingeschakeld die regelmatig in nullast
schakelt en daardoor op dat moment in economisch opzicht minder voordelig is. Tegenwoordig
bestaan elektronische volgordeschakelingen, bijvoorbeeld de Berkotronic. Deze stelt zelf de
behoefte aan perslucht vast en schakelt op grond daarvan de energetisch gunstigste compressor
of compressoren in. Bovendien hebben deze schakelingen het voordeel dat alle compressoren
op dezelfde uitschakeldruk zijn ingesteld en niet onnodig energie verloren gaat. Een elektronische
volgordeschakeling kan 15% op de energiekosten besparen. Zulke regelaars staan ook wel bekend
als managementsystemen.

drukregelaar en klep met kleplichting

32
Inhoudsopgave Trefwoorden

luchtfilter

stelcilinder

schroefcompressorblok

modulerende inlaatklep

3.7 Transportabele compressoren


Compressoren voor gebruik in de wegenbouw en de civiele bouw zijn gewoonlijk transportabel
en worden aangedreven door een dieselmotor. In de standaarduitvoering hebben deze machines
geen nakoeler en het gevolg is dat de lucht warm is en water en olie bevat. Deze olie is niet geschikt
voor de smering van gereedschappen en moet zoveel mogelijk worden verwijderd. Voor de smering
van gereedschappen kan een olienevelaar worden ingebouwd. Ongeconditioneerde perslucht van
een transportabele compressor is door de verontreinigingen ook ongeschikt voor beademing.
Van transportabele compressoren die zwaarder zijn dan 750 kg moet het onderstel gekeurd zijn
door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). In Nederland komen overwegend capaciteiten
voor tussen 1 en 10 m3/min en ligt het accent op capaciteiten van ongeveer 3 m3/min.

33
Inhoudsopgave Trefwoorden

dieselgedreven compressor

34
Inhoudsopgave Trefwoorden

4 Elektrotechniek
Inleiding
Het vakgebied elektrotechniek zal niet al te diepgaand worden behandeld. Behalve de
belangrijkste basisformules zijn tabellen opgenomen met waarden die in de praktijk nuttig
kunnen zijn.

4.1 Elektrische eenheden


grootheid symbool eenheid symbool

arbeid W newtonmeter Nm
joule J
arbeidsfactor cos  cosinus phi 1
capaciteit C farad F
lading Q coulomb C
geleiding S siemens S
rendement $ èta 1
stroom ' ampère A
spanning U volt V
soortelijke weerstand  rho  mm2/m
vermogen P newtonmeter per seconde Nm/s
joule per seconde J/s
watt W
weerstand R ohm 
warmte Q joule J

4.2 Basisformules

Arbeid W = U×'×t (J)

1 1 1
Parallelschakeling van weerstanden = + + ... ()
R R1 R2

Serieschakeling van weerstanden R = R1 + R2 + ... ()

Wet van Ohm U='×R (V)

Asvermogen gelijkstroommotor Pas = U × ' (W)

Asvermogen wisselstroommotor Pas = U × ' × cos  (W)

Asvermogen draaistroommotor Pas = 23 × U × ' × cos  (W)

23 × U × ' × cos 
Netvermogen draaistroommotor Pnet = (W)
$

35
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.3 Weerstand en geleiding

materiaal soortelijke weerstand  soortelijke geleiding 

in  mm2 S m-1 × 106


m
aluminium 0,03 34
brons 0,067 15
chroomnikkel 1,0 1,0
glas 106 10-6
goud 0,022 46
koolstof 100-1000 0,01-0,001
koper 0,0175 57
kwik 0,95 1,05
lood 0,20 5
messing 0,071 14
nikkel 0,12 8,5
platina 0,111 90
staal, gelegeerd 1,7 0,59
staal, ongelegeerd 0,13 7,7
tin 0,13 7,7
wolfram 0,056 17,9
zilver 0,0167 60
zink 0,0588 17

4.4 Aandraaimoment elektrische schroefverbindingen

maat aanbevolen aandraaimoment controle aandraaimoment sleutelwijdte

Nm Nm

M4 2 1,5 7
M5 4 3 8
M6 8 6 10
M8 16 20 13
M10 40 32 17
M12 70 55 19

4.5 Rendementen van elektromotoren


Elektromotoren met hogere rendementen zijn in opkomst. Volgens CEMEP zijn elektromotoren met
hogere rendementen onderverdeeld in oplopende rendementsklassen eff3, eff2 en eff1. De definities
van de klassen hangen af van de motorgrootte en het aantal polen. Om te voldoen aan eff1 moeten
tweepolige elektromotoren tot 1,1 kW bij volledige belasting een rendement hebben van 83,8%,
tweepolige elektromotoren van 90 kW 96% (EC 2005b) en vierpolige elektromotoren van 90 kW
95%. Enkele andere voorbeelden:
N 2 polen 4 polen 6 polen 8 polen

37 93,3 93,6 93,0 93,0


45 93,7 93,9 93,4 93,4
75 94,6 94,7 94,3 94,3
110 95,0 96,1 94,8 94,8
400 96,5 96,5 - -

36
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.6 Nominale motorstromen


Richtwaarden die gelden voor 400 V, IP54 draaistroommotoren met een toerental van 1500 min-1.

aanloopstroom directe inschakeling : 6 × 'nom aanlooptijd maximaal 5 s


ster-driehoekschakeling : 2 × 'nom aanlooptijd maximaal 15 s
instelling thermisch relais (na motorschakelaar) : 0,58 × 'nom

smeltveiligheid

vemogen kW cos  $ (%) 'nom (A) direct (A) Y/ (A)

0,12 0,70 60 0,43 2 -


0,18 0,70 62 0,64 2 -
0,25 0,70 62 0,80 2 -
0,37 0,72 64 1,2 4 -
0,55 0,75 69 1,60 4 -
0,75 0,80 74 2,0 4 -
1,1 0,83 77 2,6 4 4
1,5 0,83 78 3,5 6 4
2,2 0,83 81 5,0 10 6
3 0,84 81 6,0 16 10
4 0,84 82 8,5 20 16
5,5 0,85 83 11,5 25 20
7,5 0,85 85 15,5 35 25
11 0,85 87 22,5 35 35
15 0,85 87 30 50 35
18,5 0,85 91 35 63 50
22 0,85 91 41 63 50
30 0,85 92 55 80 63
37 0,85 93 68 100 80
45 0,85 94 82 125 100
55 0,85 94 100 160 125
75 0,86 94 133 200 160
90 0,87 94 158 200 200
110 0,86 95 193 250 200
132 0,86 95 230 315 250
160 0,86 95 280 400 315
200 0,86 95 350 500 400
250 0,87 96 430 500 500
315 0,87 96 540 630 630
400 0,87 96 690 800 800

37
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.7 Dimensionering stroomkabels


Belastbaarheid van geïsoleerde stroomkabels bij omgevingstemperaturen tot 30 °C volgens DIN
57100 deel 523 en VDE 0100 deel 523/6.81. De waarden van de smeltveiligheden zijn opgegeven
volgens DIN 57100 deel 430 en VDE 0100 deel 430/6.81.

nominale doorsnede één en meeraderige kabels in pijp meeraderige kabels

kabel A smeltveiligheid A kabel A smeltveiligheid A


mm2 Cu Al Cu Al Cu Al Cu Al

0,75 - - - - 12 - 6 -
1,0 11 - 6 - 15 - 10 -
1,5 15 - 10 - 18 - 10 -
2,5 20 15 16 10 26 20 20 16
4 25 20 20 16 34 27 25 20
6 33 26 25 20 44 35 35 25
10 45 36 35 25 61 48 50 35
16 61 48 50 35 82 64 63 50
25 83 65 63 50 108 85 80 63
35 103 81 80 63 135 105 100 80
50 132 103 100 80 168 132 125 100
70 165 - 125 - 207 163 160 125
95 197 - 160 - 250 197 200 160
120 235 - 200 - 292 230 250 200
150 - - - - 335 263 250 200
185 - - - - 382 301 315 250
240 - - - - 453 357 400 315
300 - - - - 504 409 400 315

4.7.1 Correctiefactoren
Wanneer de omgevingstemperatuur van de kabel hoger is dan 30 °C zijn de volgende
correctiefactoren van toepassing.

omgevingstemperatuur correctiefactor

°C PVC isolatie rubber isolatie

30 < t < 35 0,94 0,91


35 < t < 40 0,87 0,82
40 < t < 45 0,79 0,71
45 < t < 50 0,71 0,58
50 < t < 55 0,61 0,41

Rekenvoorbeeld
58
Belasting Cu-kabel (in pijp) : 58 A Gecorrigeerde belasting : = 73,4 A
0,79
Omgevingstemperatuur : 40 °C

Correctie voor PVC-isolatie : 0,79 Gecorrigeerde kabeldoorsnede : 25 mm2

38
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.8 Bouwvormen van elektromotoren

DIN IEC 34 deel 1

IEC 34-7 code I IEC 34-7 code II DIN 42950

IM B3 IM 1001 B3
IM B5 IM 3001 B5
IM B6 IM 1051 B6
IM B7 IM 1061 B7
IM B8 IM 1071 B8
IM B9 IM 9101 B9
IM B10 IM 4001 B10
IM B14 IM 3601 B14
IM B15 IM 1201 B15
IM V18 IM 3611 V18
IM V19 IM 3631 V19
IM B34 IM 2101 B3/B14
IM B35 IM 2001 B3/B5
IM V1 IM 3011 V1
IM V3 IM 3031 V3
IM V5 IM 1011 V5
IM V6 IM 1031 V6
IM V8 IM 9111 V8
IM V9 IM 9131 V9
IM V10 IM 4011 V10
IM V14 IM 4031 V14
IM V16 IM 4131 V16

bouwvormen van elektromotoren

IMB 7
IM B7 IMV 3
IM V3 IMV 19
IM V19 IMB
IM B33 IM B14
IMB 14 IMV 8
IM V8

IMB 8
IM B8 IMV 5
IM V5 IMB 35
IM B35 IMB
IM B55 IMB
IM 15
B15 IMV 9
IM V9

IM B99
IMB IM V66
IMV IM B34
IMB 34 IM B66
IMB IM
IMVV11 IM V18
IMV 18

39
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.9 Beschermingsklassen
De beschermingsklassen van elektrische apparaten zijn vastgelegd in DIN 40050. De aanduiding
bestaat uit de letters l P gevolgd door twee cijfers. Het eerste cijfer heeft betrekking op de
bescherming tegen aanraking met lichaamsdelen en het binnendringen van verontreinigingen.
Het tweede cijfer heeft betrekking op het binnendringen van water. In beide gevallen geldt hoe hoger
het getal, hoe beter de bescherming.
eerste cijfer bescherming tegen inwendige aanraking bescherming tegen binnendringende verontreinigingen

0 geen enkele geen enkele

1 tegen aanraking met volle hand grote vaste verontreinigingen

2 tegen aanraking met vingers middelgrote vaste verontreinigingen

3 tegen aanraking met voorwerpen, kleine verontreinigingen


gereedschappen e.d.

4 geen enkele aanraking mogelijk schadelijke ophoping van stof onmogelijk

5 geen enkele aanraking mogelijk volledig afgedicht tegen


binnendringend stof

tweede cijfer bescherming tegen binnendringend water

0 geen enkele

1 druipwater

2 spatwater en spuitwater in verticale richting en scheef tot 60° vanaf de verticaal

3 spatwater en spuitwater in alle richtingen

4 spuitwater

5 water onder hoge druk

Voorbeeld
Een l P 54 elektromotor is volledig beschermd tegen aanraking met lichaamsdelen, gereedschappen
en voorwerpen en volledig afgedicht tegen binnendringend stof en spuitwater.

40
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.10 Isolatieklassen
Verliezen in een elektromotor worden omgezet in warmte die overgaat naar de constructie en
vervolgens naar de omgeving wordt afgevoerd. Het gevolg hiervan is een inwendige temperatuur-
stijging en een kortere levensduur. Isolatiematerialen zijn ingedeeld in klassen die aangeven bij
welke temperatuur nog een aanvaardbare levensduur van ca. 10 jaar optreedt. Overschrijding van
de temperatuurgrenzen met waarden tussen 6 °C en 10 °C heeft een halvering van de levensduur
tot gevolg.
klasse temperatuurgrens volgens DIN VDE 0530 deel 1/12.84

Y 90 °C
A 105 °C
E 120 °C
B 130 °C
F 155 °C
H 180 °C
C >180 °C

De temperatuur in de wikkeling hangt af van de belasting en van de omgevingstemperatuur.


Daarom mag de omgevingstemperatuur bepaalde grenswaarden niet overschrijden.
We gaan uit van een voorbeeld van een wikkeling met een F-isolatie.
De temperatuur van de wikkeling mag volgens DIN VDE 0530 niet hoger zijn dan 155 °C. Aangezien
de temperatuur van de wikkelingen bij de nominale belasting toeneemt met 115 °C is een maximale
omgevingstemperatuur toelaatbaar van 40 °C. Bij hogere temperaturen neemt de toelaatbare
belasting af en bij lagere temperaturen neemt de belasting toe.
de percentages voor de toe- en afname bedragen bij benadering:

omgevings-
temperatuur in °C 30 35 40 45 50 55 60

toename (+) of
afname (-) in % +6 +3 0 -5 -10 -15 -20

41
Inhoudsopgave Trefwoorden

I M
IN MN

8 4
directe aanloop
7 3,5 I
IN
6 3

5 2,5
M
4 2 MN

3 1,5
Y/Δ aanloop
I
2 1 IN
M
MN
1 0,5

stroom/koppel- toerenkrommen
0 0 van een elektromotor
0 0,5 n 1
ns

I
IN

1,0 η

cos ϕ

0,5

0 belastingskrommen elektromotor
0 0,5 1,0 P
42
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.11 Bescherming tegen explosiegevaar


Atex 95 heeft betrekking op apparatuur die in explosiegevaarlijke ruimten is opgesteld en de manier
waarop ze is vervaardigd. Atex 137 is gericht op het gebruik van explosieveilig materieel alsmede de
zorg voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers in gevaarlijke omgevingen.

Temperatuurklassen
De maximaal optredende oppervlaktetemperatuur van een apparaat moet altijd lager zijn dan de
ontstekingtemperatuur van de omgeving. De temperaturen zijn volgens EN 13463-1 ingedeeld in
klassen.
temperatuurklasse maximale oppervlaktetemperatuur ºC

T1 450
T2 300
T3 200
T4 135
T5 100
T6 85

Indeling in zones
zone gebied

0 waar een ontplofbare atmosfeer voortdurend of gedurende lange perioden aanwezig is


1 waar de kans op aanwezigheid van een ontplofbare atmosfeer tijdens normaal bedrijf groot is
2 waar de kans op de aanwezigheid van een ontplofbare atmosfeer bij normaal bedrijf gering
is, of slechts korte tijd aanwezig kan zijn
20 waar een brandbare stof in de vorm van een wolk tijdens normaal bedrijf voortdurend of vaak
aanwezig kan zijn
21 waar een brandbare stof met een grote kans langere tijd aanwezig kan zijn
22 waar een brandbare stof met een kleinere kans langere tijd aanwezig kan zijn

Apparaten groep II
Apparaten zijn naar gebruiksdoel ingedeeld in groep I (ondergrondse toepassingen met gevaar voor
mijngas) en groep II (bovengrondse toepassingen anders dan groep I). Omdat groep I in Nederland
niet voorkomt, zijn alleen de gegevens van groep II opgenomen.

CATEGORIE 1 CATEGORIE 2 CATEGORIE 3


product met zeer hoog product met hoog product met normaal
veiligheidsniveau veiligheidsniveau veiligheidsniveau
beschermende werking bij 2 storingen bij 1 storing bij normaal bedrijf

toegevoegde letter G D G D G D
aan de categorie
G=gas D=stof

bedoeld voor zone zone zone zone zone zone


(zie Arbobesluit 0 20 1 21 2 22
en Atex 137)

43
Inhoudsopgave Trefwoorden

Beschermingswijzen tegen ontsteking


Er bestaan verschillende manieren om ontsteking te voorkomen. De meest voorkomende zijn:
symbool methode werking

d drukvaste behuizing explosie blijft binnen de behuizing


o olievulling
ontstekingsbron is afgeschermd van de atmosfeer door
q zandvulling
een massa van olie, zand of gietmateriaal
m ingegoten materiaal
N niet-vonkend materiaal bij normaal gebruik treedt vonkvorming niet op
e verhoogde veiligheid voorkomen van vonken bij normaal gebruik
p inwendige overdruk explosiegevaarlijke omgeving voorkomen door overdruk
i intrinsieke veiligheid voorkomen van vonken en thermische effecten door de
energie-inhoud van de stroomvoorziening te voorkomen

Coderingen
De mate van explosieveiligheid van een apparaat wordt met een codering aangegeven, bijvoorbeeld:

CE 0000 Ex II 2 G E Ex de IIC T5
temperatuurklasse (T1 t/m T6)
gasgroep (II, IIA, IIB of IIC)
beschermingswijze tegen ontsteking (d, e, i, n enz.)
aanduiding explosieveilig
volgens Europses normen
geschikt voor soort atmosfeer (G of D)
apparaten categorie (1,2 of 3)
apparatengroep (I of II)
specifiek merkteken van explosiepreventie
nummer keuringsinstantie
teken van overeenstemming met EU-richtlijn als paspoort tot
de Europese markt

4.12 Frequentie
Het toerental van een draaistroommotor wordt bepaald door de netfrequentie en het aantal polen van
de motor.
frequentie 50 Hz aantal polen toerental min-1

2 3000
4 1500
6 1000
8 750
10 600
12 500

Door slip zijn de toerentallen in de praktijk 0,5 tot 5% lager.

Een 50 Hz elektromotor mag op een 60 Hz net worden aangesloten mits de spanning


proportioneel hoger is. Een motor die geschikt is voor 400 V-50 Hz mag dus ook worden
aangesloten op een net van 440 V-60 Hz. Het toerental neemt toe met een factor 1,2
en het nominale vermogen met een factor 1,15.

44
Inhoudsopgave Trefwoorden

4.13 Riemoverbrenging
De radiale asbelasting bij een riemoverbrenging wordt berekend uit:

19120 × P × k
F =
D×n

waarin:
F= radiale belasting in N
P= vermogen in kW
n= toerental in min-1
D= diameter riemschijf in m
k= voorspanfactor afhankelijk van de soort riem
k=3 bij een vlakke riem zonder spanrol
k=2 bij een vlakke riem met spanrol
k = 2,2 bij V-snaren

transportabele conditioneringsstraat met een perslucht-nakoeler, adsorptiedroger en microfilters

45
Inhoudsopgave Trefwoorden

Berko Persluchtinstallatie

46
Inhoudsopgave Trefwoorden

5 Conditionering
Inleiding
Onbehandelde perslucht bevat altijd een hoeveelheid water en stof, en bij gebruik van een
gesmeerde compressor, ook olie. De kwaliteit van deze perslucht is voor veel toepassingen
onvoldoende en moet daarom worden verbeterd. Aan de orde komen technieken om
verontreinigingen en water te verwijderen. Verbetering van de kwaliteit noemt men perslucht-
conditionering. Verder besteden we aandacht aan condenswater en aan persluchtketels.

5.1 Verwijdering van verontreinigingen

5.1.1 Aanwezige verontreinigingen


Atmosferische lucht bevat naast waterdamp verschillende verontreinigingen zoals de koolstofoxiden
CO en CO2, koolwaterstoffen CxHx, vliegas en stofdelen. In industriegebieden komen concentraties
voor van 100 tot 300 mg per m3. Verder komen zwaveloxiden SO2 en SO3 en stikstofoxiden NOx voor.
Van alle verontreinigingen is ongeveer 30% groter dan 10 m en ongeveer 50% tussen 5 en 10 m.
Een compressor zuigt deze vervuilde lucht aan en door de volumeverkleining neemt de concentratie
verder toe.

5.1.2 Reiniging voor compressie


Een compressor kan door vervuilde atmosferische lucht schade oplopen. Bij schroefcompressoren
kunnen de koelers en het oliesysteem vervuilen en bij zuigercompressoren kan slijtage optreden
aan de kleppen en de cilinder. Dit is te voorkomen door de aangezogen lucht te reinigen.
Bij compressoren met een omkapping kan men een filter in de ventilatieopening plaatsen die de
grootste verontreinigingen tegenhoudt. Ook kan men het standaard aanzuigfilter van de compressor
vervangen door een groter type met een kleinere fijnheid. De fijnheid van een normaal aanzuigfilter
is 20 m en de weerstand in de beginconditie is 2 tot 5 mbar.

5.1.3 Reiniging na compressie


Perslucht bevat alle verontreinigingen die in de omgevingslucht voorkomen, alleen is de concentratie
door de volumeverkleining hoger. Als de lucht tijdens het comprimeren in aanraking komt met olie
neemt de lucht oliedelen op en nemen de verontreinigen tijdelijk verder toe. Een voordeel is dat olie
verontreinigingen aan zich bindt, die met de olie worden afgescheiden in een goed functionerend
afscheidingssysteem. Verder kunnen bij hogere temperaturen CO, CO2 en andere gassen ontstaan.
Veel verontreinigingen zijn met persluchtfilters te verwijderen. Tegenwoordig worden
daarvoor voornamelijk coalescerende filters gebruikt. Een coalescerend filter voegt vloeistofdeeltjes
samen, waardoor grotere druppels ontstaan die door de zwaartekracht naar de bodem van het
filterhuis zakken. Voor de afvoer van vloeistoffen is in de bodem van het filterhuis een aftap
geplaatst.

5.1.4 Fijnheden
Persluchtfilters zijn voor verschillende toepassingen en in verschillende fijnheden verkrijgbaar. Als
maat voor de filterfijnheid wordt de deeltjesgrootte in m opgegeven en de concentratie aan deeltjes
na de filtratie in mg/m3 of ppm (parts per million). 1 ppm komt overeen met ongeveer 1,27 mg/m3.

Voorfilters verwijderen water en andere delen groter dan 3 m en worden gebruikt als
grofafscheider aan het begin van een conditioneringssysteem.

Fijnfilters verwijderen water-aërosol, olie-aërosol en vaste delen groter dan 1 m. Na filtering
bevat perslucht per m3 minder dan 0,5 mg olie.

47
Inhoudsopgave Trefwoorden

doorstromingsrichting perslucht-voorfilter doorstromingsrichting perslucht-fijnfilter

FRL-conditioneringsbok voor de bouw perslucht-fijnfilter

48
Inhoudsopgave Trefwoorden

Microfilters verwijderen water-aërosol, olie-aërosol en vaste delen groter dan 0,01 m. Na filtering
bevat perslucht per m3 minder dan 0,01 mg olie.

