You are on page 1of 44

nl

NEDERLANDS............................................................5
2
nl
OVERZICHT

REVISIE VAN DE HANDLEIDING...........................................................5


INTRODUCTIE.........................................................................................6
1 LEGENDA VAN DE GEBRUIKTE SYMBOLEN..................................7
2 WOORDENLIJST................................................................................8
3 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN.................................9
3.1 Woordenlijst............................................................................................9
3.2 Veiligheidsvoorschriften voor de Gebruiker............................................9
3.2.1 Algemene Veiligheidsvoorschriften.............................................................9
3.2.2 Risico op Verstikking..................................................................................9
3.2.3 Risico op Impact en Verplettering.............................................................10
3.2.4 Gevaren Veroorzaakt door Bewegende Onderdelen................................10
3.2.5 Risico op Brandwonden of Verschroeiing.................................................10
3.2.6 Brand- en Ontploffingsgevaar...................................................................11
3.2.7 Lawaairisico..............................................................................................11
3.2.8 Hoogspanningsgevaar..............................................................................11
3.2.9 Vergiftigingsgevaar...................................................................................12
3.3 Algemene Gebruik- en Onderhoudwaarschuwingen............................13
4 SPECIFIEKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR GEBRUIK
VAN NAVIGATOR TXTs........................................................................14
4.1 Woordenlijst..........................................................................................14
4.2 Algemene Regels.................................................................................14
4.3 Gebruiksveiligheid................................................................................14
4.4 Veiligheidsmaatregelen m.b.t. het Instrument......................................15
5 MILIEU-INFORMATIE.......................................................................17
6 WERKING VAN DE RADIOAPPARATUUR VAN HET INSTRUMENT
...............................................................................................................18
GEREGLEMENTEERDE INFORMATIE................................................19
7 NAVIGATOR TXTs...........................................................................20
8 BESCHRIJVING................................................................................22
8.1 Afbeelding van het instrument..............................................................22
9 Gebruikerinstructies..........................................................................23
3
9.1 Apparaatvoeding..................................................................................23
9.1.1 Voeding via de Diagnoseaansluiting.........................................................24
9.1.2 Directe Voeding vanaf de Accu................................................................25
9.1.3 Voeding via de Sigarettenaanstekerkabel................................................28
9.2 Communicatiemodi met de weergave-eenheid....................................29
9.2.1 Verbinding via Bluetooth (Aanbevolen)....................................................30
9.2.2 Verbinding via USB (Optioneel)................................................................31
9.3 Blink-Code............................................................................................32
9.4 Aansluiting op de Regeleenheid...........................................................33
9.5 Pass-Thru.............................................................................................35
9.6 Zelfdiagnose.........................................................................................37
10 PROBLEEMOPLOSSINGEN..........................................................38
11 ONDERHOUD.................................................................................40
12 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN.................................................41
13 JURIDISCHE INFORMATIE...........................................................44

4
nl
NAVIGATOR TX SERIE TECHNISCHE HANDLEIDING
REVISIE VAN DE HANDLEIDING
Dit document is revisie 01van de NAVIGATOR TXTs technische
handleiding.
Datum uitgave: 31/08/2016

5
INTRODUCTIE
Geachte Klant,
Wij willen u graag bedanken voor het aanschaffen van een TEXA product voor
uw werkplaats.
Wij garanderen u dat u er optimaal voordeel uit zult halen en dat het een enorme
hulp zal zijn in uw werk.
Lees a.u.b. de instructies in deze handleiding goed door en bewaar deze als
toekomstig naslagwerk.
Het lezen en begrijpen van de volgende handleiding helpt u beschadigingen en
persoonlijk letsel te voorkomen, veroorzaakt door incorrect gebruik van het
product waarnaar het verwijst.
TEXA S.p.A behoudt het recht eventuele wijzigingen uit te voeren die
noodzakelijk worden beschouwd voor verbetering van de handleiding voor
marketing of technische vereisten; het bedrijf mag dit op elk gewenst moment
zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren.
Dit product is uitsluitend bestemd voor gebruik door in auto's gespecialiseerde
monteurs. Het lezen en begrijpen van de informatie in deze handleiding is geen
vervanging voor gespecialiseerde cursussen op dit gebied.
Het enige doel van de handleiding is uitleg van de werking van het verkochte
product. Het is niet bedoeld voor het bieden van enige technische training, en
monteurs voeren ingrepen dus onder hun eigen verantwoordelijkheid uit en zijn
aansprakelijk voor alle beschadigingen of persoonlijk letsel veroorzaakt door
nalatigheid, onvoorzichtigheid of een tekort aan ervaring, ongeacht het feit dat
een TEXA S.p.A. apparaat wordt gebruikt gebaseerd op de informatie in deze
handleiding.
Alle aanvullingen op deze handleiding, bruikbare beschrijvingen van de nieuwe
versies van het programma en de daarbij behorende nieuwe functies kunnen u
toegestuurd worden via onze TEXA technische bulletinservice.
Deze handleiding dient te worden beschouwd als een integraal onderdeel van
het product waarnaar het verwijst. In het geval dat het wordt doorverkocht, moet
de originele koper tevens de handleiding aan de nieuwe eigenaar verstrekken.
Gehele of gedeeltelijke reproductie van deze handleiding in welke vorm dan
ook is zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant strikt verboden.
De originele handleiding was in het Italiaans geschreven, elke andere taal is
een vertaling van de originele handleiding.
© auteursrecht en databaserechten 2016. Het materiaal opgenomen in deze
documentatie wordt beschermd door auteursrecht en databaserechten. Alle
rechten voorbehouden volgens de Wet en internationale vovereenkomsten.

6
nl
1 LEGENDA VAN DE GEBRUIKTE SYMBOLEN
Dit hoofdstuk beschrijft de symbolen gebruikt in de handleiding.

