You are on page 1of 87

Besliskunde

Dictaat Wiskunde D
Versie: 2 juli 2013
Ontwikkeld door:
Hans van Ballegooij
Maaslandcollege, Oss
hans.van.ballegooij@gmail.com

Op basis van:
• “Beslissen Wiskunde D”, door Jan Essers ism Kerngroep Wiskunde D Eindhoven,
©Fontys en de bewerking hiervan door Ferdy van der Werf op 16 juli 2008
• “Lineair programmeren, problemen met twee onbekenden”, door Etienne Goemaere,
Katholieke Universiteit Leuven
• “Een inleiding in de besliskunde” door Herbert Hamers, Elleke Janssen, Marieke
Quant, ©Tilburg University
Inhoudsopgave
1 Optimaliseren 1
1.1 Basisprobleem 1
1.2 Het toegestane gebied 2
1.3 De maximale winst 6
1.4 Extra opgaven 9
2 Beslissen in netwerken 12
2.1 Basisprobleem 12
2.2 Grafentheorie 13
2.3 Grafen en Coalities 21
2.4 Extra opgaven 26
3 Koppelen 29
3.1 Basisprobleem 29
3.2 Een analyse van het probleem 30
3.3 De Hongaarse methode 31
3.4 Varianten van de Hongaarse methode 34
3.5 Extra opgaven 36
4 Macht 39
4.1 Basisprobleem 39
4.2 Definities 39
4.3 De machtsindex van Banzhaf 42
4.4 De machtsindex van Shapley-Shubik 44
4.5 Extra opgaven 46
Besliskunde

1 Optimaliseren
1.1 BASISPROBLEEM

Over boer Boersma en andere optimaliseringsproblemen

Aan de hand van het volgende probleem wordt een deel van de basistheorie uitgelegd.

Boer Boersma heeft 45 hectaren land.


Er wordt koren en tarwe gezaaid.
Elke hectare beplant met koren levert 300 euro winst op.
Elke hectare beplant met tarwe levert 200 euro winst op.
Er is 120 ton kunstmest beschikbaar en er zijn 100 arbeidskrachten.
Voor elke hectare koren zijn 2 arbeidskrachten nodig en 4 ton kunstmest.
Voor elke hectare tarwe zijn 3 arbeidskrachten nodig en 2 ton kunstmest.

Boer Boersma streeft naar maximalisatie van de winst. Hoe moet hij gaan zaaien?

In dit probleem moet je dus gaan zoeken naar een maximum (van de winst) en er is
sprake van allerlei voorwaarden. We starten met een analyse van het probleem en
kruipen in de huid van de boer.

1 Boer Boersma denkt er over om de helft van de oppervlakte met koren in te zaaien en
de andere helft met tarwe.

a Hoe groot is dan de winst (opbrengst) voor Boer Boersma?

b Wordt bij deze keuze aan alle voorwaarden voldaan?

c Kies zelf een andere verdeling die mogelijk is en bereken bij deze verdeling de winst
(opbrengst).

Optimaliseren 1
Besliskunde

Je kunt nu het land weer op een andere manier gaan verdelen en opnieuw nagaan of
het mogelijk is en wat dan de winst is. Een aanpak die niet echt slim is want je weet
nooit of je de maximale winst hebt bereikt. Het is verstandiger om het probleem
wiskundig aan te pakken. De onbekenden in dit probleem leg je niet vooraf vast (bv.
22,5 hectare koren) maar maak je variabel (dus x hectare koren).

Noem dus het aantal hectaren dat je inzaait met koren x en het aantal hectaren dat je
inzaait met tarwe y. We noemen deze variabelen de beslissingsvariabelen. Je kunt nu
nagaan waaraan deze variabelen moeten voldoen.

1.2 HET TOEGESTANE GEBIED

In de eerste plaats moet er rekening gehouden worden met de hoeveelheid land. De


totale oppervlakte is 45 hectare en dus mag de som van x en y niet groter zijn dan 45:
x + y ≤ 45 . Deze voorwaarde heet een beperkende voorwaarde of restrictie. Uiteraard

kunnen de variabelen x en y niet negatief zijn, dus twee andere beperkende


voorwaarden zijn: x ≥ 0 en y ≥ 0 .

Er zijn nog meer beperkende voorwaarden omdat er slechts een beperkt aantal
arbeidskrachten is en een beperkte hoeveelheid kunstmest, zie de navolgende tabel:

Beperkende voorwaarde Formule


I De totale oppervlakte is 45 hectare x + y ≤ 45
II Er is een beperkt aantal arbeidskrachten 2x + 3y ≤ 100
III Er is een beperkte hoeveelheid kunstmest
IV Het aantal hectaren koren kan niet negatief zijn x ≥ 0
V Het aantal hectaren tarwe kan niet negatief zijn y ≥ 0
Maximaliseer de winst
Noem de winst z dan moet je maximaliseren: z=

2 a Toon aan dat voor de arbeidskrachten inderdaad geldt 2x + 3y ≤ 100 .

b Stel de beperkende voorwaarde voor de hoeveelheid kunstmest op.

c Druk de winst z uit in x en y.

Optimaliseren 2
Besliskunde

Een probleem zoals geformuleerd in de tabel noemen we een Lineair Programmeren


Maximalisatieprobleem, kortweg LP-maximalisatieprobleem.
Algemeen is een LP-maximalisatieprobleem een probleem van het volgende type:

LP-maximalisatieprobleem

Maximaliseer

z = ax + by

Onder de voorwaarden

(1) p1x + q1y ≤ r1


(2) p2 x + q2 y ≤ r2
.....................
(n) pn x + qn y ≤ rn
x ≥ 0, y ≥ 0

Er kunnen dus veel meer (n) voorwaarden zijn dan de drie voorwaarden zoals bij boer
Boersma.
De functie die in een LP-maximalisatieprobleem gemaximaliseerd dient te worden
wordt de doelfunctie genoemd. Voor het gemak gebruiken we overal in dit hoofdstuk
voor de doelfunctie de letter z.

Omdat er slechts twee variabelen zijn, x en y, kun je de beperkende voorwaarden gaan


weergeven in een xy-assenstelsel.

3 Kijk naar de tabel. De voorwaarden x ≥ 0 en y ≥ 0 geven aan dat x en y positief zijn en


dus hoef je alleen in het eerste kwadrant te tekenen. We gaan nu kijken naar de eerste
restrictie.
a Vul bij de vergelijking x + y = 45 de volgende tabel in:

x 0 10 20 30 40
y 0
b Teken de grafiek bij de vergelijking x + y = 45 .

c Waarom had je van te voren kunnen weten dat dit een rechte lijn wordt? Wat is de
richtingscoëfficiënt van deze lijn?

d Arceer in je grafiek het gebied waar aan de drie restricties x ≥ 0 , y ≥ 0 en x + y ≤ 45 wordt

voldaan.

Optimaliseren 3
Besliskunde

De oplossing van ons probleem (wanneer is de winst maximaal?) voldoet aan de drie
restricties. Deze oplossing moet dus ergens in het gearceerde gebied liggen. We
noemen dit gebied het toegestane gebied. Om dit toegestane gebied verder te
verkleinen gaan we ook de lijnen die horen bij restricties II en III in de grafiek tekenen.

4 a Teken ook de grafieken van de lijnen die horen bij restricties II en III.

b Bepaal het toegestane gebied.

5 a Bereken algebraïsch het snijpunt van de lijnen 2x + 3y = 100 en 2x + y = 60 .

b Benoem alle hoekpunten van het toegestane gebied.

6 (Uit: Moderne Wiskunde, editie 8, deel A2, VWO) Gegeven zijn de volgende
vergelijkingen:

⎡ x + 2y ≤ 12

⎢ x + 2y ≥ 3

⎢ x≤7
⎢ x − 2y ≥ 5

⎢ x ≥ −4
⎢⎣ y ≤7

a Teken het toegestane gebied.

b Bereken de coördinaten van alle hoekpunten.

Optimaliseren 4
Besliskunde

7 Top-fietsen produceert twee typen fietsframes,


een ATB frame en een race frame. Voor de
productie van een ATB frame is 4 kg aluminium
en 6 kg staal nodig, voor de productie van een
race frame is 5 kg aluminium en 2 kg staal
nodig. Top-fietsen verkoopt een ATB frame voor
1980 euro en een race frame voor 1240 euro.
Het aanbod van aluminium is beperkt tot een maximum van 70 kg per dag en het
aanbod van staal tot een maximum van 72 kg per dag. Top-fietsen wil zijn dagelijkse
opbrengst maximaliseren. De tabel toont alle gegevens van het bovenstaand
beschreven productieproces van fietsframes van Top-fietsen:

ATB frame race frame dagelijks aanbod


aluminium 4 5 70
staal 6 2 72
prijs 1980 1240

Noem x het aantal ATB frames geproduceerd op een dag en y het aantal race frames
geproduceerd op een dag.

a Stel het bijbehorende LP-maximalisatieprobleem op.

b Teken het toegestane gebied

c Bereken de coördinaten van alle hoekpunten

8 Een bierproducent produceert blond bier (b) en donker bier (d).


De voornaamste grondstoffen die nodig zijn voor de productie
van bier zijn tarwe en hop. Het productieschema ziet er als
volgt uit:

blond bier donker bier dagelijks aanbod


tarwe 1 2 5
hop 2 1 8
prijs 5 7

a Stel het bijbehorende LP-maximalisatieprobleem op.

b Teken het toegestane gebied.

Optimaliseren 5
Besliskunde

1.3 DE MAXIMALE WINST

We keren terug naar het probleem van boer Boersma. De doelfunctie z = 300x + 200y

moet gemaximaliseerd worden. Als je een waarde voor x en y kiest dan is de winst z
vastgelegd. Als je bijvoorbeeld x = 10 en y = 15 kiest (een punt dat in het toegestane

gebied ligt) dan is de winst


z = 300 ⋅10 + 200 ⋅15 = € 6.000. Er zijn meer
punten in het toegestane gebied waar de winst
€ 6.000 is, bijvoorbeeld de punten (x,y ) = (20,0)

en (x,y ) = (0,30) . In de grafiek hiernaast zie je

het toegestane gebied en daarin getekend de


lijn 6000 = 300x + 200y . Overal op die lijn is de

winst dus € 6.000. Een dergelijke lijn heet een


hoogtelijn of isolijn bij de doelfunctie.

9 a Neem figuur 1.1 over en teken extra hoogtelijnen bij z = 2000, z = 4000 en z = 8000 .

b Waar verwacht je dat in het toegestane gebied de maximale winst wordt bereikt?

c Bereken deze maximale winst.

d Hoe zit het met het gebruik van kunstmest, arbeidskrachten en grond? Geef
commentaar.

In opgave 9 heb je ontdekt dat de winst het grootst is in een hoekpunt van het
toegestane gebied. Dit is altijd zo. Door de waarde van de doelfunctie in de
hoekpunten van het toegestane gebied uit te rekenen vind je de maximale waarde.
Deze methode heet de hoekpuntenmethode.

Optimaliseren 6
Besliskunde

10 (Uit: Moderne Wiskunde, editie 8, deel A2, VWO) Het toegestane gebied bij de
doelfunctie z = x + y + 10 wordt gegeven door de volgende ongelijkheden:

⎡ 5x + 8y ≤ 39

⎢ 4y − 5x ≤ 15

⎢ 7x + 5y ≤ 36
⎢ y ≥0

a Teken het toegestane gebied.

b Bepaal met de hoekpuntenmethode de coördinaten van het punt uit het toegestane
gebied waar de doelfunctie maximaal is. Welke waarde heeft z in dat punt?

c In welk punt van het toegestane gebied is z minimaal? Welke waarde heeft z in dat
punt?

11 a Bepaal m.b.v. de hoekpuntenmethode het maximum bij het LP-maximalisatieprobleem


van opgave 7.

b Idem voor opgave 8.

Als er zeer veel hoekpunten zijn, is de hoekpuntenmethode nogal omslachtig. In dat


geval is het gemakkelijker om een paar hoogtelijnen te tekenen en met behulp daarvan
te bepalen in welk hoekpunt het maximum wordt bereikt. In opgave 9 heb je eigenlijk
deze methode al gebruikt. Deze methode noemen we de schuifmethode.

12 a Teken het toegestane gebied bij het onderstaande LP-maximalisatieprobleem:


⎡ 8x + 2y ≥ 17

Maximaliseer z = 2x + y onder de beperkende voorwaarden: ⎢ 4x + 2y ≤ 13

⎢⎣ x, y ≥ 0

b Los het probleem op m.b.v. de schuifmethode. Er zijn meer oplossingen, bepaal ze


allemaal.

Optimaliseren 7
Besliskunde

13 (Uit: Wageningse Methode) Een kleine zakenman wil


voor ten hoogste € 360 koffie en thee inkopen. Koffie
kost € 3 per kg, thee € 4 per kg. De zakenman weet
dat hij niet meer dan 100 kg koffie zal kunnen afzetten
en niet meer dan 75 kg thee. Noem het aantal kg koffie
dat de zakenman inkoopt x en het aantal kg thee y.
Natuurlijk moet gelden x ≥ 0 en y ≥ 0

a Aan welke drie andere ongelijkheden moeten x en y voldoen als je let op het te
besteden bedrag en de mogelijke afzet?

b Teken het toegestane gebied.

Stel dat de zakenman € 1 winst maakt per kg koffie en € 2 winst per kg thee.

c Stel de doelfunctie op.

d Teken enkele iso-winstlijnen.

e Wat is het optimale inkoopplan, d.w.z. het plan dat de meeste winst oplevert?

Al met al levert de uitwerking van het probleem van boer Boersma een algemene
aanpak voor een LP-maximalisatieprobleem (of minimalisatieprobleem):

Plan van aanpak

Stel de doelfunctie z = ax + by en alle beperkende voorwaarden op


Teken alle lijnen die bij de beperkende voorwaarden horen
Bepaal het toegestane gebied

Via de hoekpuntenmethode:
Bepaal alle hoekpunten
Bereken in elk hoekpunt de finctiewaarde z en bepaal de oplossing

of

Via de schuifmethode:
Teken een geschikte hoogtelijn c = ax + by
“Schuif” daarmee naar het “beste” hoekpunt
Bereken dat hoepunt en de waarde van z in dat hoekpunt

Optimaliseren 8
Besliskunde

1.4 EXTRA OPGAVEN

14 Los m.b.v. de hoekpuntenmethode het volgende LP-minimalisatieprobleem op:


⎡ 4x + 6y ≤ 1960

Minimaliseer z = 70x + 72y onder de beperkende voorwaarden: ⎢ 5x + 2y ≥ 1240

⎢⎣ x, y ≥ 0

15 Los het volgende LP-minimalisatieprobleem op:


⎡ 4x + 5y ≥ 10

Minimaliseer z = x + y onder de beperkende voorwaarden: ⎢ x + 2y ≤ 8

⎢⎣ x, y ≥ 0

16 (Uit Wageningse Methode) Een


timmerfabriekje maakt twee soorten
salontafels: modern eiken en klassiek eiken.
Per dag kunnen er van elke soort hoogstens
vijf gemaakt worden. In verband met de
opslagcapaciteit mogen er per dag niet meer
dan zeven tafels in totaal gemaakt worden.
Een moderne tafel kost één mandag werk, een klassieke tafel kost twee mandagen. In
de fabriek werken elf mensen aan de productie van salontafels.
Stel dat er per dag x moderne tafels en y klassieke tafels gemaakt worden.

a Welke omstandigheden beperken de dagelijkse productie?

b Aan welke 4 ongelijkheden (behalve x, y ≥ 0 ) moeten x en y voldoen?

c Teken het toelaatbare gebied.

De winst op een moderne tafel is € 200 en op een klassieke tafel € 300. Het bedrijf wil
de winst maximaliseren.

d Wat is de doelfunctie?

e Teken enkele iso-winstlijnen.

f Bij welk productieschema is de winst het grootst?

Optimaliseren 9
Besliskunde

Door een grote vraag naar moderne tafels was het mogelijk de prijs te verhogen. De
winst die op een moderne tafel wordt gemaakt is nu € 300.

g Wat is nu de doelfunctie?

h Teken enkele iso-winstlijnen en bepaal bij welk productieschema de grootste winst


wordt gemaakt.

17 (Uit Moderne Wiskunde, editie 8, deel A2, VWO) In een machinefabriek worden
machines geproduceerd: type N en type S. Voor een machine van type N is de
benodigde arbeidstijd per week op afdeling A 15 uur en op afdeling B 20 uur. Voor een
machine van type S zijn deze tijden achtereenvolgens 20 en 30 uur. Per week is op
afdeling A 900 uur arbeidstijd beschikbaar en op afdeling B 1200 uur. Voor een
machine van type N moet het bedrijf vooraf € 500 aan materiaalkosten uitgeven en
voor een machine van type S € 1000. Per week wil men niet meer dan € 34.500 aan
materiaalkosten uitgeven. Op een machine van type N maakt men € 120 winst, op een
machine van type S € 200. Men streeft naar maximale winst.

a Neem de tabel hieronder over en vul deze verder in

type N type S totaal beschikbaar


Afdeling A 15 900
Afdeling B 20
b Vertaal de beperkende voorwaarden in ongelijkheden en teken het toegestane gebied.

c Bereken de coördinaten van de vier hoekpunten van het toegestane gebied.

d Hoe groot is de maximale winst?