Actieve koolfilters nemen oliedamp en olie-aërosol uit de perslucht op tot een restwaarde van
0,005 mg/m3. Perslucht van deze kwaliteit noemt men technisch olievrij. Een actieve koolfilter bestaat
meestal uit twee trappen, waarvan de eerste trap een fijnfilter is dat een te snelle verzadiging van het
actieve koolfilter voorkomt. Olie-absorbers zijn actieve koolfilters met een grote hoeveelheid actieve
kool. Olie-absorbers hebben daardoor een olie-restwaarde van 0,003 mg/m3 en een aanzienlijk
langere gebruiksduur. Bij de afscheiding van olie is de temperatuur van de perslucht erg belangrijk.
Hoe hoger de temperatuur is, hoe meer olie in dampvorm aanwezig is en niet door voorfilters kan
worden afgescheiden, hoe sneller het actieve koolelement verzadigd raakt (zie onderstaande gra-
fiek).

minerale olie
synthetische olie

oliedamp-grafiek
van minerale en
synthethische olie
bij 7 bar overdruk

Dit geldt in het bijzonder voor actieve koolfilters waarbij een voorfilter is geplaatst. Een voorfilter kan
alleen olie in vloeibare vorm afscheiden en laat olie in dampvorm door. Bij een temperatuur van 20 ºC
is de hoeveelheid olie in dampvorm meestal betrekkelijk klein, maar bij een temperatuur van 40 ºC
bevat de perslucht tienmaal zo veel oliedamp als bij 20 ºC. Het voorfilter laat meer olie door en de
standtijd van het actieve koolfilter is nog maar eentiende van de normale waarde.

Sterielfilters vangen bacteriën af en vinden onder andere toepassing in de farmaceutische industrie


en in ziekenhuizen. Perslucht moet goed worden voorgereinigd door een fijnfilter en een actieve
koolfilter. Het element van een sterielfilter moet regelmatig met stoom van een hoge temperatuur
of in een oven worden gesteriliseerd. Sterielfilters verwijderen geen virussen, dus volkomen steriliteit
is niet gewaarborgd.

Ademluchtfilters
Normale perslucht bevat veel verontreinigingen en mag daarom nooit zonder verdere behandeling
voor ademlucht gebruikt worden. Dat geldt voor perslucht die schadelijke gassen als CO en CO2
bevat en olie, want olie kan bij inademing longontsteking veroorzaken. De toelaatbare grenzen staan
in normbladen (zie 5.3). Om gewone perslucht geschikt te maken voor beademing zijn speciale filter-
sets ontwikkeld die schadelijke stoffen verwijderen. Voor gebruik in ziekenhuizen is de
Pharmacopoeia van kracht die regels stelt aan de concentraties verontreinigingen en water. Voor
toepassing in ziekenhuizen is een persluchtkoeldroger nodig die een constant atmosferisch dauw-
punt van -46 ºC verzekert.

Prestaties van filters


De prestaties van filters hangen af van de druk, de capaciteit en de temperatuur van het medium. De
prestaties zijn meestal opgegeven bij een werkdruk van 7 bar en een temperatuur van 20 ºC. (Zie
ook 5.1.7)

49
Inhoudsopgave Trefwoorden

Oliekatalysators
Oliekatalysators zijn een soort filter die de hoeveelheid olie in perslucht kan terugbrengen tot 0,0003
milligram per m3. Perslucht van deze kwaliteit is voor veel toepassingen net zo goed te gebruiken als
olievrije perslucht. Katalysators zijn gevuld met een granulaat dat op een temperatuur van ongeveer
150 ºC wordt gebracht en de oliemoleculen afbreekt waarna er alleen nog maar een enkel koolstofa-
toom overblijft. In de daarop volgende processtap vindt de reactie plaats met zuurstof en blijven als
eindproducten H2O en CO2 over. Omdat ook het condenswater geen olie bevat is een behandeling in
een olie-waterscheider niet nodig. Katalysators werken onafhankelijk van de omgevingstempera-
tuur, de intredetemperatuur, de luchtvochtigheid en de olieconcentratie van de aangevoerde pers-
lucht. Het granulaat heeft een levensduur van 20000 bedrijfsuren, veel beter dan traditionele actieve
koolvullingen waarvoor afhankelijk van de temperatuur 300 - 10000 bedrijfsuren normaal is. De kata-
lysators zijn leverbaar voor capaciteiten van 1 tot 50 m3/min en drukken tot 16 bar.
Controle van de olieconcentratie is mogelijk met een oliedetector (zie 6.3.7).

5.1.5 Capaciteit en druk


De nominale capaciteit die voor een filter wordt opgegeven geldt bij een bepaalde druk. Meestal
houdt men een overdruk aan van 7 bar. De capaciteit van een filter neemt proportioneel toe met de
druk. Een filter dat geschikt is voor 5,0 m3/min bij een overdruk van 7 bar (8 bar absoluut), kan bij
een overdruk van 3 bar (4 bar absoluut) slechts een hoeveelheid perslucht verwerken van:

4
× 5,0 m3/min = 2,5 m3/min
8

Hetzelfde filter mag bij 12 bar (13 bar absoluut) een hoeveelheid perslucht verwerken van:

13
× 5,0 m3/min = 8,1 m3/min
8

5.1.6 Drukval
De drukval van nieuwe elementen van coalescerende filters is ongeveer 0,03 bar. Tijdens het gebruik
loopt de drukval langzaam op tot ongeveer 0,3 bar. Omdat bij een drukval van 0,3 bar meer energie
voor het comprimeren nodig is, is het voordeliger de elementen eerder te vervangen.

5.1.7 Plaatsing
Voor een goede werking is het van belang dat de filtratie bij een lage temperatuur plaatsvindt. Hoe
lager de temperatuur van het medium hoe effectiever het filter werkt. Dit geldt in het bijzonder voor
actieve koolfilters. Waarden die worden opgegeven voor de afscheidingsgraad en het restoliegehalte
gelden bij een temperatuur van 20 °C. Als de temperatuur 40 °C is, bevat de perslucht tienmaal
zoveel olie dan bij 20 °C en is daardoor de standtijd van het filterelement maar een tiende van de
standtijd bij 20 °C.

50
Inhoudsopgave Trefwoorden

t °C Qws (g/m3) -10-3 xs (g/kg) ppmw ps (mbar) -10-3

-80 0,614 0,336 0,33 0,547


-79 0,719 0,395 0,664
-78 0,841 0,465 0,46 0,757
-77 0,982 0,546 0,889
-76 1,145 0,640 0,63 1,042
-75 1,333 0,748 1,219
-74 1,550 0,874 0,86 1,424
-73 1,799 1,020 1,662
-72 2,085 1,188 1,17 1,935
-71 2,413 1,382 2,251
-70 2,788 1,605 1,58 2,614
-69 3,217 1,861 3,031
-68 3,707 2,154 2,13 3,510
-67 4,266 2,491 4,059
-66 4,902 2,877 2,84 4,686
-65 5,626 3,317 5,404
-64 6,447 3,820 3,79 6,223
-63 7,379 4,393 7,157
-62 8,435 5,046 5,01 8,220
-61 9,630 5,788 9,429
-60 10,980 6,630 6,6 10,801
-59 12,504 7,586 12,358
-58 14,223 8,669 8,6 14,112
-57 16,157 9,894 16,118
-56 18,333 11,278 11,3 18,373
-55 20,778 12,841 20,919
-54 23,522 14,604 14,5 23,790
-53 26,598 16,588 27,024
-52 30,042 18,822 18,8 30,661
-51 33,894 21,331 34,749
-50 38,199 24,149 24,1 39,339
-49 43,003 27,308 44,485
-48 48,360 30,847 30,9 50,250
-47 54,328 34,807 56,702
-46 60,968 39,235 39,3 63,913
-45 68,350 44,179 71,967
-44 76,548 49,695 49,7 80,952
-43 85,643 55,843 90,966
-42 95,725 62,689 62,7 102,116
-41 106,889 70,304 114,519
t °C Qws (g/m3) xs (g/kg) ppmw ps (mbar)

-40 0,119 0,079 79 0,128


-39 0,133 0,099 0,144
-38 0,148 0,110 99 0,161
-37 0,165 0,123 0,179
-36 0,183 0,137 123 0,200 vervolg op pagina 52

t = temperatuur, Qws = hoeveelheid water g/m3, xs = hoeveelheid water g/kg, ppmw = ppm water,
ps= verzadigingsdruk

fig. 5.6 waterhoeveelheid en dampdrukken bij diverse dauwpunten van lucht


51
Inhoudsopgave Trefwoorden

vervolg van pagina 51


t °C Qws (g/m3) xs (g/kg) ppmw ps (mbar)

-35 0,203 0,153 0,223


-34 0,225 0,170 152 0,249
-33 0,250 0,189 0,277
-32 0,277 0,210 189 0,308
-31 0,306 0,233 0,342
-30 0,338 0,259 234 0,380
-29 0,374 0,287 0,421
-28 0,413 0,318 287 0,467
-27 0,455 0,351 0,517
-26 0,501 0,388 351 0,572
-25 0,552 0,429 0,632
-24 0,607 0,474 430 0,698
-23 0,668 0,522 0,771
-22 0,734 0,576 523 0,850
-21 0,805 0,634 0,937
-20 0,883 0,698 633 1,032
-19 0,968 0,767 1,135
-18 1,060 0,843 770 1,248
-17 1,160 0,926 1,371
-16 1,269 1,016 925 1,501
-15 1,386 1,016 1,652
-14 1,514 1,113 1110 1,811
-13 1,652 1,220 1,984
-12 1,802 1,336 1335 2,171
-11 1,964 1,462 2,376
-10 2,138 1,598 1596 2,597
-9 2,327 1,746 2,837
-8 2,531 1,907 1900 3,097
-7 2,751 2,081 3,379
-6 2,989 2,170 2260 3,685
-5 3,244 2,474 4,015
-4 3,519 2,695 2680 4,372
-3 3,816 2,934 4,757
-2 4,134 3,192 3170 5,173
-1 4,477 3,471 5,623
0 4,845 3,772 3640 6,108
1 5,190 4,057 6,566
2 5,556 4,361 4330 7,055
3 5,944 4,685 7,575
4 6,356 5,031 4990 8,130
5 6,792 5,399 8,719
6 7,255 5,791 5730 9,347
7 7,745 6,208 10,013
8 8,263 6,652 6580 10,722
9 8,811 7,124 11,474
10 9,391 7,626 7530 12,272
11 10,004 8,159 13,119
12 10,651 8,725 8600 140,17
13 11,334 9,326 14,969
14 12,056 9,964 9800 15,997

52
Inhoudsopgave Trefwoorden

t °C Qws (g/m3) xs (g/kg) ppmw ps (mbar)

15 12,816 10,964 17,044


16 13,618 11,359 11140 18,173
17 14,463 12,120 19,367
18 15,353 12,926 12650 20,630
19 16,290 13,781 21,964
20 17,276 14,686 14330 23,373
21 18,313 15,644 24,860
22 19,403 16,658 26,430
23 20,549 17,732 28,086
24 21,752 18,867 29,831
25 23,016 20,068 31,671
26 24,343 21,338 33,608
27 25,734 22,680 35,649
28 27,194 24,099 37,796
29 28,724 25,599 40,055
30 30,327 27,184 42,430
31 32,006 28,858 44,927
32 33,764 30,626 47,551
33 35,604 32,493 50,307
34 37,529 34,466 53,200
35 39,543 36,549 56,237
36 41,647 38,748 59,422
37 43,847 41,070 62,762
38 46,144 43,522 66,264
39 48,544 46,110 69,934
40 51,050 48,840 73,780
41 53,660 51,730 77,800
42 56,390 54,780 82,020
43 56,390 58,000 86,420
44 52,190 61,400 91,030
45 65,280 64,990 95,850
46 68,500 68,780 100,890
47 71,850 72,790 106,160
48 75,330 77,030 111,660
49 78,960 81,510 117,400
50 82,740 86,250 123,400
51 86,660 91,260 129,650
52 90,700 96,570 136,170
53 94,990 102,180 142,980
54 99,390 108,130 150,070
55 103,970 144,440 157,460
56 108,720 121,130 265,160
57 113,660 128,220 173,180
58 118,780 135,750 181,530
59 124,090 143,750 190,220
60 129,600 152,250 199,260

t = temperatuur, Qws = hoeveelheid water g/m3, xs = hoeveelheid water g/kg, ppmw = ppm water,
ps= verzadigingsdruk

fig. 5.6 waterhoeveelheid en dampdrukken bij diverse dauwpunten van lucht


53
Inhoudsopgave Trefwoorden

5.1.8 Absorptie en adsorptie


Absorptie is een proces waarbij een vaste stof of een vloeistof (absorbens) een andere stof
(absorptief) opneemt en vasthoudt. Het absorptief kan daarbij volledig in het absorbens doordringen.
Adsorptie vindt daarentegen aan de oppervlakte van een vaste stof plaats. De vaste stof (adsorbent)
heeft een poreuze structuur met een groot oppervlak, waaraan een vloeistof of een gas (adsorbaat)
wordt gebonden maar ook weer kan worden verwijderd. Een geadsorbeerde stof kan uit het adsor-
bent worden verwijderd, een proces dat bekendstaat als regenereren. Silicagel heeft een oppervlak
van ongeveer 800 m2 per gram. In de persluchttechniek komt adsorptie voor bij actieve koolfilters die
olie uit de perslucht verwijderen en bij adsorptiedrogers die water opnemen.

5.1.9 Toevoegingen
In sommige gevallen moeten stoffen worden toegevoegd om perslucht de gewenste eigenschappen
te geven. Enkele voorbeelden zijn:

- Toevoeging van water om de luchtvochtigheid in bedrijfsruimten te regelen. Dit gebeurt door


perslucht te laten expanderen en gelijktijdig water te injecteren.

- Toevoeging van olie voor de smering van pneumatische gereedschappen. Olie uit de compressor
is daarvoor niet geschikt. De voorgeschreven kwaliteit olie wordt in de perslucht gebracht door
een olienevelaar die in de persluchtleiding zo dicht mogelijk bij het gereedschap is geplaatst.
De dosering is meestal regelbaar.

- Bij lage omgevingstemperaturen kan bij expansie van perslucht waterdamp bevriezen. Aan de
perslucht kan een middel worden toegevoegd dat ijsvorming voorkomt. Meestal is hetzelfde
middel ook geschikt om gereedschappen te smeren.

5.2 Droging van perslucht

5.2.1 Relatieve vochtigheid


In normale atmosferische lucht is een hoeveelheid water in dampvorm aanwezig die afhangt
van de temperatuur en de mate waarin de lucht is verzadigd. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer
waterdamp de lucht kan bevatten.

Voorbeeld
1 m3 lucht van 20 °C bevat bij volledige verzadiging 17,276 g waterdamp. Bij een temperatuur
van 30 °C is de maximale hoeveelheid bijna verdubbeld tot 30,027 g.

Lucht die bij de optredende temperatuur de maximale hoeveelheid waterdamp bevat, noemt men
volledig verzadigd of 100% verzadigd. Men kan ook spreken van relatieve vochtigheid. Als de lucht
volledig is verzadigd, is de relatieve vochtigheid 100%. De relatieve vochtigheid van lucht, die niet
volledig is verzadigd, kan men als volgt berekenen:

opgenomen hoeveelheid waterdamp bij temperatuur T


× 100%
maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp bij temperatuur T

Rekenvoorbeeld
De relatieve vochtigheid van lucht van 30 °C, die in plaats van de maximale hoeveelheid van
30,327 g maar 20 g waterdamp bevat, bedraagt:

20
× 100% = 65,95%
30,327

54
Inhoudsopgave Trefwoorden

Wanneer een compressor atmosferische lucht samenperst, kan de lucht door het kleinere
volume minder waterdamp vasthouden. In normale omstandigheden condenseert waterdamp
en komt condenswater vrij. Daar staat tegenover dat de temperatuur tijdens het comprimeren
stijgt. Zelfs als de perslucht daarna in een nakoeler wordt afgekoeld is de temperatuur hoger dan
in het begin en kan de perslucht meer waterdamp opnemen. De temperatuur waarbij waterdamp
bij de heersende druk begint te condenseren is het drukdauwpunt (DDP).

Rekenvoorbeeld
Een compressor zuigt lucht aan van 20 °C die 75% is verzadigd. De lucht bevat dan per m3
0,75 × 17,276 g = 12,96 g waterdamp. Als deze lucht wordt gecomprimeerd tot 8 bar
(9 bar absoluut) wordt het volume 9/1 keer zo klein (0,111 m3).
Als deze lucht na compressie wordt afgekoeld tot 30 °C kan 1 m3 lucht maximaal 30,078 g
water opnemen, dus 0,111 m3 perslucht maximaal 0,111 × 30,327 g = 3,37 g. Het restant,
dus 12,96 - 3,37 = 9,59 g, condenseert. Het drukdauwpunt van deze perslucht is 30 °C.

Doordat de perslucht na het verlaten van de compressor volledig is verzadigd, komt bij afkoeling,
bijvoorbeeld in het leidingnet, opnieuw water vrij. Water in het persluchtsysteem kan schadelijk zijn
voor gereedschappen omdat de smering daardoor vermindert. Onbehandelde stalen oppervlakken
kunnen bij een relatieve vochtigheid van meer dan 45% roesten en bij onverwarmde leidingen kan
condenswater bevriezen. Dit kan men voorkomen door de waterdamp uit de perslucht te verwijderen.
Hiervoor bestaan persluchtkoeldrogers die het dauwpunt verlagen.

5.2.2 Hoeveelheid condenswater


In normale omstandigheden is perslucht, die een compressor (met een nakoeler) verlaat, 100%
verzadigd en komt er condenswater vrij. De hoeveelheid condenswater kan men berekenen uit:

mc = Q × T0 × 60 ( Th
1
1
×
×rv
100
h ×p
- 2 1
p2 × T2 )
waarin
mc = hoeveelheid condenswater (g/h)
T0 = 293 (K)
Q = capaciteit compressor (m3/min)
h1 = watergehalte omgevingslucht bij 100% rv (g/m3)
h2 = watergehalte perslucht na nakoeler bij 100% rv (g/m3)
rv = relatieve vochtigheid aangezogen lucht (%)
T1 = temperatuur omgevingslucht (K)
T2 = temperatuur perslucht (K)
p1 = aanzuigdruk (abs) (bar (a))
p2 = einddruk (abs) (bar (a))

5.2.3 Nakoeler
Een nakoeler koelt de perslucht voor het verlaten van de compressor af. De nakoeler wordt op zijn
beurt gekoeld door lucht, door water of -bij een gesloten systeem- door een speciale koelvloeistof.
Bij compressoren met een omkapping worden luchtgekoelde nakoelers gekoeld door de ventilatie-
lucht van de compressor. Bij andere compressoren is de nakoeler voorzien van een ventilator en
vindt een geforceerde koeling door de omgevingslucht plaats. Tegenwoordig zijn de meeste
compressoren luchtgekoeld.
Vooral in die gevallen waarbij hoge eisen aan een constante temperatuur worden gesteld, geeft men
de voorkeur aan waterkoeling. Met waterkoeling zijn de temperaturen beter beheersbaar en zijn
lagere eindtemperaturen mogelijk. Één m3 water kan per °C temperatuurverhoging 4150 keer zo veel
warmte afvoeren als 1 m3 lucht.

55
Inhoudsopgave Trefwoorden

Hoewel bij een compressorinstallatie verreweg het meeste condenswater in de nakoeler vrijkomt,
blijft de perslucht 100% verzadigd en vindt er geen droging plaats. Het dauwpunt van de perslucht is
gelijk aan de eindtemperatuur in de nakoeler, zodat bij iedere latere afkoeling opnieuw condenswater
vrijkomt.

5.2.4 Absorptiedroger
Een absorptiedroger bestaat uit een vat dat gevuld is met een korrelvormig middel dat waterdamp
uit de lucht opneemt. Dit middel heet absorbens. Als absorbens wordt natronkalk of chloorcalcium
gebruikt. Bij een absorptiedroger stroomt perslucht door het vat waarbij zij langdurig in aanraking
komt met het absorbens dat een deel van de waterdamp opneemt en dat chemisch aan zich bindt.
Na enige tijd treedt verzadiging op en moet het absorbens worden vervangen. Het verzadigde
absorbens wordt aangemerkt als chemisch afval. Dauwpunten zijn bereikbaar tot +14 °C. Deze
methode is duur, milieu-onvriendelijk en komt daardoor tegenwoordig weinig meer voor.

5.2.5 Persluchtkoeldroger
Een persluchtkoeldroger koelt perslucht met een koelsysteem af tot even boven het vriespunt. Water
dat vrijkomt wordt afgescheiden en afgevoerd. Daarna warmt de inkomende perslucht door tegen-
stroom de afgekoelde perslucht op en neemt de relatieve vochtigheid af. Met persluchtkoeldrogers
zijn drukdauw-punten bereikbaar tot 2 °C. In normblad ISO 7183 zijn de regels vastgelegd voor het
meten en testen van persluchtkoeldrogers en adsorptiedrogers.
Belangrijk is dat de afscheider het condenswater volledig afvoert. Als een persluchtkoeldroger de
perslucht tot 2 °C afkoelt neemt men aan dat het drukdauwpunt ook 2 °C is. Als de afscheider echter
maar 95% van het condenswater afscheidt, wordt het niet afgescheiden deel weer in de perslucht
opgenomen en is het drukdauwpunt uiteindelijk ongeveer 5 °C.
De regeling vindt traditioneel plaats met een smoorklep (hot gas bypassklep) in het koudemiddel-
systeem, maar daarmee gaat onnodig veel energie verloren. Daarom zijn persluchtkoeldrogers
tegenwoordig ook leverbaar met een frequentieregelaar die het toerental van de elektromotor regelt.
Deze regeling maakt grote energiebesparingen mogelijk, vaak tussen ongeveer 20 en 40% afhanke-
lijk van de capaciteiten. Daar staat tegenover dat persluchtkoeldrogers betrekkelijk weinig energie
verbruiken, dus in absolute zin zijn de besparingen minder spectaculair. De frequentieregeling maakt
wel uitgebreidere instellingen mogelijk. Een voorbeeld is dat het drukdauwpunt traploos instelbaar is
binnen het gebied van 0 tot 20 ºC onder de persluchttemperatuur met een onderste grens van 3 ºC.
Bovendien is het drukdauwpunt minder veranderlijk dan bij traditioneel geregelde persluchtkoeldrogers.