Risico op Verstikking

Risico op Ontploffing

Hoogspanningsgevaar

Brand / Risico op Brandwonden

Vergiftigingsgevaar

Waarschuwing over Bijtende Stoffen

Lawaairisico

Waarschuwing over Bewegende Onderdelen

Risico op Verplettering

Algemeen Risico

Belangrijke Informatie

7
2 WOORDENLIJST
Dit hoofdstuk beschrijft de technische termen gebruikt in de handleiding:
• Diagnose/diagnostische aansluiting: vrouwelijke connector gemonteerd op
het voertuig waarmee de voertuigregeleenheid kan worden aangesloten.
• OBD-aansluiting: diagnoseaansluiting specifiek voor het OBD-protocol.
• Diagnose/diagnostische connector: mannelijke connector gemonteerd op het
diagnoseapparaat of als eindgedeelte van een kabel voor aansluiting op het
diagnoseapparaat.
• OBD-connector: diagnoseconnector specifiek voor het OBD-protocol.
• Diagnose/diagnostische kabel: kabel waarmee de diagnosekabel op de
diagnoseaansluiting kan worden aangesloten.
• OBD-kabel: diagnosekabel specifiek voor het OBD-protocol.
• Weergave-eenheid: apparaat uitgerust met een scherm (PC, PAD enz.) waarin
specifieke software is geïnstalleerd, zodat u kunt communiceren met een
instrument, het instrument kunt configureren, en gegevens die het verzamelt kunt
bewerken en bekijken. Deze definitie omvat ook apparaten die zijn uitgerust met
interne modules voor het verkrijgen en verwerking van gegevens en die geen
"externe" instrumenten vereisen / daar niet op aangesloten kunnen worden.
• Randapparaat: betrekking hebbend op de weergave-eenheid en elk instrument
of apparaat waar de weergave-eenheid op aangesloten kan worden.
• Apparaatconnector: USB-connector gebruikt om op het apparaat aan te sluiten.
• Host-connector: USB-connector gebruikt om op de weergave-eenheid aan te
sluiten.

8
nl
3 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
3.1 Woordenlijst
• Gebruiker: gekwalificeerde individu, belast met gebruik van het apparaat/
instrument.
• Machine/apparaat/instrument: het aangeschaft product.
• Werkplaats: de plek waar de gebruiker zijn/haar werk uitvoert.

3.2 Veiligheidsvoorschriften voor de Gebruiker


3.2.1 Algemene Veiligheidsvoorschriften
• De gebruiker moet volledig helder en nuchter zijn tijdens gebruik van het
apparaat; inname van drugs of alcohol vóór of tijdens gebruik van het apparaat
is strikt verboden.
• De gebruiker mag tijdens gebruik van het apparaat niet roken.
• De gebruiker moet alle informatie en instructies in de technische documentatie
meegeleverd met het apparaat zorgvuldig lezen.
• De gebruiker moet alle instructies volgen die vermeld staan in de technische
documentatie.
• De gebruiker moet altijd het apparaat in de gaten houden tijdens de verschillende
gebruiksfasen.
• De gebruiker moet ervoor zorgen in een omgeving te werken die geschikt is voor
de uit te voeren ingrepen.
• De gebruiker moet alle storingen en mogelijk gevaarlijke situaties melden in
verband met de werkplaats of het apparaat.
• De gebruiker moet de veiligheidsvoorschriften volgens vereist voor de werkplaats
waar hij/zij werkt en vereist door de uit te voeren ingrepen.

3.2.2 Risico op Verstikking

Uitlaatgas vanuit interne verbrandingsmotors, ongeacht of deze


benzine of diesel gebruiken, is schadelijk voor uw gezondheid en kan
ernstig letsel veroorzaken.

Voorzorgsmaatregelen:
• De werkplaats moet zijn uitgerust met een goede ventilatie- en
luchtafzuigsysteem en in overeenstemming zijn met de richtlijnen van kracht
volgens de huidige nationale wetten.
• Activeer altijd het luchtafzuigsysteem wanneer u in omsloten ruimtes werkt.

9
3.2.3 Risico op Impact en Verplettering

De voertuigen waarvan het A/C-systeem wordt gecontroleerd en de


apparaten moeten tijdens gebruik goed geblokkeerd worden m.b.v. de
specifieke mechanische remmen/blokken.

Voorzorgsmaatregelen:
• Zorg er altijd voor dat het voertuig in neutraal staat (of ingesteld op parkeerstand
indien het voertuig is uitgerust met automatische versnellingsbak).
• Activeer altijd de handrem of parkeerrem van het voertuig.
• Blokkeer altijd de wielen van het voertuig met de specifieke mechanische
blokken.
• Zorg ervoor dat het apparaat stabiel op een vlak oppervlak staat en de wielen
vergrendeld zijn met de specifieke remmen.

3.2.4 Gevaren Veroorzaakt door Bewegende Onderdelen

Voertuigmotors bevatten onderdelen die bewegen, beide wanneer


werkzaam en niet werkzaam (bijv.: de koelventilator wordt door een
thermoschakelaar geregeld i.v.m. de koelvloeistoftemperatuur en kan
zelfs met uitgeschakeld voertuig worden geactiveerd), die persoonlijk
letsel kunnen veroorzaken.

Voorzorgsmaatregelen:
• Houd handen uit de buurt van bewegende onderdelen.
• Ontkoppel altijd de koelventilator wanneer u aan een nog hete motor werkt. Dit
voorkomt plotselinge activering van de ventilator, wat zelfs met uitgeschakeld
motor kan gebeuren.
• Draag geen stropdas, losse kleding, polssieraden of horloges wanneer u aan een
voertuig werkt.
• Houd aansluitkabels, sondes en dergelijke voorwerpen uit de buurt van de
bewegende motoronderdelen.