Door omstandigheden wordt er op een gegeven moment nog maar € 180 winst
gemaakt op machines van type S. de winst op machines van type N blijft € 120.

e Onderzoek of de maximale winst verandert. Zo ja, met hoeveel?

f Leg uit waarom in dit geval de maximale winst bij verschillende productieaantallen
bereikt kan worden.

Ook de winst op type N dreigt te verminderen.

g Bij welke winstverwachting op type N is het verstandig de productie van N te staken en


uitsluitend type S te maken? Licht je antwoord toe met een toelichting.

Optimaliseren 10
Besliskunde

18 (Ontleend aan CE VWO A12 2002 tweede tijdvak) Een speelgoedfabriek maakt
poppenhuizen en houten treinen. Voor het vervaardigen van speelgoed is drie soorten
arbeid te onderscheiden: zagen, timmeren en verven. Het aantal minuten dat hiervoor
nodig is staat in de tabel:

tijd (in minuten) nodig tijd (in minuten) nodig


soort arbeid
per poppenhuis per trein
zagen 24 15
timmeren 60 40
verven 40 10

Er is één personeelslid belast met zagen, twee met het timmeren en één met het
verven. Elk van deze personeelsleden kan maximaal 40 uur per week werken. Ga er
van uit dat de kosten voor het maken van speelgoed bestaan uit materiaalkosten en
arbeidskosten. Aan materiaal kost een poppenhuis € 17 en een trein ook € 17. Ieder
personeelslid kost € 30 per gewerkt uur. Alleen voor gewerkte uren wordt het
personeelslid betaald. Alle exemplaren die in een week worden gemaakt, worden
dezelfde week verkocht, de poppenhuizen voor € 97 per stuk, de treinen voor € 58,50
per stuk.

a Bereken de maximale winst die wekelijks


gemaakt kan worden.

Waarschijnlijk heb je gemerkt dat onder de


gegeven omstandigheden er nooit zoveel
poppenhuizen en treinen gemaakt worden dat er
voor de zager 40 uur werk is. De zager kan ook
heel aardig verven. Hij doet dat net zo vlot als
diegene die het normaal doet. Men besluit
daarom dat de zager een aantal uren
beschikbaar moet zijn om te verven. Gedurende
die tijd is hij niet beschikbaar voor het zagen.

b Is het mogelijk de zager zo lang te laten verven dat het aantal timmerlieden de enige
beperkende factor wordt? Licht je antwoord toe.

Optimaliseren 11
Besliskunde

2 Beslissen in netwerken
2.1 BASISPROBLEEM

Over grafen (met een f!) en Koningsbergen

Hierboven zie je onder andere een plattegrond van de TU-Eindhoven. Een bezoeker
kan met deze plattegrond waarschijnlijk snel zien hoe hij zo snel mogelijk bij een
bepaald gebouw komt. Maar ook kun je met dit plaatje uitzoeken of er voor een
bezoeker een wandeling bestaat waarbij je paden precies een keer doorloopt.

Aan de hand van het volgende probleem wordt een deel van de basistheorie uitgelegd.

Op een fabrieksterrein wil men tussen zes depots


een buizennetwerk aanleggen voor het transport
van goederen. Hierbij moet elk van de zes
depots bereikbaar zijn vanuit elk van de andere
depots - eventueel via tussenliggende depots -
en zijn omwegen niet erg omdathet vervoer door
de buizen vrij snel gaat. De situatie zie je
hiernaast in een schema.

De depots zijn aangegeven door punten en de mogelijke verbindingen door lijnen. Niet
elke verbinding is mogelijk vanwege tussenliggende gebouwen. In de tekening zijn de
kosten van de mogelijke verbindingen weergegeven door getallen (in miljoenen euro’s)
langs de betreffende verbindingen.

Uiteraard wil men de kosten van het aan te leggen buizennetwerk zo laag mogelijk
houden. Hoe moet men het buizennetwerk aanleggen?

Beslissen in netwerken 12
Besliskunde

2.2 GRAFENTHEORIE

In dit probleem moet je dus gaan zoeken naar de kortste weg langs alle depots.
Voordat we beginnen met een analyse gaan we eerst kijken naar het soort van figuur
dat bij dit probleem hoort.

Een dergelijke figuur noemen we in de wiskunde een graaf. Het is een plaatje dat
bestaat uit een verzameling punten die men ook wel knopen noemt en verbindingen
die men kanten of lijnen noemt. De getallen die bij de verbindingen horen heten de
gewichten van de lijnen. De tak van de wiskunde waarin grafen worden bestudeerd
heet grafentheorie.

Bij de meeste problemen is de vorm van de verbinding niet van belang en in de


grafentheorie tekent men daarom verbindingen tussen knopen meestal als rechte
lijnstukken. De graaf hierboven kun je dus ook zo tekenen:

Het snijpunt van de lijnen BE en AC heeft in deze graaf geen betekenis. Dat snijpunt is
dus geen punt van de graaf. Omdat dat snijpunt verwarrend kan werken kun je de lijn
BE beter verplaatsen.

In het figuur hierboven zie je een derde weergave van het buizennetwerk. De knopen
A en B zijn daarin ook wat verplaatst om alle lijnen als rechte lijnstukken te tekenen.

Beslissen in netwerken 13
Besliskunde

Nog wat definities:

• Een graaf heet volledig als je van ieder knooppunt rechtstreeks naar ieder ander
knooppunt kunt komen.
• Twee knopen heten verbonden als er een pad, bestaande uit lijnen uit de graaf
bestaat, die die twee knopen verbindt. Die verbinding mag eventueel via een andere
knoop lopen.
• Een graaf heet samenhangend als er een pad is tussen elk tweetal knopen.
• Een cykel is een speciaal pad: het is een rondwandeling over verschillende lijnen van
knoop naar knoop waarbij je terugkomt in de beginknoop.
• Een samenhangende graaf die geen cykel bezit noemt men een (opspannende)
boom.

19 Je hebt de volgende zes grafen:

G1 G2 G3 G4 G5 G6

a Welke van deze grafen is samenhangend?

b Welke van deze grafen is volledig?

c Welke van deze grafen is een boom?

d Is het mogelijk dat een graaf samenhangend, volledig en een boom is? Waarom (niet)?

20 De zeven bruggen van Koningsbergen is een beroemd probleem. De stad


Koningsbergen (heden ten dage Kaliningrad) lag in het oosten van Pruisen aan de
rivier de Pregel, waarin twee eilanden lagen die door zeven bruggen met elkaar en met
de vaste wal verbonden waren. Hierboven is de situatie schematisch afgebeeld.
Tevens is een graaf getekend die de situatie abstract weergeeft. Is het mogelijk om zo
te wandelen dat je precies eenmaal over elke brug loopt? Zo ja, geef de route. Zo nee,
leg uit waarom niet.

Beslissen in netwerken 14
Besliskunde

21 a Hoeveel lijnen heeft een volledige graaf met 2, 3, 4, 5, 6 knopen?

b Leg uit dat een volledige graaf met n knopen 21 n(n − 1) lijnen heeft.

c Bepaal het aantal opspannende bomen van een volledige graaf met twee knopen.

d Bepaal het aantal opspannende bomen van een volledige graaf met drie knopen.

e De volledige graaf K 4 hierboven bezit meer dan 10 opspannende bomen. Hierboven

rechts zie je er zes getekend. Hoeveel opspannende bomen bezit K 4 exact?

f Wat is fout in de volgende redenering? Een opspannende boom van K 4 heeft 3 lijnen.
⎛ ⎞
Je kunt op ⎜ 6 ⎟ = 20 manieren 3 lijnen uit zes lijnen kiezen, dus K 4 heeft 20
⎝ 3 ⎠
opspannende bomen.

22 In de tekening hiernaast zijn de zes depots van


ons basisprobleem schematisch weergegeven.
Ook is een mogelijk buizennetwerk
weergegeven. Neem deze tekening over en
beantwoord vervolgens de vragen.

a Deze graaf heeft drie cykels, benoem deze.

b Is deze graaf samenhangend?

c Waarom kan dit buizennetwerk nooit de oplossing zijn voor ons basisprobleem?

d Teken, uitgaande van dezelfde zes depots, een buizennetwerk (graaf) met precies een
cykel. Teken ook twee verschillende opspannende bomen. Zet steeds langs iedere lijn
het gewicht van deze lijn.

e Waarom kan een samenhangende graaf met een cykel nooit de oplossing zijn voor ons
probleem?

f Bereken de som van de gewichten van de twee verschillende opspannende bomen die
je getekend hebt.

g Kun je een opspannende boom tekenen met een lager totaalgewicht?

h Iedere opspannende boom heeft precies 5 lijnen, leg uit waarom.

Beslissen in netwerken 15
Besliskunde

We gaan verder met ons basisprobleem. In de opgaven hebben we ontdekt dat het
buizenprobleem er op neer komt dat je een boom zoekt waarvan de som van de
gewichten van de lijnen minimaal is. Zo’n boom heet een minimaal opspannende
boom.
Een manier om de minimale opspannende boom te bepalen is het bepalen van alle
bomen en dan steeds de som van de gewichten te bepalen. Dat is in deze situatie best
nog mogelijk maar bij meer lijnen en knopen al snel een tijdsintensieve en vrij
onmogelijke klus. Zelfs een relatief kleine graaf die bestaat uit 6 knopen en 15 lijnen
bezit ongeveer 1300 opspannende bomen.

Er bestaan gelukkig slimmere strategieën. Een algoritme dat een minimale


opspannende boom maakt is:

Het algoritme van Kruskal


Kies een van de lijnen met het kleinste gewicht
Kies van de overgebleven lijnen de lijn met het kleinste gewicht en zorg daarbij
dat die lijn samen met de eerder gekozen lijnen geen circuit vormt.
Ga zo door totdat je alle knopen hebt gehad.

In de volgende serie plaatjes zie je hoe je dit algoritme op het buizenprobleem toepast:

Kies lijn CD, deze heeft het kleinste gewicht, namelijk 1

Kies lijn AC of EF, deze hebben beide gewicht 2.


Keuze voor EF.
Som gewichten: 1+2 = 3.

Beslissen in netwerken 16
Besliskunde

Dit keer is lijn AC de lijn met het kleinste gewicht en moet


dus gekozen worden.
Som gewichten: 1+2+2 = 5.

Gewicht 3 komt twee keer


voor. Bij beide keuzes
ontstaat geen circuit.
Links keuze CF
Rechts keuze AE
Som gewichten: 1+2+2+3 = 8.

In beide situaties moet BA


gekozen worden (bij keuze
gewicht 3 ontstaat circuit).
Som gewichten:
1+2+2+3+4 = 12.

Het probleem is nu opgelost. Er zijn twee minimale opspannende bomen en de som


van de gewichten is 12. Voor het buizenprobleem betekent dat dat de minimale kosten
12 miljoen Euro zijn. De bedrijfsleiding kan kiezen uit twee netwerken.

Het algoritme van Kruskal beperkt het zoek- en rekenwerk aanzienlijk. De stap die in
grote netwerken het meeste tijd kost is het controleren of er geen circuit ontstaat. Een
methode waarbij die controle niet hoeft plaats te vinden is het algoritme van Prim. In
dat algoritme voeg je geen lijnen toe maar knopen.

Het algoritme van Prim


Kies een willekeurige knoop.
Kies uit alle lijnen van die knoop een lijn met minimaal gewicht.
Kies van alle lijnen die bij de eerder gekozen knopen horen,
steeds de lijn met het kleinste gewicht en
voeg de bijbehorende nieuwe knoop toe.
Herhaal deze stap totdat je alle knopen hebt.

Ook dit algoritme gaan we stapsgewijs volgen bij het buizenprobleem.

Beslissen in netwerken 17
Besliskunde

Links: Kies (vrij willekeurig)


knoop E. In knoop E komen
vier lijnen samen.
Rechts: Kies de lijn met het
kleinste gewicht: EF.
Knoop F wordt toegevoegd.
Som gewichten: 2
Bij de knopen E en F komen samen 5 lijnen aan. De lijnen met minimaal gewicht zijn
AE en CF. Beide kunnen gekozen worden.

Links: Voeg AE toe met


gewicht 3, Knoop A.
Rechts: Voeg CF toe met
gewicht 3, Knoop C.
Som gewichten: 2+3 = 5.

Links: Voeg AC toe met


gewicht 2, Knoop C.
Rechts: Voeg CD toe met
gewicht 1, Knoop D.

Links: Voeg CD toe met


gewicht 1, Knoop D.
Rechts: Voeg AC toe met
gewicht 2, Knoop A.

Links: Voeg AB toe met


gewicht 4, Knoop B.
Rechts: Voeg AB toe met
gewicht 4, Knoop B.

Uiteraard levert het algoritme van Prim dezelfde oplossingen (anders zou het geen
correct algoritme zijn) als het algoritme van Kruskal. Het bewijs dat de beide algoritmes
altijd de minimale opspannende boom leveren is niet heel eenvoudig en laten we hier
achterwege.

Beslissen in netwerken 18
Besliskunde

23 Bepaal de minimale opspannende boom bij het onderstaande netwerk.

Kies het algoritme dat je het handigst lijkt.

24 Er liggen acht kleine


1 2 3 4 5 6 7 8
eilandjes in een meer, en de
1 24 21 34 28 20 35 12
regering wil 7 bruggen
2 27 18 22 18 19 16
bouwen om ze te verbinden,
3 26 12 35 44 20
zodat ieder eiland bereikt
4 16 33 30 23
kan worden vanuit ieder 5 36 40 17
eiland via een of meer 6 18 21
bruggen. 7 31
De afstanden tussen ieder 8
tweetal eilanden is gegeven
in de tabel

Welke bruggen moeten gebouwd worden om de kosten, die evenredig zijn met de
lengte van de bruggen, te minimaliseren?

In de tekst is steeds sprake van een minimaal opspannende boom. Je kunt met kleine
wijzigingen de algoritmes van Prim en Kruskal aanpassen zodat ze een maximaal
opspannende boom leveren. Dat is een boom waarvan de som van de gewichten
maximaal is.

Beslissen in netwerken 19
Besliskunde

25 Bepaal met behulp van de gewijzigde algoritmes van Prim en Kruskal een maximaal
opspannende boom voor het onderstaande netwerk:

26 Beschouw de onderstaande kostentabel voor het aanleggen van een netwerk tussen
de knopen A, B, C, D, E en F.
A B C D E F
A 0 7 3 1 5 9
B 7 0 3 9 5 2
C 3 3 0 3 4 4
D 1 9 3 0 11 5
E 5 5 4 11 0 9
F 9 2 4 5 9 0

a Vindt de minimaal opspannende boom als je begint vanuit E met behulp van het
algoritme van Prim.

b Vindt de minimaal opspannende boom als je begint vanuit A met behulp van het
algoritme van Prim.

c Gebruik nu het algoritme van Kruskal om de minimale opspannende boom te vinden.

Beslissen in netwerken 20
Besliskunde

2.3 GRAFEN EN COALITIES

In de buurt van een rivier


wordt een nieuwe gascentrale
gebouwd die ook gas kan
leveren aan drie verderop
gelegen autonome regio’s.
Helaas zijn er nog geen
leidingen naar de regio’s. Die
kunnen aangelegd worden
maar daar hangt een
behoorlijk prijskaartje aan:
600 miljoen Euro voor een gasleiding naar regio A, 400 miljoen naar B en 800 miljoen
naar C. Het is ook mogelijk om van regio naar regio leidingen aan te leggen. De kosten
daarvan (keer 100 miljoen) staan aangegeven in de onderstaande situatieschets. Alle
aanlegkosten moeten door de regio’s worden opgebracht.

27 Leg uit dat de totale minimale kosten 14 eenheden (1400 miljoen euro) bedragen. Wat
is de minimale opspannende boom?

Als onafhankelijk adviseur zou je dus adviseren dat iedereen moet samenwerken en
dat de leidingen van de centrale naar B en van daaruit naar A en C moeten worden
aangelegd. Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Hoe ga je de kosten in
rekening brengen? Iedereen evenveel laten bijdragen lijkt niet eerlijk. Dat zou in dit

voorbeeld betekenen dat elke regio 14


3
≈ 4,67 eenheden moet bijdragen. Dit bedrag

kan regio B niet goed aan haar burgers verkopen want niet samenwerken en dus direct
aansluiten kost slechts 4 eenheden. Regio B stelt zelfs voor om maar niks bij te
dragen. Via B krijgen de anderen immers hun gas. Regio A en C moeten dan samen 14
eenheden bijdragen.

