You are on page 1of 3

‘Alles is mogelijk’

Christelijke hulpverlening: wat mag je er van verwachten?

‘Alles is mogelijk voor wie gelooft’ zegt de Bijbel in Marcus 9:23. Voor velen werkt deze
tekst als een sleutel waarmee zij de deur naar herstel denken te kunnen openen. Vol
overtuiging gaan zij op deze belofte ‘staan’ en ‘claimen’ de vervulling van deze woorden.
Maar niet zelden blijkt dan dat zo’n houding toch niet het gewenste resultaat oplevert. 1
Was hun geloof niet groot genoeg of hebben zij de verkeerde verwachting gehad?

Hulp
‘Onze hulp is in de naam des Heren die hemel en aarde gemaakt heeft’, schrijft David in
Psalm 124:8. In veel kerken wordt deze tekst iedere week aan het begin van de kerkdienst
uitgesproken. Daarmee geeft men uitdrukking aan het belang van deze woorden: door de
herhaling worden ze als het ware in de ziel van de gelovigen gegrift. Opdat wij ze niet zullen
vergeten. Maar wat betekenen deze woorden? Wat mogen wij verwachten als wij onze hulp
bij de Here zoeken?

Christenen zijn geen probleemloze mensen. Net als ieder ander worstelen zij met beperkingen
op lichamelijk, psychisch of geestelijk gebied. Soms is die worsteling zo hevig dat zij er op
eigen kracht niet meer uitkomen. Dan hebben zij hulp nodig. En die is er meestal ook. Veelal
kunnen zij kiezen uit een heel scala aan hulpverleners, variërend van een goed gesprek met
een vriend of vriendin tot het professionele corps van artsen, fysiotherapeuten, psychologen,
en predikanten. Maar voor een christen is dit niet genoeg. ‘God is mijn Hulp’, heeft hij
geleerd, en zo is het ook. Dit doet hem vaak uitzien naar specifiek christelijke hulpverlening.
En omdat hij er van overtuigd is dat bij Hem alle macht is, verwacht hij daar – soms bewust,
maar veelal onbewust - als door een wonder van zijn problemen verlost te worden. Maar zo is
het meestal niet.

Christelijke hulpverlening
Voordat wij hierop nader ingaan, moeten wij onszelf eerst de vraag stellen wat wij verstaan
onder christelijke hulpverlening.
Er zijn talloze organisaties die het woord ‘christelijk’ in hun naam voeren, maar daar in de
praktijk geen concrete invulling aan geven. Dan is de conclusie eenvoudig: zoiets kun je geen
christelijke hulpverlening noemen.
Er zijn echter ook organisaties die zich ‘christelijk’ noemen en dat wel degelijk serieus
nemen. Zij hechten er waarde aan om hulpverleners in dienst te hebben die christen zijn, en
geven hen de ruimte om hun christelijke achtergrond als specifieke deskundigheid in het
hulpverleningsproces in te brengen. Want – zo redeneren zij – christen-hulpverleners kunnen
zich beter inleven in de achtergrond van christen-cliënten en zijn daardoor beter in staat om
hun problematiek te begrijpen en hen daarbij te begeleiden. Uiteraard valt het christelijke
karakter van de hulpverlening hier niet ontkennen, maar toch blijft het zeer de vraag of je hier
kunt spreken van christelijke hulpverlening.

Bij Tot heil des Volks zijn wij geneigd om te zeggen dat hulpverlening pas echt christelijke
hulpverlening is, wanneer de levende Heer waarin wij geloven een centrale plaats krijgt in het
hulpverleningsgesprek. Het hulpverleningsgesprek kent dan in feite niet twee, maar drie
deelnemers: de hulpverlener, de cliënt en de sprekende God. Naast vakbekwaamheid is de
hulpverlener zich terdege bewust van het feit dat hij een intermediaire rol vervult in het

1
spreken van God tot en met de ander.2 Hij3 waakt er voor dat zijn leven wordt gevoed vanuit
een levende relatie met Christus en dat zijn spreken overeenstemt met het Woord van God, de
Bijbel. Het raadplegen van de Schrift en het bidden met de cliënt vormen beiden een
wezenlijk onderdeel van zijn methodiek. Christelijke hulpverlening houdt rekening met de
werkzaamheid van een levende God. Maar daarmee is nog steeds de vraag niet beantwoord of
succes dan ook verzekerd is.

Succes verzekerd?
In ons werk komen wij in aanraking met mensen die om de meest uiteenlopende redenen hulp
zoeken. Bij Ruchama zijn dat vrouwen (en kinderen) in de knel, bij Scharlaken Koord
vrouwen met een prostitutieachtergrond, bij Different mensen met problemen op het gebied
van hun seksuele identiteit. Wat kunnen wij met Gods hulp voor hen betekenen?
‘Mijn relatie is een puinhoop. Ik weet niet meer hoe ik verder moet.’
‘Ik ben door hoge schulden in de prostitutie beland, maar walg van dit leven. Toch kan ik er
niet van loskomen.’
‘Ik heb homoseksuele gevoelens en daarom haat ik mijzelf.’
‘Iedere avond bezoek ik pornosites op internet. Ik weet dat het niet goed is, maar ik ben er
door geobsedeerd geraakt.’

