You are on page 1of 4

Werkblad Krachten en weerstand – Uitdaging

1 Voor de onderstaande situaties kies of de krachten in evenwicht zijn of niet? Kruis aan.

Evenwicht Geen evenwicht


(gebalanceerd) (niet gebalanceerd).
a Het voorwerp blijft stilstaan.
b Het voorwerp remt af.
c Het voorwerp verandert van richting.
d Het voorwerp beweegt met een constante
snelheid in dezelfde richting.
e Het voorwerp versnelt.

2 Geef aan voor elk van de diagrammen hieronder of de krachten in evenwicht zijn of niet.

3 Beschrijf de beweging van de speelgoed vrachtauto in de onderstaande situaties. Kies uit:


versnelt, remt af, constante snelheid of stilstaan.
4 Het diagram hieronder laat een auto zien in drie stadia aan het begin van zijn reis. De dikte
van de pijl laat de grootte van de kracht zien, dus hoe dikker de pijl hoe groter de kracht.

a Welk van de twee krachten is het grootst wanneer de auto vertrekt?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b Wat gebeurt er met de snelheid van de auto op dit moment?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

c Wat is er gebeurd met de frictie in plaatje 2?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

d Zijn de krachten in evenwicht of niet in plaatje 3?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

e Wat gebeurt er met de snelheid van de auto in plaatje 3?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

f Wat moet er gebeuren met de krachten als de beweging van de auto veranderd?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

g Wat limiteert de topsnelheid van de auto?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

h Hoe kan de vorm van de auto worden verandert worden om de top snelheid van de
auto te vergroten?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

i De krachten die zijn getekend zijn enkel de krachten die de auto beïnvloeden bij het
rijden over de grond. Welke andere krachten werken op de auto maar zijn niet
getekend?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….
5 Een kat heeft een gewicht van 35 N en staat stil op een tafel.

a In welke richting werkt de zwaartekracht op de kat?

………………………………………………………………………………………………………

b Wat is de naam voor de andere kracht die werkt op de kat?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

c In welke richting werkt de kracht van vraag b?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

d Hoe groot is de kracht uit vraag b?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

e Teken twee pijlen op het diagram die de twee krachten weergeven die werken op de
kat. Geeft de pijlen de correcte naam en grootte.

6 Bereken de resulterende kracht en zeg of het voorwerp versnelt, afremt of beweegt met
constante snelheid.

7 Een brandweerauto versnelt door een resulterende kracht van 20000 N. De kracht van de
motor is 22000 N. Maak het onderstaande diagram af door een pijl voor de tweede kracht te
tekenen. Geef deze een naam en de correcte grootte.

8 De formule voor de wet van Hooke is:


F=kxe

a
Voor elke letter schrijf op wat deze betekend en geef de eenheden voor elk.
i) F is ………………………………………………………………………………………………………………………….
Het wordt gemeten in …………………………………………………………………………………………….

ii) k is ……………………………………………………………………………………………………………………….

Het wordt gemeten in …………………………………………………………………………………………….

iii) e is ……………………………………………………………………………………………………………………….

Het wordt gemeten in …………………………………………………………………………………………….

c Maak de onderstaande zinnen af.

De wet van Hooke werkt voor (alleen veren / alle materialen / sommige materialen).

De wet van Hooke werkt (alleen tot een bepaalde / voor elke) kracht.

De kracht dat de wet van Hook niet meer werkt voor een veer is (hoger /lager) dan
voor de meeste andere materialen.

d Een veer heeft een veerconstante van 60 N/m. Bereken de kracht die nodig is om de
veer 0,1 m uit te rekken.

………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

9 Antonio hangt verschillende gewichten aan een veer zoals in de opstelling hiernaast.

a Hij hangt een gewicht van 10 N aan de veer. De veer hangt stil. Wat is de
grootte van de kracht die de veer uitoefent op het gewicht?

………………………………………………………………………………………………………………………………….

b In welke is de richting is de kracht die de veer uitoefent op het gewicht?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………….

c Maak de zin af.

De krachten op de veer werken in …………………………………………………. richting.

You might also like