5.2.6 Vriesdrogers
De vriesdroger lijkt op een persluchtkoeldroger, maar bereikt temperaturen beneden 0 °C. De water-
damp bevriest en slaat in de vorm van rijp neer op een trommel. Dauwpunten zijn bereikbaar tot -40 °C.
Vriesdrogers komen weinig voor.

5.2.7 Adsorptiedrogers
Een adsorptiedroger bestaat uit twee vaten (kolommen) die gevuld zijn met droogkorrels.
De droogkorrels worden ook wel droogmiddel, adsorbent of desiccant genoemd. Ze hebben
microscopisch kleine kanalen die de watermoleculen opnemen. Veel voorkomende
droogmiddelen zijn:
- silicagel (SiO2),
- aluminiumoxide (AL2O3),
- sorbead,
- moleculaire zeef (zeolieten als chabaziet, mordeniet en clioptiloliet).

Perslucht stroomt langzaam door de kolom waarbij het adsorbent voldoende tijd krijgt om de
watermoleculen aan zich te binden. Na enige tijd raakt het adsorbent verzadigd en kan het geen
water meer opnemen. Voordat verzadiging optreedt schakelt een tijdklok een aantal afsluiters om
en wordt de perslucht door de tweede kolom geleid. Het water, dat in het adsorbent van de eerste
56
Inhoudsopgave Trefwoorden

kolom is opgenomen, moet vervolgens worden verwijderd. Dit proces wordt regenereren genoemd
en kan koud of warm volgens uiteenlopende methoden plaatsvinden.
Onder andere: heatless, warm of vacuüm.

Over het algemeen zijn adsorptiedrogers geschikt voor drukdauwpunten tot - 40 °C en in speciale
gevallen tot -90 °C (waarbij opgemerkt moet worden dat de T maximaal 110 °C is).

Veel adsorptiedrogers halen hun dauwpunt niet, onder andere doordat ze op een verkeerd moment
overschakelen. Dat kan een gevolg zijn van een verkeerde tijdinstelling, bij dauwpuntgestuurde dro-
gers door een vervuilde vochtsensor die te laat reageert of door een tekort aan droogmiddel.
Controle is mogelijk door de hoeveelheid droogmiddel te berekenen die bij de bedrijfsomstandighe-
den minimaal nodig is. Voor de berekening moeten bekend zijn de capaciteit V, de werkdruk p, de
inlaattemperatuur TE en de procentuele hoeveelheid water d die het droogmiddel kan opnemen totdat
doorslag optreedt. De hoeveelheid hangt af van de werkdruk en van de inlaattemperatuur, zoals in
het diagram te zien is. De opnamecapaciteit neemt af bij een stijgende inlaattemperatuur en bij een
afnemende werkdruk. De waarden liggen gewoonlijk tussen 15 en 20%, of iets hoger bij droogmidde-
len van een betere kwaliteit. Nu zijn voldoende gegevens beschikbaar om de berekening te kunnen
maken. Omdat meestal alleen de vrije capaciteit VN bij 1 bar en 20 ºC bekend is moeten we die eerst
omrekenen tot bedrijfskubiekemeters VB:

VN × TE
VB =
(p+1) × 293

Daarna kunnen we de hoeveelheid water mW berekenen die het droogmiddel gedurende de droogtijd
t opneemt als iedere de aangevoerde m3 perslucht  gram waterdamp bevat:

VB × t × 
mW =
1000

Om de minimaal vereiste hoeveelheid droogmiddel Q te berekenen nemen we als uitgangspunt:


- capaciteit bij 1 bar en 20 ºC VN 1200 m3/h
- intredetemperatuur TE 310 °C
- werkdruk (overdruk) p 8 bar
- vochtgehalte van de lucht  30,1 g/m3
- actieve droogtijd per kolom t 8 h
- doorslagconcentratie (diagram) d 18,5 %

Q = mW × 100 / d
VN × TE × t ×  100 1200 × 310 × 8 × 30,1 100
Q = × = × = 184 kg
(p+1) × 293 × 1000 d (8+1) × 293 × 1000 18,5

doorslagconcentratie in %

inlaattemperatuur TE
57
Inhoudsopgave Trefwoorden

Heatless-adsorptiedrogers (koudregenererende adsorbers) worden genoemd naar de methode


waarop het regenereren totstandkomt. Een kleine hoeveelheid gedroogde en geëxpandeerde pers-
lucht uit de actieve kolom wordt door de passieve kolom gevoerd. Doordat de regeneratielucht
gedroogd en geëxpandeerd is kan ze veel water opnemen. De totale cyclusduur is tien minuten. Voor
het regenereren is ongeveer 8 tot 15% van de hoeveelheid gedroogde perslucht nodig. Hoe hoger de
werkdruk hoe minder perslucht voor het regenereren nodig is.

persluchtkoeldroger werkingsschema persluchtkoeldroger

Werkingsprincipe BVF
1 Warmtewisselaar 1e trap
2 Warmtewisselaar 2e trap 3
3 Droogmoduul
4 Condensaftap
5 Koelcompressor
6 Krukashuisverwarming 1 2
7 Condensor
8 Koelmiddeldroger
9 Kijkglas
10 Expansieventiel
11 Heet-gas-omloopventiel
12 Hoge-drukschakelaar
13 Lage-drukschakelaar
14 Motorbeveiligingsschakelaar

4
10 TC

8 9
PC 11
14
12 s
7 P+
13
P-

perslucht-adsorptiedroger werkingsschema adsorptiedroger


PDI

TS
6

7
A B
8

3
4

5
PS

11 12

PDI 1

10 9
58
Inhoudsopgave Trefwoorden

Bij de droogmiddelkolommen van warm-regenererende adsorptiedrogers zijn inwendig of uitwendig


verwarmingsspiralen aangebracht die het adsorbent tot een temperatuur van ongeveer 200 °C
verhitten. Tijdens de verhitting stroomt een kleine hoeveelheid gedroogde en geëxpandeerde
perslucht door de kolom. Het water in het adsorbent verdampt en wordt door de geëxpandeerde
stroom perslucht afgevoerd. Voor het regenereren is warmte en ongeveer 4% van de
hoeveelheid gedroogde perslucht nodig.

Een bijzonder type warm-regenererende adsorptiedroger gebruikt de warmte van de perslucht uit
olievrije schroefcompressoren voor het regenereren. De hete perslucht, van minstens 160 °C, gaat
eerst door de kolom die wordt geregenereerd en daarna naar de actieve kolom voor de droging.

Het adsorbent kan ook worden geregenereerd met verwarmde omgevingslucht die door een licht
vacuüm door de te regenereren kolom wordt gezogen. Door de lagere druk en hogere temperatuur is
deze lucht in staat vocht aan het adsorbent te onttrekken. Door de besparing van de bij andere syste-
men gebruikte dure droge perslucht, verdient de hogere investering voor vacuüm-gegenereerde
adsorptiedrogers zich snel terug.

5.2.8 Membraandroger
Een membraandroger bestaat uit enkele duizenden holle vezels (membranen) die in een pijp zijn
ondergebracht. De droger maakt gebruik van het verschil in diffusiesnelheden van ongelijksoortige
gassen en dampen in polymeren. Wanneer perslucht door de membranen stroomt diffunderen snelle
watermoleculen selectiever door de membraanwand dan de andere, minder snelle moleculen.
Hoe langer de doorstroomtijd hoe lager het dauwpunt. Met een membraandroger zijn dauwpunten
bereikbaar tot ca. -20 °C. De aangevoerde perslucht mag geen verontreinigingen groter dan 0,03 m
bevatten. Bij het proces is geen energie nodig, wel gaat afhankelijk van het drukdauwpunt 5 tot 10%
van de perslucht verloren.

5.3 Kwaliteitsklassen volgens ISO 8573-1 : 2001


Sinds 1991 bestaat ISO 8375-1 die perslucht op grond van opgenomen verontreinigingen indeelt in
kwaliteitsklassen. Om tegemoet te komen aan de strengere eisen die de industrie stelt is de norm in
2001 verzwaard en is klasse 0 toegevoegd die leveranciers en gebruikers de mogelijkheid biedt om
zelf een kwaliteit te specificeren. De enige voorwaarde is dat de kwaliteit beter is dan klasse 1.

klasse maximaal stofgehalte maximaal waterdampgehalte maximaal oliegehalte


deeltjes grootte deeltjes dichtheid restwater drukdauwpunt
m mg/m3 mg/m3 °C mg/m3

1 0,1 0,1 3 0,003 3 - 70 3 0,01


2 1 1 3 0,11 3 - 40 3 0,1
3 5 5 3 0,88 3 - 20 31
4 15 8 3 6,0 3+ 3 35
5 40 10 3 7,8 3+ 7 25
6 - - 3 9,4 3 +10 -

persluchtkwaliteit naar kwaliteitsklassen

Farmacopee 2005 (Pharmacopoeia)


In de nieuwste Farmacopee norm voor medische perslucht is in bijzondere omstandigheden een
atmosferisch waterdampgehalte van 870 ppmv toegestaan, dit komt overeen met een drukdauwpunt
van +5 °C bij 9 bar(o), hiervoor moet de bevoegde autoriteit van het betreffende ziekenhuis toestem-
ming verlenen, hij dient te garanderen dat de persluchtdruk in het leidingnet niet boven de 10 bar(o)
komt en de temperatuur niet onder de +5 °C. Berko blijft alleen installaties leveren met een water-

59
Inhoudsopgave Trefwoorden

dampgehalte van < 67 ppmv, omdat dan de katalysator in onze BSP_-MT units optimaal werkt, hier is
het noodzakelijk dat het drukdauwpunt bij 7 bar(o) < -28 °C is. Uit veiligheidsoverwegingen dimensioneren
wij de units zo dat het gemeten drukdauwpunt altijd < -35 °C in de ongunstige omstandigheden is.

Tabel normeringen medische perslucht en ademlucht

norm oliegehalte koolmonoxide- kooldioxide- drukdauwpunt stikstofmonoxide zwaveldioxide


gehalte gehalte CO2 + stikstofdioxide- gehalte
gehalte NO + NO2 SO2

(mg/m3) (ppm) (ppm) (°C) (ppm) (ppm)

NEN-EN-ISO7396-1:2007 3 0,5 35 3 1000 35


ISO 8573-1:2004 3 0,5 35 3 1000 35
NEN-EN 12021 1999 3 0,5 3 15 3 500 4 5 (onder laagst optredende persluchtleidingnet
temperatuur, geen waarneembare geuren)

norm oliegehalte koolmonoxide kooldioxide waterdampgehalte stikstofmonoxide zwaveldioxide


gehalte CO gehalte CO2 atmosferisch + stikstofdioxide- gehalte
gehalte NO + NO2 SO2

(mg/m3) (ppm) (ppm) (°C) (ppm) (ppm)

Pharmacopee:2005 3 0,1 35 3 500 67 32 31


Het zuurstofgehalte moet tussen de 20,4 en 21,4%liggen

Waterdampgehalte < 67 ppm (volume) of bij speciale toestemming < 870 ppm (volume) mits de druk
in het leidingsysteem lager is dan 10 bar en de temperatuur minstens 5 ºC bedraagt.
Zuurstofgehalte tussen 20,4 en 21,4%.

NEN-EN-ISO 7396-1:2007 stelt bovendien de volgende eisen:


- Persluchtinstallaties moeten bestaan uit drie bronnen (bijvoorbeeld compressoren) die elk de
volledige hoeveelheid perslucht voor het hele ziekenhuis kunnen leveren.
- Leidingen voor medische perslucht mogen niet blootstaan aan temperaturen lager dan 5 ºC boven
het dauwpunt.

HACCP
Apparatuur en bedrijfsmiddelen die gebruikt worden bij de productie van voedingsmiddelen moeten
voldoen aan de Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP). Ook perslucht die gevaar kan ople-
veren moet aan die voorschriften voldoen. Volgens deze voorschriften zijn producenten van voe-
dingsmiddelen verplicht om gevaren (hazards) in de productieprocessen vast te stellen en op te hef-
fen. Voorbeelden van gevaren zijn:
- microbiologische besmetting, bijvoorbeeld door bacteriën, virussen, schimmels en prionen
- fysische gevaren, bijvoorbeeld door binnendringende materiaaldelen, glas, metalen
- chemische gevaren, bijvoorbeeld gifstoffen door schimmels, schoonmaakmiddelen of bestrijdings-
middelen

De producent van de voedingsmiddelen moet maatregelen nemen om gevaar voor de volksgezond-


heid te voorkomen.

Het is belangrijk dat de kwaliteit van de perslucht goed is afgestemd op de toepassing. Als de
kwaliteit lager is, kan gevaar ontstaan voor de apparatuur en als de kwaliteit hoger is kost dat
onnodig veel geld. De tabel op de volgende pagina geeft een indicatie van de eisen in de praktijk.

60
Inhoudsopgave Trefwoorden

toepassing vaste delen waterdelen oliedelen

klasse klasse klasse


1)
ademlucht 2 3 2
beluchting waterbekkens 4 5 1
blaaspistolen 2-3 2-3 2
brouwerijen 1 2 1
cilinders 4 4 5
drukregelaars 3 2 3
elektronica 1 2 1
farmacie 1 2 2
fotografische industrie 1 1 1
gereedschappen (licht) 3 3 4
gereedschappen (zwaar) 4 4 5
instrumenten 2 3 3
levensmiddelen 2 3 2
leidingen uitpandig - 2 -
lasapparaten 4 4 5
luchtkussentransport 4 5 5
papiermachine 2 2-3 1
pneumatiek 2 2 2
pneumatisch transport 4 3 2
pneumatische pompen 4 3 5
robots 3 3 2
straalapparatuur - 2 3
turbinemotoren 2 3 4
verfspuiten 2 3 2
1)
verpakkingsmachines 4 3 3 Voor ademlucht bestaan speciale filtersets met
ziekenhuizen 1 2 2 of zonder adsorber/absorber die olie, water, CO
en andere stoffen verwijderen.

5.4 Persluchtketels

5.4.1 Volume
Meestal is het verbruik aan perslucht minder dan de capaciteit van de compressor en stijgt de druk
als niet tijdig wordt ingegrepen. Hiervoor dient een druksensor, pressostaat of drukschakelaar.
Zulke instrumenten schakelen de compressor uit of in nullast wanneer de optredende werkdruk gelijk
is aan de ingestelde waarde. Bij een systeem zonder persluchtketel daalt de druk na uitschakeling
snel en schakelt de pressostaat de compressor na enkele ogenblikken weer in. Het gevolg is een
hoge schakelfrequentie waardoor delen van de machine schade kunnen oplopen. Dit geldt in het bij-
zonder voor de elektromotor. Door een persluchtketel toe te passen daalt de druk langzamer en is de
schakelfrequentie kleiner. Hoe groter het volume van de persluchtketel, hoe
kleiner het aantal schakelingen. Het minimum volume wordt berekend uit:

q × 15
V =
z × p

waarin
V = volume van de persluchtketel in m3
q = capaciteit van de compressor in m3/min
z = het aantal schakelingen per uur
p = het verschil tussen de in- en uitschakeldruk in bar

61
Inhoudsopgave Trefwoorden

afmetingen standaardpersluchtketels
ketelinhoud hoogte breedte diepte massa

liter mm mm mm kg

250 1675 500 500 100


500 2045 600 600 160
900 2225 800 800 285
1500 2310 1000 1000 410
2000 2475 1150 1150 519
3000 2820 1250 1250 707
5000 3540 1400 1400 1137

ketelinhoud lengte breedte diepte massa

liter mm mm mm kg

50 900 355 355 28


= 100 1180 410 410 40
= 250 1400 570 570 100
= 500 1850 670 670 160
=

Als meerdere compressoren op één persluchtketel zijn aangesloten wordt het volume van de
persluchtketel bepaald op de capaciteit van de grootste compressor. Alle andere compressoren
kunnen buiten beschouwing blijven.

5.4.2 Schakelfrequentie
Een compressorinstallatie schakelt niet wanneer het persluchtverbruik gelijk is aan de
capaciteit van de compressor (100% afname). De schakelfrequentie stijgt naarmate minder
lucht wordt afgenomen en bereikt bij 50% afname de hoogste waarde. Daarna neemt de fre-
quentie weer af. Het volume wordt met de formule (zie 5.4.1) zodanig bepaald dat het aantal
schakelingen in de ongunstigste situatie, dus bij een afname van 50% van de capaciteit van de
compressor, niet wordt overschreden.

62
Inhoudsopgave Trefwoorden

Toelaatbaar aantal schakelingen per uur

toerental 3000 1500 1000

kW lP 23 54 23 54 23 54

7,5 15 15 30 30 60 50
11 15 15 30 30 60 50
15 15 15 30 30 60 50
18,5 15 15 30 30 60 30
22 15 15 30 30 30 30
30 15 8 30 15 30 30
37 15 8 15 15 30 12
45 8 8 15 15 15 12
55 8 4 15 8 15 12
75 8 4 8 8 15 12
90 8 4 8 8 15 12
90-280 4 4 8 8 15 12

5.4.3 Piekafnames
Soms kan het voorkomen dat een compressorinstallatie korte tijd meer perslucht moet leveren
dan waartoe zij in staat is. Een extra afname is mogelijk door de buffervoorraad die aanwezig is in
de persluchtketel en het leidingnet. Tijdens een piekafname daalt wel de druk. Als geen rekening
gehouden wordt met temperatuurveranderingen geldt:

qs = V × p

waarin
qs = extra luchtafname in m3
Vs = volume van de totale buffer in m3
p = de toegelaten drukverlaging in bar

5.4.4 Pressure Equipment Directive (PED)


Sinds 2002 is de richtlijn drukapparatuur 97/23/EG van kracht die leveranciers verplicht om appara-
tuur die is ontworpen voor drukken van minstens 0,5 bar aan bepaalde minimumeisen te laten vol-
doen. De richtlijn is ook bekend onder de naam Pressure Equipment Directive (PED-richtlijn).
Volgens de PED worden installaties ingedeeld naar toenemend risico in categorieën I tot en met IV.
Bepalend voor de categorie is de soort drukapparatuur, de mate waarin apparatuur gevaarlijk is, de
maximaal toelaatbare druk en het volume (drukvaten) of de diameter (leidingen) van apparatuur.
Voorbeelden van apparatuur die onder de richtlijn valt zijn persluchtketels, veiligheidstoestellen en
leidingen. Niet onder de richtlijn vallen drukapparaten met een flexibele wand en leidingen voor het
vervoer van stoffen naar installaties. De richtlijn geldt ook niet voor eenvoudige drukvaten volgens
richtlijn 87/404/EEC met een drukvolumeproduct van minstens 100 en hoogstens 10.000 barliter met
een ontwerpdruk van maximaal 30 bar die bedoeld zijn voor de opslag van perslucht of stikstof. Deze
vaten moeten volgens artikel 3.3 volgens goed vakmanschap zijn gemaakt. Bij grotere drukvaten is
de categorie af te leiden uit grafieken. De meeste leidingen vallen onder artikel 3.3 of categorie I.
Producenten zorgen meestal voor de PED-keuring en leveranciers voor de keuring van samenstel-
len. Voor samenstellen is het component met de hoogste categorie bepalend. Vaak staan in com-
pressorstations een of meer persluchtketels waardoor de hele installatie bijna altijd onder categorie
IV valt. Sommige bedrijven met een ISO certificering mogen handelingen zelf uitvoeren en hebben
dan geen controle nodig door een NoBo.

63
Inhoudsopgave Trefwoorden

Persluchtinstallaties boven de grens van 30 bar of 2500 liter inhoud die na 29 mei 2002 in gebruik
zijn genomen, moeten na vier jaar de eerste herkeuring ondergaan. De keuringsdeskundige bepaalt
of de volgende keuring opnieuw na vier jaar moet plaatsvinden of bij de maximaal toelaatbare termijn
van 6 jaar.

5.4.5 Oppervlaktebehandeling
Veel persluchtketels zijn alleen uitwendig voorzien van een oppervlaktebehandeling. Het gevolg
kan zijn dat inwendig roest ontstaat en materiaalverzwakking optreedt. Veel beter kan men een
persluchtketel kiezen die eerst zowel in- als uitwendig is voorzien van een roestwerende laag.
Een goede bescherming heeft een persluchtketel die in- en uitwendig is verzinkt.

5.4.6 Temperatuurgrenzen
Standaard persluchtketels zijn gemaakt van ST. 35-2 of ketelplaat H '' en mogen daarom niet
gebruikt worden bij temperaturen hoger dan 50 °C of lager dan -19 °C.

5.4.7 Uitvoering
Persluchtketels moeten zijn voorzien van de volgende aansluitingen:
- persluchtinlaat
- persluchtuitlaat
- veiligheidsklep
- condensaftap
- manometer
- (eventueel) een thermometer

De luchtinlaat en -uitlaat kunnen geflensd of geschroefd zijn. Om te voorkomen dat condenswater


wordt meegevoerd verdient een hoog geplaatste uitlaat de voorkeur.

5.5 Behandeling van condenswater

5.5.1 Waterafscheider
Op verschillende plaatsen binnen de installatie condenseert waterdamp en ontstaat condenswater.
Condenswater dat in een luchtstroom is opgenomen, moet eerst worden afgescheiden. Dat kan met
een filter of met een waterafscheider gebeuren. Een filter bestaat uit een huis met een verwisselbaar
filterelement. Een waterafscheider bestaat uit een huis met een voorziening om water te laten
neerslaan, bijvoorbeeld vinnen die de lucht een snel draaiende beweging geven of keramische
oppervlakken waaraan waterdelen zich hechten. Na het afscheiden en het verzamelen volgt de
afvoer van het condenswater.

5.5.2 Condens-afvoersystemen
Bij de afvoer van condenswater moet verlies van perslucht zo veel mogelijk worden voorkomen.
Voor de afvoer bestaan de volgende methoden:

Afsluiter
Alleen wanneer veel condenswater optreedt kan men een eenvoudige handbediende afsluiter
gebruiken. Afhankelijk van de grootte van het opvangreservoir dient deze periodiek geopend te
worden totdat er perslucht uitstroomt. Een bezwaar van deze methode is dat de kans groot is dat
het aftappen wordt vergeten en er water in het persleidingnet komt of dat het persluchtketelvolume
te klein wordt.

Condenspot
Een condenspot werkt mechanisch door middel van een vlotter. De vlotter drijft op het condenswater
dat geleidelijk in de condenspot stroomt. Op zeker moment bereikt de vlotter de hoogste stand,

64
Inhoudsopgave Trefwoorden

opent de uitlaat en het condenswater stroomt weg. De vlotter keert daarna terug in de onderste stand
en de uitlaat sluit. Een voordeel van dit systeem is dat geen perslucht verloren gaat. Een nadeel is
echter dat het mechanisme gevoelig is voor vervuiling en in betrekkelijk korte tijd kan vastlopen.
Het gevolg is dat de uitlaat blijft openstaan en perslucht verloren gaat.