3.2.5 Risico op Brandwonden of Verschroeiing

De onderdelen blootgesteld aan hoge temperaturen in motors die


bewegen of onlangs zijn gestopt, kunnen de gebruiker verbranden.
Vergeet niet dat de catalysator extreem hoge temperaturen bereikt,
wat ernstige brandwonden ten gevolge kan hebben of zelfs een brand
kan starten.
Zuur in voertuigaccu's is ook een mogelijk gevaar.

Voorzorgsmaatregelen:
• Bescherm uw gezicht, handen en voeten door geschikte bescherming te dragen.

10
• Vermijd contact met hete oppervlaktes, zoals bougies, uitlaatpijpen, radiateurs nl
en aansluitingen binnenin het koelsysteem.
• Zorg ervoor dat er in de buurt van de uitlaatdemper zich geen olievlekken,
poetsdoeken, papier of andere gemakkelijk ontvlambare materialen bevinden.
• Vermijd contact tussen het elektroliet en uw huid, ogen en kleding, daar dit een
bijtend en zwaar giftig mengsel is.

3.2.6 Brand- en Ontploffingsgevaar

Hier volgen de mogelijke brand- en/of ontploffingsgevaren:


• De brandstoftypes gebruikt door het voertuig en de dampen afgegeven
door deze brandstoffen.
• De koelvloeistoffen gebruikt door het A/C-systeem.
• Het zuur in de voertuigaccu's.

Voorzorgsmaatregelen:
• Laat de motor afkoelen.
• NIET roken rondom het voertuig.
• Het voertuig NIET blootstellen aan open vlammen.
• Controleer of alle elektrische verbindingen goed geïsoleerd zijn en stevig op hun
plek zitten.
• Verzamel eventueel gemorste brandstof.
• Verzamel eventueel gemorste koelvloeistof.
• Zorg ervoor altijd in een omgeving te werken met een goed ventilatie- en
luchtafzuigsysteem.
• Activeer altijd het luchtafzuigsysteem wanneer u in omsloten ruimtes werkt.
• Dek voordat u verder gaat met testen of opladen de openingen van de accu's af
met een natte doek om te voorkomen dat explosief gas ontsnapt.
• Zorg ervoor dat geen vonken worden afgegeven bij het aansluiten van kabels op
de accu.

3.2.7 Lawaairisico

Luid lawaai dat voorkomt in de werkplaats, voornamelijk tijdens


serviceprocedures, kan gehoorbeschadiging veroorzaken.

Voorzorgsmaatregelen:
• Bescherm uw oren door geschikte oorbescherming te dragen.

3.2.8 Hoogspanningsgevaar

De voeding vanuit het stopcontact dat de apparatuur in de werkplaats


aandrijft en de spanning binnenin het startmotorsysteem van het
voertuig vormen een risico op schokken voor de gebruiker.
11
Voorzorgsmaatregelen:
• Zorg ervoor dat het elektrische systeem in de werkplaats voldoet aan de huidige
nationale richtlijnen.
• Zorg ervoor dat het gebruikte voertuig geaard is.
• Onderbreek de voedingsspanning voordat er kabels ontkoppelt of aangesloten
worden.
• Raak NIET de hoogspanningskabels aan wanneer de motor draait.
• Werk alleen in omstandigheden met aardisolatie.
• Werk uitsluitend met droge handen.
• Houd geleidende vloeistoffen uit de buurt van de motor wanneer werkzaam.
• Laat geen gereedschap achter op de accu, omdat dit eventueel ongewenst
contact kan maken.

3.2.9 Vergiftigingsgevaar

De slangen gebruikt voor extractie van koelvloeistoffen kunnen giftige


gassen vrijgeven, die een gevaar vormen voor de gebruik wanneer
blootgesteld aan temperaturen hoger dan 250 °C of in geval van brand.

Voorzorgsmaatregelen:
• Neem onmiddellijk contact op met uw arts mocht u deze gassen inhaleren.
• Gebruik neopreen of PVC handschoenen wanneer u verbrandingsresten
elimineert.

12
nl
3.3 Algemene Gebruik- en Onderhoudwaarschuwingen
Volg nauwgezet de informatie hieronder wanneer u het apparaat gebruikt of
periodiek onderhoud (bijv. zekering vervangen) uitvoert.
• Verwijder of beschadig nooit de labels/tags en waarschuwingen op het apparaat;
maak ze NIET onleesbaar.
• Verwijder of blokkeer nooit de veiligheidsapparatuur waarmee het apparaat is
uitgerust.
• Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen of reserveonderdelen
goedgekeurd door de fabrikant.
• Neem contact op met uw dealer voor niet-periodiek onderhoud.
• Controleer regelmatig de elektrische aansluitingen van het apparaat om te
bepalen of ze in goede staat verkeren en vervang eventueel beschadigde kabels.
• Controleer regelmatig de slijtende onderdelen en vervang indien noodzakelijk.
• Open of demonteer het apparaat niet.

13
4 SPECIFIEKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR
GEBRUIK VAN NAVIGATOR TXTs
De technologie gebruikt voor het ontwerp en de inspectie van de productie van
NAVIGATOR TXTs diagnostische instrumenten, maken deze betrouwbaar,
eenvoudig en veilig in gebruikt.
Personeel belast met het gebruik van de diagnoseapparatuur moet de
algemene veiligheidsvoorschriften volgen en de apparatuur NAVIGATOR TXTs
uitsluitend voor het bestemde doeleinde gebruiken. Dit personeel moet
bovendien het onderhoud uitvoeren zoals beschreven in deze handleiding.

4.1 Woordenlijst
Operator: gekwalificeerd persoon verantwoordelijk voor gebruik van het
diagnostische instrument.
Instrument/apparaat: elk willekeurig NAVIGATOR TXTs apparaat.