28 Geef een wiskundige reden waarom regio’s A en C hier nooit mee akkoord zullen gaan.

Beslissen in netwerken 21
Besliskunde

Het voorgaande leidt tot de volgende vraag: Hoe kunnen de regio’s samenwerken om
kosten te besparen? En hoeveel zou een regio dan redelijkerwijs aan de kosten van
een gezamenlijk netwerk moeten bijdragen?
Met deze (en soortgelijke) vragen zullen we ons in de rest van deze paragraaf bezig
houden.

Allereerst een tweetal definities: regio’s die samenwerken noemen we in de wiskunde


coalities. Vaak spreken we in de wiskunde over spelers in plaats van regio’s.

De spelers A en C kunnen
bijvoorbeeld een coalitie
vormen en voor 6 + 7 = 13
eenheden (=1300 miljoen
euro) worden aangesloten.
Als A dan bijvoorbeeld 5,5
eenheden bijdraagt en C dus
13 – 5,5 = 7,5 eenheden dan
hebben beide regio’s een
voordeel van 0,5 eenheid en
dat is 50 miljoen Euro. Niet mis!

29 Breng alle mogelijke coalities op een soortgelijke manier in kaart en vermeld per
coalitie wat de kosten voor de coalitie zijn en de kosten voor de overgebleven
speler(s).

Omdat de belastingbetaler
uiteindelijk de rekening
betaalt wordt besloten dat de
drie spelers toch samen een
coalitie moeten vormen. De
totale kosten zijn dus 14,
maar we blijven zitten met
de vraag of er een “goede
verdeling” van deze kosten
bestaat. Als dat zo is dan
moet de bijdrage van B tussen de 0 en de 4 liggen (waarom?).

Beslissen in netwerken 22
Besliskunde

Om het probleem verder te analyseren voeren we drie variabelen in:

• a is het aantal eenheden dat regio A bijdraagt aan de totale kosten van de coalitie
ABC
• b is het aantal eenheden dat regio B bijdraagt aan de totale kosten van de coalitie
ABC
• c is het aantal eenheden dat regio C bijdraagt aan de totale kosten van de coalitie
ABC

Er geldt natuurlijk dat a + b + c = 14 want de drie spelers moeten samen het netwerk
bekostigen.
Verder zal geen enkele regio meer dan de directe aansluitkosten willen betalen. Dat
levert de volgende voorwaarden op: 0 ≤ a ≤ 6, 0 ≤ b ≤ 4, 0 ≤ c ≤ 8

Ook zal elke speler niet meer willen bijdragen dan dat er in een coalitie van 2 partijen
moet worden betaald. Voor de coalitie AC houdt dat, zoals eerder besproken, in dat
a + c ≤ 13 . Voor de coalitie AB betekent dit: a + b ≤ 9 En voor de coalitie BC: b + c ≤ 9 .

Al met al geldt nu voor de drie bijdragen het volgende stelsel van voorwaarden:

⎡ a + b + c = 14

⎢ a ≤ 6, b ≤ 4, c ≤ 8
⎢ a + b ≤ 9, a + c ≤ 13, b + c ≤ 9

⎢⎣ a ≥ 0, b ≥ 0, c ≥ 0

De voorwaarden zijn allemaal lineair: een lineaire gelijkheid en negen lineaire


ongelijkheden. Daardoor lijkt dit probleem op de optimaliseringsproblemen uit
hoofdstuk 1. Verschil is echter dat er nu geen doelfunctie is. Het
minimaliseringsprobleem is al opgelost door het bepalen van de minimaal
opspannende boom waaruit volgde dat a + b + c = 14 . Maar net zo goed als bij de
optimaliseringsproblemen is er nu sprake van een beperkend gebied dat het aantal
oplossingen beperkt.

Beslissen in netwerken 23
Besliskunde

Informatief:
Omdat er 3 variabelen zijn kun je het gebied dat bij de voorwaarden hoort schetsen
met 3d-plaatjes. In het onderstaande linker plaatje zie je het vlak a + b + c = 14 in het

eerste octant (dus a, b, c ≥ 0 ).

De toegestane oplossingen liggen dus in een driehoek. De drie hoekpunten van die
driehoek zijn (14,0,0), (0,14,0) en (0,0,14).

In het middelste plaatje is de voorwaarde a + b ≤ 9 verwerkt . Het vlak a + b = 9 is een

verticaal vlak dat het grondvlak snijdt in de lijn door (9,0,0) en (0,9,0). Dat vlak snijdt
een gedeelte van de driehoek af. De driehoek die overblijft heeft als hoekpunten
(9,0,5), (0,9,5) en (0,0,14).
Als je zo doorgaat zorgt elke voorwaarde er voor dat een stuk van de driehoek wordt
afgesneden. In het rechter plaatje zie je het gebied dat overblijft na verwerking van
alle voorwaarden. Het is een vierhoek op het vlak a + b + c = 14 .

Met een “truc” kun je het gebied ook tweedimensionaal in beeld brengen, in een xy-
assenstelsel. Uit a + b + c = 14 volgt dat c = 14 − a − b .

In de ongelijkheid b + c ≤ 9 kunnen we nu voor c: 14 − a − b substitueren (vervangen)

⎧ b+c ≤9 ⇔

⎪ b + (14 − a − b) ≤ 9 ⇔
en we krijgen dan: ⎪⎨ 14 − a ≤ 9 ⇔
⎪ −a ≤ −5 ⇔

⎪⎩ a≥5

We zeggen dat we c uit de ongelijkheid b + c ≤ 9 hebben geëlimineerd (verwijderd). De

ongelijkheid b + c ≤ 9 is daarbij overgegaan in de ongelijkheid a ≥ 5 .

Beslissen in netwerken 24
Besliskunde

30 a Laat zien dat door substitutie van c = 14 − a − b in alle voorwaarden van het stelsel op
pagina 23, dit stelsel overgaat in:
⎡ a + b ≥ 6, a + b ≤ 14, a + b ≤ 9

⎢ a ≥ 5, a ≥ 0, a ≤ 6

⎢⎣ b ≥ 0, b ≥ 1, b ≤ 4

b Teken het toegestane gebied.

c Laat zien dat voor één van de hoekpunten P van het toegestane gebied geldt dat
P=(5, 1) en dat hier a=5, b=1 en dat c=8.

d Vul de onderstaande tabel voor de andere hoekpunten Q, R en S in.

e Laat zien dat M=(a; b; c)=(5,50; 2,75; 5,75) een punt is van het toegestane gebied en
vul ook voor M de onderstaande tabel in.

Bijdrage speler Absoluut voordeel (100 miljoen) Relatief voordeel

Regio A, a=5 1 16,7%

Punt P Regio B, b=1 3 75%

Regio C, c=8 0 0%

Regio A, a= ___ ___

Punt Q Regio B, b= ___ ___

Regio C, c= ___ ___

Regio A, a= ___ ___

Punt R Regio B, b= ___ ___

Regio C, c= ___ ___

Regio A, a= ___ ___

Punt S Regio B, b= ___ ___

Regio C, c= ___ ___

Regio A, a= ___ ___

Punt M Regio B, b= ___ ___

Regio C, c= ___ ___

Beslissen in netwerken 25
Besliskunde

Samenvattend (en controleer deze beweringen):

• Regio A zal redelijkerwijs minimaal 5 en maximaal 6 eenheden moeten bijdragen,


• Regio B minimaal 1 en maximaal 4 en regio C minimaal 5 en maximaal 8.
• In de hoekpunten P, Q, R en S is er steeds een regio die geen voordeel uit de coalitie
boekt. De regio in kwestie kan dus net zo goed niet meedoen.

Als neutrale buitenstaander zou je nu allerlei voorstellen kunnen doen. Zo levert het
punt M aanzienlijke besparingen voor elke regio op. Uiteraard kun je ook allerlei andere
verdelingen bedenken binnen het gebied PQRS. De wiskunde heeft in ieder geval de
redelijke grenzen voor elke regio vastgesteld en zijn taak volbracht.

In dit voorbeeld heb je gezien hoe grafentheorie en onderdelen van optimaliseren bij
elkaar komen. Bij meer dan drie spelers is het bepalen van minimale opspannende
bomen nog altijd geen probleem. Met de algoritmes van Prim of Kruskal gaat dat snel.
Het aantal voorwaarden stijgt echter behoorlijk omdat er steeds meer coalities mogelijk
zijn. Bovendien kun je dan je dan niet meer met een plaatje snel het toegelaten gebied
in beeld brengen.

2.4 EXTRA OPGAVEN

31 a Bepaal hoeveel coalities er mogelijk zijn met 4, 5 en 6 spelers.

b Hoeveel coalities zijn er mogelijk met n spelers?

32 (Vervolg op opgave 30)

a Is het mogelijk om waarden van a, b en c te bepalen zodanig dat elke speler hetzelfde
absolute voordeel heeft (met andere woorden: voldoet die oplossingen aan alle
voorwaarden)?

De aansluitkosten van A naar C bedragen 7 eenheden. Als de aansluitkosten voor de


leiding van A naar C groter worden dan blijft de minimale opspannende boom gelijk.
Het toegelaten gebied verandert echter.

b Teken het nieuwe toegelaten gebied als de kosten 7,5 zijn.

c Hoe verandert het toegelaten gebied bij toenemende kosten?

Beslissen in netwerken 26
Besliskunde

Als de aansluitkosten van A naar C kleiner worden dan is het mogelijk dat een andere
minimale opspannende boom voor de coalitie van drie spelers ontstaat. AC vervangt
dan AB of BC in de boom.

d Bij welke gewicht van lijn AC ontstaat er een andere minimale opspannende boom?

e Bepaal alle voorwaarden en teken het toegestane gebied als lijn AC gewicht 4 heeft.

f Bereken de absolute en de relatieve winst in de hoekpunten van het nieuwe toegelaten


gebied.

33 Hiernaast zie je, net als bij ons


basisprobleem, een graaf met
aanlegkosten van de leidingen. Stel bij
deze graaf alle voorwaarden op, teken het
toegelaten gebied en analyseer absolute
en relatieve winst (tov directe kosten) in
de hoekpunten van het toegelaten gebied.

34 Aan het eind van de jaren tachtig is de wijze


waarop Nederland televisie ontvangt
drastisch veranderd. De klassieke antenne is
vervangen door de kabel. Overal in het land
verschenen kabelcentrales. Vanuit zo’n
kabelcentrale worden de ontvangen signalen
(per kabel) naar de omliggende steden geleid.

Beslissen in netwerken 27
Besliskunde

In deze opgave kijken we naar de kabelcentrale Middelburg en vier omliggende steden,


te weten Arnemuiden, Domburg, Vlissingen en Westkapelle. De onderstaande figuur
geeft schematisch de plaatsen weer en voor ieder tweetal plaatsen de kosten (in
miljoenen euro’s) voor het aanleggen van een kabelverbinding tussen deze plaatsen.

a Beredeneer dat de coalitie bestaande uit de spelers Vlissingen, Domburg en


Westkapelle een netwerk kan laten aanleggen voor 24 miljoen euro.

b Bepaal voor elke coalitie (van meer dan een speler) de minimale kosten van het
netwerk dat ze gezamenlijk kunnen aanleggen.

c Als alle spelers samenwerken zijn de aanlegkosten minimaal. Om welke kosten gaat
het dan?

Noem v de bijdrage van Vlissingen, a de bijdrage van Arnemuiden, enz.


Er geldt: 0 ≤ v ≤ 9, 0 ≤ a ≤ 20, 0 ≤ d ≤ 9, 0 ≤ w ≤ 12

d Stel alle andere voorwaarden op.

e Geef een oplossing die aan alle voorwaarden voldoet en bereken de winst t.o.v. de
directe aansluitkosten van elke speler.

f Kun je een oplossing vinden waarbij elke partij voordeel heeft?

Beslissen in netwerken 28
Besliskunde

3 Koppelen
3.1 BASISPROBLEEM

Over de Hongaarse methode

Aan de hand van het volgende probleem wordt een deel van de basistheorie uitgelegd.

Een groot bouwbedrijf heeft vier hijskranen, verspreid over vier machineparken.
Toevallig zijn er ook vier nieuwe bouwlocaties waar men een hijskraan nodig heeft.
Het transport van een hijskraan is een kostbare zaak. In de tabel zie je de afstand in
kilometers tussen de vier bouwlocaties en de machineparken.

Locatie 1 Locatie 2 Locatie 3 Locatie 4


Hijskraan 1 55 50 17 48
Hijskraan 2 34 31 31 34
Hijskraan 3 57 55 21 45
Hijskraan 4 55 48 20 42

De vraag is nu welke hijskraan je naar welke bouwlocatie moet vervoeren als je de


totale transportafstand wilt minimaliseren.

35 a Op hoeveel manieren kun je in bovenstaand voorbeeld de 4 hijskranen aan de 4


bouwlocaties toewijzen?

b Op hoeveel manieren kun je 6 hijskranen aan 6 bouwlocaties toewijzen?

c Op hoeveel manieren kun je n hijskranen aan n bouwlocaties toewijzen?

Koppelen 29
Besliskunde

3.2 EEN ANALYSE VAN HET PROBLEEM

Het probleem houdt in dat je precies vier koppelingen moet leggen tussen de vier
hijskranen en de vier bouwlocaties. De som van de “gewichten” moet daarbij minimaal
zijn. Je zoekt dus een minimale koppeling tussen de hijskranen en de bouwlocaties en
daarom noemt men dit type probleem ook wel een koppelingsprobleem.

In de tabel hiernaast zijn vrij willekeurig vier


koppelingen gekozen.Het totaal aantal
transportkilometers is bij deze keuze
55 + 48 + 31+ 45 = 179 kilometer.

Je ziet dat in elke rij en in elke kolom precies één


getal is geselecteerd. Dat gegeven is kenmerkend
voor een koppeling.

De vraag is nu of het nog goedkoper kan? In principe is dat geen moeilijk probleem. In
opgave 1 heb je gezien dat er 4! = 4 ⋅ 3 ⋅ 2 ⋅1= 24 verschillende koppelingen mogelijk
zijn. Je kunt dus in principe de 24 verschillende koppelingen allemaal opschrijven en
steeds het totaal aantal kilometers bepalen.

Hiernaast zie je een viertal


andere koppelingen:

In de koppeling linksonder is
147 kilometer transport
nodig, een behoorlijke
verbetering t.o.v. de eerste
koppeling. Toch hoeft die
koppeling niet de optimale
toewijzing te zijn. Er zijn
immers nog 19 andere
koppelingen mogelijk en deze moeten ook berekend worden. Deze eenvoudige manier
is daarom ook een vrij tijdsintensieve manier.

Koppelen 30
Besliskunde

Daarnaast hebben we in opgave


35 gezien dat het aantal
koppelingen met het toenemen
van het aantal hijskranen snel erg
groot wordt. Deze methode is dus
niet handig. Er is een efficiëntere
methode, de zogenaamde
Hongaarse methode, die we gaan
bespreken.

3.3 DE HONGAARSE METHODE

36 a Bepaal de som van de gewichten van de vijf koppelingen uit paragraaf 3.2.

b Wat gebeurt er met deze som als hijskraan 1 in een machinepark zou staan dat 9
kilometer dichterbij alle bouwlocaties gelegen is?

c En wat gebeurt er met deze som als bouwlocatie 2 op een plaats 7 kilometer verder
van alle machineparken af ligt?

d Verandert de optimale toewijzing als we in tabel I in kolom 2 overal 7 optellen? En als


we in rij 1 overal 9 aftrekken? Licht je antwoord toe.

In opgave 36 hebben we ontdekt dat het probleem niet verandert als alle elementen
van een kolom (of van een rij) met hetzelfde getal worden verminderd (of verhoogd).
We kunnen dit principe gebruiken om een L1 L2 L3 L4
“eenvoudigere” (gereduceerde) tabel te maken. Na het H1 5 3 0 7
verhogen en verminderen van sommige rijen en H2 0 0 30 9
kolommen, krijgen we de tabel hiernaast (hoe we deze H3 3 4 0 0
tabel hebben verkregen, wordt later uitgelegd). H4 4 0 2 0

37 Uit deze gereduceerde tabel volgt dat er maar één optimale toewijzing is, namelijk
(H1, L3), (H2, L1), (H3, L4) en (H4, L2).

a Leg toe waarom dit de enige optimale toewijzing is.

b Bereken m.b.v. de originele tabel hoeveel kilometers dan in totaal wordt afgelegd.

Koppelen 31
Besliskunde

De gereduceerde tabel is verkregen door gebruik te maken van de Hongaarse


methode. Het stappenplan van deze methode is als volgt:

De Hongaarse methode

Stap 0. We starten met een tabel met n rijen en n kolommen.


Vind in elke rij van de tabel het minimale element en verminder de hele rij met dit
getal. Vind vervolgens (in de nieuwe tabel) voor elke kolom het minimale element
en verminder de hele kolom met dit getal. Ga naar stap 1.