Magneetklep
Voor de afvoer van condenswater bestaan ook magneetkleppen die gestuurd worden door een
instelbaar puls/pause-relais. Omdat de hoeveelheid condenswater nooit constant is, staat de
magneetklep of te lang open en gaat perslucht verloren of te kort open en wordt niet voldoende
condenswater afgevoerd.

Condensautomaat
De Berkomat condensautomaat heeft de voordelen van de condenspot en de magneetkleppen en
mist de nadelen. Condenswater komt de condensautomaat binnen door de instroomopening en
bereikt het reservoir met een capacitieve niveausensor. Als het condenswater het hoogste niveau
(Ni 2) bereikt, geeft de niveausensor een signaal en opent de magneetklep. Het membraan wordt
gelicht en het condenswater stroomt door het afvoerkanaal naar buiten. Condenswater wordt altijd
in voldoende mate afgevoerd en perslucht gaat niet verloren.

5.5.3 Olie-waterscheider
Condenswater van een gesmeerde compressor bevat altijd olie. Water met weinig olie mag op
het riool worden geloosd. De toegelaten concentratie hangt af van regionale bepalingen en kan
uiteenlopen van 20 tot 200 mg/l. Omdat condenswater van gesmeerde compressoren veel meer
olie bevat, is lozing niet toegestaan en moet het als chemisch afval worden behandeld. Dat houdt
in dat het eerst verzameld moet worden in een speciale tank met een lekbak en ten slotte door
een bevoegde instantie moet worden afgevoerd.

Een betere methode is om het condenswater te reinigen. Bij de olie-waterscheider vindt tijdens
de eerste fase een grove afscheiding van olie plaats. Vervolgens passeert het voorgereinigde
condenswater een actieve koolfilter waarna de concentratie minder is dan 10 mg/l.
Condenswater van deze kwaliteit mag zonder bezwaar op het riool worden geloosd. De afgeschei-
den olie en de verzadigde actieve kool moeten alsnog als chemisch afval worden afgevoerd.

6 6
1 2 2a 4 5 7 8
3

a a a b b

c
1 aanzuigfilter 6 omloopleiding
2 compressor 7 voorfilter
2a nakoeler 8 nafilter
3 flexibele aansluiting a condensaatautomaat (groot) veel condensaat
4 persluchtketel b condensaatautomaat (klein) weinig condensaat
5 koeldroger c olie-waterscheider

flowschema persluchtinstallatie met condensaftappen

65
Inhoudsopgave Trefwoorden

werkingsschema niveaugestuurde condensaftap

niveaugestuurde condensaftap olie-waterscheider

66
Inhoudsopgave Trefwoorden

6 Opstelling
Inleiding
De omgeving van een compressorinstallatie moet voldoen aan bepaalde minimumeisen.
We zullen zien welke eisen dat zijn en wat de gevolgen zijn wanneer men daarvan afwijkt. Verder
wordt ingegaan op de toebehoren die nodig kunnen zijn en de volgorde waarin ze worden geplaatst.

6.1 Compressorruimte
Om goed te kunnen werken is een compressor afhankelijk van de omgeving waarin hij is opgesteld.
Belangrijk zijn onder andere de temperatuur en de druk van de aangezogen lucht.

6.1.1 Omgevingstemperatuur
Hoe koeler de aangezogen lucht is hoe minder energie voor het comprimeren nodig is. Per °C
temperatuurverlaging neemt het energieverbruik af met ongeveer 0,26%. Daarom is een goede
ventilatie van de compressorruimte van groot belang, bij voorkeur met ventilatoren die geschakeld
worden door een thermostaat.
De minimale omgevingstemperatuur hangt af van de soort compressor en de inschakelduur.
Een zuigercompressor heeft een zodanig hoge bedrijfstemperatuur dat lage omgevingstemperaturen
tot ongeveer -20 °C geen bezwaar zijn. Een voorwaarde is wel dat de zuigercompressor continu
in bedrijf is. Anders is het wanneer een compressor niet continu in bedrijf is. Als de compressor
dan uitschakelt kan gecondenseerde waterdamp bevriezen waardoor de compressor en de rest van
de installatie beschadigen. Olie-ingespoten schroefcompressoren en schottencompressoren zijn
minder geschikt voor lage omgevingstemperaturen. Bij deze compressoren zijn perslucht-
temperaturen van ongeveer 12 °C boven de omgevingstemperatuur normaal. Als de
omgevingstemperatuur tot enkele graden beneden het nulpunt zakt zullen de bedrijfstemperatuur
en de persluchttemperatuur overeenkomstig lager zijn. Zolang de bedrijfstemperatuur van de com-
pressor niet lager is dan ongeveer 70 °C en de luchtaanzuigtemperatuur niet lager is dan enkele gra-
den onder het vriespunt treedt nog geen direct gevaar op. Als de omgevingstemperatuur echter ver-
der zakt kan het condensaat in de perslucht bevriezen. Ook nu geldt dat omgevingstemperaturen
beneden het vriespunt niet mogen voorkomen als de compressor uitschakelt.

aanzuigtemperatuur aanzuigvolume toe- (+) of afname (-)

°C in % van de effectieve capaciteit vermogen in %

1,1 92,5 - 7,5


4,4 94,3 - 5,7
10,0 96,2 - 3,8
15,5 98,0 - 1,9
21,0 100 0
26,5 101,9 + 1,9
32,2 103,8 + 3,8
37,8 105,7 + 5,7
43,0 107,4 + 7,5
49,0 109,5 + 9,5

67
Inhoudsopgave Trefwoorden

methoden van compressorruimte-ventilatie


A S

B C

luchtafvoerkanaal recirculatieklep

R R

bedrijfsruimte

68
Inhoudsopgave Trefwoorden

Stilstandverwarming
Als compressoren in een ruimte staan waar het kan vriezen, moet men voorkomen dat door bevrie-
zing schade kan optreden. Gevaar voor bevriezing ontstaat vooral bij compressorinstallaties die
gedurende langere of kortere tijd zijn uitgeschakeld. Bevriezing tijdens stilstand kan men voorkomen
door alleen de compressor of de hele opstellingsruimte te verwarmen. De manier van verwarmen
hangt af van de soort compressor. Bij compressoren zonder omkapping kan men de hele opstellings-
ruimte verwarmen of, wanneer dat bezwaarlijk is, alleen de meest kwetsbare delen van de compres-
sor. Stilstandverwarming is bijvoorbeeld mogelijk bij een schroefblok en een nakoeler.
Compressoren met een omkapping hebben het voordeel dat men binnen de omkapping een elek-
trisch element met thermostaat kan plaatsen dat de hele compressor beschermt.

6.1.2 Aanzuigdruk
Ook de druk van de aangezogen lucht heeft invloed op het energieverbruik van een compressor.
Hoe lager de aanzuigdruk hoe meer energie voor de compressie nodig is. Een lagere aanzuigdruk
kan verschillende oorzaken hebben, zoals een vervuild luchtfilter, weerstand in een aanzuigkanaal
en een opstelling op grote hoogte.

6.2 Ventilatie
Als een compressorinstallatie opgesteld is in een afgesloten ruimte zijn maatregelen nodig om te
voorkomen dat de temperatuur in de ruimte te hoog wordt. De volgende opstellingen zijn mogelijk:

A Geforceerde ventilatie door ventilator S waarbij ventilatielucht de ruimte binnenkomt bij rooster R.
Deze opstelling is geschikt voor compressoren met en zonder omkapping.

B Geforceerde afvoer door de ventilator van de compressor waarbij ventilatielucht de ruimte


binnenkomt bij rooster R. Als het kanaalwerk lang is, kan de ventilatielucht veel weerstand
ondervinden waardoor een extra ventilator in het kanaalwerk nodig is.

C Geforceerde afvoer van de ventilatielucht naar buiten of terugvoer naar de ruimte zelf, afhankelijk
van de temperatuur in de ruimte. De wisselklep kan met de hand of automatisch worden bediend.
Door deze opstelling is een goede temperatuurbeheersing mogelijk en worden ook temperaturen
onder het vriespunt voorkomen.

D Soortgelijke opstelling als C, waarbij de warme ventilatielucht naar een belendende ruimte wordt
gevoerd.
richtlijnen (per kW geïnstalleerd motorvermogen)

Rooster R 0,02 m2
Ventilator 4,6 m3/min
Hoeveelheid warme lucht 3,3 m3/min
Doorlaat kanaalwerk 0,02 m2

69
Inhoudsopgave Trefwoorden

compressoren van verschillende capaciteit geregeld door de energiezuinige Berkotronicregeling

70
Inhoudsopgave Trefwoorden

6.3 Toebehoren

6.3.1 Terugslagklep
Om een terugstroming van perslucht te voorkomen moet in de compressorinstallatie of in de
persluchtleiding direct na de compressor een terugslagklep gemonteerd zijn. Bij de meeste
schroefcompressoren is een terugslagklep standaard ingebouwd.

6.3.2 Nakoeler
Voorkomen moet worden dat condenswater dat in de nakoeler ontstaat naar de compressor
terugstroomt. Dit kan men bereiken door een terugslagklep tussen de compressor en de nakoeler
te plaatsen. Verder wordt geadviseerd de nakoeler dichtbij, maar niet hoger dan de compressor te
plaatsen. Hierdoor kan condenswater dat na uitschakeling van de compressorinstallatie in de
persluchtleiding ontstaat, niet naar de compressor terugstromen.
Een terugslagklep sluit nooit volledig af en het gevolg is dat condenswater terugstroomt en de
compressor schade oploopt. Als een stijgleiding onvermijdelijk is, moet men daarom op het laagste
punt een condensaftap plaatsen.

6.3.3 Conditioneringsapparatuur
Er bestaan verschillende opvattingen over de plaats van persluchtdrogers ten opzichte van de
persluchtketels.

Een droger kan men voor of na de persluchtketel plaatsen.

Plaatsing voor de ketel heeft de volgende voordelen:


- Door de droge perslucht roest de persluchtketel minder snel, of helemaal niet;
- De hoeveelheid perslucht die de persluchtkoeldroger passeert, is nooit groter dan de capaciteit van
de compressor waardoor de droger niet overbelast kan worden.

De nadelen zijn:
- De perslucht komt de droger binnen met een hogere temperatuur, zodat de droger zwaarder
wordt belast;
- Door de weerstand van de droger kan stuwing van de perslucht optreden waardoor de compressor
voortijdig uitschakelt en onmiddellijk daarna weer inschakelt;
- De belasting van de droger is niet gelijkmatig, maar wisselt voortdurend tussen de volledige
capaciteit van de compressor en nullast.

Plaatsing na de persluchtketel heeft de volgende voordelen:


- Door de verdere afkoeling in de persluchtketel bevat de perslucht minder waterdamp
en wordt de droger minder belast;
- In het algemeen is de stromingssnelheid van de perslucht na de persluchtketel lager
en de droging effectiever;
- Een scheiding tussen een droog en een nat leidingsysteem is gemakkelijk te realiseren.

De nadelen zijn:
- Een te krap bemeten droger wordt bij piekafnames overbelast.
- Men dient een gegalvaniseerde persluchtketel te gebruiken.

In het algemeen heeft een plaatsing van de droger na de persluchtketel de voorkeur boven een
plaatsing voor de ketel. Nog beter kan men de droger tussen twee persluchtketels plaatsen waardoor
de eerste persluchtketel gevuld is met vochtige en de tweede met droge perslucht.

71
Inhoudsopgave Trefwoorden

flowschema energetisch compressorstation

230 V
aandrijving

magneetventiel

drukschakelaar

compressorzijde netzijde

afsluiter

aanloopautomaat voor adsorptiedrogers

72
Inhoudsopgave Trefwoorden

6.3.4 Omloopleidingen
Bij drogers en filters kunnen omloopleidingen praktisch zijn. Een omloopleiding maakt het mogelijk
delen van de installatie te isoleren om onderhoud of een reparatie uit te voeren zonder het systeem
drukloos te maken. In de omloopleiding komen drie afsluiters voor. Filters en drogers die in
continubedrijf werken, kan men beter dubbel plaatsen in parallel-leidingen. Als werkzaamheden
nodig zijn aan de ene sectie kan de andere sectie worden ingeschakeld.

6.3.5 Aanloopautomaat
Als in een leidingnet lekkages voorkomen schakelt men de compressorinstallatie na werktijd
gewoonlijk uit om verlies van perslucht zoveel mogelijk te voorkomen. Het gevolg is dat de druk na
enige tijd volledig uit het leidingnet is verdwenen en dat de compressor de volgende werkdag eerst
het complete leidingsysteem op druk moet brengen. Door de lage druk neemt de perslucht echter
meer volume in en worden toebehoren zwaarder belast dan waarvoor ze zijn ontworpen.
Vooral adsorptiedrogers kunnen daardoor schade oplopen. Door de hoge stromingssnelheid kan
het adsorbent verpulveren en kan veel stof vrijkomen. Doordat de perslucht kortere tijd in contact
komt met het adsorbent wordt minder water opgenomen en is het dauwpunt hoger. Door de hoge
stromingssnelheid kan ook geluidshinder ontstaan.
Een aanloopautomaat voorkomt een te lage druk en daardoor de beschreven verschijnselen. De
automaat bestaat uit een pressostaat en een vlinderklep met een verstelaandrijving die gestuurd
wordt door een magneetklep. Wanneer de compressorinstallatie is uitgeschakeld daalt de druk in het
leidingsysteem onder de ingestelde waarde. De pressostaat sluit daarop de magneetklep waarna de
druk op de verstelaandrijving wegvalt en de vlinderklep langzaam sluit. Wanneer de compressor
daarna wordt gestart stijgt de druk, de pressostaat opent de magneetklep en de verstelaandrijving
opent langzaam de vlinderklep. De aanloopautomaat voorkomt een te lage werkdruk van de
adsorptiedroger en zorgt ervoor dat de drukverhoging in het leidingsysteem geleidelijker verloopt.

6.3.6 Dauwpuntmeter
Als een droger is geïnstalleerd neemt men aan dat hij altijd naar behoren werkt. Zeker is dat
natuurlijk niet. Zonder dat het opvalt kan het dauwpunt van bijvoorbeeld een persluchtkoeldroger
gestegen zijn tot +8 °C, terwijl men van de persluchtkoeldroger een dauwpunt verwacht van +3 °C.
Wanneer door een te hoog dauwpunt problemen kunnen ontstaan, is een dauwpuntmeter met een
alarmfunctie aan te bevelen. Ze bestaan voor verschillende bereiken van -80 °C tot + 10 °C.

6.3.7 Detectie van olie en water


Actieve koolfilters verwijderen olie uit de perslucht zolang de actieve kool niet is verzadigd. Daarna
laten de filters onvermijdelijk olie door. Ook als een actieve koolelement is gescheurd kan olie onge-
hinderd het leidingsysteem bereiken en schade aan instrumenten, machines en producten toebren-
gen. Controle op de goede werking van filters is mogelijk met een oliedetector. Oliedetectoren reage-
ren op kleine concentraties olie en geven ook de gemeten concentratie aan, sommige al vanaf 0,01
mg/m3. Een combinatie is mogelijk met een dauwpuntmeting van -80 tot +20 ºC.

6.3.8 Condensafvoer
Alle plaatsen waar condens ontstaat moeten aangesloten zijn op een afvoersysteem. Wanneer het
condenswater wordt gereinigd in een olie-waterscheider moet men hoge snelheden in de condens-
afvoerleidingen voorkomen. Door een hoge snelheid kan olie met water emulgeren wat nadelig is
voor de werking van de olie-waterscheider. Voor de condensafvoerleiding gebruikt men bij voorkeur
een Ø 50 mm pijp die onder 2% afschot is gelegd.

6.3.9 Hijsinstallatie
In compressorruimten kan een eenvoudige hijsinstallatie erg praktisch zijn. Een hijsinstallatie
moet geschikt zijn voor het machinedeel met de grootste massa om dat deel tot buiten de
compressorruimte te kunnen verplaatsen.

73
Inhoudsopgave Trefwoorden

6.4 Warmte-terugwinsystemen
De energie die een compressorinstallatie opneemt wordt volledig omgezet in warmte (zie 2.15)
en die kan men aanwenden voor de verwarming van bedrijfsruimten of gebruikswater. Een warmte-
terugwinsysteem kan ook een belangrijke besparing op de verwarmingskosten betekenen. Bekende
toepassingen zijn onder meer de verwarming van tapwater, retourwater van verwarmingssystemen
en ruimteverwarming.

Warmte uit ventilatielucht


Van alle systemen is de installatie die gebruikmaakt van de warmte van de ventilatielucht het
eenvoudigst. Bovendien is de hoeveelheid warmte die vrijkomt hierbij het hoogst. Deze methode is
alleen geschikt voor compressoren met een omkapping. De warme ventilatielucht wordt in een
luchtkanaal naar een verdeelkast gevoerd en daarna, afhankelijk van de stand van de wisselklep,
naar buiten of naar een bedrijfsruimte gevoerd. De doorlaat van het kanaalwerk mag niet te klein zijn
omdat de druk die de ventilator kan leveren, betrekkelijk laag is. Meestal is de druk niet hoger dan
50 Pa. De doorlaat van kort kanaalwerk kiest men daarom bij voorkeur niet kleiner dan 0,02 m2 per
kW geïnstalleerd motorvermogen (zie 6.2). Na de plaatsing van het kanaalwerk dient men de weer-
stand te controleren en als de weerstand te hoog is moet men in het kanaalwerk een extra ventilator
aanbrengen. De wisselklep kan men met de hand bedienen of automatisch met behulp van een
ruimtethermostaat die een signaal geeft aan een verstelinrichting. De verstelinrichting kan bestaan
uit pneumatische cilinders of electroaandrijving.
In de buitenmuur plaatst men regeninslagvrije roosters. Een nadeel van het systeem is dat vuil (olie
en stof) uit de compressor via het kanaalwerk de bedrijfsruimte kan verontreinigen. Dit gevaar kan
men beperken door filters in het kanaalwerk te plaatsen.

Warmte uit olie


Bij olie-ingespoten schroefcompressoren voert de olie ongeveer 80% van de compressiewarmte
af. Deze warmte kan teruggewonnen worden door parallel aan de oliekoeler een olie/water-
warmtewisselaar te plaatsen. Het warme water kan geleverd worden aan een centrale verwarming,
aan tapwater, bijvoorbeeld voor wasbakken en douches, of aan proceswater. Een bezwaar tegen
normale warmtewisselaars is dat olie in contact komt met water als in een van de pijpen of platen
een gat ontstaat. Bij kritische toepassingen kan men beter een dubbel uitgevoerde veiligheids-
warmtewisselaar toepassen. Wanneer geen warmte wordt afgenomen dient de olie gekoeld te
worden door de normale luchtgekoelde oliekoeler.

Twee rekenvoorbeelden
Een schroefcompressor wordt gedreven door een elektromotor van 75 kW asvermogen. Het aantal
bedrijfsuren is 4000 per jaar waarvan 90% in vollast. Het nullast-vermogen is 20 kW en de stroom
kost € 0,10 per kWh. De compressiewarmte komt gedurende acht maanden per jaar volledig ten
goede aan de verwarming van een bedrijfshal. De verwarmingsketel heeft een rendement van 80%,
het gas kost € 0,20 per m3 en de stookwaarde van het gas is 31600 kJ/m3. Het motorrendement is bij
nullast 85% en bij vollast 91%.

De energiekosten zijn in vollast:

75 kW × 4000 h × € 0,10/kWh × 0,9


= € 29.670,-
0,91

en in nullast:

20 kW × 4000 h × € 0,10/kWh × 0,1


= € 941,-
0,85

De totale energiekosten per jaar zijn € 30.611,-


74
Inhoudsopgave Trefwoorden

De besparing op de verwarmingskosten bedraagt:

(0,1 × 20 + 0,9 × 75)kW × 4000 h × 3600 s/h × € 0,20/m3 × 8/12


= € 5.278,-
0,8 × 31600 kJ/m3

Als de warmte gedurende het hele jaar nuttig gebruikt kan worden voor de verwarming van water door
toepassing van een warmtewisselaar met een rendement van 90%, bedraagt de besparing jaarlijks:

(0,1 × 20 + 0,9 × 75)kW × 4000 h × 3600 s/h × € 0,20/m3 × 0,9


= € 7.126,-
0,8 × 31600 kJ/m3

6.4.1 Total energy systemen


Wanneer alle warmte zinvol kan worden gebruikt, bespaart warmteterugwinning bij toepassing van
gasmotoren aanzienlijk meer dan bij elektromotoren. Dat zijn namelijk de warmteverliezen die door
gebrek aan een nuttige toepassing bij een elektriciteitscentrale verloren gaan en zich uiten in een
hogere prijs voor 1 kWh elektrische energie dan voor 1 kWh gasenergie. Hierdoor wordt de extra
investering van de duurdere gasmotor, de geluiddempende maatregelen en de warmtewisselaars
meestal binnen twee jaar terugverdiend.

Rekenvoorbeeld
Een compressor wordt aangedreven door een gasmotor met een asvermogen van 75 kW met een
specifiek verbruik van 0,33 m3/kWh. De compressor werkt 4000 uren per jaar, waarvan 90% in
vollast. Het gas kost € 0,20 per m3. De warmte wordt het hele jaar gebruikt voor de verwarming van
water door warmtewisselaars met een rendement van 90%. De gasmotor geeft bij vollast 109 kW
warmte aan het koelwater en de rookgassen af en bij nullast 29 kW. Het rendement van de
alternatieve verwarmingsketel is 80%.