4.2 Algemene Regels


• De operator moet basiskennis hebben van mechanica, autotechniek,
autoreparatie en van de mogelijke gevaren die zich tijdens zelfdiagnose-
operaties kunnen voordoen.
• De operator moet alle informatie en instructies in de technische documentatie die
met het instrument is geleverd aandachtig doorlezen.

4.3 Gebruiksveiligheid
Airbags blazen op met enorme kracht; een stuk gereedschap in de
opblaasruimte van de airbag kan naar de inzittenden van het voertuig
worden geprojecteerd en ernstig letsel veroorzaken.

Voorzorgsmaatregelen:
• Plaats het gereedschap NIET in de ruimte waar de airbag opblaast.

U kunt met sommige zelfdiagnoses bepaalde actuators en


veiligheidsystemen op het voertuig activeren/deactiveren.

14
nl
Voorzorgsmaatregelen:
• Laat ongekwalificeerd personeel dit apparaat nooit gebruiken, om persoonlijk
letsel of beschadiging van het apparaat of de elektrische systemen van het
voertuig waarop het is aangesloten te voorkomen.
• Volg nauwgezet alle instructies verstrekt door de software.

4.4 Veiligheidsmaatregelen m.b.t. het Instrument


Het instrument is ontworpen om in specifieke
omgevingsomstandigheden te worden gebruikt.
Het instrument gebruiken in een omgeving met temperatuur- en
vochtigheidswaarden verschillend dan deze aangegeven, kunnen de
efficiëntie negatief beïnvloeden.

Voorzorgsmaatregelen:
• Plaats het instrument in een droge omgeving.
• Het instrument niet blootstellen aan of in de nabijheid gebruiken van
warmtebronnen.
• Plaats het instrument zodanig dat het goed geventileerd wordt.
• Gebruik geen bijtende chemicaliën, oplosmiddelen of agressieve
reinigingsmiddelen om het instrument schoon te maken.

Het instrument is ontworpen om mechanisch stevig en geschikt te zijn


voor gebruik in de werkplaats.
Onachtzaam gebruik en buitensporige mechanische spanning kunnen
een negatieve invloed op de efficiëntie hebben.

Voorzorgsmaatregelen:
• Het instrument niet schudden, stoten of laten vallen.
• Plaats het apparaat nergens waar het in water kan vallen. Voorkom elk contact
met water.
• Buig nooit de kabels en plaats er geen voorwerpen op.
• Het instrument niet modificeren, om schade aan het instrument te voorkomen.
• Het instrument niet openen of demonteren.
• De antenne van het apparaat niet buigen.
• Gebruik het apparaat uitsluitend met de inbegrepen antenne of met een andere
antenne geautoriseerd door de fabrikant van het apparaat.

15
Het instrument is ontworpen om elektrisch veilig gebruikt te kunnen
worden en met specifieke spanningsniveaus.
Het niet naleven van de specificaties betreffende de spanning kan de
doeltreffendheid van het instrument nadelig beïnvloeden.

Voorzorgsmaatregelen:
• Het instrument niet aan water of andere vloeistoffen blootstellen.
• Tenzij anders gespecificeerd, gebruik het apparaat op voertuigen met een 12/24V
DC voeding en de chassis aangesloten op de minpool.
• De voeding van het instrument moet altijd aangesloten zijn op het accusysteem
van het voertuig dat wordt getest.
• Gebruik geen externe accu om het apparaat van stroom te voorzien, tenzijde de
software hier nadrukkelijk om vraagt.
• Bijzondere aandacht besteden aan poolklemmen en kabels van de accu bij het
maken van een verbinding met het voertuig. Dit voorkomt verkeerde contacten
en/of het per ongeluk contact maken met metalen onderdelen van het voertuig
dat wordt getest.
• Ongebruikte terminals moeten worden afgedekt en beschermd door passende
rubber plugs.

De elektromagnetische compatibiliteittests uitgevoerd op het apparaat


garanderen dat het kan worden aangepast op technologiën gewoonlijk
gebruikt op voertuigen (bijv.: motorcontrole, ABS, airbag, enz.). Mocht
er toch een storing optreden, neem dan contact op met de
voertuigdealer.

16
nl
5 MILIEU-INFORMATIE

Lees voor meer informatie over het afdanken van dit product a.u.b.
het inbegrepen pamflet.

17
6 WERKING VAN DE RADIOAPPARATUUR VAN HET
INSTRUMENT
Draadloze verbinding met Bluetooth, Wi-Fi en HSUPA technologie
De draadloze verbinding via Bluetooth, Wifi en HSUPA is een technologie die
een standaard, betrouwbare methode biedt voor het uitwisselen van informatie
tussen verschillende apparatuur d.m.v. radiogolven. Naast TEXA instrumenten,
gebruiken veel andere producten deze technologie, waaronder mobiele
telefoons, draagbare apparatuur, computers, printers, camera's, Pocket PC's,
enz.
De Bluetooth, WiFi en HSUPA interfaces zoeken naar compatibele
elektronische apparatuur op basis van de radiosignalen die deze genereren en
brengen vervolgens een verbinding ermee tot stand. De TEXA instrumenten
selecteren en stellen uitsluitend apparatuur voor die compatibel zijn met TEXA.
Dit sluit niet de aanwezigheid uit van eventuele andere bronnen van
communicatie of verstoring.
DE EFFICIËNTIE EN KWALITEIT VAN BLUETOOTH, WiFi EN HSUPA
COMMUNICATIE KAN AANGETAST WORDEN DOOR DE AANWEZIGHEID
VAN RADIOVERSTORING. HET COMMUNICATIEPROTOCOL IS
ONTWORPEN OM MET DEZE STORINGSTYPES OM TE GAAN;
COMMUNICATIE KAN IN DEZE GEVALLEN ECHTER MOEIZAAM
VERLOPEN EN KAN TOT VERSCHILLENDE VERBINDINGSPOGINGEN
LEIDEN.
INDIEN DE DRAADLOZE VERBINDING VAN KRITIEK BELANG IS EN EEN
NORMALE COMMUNICATIE AANTASTEN, DAN DIENT U DE BRON OP TE
SPOREN VAN DE MAGNETISCHE STORING EN DE INTENSITEIT ERVAN
TE VERLAGEN.
Positioneer het instrument om ervoor te zorgen dat de radioapparatuur
waarmee het is uitgerust, correct werkt. Bedek het instrument niet met
beschermend materiaal of in het algemeen, met metaalachtig materialen.