Stap 1. Bekijk of het mogelijk is in de nieuwe tabel een toewijzing te vinden met
0 kosten. Als dit mogelijk is hebben we een optimale toewijzing gevonden en
kunnen we stoppen. Als dit niet mogelijk is dan kunnen we alle nullen in de
nieuwe tabel bedekken met minder dan n lijnen (horizontaal en verticaal). Trek
deze lijnen en ga naar stap 2.

Stap 2. Bepaal het kleinste getal dat nog niet bedekt is door een lijn en trek dat
getal af van elk getal dat nog niet bedekt is door een horizontale of verticale lijn
en tel het op bij elk getal dat bedekt is door twee lijnen. Ga terug naar stap 1.

Als we dit uitwerken aan de hand van ons basisprobleem dan ziet het er als volgt uit:

Stap 0: Eerst alle rijen en vervolgens alle kolommen met het minimum verminderd:

Stap 1: het is niet mogelijk om in de nieuwe tabel een toewijzing te vinden met 0
kosten. We bedekken alle nullen in de tabel met twee lijnen:

Koppelen 32
Besliskunde

Stap 2a:
We verminderen alle onbedekte elementen met 19 en
verhogen het tweemaal bedekte element met 19.

Stap 1:
Het is niet mogelijk om in de nieuwe tabel een
toewijzing te vinden met 0 kosten. We bedekken alle
nullen in de tabel met drie lijnen.

Stap 2b:
We verminderen alle onbedekte elementen met 9 en
verhogen de tweemaal bedekte elementen met 9.

Stap 1:
Het is nog steeds niet mogelijk om in de nieuwe tabel
een toewijzing te vinden met 0 kosten. We bedekken
alle nullen in de tabel met drie lijnen.

Stap 2c:
We verminderen alle onbedekte elementen met 2 en
verhogen de tweemaal bedekte elementen met 2.

We hebben nu een toewijzing met 0 kosten (zoals we eerder hebben gezien). De


optimale toewijzing is in de bovenstaande tabel aangegeven en hebben we hiervoor al
besproken.

38 Kijk naar stap 2a hierboven. Ligt toe waarom deze stap geen invloed heeft op de
optimale toewijzing.

Koppelen 33
Besliskunde

39 Een machinebedrijf heeft 4 machines beschikbaar voor vier opdrachten. Elke machine
kan hoogstens één opdracht uitvoeren. De kosten van een opdracht, uitgevoerd door
een bepaalde machine, zijn te vinden in onderstaande tabel:

Opdracht 1 Opdracht 2 Opdracht 3 Opdracht 4


Machine 1 90 75 75 90
Machine 2 35 85 55 65
Machine 3 135 95 90 105
Machine 4 45 110 95 115

Wat is de goedkoopste manier om de opdrachten toe te wijzen aan de machines?

40 a Gebruik de Hongaarse methode om een optimale toewijzing voor de A B C


volgende kostenmatrix te vinden: X 1 2 3
Y 4 5 6
b Wat valt je op?
Z 7 8 9

3.4 VARIANTEN VAN DE HONGAARSE METHODE

Maximalisatie

In de onderstaande tabel staan de gemiddelde


dagverkoopcijfers van vijf werknemers werkzaam in
een groot warenhuis voor vijf verschillende producten.
Het probleem van de werkgever ligt voor de hand: hoe
koppel je de werknemers aan de producten zodanig
dat de totale dagopbrengst maximaal is?

Product 1 Product 2 Product 3 Product 4 Product 5


Werknemer 1 30 70 50 60 50
Werknemer 2 45 80 65 60 70
Werknemer 3 40 65 70 65 80
Werknemer 4 60 70 75 55 75
Werknemer 5 55 65 60 70 80

Koppelen 34
Besliskunde

Bij dit koppelingsprobleem moet je vijf werknemers koppelen aan vijf producten en dat
kan op 5!=120 manieren. Teveel mogelijkheden om een voor een na te lopen. De
Hongaarse methode moet dus uitkomst bieden. Die methode werkt echter alleen voor
het bepalen van een minimum. Met een truc kun je echter ervoor zorgen dat het
zoeken naar een maximum neerkomt op het zoeken van een minimum.

Daarvoor vermenigvuldigen we alle getallen in de P1 P2 P3 P4 P5


tabel met -1. De vijf getallen uit de oorspronkelijke W1 -30 -70 -50 -60 -50
tabel die samen de maximale som geven hebben W2 -45 -80 -65 -60 -70
dan dezelfde positie als de vijf negatieve getallen W3 -40 -65 -70 -65 -80
die de minimale som geven in de aangepaste W4 -60 -70 -75 -55 -75
W5 -55 -65 -60 -70 -80
tabel. Deze aangepaste tabel ziet er als volgt uit:
P1 P2 P3 P4 P5
Op deze manier staan er nu alleen negatieve W1 50 10 30 20 30
getallen in de tabel. Het kleinste getal in de tabel is W2 35 0 15 20 10
-80. Als je nu 80 bij elk getal optelt heb je weer te W3 40 15 10 15 0
maken met niet-negatieve getallen. Die tabel ziet W4 20 10 5 25 5
W5 25 15 20 10 0
er als volgt uit:

41 a Pas op deze tabel de Hongaarse methode toe en bepaal wat de maximale


dagopbrengst is. Bedenk daarbij dat je, om de maximale dagopbrengst te bepalen, de
waarden uit de oorspronkelijke tabel moet aflezen.

b Hoeveel optimale toewijzingen zijn mogelijk?

Dummy-rij

Stel dat in het basisprobleem waarmee we dit hoofdstuk


L1 L2 L3 L4
begonnen hijskraan 4 defect is. We krijgen dan de tabel
H1 55 50 17 48
hiernaast. H2 34 31 31 34
Het aantal rijen is nu kleiner dan het aantal kolommen H3 57 55 21 45
en daarom werkt de Hongaarse methode niet.
L1 L2 L3 L4
Daarom voegen we een dummy-rij toe en we krijgen dan
H1 55 50 17 48
de volgende, aangepaste tabel. H2 34 31 31 34
Hd staat daarbij voor dummy hijskraan. Dit betekent dat H3 57 55 21 45
deze hijskraan niet gebruikt zal worden. Hd 0 0 0 0

42 a Pas op deze tabel de Hongaarse methode toe en bepaal de optimale toewijzing. Wat is
het totaal aantal kilometers dat wordt afgelegd?

b Welke locatie wordt niet voorzien van een hijskraan?

Koppelen 35
Besliskunde

Verboden karweitjes

43 In een bedrijfshal kunnen vijf karweitjes op vijf verschillende machines worden


uitgevoerd. In de tabel hieronder staan de kosten van het uitvoeren van een karwei op
een bepaalde machine. Het oneindigheidsteken ∞ in het schema geeft aan dat dat
karweitje niet op die machine kan worden uitgevoerd. Dat teken is gekozen omdat het
uitvoeren van dat karwei op die machine bij wijze van spreken oneindig veel tijd kost.

Karwei 1 Karwei 2 Karwei 3 Karwei 4 Karwei 5


Machine 1 ∞ 8 6 12 1
Machine 2 15 12 7 ∞ 10
Machine 3 10 ∞ 5 14 ∞
Machine 4 12 ∞ 12 16 15
Machine 5 18 17 14 ∞ 13

Hoe moet je de karweitjes aan de machines koppelen als de totale kosten minimaal
moeten zijn? (Tip: gebruik gewoon de Hongaarse methode en bedenk daarbij dat
oneindig min een vast getal gewoon oneindig blijft). Wat zijn de totale kosten?

3.5 EXTRA OPGAVEN

44 Ook combinaties van varianten zijn mogelijk: Vijf O1 O2 O3 O4


personen moeten vier opdrachten uitvoeren De tijd die P1 22 18 30 18
P2 18 - 27 22
een persoon nodig heeft om een bepaalde opdracht uit
P3 26 20 28 28
te voeren is te vinden in de tabel hiernaast. Een – geeft
P4 16 22 - 14
aan dat de persoon die opdracht niet kan uitvoeren. P5 21 - 25 28
a Bepaal de toewijzing van opdrachten aan personen
zodat de totale tijd voor het uitvoeren van de vier opdrachten minimaal is.

b Welke persoon heeft geluk?

Koppelen 36
Besliskunde

45 Hiernaast zie je een tabel waarin de afstanden tussen drie


L1 L2 L3
hijskranen en drie bouwlocaties staan. Net zo als in het H1 55 50 17
basisprobleem moet precies één hijskraan naar één locatie H2 34 31 31
worden getransporteerd. H3 57 55 21

a Hoeveel verschillende koppelingen zijn er mogelijk?

b Bepaal bij iedere koppeling het totaal aantal kilometers dat de drie hijskranen moeten
afleggen.

c Welke koppelingen zijn het gunstigst wat betreft de afgelegde kilometers?

d Bepaal de optimale koppeling ook met de Hongaarse methode.

46 Bij de estafette 4 keer 50 meter wisselslag zwemmen zijn er vier onderdelen die door
vier verschillende zwemmers moeten worden gezwommen. Hieronder zie je de
persoonlijke records van elke zwemmer op elk onderdeel in seconden. Hoe kun je de
ploeg het beste samenstellen?

Vlinderslag Schoolslag Rugslag Vrije slag


Zwemmer 1 25,7 31,1 28,5 23,8
Zwemmer 2 25,3 30,9 29,1 23,9
Zwemmer 3 26,0 30,9 28,7 24,2
Zwemmer 4 25,8 31,1 29,3 24,0

Koppelen 37
Besliskunde

47 De coach van een baseballteam wil een optimale


opstelling bedenken voor zijn team dat bestaat uit 9
spelers. Op grond van de eerder geleverde prestaties
op de training heeft hij aan iedere speler een
rangnummer tussen 0 en 26 toegekend voor elk van
de negen posities. Hoe hoger het rangnummer, hoe
beter die speler op die positie uit de voeten kan. In de
tabel hieronder zie je zijn beoordelingen:

Jan André Ab Hans Bert Camiel Max Piet Ernst


Pitcher 20 15 10 10 17 23 25 5 15
Catcher 10 10 12 15 9 7 8 7 8
First baseman 12 9 9 10 10 5 7 13 9
Second baseman 13 14 10 15 15 5 8 20 10
Third baseman 12 13 10 15 14 5 9 20 10
Shortstop 15 14 15 16 15 5 10 20 10
Outfielder 1 7 9 12 12 7 6 7 15 12
Outfielder 2 5 6 8 8 5 4 5 10 7
Outfielder 3 5 6 8 8 5 4 5 10 7

a Hoe moet de coach zijn team samenstellen? Pas op, de beantwoording van deze
vragen vraagt veel stappen, dus werk secuur. Als alternatief kun je opgave 47b maken.

b Zoek op internet naar een programma waarmee je de optimale toewijzing automatisch


kunt laten uitrekenen. Welke toewijzing geeft dit programma?

P1 P2 P3 P4 P5
48 Een bedrijf heeft vijf machines en produceert vijf M1 x 9 8 2 7
producten. De kosten voor het produceren van een M2 3 9 2 8 5
product op een bepaalde machine zijn M3 5 3 5 7 7
weergegeven in de tabel hiernaast: M4 8 4 5 4 5
M5 5 9 9 4 3

a Neem x = 6 . Wat is een optimale toewijzing van de producten aan de machines die de
totale kosten minimaliseert? Wat zijn dan de kosten?

b Stel machine M1 moet product P1 produceren.


Wat is een optimale toewijzing van de andere producten?
Wat zijn daarbij de totale kosten, als functie van x ?

c Wat is de maximale waarde van x zodat in een optimale toewijzing (zonder restricties)
machine M1 product P1 produceert?

Koppelen 38
Besliskunde

4 Macht
4.1 BASISPROBLEEM

Maar nu eens Niet over exponenten en grondtallen

Aan de hand van het volgende probleem wordt een deel van de basistheorie uitgelegd.

De medezeggenschapsraad van een school bestaat uit tien personen: de directeur van
de school, vier docenten, drie leerlingen en twee ouders. In de raad is afgesproken dat
een voorstel wordt aangenomen als meer dan vijf personen ervoor zijn.
Wie heeft nu eigenlijk de meeste macht? Als de verschillende groepen allemaal
hetzelfde stemmen, hebben de docenten dan twee keer zoveel macht als de ouders?
En wat is eigenlijk de macht van de directeur?

Aan de hand van dit basisprobleem gaan we de theorie uitleggen. Daarnaast ga je


onderzoek doen naar de machtsverhoudingen in de Nederlandse politiek.

4.2 DEFINITIES

Laten we allereerst aan de hand van het basisprobleem enkele definities geven:
Bij veel kwesties stemmen groepen (docenten, ouders, enz.) hetzelfde. Ze stemmen
allemaal voor of allemaal tegen. We noemen zo’n groep een blok. In de speltheorie
noem je zo’n blok een speler. Een speler kan dus uit meerdere personen bestaan. En
omdat een speler uit meerdere personen kan bestaan hebben spelers niet allemaal
hetzelfde aantal stemmen.

Macht 39
Besliskunde

49 a Hoeveel spelers zijn er in de medezeggenschapsraad? En hoeveel stemmen heeft


iedere speler?

b Gebruik internet om uit te zoeken hoeveel spelers (politieke partijen, fracties) er in de


Tweede Kamer zitten en hoeveel stemmen ieder van die spelers heeft.

c En hoe is dat in de Eerste Kamer?

In de medezeggenschapsraad is afgesproken dat een voorstel wordt aangenomen bij


meerderheid van stemmen. Zes stemmen vóór zijn dus genoeg om een voorstel aan te
nemen. Dat getal heet het quotum. Het quotum is het minimaal aantal stemmen dat
nodig is om een voorstel aangenomen te krijgen. Het aantal stemmen kun je zien als
het gewicht van de speler.

Het kiessysteem van de medezeggenschapsraad wordt dus door vijf getallen


vastgelegd. Het quotum en de vier gewichten van de spelers. In de besliskunde wordt
daarvoor dan de verkorte notatie [6; 4, 3, 2, 1] gebruikt. De getallen staan tussen
rechte haken en worden gescheiden door een puntkomma en daarachter door
komma’s. Voor de puntkomma staat het quotum en achter de puntkomma staan de
gewichten van de spelers.

50 a Geef op dezelfde manier de gegevens van de Tweede Kamer weer.

b Doe dat ook voor de Eerste Kamer.

Hoe zit het nu met de macht in de medezeggenschapsraad? Welke speler kan “het
meest” bepalen wat er besloten wordt? In de situatie van de medezeggenschapsraad
geldt [6; 4, 3, 2, 1].
Geen enkele speler heeft 6 of meer stemmen en haalt op eigen kracht het quotum. Dat
wil zeggen dat geen enkele speler dictator is. Als dat het geval is dan heeft zo’n speler
de absolute macht. In de besliskunde ken je aan een dictator dan het getal 1 toe en
aan alle andere spelers het getal 0. Die spelers kunnen namelijk nooit een voorstel
aangenomen krijgen zonder dat die dictator instemt. Een getal dat je toekent aan de
macht van een speler heet een machtsindex. Het is een getal groter dan of gelijk aan
nul en kleiner dan of gelijk aan 1.

51 In het Huis van Afgevaardigden in Amerika zitten 435 stemgerechtigde leden. Op enig
moment waren dat 242 Republikeinen en 193 Democraten.

a Beschrijf deze situatie (in termen van [......]) en geef gewichten voor iedere speler.

b Geef twee redenen waarom in Amerika toch niet één speler alle macht heeft.

Macht 40
Besliskunde

Als het gaat om macht dan zegt de verhouding van de gewichten niet zoveel. De
machtsindices in een democratie met twee partijen waarbij de verkiezingen geleid
hebben tot [150; 76, 74] zijn 1 en 0 (waarom?).
De partij met 76 zetels heeft absolute macht gekregen.
Je mag dus ook niet zonder meer zeggen dat in de medezeggenschapsraad de
docenten vier keer zoveel macht hebben als de directeur omdat het gewicht vier zo
groot is. Wel is duidelijk dat de directeur de minste macht moet hebben. Met één stem
kan hij niet veel invloed uitoefenen. Sterker nog, ook samen met een andere speler
haalt hij geen meerderheid. De ouders (speler 3) hebben meer macht dan de directeur,
zij kunnen namelijk op meer manieren een voorstel aangenomen krijgen. Dat lukt
bijvoorbeeld samen met de docenten.

In de volgende tabel zie je alle winnende coalities bij [6; 4, 3, 2, 1]. Een winnende
coalitie is een verbond van 2 of meer spelers die samen het quotum halen. In de tabel
zie je dat er 7 winnende coalities zijn en dat de ouders vijf keer deel uitmaken van een
winnende coalitie en de directeur vier keer. Ook de leerlingen staan in vijf winnende
coalities en de docenten staan het vaakst bij de winnende coalities namelijk 6 keer.