De totale energiekosten zijn:

75 kW × 4000 h × 0,33 m3/kWh × € 0,20/m3 = € 19.800,-

De besparing door terugwinning van de compressiewarmte bedraagt:

(0,1 × 20 + 0,9 × 75)kW × 4000 h × 3600 s/h × € 0,20/m3 × 0,9


= € 7.126,-
0,8 × 31600 kJ/m3

De besparing door warmteterugwinning uit het motorkoelwater bedraagt:

(0,1 × 29 + 0,9 × 109)kW × 4000 h × 3600s/h × € 0,20/ m3 × 0,9


= € 10.356,-
0,8 × 31600 kJ/m3

De totale besparing door warmteterugwinning bedraagt per jaar € 17.482,-

75
Inhoudsopgave Trefwoorden

energiebalans gasmotor aangedreven schroefcompressor

2000 m3/h aangezogen lucht


van 1 bar (a) en 20 C

11,3 kW

schroefcompressor
eq. mech. arbeid 170,3 kW

181,6 kW
94 C

olie-afscheider

warmte- perslucht
wisselaar nakoeler

mech. koel uitlaat


verm. verm. gas
177 kW 191 kW 112 kW olie-
koeler
aardgasmotor

546 kW brandstof 100%

motor- warmte- overbren- warmte- warmte-


verliezen verliezen gingsverl. verliezen verliezen
66 kW 13 kW 6,7 kW 6 kW 1,6 kW

290 kW 128 kW 27 kW 19 kW perslucht


warm water warm water warm water 2,1% + 1,4%
90 C 66 C 70 C 8 bar 45 C

445 kW 81,5% warmteterugwinning

76
Inhoudsopgave Trefwoorden

bedrijfsruimte

directe warmteterugwinning door warmteterugwinning via parallelle


ruimteverwarming met koellucht olie-warmtewisselaar voor
convectorverwarming

6.5 Grenstemperaturen
Het Duitse Unfallverhütungsvorschrift VBG 16 geeft de volgende aanbevelingen voor de
maximale temperaturen op verschillende plaatsen van compressoren.

soort compressor motorvermogen einddruk compressietemperatuur temperatuur na nakoeler

kW bar °C °C

eentraps 3 20 3 10 220 80
3 20 4 10 200 80
4 20 - 200 60

meertraps 3 20 6 10 160 80
6 20 6 10 160 60
3 20 3 10 180 1) 80
6 20 3 10 180 1) 60

meertraps, 3 20 3 16 200 80
intermitterend bedrijf

meertraps, voor - - 200 80


elektrische schakelapparatuur

startluchtcompressoren 3 20 3 35 200 80

ingebouwd in voertuigen - - 200 150

voor transport - - 100 -


van brandbare stoffen

met olie-inspuiting - - 100 -

1)
Direct na de laatste trap wordt de perslucht afgekoeld naar 160 °C.

77
Inhoudsopgave Trefwoorden

Berko Persluchtinstallatie

78
Inhoudsopgave Trefwoorden

7 Leidingsystemen
Inleiding
Een leidingsysteem heeft de taak perslucht te transporteren naar de plaatsen waar ze wordt
gebruikt. Het transport moet veilig en met zo weinig mogelijk drukverlies plaatsvinden. Dit hoofdstuk
behandelt de soorten leidingen die voor de distributie van perslucht worden gebruikt en de
dimensionering daarvan.

7.1 Leidingloop
Bij de bepaling van de leidingloop dient men rekening te houden met enkele belangrijke factoren.
De compressor dient altijd zo dicht mogelijk bij de luchtverbruikers te staan.
Hoe korter de leidingen hoe minder drukverlies optreedt. Afkoeling moet zo veel mogelijk worden
voorkomen, vooral als de perslucht niet gedroogd is.

De keuze tussen een enkele leiding en een ringleiding hangt af van de plaatsen waar perslucht
wordt afgenomen. Als alle luchtverbruikers bij elkaar in de buurt staan is een enkele leiding
mogelijk. Een ringleiding heeft de voorkeur als de afnamepunten ver uit elkaar liggen en geeft de
mogelijkheid stukken van het leidingnet tijdelijk drukloos te maken voor onderhoud.

7.2 Leidingmaterialen

7.2.1 Kunststof slangen


Slangen worden gebruikt bij installaties die niet vast zijn opgesteld.

PVC PUR NR SBR EPDM NBR CR SI (Q) XLPE

max. temperatuur ºC +60 +80 +70 +70 +120 +90 +90 +180 65
min. temperatuur ºC -10 -20 -40 -30 -50 -20 -30 -60 -50
elektrische isolatie + + ++ ++ ++ - + ++ ++
hardheid Shore A 60-85 50 30-90 40-90 40-90 40-95 40-95 40-85
elasticiteit + + ++ + - - - + +
slijtvastheid + ++ ++ ++ + + ++ - -
max. trekspanning MPa 20-30 20-30 18-30 15-25 10-20 15-20 15-20 10-20 30-35

bestendigheid tegen:
olie en vetten - + - - - ++ + - ++ (< 60 C)
zonlicht en ozon - ++ - - ++ - ++ ++ +
vlammen - - - - - - + - -
blijvende vervorming - - + + + + + - -

- matig tot slecht


+ goed
++ uitstekend

79
Inhoudsopgave Trefwoorden

7.2.2 Stalen pijp (zwart/ gegalvaniseerd)


Stalen pijp is leverbaar in verschillende uitvoeringen. Stalen pijp volgens DIN 2440 is geschikt voor
drukken tot 10 bar en voor hogere drukken is stalen pijp volgens DIN 2391C geschikt. Beide soorten
kunnen een gelaste naad hebben of naadloos zijn, een glad eind of schroefdraad en een sok en een
zwart of een gegalvaniseerd oppervlak hebben. Een nadeel van zwarte stalen pijp is dat roest kan
optreden. Vooral inwendige roest kan gevaarlijk zijn omdat roestdeeltjes kunnen losraken en de
apparatuur beschadigen. Door inwendige roest wordt de binnenwand van een pijp ruw, de
stromingsweerstand neemt toe en er ontstaan uiteindelijk gaten.

Naadloze stalen precisiebuizen DIN 2391 deel 2 klasse CC

Ø inw. mm toelaatbare werkdruk in bar bij wanddikte in mm

64 100 160 250 320 400

6 1 1 1 1 1 1,5
8 1 1 1 1,5 1,5 2
10 1 1 1 1,5 1,5 1,5
12 1 1 1,5 2 2 2,5
16 1,5 1,5 1,5 2 2,5 3
20 1,5 1,5 2 2,5 3 4
25 2 2 3 3 4 5
30 2,5 2,5 3 4 5 6
38 3 3 4 5 6 8
50 4 4 5 6 8 10

Verbindingen
Methoden om metalen pijpen met elkaar te verbinden zijn de bekende schroefdraad- en de
flensverbindingen. Schroefdraad heeft het voordeel dat de montage snel plaatsvindt, maar
demontage is moeilijk. Demontage kan nodig zijn als een pijp is beschadigd of als er lekkages
voorkomen. De eigenschappen van flensverbindingen zijn tegengesteld: de montage is tijdrovend
maar de demontage is eenvoudig. Tegenwoordig bestaan speciale klemkoppelingen die de
voordelen van beide methoden combineren. Deze koppelingen hebben de vorm van een mof die
strak om de pijp sluit en past in een groef die op ieder pijpeind is aangebracht. Uitwendige lekkage
kan niet voorkomen. De enige voorbereiding die nodig is, is het machinaal aanbrengen van een
groef aan het eind van de pijp. Doordat de groef in de pijp wordt gerold en geen materiaal wordt
weggenomen treedt geen materiaalverzwakking op.

7.2.3 Roestvast stalen pijp


Roestvast stalen pijp volgens DIN 2462 (gelast) en DIN 2463 (naadloos) is geschikt voor hoge
werkdrukken en heeft een lange levensduur. Nadelen zijn echter de hoge massa, de moeilijke
verwerking, de hogere stromingsweerstand en de hogere prijs.

7.2.4 Koperen pijp


Koperen pijp volgens DIN 1754 en DIN 1786 combineert de voordelen van staal en roestvast staal.
Doordat verbindingen gesoldeerd kunnen worden, is voor de aanleg relatief weinig tijd nodig. Hij is
geschikt voor werkdrukken tot 140 bar. De binnenwand is glad afgewerkt en de stromingsweerstand
is laag. Een nadeel is dat zich op het oppervlak kopervitriool (CuSO4 × 5H2O) kan vormen.

80
Inhoudsopgave Trefwoorden

7.2.5 Kunststof pijp


De voordelen van kunstofpijp zijn de lage massa en de lange levensduur. Door de gladde
binnenwand zijn de weerstanden ongeveer 5% lager dan die van stalen pijp. Een nadeel is
echter dat de aanleg betrekkelijk veel tijd kost. Het verlijmen of het lassen moet zorgvuldig gebeuren
omdat anders lekken ontstaan die pas na de aanleg gesignaleerd kunnen worden. Bovendien zijn
meer bevestigingsbeugels nodig. Bij enkele soorten neemt de toelaatbare werkdruk bij hogere
temperaturen snel af. Expansiebochten zijn nodig om drukspanningen te voorkomen.
materiaal PE (polyethyleen) polyamide ABS PB (polybuteen)

DIN 8074, 8075 16982, 73378 16890 16968/16969


maten (mm) 10 - 450 4 - 40 12 - 110 16 - 110
druk bij 20 °C (bar) 10 15 - 100 12 16
druk bij 50 °C (bar) 4 10 - 60 8 15
verbindingen lassen schroeven lijmen lassen

7.2.6 Besta persluchtrail


Van alle bestaande leidingsystemen is de Besta persluchtrail het meest modern en het meest
efficiënt voor montagestraten. Het systeem bestaat uit een rechthoekig gevormde buis met een
profiel voor de geleiding van een wagen. In de rechthoekige buis bevinden zich aansluitingen voor
de afname van perslucht. Het aantal afnamepunten en de plaatsing is in principe onbeperkt. De
verplaatsing van de wagen gebeurt met de hand door aan de persluchtslang te trekken. Zodra de
wagen bij een gewenst afnamepunt is aangekomen laat men de slang los waardoor de wagen
zichzelf automatisch aan de rail koppelt en perslucht kan worden afgenomen. De belangrijkste
eigenschappen van het systeem:

- Er zijn geen zakleidingen nodig;


- Er is geen of nauwelijks lekkage;
- Er zijn geen slangen die in elkaar verward kunnen raken;
- Er is geen corrosie;
- Dezelfde gereedschappen kunnen op verschillende plaatsen worden gebruikt;
- Mogelijkheid van automatisering;
- Voor de montage en de demontage van een compleet systeem is verhoudingsgewijs
weinig tijd nodig.

Onderdelen kunnen worden meegevoerd op een plateau dat aan de wagen gekoppeld is.
Voor gecombineerde elektrisch-pneumatische systemen bestaan rails met een geïntegreerde
elektrische voeding.

7.2.7 Tracing
In leidingen die in de buitenlucht zijn aangelegd kan 's winters condens ontstaan. Dit kan men
voorkomen door de leidingen elektrisch met een omwikkelde kabel te verwarmen. Dit systeem
heet tracing. Tracing is niet nodig wanneer de perslucht voldoende is gedroogd (minimaal vereist
atmosferisch dauwpunt -30 °C).

81
Inhoudsopgave Trefwoorden

Bestarail flexibele werkplekinrichting

82
Inhoudsopgave Trefwoorden

7.2.8 Kleurcoderingen
Om de identificatie van leidingen te vereenvoudigen, kunnen kleurcoderingen worden toegepast.
De kleuren zijn vastgelegd in NEN 3050.
medium kleur RAL-nummer

water groen 6010


perslucht blauw 5012
gas geel 1004
zuren/logen purper 4001
zuurstof blauw 5015
stoom zilvergrijs 9006

7.2.9 Steunpunten
Geadviseerd wordt de afstand tussen de bevestigingsbeugels van leidingen niet groter te kiezen dan
de waarden volgens de tabel.

uitwendige diameter mm afstand in m uitwendige diameter mm afstand in m

staal ABS staal ABS

12 0,9 1,2 80 6,3 1,2


16 1,1 1,2 90 6,5 1,2
20 1,2 1,2 100 7,0 1,2
25 3,0 1,2 125 7,5 1,2
30 3,5 1,2 150 8,0 1,2
40 3,8 1,2 175 9,0 1,2
50 4,4 1,2 200 9,5 1,2
60 5,0 1,2 250 11,0 1,2
70 6,0 1,2

Bestawagen met FRL-unit Bestawagen met verdeelstuk

83
Inhoudsopgave Trefwoorden

LEKVERLIEZEN
Ø gat (mm) 0,4 1 1,6 2 3 4 6
lekverlies bij
7 bar (l/min) 1,15 71 185 375 660 1263 2950

LUCHTVERBRUIK van persluchtgereedschappen bij een overdruk van 6 bar in l/min


Boormachine 350
Schroevendraaier (0,37 Kw) 350
Moeraanzetter 450
Schuurmachine 450
Slijpmachine (0,55 Kw) 700
Verfspuit 1,5 mm 160
Verfspuit 2 mm 250

BEPALING VAN LEIDINGDIAMETERS BIJ PERSLUCHTLEIDINGEN


leidinglengte (m)

10 binnendiameter (mm)
500
20 drukverlies (bar)
capaciteit 400
m³/h m³/min 350 0,03
50
300
0,04
100 250
10000 systeemdruk 0,05
100 200 (bar overdr.)
0,07
200 5000 175
2
3000 50 150 0,1
500 2000 3
30 125
4
0,15
1000 20
1000 100 5
6 0,2
2000 10 80 7
500
65 0,3
300 5 10
5000 200 15 0,4
50
2,5 20
0,5
A 100 E
40
0,7
B 32

25 1,0

20 1,5

C D F G

Hoe werkt dit monogram?


Bepaald de totale leidinglengte, trek een rechte lijn door de gewenste capaciteit en trek deze lijn
door totdat hij de as C snijdt. Trek nu een lijn van as E (de gewenste systeemdruk) naar het accep-
tabele drukverlies op as G. Verbind nu de snijpunten op de assen C en F. Hierna kan op de as D de
leidingdiameter worden afgelezen.

Bepaling leidingnetgrootte
1) de hoeveelheid (flow)
2) de aanvangsdruk bijv. 7.0 of 10 bar
3) welke delta-P wordt toegestaan (wordt bepaald door het verschil tussen aanvangsdruk en
gebruiksdruk)
4) is continu afname van een bepaalde flow of erg “stotende” afname

84
Inhoudsopgave Trefwoorden

7.3 Weerstandsverliezen

7.3.1 Weerstand van leidingen


De diameter van een persluchtleiding kan worden bepaald met het nomogram op de voorgaande
pagina. Om de werkwijze te verduidelijken is onder het nomogram een voorbeeld uitgewerkt. Ook
kan men de diameter berekenen met de benaderingsformule:

d = 2 0,82 10p
5
× 5

×p
q1,85 × l
×

of, indien het drukverlies berekend moet worden:

0,82 × 105 × q1,85 × l


p =
d5 × p

waarin:
p = drukverlies in bar
q = de hoeveelheid perslucht in m3/min
l = lengte van de leiding in m
d = inwendige diameter van de leiding in mm
p = absolute druk in bar

Bij de berekening van een ringleiding wordt gerekend met de helft van de totale lengte en de helft
van de hoeveelheid perslucht. Bij het ontwerp van een leidingsysteem moet gestreefd worden naar
een drukverlies van maximaal 0,1 bar en een hoogste stromingssnelheid van 6 m/s.

Rekenvoorbeeld
Door een ringleiding Ø 50 mm en een lengte van 425 m stroomt per minuut 4 m3/min perslucht met
een druk van 7 bar (8 bar absoluut). De drukval aan het eind van de leiding bedraagt:

0,82 × 105 × 41,85 × 425


p = = 0,18 bar
505 × 8

7.3.2 Weerstand van toebehoren


Bij de berekening van het drukverlies moeten de weerstanden van filters, drogers en appendages
worden opgeteld. De weerstand van een filter neemt toe van 0,03 bar in nieuwstaat tot ongeveer
0,3 bar als het element is vervuild. De weerstand van drogers hangt af van het type en kan men
opvragen bij de fabrikant. De weerstand van appendages wordt opgegeven als equivalent van de
leidinglengte. In berekeningen wordt uitgegaan van de som van de werkelijke leidinglengte en het
equivalent.

85
Inhoudsopgave Trefwoorden

Weerstanden van appendages in equivalente leidinglengte (m)


nominale diameter DN 10 15 20 25 32 50 65 100 125 150

knie 0,7 1,0 1,2 1,5 2,0 3,5 4,5 7,0 10,0 15,0
afsluiter, haaks 2,0 2,4 3,0 4,0 6,0 7,0 12,0 15,0 18,0 22,0
bocht r=2d 0,1 0,1 0,2 0,3 0,3 0,5 0,6 1,0 1,3 1,7
bocht r=d0,2 0,2 0,3 0,4 0,4 0,6 0,8 1,3 1,8 2,0
bocht 45° 0,1 0,1 0,1 0,2 0,2 0,3 0,5 0,6 0,8 0,9
kIepafsluiter recht 4,0 4,1 6,0 7,5 12,0 15,0 24,0 30,0 38,0 45,0
kogelafsluiter 0,2 0,2 0,3 0,3 0,5 0,6 1,0 1,3 1,6 1,9
membraanafsluiter 0,8 1,0 1,2 1,6 2,5 3,0 4,5 6,0 8,0
terugslagklep 1,0 1,3 1,6 2,0 3,2 4,0 6,4 8,0 10,0 12,0
T-stuk 0,8 1,0 1,2 1,5 2,4 3,0 4,8 6,0 7,5 9,0
verloopstuk 0,2 0,3 0,4 0,5 0,7 1,0 2,0 2,5 3,1 3,6
zwanenhals 1,3 1,6 2,0 2,5 4,0 5,0

7.3.3 Lekverliezen
In ieder leidingnet bevinden zich openingen waardoor perslucht naar buiten kan stromen. Hoewel
lekkages tot het uiterste beperkt moeten blijven zijn bij kleine leidingnetten lekverliezen tot 5% en bij
grote leidingnetten lekverliezen tot 10% van de nominale capaciteit van de compressor als maximum
acceptabel. Uit de tabel blijkt hoe groot de lekkage is bij verschillende diameters van gaten. De
financiële gevolgen van lekkage kunnen groot zijn. Door een ogenschijnlijk klein gat van Ø 1 mm
gaat bij continubedrijf voor een bedrag van ruim € 500,- per jaar verloren.
Ø gat (mm) 0,4 1 1,6 2 3 4 6 10

lekverlies bij 0,00115 0,071 0,185 0,375 0,660 1,263 2,95 7,32
7 bar (m3/min)

7.4 Pneumatieksymbolen voor flowschema's

snijpunt persluchtleiding flexibele persluchtleiding

kruispunt persluchtleiding signaalleiding

86
Inhoudsopgave Trefwoorden

compressor driewegklep

nakoeler veiligheidsklep

drukvat terugslagklep

persluchtkoeldroger minimumdrukklep

adsorptiedroger regelbare smoorklep

persluchtfilter reduceerventiel

actieve kooladsorber condensaataftap

afsluiter olie-waterscheiding

87
Inhoudsopgave Trefwoorden

7.5 Luchtverbruik van persluchtgereedschappen


gereedschappen bij een overdruk van 6,2 bar.
gereedschap luchtverbruik I/min

blaaspistool 60
boormachine 350
sloophamer 650 - 1400
moeraanzetter 450
schroevendraaier 0,37 kW 350
schuurmachine 450
slijpmachine 0,55 kW 700
stamper 500
verfspuit 1,5 mm 160
verfspuit 2 mm 250

7.5.1 Capaciteit bij stralen


De capaciteit in m3/min die bij stralen nodig is:

Ø mondstuk in mm druk in bar

4 6 7

3 0,4 0,5 0,6


4,5 0,9 1,1 1,26
6 1,5 2,0 2,3
8 2,5 3,4 3,9
10 3,9 6,0 7,0
12 6,4 8,0 9,3

88
Inhoudsopgave Trefwoorden

7.5.2 Belastingsfactor f
Bij de berekening van het totale luchtverbruik gaat men uit van een gemiddelde belasting die bepaald
wordt door de belastingsfactor f.
gereedschap factor f

blaaspistool 0,10
boormachine 0,30
hakhamer 0,35
moeraanzetter 0,25
schroevendraaier 0,30
schuurmachine 0,30
slijpmachine 0,30
verfspuit 0,30 - 0,60

Rekenvoorbeeld
In een fabriekshal moet een leidingnet worden aangelegd. Aangezien het luchtverbruik niet constant
is, wordt de berekening van de benodigde capaciteit gebaseerd op de nominale capaciteit van de
persluchtgereedschappen met een correctie door de belastingsfactor f. Ook wordt rekening
gehouden met uitbreiding in de toekomst.
aantal gereedschap capaciteit l/min belastingsfactor f rekenwaarde m3/min

20 blaaspistolen 60 0,10 0,12


5 pneumatische machines 150 1,00 0,75
4 schuurmachines 450 0,30 0,54
6 slijpmachines 0,55 kW 700 0,30 1,26
4 schroevendraaiers 350 0,30 0,42
1 straalcabine 4000 0,80 3,20
2 verfspuiten 250 0,60 0,30

subtotaal 6,59

uitbreiding 25% 1,65


leidinglekkage 10% 0,82

totale capaciteit in m3/min 9,06

89
Inhoudsopgave Trefwoorden

Berko Persluchtinstallatie

90
Inhoudsopgave Trefwoorden

8 Milieu
Inleiding
Een van de grootste problemen waar geïndustrialiseerde landen, en in het bijzonder een dichtbevolkt
land als Nederland, mee te maken hebben is de bescherming van het milieu. In de eerste plaats is
dat de directe werkomgeving waar geluidsoverlast en vervuiling zo veel mogelijk moeten worden
voorkomen. De bescherming van het milieu buiten het bedrijf is nog belangrijker en op veel punten bij
wet geregeld.

8.1 Geluid

8.1.1 Geluidssnelheid
Geluid plant zich voort als drukgolven. Golven die zich voortplanten in lucht noemt men luchtgeluid
en golven die zich voortplanten in materie contactgeluid. De snelheid c, waarmee zich geluid in
gassen voortplant, volgt uit de formule:

c = k × Rs × T (m/s)

waarin:

cp
k =
cv

J
Rs = de specifieke gasconstante in
kg × K

J
Voor lucht met k = 1,4 en Rs = 287 geldt:
kg × K

c = 21,4 × 287 × T 7 20 2 T

Rekenvoorbeeld
De geluidssnelheid in lucht van 30 °C is:

c = 21,4 × 287 × 303 = 348,92 m/s

8.1.2 Geluidssnelheden c in enkele stoffen


droge lucht van 0 °C : 331 m/s
droge lucht van 15 °C : 340 m/s
droge lucht van 20 °C : 343 m/s
zoet water van 4 °C : 1250 m/s
olie : 1250 m/s
waterstof 15 °C : 1302 m/s
staal : 5800 m/s
koper : 4000 m/s

De geluidssnelheid wordt ook gebruikt als eenheid om de snelheid van een lichaam uit te drukken.
Deze eenheid noemt men het getal van Mach (M). Het getal van Mach geeft de verhouding aan van
een snelheid van een lichaam in verhouding tot de geluidssnelheid van lucht op zeeniveau
van 15 °C (340 m/s).