18
nl
GEREGLEMENTEERDE INFORMATIE
Vereenvoudigde EU-verklaring van overeenstemming

De fabrikant, TEXA S.p.A., verklaart dat het type radioapparatuur


NAVIGATOR TXTs compatibel is met de RED 2014/53/EU
(complete systeemanalyse) en RoHS 2011/65/EU-richtlijnen.
De volledige tekst van de EU-verklaring van overeenstemming is
beschikbaar op het volgende internetadres http://www.texa.it/
download.

19
7 NAVIGATOR TXTs
De NAVIGATOR TXTs instrumenten zijn multimerk en multi-omgeving
diagnose-interfaces die met een breed bereik aan voertuigen kunnen
communiceren.
Dankzij de Bluetooth technologie waarmee deze apparaten zijn uitgerust, kunt
u vrij rondom het voertuig werken of comfortabel in het voertuig zitten.
U kunt met deze Bluetooth technologie verbinding maken met alle weergave-
eenheden van de AXONE Serie, PEGASO Serie en met een willekeurige PC,
zonder behoefte aan kabels.
De NAVIGATOR TXTs apparaten kunnen verbinding maken en communiceren
met de elektronische regelsystemen van de voertuigen, waarbij snelheid en
prestatie gegarandeerd zijn.
De NAVIGATOR TXTs kan een zelfdiagnose uitvoeren op een zeer groot bereik
aan voertuigen, merken en regeleenheden.
NAVIGATOR TXTs kan ook worden gebruikt voor reparatie van
landbouwkundige machines zoals tractors, maaidorsers, versnipperaars en
tevsn veld- en wijngaardtractors.

20
nl
U kunt met NAVIGATOR U kunt met NAVIGATOR TXTs de volgende
TXTs een zelfdiagnose procedures uitvoeren:
uitvoeren op:
• de zelfdiagnose voor het lezen en wissen van
• voertuigen storingen, de weergave van de technische
• motorfietsen parameters en regeleenheidstatussen;
• bussen • de activering, afstelling en configuratie van de
• bedrijfsvoertuigen apparatuur geïnstalleerd in het voertuig;
• industriële voertuigen • de terugstelling van waarschuwingslampjes
• landbouwmachines olieverversing, onderhoud en airbagsysteem;
• outboardmotors • de configuratie van de regeleenheden,
sleutels en afstandsbedieningen;
• inboardmotors
• de herprogrammering van de regeleenheden.
• waterscooters

21
8 BESCHRIJVING
Dit hoofdstuk beschrijft de algemene eigenschappen van de diagnostische
NAVIGATOR TXTs interfaces.

8.1 Afbeelding van het instrument

1. Status-LED:
• Groene LED: geeft aan of het apparaat van stroom wordt voorzien en toont
de communicatiestatus met de regeleenheid
• Rode LED: geeft de USB-communicatiestatus aan
• Blauwe LED: geeft de Bluetooth communicatiestatus aan.
2. PV: een connector die eventueel nodig is wanneer de te herprogrammeren
regeleenheid aanvullend vermogen vereist.
3. USB-poort: de USB-connector gebruikt voor aansluiting van de weergave-
eenheid.
4. Diagnoseconnector
5. Bluetooth Antenne
6. PWR: een 4-polige connector waarmee u het apparaat op de voertuigaccu kunt
aansluiten wanneer de software hierom vraagt

22
nl
9 Gebruikerinstructies
De apparaten van de NAVIGATOR TXTs Serie mogen uitsluitend worden
gebruikt door gekwalificeerd personeel.
TEXA S.p.A. biedt haar klanten professionele trainingcursussen aan.
De technici worden tijdens deze opleidingen stap voor stap gevolgd door
gespecialiseerd personeel. Hun doel is deze technici zo veel mogelijk bekend
te maken met de instrumenten en hun software. Op deze manier leren de
technici hoe ze TEXA S.p.A.-producten het best kunnen gebruiken.
Bezoek de website www.texa.it voor nadere informatie over opleidingen van
TEXA S.p.A.

9.1 Apparaatvoeding
Het apparaat is niet voorzien van een interne batterij, u dient er dus voor te
zorgen deze correct van stroom te voorzien.
Het instrument kan op drie manieren van stroom worden voorzien:
• via een diagnoseaansluiting
• direct door de accu
• via de sigarettenaanstekerkabel
De groene LED blijft constant zolang het apparaat correct van stroom wordt
voorzien.

Gebruik geen externe accu's om het apparaat aan te drijven die niet
elektrisch verbonden zijn met het voertuig waar u aan werkt.

23
9.1.1 Voeding via de Diagnoseaansluiting

Het instrument kan van stroom worden voorzien via de diagnoseaansluiting van
het te testen voertuig:

1. NAVIGATOR
2. Diagnosekabel*

(*) De diagnosekabel kan verschillen van die afgebeeld in de figuur.