Winnende coalities Aantal stemmen


1, 2 7
1, 3 6
1, 2, 3 9
1, 2, 4 8
1, 3, 4 7
2, 3, 4 6
1, 2, 3, 4 10

Het aantal keren dat elke speler in deze tabel staat zegt echter niet alles over de macht
van de speler. In sommige winnende coalities is er een speler die gemakkelijk gemist
kan worden. Of hij wel of niet voorstemt is eigenlijk niet van belang. In feite heeft hij
geen macht door in die coalitie te zitten.
In de coalitie <1, 2, 3> bijvoorbeeld kan 3 (de ouders) net zo goed achterwege blijven.
Zo’n speler is in de coalitie niet kritiek, omdat <1, 2> samen ook het quotum behalen.
Maar ook speler 2 (de leerlingen) in de coalitie <1, 2, 3> kan net zo goed achterwege
blijven, omdat <1, 3> samen het quotum behalen, speler 2 is in de coalitie <1, 2, 3>
niet kritiek. Speler 1 (de docenten) kan niet gemist worden in coalitie <1, 2, 3>, we
noemen speler 1 een kritieke speler in deze coalitie.

Macht 41
Besliskunde

In de volgende tabel staan nogmaals de winnende coalities maar dit keer zijn de niet-
kritieke spelers grijs gemaakt.

Winnende coalities Aantal stemmen


1, 2 7
1, 3 6
1, 2, 3 9
1, 2, 4 8
1, 3, 4 7
2, 3, 4 6
1, 2, 3, 4 10

In het schema is 12 keer een speler niet grijs gemaakt.


De directeur is in dit schema nog maar 1 van de 12 keer te zien.
De ouders en de leerlingen zijn 3 van de 12 keer te zien en de docenten zijn 5 van de
12 keer te zien.

4.3 DE MACHTSINDEX VAN BANZHAF

Definitie (machtsindex van Banzhaf)

De machtsindex van een speler is de verhouding tussen het aantal keren dat een
speler kritiek is en het totaal aantal keren dat alle spelers samen kritiek zijn.

Op die manier is de som van de indices gelijk aan 1, een mooie eigenschap die snel de
onderlinge machtsverhoudingen laat zien. De resultaten zijn:

Speler Machtsindex van Banzhaf


1) Docenten
2) Leerlingen
3) Ouders
4) Directeur

Macht 42
Besliskunde

52 Bij een kleine verandering van de getallen of bij een geheime coalitie kunnen de
machtindices behoorlijk veranderen. Stel dat de directeur altijd hetzelfde stemt als de
ouders.
In feite zijn er dan nog maar drie spelers.

a Beschrijf de situatie ([....]).

b Bepaal de machtsindex van Banzhaf voor iedere speler.

53 Een bedrijf heeft 4 aandeelhouders, A, B, C en D. A, B en C hebben ieder 26% van de


aandelen en D heeft de resterende 22%.

a Bepaal de winnende coalities.

b Bepaal de machtsindex van Banzhaf voor iedere speler.

54 In de Tweede Kamer is op enig moment sprake van 10 spelers. Als we er van uit gaan
dat iedere speler vóór of tegen kan stemmen, hoeveel verschillende mogelijkheden zijn
er dan?

Je begrijpt uit het bovenstaande dat het niet zomaar even mogelijk is om voor de
spelers uit de Tweede Kamer de machtsindices te bepalen. Gelukkig is voor het
bepalen van al die coalities en voor het berekenen van de index van Banzhaf geschikte
software ontwikkeld waarin je alleen de gewichten en het quotum hoeft in te voeren.
Een geschikte site is bijvoorbeeld: http://www.math.temple.edu/~cow/bpi.html

55 a Bepaal voor de spelers uit de Tweede Kamer de machtsindex van Banzhaf.

b Doe datzelfde voor de spelers uit de Eerste Kamer.

56 In Nederland bestaat een regering (bijna) altijd uit een combinatie van partijen. De
combinatie wordt zó gevormd dat deze in de Tweede Kamer het dictatorschap heeft.
Feitelijk kun je zeggen dat de combinatie in zowel de Eerste Kamer als de Tweede
Kamer één speler vormt.

a Bepaal voor deze situatie opnieuw de machtsindices van Banzhaf voor de spelers in de
Eerste en Twee Kamer.

b Is deze combinatie ook in de Eerste Kamer op te vatten als een dictator?

Macht 43
Besliskunde

Informatief:

De machtsindex van Banzhaf is door John F. Banzhaf


in 1965 bedacht toen hij het stemgedrag analyseerde
in onder andere het Amerikaanse verkiezingssysteem.

4.4 DE MACHTSINDEX VAN SHAPLEY-SHUBIK

Later zijn er meer machtsindices bedacht en een


van de bekendste en meest gebruikte naast de
index van Banzhaf is de machtsindex van Lloyd
Shapley en Martin Shubik.

Shapley en Shubik gaan uit van alle mogelijke


volgordes van stemmen waarin alle spelers om
de beurt vóór stemmen. Zo’n volgorde wordt een
sequential coalition genoemd. Lloyd Shapley Martin Shubik

In het voorbeeld van de medezeggenschapsraad - [6; 4, 3, 2, 1] - zijn er 24 mogelijke


volgordes, je kunt immers vier spelers op 4! = 4 ⋅ 3 ⋅ 2⋅ = 24 manieren in een rij zetten.

Macht 44
Besliskunde

In de tabel hiernaast zie je in de Sequential coalition Toename aantal stemmen


eerste kolom deze 24 rijtjes. 1, 2, 3, 4 4 à 7 à 9 à 10
1, 2, 4, 3 4 à 7 à 8 à 10
In de kolom ernaast zie je de 1, 3, 2, 4 4 à 6 à 9 à 10
groei van het aantal stemmen in 1, 3, 4, 2 4 à 6 à 7 à 10
de coalitie als een speler in de 1, 4, 2, 3 4 à 5 à 8 à 10
coalitie deelneemt. 1, 4, 3, 2 4 à 5 à 7 à 10
2, 1, 3, 4 3 à 7 à 9 à 10
Bij elke rij wordt ergens het 2, 1, 4, 3 3 à 7 à 8 à 10
quotum van 6 overschreden. Dat 2, 3, 1, 4 3 à 5 à 9 à 10
getal is rood gemaakt. De speler 2, 3, 4, 1 3 à 5 à 6 à 10

waarbij dat gebeurt heet de 2, 4, 1, 3 3 à 4 à 8 à 10


2, 4, 3, 1 3 à 4 à 6 à 10
spil speler of as speler.
3, 1, 2, 4 2 à 6 à 9 à 10
3, 1, 4, 2 2 à 6 à 7 à 10
3, 2, 1, 4 2 à 5 à 9 à 10
3, 2, 4, 1 2 à 5 à 6 à 10
3, 4, 1, 2 2 à 3 à 7 à 10
3, 4, 2, 1 2 à 3 à 6 à 10
4, 1, 2, 3 1 à 5 à 8 à 10
4, 1, 3, 2 1 à 5 à 7 à 10
4, 2, 1, 3 1 à 4 à 8 à 10
4, 2, 3, 1 1 à 4 à 6 à 10
4, 3, 1, 2 1 à 3 à 7 à 10
4, 3, 2, 1 1 à 3 à 6 à 10

Definitie (machtsindex van Shapley-Shubik)

De machtsindex van een speler is de verhouding tussen het aantal keren dat
deze spilspeler is en het totaal aantal sequential coalitions.

Deze definitie leidt tot de volgende resultaten:

Speler Machtsindex van Shapley-Shubik


1) Docenten
2) Leerlingen
3) Ouders
4) Directeur

De indices zijn in dit voorbeeld precies hetzelfde als de indices van Banzhaf.

Macht 45
Besliskunde

57 De uitgangssituatie is [8; 7, 5, 2].

a Bereken de machtsindices van Banzhaf.

b Bereken de machtsindices van Shapley-Shubik.

58 Bereken de machtsindices van Shapley-Shubik voor de situatie van opgave 53.

Net als bij de machtsindex van Banzhaf is het berekenen van de index van Shapley-
Shubik “met de hand” niet mogelijk als het aantal spelers groot is. Gelukkig is ook voor
het berekenen van de index van Shapley-Shubik geschikte software ontwikkeld waarin
je alleen de gewichten en het quotum hoeft in te voeren. Geschikte sites zijn
bijvoorbeeld: http://www.warwick.ac.uk/~ecaae/ssdirect.html en
http://homepages.warwick.ac.uk/~ecaae/ssgenf.html

59 a Hoeveel verschillende sequential coalitons bestaan er voor de spelers uit de Tweede


Kamer? Vat de regering daarbij op als één speler.

b Bepaal voor de spelers uit de Tweede Kamer de machtsindex van Shapley-Shubik.

c Doe datzelfde voor de spelers uit de Eerste Kamer.

Je ziet dat de index van Shapley-Shubik bij elke partij slechts een beetje afwijkt van de
index van Banzhaf. Ook is de volgorde van afnemende indices gelijk.

4.5 EXTRA OPGAVEN

60 Oneerlijk? Banzhaf heeft zijn index uitgedacht toen hij het


Nassau County kiessysteem bestudeerde. Nassau County is
een district in de staat New York van de USA met meer dan 1
miljoen inwoners. Het kiessysteem was volgens hem oneerlijk
en om dat aan te tonen heeft hij zijn index bedacht.
In dat kiessysteem van Nassau waren er toen zes steden en
gebieden met stemrecht:

A. Hempstead #1
B. Hempstead #2
C. North-Hempstead
D. Oyster Bay
E. Glen Cove
F. Long Beach

Macht 46
Besliskunde

In de laatste drie steden woonde toen in totaal 16% van het totaal aantal inwoners van
Nassau. Het quotum en de gewichten in het stemsysteem waren [16; 9, 9, 7, 3, 1, 1].

a Bepaal alle (maar liefst 32) winnende coalities

b Bepaal in elke winnende coalitie de kritieke spelers.

c Bereken de machtsindices van Banzhaf van alle spelers.

d Wat vond Banzhaf oneerlijk aan het systeem van Nassau?

61 Banzhaf versus Shapley-Shubik.


Hieronder staan drie kiesstelsels. Steeds zijn er vier spelers (A, B, C en D).
[8; 8, 5, 1, 1]
[11; 8, 6, 4, 2]
[11; 7, 7, 5, 1]

a Bereken in elk stelsel van elke speler de machtsindex van Banzhaf.

b Bereken in elk stelsel van elke speler de machtsindex van Shapley-Shubik.

c Vergelijk de resultaten bij elk systeem. Is de volgorde van toenemende macht steeds
gelijk?

62 Tegenspraak?

a Bereken de machtindices van Banzhaf in de situatie [100; 99, 99, 1].

b Stel dat speler 3 in plaats van 1 nu 98 stemmen heeft: [quotum; 99, 99, 98]. Bereken
voor deze situatie het nieuwe minimale quotum. Verandert hierdoor de machtsverdeling
tussen de drie spelers? Zo ja, hoe?

c Het quotum hoeft niet de helft plus 1 te zijn. Stel dat een voorstel wordt aangenomen
bij 198 stemmen. Hoe is nu de verdeling van de macht bij de situatie [198; 99, 99, 98]?

d Vergelijk de situatie van onderdeel a) met onderdeel c). Geef commentaar.

63 Een speler met veel macht


In een spel hebben alle spelers één stem, op een persoon na.
Die speler – speler 1 - heeft 2 stemmen.

a Bereken de machtsindices van Shapley-Shubik als er drie spelers (A, B en C) zijn. Dus
voor [3; 2, 1, 1].

b Bereken de machtsindices van Shapley-Shubik als er vier spelers zijn.

Macht 47
Besliskunde

De berekeningen in a) en b)
zijn snel gemaakt. Als het
aantal spelers groter wordt
dan moet je slim tellen.

c Bereken het quotum q als er n


spelers zijn, dus 1 speler met
2 stemmen en n − 1 spelers
met 1 stem. (Tip: onderscheid
de situaties dat n even en n
oneven is)
⎡ ⎤
d Bereken de machtsindices van Shapley-Shubik voor de situatie ⎢q; 2,1,1,............,1⎥ .
⎢⎣   ⎥
n−1 ⎦

64 Het Europese parlement


De EU bestond in juni 2006 uit 27
landen.
Het aantal zetels in het parlement wordt
bepaald door de omvang van de
bevolking van het land. In de tabel zie je
de landen van de EU en het aantal
zetels.

a Bepaal de machtsverdeling volgens


Banzhaf in de EU als je ervan uit gaat dat landen zich als blokken gedragen die
hetzelfde stemmen. Op welke plaats staat Nederland?

b Idem maar nu volgens het systeem van Shapley-Shubik.


Zetelverdeling tussen de landen (na de Europese verkiezingen van 2004)
Duitsland 99 Griekenland 24 Slowakije 14
Frankrijk 78 Portugal 24 Ierland 13
Italië 78 Tsjechië 24 Litouwen 13
UK 78 Hongarije 24 Letland 9
Spanje 54 Zweden 19 Slovenië 7
Polen 54 Oostenrijk 18 Estland 6
Roemenië 35 Bulgarije 18 Luxemburg 6
Nederland 27 Denemarken 14 Cyprus 6
België 24 Finland 14 Malta 5

Macht 48
Besliskunde

Bij toename van het aantal landen wordt de macht van de kleine landen erg klein.
Nederland zou meer macht krijgen als het in een blok samenwerkt met een paar
lotgenoten. Bijvoorbeeld met België en Luxemburg (de nog altijd bestaande BeNeLux).

c Bereken het effect van die samenwerking

65 Een andere machtsindex (uit vwo-examen wiskunde A 22 juni 2005)


Sinds 1 mei 2004 bestaat de Europese Unie uit 25 landen. In de Raad van Ministers
heeft elk land een zetel. In deze raad worden veel beslissingen genomen. Daarbij heeft
niet elk land evenveel stemmen. Zo heeft Frankrijk 29 stemmen, Nederland 13
stemmen en Denemarken 7 stemmen.

Op deze wijze beschikken de 25 landen samen over 321 stemmen. Een land stemt of
voor of tegen en kan zich dus niet van stemming onthouden of met een deel van zijn
stemmen voor en een ander deel tegen stemmen.

Vaak worden beslissingen genomen bij meerderheid van stemmen. Dat betekent dat
een voorstel alleen wordt aangenomen als meer dan de helft van de stemmen voor dat
voorstel is. Dan kan het gebeuren dat de stemmen van Nederland de doorslag geven
bij het wel of niet aannemen van een voorstel. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer
van de overige landen 152 stemmen voor zijn en 156 stemmen tegen.

a Bereken bij welke aantallen voorstemmen van de overige landen de stemmen van
Nederland de doorslag geven om een meerderheid voor een voorstel te krijgen.

Bij een stemming kan dus één van de partijen soms de doorslag geven. Hoeveel
invloed een partij bij de stemming heeft, geven we aan met de machtsindex (mi). Aan
de hand van een voorbeeld laten we zien hoe je die kunt uitrekenen. We gaan uit van
drie partijen A, B en C. Partij A heeft 6 stemmen, partij B heeft 4 stemmen en partij C
heeft 3 stemmen. Zij beslissen over een voorstel bij meerderheid van stemmen. Een
van de mogelijkheden is de volgende: A stemt voor, B stemt voor en C stemt tegen.
Deze mogelijkheid noteren we met (V,V,T).

We gaan nu de machtsindex van een van deze partijen, partij B, berekenen. Daarvoor
kijken we alleen naar de mogelijkheden waarbij deze partij voor stemt. Dat levert de
volgende mogelijkheden op:

• mogelijkheid I (V,V,V)
• mogelijkheid II (V,V,T)
• mogelijkheid III (T,V,V)
• mogelijkheid IV (T,V,T)

Macht 49
Besliskunde

Omdat de partijen samen 13 stemmen hebben, zijn er minstens 7 stemmen nodig voor
een meerderheid. Bij de mogelijkheden I, II en III is er een meerderheid voor het
voorstel. Bij de mogelijkheden II en III zijn de 4 voorstemmen van B onmisbaar om een
meerderheid te realiseren. Bij mogelijkheid I zou die meerderheid ook behaald zijn als
B niet voor zou stemmen. Bij mogelijkheid IV is er geen meerderheid. Omdat de
stemmen van B bij 2 van de 4 mogelijkheden doorslaggevend zijn, zeggen we: de
machtsindex van B is miB = 42 = 21 .

We gebruiken dus de volgende definitie van de machtsindex (mi) van een partij:

aantal mogelijkheden waarbij de voorstemmen van die partij doorslaggevend zijn voor de meerderheid
mi =
totaal aantal mogelijkheden waarbij die partij voor stemt

Wanneer er sprake is van vier partijen, zijn er meer mogelijkheden. We nemen de


volgende situatie: partij A heeft 7 stemmen, partij B heeft 4 stemmen, partij C heeft 4
stemmen en partij D heeft 2 stemmen. Ook nu beslissen de partijen bij meerderheid
van stemmen.
b Bereken de machtsindex van A in deze nieuwe situatie.