In de politiek en de media wil men ons doen geloven dat de moderne gezondheidszorg
functioneert als een winkel waar de klant koning is. ‘U vraagt en wij draaien.’ Op televisie
worden ‘make-over’ programma’s getoond waarin mensen door chirurgische ingrepen worden
omgebouwd tot volmaakte wezens. Geen zee lijkt te hoog. Alles is mogelijk.
De praktijk is echter vele malen anders. Voor velen is de zorg onbetaalbaar geworden. Door
bureaucratisering en tijdgebrek dreigt de hulpverlening te verschralen tot
symptoombestrijding in plaats van dat problemen in de kern worden aangepakt en opgelost.
Vraaggerichte zorg blijkt dan ineens een wel heel erg relatief begrip te zijn.

Christelijke hulpverlening heeft om een heel andere reden moeite met vraaggerichte zorg.
Uiteraard willen wij in onze hulpverlening inzetten bij het verzoek waarmee de cliënt ons
benadert. Graag zelfs! Ook Jezus benaderde de mens met de vraag: ‘Wat wilt gij dat ik u doen
zal?’ (Luc. 18:41). Maar uiteindelijk gaat het ons ten diepste niet om de vraag ´Wat wil de
cliënt?’, maar om de vraag ‘Wat wil God?’. En in de praktijk blijken deze twee invalshoeken
heel vaak niet met elkaar samen te vallen. Aan de hulpverlener is dan de schone taak om
vanuit de vraag van de cliënt op een zeker moment uit te komen bij wat God van ons vraagt:
‘Ben jij bereid om datgene wat jou zo bezighoudt in Mijn Hand te leggen en Mijn wil te
doen?’ Voor christelijke hulpverlening ligt het uiteindelijke succes daarom niet in het
voorzien in de hulpvraag, maar in het vinden van vrede met God. En of succes dan verzekerd
is, hangt niet af van God, maar van ons…

Wat God wil


De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat God ons liefheeft en het beste met ons voor
heeft. ‘En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de
vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede,
welgevallige en volkomene’ (Rom 12:2). Het lastige is dat wij vaak een andere definitie
1
De Evangelische Omroep heeft hierover onlangs de indrukwekkende en aangrijpende documentaire ‘Uw wil
geschiede’ uitgezonden.
2
E.S. Klein Kranenburg, Trialoog. De derde in het pastorale gesprek, ’s-Gravenhage 19902.
3
Of zij. Voor de leesbaarheid wordt in de tekst alleen over ‘hij’ gesproken.

2
hebben van wat goed, welgevallig en volkomen is. Maar wie zou beter weten wat goed voor
ons is dan Hij die ons gemaakt heeft?
Het klinkt misschien raar, maar toen God ons het leven gaf, heeft Hij ons niet helemaal ‘af’
geschapen. Wij komen als kleine baby’s ter wereld en zijn volledig afhankelijk van de zorg
van onze moeder. In de loop der jaren groeien wij uit tot volwassen mensen die hun specifieke
gaven en talenten mogen inzetten voor Hem en voor elkaar. Althans, zo heeft Hij het bedoeld.
Helaas komt hiervan door zonde en gebrokenheid veelal weinig terecht. Velen lopen
onderweg vast in hun groeiproces, raken verwond en ontwikkelen dan een gedragspatroon dat
hen (en anderen) in problemen brengt, die soms zo groot zijn dat zij er op eigen kracht niet
meer uit komen. Christelijke hulpverlening is er dan op gericht om deze blokkades in het
groeiproces op te sporen en met Gods hulp op te ruimen. Daarna stimuleert de hulpverlener de
cliënt om zijn ontwikkeling weer op te pakken, maar dan in de juiste groeirichting (‘Leven
naar Gods plan’4). In wezen is dit een proces dat ons hele leven doorgaat en door de Bijbel
‘heiliging’ wordt genoemd. Het is daarom een illusie te denken dat wij op enig punt het
einddoel hebben bereikt. Heiliging is een levensdoel, waarbij wij steeds in Zijn kracht meer
van de oude mens afleggen, steeds meer van de nieuwe mens aandoen om zo meer en meer te
gaan lijken op de mens die God in gedachten had toen Hij ons het leven gaf. Wanneer dit
proces te zwaar wordt, mag de christelijke hulpverlening haar steentje bijdragen, maar haar
rol is niet groter dan die van de ‘technieker’ die de wielrenner helpt bij de reparatie van zijn
fiets en hem vervolgens weer in de race brengt door hem aan te duwen. Dat is een bescheiden
taak, maar dat ontslaat hem niet van de opdracht om de wielrenner optimaal in staat te stellen
om zijn parcours te vervolgen.

4
Naar het gelijknamige boek van James G. Friesen e.a., Dordrecht 2004.

You might also like