Ga als volgt te werk:
1. Sluit de diagnosekabel aan op de diagnoseaansluiting van het apparaat.
2. Sluit de diagnosekabel aan op de diagnoseaansluiting van het voertuig.
De groene LED blijft constant zolang het apparaat correct van stroom wordt
voorzien.
Het apparaat ontvangt voeding vanaf de voertuigaccu via de
diagnoseaansluiting.

24
9.1.2 Directe Voeding vanaf de Accu nl

U kunt het apparaat op twee manieren direct door de accu van het te testen
voertuig van stroom voorzien:
• via een specifieke kabel, die op het apparaat kan worden aangesloten middels
een jack die in de PWR-ingang wordt gestoken
• via een voedingskabel met klemmen aangesloten op specifieke
diagnosekabels

Als de accu zich aan de achterkant van het voertuig bevindt, is het
raadzaam het instrument rechtstreeks aan te sluiten op de
voedingaansluiting komende van een beschikbare accu dichtbij de ruimte
waarin u werkt.

Gebruik het accuvermogen uitsluitend wanneer specifiek verzocht


door de software.

25
ACCUKABEL
Het apparaat kan van stroom worden voorzien d.m.v. een specifieke kabel die
op het apparaat kan worden aangesloten middels een jack die in de PWR-
ingang wordt gestoken.

1. NAVIGATOR
2. Accukabel

Ga als volgt te werk:


1. Sluit de accukabel aan op de PWR-ingang van het apparaat.
2. De kabel klemmen aansluiten op de klemmen van de accu en let daarbij op de
polariteiten aangegeven op de kabels.
De groene LED blijft constant zolang het apparaat correct van stroom wordt
voorzien.
In dit geval zal de groene LED op de knooppuntbox van de kabel ook
inschakelen.

26
nl
VOEDINGSKABEL
Het apparaat kan van stroom worden voorzien d.m.v. een voedingskabel met
klemmen aangesloten op specifieke diagnosekabels.

1. NAVIGATOR
2. Diagnosekabel met voedingsshunt*
3. Voedingskabel

(*) De diagnosekabel kan verschillen van die afgebeeld in de figuur.


Ga als volgt te werk:
1. Sluit de diagnosekabel aan op de diagnoseaansluiting van het apparaat.
2. Sluit de voedingskabel aan op de diagnosekabel.
3. Sluit de kabel klemmen aan op de accuklemmen en let daarbij op de juiste
polariteit aangegeven op de kabels.
De groene LED blijft constant zolang het apparaat correct van stroom wordt
voorzien.

27
9.1.3 Voeding via de Sigarettenaanstekerkabel

Het apparaat kan ook van stroom worden voorzien door de accu van het te
testen voertuig dankzij een specifieke kabel die op het apparaat kan worden
aangesloten via een jack.
De aansluiting via de sigarettenaansteker (indien beschikbaar) is alleen
mogelijk m.b.v. een daarvoor bestemde kabel.

1. NAVIGATOR
2. Sigarettenaanstekerkabel

Ga als volgt te werk:


1. Sluit de sigarettenaanstekerkabel aan op de PWR-ingang van het apparaat.
2. Sluit de sigarettenaanstekerkabel aan op de sigarettenaansteker van het te
testen voertuig.
De groene LED blijft constant zolang het apparaat correct van stroom wordt
voorzien.
In dit geval zal de groene LED op de connector van de sigarettenaansteker ook
inschakelen.

Als u de sigarettenaansteker van het voertuig gebruikt, dient u


ervoor te zorgen dat deze altijd wordt aangedreven (dus niet alleen
wanneer de sleutel naar de stand RIJDEN is gedraaid). Gebruik alleen een
externe accu wanneer aangegeven en, in elk geval, sluit de minpool van
deze accu aan op de massa van het te testen voertuig.

28
nl
9.2 Communicatiemodi met de weergave-eenheid
Het instrument heeft geen gebruikersinterface en de verworven gegevens
worden verzonden naar een specifieke weergave-eenheid.

Voordat u met de communicatie met de weergave-eenheid begint,


moet u de specifieke configuratie-procedure uitvoeren.
Het instrument kan worden aangesloten op de weergave-eenheid op de
volgende manieren:
• Bluetooth
• USB
Gebruik de Bluetooth-verbinding om optimaal gebruik te maken van het
instrument.

Voordat u met de interface-toepassingen begint, het instrument van


voeding voorzien, aansluiten en inschakelen. Als deze procedure niet
wordt gevolgd, kunnen er communicatiefouten optreden.
Tijdens de inschakelfase zoekt het instrument automatisch naar de
communicatiemodus waarmee het is verbonden met het weergaveapparaat.
Bijvoorbeeld: de Bluetooth communicatiemodus (standaard actief) is
uitgeschakeld wanneer een USB-kabel is aangesloten.

Om de communicatiemodus tussen het instrument en


weergaveapparaat te wijzigen, dient u eerst het instrument uit te
schakelen en vervolgens de gewenste modus te selecteren.

29
9.2.1 Verbinding via Bluetooth (Aanbevolen)

De draadloze verbinding maakt gebruik van de communicatiekabel met het


weergaveapparaat onnodig, waardoor gebruik van het instrument praktischer
is.

De externe antenne voor de Bluetooth communicatie zit op het voorste gedeelte


van het instrument.
Het te gebruiken serienummer voor configuratie van de Bluetooth
communicatie is te vinden op het plaatje op de onderzijde van het instrument.
De blauwe LED knippert:
• tijdens de configuratiefase van de Bluetooth communicatie.
• tijdens de communicatie tussen het instrument en de weergave-eenheid, terwijl
de gegevens worden uitgewisseld.

Wij raden voor een correcte configuratie aan het apparaat van
stroom te voorzien (controleer of de groene LED brandt) VOORDAT u de
softwareconfiguratieprocedure start.
Raadpleeg de software's gebruikershandleiding voor nadere informatie
over de configuratieprocedure.