De verdeling van de stemmen kan tot vreemde situaties leiden wanneer er een partij is
met weinig stemmen. Er zijn 3 partijen. Partij A heeft 6 stemmen, partij B 4 stemmen en
partij C slechts 1 stem. De partijen B en C stellen nu een nieuwe verdeling voor waarbij
A en B elk 5 stemmen hebben en C nog steeds 1 stem. Het aantal stemmen van C is
dan weliswaar niet groter geworden, maar de machtsverhoudingen zijn wel veranderd.
c Toon dit aan door in beide situaties de machtsindex van elk van de drie partijen te
berekenen.

Extra opgaven (dus geen onderdeel van de examenopgave)


Bereken ook de Shapley-Shubik machtsindices van A, B en C voor de twee situaties
waarbij:
d Partij A 6 stemmen heeft, partij B 4 stemmen en partij C 1 stem.

e Partij A 5 stemmen heeft, partij B 5 stemmen en partij C 1 stem.

f Vergelijk de indices net als in onderdeel c. Is ook nu die verschuiving van macht
aanwezig?

We nemen nu een situatie met vijf partijen A, B, C, D en E. Partij A heeft 3 stemmen en


de overige partijen hebben elk 1 stem. We gebruiken de definitie van machtsindex
zoals hierboven gegeven.
g Onderzoek of de machtsindex van A meer dan drie maal zo groot is als de machtsindex
van B.

Macht 50
Wiskunde D

Keuzeonderdeel Beslissen Uitwerkingen


versie juli 2013

Ontwikkeld door:
Hans van Ballegooij, Maaslandcollege Oss

Op basis van:

“Beslissen Wiskunde D”, door Jan Essers ism Kerngroep Wiskunde D Eindhoven, ©Fontys
en de bewerking hiervan door Ferdy van der Werf op 16 juli 2008

“Lineair programmeren, problemen met twee onbekenden”, door Etienne Goemaere, Katholieke Universiteit Leuven

“Een inleiding in de besliskunde” door Herbert Hamers, Elleke Janssen, Marieke Quant, ©Tilburg University

 
 
Beslissen

Inhoudsopgave

1   Optimaliseren  .............................................................................................................................  1  
2   Beslissen  in  netwerken  ...........................................................................................................  8  
3   Koppelen  ...................................................................................................................................  15  
4   Macht  ..........................................................................................................................................  22  

 
 
Beslissen 1 Optimaliseren

1 Optimaliseren

1 a 22,5 hectare koren, dus 22,5 ⋅300 = 6750 euro.


22,5 hectare tarwe, dus 22,5 ⋅ 200 = 4500 euro.
In totaal is de winst dus 6750 + 4500 = 11250 euro.
b Voor 22,5 hectare koren zijn 22,5 ⋅ 2 = 45 arbeidskrachten nodig
Voor 22,5 hectare tarwe zijn 22,5 ⋅ 3 = 67,5 arbeidskrachten nodig
In totaal zijn er dus 45 + 67,5 = 112,5 arbeidskrachten nodig
Omdat er slechts 100 arbeidskrachten zijn gaat dat dus niet lukken.
(N.B.: er is ook onvoldoende kunstmest)
c Bij bijvoorbeeld 15 ha koren en 15 ha tarwe is de winst 15.300 + 15.200 = 7500 euro

2 a Omdat je voor 1 hectare koren 2 arbeidskrachten nodig hebt zijn er dus voor x hectare koren 2x
arbeidskrachten nodig. En omdat je voor elke hectare tarwe 3 arbeidskrachten nodig hebt, heb je ook
nog 3y arbeidskrachten nodig. In totaal zijn er dus 2x + 3y arbeidskrachten nodig. Omdat er
maximaal 100 arbeidskrachten inzetbaar zijn moet dus gelden 2x + 3y ≤ 100
b Voor 1 hectare koren is 4 ton kunstmest nodig, dus voor x hectare heb je 4x ton kunstmest nodig.
Voor 1 hectare tarwe is 2 ton kunstmest nodig, dus voor y hectare heb je 2y ton kunstmest nodig. Er
is 120 ton kunstmest beschikbaar dus moet gelden 4x + 2y ≤ 120
c 𝑧 =300x+200𝑦

3 a

x 0 10 20 30 40 45
y 45 35 25 15 5 0

b Zie grafiek hiernaast.  


c Je kunt de vergelijking ook schrijven als y = −x + 45 .
Dit is dus een rechte lijn met als richtingscoëfficiënt -1.
d Dit is het gekleurde gebied AEF hiernaast.

4 a Zie grafiek hiernaast.


b Dit is het gebied ABCD.

⎡ 2x + 3y = 100 ⎡
⎢ 2 ⇔ ⎢ 4x + 6y = 200 ⇔ ⎡⎢ y = 20
⇔⎢
⎡ x = 20
⎢ 4x + 2y = 120
5 a ⎢⎣ 4x + 2y = 120
1
⎣ −
⎢⎣ 4x + 40 = 120 ⎣⎢ y = 20
4y = 80 ⇔ y = 20
Het snijpunt is dus C=(20, 20).
b De andere hoekpunten zijn A=(0, 0), B=(30, 0), D=(0, 33 31 ), zie grafiek.

  1  
1 Optimaliseren Beslissen
 

6 a Zie het gebied ABCDEF hiernaast.


b A=(-4, 7), B=(-2, 7), C=(7, 2 21 ), D=(7, 1),
F=(-4, 3 21 )
Voor E lossen we op:
⎡ ⎡ ⎡
⎢ x + 2y = 3 ⇔ ⎢ y = − 2 ⇔ ⎢ y = − 2
1 1

⎢ x − 2y = 5 ⎢⎣ x − 1= 3 ⎢⎣ x = 4
⎣ −

4y = −2 ⇔ y = − 21
Dus E=(4, − 21 )

7 a Maximaliseer z = 1980x + 1240y


⎡ 4x + 5y ≤ 70

onder de voorwaarden ⎢ 6x + 2y ≤ 72

⎢⎣ x ≥ 0, y ≥ 0
b Zie het gebied OABC hiernaast.
c O=(0, 0), A=(12, 0), C=(0, 14)

Voor B lossen we op:


⎡ 4x + 5y = 70 ⎡
⎢ 3 ⇔ ⎢ 12x + 15y = 210 ⇔ ⎡⎢ y=6 ⎡ x = 10
⇔⎢
⎢ 12x + 4y = 144
⎢⎣ 6x + 2y = 72 2
⎣ −
⎢⎣ 4x + 30 = 70 ⎣⎢ y = 6
11y = 66 ⇔ y = 6
Dus B=(10, 6)

8 a Maximaliseer z = 5b + 7d
⎡ b + 2d ≤ 5

onder de voorwaarden ⎢ 2b + d ≤ 8
⎢ b ≥ 0, d ≥ 0

b Zie het gebied OABC hiernaast.  

2  
Beslissen 1 Optimaliseren

9 a Zie grafiek rechts.


b In het hoekpunt C=(20,20).
c De maximale winst is dus 300.20 + 200.20 = 10000 euro.
d Aan kunstmest wordt dan verbruikt:
4x + 2y = 4.20 + 2.20 = 120 ton kunstmest.
Er zijn:
2x + 3y = 2.20 + 3.20 = 100 arbeidskrachten nodig.
Er wordt: x + y = 20 + 20 = 40 ha land gebruikt.
Alle kunstmest en alle arbeidkrachten worden dus gebruikt.
Er blijft daarbij 5 ha land “braak” (ongebruikt) liggen.

10 a Zie grafiek rechts.  


b Allereerst de hoekpunten bepalen:
A=(-3, 0), daar is z = −3 + 0 + 10 = 7
B=(5, 0), daar is z = 5 + 0 + 10 = 15

In hoekpunt C=(3, 3) is z = 3 + 3 + 10 = 16
⎡ 5x + 8y = 39 7 ⎡ ⎡ ⎡ x=3
35x + 56y = 273 y =3
⎢ ⇔⎢ ⇔⎢ ⇔⎢
⎢⎣ 7x + 5y = 36 5 ⎢ 35x + 25y = 180 ⎢⎣ 5x + 24 = 39 ⎢⎣ y = 3
⎣ −

31y = 93 ⇔ y = 3

En in hoekpunt D=(0,6; 4,5) is z=0,6+4,5+10=15,1


⎡ ⎡ ⎡ x = 0,6
⎢ 5x + 8y = 39 ⇔ ⎢ y = 4,5
⇔⎢
⎢ −5x + 4y = 15 ⎢⎣ 5x + 36 = 39 ⎢⎣ y = 4,5
⎣ +

12y = 54 ⇔ y = 4,5

De doelfunctie is dus maximaal in hoekpunt C, met waarde 16.


c z is minimaal in hoekpunt A, met waarde 7.

  3  
1 Optimaliseren Beslissen
 

11 a In O=(0, 0) is z = 1980x + 1240y = 0


In A=(12, 0) is z = 1980x + 1240y = 1980.12 = 23760
In B=(10, 6) is z = 1980x + 1240y = 1980.10 + 1240.6 = 27240
In C=(0, 14) is z = 1980x + 1240y = 1240.14 = 17360
Het maximum is dus 27240 en wordt bereikt in hoekpunt B.
⎡ b + 2d = 5 ⎡ ⎡ d=2 ⎡ d=2
2 ⇔ ⎢ 2b + 4d = 10 ⇔⎢ 3
⇔⎢ 3

b Bepalen van snijpunt B: ⎢⎣ 2b + d = 8 1 ⎢⎣ 2b + d = 8 ⎢ b + 4
= 5 ⎢ b = 2 2

⎣ 3 ⎣ 3

3d = 2 ⇔ d = 32
In O=(0, 0) is z = 5b + 7d = 0
In A=(4, 0) is z = 5b + 7d = 5.4 = 20
In B=( 3 32 , 32 ) is z = 5b + 7d = 5.3 32 + 7. 32 = 23
In C=(0, 2 21 ) is z = 5b + 7d = 7.2 21 = 17 21
Het maximum is dus 23 en wordt bereikt in hoekpunt B.
Overigens is uit de tekst niet direct duidelijk wat men zich moet voorstellen bij de productie van 3 32
2
blond bier en 3 donker bier.

12 a Zie de grafiek hiernaast:


b Uit de schuifmethode volgt dat alle punten op het lijnstuk AC oplossing
zijn en dat de maximale waarde daar 6 21 is.

⎡ x ≤ 100

13 a ⎢ y ≤ 75
⎢ 3x + 4y ≤ 360

b Zie de grafiek hiernaast.  
c z = x + 2y
d Zie de grafiek hiernaast.
e Uit de schuifmethode volgt dat de maximale winst
wordt bereikt in hoekpunt C=(20, 75).
Deze maximale winst is
z = x + 2y = 20 + 2.75 = 170 euro.

4  
Beslissen 1 Optimaliseren

14 Allereerst het toegestane gebied tekenen,


zie de grafiek hiernaast.
Vervolgens de hoekpunten bepalen:
A=(248, 0), B=(490, 0).
Bepalen van hoekpunt C=(160, 220)
(zie berekening hieronder)

In hoekpunt A:
z = 70x + 72y = 70.248 = 17360
In hoekpunt B:
z = 70x + 72y = 70.490 = 34300
In hoekpunt C:
z = 70x + 72y = 70.160 + 72.220 = 27040
Het minimum wordt dus bereikt in hoekpunt
A (17360).

⎡ 4x + 6y = 1960 ⎡
⎢ 1 ⇔ ⎢ 4x + 6y = 1960 ⇔ ⎡⎢ x = 160 ⎡ x = 160
⇔⎢
⎢⎣ 5x + 2y = 1240 3 ⎢ 15x + 6y = 3720 ⎢⎣ 640 + 6y = 1960 ⎢⎣ y = 220
⎣ −

−11x = −1760 ⇔ x = 160

15 Zie het toegestane gebied


hiernaast:
    Uit  de  schuifmethode  volgt  
dat  het  minimum  wordt  
bereikt  in  hoekpunt  D=(0,  2).  
    Dit  minimum  is:  
    z = x + y = 0 + 2 = 2 .  
 
 
 
 

16 a De beperkende omstandigheden zijn de


productiecapaciteit(hoogstens 5 per soort per dag),
de opslagcapaciteit en het personeel.  
⎡ x,y ≥ 0

⎢ x≤5
b ⎢ y ≤5

⎢ x+y ≤7

⎢⎣ x + 2y ≤ 11
c Zie de grafiek hiernaast (het rode gebied).
d z = 200x + 300y .
e Zie de grafiek hiernaast (de blauwe lijnen).

  5  
1 Optimaliseren Beslissen
 

f De maximale winst wordt bereikt in hoekpunt C=(3, 4).

⎡ ⎡ y=4 ⎡ x=3
⎢ x+y =7 ⇔⎢ ⇔⎢
⎢ x + 2y = 11 ⎢⎣ x + 4 = 7 ⎢⎣ y = 4
⎣ −

−y = −4 ⇔ y = 4
De winst is daar z = 200x + 300y = 200.3 + 300.4 = 1800 euro.
g De doelfunctie is nu z = 300x + 300y .
h Zie de grafiek op de vorige pagina (de groene lijnen).
Je kunt nu kiezen uit de productie van (3, 4) of (4, 3) of (5, 2) (moderne tafels, klassieke tafels).
In alle gevallen is de winst z = 300x + 300y = 300.3 + 300.4 = 2100

17 a
type type totaal
N S beschikbaar
Afdeling A 15 20 900
Afdeling B 20 30 1200

b Noem n het aantal geproduceerde


machines van type N en s dat van
type S. Dan is:
⎡ 15n + 20s ≤ 900

⎢ 20n + 30s ≤ 1200
⎢ 500n + 1000s ≤ 34500

⎢⎣ n,s ≥ 0
Het toegestane gebied OABC is
hiernaast getekend.
c O=(0, 0), A=(60, 0),
C=(0; 34,5).
Bepalen van snijpunt B=(33, 18):

⎡ 20n + 30s = 1200 :10 ⇔ ⎢ 2n + 3s = 120 ⇔ ⎡ s = 18
⇔⎢
⎡ n = 33
⎢ ⎢
⎢⎣ 500n + 1000s = 34500
: 250 ⎢⎣ 2n + 4s = 138 − ⎢⎣ 2n + 54 = 120 ⎣ s = 18
−s = −18 ⇔ s = 18
d De doelfunctie is z = 120n + 200s .
In hoekpunt O: z = 0 , in hoekpunt A: z = 120.60 = 7200 , in hoekpunt C: z = 200.34,5 = 6900 en in
hoekpunt B is z = 120.33 + 200.18 = 7560 . De maximale winst is € 7.560,=.
e De doelfunctie wordt z = 120n + 180s .
In hoekpunt C is de winst nu: z = 180.34,5 = 6210 en in hoekpunt B is z = 120.33 + 180.18 = 7200 .
De maximale winst is dus € 7.200,= en wordt bereikt in (o.a.) hoekpunten A en B. De verandering is €
360,=.
f Dat komt omdat de iso-winstlijn evenwijdig loopt met de lijn 20n + 30s = 1200 .
g Omdat je geen halve machines kunt maken moet de iso-winstlijn dan lopen door de punten (0, 34) en
34 − 18 16
B=(33, 18). De richtingscoëfficiënt van deze lijn is =− .
0 − 33 33
⎡s = − 16 n+b
Dus ⎢ 33
} s = − 16
33
n + 34 oftewel 16n + 33s = 1122 (*) (ga dit na).
⎣door (0,34)
Omdat de doelfunctie van de vorm z = an + 180s is schrijven we (*) om:
180 180
16n + 33s = 1122 ⇔ (16n + 33s) = (1122) ⇔ 87,27n + 180s = 6120
33 33
Hieruit lezen we af dat het bij een prijs onder € 87,27 verstandig is de productie van type N te staken.

