You are on page 1of 5

HC Verlichting

1650-1900

Begrippen

Rationalisme: kennis verkrijgen door logisch nadenken en redeneren (René Descartes, ‘Ik denk dus ik
ben’)

Empirisme: kennis verkrijgen door zintuiglijke waarnemingen/experimenten (John Locke)

Ancien régime: standensamenleving en absolutisme dat gelegitimeerd wordt door het droit divin

Droit divin: goddelijk recht om als (absoluut) vorst te mogen regeren

Mercantilisme: economische politiek

Rationeel optimisme: maatschappijkritiek van verlichte denkers zal door verspreiding van
kennis/opvoeding/onderwijs leiden tot het oplossen van (alle) maatschappelijke problemen.

Politieke cultuur: spreken over en het doen aan politiek

Constitutionele monarchie: er is een koning maar die heeft niet echt macht

Schrikbewind: regeren met veel geweld

Hoofdstuk 1
Verlichte ideeën:

- Kennis door empirisme en rationalisme


- Het ancien régime mag weg
- Vrijheid en gelijkheid zijn belangrijk
- Godsdienst is bijgeloof (heeft niks met de staat te maken), is iets individueels
- Sociaal contract
- Overheid moet minder invloed op de economie uitoefenen (mercantilisme)
- Rationeel optimisme

John Locke
Sociaal contract

- Volk heeft soevereiniteit (hoogste macht)


- Volk geeft deel van macht en vrijheid aan vorst/regering, die moet zorgen voor veiligheid van
het volk
- Wanneer vorst/regering deze macht misbruikt mag deze afgezet worden

Jean-Jacques Rousseau
Sociaal contract

- Volk moet via directe democratie invloed hebben op basis van algemene wil, regering moet
door volk gekozen worden
- Vrijheid en gelijkheid voor iedereen (ook armen/slaven)

Montesquieu
Scheiding der machten
- Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht moeten gescheiden zijn
- Tegengaan absolutisme/machtsmisbruik

Adam Smith
Mercantilisme/economie

- Economie wordt bepaald door wetmatigheden


- Vrije markt economie
- Mens handelt volgens rationeel eigenbelang en wil winst make?
- Als iedereen eigenbelang nastreeft, stijgt de welvaart voor iedereen

Hoofdstuk 2
Amerikaanse Revolutie

In de 17e en 18e eeuw stichten de Britten 13 koloniën (Oostkust van VS)

- Noordelijke koloniën zijn veel kleine boeren, nijverheid (later industrie)


- Zuidelijke koloniën zijn veel plantages met slavernij

Vanaf 1760 voert de regering verschillende belastingen in, dit leidt tot verzet van kolonisten

- ‘no taxation without representation’, hiermee eisen zij meer zelfbeschikking, ze betalen
alleen belasting in ruil voor politieke inspraak.
- ‘Common Sense’ van Thomas Paine, hierdoor ontstaat bereidheid te strijden voor
onafhankelijkheid

Committees of Correspondence gaan het verzet tegen de Britten organiseren.

In 1775 breekt gewapend verzet van kolonisten onder leiding van George Washington uit
Op 4 juli 1776 verklaren de 13 koloniën zich onafhankelijk als VS van Amerika
In 1783 erkennen de Britten de VS

De grondwet (= plichten van de overheid, rechten van het volk) bevat verlichte ideeën:

- Democratie en scheiding der machten


- Natuurrechten (vrijheid van meningsuiting, recht op bezit etc.) zijn gegarandeerd

Maar vrouwen/slaven/oorspronkelijke bewoners hebben een grondrechten. Ook zijn er grote


verschillen tussen noordelijke en zuidelijke staten over economie en slavernij.

Franse Revolutie

In de 18e eeuw is het ancien régime van toepassing.


In de jaren 1780 loopt de Franse staatsschuld op en breken hongersnoden uit.

Eerste revolutie (1789-1792): Frankrijk wordt een constitutionele monarchie

Lodewijk XVI wil dat ook de 1e en 2e stand belasting gaan betalen. Daarom komt de Staten-Generaal
samen in Versailles (mei 1789).