30
9.2.2 Verbinding via USB (Optioneel) nl

U heeft voor de USB-verbinding de meegeleverde USB-kabel nodig of, indien


noodzakelijk, kabels waarop "USB HIGH SPEED specifiek staat aangegeven.

1. NAVIGATOR
2. USB-kabel

Ga als volgt te werk:


1. Sluit de USB-kabelconnector van het apparaat aan op de USB-ingang van
het istrument.
2. Sluit de host kabelconnector aanop een USB-poort van de weergave-eenheid.
3. Ga verder met configuratie van de communicatiesoftware.
De configuratieprocedure staat beschreven in de softwarehandleiding.
Een knipperende RODE LED geeft een correcte communicatie aan tussen het
instrument en het weergaveapparaat.

U kunt het instrument niet van stroom voorzien m.b.v. de USB-poort.

31
9.3 Blink-Code
Het apparaat gebruikt LED's om zijn status aan te geven, beide wanneer
aangesloten op het voertuig en op de weergave-eenheid.

LED STATUS
Uit Instrument niet onder stroom.
Aan Instrument onder stroom.
GROEN
Instrument in communicatie met de
Knipperlicht
voertuigregeleenheid.
Uit Geen communicatie via USB.
Aan --
ROOD
Instrument communiceert met het weergaveapparaat
Knipperlicht
via USB.
Uit Geen Bluetooth communicatie.
Aan --
BLAUW
Instrument communiceert met het weergaveapparaat
Knipperlicht
via Bluetooth.

32
nl
9.4 Aansluiting op de Regeleenheid
Om de zelfdiagnosetests uit te voeren, moet u het apparaat op de
diagnoseaansluiting van het voertuig aansluiten en de aansluiting tussen het
apparaat en de regeleenheid via de software activeren.

Ga als volgt te werk:


1. Selecteer via de software het voertuig en systeem waarop u de zelfdiagnose wilt
uitvoeren.
2. Zoek naar de diagnostische aansluiting m.b.v. de informatie (afbeeldingen of
korte video) verstrekt door de software.
3. Sluit het instrument aan op de regeleenheid m.b.v., indien noodzakelijk, de
daarvoor bestemde kabels en adapters aangegeven door de software. .
Een knipperende groene LED geeft aan dat de voertuigregeleenheid en het
instrument correct communiceren.

33
De positie van de diagnoseaansluiting op de voertuigen varieert per merk en
model; daarom verstrekt de software de informatie vereist om het te kunnen
vinden.

Volg nauwgezet de instructies verstrekt door de software.

Indien niet anders gespecificeerd, apparaat direct van stroom


voorzien door het aan te sluiten op de diagnoseaansluiting van het
voertuig.
Lees voor meer informatie a.u.b. de softwarehandleiding.

34
nl
9.5 Pass-Thru
U kunt dankzij de NAVIGATOR TXTs en een simpele Internettoegang alle
reparaties uitvoeren die de originele herprogrammering van de
voertuigregeleenheden vereisen nadat ze eenmaal zijn vervangen.
Zoals bepaald door Pass-Thru protocol SAE J2534, moeten
voertuigfabrikanten onafhankelijke reparatieplaatsen de mogelijkheid bieden
de voertuigregeleenheden te kunnen herprogrammeren.

U hebt een actieve Internetverbinding nodig. (ADSL is sterk aanbevolen).

Het vereiste type internetverbinding, kan, afhankelijk van de


specifieke vereisten van de fabrikant, variëren.

In de Pass-Thru modus, kan een aanvullende stroomadapter zijn


vereist om de voertuigaccu op te laden.

35
De activeringsdatum, de daadwerkelijke beschikbaarheid, het type,
de kosten en de procedures met betrekking tot het gebruik van de Pass-
Thru-dienst(en) worden duidelijk bepaald door de betreffende fabrikant;
kosten, prestaties en procedures kunnen daarom variëren ongeacht van
wat door TEXA S.p.A is vastgesteld.

TEXA S.p.A is onder geen voorwaarde aansprakelijk voor reparatie


en onderhoudswerk uitgevoerd op voertuigen; door de technische
informatie en dienst(en), aangeboden door specifieke websites of
individuele fabrikanten, te gebruiken, zijn, in dit opzicht, Pass-Thru-
procedures onderhevig aan de instemming van specifieke bepalingen
opgesteld door de individuele fabrikant van het voertuig.

36
nl
9.6 Zelfdiagnose
De gegevens verworven door het instrument worden via de software
weergegeven op het weergaveapparaat.
De software verstrekt functies die u voor o.a. het volgende kunt gebruiken:
• technische parameters controleren
• storingen waargenomen door de regeleenheid weergeven en wissen
• de logische statussen in de regeleenheid controleren (bijv.: motor draait/draait
niet, dimlichten aan/uit)
• informatie m.b.t. de regeleenheid weergeven
• de werking van de apparatuur geregeld door de regeleenheid controleren
(actuators)
• permanente afstellingen op bepaalde apparatuur uitvoeren
De software biedt bovendien handige technische overzichten en begeleide
procedures om u te helpen bepaalde procedures uit te voeren (bijv.:
uitschakelen van waarschuwingslampjes).
Alle configuratieprocedures van het weergaveapparaat worden via de software
uitgevoerd.
Zie voor meer informatie over de installatie en het gebruik van de software
a.u.b. de Instelling- en Gebruikshandleiding.

37
10 PROBLEEMOPLOSSINGEN
Neem voor technische problemen contact op met uw dealer/distribiteur.
Hieronder treft u een lijst met eenvoudige instructies die de klant kan uitvoeren
zonder de technische hulpdienst in te schakelen.