91
Inhoudsopgave Trefwoorden

v
M=
c

Op grond van het getal van Mach onderscheidt men verschillende gebieden:
M<1 subsonisch gebied
M71 transsonisch gebied
M > 1< 5 supersonisch gebied
M>5 hypersonisch gebied

8.1.3 Frequentie
Het aantal golven per s is de frequentie f in Hz. De golflengte , wordt berekend uit:

v
, = (M)
f

Het gemiddelde menselijk gehoor is gevoelig voor frequenties tussen 16 en 16000 Hz. Een octaaf is
een verdubbeling van de frequentie. De frequenties van de eerste octaaf liggen tussen 16 en 32 Hz,
de tweede tussen 32 en 64 enz. Het gebied dat voor mensen hoorbaar is omvat totaal 10 octaven.

8.1.4 Geluidsniveau
De geluidsintensiteit ' is de maat voor het aantal golven dat zich voortbeweegt door een vlak van
1 m2 loodrecht op de bewegingsrichting van de golven. Voor het menselijk gehoor is bij 1000 Hz een
geluidsintensiteit normaal waarneembaar tussen 10-12 (de drempelwaarde '0 die gelijk is aan 0 dB)
en 102 W/m2 (de pijngrens die gelijk is aan 140 dB). Door de grote omvang van het hoorbare gebied
is het praktischer de waarden volgens een logaritmische schaal op te geven. L geeft de logaritmische
verhouding aan tussen de geluidsintensiteit en de drempelwaarde en wordt het geluidsintensiteits-
niveau of geluidsniveau genoemd.

'
L = 10 × log (dB)
'0

Rekenvoorbeelden
Het geluidsniveau L bij ' = 10-8 is:

10-8
L = 10 × log = 40 dB
10-12

Het totale geluidsniveau van twee gelijke geluidsbronnen op gelijke meetafstanden bedraagt:

2'
L t = 10 log
'0

= L1 + 3 dB

als L1 het geluidsniveau van een enkele bron is.

Het menselijk gehoor ervaart dezelfde geluidsintensiteit bij verschillende frequenties niet als even
sterk. Geluid met een niveau van 70 dB bij 1000 Hz lijkt even sterk als geluid van 60 dB bij 85 Hz.
Het gevoeligst is het menselijk oor voor frequenties van ongeveer 3000 Hz. Daarom zijn andere
schalen ontwikkeld die onafhankelijk van de frequentie aangeven in welke mate geluid als hinderlijk
wordt ervaren. Bekend zijn onder andere de dB(A) en de dB(B) schalen.

92
Inhoudsopgave Trefwoorden

pijngrens foon
120
(dB)
100
100

80
80

60
60

40
40

20
20

0 gehoordrempel

frequentie (Hz)
10 100 1k 10 k

geluidsgevoeligheid van het menselijk gehoor bij verschillende frequenties (dB)

8.1.5 Geluiddrukniveau
Zoals bij de berekening van het geluidsintensiteitsniveau 10-12 W/m2 de basiswaarde is, geldt als
uitgangspunt van de geluiddrukmeting p0 = 2 × 10-5 N/m2. Het geluiddrukniveau Lp wordt berekend uit:

p
Lp = 20 × log (dB)
p0

waarin p = de geluiddruk in N/m2.

De geluidsintensiteit L is evenredig met het kwadraat van de geluiddruk p.

8.1.6 Voorbeelden van geluidsniveaus dB geluidsbron


dB geluidsbron

0 vergelijkingswaarde
20 ritselen van bladeren
40 fluisteren op 1 m afstand
60 gesprek op 1 m afstand
80 luide radio
100 claxon
120 mitrailleur
140 pijngrens

93
Inhoudsopgave Trefwoorden

8.1.7 Geluiddemping
Geluidsabsorberende materialen hebben een absorptie-coëfficiënt a met een waarde tussen 1 en 0,
waarbij de geluiddemping maximaal is als a = 1. Geluiden met een lage frequentie zijn moeilijker te
dempen dan geluiden met een hogere frequentie.

8.1.8 Geluidsmeting
De meting van het geluidsniveau van compressoren kan plaatsvinden volgens Cagi-Pneurop of
DIN 45635.

m
50
bovenaanzicht
Geluidmeting volgens CAGI-Pneurop
in een vrije veld opstelling met
een straal van 50 meter.

3
4 5 2
1
compressor Aantal meetpunten is 5.
Meetpunten 1 t/m 4 liggen
op 1,5 meter hoogte, 1 meter
vanaf de compressor.
Punt 5 ligt 1,5 meter boven
het midden van de compressor.

bovenaanzicht
Meting volgens DIN 45635
op de werkplek.
4m
3

4 5 2
compressor verschillen in
1
4m

geluidsmetingen volgens
DIN 45635 en CAGI-Pneurop
94
Inhoudsopgave Trefwoorden

meting volgens Cagi-Pneurop

meetplaats : in het vrije veld zonder geluids-reflecterende voorwerpen, muren of daken


binnen een straal van 50 m en op een harde ondergrond
meetpunten : een meetpunt per zijde en een extra meetpunt aan de zijde
met het hoogste geluidsniveau
meetafstand : 1m
meethoogte : 1,5 m
meetwaarde : gemiddelde waarde van 5 meetpunten in dB(A)

meting volgens DIN 45635

meting : op de plaats van opstelling, machinekamers of bedrijfsruimten


meetpunten : 5 tot 10
meetafstand : 0,25 tot 1 m
meethoogte : onbepaald
meetwaarde : gemiddelde waarde van alle punten

Door de verschillende meetmethoden zijn de meetwaarden volgens DIN 45635 tussen 8 en 12 dB(A)
hoger dan volgens Cagi-Pneurop. Een meting van 75 dB(A) volgens Cagi-Pneurop komt overeen
met ongeveer 85 dB(A) volgens DIN 45635. Daarentegen laat DIN 45635 een afwijking toe van
3 dB(A) en geldt de meting volgens Cagi-Pneurop als de hoogst optredende waarde.

8.1.9 Berekening van geluidsniveaus


meerdere gelijke geluidsbronnen

aantal bronnen 2 3 4 5 7 10 15 20
toename in dB(A) 3 5 6 7 8 10 12 13

Rekenvoorbeeld
Drie compressoren met een geluidsniveau van 70 dB(A) hebben samen een geluidsniveau van
75 dB(A).
twee verschillende geluidsniveaus

verschil tussen twee geluidsniveaus 2,5 5 10 15 20


toename in dB(A) 2 1,3 0,5 0,2 0

Rekenvoorbeeld
Een compressor van 70 dB(A) en een compressor van 75 dB(A) hebben samen een geluidsniveau
van 76,3 dB(A).

95
Inhoudsopgave Trefwoorden

meting op afstand

afstand tot de bron in m 1 2 5 10 25 50 100


afname in dB(A) 0 5 12 16 23 28 32

De gegevens gelden in normale omstandigheden waarbij enige weerkaatsing optreedt.

Rekenvoorbeeld
Bij een compressor met een geluidsniveau van 70 dB(A) wordt op 25 m afstand een geluidsniveau
gemeten van 47 dB(A).

8.1.10 Geluid op de werkplek


Werknemers mogen volgens art. 179 van het Veiligheidsbesluit voor fabrieken en werkplaatsen
1938 (VBF) niet worden blootgesteld aan geluidsniveaus hoger dan 80 dB(A). De werkgever moet
de volgende maatregelen nemen wanneer een hoger geluidsniveau wordt gemeten:
- Voldoende gehoorbeschermers ter beschikking stellen;
- De werknemer minstens eenmaal per jaar een gehooronderzoek laten ondergaan.

Bij hogere geluidsniveaus dan 80 dB (A) geldt per iedere 3 dB (A) een halvering van de toegestane
blootstellingsduur. In een omgeving van 83 dB(A) mag niet langer dan vier uur worden gewerkt en bij
86 dB(A) niet langer dan twee uur. Vanaf 90 dB(A) is men verplicht gehoorbeschermers te dragen.
De lokaties waar dergelijke hoge geluidsniveaus voorkomen moeten met waarschuwingsborden
worden gemarkeerd. Jongeren mogen hier niet werken.

8.2 Oliehoudende perslucht


Tijdens het comprimeren neemt lucht een deel van de olie op waarmee de compressor wordt
gesmeerd. De hoeveelheid olie hangt af van het type compressor.
Bij gesmeerde zuigercompressoren komen concentraties voor van 10 tot 50 mg/m3 en bij
gesmeerde schroefcompressoren tussen 2 en 8 mg/m3. Ook kan perslucht olie bevatten die
is toegevoegd om gereedschappen te smeren.

Olie in de perslucht kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Als de concentratie groot is, bestaat
gevaar voor vergiftiging en voor longontsteking. Zeker in kleine ruimten, waar verhoudingsgewijs
veel perslucht wordt afgenomen, zijn beschermende maatregelen nodig. Een actieve kooladsorber
(zie 5.1.4) is hier op zijn plaats.

Wanneer onbehandelde perslucht dient voor beademing, bijvoorbeeld van een straler, een duiker of
voor patiënten in ziekenhuizen, kan men beter elk risico vermijden en een goed werkende en goed
beveiligde conditioneringsset gebruiken. Een ademluchtconditioneringsset bestaat uit een voorfilter,
een fijnfilter en een actieve koolfilter. Eventueel kan ook nog een speciale filtering met katalysator
worden toegepast om CO af te vangen.

96
Inhoudsopgave Trefwoorden

8.3 Persluchtkoeldrogers
Het koelsysteem van een persluchtkoeldroger kan een koudemiddel bevatten dat schadelijk is voor
het milieu. Van koudemiddelen die bestaan uit chloor, fluor en koolstof (CFK's) wordt aangenomen
dat ze de ozonlaag aantasten en het broeikaseffect versterken. Dit zijn freonen, bijvoorbeeld R 12, R
22 en R 502. Deze koudemiddelen vallen onder invloed van UV-straling uiteen. De chloor die vrij-
komt reageert met ozon en vormt CLO. Ook bestaan er middelen met broom (Br), een element dat
nog schadelijker is voor de ozonlaag dan chloor. Veel minder schadelijk zijn de koudemiddelen R
134a en R 404a. Als referentie voor de schadelijkheid dient R 11, waarvan de aantasting van de
ozonlaag gekwalificeerd wordt als 1,0 en de versterking van het broeikaseffect eveneens met 1,0.
Voor andere koudemiddelen gelden de waarden in de tabel.
koudemiddel groep chemische formule aantasting ozonlaag versterking broeikaseffect

R 11 CFK CCl 3F 1,0 1,0


R 12 CFK CCl 2F2 1,0 2,50
R 22 HCFK CHCl F2 0,68 0,34
R 134a HFK CH2F.CF3 0 0,25
R 404a HFK CHF2CF3 / CH3CF3 / CH2FCF3 0 1,03
R 507 HFK CHF2.CF3 0 0,96
R 407c HFK CF2H2 / CF3CHF2 / CH2FCF3 0 0,39
R 410a HFK CF2H2 0 0,52
R 717 organisch NH3

In persluchtkoeldrogers komen voornamelijk R 134a, R 404a en R 407c voor. De letter R in de


aanduiding staat voor refrigerant. In plaats van de R mag ook de groepsnaam worden gebruikt,
bijvoorbeeld CFK 12 in plaats van R 12 en HFK 410a in plaats van R 410a.

HFK's bevatten geen chloor, dus er is geen gevaar voor aantasting van de ozonlaag. R 12 belast het
milieu zo ernstig dat het niet meer mag worden gebruikt, ook het bijvullen van bestaande apparaten
is verboden. HCFK's als R 22 zijn minder gevaarlijk en mogen volgens verordening 2037/2000 alleen
nog in zeer beperkte mate gefabriceerd worden. Het gebruik van nieuw geproduceerde HCFK's is
na 1 januari 2010 volledig verboden. Na 1 januari 2015 is er ook een verbod op het gebruik van
geregenereerde HCFK's. In de volgende tabel staan omschrijvingen van de soorten koudemiddelen.
groep omschrijving voorbeelden

CFK Chloorfluorkoolstof R 11, R 12, R 115


HCFK Hydrochloorfluorkoolwaterstof, chemisch R 22, R 123, R 124, R 141b, R 142b
vergelijkbaar met CFK's, echter met een
of meer waterstofatomen (H).
HFK hydrofluorkoolstof, een verzadigd alifatisch R 134a, R 125, R 23.
module zonder chloor. Sommige soorten zijn Brandbaar zijn onder andere
brandbaar. R 23, R 125, R 143a.
PFK Perfluorkoolstof, ook wel aangeduid als FK. R 14, R 116
Het zijn broeikasgassen met een lange
levensduur.

BCFK Broomchloorfluorkoolstoffen, vergelijkbaar R 13b


met CFK's, maar de moleculen bevatten ook
één of meer broomatomen. Deze middelen
zijn ook bekend als halonen.
organisch Ammoniak (NH3) dat brandbaar is en zeer giftig.

97
Inhoudsopgave Trefwoorden

8.4 Chemisch afval


De volgende afvalproducten worden aangemerkt als chemisch afval:
- smeerolie van compressoren
- pakkingen van gesmeerde compressoren
- alle filterelementen van gesmeerde compressoren (behalve het aanzuigfilter)
- droogmiddel (absorbens) van een absorptiedroger
- droogmiddel (adsorbent) van een adsorptiedroger
- condenswater van een gesmeerde compressor
- condenswater van een olievrije compressor
- actieve koolvullingen en -patronen
- filter van een olie-waterscheider
- kabels met een PVC-ommanteling
- antivriesvloeistof voor gereedschappen
- defecte persluchtkoeldrogers

Bedrijven zijn verplicht deze afvalproducten door een daartoe bevoegde instantie te laten afvoeren.
De leverancier die de stoffen oorspronkelijk heeft geleverd, kan verantwoordelijk gesteld worden
voor de verwijdering, maar mag bijvoorbeeld afgewerkte smeerolie niet zelf vervoeren.

98
Inhoudsopgave Trefwoorden

9 Kosten van perslucht


Inleiding
De kosten van perslucht zijn samengesteld uit een groot aantal onderdelen. Daarbij onderscheidt
men kosten voor de investering, het energieverbruik en het onderhoud. Door de onderstaande lijsten
in te vullen kunnen de kosten gemakkelijk worden berekend.

9.1 Berekening
investering

compressor € ...
nakoeler € ...
droger € ...
filters € ...
persluchtketel € ...
condensafvoer € ...
olie-waterscheider € ...
opstelling € ...
ventilatie compressorruimte € ...
koelluchtroosters € ...
elektrische voorzieningen, voedingskabel, € ...
persluchtleidingen, condensleidingen € ...
bouwkundige voorzieningen € ...

totale investering (k) € ...

Jaarlijkse afschrijving
Bij een rentepercentage p bedraagt de jaarlijkse afschrijving A bij een afschrijvingsperiode n:

A = k×
p
×
( 100100+p ) = € ...
n
100
( 100100+ p ) - 1
energiekosten

netvermogen vollast kW a
netvermogen nullast kW b
aantal vollast-uren per jaar h c
aantal nullast-uren per jaar h d
stroomtarief €/kWh e

(a × c + b × d) × e

( ... × ... + ... × ... ) × e = (B) € ...

99
Inhoudsopgave Trefwoorden

waterkoeling

waterverbruik m3/h f
aantal vollast-uren per jaar h c
watertarief €/m3 h

f×c×h

... × ... × ... = (C) € ...


luchtkoeling

aantal vollast-uren per jaar h c


aantal nullast-uren per jaar h d
netvermogen ventilatormotor 1) kW i
stroomtarief €/kWh e

i · (c + d) · e

... × (... + ...) × ... = (D) € ...


kosten extra nakoeler

netvermogen ventilatormotor 1) kW j
aantal vollast-uren per jaar h c
aantal nullast-uren per jaar h d
stroomtarief €kW e

j × (c + d) × e

... × (... + ...) × ... = (E) € ...


persluchtkoeldroger

netvermogen persluchtkoeldroger 1) kW k
vollast-uren per jaar h c
stroomtarief €/kWh e

f×h×e

... × ... × ... = (F) € ...


adsorptiedroger

netvermogen (gemiddeld) kW l
vollast-uren per jaar h c
stroomtarief €kWh e

gemiddeld luchtverbruik m3/min n


kosten perslucht 2) €/m3 p

l × c × e + n × p × 60

... × ... × ... + ... × ... × 60 = (G) € ...

1)
Het netvermogen kan hoger zijn dan het nominale motorvermogen.
2)
Bereken eerst de persluchtkosten zonder adsorptiedroger en vul later de berekende waarde in.
100
Inhoudsopgave Trefwoorden

onderhoudskosten

luchtfilters € ...
oliefilters € ...
kleppen € ...
zuigerveren € ...
zuigers € ...
pakkingen, o-ringen € ...
smeerolie € ...
olieafscheider € ...
magneetkleppen € ...
regeling € ...
revisie € ...
diversen € ...
onderhoudscontract € ...
servicekits € ...
totale onderhoudskosten (H) € ...
hoeveelheid geleverde perslucht

vollast-uren per jaar h c


capaciteit m3/min q

c × q × 60

... × ... × 60= (') m3 ...

Kosten per m3

(A) + (B) + (C) + (D) + (E) + (F) + (G) + (H)


(')

... + ... + ... + ... + ... + ... + ... + ...


= (J) € ...
...

Rekenvoorbeeld
Een luchtgekoelde schroefcompressor van 37 kW motorvermogen werkt 4000 bedrijfsuren per jaar,
het rendement van de elektromotor is 92%, het stroomtarief € 0,10 per kWh en de investering
bedraagt € 12.500,-. De afschrijvingsperiode is 10 jaar en de rentevoet 8%.

37 × 4000 × € 0,10
De energiekosten zijn: = € 16.087,-
0,92

( 100100 )
10
+8
8
De afschrijving per jaar bedraagt: A = € 12.500,- × × = € 1.751,-
( 100
100 )
10
100 +8
-1

Stel dat een andere compressor duurder is in aanschaf maar daarentegen 5% minder energie
verbruikt. De besparing aan energiekosten bedraagt per jaar € 804,-. Uitgaande van dezelfde rente
en afschrijvingsperiode mag deze compressor dan € 5.395,- duurder zijn (43%) zonder dat er
verschil optreedt in de uiteindelijke kosten. Deze compressor zal na de afschrijvingsperiode van
10 jaar direct voordeel gaan opleveren. Als het verschil in investering kleiner is, zal het financiële
voordeel al eerder optreden.
101
Inhoudsopgave Trefwoorden

plaats van capaciteitsmeetpunten bij persluchtinstallaties met meerdere compressoren

1 2 4 5
3
M

a a

A
6

1 2 4 5
7
3
M

b
a a

1 2 4 5
3
M

a a
1 aanzuigfilter
2 compressor
3 flexibele aansluiting c
4 persluchtketel
5 persluchtdroger
6 omloopleiding
7 persluchtketel

a condensautomaat
b condens-aftapkraan
c olie-waterscheider

A pressostaten
B compressorenregeling
M1 meetpunt: datalogger
M2 meetpunt: volumestroommeter

102
Inhoudsopgave Trefwoorden

10 Metingen
Inleiding
Tot de belangrijkste eigenschappen van een compressor behoren de capaciteit en het opgenomen
vermogen. Omdat veel fabrieks- of leveranciersopgaven onduidelijk zijn, is het niet altijd gemakkelijk
om de juiste gegevens te weten te komen. Voor een gemiddelde gebruiker is het vrijwel ondoenlijk
om te beoordelen welke opgaven betrouwbaar zijn en bij welke een zekere terughoudendheid
gerechtvaardigd is. De informatie in dit hoofdstuk is bedoeld om te helpen bij de beoordeling.

10.1 Capaciteitsmeting
De capaciteit van compressoren kan op verschillende manieren worden gemeten en dat kan een
onderlinge vergelijking soms bemoeilijken. Bij zuigercompressoren wordt vaak het slagvolume
opgegeven en de suggestie gewekt dat dit de capaciteit is. Van andere soorten compressoren
geeft men soms de capaciteit op die het compressorblok levert en is geen rekening gehouden
met verliezen die later in het systeem optreden. Ook komt het voor dat de capaciteit wordt
opgegeven bij een lagere druk dan de opgegeven werkdruk.

De capaciteit van een compressor is de hoeveelheid lucht of gas die de compressor per
tijdseenheid levert en waarover men vrijelijk kan beschikken. De meting moet plaatsvinden aan de
laatste persflens van de compressorinstallatie, dus na de nakoeler, eventueel ingebouwde filters
en persluchtkoeldroger. Een van de moeilijkheden die daarbij optreedt, is het verschil in de toestand
van de perslucht. Omdat perslucht een groter volume inneemt naarmate de temperatuur hoger is,
lijkt een compressor met een slecht werkende nakoeler meer perslucht te leveren. Dit effect wordt
versterkt doordat warme perslucht meer waterdamp bevat. Andersom hangt het volume aan de pers-
zijde af van de heersende druk: hoe hoger de werkdruk hoe kleiner het volume. Daarom is afgespro-
ken de capaciteit aan het eind van de compressorinstallatie te meten en de meetwaarden rekenkun-
dig te herleiden tot de begincondities, dus 20 °C en 1 bar absoluut. De norm die de meetmethode
omschrijft is ISO 1217. Alleen de laatstgenoemde norm schrijft een meting aan het eind van de com-
plete installatie voor. Bij de andere normen mogen de meetplaatsen naar eigen inzicht worden geko-
zen. In specificaties moet daarom duidelijk staan volgens welke norm de capaciteit is gemeten.

10.2 Vermogensmeting
Het opgegeven vermogen moet gemeten zijn bij vollast en bij de aangegeven werkdruk. Het is niet
juist dat de specificatie een hogere werkdruk aangeeft dan de werkdruk waarbij het vermogen is
gemeten. Ook onjuist is dat het vermogen van een aparte ventilatormotor niet wordt meegenomen.
Door beide kunnen grote afwijkingen ontstaan.

10.3 Nullastvermogen
Een compressor moet bij voorkeur minder dan 10% van de bedrijfsuren in nullast draaien. Door een
grotere persluchtketel te installeren, treden minder schakelingen op en kan de compressor zonder
bezwaar aan- en uitschakelen. Toch moet niet al te veel waarde aan het nullast vermogen gehecht
worden. Als een schroefcompressor in nullast 28% van het vollastvermogen opneemt en een andere
35%, geeft men snel de voorkeur aan de eerste. Wanneer men uitgaat van 10% nullasttijd is het
verschil tussen beide echter niet meer dan 0,4% van de totale energiekosten.

