You are on page 1of 4

Werkblad Krachten en weerstand - BASIS

1 Kies het juiste woord om de zinnen kloppend te maken.

a Frictie is een type (druk / kracht / moment).

b De richting van frictie is altijd in ( dezelfde / tegenovergestelde ) richting van de


beweging.

c Om iets te laten bewegen moet de duw- of trekkracht altijd (groter / kleiner) dan de
frictie zijn.

d Om iets opzij te duwen moet je frictie ( overwinnen / maken).

e Luchtweerstand duwt tegen voorwerpen aan die door lucht bewegen en (remt /
versnelt) het voorwerp.

2 Sohail laat een blokje vallen in een maatcilinder met water en meet de tijd hoelang het duurt
om voor het blokje om de bodem te raken.

a Welke kracht zorgt dat het blokje naar beneden beweegt in het water?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

b Er werkt frictie op het blokje wanner het door het water beweegt.

i Hoe heet deze vorm van frictie?

…………………………………………………………………………………………………………………………………

ii In welke richting werkt deze frictie kracht? Kruis aan.

Naar boven In alle richtingen

Naar beneden Van links naar rechts


3 Het diagram laat een sky-boarder zien in vrije val (voordat hij zijn parachute
opent). Dikkere pijlen betekent grotere krachten.

a Wat is de naam van kracht A?

………………………………………………………………………………………………………………………………

b Wat is de naam van kracht B?

………………………………………………………………………………………………………………………………

c Maak deze zin af.

Kracht B wordt (groter / kleiner) naarmate de sky-boarder sneller beweegt.

d Kracht A en B die werken op de sky-boarder zijn in evenwicht in het laatste plaatje.


Zal zijn snelheid toenemen, afnemen of gelijk blijven op dit moment.

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

4 Een parachutist springt uit een vliegtuig en valt door de lucht. De


plaatjes laten de krachten zien die werken op de parachutist: net
voor en na het openen van haar parachute.

a Wat gebeurt er met de luchtweerstand wanneer de


parachute wordt geopend?

…………………………………………………………………………………………………………..

b Leg uit waarom de luchtweerstand verandert wanneer de


parachute wordt geopend.

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

c Wat gebeurt er met de snelheid van de parachutist net na het openen van haar
parachute?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….

5 Voor de onderstaande situaties kies of de krachten in evenwicht zijn of niet? Kruis aan.

Evenwicht Geen evenwicht


(gebalanceerd) (niet gebalanceerd).
a Het voorwerp blijft stilstaan.
b Het voorwerp versnelt of remt af.
c Het voorwerp verandert van richting.
d Het voorwerp beweegt met een constante
snelheid in dezelfde richting.

6 Geef aan voor elk van de diagrammen hieronder of de krachten in evenwicht zijn of niet.

7 Een kat heeft een gewicht van 35 N en staat stil op een tafel.

a In welke richting werkt de zwaartekracht op de kat?

………………………………………………………………………………………………………

b Wat is de naam voor de andere kracht die werkt op de kat?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

c In welke richting werkt de kracht van vraag b?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

d Hoe groot is de kracht uit vraag b?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

e Teken twee pijlen op het diagram die de twee krachten weergeven die werken op de
kat. Geeft de pijlen de correcte naam en grootte.
8 Veren gehoorzamen de wet van Hooke. Kies het juiste woord om de onderstaande zinnen af
te maken.

a De wet van Hook zegt dat als je de kracht op een voorwerp (vergroot / verkleint) om
het uit te rekken, de mate waarin het voorwerp wordt uitgerekt (verdubbeld/
halveert / hetzelfde toeneemt).

b De wet van Hooke heeft (geen / wel) een limiet.

c De kracht dat de wet van Hooke niet meer opgaat is voor een veer (groter/ lager)
voor de meeste andere materialen.

d De kracht en de uitrekking van een veer die de wet van Hooke volgt is (recht /
omgekeerd) evenredig.

9 Antonio hangt verschillende gewichten aan een veer zoals in de opstelling hieronder.

a Hij hangt een gewicht van 10 N aan de veer. De veer hangt stil. Wat is de grootte van
de kracht die de veer uitoefent op het gewicht?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b In welke is de richting is de kracht die de veer uitoefent op het gewicht?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………….

c Maak de zin af.

De krachten op de veer werken in …………………………………………………. richting.

You might also like