6  
Beslissen 1 Optimaliseren

18 a De kosten voor een poppenhuis zijn K p = 17 + 124.0,5 = 79 euro. De winst


per poppenhuis is dus 97 − 79 = 18 euro.
De kosten voor het maken van een trein zijn K t = 17 + 65.0,5 = 49,50 euro.
De winst per trein is dus 58,50 − 49,50 = 9 euro.
Het LP-maximalisatieprobleem wordt dus: maximaliseer z = 18p + 9t onder
de voorwaarden:
⎡ 24p + 15t ≤ 2400 ⎡ 8p + 5t ≤ 800
⎢ ⎢
⎢ 60p + 40t ≤ 4800 ⎢ 3p + 2t ≤ 240
⎢ ⇔⎢ ⇔
⎢ 40p + 10t ≤ 2400 ⎢ 4p + t ≤ 240
⎢ p,t ≥ 0 ⎢ p,t ≥ 0
⎣ ⎣
Hiernaast is het doelgebied met enkele iso-winstlijnen getekend:  
De maximale winst wordt dus in hoekpunt B bereikt. Bepalen van de
coördinaten van B=(48, 48):
⎡ 3p + 2t = 240 1 ⎡ 3p + 2t = 240 ⎡ p = 48 ⎡ p = 48
⎢ ⎢ ⇔⎢ ⇔⎢
⎢⎣ 4p + t = 240 2 ⎢⎣ 8p + 2t = 480 _ ⎢⎣ 192 + t = 240 ⎢⎣ t = 48
− 5p = −240 ⇔ p = 48
De maximale winst die wekelijks gemaakt kan worden is
z = 18 ⋅ 48 + 9 ⋅ 48 = 1296 euro.
b Als het aantal timmerlieden de enige beperkende factor is dan wordt het toegestane gebied bepaald
door de X-as, de Y-as en de lijn 3x + 2y = 240 . De maximale winst wordt dan bereikt in het punt
(80, 0). Je maakt dan 80 poppenhuizen en de daarvoor benodigde verfcapaciteit is 80.40 : 60 ≈ 53,3
uur. De zager moet dan dus 13,3 uur verven. Er is echter ook 80.24 : 60 = 32 uur zaagcapaciteit
nodig, dus dit kan niet.

  7  
2 Beslissen in netwerken Beslissen
 

2 Beslissen in netwerken

19 a Samenhangend: G1, G2, G4 en G5.


b Volledig: G1
c Boom: G4 en G5
d Een graaf met slechts twee knopen is samenhangend, volledig en een boom. Vanaf drie knopen is dit
niet meer mogelijk omdat er dan altijd cykels aanwezig zullen zijn.

20 Dit is niet mogelijk. In de rechterknoop komen drie lijnen (bruggen) samen. Wil je slechts eenmaal
over ieder van deze bruggen lopen dan moet dit knooppunt wel het begin of einde van de wandeling
zijn:
Begin of Einde
1. loop er vanaf of 1. loop er naartoe
2. loop er naartoe 2. loop er vanaf
3. loop er vanaf 3. loop er naartoe
(1., 2. en 3. hoeven niet gelijk achter elkaar plaats te vinden)
Er zijn echter meer dan twee knopen waar drie bruggen bij elkaar komen, dus dit kan niet.

21 a Respectievelijk 1, 3, 6, 10 en 15 lijnen.
b Vanuit de eerste knoop moet je n-1 lijnen trekken. Vervolgens n-2, n-3, enz.
1
Er zijn dus (n − 1) + (n − 2) + ....... + 2 + 1= n(n − 1) lijnen.
2
c Een volledige graaf met twee knopen heeft
één opspannende boom.
d Een volledige graaf met drie knopen heeft
drie opspannende bomen.
e De volledige graaf K 4 bezit 16
opspannende bomen:
Dit zijn 4 verschillende groepjes van vier
zoals je hiernaast ziet.
⎛ 6 ⎞
f Je kunt op ⎜ ⎟ = 20 manieren drie lijnen
⎝ 3 ⎠
⎛ 4 ⎞
kiezen. Daarvan lopen er ⎜ ⎟ = 4  tussen  
⎝ 3 ⎠
drie  knopen.  Er  blijven  dus   20 − 4 = 16  
opspannende  bomen  over.  
 
22 a De drie cykels zijn CDFC, DEBAFD en CDEBAFC.  
b Ja
c Je kunt een lijn weglaten en dan is de graaf nog steeds samenhangend.
d

8  
Beslissen 2 Beslissen in netwerken

e Bij een samenhangende graaf met een cykel kan ik altijd een lijn uit de cykel weglaten en dan is de
graag nog steeds samenhangend.
f De som van de gewichten is 16, resp. 18.
g Ja, door in de eerste graaf bv. lijn BE weg te laten.
h Om een knoop met de vijf andere knopen te verbinden heb je minimaal 5 lijnen nodig.
De zesde lijn introduceert altijd een cykel.

23 Bij een grote graaf is het het gemakkelijkste om met het algorithme van Prim te werken. Dit levert op
(er zijn meerdere mogelijkheden):

Het totale gewicht bedraagt 43.

24 Vertaal de vraagstelling naar een graaf en pas


daarop het algorithme (van Prim) toe:
De totale lengte van het minimale netwerk is
109 km.
Er moeten bruggen gebouwd worden tussen
eilanden
1 en 8
2 en 8
2 en 6
3 en 5
4 en 5
5 en 8
6 en 7

  9  
2 Beslissen in netwerken Beslissen
 

25 Wederom met behulp van het algoritme van Prim waarbij we nu steeds het grootste gewicht
toevoegen. Het maximale gewicht bedraagt 155:

26 Bij opgaven a en b kun je dezelfde opspannende bomen krijgen, zie links. Maar ook de boom rechts
(gemaakt mbv het algoritme van Kruskal, onderdeel c) is mogelijk. Het totale gewicht bedraagt steeds
13.

27 De minimale opspannende boom is


hiernaast getekend. De totale kosten
is deze situatie zijn 14 eenheden
(1400 miljoen eenheden

28 Regio’s A en C gaan hier nooit mee


akkoord omdat ze ieder afzonderlijk
(6+8) in totaal evenveel kwijt zouden
zijn. Als A en C samenwerken zijn ze
samen zelfs maar 6+7=13 eenheden
kwijt.

10  
Beslissen 2 Beslissen in netwerken

29
Coalitie en kosten Overgebleven speler(s) en kosten
Geen A: 6, B: 4 en C: 8
AB: 9 C: 8
AC: 13 B: 4
BC: 9 A: 6
ABC: 14 Geen

30 a c ≤ 8 wordt
14 − a − b ≤ 8 ⇔
6−a−b≤0⇔
6≤a+b⇔
a+b≥ 6

a + c ≤ 13 wordt
a + (14 − a − b) ≤ 13 ⇔
14 − b ≤ 13 ⇔
1− b ≤ 0 ⇔
1≤ b ⇔
b ≥1

en tenslotte c ≥ 0 wordt
14 − a − b ≥ 0 ⇔
14 ≥ a + b ⇔
a + b ≤ 14

b Het toegestane gebied is hier rechtsboven getekend.


c Er geldt dat P=A=(5, 1) en hier is c = 14 − a − b = 14 − 5 − 1= 8 .
e M valt duidelijk in het toegestane gebied, zie tekening.
d
Bijdrage speler Absoluut voordeel Relatief voordeel
(keer 100 miljoen)
Punt P Regio A, a = 5 1 16,7%
Regio B, b = 1 3 75%
Regio C, c = 8 0 0%

Punt Q Regio A, a = 6 0 0%
Regio B, b = 1 3 75%
Regio C, c = 7 1 12,5%

Punt R Regio A, a = 6 0 0%
Regio B, b = 3 1 25%
Regio C, c = 5 3 37,5%

Punt S Regio A, a = 5 1 16,7%


Regio B, b = 4 0 0%
Regio C, c = 5 3 37,5%

Punt M Regio A, a = 5,5 0,5 8,3%


Regio B, b = 2,75 1,25 31,3%
Regio C, c = 5,75 2,25 28,1%

  11  
2 Beslissen in netwerken Beslissen
 

12  
Beslissen 2 Beslissen in netwerken

⎛ 4 ⎞ ⎛ 4 ⎞
31 a Met 4 spelers: 2 triviale (ieder voor zich en allen samen) en ⎜ ⎟ = 6 met twee spelers en ⎜ ⎟ =4
⎝ 2 ⎠ ⎝ 3 ⎠
met 3 spelers. In totaal dus 12 coalities.
⎛ 5 ⎞ ⎛ 5 ⎞ ⎛ 5 ⎞
Met 5 spelers: 2 + ⎜ ⎟ +⎜ ⎟ +⎜ ⎟ = 27 coalities.
⎝ 2 ⎠ ⎝ 3 ⎠ ⎝ 4 ⎠
⎛ 6 ⎞ ⎛ 6 ⎞ ⎛ 6 ⎞ ⎛ 6 ⎞
Met 6 spelers: 2 + ⎜ ⎟ +⎜ ⎟ +⎜ ⎟ +⎜ ⎟ = 58 coalities.
⎝ 2 ⎠ ⎝ 3 ⎠ ⎝ 4 ⎠ ⎝ 5 ⎠
31 b Met n spelers: 2n − n coalities.

32 a Uit het toegestane gebied volgt dat A een voordeel heeft tussen de 0 en 1 eenheden en dus tussen de
5 en 6 eenheden betaalt. Als B ook 0 tot 1 voordeel heeft betaalt B 3 tot 4. Maar hieruit volgt dat C
dan tussen de 4 en 6 betaalt en dus 2 tot 4 voordeel heeft. Zo’n oplossing is dus niet mogelijk.
b Voorwaarde a + c ≤ 13 verandert in a + c ≤ 13,5 ⇔ a + (14 − a − b) ≤ 13,5 ⇔ b ≥ 0,5
Dit leidt tot een ander toegelaten gebied, zie tekening bij opgave 30.
c Pas als de aansluitkosten tussen A en C meer dan 8 eenheden bedragen verandert het toegestane
gebied niet meer, zie tekening bij opgave 30.
d Als het gewicht van lijn AC onder de 5 komt ontstaat er een andere minimale opspannende boom.
e Het stelsel van voorwaarden gaat over in:
⎡ a + b + c = 13

⎢ a ≤ 6, b ≤ 4, c ≤ 8
⎢ a + b ≤ 9, a + c ≤ 10, b + c ≤ 9 , en door substitutie van c = 13 − a − b gaat dit stelsel over in:

⎢⎣ a ≥ 0, b ≥ 0, c ≥ 0
⎡ a + b ≥ 5, a + b ≤ 13, a + b ≤ 9

⎢ a ≥ 4, a ≥ 0, a ≤ 6

⎢⎣ b ≥ 0, b ≥ 3, b ≤ 4
Het nieuwe toegestane gebied:
f In punt A=(4, 3, 6) is het voordeel (2, 1, 2) en
procentueel (33,3%, 25%, 25%).
In punt B=(6, 3, 4) is het voordeel (0, 1, 4) en
procentueel (0%, 25%, 50%).
In punt C=(5, 4, 4) is het voordeel (1, 0, 4) en
procentueel (16,7%, 0%, 50%).
In punt D=(4, 4, 5) is het voordeel (2, 0, 3) en
procentueel (33,3%, 0%, 37,5%).

33 De minimale opspannende boom is hieronder getekend:

  13  
2 Beslissen in netwerken Beslissen
 

Het stelsel van voorwaarden:


⎡ a+b+c = 8

⎢ a ≤ 7, b ≤ 6, c ≤ 5
⎢ a + b ≤ 7, a + c ≤ 9, b + c ≤ 7 , en door substitutie

⎢⎣ a ≥ 0, b ≥ 0, c ≥ 0
van c = 8 − a − b gaat dit stelsel over in:
⎡ a + b ≥ 3, a + b ≤ 7, a + b ≤ 8

⎢ a ≥ 1, a ≥ 0, a ≤ 7

⎢⎣ b ≥ 0, b ≥ −1, b ≤ 6
Het toegestane gebied:
In punt A=(3, 0, 5) is het voordeel (4, 6, 0) en
procentueel (57,1%, 100%, 0%).
In punt B=(7, 0, 1) is het voordeel (0, 6, 4) en
procentueel (0%, 100%, 80%).
In punt C=(1, 6, 1) is het voordeel (6, 0, 4) en
procentueel (85,7%, 0%, 80%).
In punt D=(1, 2, 5) is het voordeel (6, 4, 0) en
procentueel (85,7%, 66,7%, 0%).

34 a Zie hiernaast, MV+VD+VW=24.


b VA: 19, VD: 17, VW: 16, AD: 29, AW: 32, DW: 21
VDW: 24, VDA: 27, VAW: 26, ADW: 41
c Zie de minimale opspannende boom hiernaast. De
totale kosten zijn dan 34.
d Het stelsel van voorwaarden wordt:
⎡v + a + d + w = 34

⎢v + a ≤ 19, v + d ≤ 17, v + w ≤ 16
⎢a + d ≤ 29, a + w ≤ 32, d + w ≤ 21

⎢v + d + w ≤ 24, v + d + a ≤ 27
⎢v + a + w ≤ 26, a + d + w ≤ 31

⎢⎣0 ≤ v ≤ 9, 0 ≤ a ≤ 20, 0 ≤ d ≤ 9, 0 ≤ w ≤ 12
e Een oplossing (v, a, d, w) is bijvoorbeeld
(7, 12, 8, 7). Hierbij is de winst t.o.v. de directe
aansluitkosten (2, 8, 1, 5).
f Zie onderdeel e.

14  
Beslissen 3 Koppelen

3 Koppelen
 
35 a 4!=24 manieren
b 6!=720 manieren
c n! manieren

36 a De som van de gewichten van de vijf koppelingen is achtereenvolgens:


⎡55 + 48 + 31+ 45 = 179

⎢55 + 31+ 21+ 42 = 149
⎢55 + 55 + 31+ 42 = 183

⎢34 + 50 + 21+ 42 = 147
⎢55 + 50 + 21+ 34 = 160

b Omdat in de eerste rij overal 9 afgaat wordt de totale som van alle koppelingen 9 kleiner.
c Omdat in de tweede kolom overal 7 bijkomt wordt de totale som van alle koppelingen 7 groter.
d De totale som verandert voor alle koppelingen, evenveel. Voor de optimale toewijzing heeft dit dus
geen consequenties.

37 a De combinatie (H1, L3), (H2, L1), (H3, L4) en (H4, L2) levert als som van de gewichten 0 op. Er is
geen andere combinatie die als som 0 oplevert.
b Uit de originele tabel volgt dat er dan 34 + 48 + 17 + 45 = 144 kilometers worden afgelegd.

38 Stap 2a komt er op neer dat rijen 1, 2 en 3 met 19 worden verminderd en dat vervolgens kolom 3
met 19 wordt vermeerderd. Zoals we in opgave 36 hebben gezien hebben dergelijke operaties geen
consequenties voor de optimale toewijzing.

39 Stap 0:

O1 O2 O3 O4 O1 O2 O3 O4
M1 15 0 0 15 M1 15 0 0 0
M2 0 50 20 30 M2 0 50 20 15
M3 45 5 0 15 M3 45 5 0 0
M4 0 65 50 70 M4 0 65 50 55

Stap 1 en 2:

O1 O2 O3 O4 O1 O2 O3 O4
M1 15 0 0 0 M1 30 0 0 0
M2 0 50 20 15 M2 0 35 5 0
M3 45 5 0 0 M3 60 5 0 0
M4 0 65 50 55 M4 0 50 35 40

Hieruit volgt de optimale toewijzing: (M1, O2), (M2, O4), (M3, O3) en (M4, O1).

  15  
3 Koppelen Beslissen
 

40 a Stap 0:

A B C A B C
X 0 1 2 X 0 0 0
Y 0 1 2 Y 0 0 0b
Z 0 1 2 Z 0 0 0
b Reeds in stap 0 worden alle elementen 0. Alle toewijzingen zijn daarmee optimaal.

41 a Stap 0:
P1 P2 P3 P4 P5 P1 P2 P3 P4 P5
W1 40 0 20 10 20 W1 25 0 20 0 20
W2 35 0 15 20 10 W2 20 0 15 10 10
W3 40 15 10 15 0 W3 25 15 10 5 0
W4 15 5 0 20 0 W4 0 5 0 10 0
W5 25 15 20 10 0 W5 10 15 20 0 0

Stap 1 en 2:
P1 P2 P3 P4 P5 P1 P2 P3 P4 P5
W1 25 0 20 0 20 W1 15 0 10 0 20
W2 20 0 15 10 10 W2 10 0 5 10 10
W3 25 15 10 5 0 W3 15 15 0 5 0
W4 0 5 0 10 0 W4 0 15 0 20 10
W5 10 15 20 0 0 W5 0 15 10 0 0

De maximale dagopbrengst is 60 + 80 + 70 + 60 + 80 = 350 .


b (W1, P4) en (W2, P2) liggen vast.
Behalve de hierboven geschetste oplossing kun je ook kiezen voor (W3, P5), (W5, P1) en (W4, P3)
er zijn dus 2 optimale toewijzingen mogelijk.

42 a Stap 0: Stap 1:
L1 L2 L3 L4 L1 L2 L3 L4
H1 38 33 0 31 H1 38 33 0 31
H2 3 0 0 3 H2 3 0 0 3
H3 36 34 0 24 H3 36 34 0 24
Hd 0 0 0 0 Hd 0 0 0 0

Stap 2:

L1 L2 L3 L4
H1 14 9 0 7
H2 3 0 24 3
H3 12 10 0 0
Hd 0 0 24 0

Het totaal aantal kilometers dat wordt afgelegd is 31+ 17 + 45 = 93 .


b Locatie 1 wordt niet voorzien van een hijskraan.