WAARSCHIJNLIJKE MOGELIJKE
PROBLEEM
OORZAAK OPLOSSING
De diagnostische kabel is niet Sluit de diagnostische
correct aangesloten. kabel correct aan.
De gebrukte adapter is niet Gebruik een geschikte
Het instrument geschikt. adapter.
communiceert niet
met de regeleenheid. De diagnostische kabel is Gebruik een andere
beschadigd. diagnostische kabel.
Schakel het voertuig
Het voertuig is uitgeschakeld.
in.
De Bluetooth randapparatuur/ Schakel de Bluetooth
het weergaveapparaat is randapparatuur/het
uitgeschakeld. weergaveapparaat in.
Verplaats de
Bluetooth
randapparatuur/het
weergaveapparaat
Het instrument kan binnen bereik van het
niet communiceren De Bluetooth randapparatuur/ instrument.
met het het weergaveapparaat is buiten
weergaveapparaat/ bereik van het instrument. Verplaats het
de Bluetooth instrument binnen
randapparatuur. bereik van de
Bluetooth
randapparatuur/het
weergaveapparaat.
De configuratie
Het apparaat is niet correct uitvoeren via de
geconfigureerd. speciale functie in de
software.

38
nl
WAARSCHIJNLIJKE MOGELIJKE
PROBLEEM
OORZAAK OPLOSSING
Het instrument is naast Plaats het instrument
afschermend materiaal buiten bereik van
geplaatst. blokkerende materialen.
Blijf uit de buurt van
Het instrument kan niet mogelijke
communiceren met het interferentiebronnen.
weergaveapparaat/ de
Bluetooth Aanwezigheid van andere Schakel eventueel de
randapparatuur. draadloze communicatie apparatuur uit waardoor
verstoort het signaal. de interferentie wordt
veroorzaakt.
Wacht en herhaal de
communicatiepoging.

39
11 ONDERHOUD
Dit product vereist geen speciaal onderhoud.
Om een optimale levensduur van het instrument te verzekeren, het product
schoon houden en de instructies in deze handleiding opvolgen.

Om een optimale levensduur van het instrument te verzekeren, het


product schoon houden en de instructies in deze handleiding opvolgen.

40
nl
12 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Model: NAVIGATOR TXTs
Fabrikant: TEXA S.p.A.
CORTEX M3 STM32F103ZG 72 MHz, FLASH
Processor:
1024 KBytes, SRAM 96 KBytes
SRAM geheugen: 8 MBits georganiseerd als 512 KBytes x 16 bits
NAND-flashgeheugen: 2 GBit op een 8-bit bus
Voertuigaccu: 12VDC en 24VDC systeembeheer
Externe voeding: 8 ÷ 32 V
USB-communicatie: virtuele RS232 via USB 2.0 Apparaat
Draadloze verbinding: Bluetooth klasse1 (30 m)
Elektronische schakelaar: 2-wegs, 13 onafhankelijke posities
Diagnoseconnector: DSUB-26HD standaard ISO 22900-1
Connector voor
herprogrammering PV zoals bepaald door het SAE J2534 protocol
regeleenheden:
• Knippercodes
• K, L (met stroombeveiliging 100 mA),
ISO9141-2, ISO14230;
• CAN ISO11898-2 High-Speed
• Tweede ISO11898-2 CAN-Kanaal
Ondersteunde protocollen: • CAN ISO 11898-3 LOW-Speed
• CAN SAE J2411 Enkele Draad
• SAE J1850 PWM
• SAE J1850 VPW
• SAE J2534-1
• SAE J1708
Voedingsconnector: 4-polige vermogenmini-din
Visuele waarschuwingen: 1 groene LED, 1 rode LED, 1 blauwe LED
12 V verbruik: Typisch 0,25 A
24V verbruik*: Typisch 0,18 A
Bedrijfstemperatuur: 0 ÷ 50 °C
Opslagtemperatuur: - 20 ÷ 60 °C
Bedrijfsvochtigheid: 10% ÷ 80% zonder condensatie
Afmetingen: 160x170x55 mm
Gewicht: 1 kg
41
• Richtlijn: 1999/5/EC
• Veiligheid: EN 60950
• Elektromagnetische compatibiliteit: EN
Regelgevingen:
55022, EN 55024, EN 301 489-1
• Radiosystemen: EN 301 489-17, EN 300
328-2

42
nl
PINOUT CONNETTORE DSUB-26HD ISO 22900-1

1 Manuf. Discretionary diagnostic line 14 CAN L


2 +J1850 15 L-Line
3 Manuf. Discretionary diagnostic line 16 Unswitched battery voltage
4 Power ground 17 Ext. Adapter ID0
5 Signal Ground 18 Ext. Adapter ID1
6 CAN H 19 SPI OUT
7 K-Line 20 SPI IN
8 Manuf. Discretionary diagnostic line 21 SPI CLK
9 Manuf. Discretionary diagnostic line 22 SPI EN
10 -J1850 23 +5V OUT
11 Manuf. Discretionary diagnostic line 24 Switched battery voltage
12 Manuf. Discretionary diagnostic line 25 reserved
13 Manuf. Discretionary diagnostic line 26 Power ground for Ext. Adapter

43
13 JURIDISCHE INFORMATIE
TEXA S.p.A.
Via 1 Maggio, 9 - 31050 Monastier di Treviso - ITALIË
Cod. Fisc. - Nr. van Bedrijfregistratie van Treviso - Onderdeel. IVA:
02413550266
Eenpersoons besloten vennootschap en onder beheer en coördinatie van
Opera Holding S.r.l.
Aandeelkapitaal van 1.000.000 € i.v. - R.E.A. N. 208102
Legale Vertegenwoordiger Bruno Vianello
Telefoon +39 0422.791.311
Fax +39 0422.791.300
www.texa.com
Wij verwijzen u voor juridische informatie naar het Internationale
Garantieboekje meegeleverd met het product in uw bezit.

44

You might also like