103
Inhoudsopgave Trefwoorden

10.4 ISO 1217 testnorm


In 1996 verscheen de testnorm ISO 1217 die nu algemeen voor compressoren wordt gebruikt. De
norm maakt onderscheid tussen verschillende uitvoeringen.

annex A vloeistofringcompressoren
annex B enkele compressorblokken, zonder randapparatuur
annex C elektrisch aangedreven compressoren met randapparatuur zoals een
aanzuigfilter, olieafscheider en nakoeler
annex D door een verbrandingsmotor aangedreven compressoren met randapparatuur

Volgens ISO 1217 annex C moet de capaciteit aan het eind van de compressor worden
gemeten. Alleen het vermogen dat de elektromotor opneemt uit het net geldt, dus niet het vermogen
dat alleen het compressorblok opneemt. Hierdoor komt ook het verschil tot uitdrukking dat bestaat
tussen de rendementen van elektromotoren. Het rendement van een IP 23 elektromotor is 2 tot 3%
lager dan dat van een IP 54 elektromotor en dat komt hierdoor goed naar voren. De hoeveelheid
condenswater wordt omgerekend naar het dampvolume en opgeteld bij het volume aan perslucht.
De metingen vinden plaats bij een complete compressor en inclusief alle ingebouwde toebehoren,
dus ook bijvoorbeeld de koelventilator. Belangrijk is daarom dat ook de temperatuur van de perslucht
wordt opgegeven. Bij compressoren die door een verbrandingsmotor worden aangedreven, vindt
geen vermogensmeting plaats, maar gaat men uit van het brandstofverbruik. Ook in dit geval moeten
alle toebehoren gemonteerd zijn.

Volgens ISO 1217 annex C moeten de metingen plaatsvinden bij de volgende condities:

inlaatdruk 105 Pa
inlaattemperatuur + 20 ºC
relatieve vochtigheid 0%
koelwatertemperatuur 20 ºC

ISO 1217 ed.3 annex C 1996 laat de volgende afwijkingen toe:

doorstroomvolume capaciteit uit het net opgenomen opgenomen vermogen


bij aangegeven vermogen in vollast in nullast
omstandigheden

m3/min % % %

< 0,5 ±7 ±8 ± 20
0,5 - 1,5 ±6 ±7 ± 20
1,5 - 15 ±5 ±6 ± 20
> 15 ±4 ±5 ± 20

De meting gaat ervan uit dat droge lucht is aangezogen, maar in werkelijkheid is er vocht in de lucht
aanwezig die voor een deel in de nakoeler condenseert. Om die reden wordt de gemeten capaciteit
met een correctiefactor verhoogd en die hoeveelheid komen we nu te kort. Soms is in een specifica-
tie de capaciteit opgegeven gemeten bij 0 ºC. De capaciteit volgens ISO 1217 is gemeten bij 20 ºC
en moet dus groter zijn. Voor de herberekening is de volgende formule te gebruiken:

t1 1,01325
q2 = q1 × ×
273 × 60 p - (% rv / 100 × pv)

waarin q2 de gecorrigeerde capaciteit is in m3/min, t1 de aanzuigtemperatuur in K, de inlaatdruk van


de compressor in bars abs, rv de relatieve vochtigheid in % en pv de verzadigde dampdruk van water
bij de heersende temperatuur (zie tabel).
104
Inhoudsopgave Trefwoorden

Rekenvoorbeeld
gevraagde capaciteit q1 10 m3/min
omgevingstemperatuur t1 20 ºC
inlaatdruk p 0,98 bar abs
verzadigde dampdruk pv bij 20 ºC 0,02337 bar
relatieve vochtigheid r1 70 %

293 1,01325
q2 = 10 × × = 11,29 m3/min
273 0,98 - (70 / 100 × 0,02337)

t ºC pv bar

1 0,00657
2 0,00705
3 0,00758
4 0,00813
5 0,00872
6 0,00935
7 0,01001
8 0,01072
9 0,01147
10 0,01227
11 0,01312
12 0,01401
13 0,01497
14 0,01597
15 0,01704
16 0,01817
17 0,01936
18 0,02063
19 0,02196
20 0,02337
21 0,02486
22 0,02642
23 0,02808
24 0,02982
25 0,03166
26 0,03360
27 0,03564
28 0,03778
29 0,04004
30 0,04242
31 0,04498
32 0,04754
33 0,05036
34 0,05318
35 0,05629
36 0,05940
37 0,06282
38 0,06624
39 0,07000
40 0,07375 Verzadigde dampdrukken van water

105
Inhoudsopgave Trefwoorden

10.5 Normvolumes
Om componenten met verschillende werkdrukken met elkaar te kunnen vergelijken of te combineren,
zijn in de persluchtbranche alle capaciteiten waar niet speciaal een druk bij vermeld is, uitgedrukt in
normaal-volumen. Soms wordt dit aangegeven door middel van de notatie Nm3 of mn3 maar meestal
wordt het niet aangegeven.
Dit betekent dat in de leiding na een compressor met een nominale capaciteit van 2 Nm3/min bij
een werkdruk van 9 bar(o) geen 2 m3/min maar 2/10 = 0,2 m3/min perslucht stroomt. Na gebruik
expandeert deze hoeveelheid tot 2 m3/min bij atmosferische omstandigheden.

Er zijn verschillende interpretaties van normvolumes of normaal m3. In alle gevallen geldt dat de
lucht geen waterdamp bevat, dus de relatieve vochtigheid is 0%.

Normvolume volgens DIN 1343 bij:


temperatuur T = 0 °C
druk p = 1,01325 bar
dichtheid = 1,294 kg/m3

Normvolume volgens ISO 2533:


temperatuur T = 15 °C
druk p = 1,01325 bar
dichtheid = 1,225 kg/m3

Normvolume volgens ISO 1217 en VIP bij:


temperatuur T = 20 °C
druk P = 1,0000 bar
werkdruk 7 bar (o)

10.6 Geluidsmetingen
In ISO 1251 staan de voorschriften voor geluidsmetingen aan compressoren. Hierin staan onder
andere het aantal meetpunten en de afstand van de meetpunten tot de compressor. Op de meet-
waarden geldt een tolerantie van ± 3 dB(A). Omdat er verschillende meetnormen bestaan, moet de
toegepaste norm duidelijk zijn aangegeven.

10.7 Normen en richtlijnen


DIN 1626 Geschweißte Stahlrohre; Technische Lieferbedingungen
DIN 1629 Nahtlose Rohre; Technische Lieferbedingungen
DIN 1952 Durchflussmessung mit genormten Düsen, Blenden und Venturidüsen
DIN 2353 Lötlose Rohrverschraubungen mit Schneidring; Vollständige Verschraubung
und Übersicht
DIN 2401 Rohrleitungen, Druckstufen, zulässige Betriebsdrücke für Rohrleitungsteile
aus Eisenwerkstoffen
DIN 2402 Rohrleitungen, Nennweiten, Begriff, Stufung
DIN 2403 Kennzeichnung von Rohrleitungen nach dem Durchflußstoff
DIN 2406 Rohrleitungen, Kurzzeichen, Rohrklassen
DIN 2413 Stahlrohre, Berechnung der Wanddicken gegen Innendruck
DIN 2440 Stahlrohre, mittelschwere Gewinderohre
DIN 2441 Stahlrohre, schwere Gewinderohre
DIN 2444 Zinküberzüge auf Stahlrohren; Qualitätsnorm für die Feuerverzinkung
von Stahlrohren für Installationszwecke
DIN 2448 Nahtlose Stahlrohre; Maße und Gewichte
DIN 2458 Geschweißte Stahlrohre, Maße und Gewichte
DIN 2462 Nahtlose Rohre aus nichtrostenden Stählen

106
Inhoudsopgave Trefwoorden

DIN 2470/1 Gasleitungen aus Stahlrohren mit Betriebsüberdrucken bis 16 bar,


Anforderungen an die Rohrleitungsteile
DIN 2470/2 Gasleitungen aus Stahlrohren mit Betriebsüberdrucken über 16 bar,
Anforderungen an die Rohrleitungsteile
DIN 2500 Flansche; Allgemeine Angaben; Übersicht
DIN 2501 Flansche; Anschlussmaße
DIN 2505 Berechnung van Flanschverbindungen
DIN 2519 Stahlflansche; Technische Lieferbedingungen
DIN 2526 Flansche, Formen der Dichtflächen
DIN 2527 Blindflansche, Nenndruck 6 - 100
DIN 2567 Flansche, glatt zum Löten oder Schweißen, Nenndruck 10
DIN 2605 Rohrbogen zum Einschweißen; Stahlrohre
DIN 2606 Rohrbogen aus Stahl zum Einschweißen; Bauart 5d
DIN 2615 Stahlfittings zum Einschweißen; T
DIN 2616 Stahlfittings zum Einschweißen; Reduzierstücke
DIN 2617 Stahlfittings zum Einschweißen; Kappen
DIN 2618 Stahlfittings zum Einschweißen; Sattelstutzen, Nenndruck 16
DIN 2619 Stahlfittings zum Einschweißen; Einschweißbogen, Nenndruck 16
DIN 2632 Vorschweißflansche; Nenndruck 10
DIN 2642 Lose Flansche, Vorschweißbördel, glatte Bunde, Nenndruck 10
DIN 2673 Lose Flansche mit Vorschweißbund; Nenndruck 10
DIN 2690 Flachdichtungen für Flansche mit ebener Dichtfläche; Nenndruck 1 - 40
DIN 2980 Stahlfittings mit Gewinde
DIN 2982 Stahlfittings mit Gewinde; Rorhnippel, Rohrdoppelnippel
DIN 2983 Stahlfittings mit Gewinde; Bogen
DIN 2986 Stahlfittings mit Gewinde; Muffen
DIN 2987/1 Stahlfittings mit Gewinde; Kreuz; T; Winkel
DIN 2987/2 Stahlfittings mit Gewinde; Kreuz; T; Winkel, reduziert
DIN 2988 Stahlfittings mit Gewinde; Absatzmuffen
DIN 2990 Stahlfittings mit Gewinde; Doppelnippel mit Sechskant, Reduzierstück
DIN 2991 Stahlfittings mit Gewinde; Stopfen; Kappen
DIN 2993 Stahlfittings mit Gewinde; Rohrverschraubungen
DIN 2999 Withworth-Rohrgewinde für Gewinderohre und Fittings
DIN 3320 Sicherheitsventile; Begriffe
DIN 3680 Kondensatableiter; Systeme; Begriffe
DIN 3683 Kondensatableiter; Kennzeichnende Angaben
DIN 3850 Rohrverschraubungen; Übersicht
DIN 8061 Rohre, Rohrverbindungen, Rohrleitungsteile aus PVC, hart
DIN 8074 Rohre aug Polyethyleen, hart
DIN 8076 Klemmverbindungen aus Metall für Rohre aus PE (Polyethylen)
DIN 8564 Schweißen im Rohrleitungsbau
DIN 16890 Rohre aus Acrylnitril-Butadien-Styrol (ABS)
DIN 16963 Rohrverbindungen und Rohrleitungsteile für Druckrohrleitungen aus
Polyethylen hoher Dichte (HDPE)
DIN 19630 Gas- und Wasserverteilungsanlagen; Rohrverlegungsrichtlinien
für Gas- und Wasserrohrnetze
DIN 19982 Rohre aus Polyamid
DIN 45635 Geräuschmessung an Maschinen
DIN 50049 Bescheinigungen über Werkstoffprüfungen
DIN 51506 Kompressor-Schmieröle

107
Inhoudsopgave Trefwoorden

NEN-EN 143 Ademhalingsbeschermingsmiddelen, deeltjesfilters, eisen, beproeving, merken


NEN-EN 137 Ademhalingbeschermingsmiddelen
NEN-EN-ISO 7396-1:2007 Ziekehuisnorm
NEN-EN 402 Ademhalingbeschermingsmiddelen
NEN 999 SI internationaal stelsel van eenheden
NEN-EN 12021 Perslucht voor ademhalingstoestellen
NEN-EN 12083 Ademhalingsbeschermingsmiddelen
NEN-EN 12941 Ademhalingbeschermingsmiddelen

VDMA 4362 Kleinkolbenverdichter bis 2 m3/min, Bestimmung der Liefermenge


(Volumenstrom)
VDMA 4363 Kompressorräume und Kompressoraufstellung

ISO 1217 Displacement compressors -acceptance tests


ISO 2151 Acoustic noise test code for compressors and vacuum pumps
ISO 7183 Compressed air dryers, specification and testing
ISO 9614 Determination of sound power levels of noise sources using sound intensity

PN 2 CPTC 1 Testnorm voor elektrisch aangedreven compressoren zonder randapparatuur


PN 2 CPTC 2 Testnorm voor elektrisch aangedreven compressoren met randapparatuur
PN 2 CPTC 3 Testnorm voor compressoren aangedreven door een verbrandingsmotor,
met randapparatuur

Richtlijnen
VDE 0100 Bestimmungen für das Errichten von Starkstromanlagen mit Nennspannungen
bis 1000 Volt
VDE 0105 Bestimmungen für den Betrieb von Starkstromanlagen
VDE 0410 Regeln für elektrische Meßgeräte
VDE 3511 Technische Temperaturmessunge
VDI 2041 Bestimmungsgrundlage für Durchflußmessung
VDI 2045 Abnahme- und Leistungswerte
VDI 2056 Beurteilungsmaßstäbe für mechanische Schwingunge
VDI 2048/1 Meßungenauigkeiten bei Abnahmeversuchen; Grundlagen
VDI 2058 Entwurf Beurteilung von Arbeitslärm in der Nachbarschaft
Pneurop 6611 Compressed air for general use
European Pharmacopoeia

Organisaties
VIP Vereniging van Leveranciers Perslucht- & Vacuümtechniek (VIP)
p/a Boerhavelaan 40, Postbus 190 - 2700 AD Zoetermeer
internet: www.persluchtenvacuum.nl
Pneurop European Committee of Manufacturers of Compressors, Vacuumpumps and
Pneumatic Tools
Cagi Compressed Air and Gas Institute (USA)
VDMA Verband Deutscher Maschinen- und Anlagenbauer
ISO International Organization for Standardization

108
Inhoudsopgave Trefwoorden

11 Persluchtverbruikers
Inleiding
Een compressorinstallatie dient altijd een bepaald doel. In de industrie dient perslucht voornamelijk
voor de aandrijving van gereedschappen, voor verfspuitinstallaties en voor straalinstallaties. In dit
hoofdstuk zullen we ons richten op de kleine pneumatische handgereedschappen voor gebruik in
de industrie en de persluchthamers voor gebruik in de bouw.

11.1 Eigenschappen
Pneumatische gereedschappen zijn in energetisch opzicht niet voordelig. Om de hoeveelheid
perslucht op te wekken die het gereedschap verbruikt, is namelijk meer dan vijf maal zoveel
elektrische energie nodig als het gereedschap zelf aan arbeid afgeeft. Elektrische gereedschappen
verbruiken in dezelfde omstandigheden veel minder energie. Ten opzichte van elektrische
gereedschappen hebben pneumatische gereedschappen echter een groot aantal voordelen,
bijvoorbeeld:

Massa
Pneumatische gereedschappen zijn licht en daardoor bij uitstek geschikt als handgereedschap.

Veiligheid
Als elektrisch handgereedschap vaak wordt verplaatst, kan de voedingskabel beschadigen en
bestaat gevaar voor elektrocutie. In normale elektrische gereedschappen kunnen vonken ontstaan
waardoor ze niet in explosiegevaarlijke ruimten gebruikt mogen worden. Bij pneumatische
gereedschappen bestaan deze gevaren niet.

Toerentalregeling
Het toerental van pneumatische gereedschappen is makkelijk te regelen en niet afhankelijk van
de netfrequentie. De toerentallen variëren tussen 400 en 19000 min-1. De om te keren draairichting is
eenvoudig.

Instelbaar moment
Bij roterende pneumatische gereedschappen is een instelling van het moment mogelijk. Dat is
vooral een voordeel bij schroevendraaiers, moeraanzetters en ratelsleutels.

Overbelasting
Bij pneumatisch gereedschap kan de motor niet doorbranden bij overbelasting, zoals wel het geval
is bij elektrisch gereedschap.

Diefstal
Bij pneumatische gereedschappen bestaat minder gevaar voor diefstal dan bij elektrische
gereedschappen.

Kosten
Persluchtgereedschappen zijn eenvoudig, compact en minder duur in gebruik dan elektrische
gereedschappen van vergelijkbare kwaliteit. De verhouding prijs/prestatie is beter.

109
Inhoudsopgave Trefwoorden

110
Inhoudsopgave Trefwoorden

11.2 Leverbare handgereedschappen


Bandenvulklokken, draagbaar, met voorraadketel en manometer 10 bar.
Bandenvulpistolen voor rijwielbanden.
Betonijzerscharen tot Ø 12 mm.
Betonruwers voor vloeren en muren.
Bikhamers 2600 - 6300 slagen min-1 en 0,6 - 1,7 kg.
Blaaspistolen in verschillende uitvoeringen van aluminium, kunststof of rubber.
Blindklinknageltangen voor nagels van Ø 2,4 mm tot Ø 4,8 mm.
Boormachines met toerentallen van 600 min-1 tot 19000 min-1 tot Ø 16 mm in staal.
Boorunits met toerentallen van 900 min-1 tot 19000 min-1 tot Ø 16 mm in staal.
Decoupeerzaag, geschikt voor 6 mm staal, 60 mm hout en zachte metalen met dikten tot 15 mm.
Elektrodendressers met toerentallen van 250 min-1 tot 1500 min-1.
Graveerstift met 36000 slagen min-1.
Hakhamers, met 1800 - 2700 slagen min-1 en 4 tot 7 kg.
Knabbelscharen met draaibare kop voor staal tot 2 mm.
Membraanpompen met capaciteiten van 50 tot 300 l/min voor verontreinigde vloeistofen.
Naaldenbikhamers, 2900 - 5000 slagen min-1 en 1 - 5 kg.
Nietmachines voor zeer uiteenlopende nietlengten en -rugbreedten.
Palenrammers voor palen van maximaal Ø 125 mm.
Platenscharen voor staal tot 2 mm dikte.
Ratelsleutels 1/4", 3/8" en 1/2" voor doppen tot 26 mm.
Schroevendraaiers met toerentallen van 800 min-1 tot 1700 min-1 en koppels van 0,5 Nm tot 9 Nm.
Schuurmachines met toerentallen van 8000 min-1 tot 10000 min-1.
Slagmoersleutels voor doppen tot 60 mm.
Slijpmachines in rechte en haakse uitvoeringen en toerentallen van 4500 - 20000 min-1.
Sloophamers met 800 - 1700 slagen min-1 en 5 - 40 kg.
Spijkermachines met rechte, schuine of rolmagazijnen in diverse spijkerdikten en -lengten.
Tapmachines met en zonder omkeerkoppeling.
Transferpompen voor normale en hoogviskeuze vloeistoffen, van staal of van roestvast staal.
Vacuümpistolen voor het opzuigen van spanen en grit.
Vloeistofspuiten met een kunststofbeker van 0,7 l.

111
Inhoudsopgave Trefwoorden

11.3 Werkdrukken
De meeste persluchtgereedschappen zijn ontworpen voor werkdrukken van 6,2 bar. Een hogere
werkdruk heeft tot gevolg dat meer perslucht wordt verbruikt dan nodig is, bij een werkdruk van 7 bar
al 6%. Het gereedschap ontwikkelt daarbij wel meer vermogen doordat dit recht evenredig is met het
kwadraat van de drukverhouding. Door een drukverhoging van 6,2 bar tot 7,2 bar (7,2 bar en 8,2 bar
absolute druk) neemt het vermogen toe met:

( 8,2
7,2 )
× 100% = 29,7%

Gelijktijdig ontstaat wel gevaar voor overbelasting van de betreffende machine.

gereedschap balancers

pneumatische hamers

112
Inhoudsopgave Trefwoorden

11.4 Balancers
Pneumatische gereedschappen zijn licht vergeleken met elektrische gereedschappen. Toch kan
het gewicht bij achturig werk aan een werkbank voor personeel bezwaarlijk zijn. In dat geval kan een
balancer uitkomst bieden. Een balancer heeft een ingebouwde veer die het gewicht van het
gereedschap opheft, waardoor het gemakkelijk omhoog en omlaag bewogen kan worden.

11.5 Persluchthamers
Onder meer voor gebruik in de civiele bouw en de wegenbouw biedt Berko een uitgebreid
programma persluchthamers. De keuze van de hamer hangt af van de specifieke toepassing.
Voor verticaal werk bestaan lichte bik- en hakhamers en voor zwaar horizontaal werk breek-
en sloophamers. Bij bik- en hakhamers is 5 kg daarom ongeveer het maximum.
Breek- en sloophamers daarentegen zijn leverbaar vanaf 7 kg tot 25 kg. Zwaardere hamers bestaan
wel, maar zijn moeilijk te hanteren en dienen opgehangen te worden in verband met de Arbowet.
Naast het gewicht zijn ook de grootte van de slag en de slagfrequentie belangrijk.

Bik- en hakhamers
De lichtste bik- en hakhamers zijn geschikt voor verticaal werk, bijvoorbeeld voor het hakken van
gaten en sleuven in muren, het afbikken van pleisterwerk, het afsteken van silowanden en het
uitbikken van ovenwanden. De slagfrequentie varieert van 6300 per min bij de kleinste tot 2600
per min bij de grootste types. De luchtverbruiken variëren van 0,34 tot 0,42 m3/min.

Breek- en hakhamers
Breek- en hakhamers worden ingezet bij zwaardere toepassingen zoals de wegenbouw en bij sloop-
werk. De slagfrequenties variëren van 780 tot 1700 per min. De massa’s lopen uiteen van 7 kg tot 25
kg en de luchtverbruiken van 1 tot 1,6 m3/min. Er bestaat een groot aantal verschillende beitels,
naast puntbeitels ook platte beitels, spadebeitels en asfaltbeitels.

Boorhamers
Speciaal voor het boren van gaten bestaan boorhamers. Deze hamers maken een slaande
beweging en laten gelijktijdig de boorstaal roteren. Boorhamers zijn leverbaar met massa’s van
3,5 kg en 17,3 kg en een slagfrequentie van 2000 tot 3500 per min.

11.6 Smering
Compressorolie, die in de perslucht is opgenomen, is niet geschikt voor de smering van
gereedschappen. Voor gereedschappen voorgeschreven oliesoorten moeten voldoen aan
ISO VG 32. Indien het gereedschap bij lage temperaturen wordt gebruikt, dient een oliesoort
gebruikt te worden die ijsvorming voorkomt. Omdat de smerende eigenschappen van deze oliesoort
niet voldoende zijn voor boorhamers moet daarvoor in de plaats smeerolie volgens ISO VG 68
worden gebruikt. Olie en antivries worden met een smeertoestel fijn in de perslucht verneveld met
een dosering van 18 g per m3 perslucht. Het smeertoestel mag niet verder van het gereedschap zijn
verwijderd dan ongeveer 15 m.
Voor de smering van gereedschappen levert Berko biologisch afbreekbare smeermiddelen.

