You are on page 1of 2

De ondermijning van het congres van wenen.

1. Het liberalisme

A: het uitgangspunt

Wat is de essentie/bedoeling van het liberalisme? Wat is hierbij de enige beperking?


Het streven naar vrijheid (vrijheid van spreken, denken) je mag vrijheid hebben maar je mag alleen
de vijheid van iemand anders niet verhinderen.

Het liberalisme is de erfgenaam van de Frans revolutie De maatschappelijke groep die deze
opvattingen wilde verder zetten was de burgerij Het liberalisme ijvert in de eerste plaats voor de
vrijheid van het individu. Essentiële onderdelen hiervan zijn bv. Persvrijheid, onderwijsvrijheid,
godsdienstvrijheid.

B. het politiek liberalisme

Wat bedoelt J. Stuart Mill met politieke vrijheid? Hoe kan die vrijheid worden gerealiseerd?
Politieke vrijheid moet de gemeenschap brengen tegen tirannie, mensen moeten politieke rechten
krijgen en er moet een grondwet zijn.

De belgische grondwet van 1831 was de meest liberale grondwet van europa er stonden vrijheden in
zoals: individuele vrijheid, godsdienstvrijheid, vrijheid op meningsuiting, recht op eigendom

Voor de liberalen was de constitutionele parlementaire democratie de beste staatsvorm. Om


machtsmisbruik tegen te gaan pleitten ze voor:
- scheiding der machten
- volkssoevereiniteit
- scheiding tussen kerk en staat
Het cijnskiesrecht beperkte de politieke inspraak tot de liberale burgerij. De liberale burgerij
evolueerde bijgevolg van revolutionaire naar behoudsgezinde klasse.
Politieke inspraak van de lagere klassen (arbeiders) was uitgesloten. Op het einde van de 19de eeuw
klinkt de eis voor algemeen stemrecht dan ook steeds luider.

C. het economisch liberalisme

Volgens adam smith is de motor van de economie: het nastreven van eigen belang.

Het economische systeem heeft een belangrijke wetmatigheden dat is de wet van vraag en aanbod:
Als het aanbod daalt dan gaat de van een product stijgen.

Adam smith spreekt over de onzichtbare hand; dit is het zelfregulerend effect waarbij iedereen eigen
belang nastreeft maar daarmee ook wel welvaart creëert voor de maatschappij als geheel.
J stuart mill ziet ook niet in waarom de staat een rol zou spelen in het economisch leven want de hij
beweert dat het individu het beter kan dan de staat. hij zegt dat de staat niet te veel macht moet
krijgen.

Er is wel een nadeel van het economisch liberalisme en dat is dat de ondernemers productie
goedkoper gingen maken door de lonen te verlagen

Korte samenvatting:
De grondlegger van het economisch liberalisme is Adam smith. Volgens hem was de motor van het
economisch leven streven naar eigen belang. Hij was tegen staatsmenging en voor vrije markt
economie (gebaseerd op de wet van vraag en aanbod of ‘laissez faire, laissez passer’). -> onzichtbare
hand De Wet Le Chapelier (1791) paste in deze liberale opvatting over de economie:
-de middeleeuwse gilden werden afgeschaft
-ondernemers gingen de productie goedkoper maken door de lonen te verlagen
De arbeiders werden hierdoor dus in economisch opzicht benadeeld.

You might also like