Hierna richt de 3e stand eigen Nationale vergadering op met politieke hervormingen als doel.
Hervormingsprogramma:
- Standensamenleving/privileges afgeschaft
- ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’ (= iedereen is vrij + gelijk)
- Grondwet (1791) garandeert scheiding der machten en beperkt macht koning 
constitutionele monarchie
- Censuskiesrecht voor mannen

Tweede revolutie (1792-1794): Frankrijk wordt een Republiek (staatshoofd wordt gekozen)

In april 1792 verklaren Pruisen en Oostenrijk Frankrijk de oorlog  jakobijnen, radicale


revolutionairen, onder leiding van Robespierre krijgen in Franse regering de overhand

Jakobijnen beginnen een schrikbewind en

- Voeren algemeen mannenstemrecht in


- Schaffen koningschap af  republiek
- Proberen meer economische gelijkheid af te dwingen
- Voeren rechtszaak tegen voormalige koning Lodewijk XVI vanwege landverraad
- Vervolgen alle vermeende tegenstanders van de revolutie

Juli 1794: val van het jakobijnse schrikbewind en terechtstelling Robespierre. Het blijft nog jaren
onrustig.

Napoleon (1799-1815): Frankrijk wordt een verlichte dictatuur/monarchie

In november 1799 grijpt Napoleon met een militaire staatsgreep de macht en sticht een dictatuur. In
december 1804 kroont hij zichzelf tot keizer.

In zijn gebieden voert hij Code Napoléon in: burgerlijk wetboek met daarin veel verlichte ideeën (o.a.
gelijkheid voor de wet).

In juni 1815 wordt Napoleon definitief verslagen door een coalitie van Groot-Brittannië, Pruisen,
Oostenrijk en Rusland.

Hoofdstuk 3
1814-1815: Congres van Wenen (vertegenwoordigers van vers. Europese landen komen bij elkaar,
om te kijken hoe het nu verder moet nu dat Napoleon verslagen is)
Overwinnaars Napoleon willen weer stabiliteit in Europa door terugkeer naar toestand vóór 1792
(restauratie).
In het Koninkrijk der Nederlanden blijft de Code Napoléon van kracht

In loop van 19e eeuw ontstaan nieuwe politiek-maatschappelijke stromingen, gebaseerd op


verlichtingsideeën, als reactie op de restauratie + industrialisering en de sociale kwestie.

Liberalisme

- Benadrukt vrijheid van individu


- Individu moet tegen te machtige overheid beschermd worden
- Gelijke burgerrechten
- Economische vrijheid
- Voor uitbreiding van (census)kiesrecht
- Komt vooral op voor rijkere burgers

Voorbeeld van liberalisme:


Vanaf 1815 is de voormalige Republiek van NL met de Zuidelijke Nederlanden verenigd. Hier regeert
koning Willem I als verlicht-absoluut vorst  vooral Belgen eisen meer macht voor parlement en
vrijheid van onderwijs en drukpers.

1830: Belgische Opstand: Belgen scheiden zich af van Nederland

1848: Revolutiejaar. Willem II vreest ook voor revolutie in Nederland. Liberaal Thorbecke moet
grondwet ontwerpen (die is bijna hetzelfde gebleven tot de dag van vandaag). Hierin:

- Worden vrijheidsrechten gegarandeerd


- Ministeriële verantwoordelijkheid  macht koning ingeperkt  macht ligt bij parlement
- Censuskiesrecht

Socialisme

- Benadrukt gelijkheid
- Overheid en gemeenschap (?) moeten sociale gelijkheid in samenleving garanderen
- Komt op voor onderklasse/arbeiders
- Ontwikkeld door Karl Marx. Hij voorspelt dat klassenstrijd zal leiden tot sociale revolutie 
dictatuur van het proletariaat (arbeiders)
- Leidt tot oprichting coöperaties/vakbonden waarin arbeiders samenwerken om
werkomstandigheden te verbeteren

Het splitst zich in:


- Anarchisten: bestrijden (vaak zeer gewelddadig) alle vormen van overheidsgezag en macht
- Communisten: streven naar gewelddadige machtsovername via revolutie
- Sociaaldemocraten: willen op meer geleidelijke manier politieke macht krijgen via algemeen
kiesrecht en verkiezingen

Nationalisme

- Benadrukt broederschap binnen één volk of staat


- Vindt basis in Rousseaus idee over volkssoevereiniteit (volk heeft directe invloed)
- Sterk beïnvloed door Romantiek (culturele stroming)

Feminisme

- Politieke en sociale rechten van vrouwen (emancipatiebeweging)


- Uitbreiding vrouwenkiesrecht
- Meer mogelijkheden onderwijs/werk
- Krijgt pas in 2e helft 19e eeuw meer aanhang (vooral onder welgestelde vrouwen/mannen)

You might also like