11.7 Luchtmotoren
Voor sommige toepassingen kan een luchtmotor een voordelige manier van aandrijven zijn. Er
bestaan zuiger-, schotten- en turbomotoren.

Voordelen van luchtmotoren zijn:


- hoge aanloopkoppels
- hoge toerentallen zijn mogelijk, sommige schottenmotoren bereiken toerentallen van 10.000 min-1
en turbomotoren zelfs 100.000 min-1
- trappenloze regeling van toerentallen en koppels

113
Inhoudsopgave Trefwoorden

- geen schade bij overbelasting


- klein van afmetingen
- omkeerbare draairichting
- omgevingstemperaturen mogelijk tot 350 ºC
- explosieveilig, veel types voldoen standaard aan Atex
- weinig onderhoud

De belangrijkste nadelen zijn:


- duur in energieverbruik
- vermogens beperkt tot ongeveer 35 kW
- gevaar voor bevriezing bij de luchtuitlaat

Het vereiste vermogen N (kW) is te berekenen uit het koppel T (Nm) en het toerental n (min-1):

T× n
N =
9550

11.8 Pneumatisch transport


Perslucht is een handig hulpmiddel voor het transport van poeders en granulaten. De materialen
komen via een sluis het transportsysteem binnen en perslucht voert het door het buizensysteem ver-
der. Het drukverschil in het systeem bepaalt de hoeveelheid perslucht die nodig is.
lage druk middendruk hoge druk

drukverschil (bar) 0,05-0,15 0,15-1,0 1,0-6,0


stromingssnelheden (m/s) 20-40 12-20 2-10
belading kg product per kg lucht 1-5 5-10 20-30
luchtvoorziening ventilator blower compressor

11.8 Bellengordijnen
Een bijzondere toepassing van perslucht heeft te maken met reiniging van oppervlaktewater. Door
een bellengordijn aan te leggen neemt de dichtheid van de waterkolom af en zinken drijvende voor-
werpen naar de bodem. Als ze op de bodem in een korf terechtkomen blijft oppervlaktewater schoon.
Een bellengordijn is ook te gebruiken voor een scheiding tussen twee waterbekkens.

114
Inhoudsopgave Trefwoorden

12 Onderhoud
Inleiding
Regelmatig onderhoud is belangrijk om een persluchtinstallatie in goede conditie te houden en een
hoge bedrijfszekerheid te garanderen. De kosten van preventief onderhoud lijken hoog, maar zijn
meestal veel lager dan de kosten die kunnen optreden door productieverlies en het niet energetisch
opwekken van de perslucht. We zullen nagaan wat de belangrijkste eisen voor het onderhoud zijn.

12.1 Stamkaarten
Om het verifiëren van technische gegevens mogelijk te maken en het bestellen van onderdelen te
vergemakkelijken, zijn stamkaarten een praktisch hulpmiddel. De stamkaarten moeten minimaal de
volgende gegevens bevatten:

compressortype
leverancier
leverdatum
compressornummer
capaciteit in m3/min type V-snaren
werkdruk continu bar element aanzuigluchtfilter
motorvermogen kW element persluchtfilter
spanning V/Hz/ph element oliefilter
toerental min-1 element olieafscheider

Veel voordeel heeft men van leveranciers die zelf alle gegevens in een computer opslaan en de
bestanden na iedere modificatie bijwerken. Berko beschikt over een nog uitgebreider systeem
waarin ook alle gegevens van uitgevoerde reparaties en onderhoud zijn opgenomen. Het bijhouden
van zo'n systeem vergt tijd en moet consequent en met een uiterste discipline plaatsvinden. Het
voordeel is dat onderhoud en reparaties adequater kunnen worden uitgevoerd zonder mondelinge
overdracht.

12.2 Preventief onderhoud


Om de compressorinstallatie in goede conditie te houden zijn regelmatige controle en onderhoud erg
belangrijk. Een controle kost betrekkelijk weinig tijd en kan een goede indruk geven van de staat
waarin de compressor verkeert. Door de gegevens in een historisch overzicht te verwerken, kan men
afwijkingen snel vaststellen.

Mogelijke aandachtspunten zijn:

compressor
- aanzuigluchtfilter meting van de drukval met een precisiemanometer
- olie eventuele aanwezigheid van olie onder de compressor
- pressostaat indien mogelijk de werkdruk verlagen
- stroomopname meting van de motorstroom gemeten bij een vaste werkdruk

115
Inhoudsopgave Trefwoorden

- capaciteitsmeting meting van de tijd die nodig is om de druk in de persluchtketel tussen


twee drukwaarden te verhogen
- machinegeluid controle op bijgeluiden

toebehoren
- persluchtfilter meting van de weerstand van het element
- persluchtkoeldroger controle op voldoende condenslozing en het dauwpunt
- adsorptiedroger meting van het dauwpunt, eventueel de instelling van een minder
laag dauwpunt
- condensaftap controle of voldoende condenswater wordt afgevoerd en het verlies
van perslucht zo veel mogelijk wordt beperkt
- olie-waterscheider controle van de kwaliteit van het geloosde condenswater met behulp
van de testflacon
- appendages controle van de manometers, afsluiters, thermometers en dergelijke
- persluchtketel controle van de lak of de zinklaag en de wanddikte op de kritieke
plaatsen
- leidingsysteem controle op lekkages

12.3 Smering
Smeerolie voor compressoren moet aan veel eisen voldoen. Allereerst moeten de smerende
eigenschappen onder alle bedrijfsomstandigheden optimaal zijn. Daarnaast moet de olie
spleten dichten die aanwezig zijn tussen de zuiger en de cilinder (zuigercompressor), tussen de
schotten en het compressorhuis (schottencompressor) en de rotoren en het compressorhuis
(schroefcompressor). De omstandigheden voor smeerolie zijn ongunstig: de bedrijfstemperaturen
zijn hoog, een deel van de olie verkeert in dampvorm en door de hoge druk is er een hoog aanbod
van zuurstof. Smeerolie heeft daardoor de neiging snel te verouderen (oxideren), een verschijnsel
dat zichtbaar is door de bruine lakachtige aanslag. De oxidatie van de smeerolie wordt versneld
door stofdelen in de lucht en slijtagedelen die afkomstig zijn van de compressor. Bij nog hogere
temperaturen leidt oxidatie tot koolvorming. Dit is voornamelijk bij zuigercompressoren het geval
en dan in het bijzonder bij de perskleppen.

Levensmiddelen
Normale minerale smeermiddelen zijn giftig voor mensen en mogen daarom niet voorkomen in
perslucht die met levensmiddelen in aanraking komt. In die situaties kunnen speciale no-tox
smeermiddelen worden toegepast. De consumptie van deze smeermiddelen is niet schadelijk voor
de menselijke gezondheid. Een betere en veel goedkopere oplossing is alle olie(damp) uit de
perslucht te filteren met actieve koolabsorbers, waardoor tevens de aangezogen verontreinigingen
worden weggefilterd.

116
Inhoudsopgave Trefwoorden

Eigenschappen van compressorolie

compressortype:
zuiger schotten schroef
voorkomen van schuimvorming + + +
anticorrosie + + +
oxidatiestabiliteit + + +
koolvorming +
lage vluchtigheid + + +
luchtscheidend vermogen + +
demulgering + + +
reinigend vermogen + +
viscositeit en antislijtage + + +

12.4 Noodpersluchtvoorziening
Om bij uitval snel een andere compressor aan te kunnen sluiten is een speciale noodaansluiting
in het leidingsysteem nodig. Een huurcompressor is meestal door een dieselmotor aangedreven
en daarom kan men de noodaansluiting het beste buiten het bedrijfspand aanbrengen. Ook moet
men er rekening mee houden dat de temperatuur van de perslucht van een transportabele
dieselgedreven compressor meestal hoger is dan van de eigen stationaire compressor. Als dat
bijvoorbeeld voor een nageschakelde droger problemen kan opleveren dan moet men bij de
aansluiting een extra nakoeler plaatsen.

12.5 Economische aspecten


De staat waarin een compressorinstallatie zich bevindt, heeft invloed op de kosten.
Indien bijvoorbeeld de kleppen van een zuigercompressor niet op tijd worden gereinigd neemt de
weerstand toe en verbruikt de compressor meer energie. Hetzelfde geldt voor het aanzuigfilter,
de olieafscheider (schroefcompressor) en het element van een persluchtfilter. Meestal vindt het
onderhoud volgens een vast schema plaats en wordt er geen rekening gehouden met de staat
waarin de onderdelen zich bevinden. Men kan ook de conditie van de onderdelen regelmatig
controleren en vaststellen of vervanging op dat moment gewenst is. Bij persluchtfilters kan men de
weerstand meten en het moment berekenen waarop vervanging van het element het voordeligst is.

117
Inhoudsopgave Trefwoorden

Voorbeeld
De elektromotor van een compressor neemt uit het net 41 kW op. Het element van het persluchtfilter
moet men volgens fabrieksopgave iedere 2000 bedrijfsuren vervangen. Het element kost € 100,00
en de afschrijving per uur is daardoor € 0,05.

Na 2000 bedrijfsuren is de weerstand over het filterelement bijvoorbeeld opgelopen tot de maximale
waarde van 0,5 bar. Door de hogere druk neemt de elektromotor ca. 3% meer vermogen op
(ca. 6% per bar), dus 1,23 kW. Bij een kWh-prijs van € 0,10 zijn de extra energiekosten € 0,123 per
uur. Bij deze druk zijn de energiekosten hoger dan de afschrijvingskosten en daarom is vervanging
op een eerder tijdstip voordeliger.

Na 1300 uur is de weerstand opgelopen tot 0,32 bar en zijn de extra energiekosten gelijk aan de
afschrijving, namelijk:

0,32 × 0,06 × 41 kW × € 0,10 = € 0,08/h

Als men het element langer zou gebruiken zijn de energiekosten hoger dan de afschrijvingskosten.
Daardoor is een eerdere vervanging voordeliger.

vergelijk drukverlies filterelementen


drukverlies

= kostenbesparing
gepliseerd t.o.v. conventioneel

12.6 Onderhoudscontract
Sommige compressorleveranciers beschikken over een uitgebreide serviceafdeling die onderhoud
en reparatie op locatie uitvoert. Al eerder is het belang van preventief onderhoud benadrukt.
Wanneer een bedrijf niet zelf over een uitgebreide onderhoudsafdeling beschikt, kan het met de
compressorleverancier een onderhoudscontract afsluiten. Het tarief van een onderhoudscontract
hangt af van het aantal bedrijfsuren per jaar en de omvang van het onderhoud waarin het contract
voorziet. Er bestaan contracten voor één enkele inspectie volgens een checklijst per jaar tot het
complete onderhoud. Niet altijd is duidelijk welke materialen en werkzaamheden wel en niet door
een onderhoudscontract worden gedekt. Zelfs bij de meest uitgebreide contracten zijn de vervanging
van filters en olie en revisie van een compressorblok vaak niet inbegrepen. Toebehoren zoals
persluchtkoeldrogers en persluchtfilters brengt men soms in aparte contracten onder.

118
Inhoudsopgave Trefwoorden

vakkundig bemande en compleet uitgeruste servicewagen voor directe inzet ter plaatse

119
Inhoudsopgave Trefwoorden

12.7 Checklist schroef/schotten/zuigercompressoren


WERKZAAMHEDEN O.K. VERV. GEREP. GEREIN. AFGEST. OPMERKINGEN

1 OLIE

2 OLIEFILTERSYSTEEM

3 AANZUIGFILTERSYSTEEM

4 OLIE-AFSCHEIDERPATROON

5 OLIE-AFZUIGLEIDING

6 NOZZLE IN OLIE-AFZUIGLEIDING

7 DREMPELKLEP/TERUGSLAGKLEP

8 OLIESTOPVENTIEL

9 AANZUIGREGELING

10 TERUGSLAGKLEP COMPRESSORBLOK

11 V-SNAREN

12 OLIE/LUCHTKOELER

13 OLIE-THERMOSTAAT

14 VEILIGHEIDSVENTIEL AFSCHEIDERKETEL

15 VEILIGHEIDSPRESSOSTAAT

16 NETDRUKPRESSOSTAAT

17 MAGNEETVENTIEL AANZUIGREGELING

18 MAGNEETVENTIEL
COMPRESSORONTLUCHTING

19 PNEUMATISCHE ONTLUCHTINGSVENTIELEN

20 OLIEDRUKMETER

21 NETDRUKMANOMETER

22 TEMPERATUURMETER/COMBISTAAT

23 URENTELLER TOTALE\BELAST UREN

24 OLIEKIJKGLAS

25 CARTER ONTLUCHTING

26 ZUIG/PERSKLEPPEN

27 KLEPLICHTING

28 COMPRESSORTEMP. VOOR AANKOMST T °C

29 COMPRESSORTEMP. BIJ VERTREK T °C

30 OMGEVINGSTEMPERATUUR T °C

31 MOTORSTROOM L1 A L2 A L3 A

32 BELASTING VAN DE COMPRESSOR

33 BU – BESTURINGSSYSTEEM

34 OLIE- EN LUCHT-LEKKAGES

35 KOELW ATERDRUK

36 OLIE- EN LUCHTSLANGEN

37 ELEKTRISCHE VERBINDINGEN

38 LAGERS ELEKTROMOTOR
(SMEREN/CONTROLE)

39 FREQUENTIEREGELAAR/INSTELLINGEN

40 ALGEHELE ELEKTRISCHE FUNCTIES CONTROLE

41 ALGEHELE COMPRESSORFUNCTIES CONTROLE

FIRMANAAM: URENSTAND TOTAAL:


WOONPLAATS: URENSTAND BELASTSE UREN:
MACHINE TYPE: DATUM:
MACHINENUMMER: NAAM MONTEUR:
BOUWJAAR:

OPMERKINGEN:

120
Inhoudsopgave Trefwoorden

12.8 Onderhoud toebehoren

Persluchtketel
Als roestplekken niet tijdig worden verwijderd, kunnen in een persluchtketel zwakke plekken
ontstaan. Beschadigingen in de lak of de zinklaag moet men daarom zo snel mogelijk behandelen.
Persluchtketels zonder inspectie-openingen kan men inwendig niet controleren en moet men voor
absolute zekerheid laten röntgenen, of met een endoscoop bekijken en dan op vaste punten
regelmatig de dikte meten ter indicatie. Ook dient men de werking van de appendages op de
persluchtketel regelmatig te controleren, vooral de veiligheidsklep en de condensafvoer.

Persluchtfilters
Coalescerende persluchtfilters hebben de eigenschap dat de weerstand gedurende het gebruik
oploopt, eerst geleidelijk maar daarna progressief. In normale omstandigheden is de gebruiksduur
van een element ongeveer 2000 bedrijfsuren. Soms is het voordeliger om elementen eerder te
vervangen (zie 12.5). Door het uitharden van het filtermateriaal is het aan te raden dit minimaal
eenmaal per jaar te doen.

Persluchtkoeldroger
Een persluchtkoeldroger is een eenvoudig apparaat waarvan de meest elementaire delen de koel-
compressor en de warmtewisselaars zijn. Het apparaat heeft evenals andere koelsystemen weinig
onderhoud nodig. Belangrijk is dat de warmtewisselaars schoon zijn en dat de waterafscheider goed
werkt omdat anders het beoogde dauwpunt niet wordt bereikt. Zolang de omgevingstemperatuur
hoger is dan het drukdauwpunt komt geen condenswater vrij en valt het hogere drukdauwpunt niet
op. Reparatie en controle dient door STEK-erkende ondernemingen te gebeuren. Bovende de 3 kg
inhoud is een jaarlijkse controle verplicht.

Adsorptiedroger
Als een adsorptiedroger niet goed werkt, merkt men dat onmiddellijk aan het dauwpunt. Omdat
adsorbent uiteenvalt als het in aanraking komt met water is een goed werkend voorfilter nodig.
Regelmatige vervanging van het voorfilter is daarom beslist noodzakelijk. Ook in normale
omstandigheden heeft het adsorbent de neiging tot verpulveren waardoor ook het element van
het nafilter geregeld moet worden vervangen. Met een dauwpuntmeter kan men de werking van
een adsorptiedroger goed controleren.

Leidingnet
Lekkages in leidingnetten zijn niet altijd te voorkomen, maar ze moeten wel zo veel mogelijk beperkt
blijven. Bij kleine netten zijn lekverliezen tot 5% van het totale luchtverbruik nog net acceptabel en bij
grote netten 10%. Bij voorkeur voert men elk jaar een uitgebreide controle uit waarbij lekkages
worden verholpen en beschadigingen tegen roest worden behandeld. Voor het opsporen van lekka-
ges zijn ultrasone meters ontwikkeld. Zulke instrumenten geven de plaats aan waar de lekkages zich
bevinden, soms met een indicatie van de grootte.

121
Inhoudsopgave Trefwoorden

Berko Persluchtinstallatie

122
Inhoudsopgave Trefwoorden

Register van trefwoorden

A pagina pagina
aandraaimoment elektroverbindingen 36 coalescerende filters 47
aanloopautomaat 73 coherentie 4
aanzuigdruk 69 compressorolie 113, 117
ABS-pijp 81 condensafvoer 73
absorbens 54, 56 condensautomaat 65
absorptie 54 condenspot 64
absorptiedroger 56 condenswater 64
actieve koolfilters 49 conditionering 47
ademluchtfilters 49 cos  35
adiabaat 16
adiabatisch rendement 19 D
adsorbent 54, 56 dauwpunt 29, 49
adsorptie 54 dauwpuntmeter 73
adsorptiedroger 56 desiccant 56
Amerikaanse maten 4 dichtheid van droge lucht 8
ampère, definitie 2 dichtheid van gassen 10
arbeid 35 drukval van filters 50
arbeidsfactor 35 drukverlies 79, 85
asvermogen 35
atmosfeer 5 E
Atex 43 eenheden 1
atmosferische druk 8 elektrisch vermogen 35
Avogadro, wet van 18 elektrische weerstand 35, 36
elektrische spanning 35
B Engelse maten 4
basislastcompressor 31 explosieklassen 43
Berkomat 65 exponent n 13
belastingsfactor 89 exponent k 13
bellengordijn 114
Berkotronic 32 F
beschermingsklassen 40 fijnfilters 47
Besta persluchtrail 81 filters 47
bouwvormen 39 frequentie 44
Boyle-Gay Lussac, wet van 11
Boyle-Mariotte, wet van 15 G
broeikaseffect 97 gasconstanten 7, 11
Gay Lussac, wet van 14
C geleiding 35
candela, definitie 2 geluiddemping 94
capaciteit bij stralen 88 geluiddrukniveau 93
capaciteitsmeter 28 geluidsfrequentie 92
capaciteitsmeting 103 geluidsmeting 94
capaciteitsregelingen 30 geluidsniveau 92
cascaderegeling 31 geluidsniveaus, berekening 95
cgs-stelsel 1 geluidsnormen 93
chemisch afval 98 geluidssnelheid 91

123
Inhoudsopgave Trefwoorden

Griekse letters 5 meter, definitie 1


modulerende regeling 30
H mol, definitie 2
HACCP 21 molaire gasconstante 12
heatless regenereren 57, 58 molaire massa 12
molecuulmassa 12, 13
I monorotor 25
injecteur 20, 26
isobaar 15, 17 N
isochoor 14, 15, 17 netvermogen 29
isolatieklassen 41 nominale motorstromen 37
isotherm 15 normaalvolume 13
isothermisch rendement 19 normen 103
normvolumes 106
J no-tox smeermiddelen 116
Joule, wet van 14 nullastvermogen 30, 103

K O
Kelvin, definitie 2 olie-absorbers 21, 49
kilogram, definitie 2 olie-aërosol 47, 49
kilogramkracht 5 oliekatalysator 50
kilomol 13 olie-waterscheider 50, 65, 66
kinetische energie 3 olievrije perslucht 21
kleplichting 30 omgevingstemperatuur 67
kleurcoderingen 83 omloopleiding 73
(perslucht)koeldroger 56, 97 omloopregeling 31
koperen pijp 80 onderhoud 115
kopervitriool 80 onderhoudscontract 118
kosten van perslucht 99 onderhoudsstaat (checklist) 120
kritische druk 7 overstortregeling 30
kritische temperatuur 7 oxidatie 116

L P
lading 35 paardenkracht 1, 5
leidingen 79 partiële drukken 18
lekkage 121 PE-pijp 81
lekverliezen 86 PED 63
lengte-equivalent 85 persluchtfilters 47, 121
luchtmotoren 113 persluchthamers 113
luchtverbruiken 88 persluchtketels 61
persluchtrail 81
M PET-compressoren 26
massastroom 3, 11 Pharmacopoeia 49, 59, 108
meetmethoden 95 piekafnames 63
membraandroger 59 pneumatisch transport 61, 114
membraancompressor 24, 25 Pneurop/Cagi testnormen 94, 95

124
Inhoudsopgave Trefwoorden

polyamide pijp 81 toerenregeling 31


polytroop 11, 17 torr 5
ppm 47 total energy systemen 75
pressostaat 30, 61, 73, 115 tracing 81
turbocompressor 21, 26
R
regenereren 54 U
relatieve vochtigheid 54 uitschakelbedrijf 30
rendement 18
residu 21 V
riemoverbrengingen 45 vane-compressor 23
roestvast stalen pijp 80 ventilatie 69
roestvorming 55 venturibuis 26
rootsblower 25 vermogensmeting 103
roterende compressor 23 verontreinigingen 47
vilédon 108
S vloeistofringcompressor 26
samenstelling lucht 7 vochtigheid, relatieve 54
schakelfrequentie 61 volgordeschakeling 31
schottencompressor 23 volumestroom 3
schroefcompressor 23 volumetrisch rendement 19
scrollcompressor 25 voorfilters 47
seconde, definitie 1 voorkeuzeschakelaar 32
SI 1 voorvoegsels 3
siemens 35 vriesdroger 56
silicagel 54
slangen 79 W
smeltveiligheid 37 warmte-equivalent 5
smering 113, 116 warmteterugwinning 74
soortelijke warmte 13 waterkolom 5
spanning 35 weerstand, elektrische 3
specifieke gasconstante 8, 12 weerstandsverliezen 85
SRM 23 werkdrukken 112
stalen leidingen 80
stamkaarten 115 Z
sterielfilters 49 zeoliet 56
stilstandverwarming 69 zuigercompressoren 23
stroomkabels 38 zuigersnelheid 23
symbolen 86 zuigsmoring 30

T
tandrotorcompressor 25
temperatuurgrenzen 41, 69
temperatuurschalen 6
terugslagklep 71
thermisch relais 37

125

You might also like