16  
Beslissen 3 Koppelen

43 Stap 0:

Karwei 1 Karwei 2 Karwei 3 Karwei 4 Karwei 5


Machine 1 ∞ 7 5 11 0
Machine 2 8 5 0 ∞ 3
Machine 3 5 ∞ 0 9 ∞
Machine 4 0 ∞ 0 4 3
Machine 5 5 4 1 ∞ 0

Karwei 1 Karwei 2 Karwei 3 Karwei 4 Karwei 5


Machine 1 ∞ 3 5 7 0
Machine 2 8 1 0 ∞ 3
Machine 3 5 ∞ 0 5 ∞
Machine 4 0 ∞ 0 0 3
Machine 5 5 0 1 ∞ 0

Stap 1:

Karwei 1 Karwei 2 Karwei 3 Karwei 4 Karwei 5


Machine 1 ∞ 3 5 7 0
Machine 2 8 1 0 ∞ 3
Machine 3 5 ∞ 0 5 ∞
Machine 4 0 ∞ 0 0 3
Machine 5 5 0 1 ∞ 0

Stap 2:

Karwei 1 Karwei 2 Karwei 3 Karwei 4 Karwei 5


Machine 1 ∞ 3 5 2 0
Machine 2 3 1 0 ∞ 3
Machine 3 0 ∞ 0 0 ∞
Machine 4 0 ∞ 5 0 8
Machine 5 0 0 1 ∞ 0

De optimale toewijzing zie je hierboven: (M3, K1), (M5, K2), M2, K3), (M4, K4) en (M1, K5),
(je kunt M3 en M4 ook omwisselen).
De totale kosten zijn 10 + 17 + 7 + 16 + 1= 51 .

44 Stap 0 (na toevoeging van een dummy kolom Od):

O1 O2 O3 O4 Od
P1 6 0 5 4 0
P2 2 - 2 8 0
P3 10 2 3 14 0
P4 0 4 - 0 0
P5 5 - 0 14 0

Stap 1 en 2:

O1 O2 O3 O4 Od O1 O2 O3 O4 Od
P1 6 0 5 4 0 P1 6 0 5 4 2
P2 2 - 2 8 0 P2 0 - 0 6 0
P3 10 2 3 14 0 P3 8 0 1 12 0
P4 0 4 - 0 0 P4 0 4 - 0 2
P5 5 - 0 14 0 P5 5 - 0 14 2

  17  
3 Koppelen Beslissen
 

De optimale toewijzing is dus (P2, O1), (P1, O2), (P5, O3), (P4, O4), (P3, Od).
b Persoon 3 heeft geluk.

45 a Er zijn 6 verschillende koppelingen mogelijk.


b (H1, L1), (H2, L2), (H3, L3): 55+31+21=107.
(H1, L1), (H2, L3), (H3, L2): 55+31+55=141.
(H1, L2), (H2, L1), (H3, L3): 50+34+21=105. (*)
(H1, L2), (H2, L3), (H3, L1): 50+31+57=148.
(H1, L3), (H2, L1), (H3, L2): 17+34+55=106.
(H1, L3), (H2, L2), (H3, L1): 17+31+57=105. (*)
c De koppelingen (*) hierboven zijn het gunstigst wat betreft de afgelegde kilometers.
d Stap 0:

L1 L2 L3 L1 L2 L3
H1 38 33 0 H1 35 33 0
H2 3 0 0 H2 0 0 0
H3 36 34 0 H3 33 34 0

Stap 1 en 2:
L1 L2 L3 L1 L2 L3
H1 35 33 0 H1 3 0 0
H2 0 0 0 H2 0 0 33
H3 33 34 0 H3 0 1 0
Uit de laatste tabel haal je de gevraagde koppelingen (*).

46 Stap 0:

Vlin Sch Rug Vrij Vlin Sch Rug Vrij


Z1 1,9 7,3 4,7 0 Z1 0,5 0,6 0,2 0
Z2 1,4 7,0 5,2 0 Z2 0 0,3 0,7 0
Z3 1,8 6,7 4,5 0 Z3 0,4 0 0 0
Z4 1,8 7,1 5,3 0 Z4 0,4 0,4 0,8 0

Stap 1 en 2:
Vlin Sch Rug Vrij Vlin Sch Rug Vrij
Z1 0,5 0,6 0,2 0 Z1 0,3 0,4 0 0
Z2 0 0,3 0,7 0 Z2 0 0,3 0,7 0,2
Z3 0,4 0 0 0 Z3 0,4 0 0 0,2
Z4 0,4 0,4 0,8 0 Z4 0,2 0,2 0,6 0

De optimale toewijzing is dus (Z2, Vlinderslag), (Z3, Schoolslag), (Z1, Rugslag) en (Z4, Vrije slag).

18  
Beslissen 3 Koppelen

47 a Alle getallen met -1 vermenigvuldigen:

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi -20 -15 -10 -10 -17 -23 -25 -5 -15
Ca -10 -10 -12 -15 -9 -7 -8 -7 -8
Fi -12 -9 -9 -10 -10 -5 -7 -13 -9
Se -13 -14 -10 -15 -15 -5 -8 -20 -10
Th -12 -13 -10 -15 -14 -5 -9 -20 -10
Sh -15 -14 -15 -16 -15 -5 -10 -20 -10
O1 -7 -9 -12 -12 -7 -6 -7 -15 -12
O2 -5 -6 -8 -8 -5 -4 -5 -10 -7
O3 -5 -6 -8 -8 -5 -4 -5 -10 -7

Het kleinste getal is -25, dus overal 25 bij optellen:

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 5 10 15 15 8 2 0 20 10
Ca 15 15 13 10 16 18 17 18 17
Fi 13 16 16 15 15 20 18 12 16
Se 12 11 15 10 10 20 17 5 15
Th 13 12 15 10 11 20 16 5 15
Sh 10 11 10 9 10 20 15 5 15
O1 18 16 13 13 18 19 18 10 13
O2 20 19 17 17 20 21 20 15 18
O3 20 19 17 17 20 21 20 15 18

Stap 0:

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 5 10 15 15 8 2 0 20 10
Ca 5 5 3 0 6 8 7 8 7
Fi 1 4 4 3 3 8 6 0 4
Se 7 6 10 5 5 15 12 0 10
Th 8 7 10 5 6 15 11 0 10
Sh 5 6 5 4 5 15 10 0 10
O1 8 6 3 3 8 9 8 0 3
O2 5 4 2 2 5 6 5 0 3
O3 5 4 2 2 5 6 5 0 3

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 4 6 13 15 5 0 0 20 7
Ca 4 1 1 0 3 6 7 8 4
Fi 0 0 2 3 0 6 6 0 1
Se 6 2 8 5 2 13 12 0 7
Th 7 3 8 5 3 13 11 0 7
Sh 4 2 3 4 2 13 10 0 7
O1 7 2 1 3 5 7 8 0 0
O2 4 0 0 2 2 4 5 0 0
O3 4 0 0 2 2 4 5 0 0

  19  
3 Koppelen Beslissen
 

Een aantal keren stap 1 en stap 2:

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 4 6 13 15 5 0 0 20 7
Ca 4 1 1 0 3 6 7 8 4
Fi 0 0 2 3 0 6 6 0 1
Se 6 2 8 5 2 13 12 0 7
Th 7 3 8 5 3 13 11 0 7
Sh 4 2 3 4 2 13 10 0 7
O1 7 2 1 3 5 7 8 0 0
O2 4 0 0 2 2 4 5 0 0
O3 4 0 0 2 2 4 5 0 0

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 4 6 13 15 5 0 0 21 8
Ca 4 1 1 0 3 6 7 9 5
Fi 0 0 2 3 0 6 6 1 2
Se 5 1 7 4 1 12 11 0 7
Th 6 2 7 4 2 12 10 0 7
Sh 3 1 2 3 1 12 9 0 7
O1 6 1 0 2 4 6 7 0 0
O2 4 0 0 2 2 4 5 1 1
O3 4 0 0 2 2 4 5 1 1

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 4 6 13 15 5 0 0 22 8
Ca 4 1 1 0 3 6 7 10 5
Fi 0 0 2 3 0 6 6 2 2
Se 4 0 6 3 0 11 10 0 6
Th 5 1 6 3 1 11 9 0 6
Sh 2 0 1 2 0 11 8 0 6
O1 6 1 0 2 4 6 7 1 0
O2 4 0 0 2 2 4 5 2 1
O3 4 0 0 2 2 4 5 2 1

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 4 8 15 15 7 0 0 24 10
Ca 4 3 3 0 5 6 7 12 7
Fi 0 2 4 3 2 6 6 4 4
Se 2 0 6 1 0 9 8 0 6
Th 3 1 6 1 1 9 7 0 6
Sh 0 0 1 0 0 9 6 0 6
O1 4 1 0 0 4 4 5 1 0
O2 2 0 0 0 2 2 3 2 1
O3 2 0 0 0 2 2 3 2 1

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 4 8 15 15 7 0 0 24 10
Ca 4 1 1 0 3 4 5 10 5
Fi 0 0 2 3 0 4 4 2 2
Se 4 0 6 3 0 9 8 0 6
Th 5 1 6 3 1 9 7 0 6
Sh 2 0 1 2 0 9 6 0 6
O1 6 1 0 2 4 4 5 1 0
O2 4 0 0 2 2 2 3 2 1
O3 4 0 0 2 2 2 3 2 1

20  
Beslissen 3 Koppelen

Ja An Ab Ha Be Ca Ma Pi Er
Pi 6 10 17 17 9 0 0 26 12
Ca 4 1 1 0 3 2 3 10 5
Fi 0 0 2 3 0 2 2 2 2
Se 4 0 6 3 0 7 6 0 6
Th 5 1 6 3 1 7 5 0 6
Sh 2 0 1 2 0 7 4 0 6
O1 6 1 0 2 4 2 3 1 0
O2 4 0 0 2 2 0 1 2 1
O3 4 0 0 2 2 0 1 2 1

Een optimale samenstelling is dus:

Speler Positie Waarde


Jan First Baseman 12
André Shortstop 14
Ab Outfielder 2 8
Hans Catcher 15
Bert Second Baseman 15
Camiel Outfielder 3 4
Max Pitcher 25
Piet Third Baseman 20
Ernst Outfielder 1 12
Het totale gewicht bedraagt 125. Er zijn meerdere oplossingen mogelijk, controleer bij jouw oplossing
dus of het totale gewicht klopt.

48 a Stap 0:

P1 P2 P3 P4 P5 P1 P2 P3 P4 P5
M1 4 7 6 0 5 M1 3 7 6 0 4
M2 1 7 0 6 3 M2 0 7 0 6 2
M3 2 0 2 4 4 M3 1 0 2 4 3
M4 4 0 1 0 1 M4 3 0 1 0 0
M5 2 6 6 2 1 M5 1 6 6 2 0

Stap 1 en 2:
P1 P2 P3 P4 P5 P1 P2 P3 P4 P5
M1 3 7 6 0 4 M1 2 7 5 0 4
M2 0 7 0 6 2 M2 0 8 0 7 3
M3 1 0 2 4 3 M3 0 0 1 4 3
M4 3 0 1 0 0 M4 2 0 0 0 0
M5 1 6 6 2 0 M5 0 6 5 2 0
Een optimale toewijzing is dus (M1, P4), (M2, P1), (M3, P2), (M4, P3) en (M5, P5). De kosten
bedragen dan 16.
b Omdat geldt (M1, P1) kunnen we de matrix verkleinen en hierop stap 0 toepassen:

P2 P3 P4 P5 P2 P3 P4 P5
M2 9 2 8 5 M2 7 0 6 3
M3 3 5 7 7 M3 0 2 4 4
M4 4 5 4 5 M4 0 1 0 1
M5 9 9 4 3 M5 6 6 1 0
Een optimale toewijzing van de andere producten is dan dus (M2, P3), (M3, P2), (M4, P4) en (M5, P5)
De totale kosten, als functie van x bedragen dan K(x) = x + 12
c Vergelijken van het antwoord bij a en bij b levert op dat x maximaal 4 mag zijn.

  21  
4 Macht Beslissen
 

4 Macht

49 a Er zijn 4 spelers, de directeur met 1 stem, de docenten met 4 stemmen, de leerlingen met 3 stemmen
en de ouders met 2 stemmen.

51 a Huis van afgevaardigden: [218; 242, 193]


b Behalve het Huis van Afgevaardigden bestaat het Amerikaanse Congres ook uit de Senaat. Daarnaast
heeft de President vergaande bevoegdheden, zoals (onder bepaalde voorwaarden) een vetorecht.

52 a Medezeggenschapsraad: [6; 4, 3, 3]
b Iedere speler is dus tweemaal kritiek en heeft dus Winnende coalities Aantal stemmen
evenveel macht, namelijk 13 ≈ 0,333 1, 2 7
1, 3 7
2, 3 6
1, 2, 3 10

53 a De winnende coalities staan in de tabel hiernaast. Winnende coalities Aantal stemmen


b Spelers A, B en C zijn viermaal kritiek en hebben A, B 52
evenveel macht, hun machtsindex is 13 ≈ 0,333 A, C 52
Speler D is geen enkele keer kritiek en heeft B, C 52
machtsindex 0. A, B, C 78
A, B, D 74
A, C, D 74
B, C, D 74
A, B, C, D 100

54 Er zijn 210 = 1024 verschillende mogelijkheden

57 a De machtsindices van Banzhaf zijn dus A=0,6 ; B=0,2 en


C=0,2. Winnende coalities Aantal stemmen
A, B 12
b De machtsindices van Shapley-Shubik zijn dus A=0,667 ; A, C 9
B=0,167 en C=0,167. A, B, C 14

Sequential coalition Toename aantal stemmen


A, B, C 7à12à14
A, C, B 7à9à14
B, A, C 5à12à14
B, C, A 5à7à14
C, A, B 2à9à14
C, B, A 2à7à14

22  
Beslissen 4 Macht

58 De tabel hiernaast leidt tot de volgende Sequential coalition Toename aantal stemmen
resultaten: A, B, C, D 26à52à78à100
Speler A, B, C: 8 24 ≈ 0,333 A, B, D, C 26à52à74à100
Speler D: 0 A, C, B, D 26à52à78à100
A, C, D, B 26à52à74à100
A, D, B, C 26à48à74à100
A, D, C, B 26à48à74à100
B, A, C, D 26à52à78à100
B, A, D, C 26à52à74à100
B, C, A, D 26à52à78à100
B, C, D, A 26à52à74à100
B, D, A, C 26à48à74à100
B, D, C, A 26à48à74à100
C, A, B, D 26à52à78à100
C, A, D, B 26à52à74à100
C, B, A, D 26à52à78à100
C, B, D, A 26à52à74à100
C, D, A, B 26à48à74à100
C, D, B, A 26à48à74à100
D, A, B, C 22à48à74à100
D, A, C, B 22à48à74à100
D, B, A, C 22à48à74à100
D, B, C, A 22à48à74à100
D, C, A, B 22à48à74à100
D, C, B, A 22à48à74à100

  23  
4 Macht Beslissen
 

60 a Zie de tabel rechts.


Winnende Aantal
b Zie de tabel rechts.
coalities stemmen
c In totaal zijn alle spelers samen 44 maal kritiek. Per speler levert
A, B 18
dit de volgende machtsindex van Banzhaf op:
A, C 16
Speler Machtsindex van Banzhaf B, C 16
A = 15
44
≈ 0,341 A, B, C 25
B = 15
≈ 0,341 A, B, D 21
44
A, B, E 19
C = 14
44
≈ 0,318 A, B, F 19
D 0 A, C, D 19
E 0 A, C, E 17
F 0 A, C, F 17
B, C, D 19
d En hoewel dus 16% van de bevolking in de steden D, E en F woont B, C, E 17
hebben deze geen enkele invloed. B, C, F 17
A, B, C, D 28
A, B, C, E 26
A, B, C, F 26
A, B, D, E 22
A, B, D, F 22
A, B, E, F 20
A, C, D, E 20
A, C, D, F 20
A, C, E, F 18
B, C, D, E 20
B, C, D, F 20
B, C, E, F 18
A, B, C, D, E 29
A, B, C, D, F 29
A, B, C, E, F 27
A, B, D, E, F 23
A, C, D, E, F 21
B, C, D, E, F 21
A, B, C, D, E, F 30
61 a
Winnende Aantal Winnende Aantal Winnende Aantal
coalities stemmen coalities stemmen coalities stemmen
A 8 A, B 14 A, B 14
A, B 13 A, C 12 A, C 12
A, C 9 A, B, C 18 B, C 12
A, D 9 A, B, D 16 A, B, C 19
A, B, C 15 A, C, D 14 A, B, D 15
A, B, D 15 B, C, D 12 A, C, D 13
A, C, D 10 A, B, C, D 20 B, C, D 13
A, B, C, D 15 A, B, C, D 20

Speler Banzhaf
1 2 3
A 1 = 5
12
≈ 0,417 = 4
12
≈ 0,333
B 0 = 123 = 0,25 = 124 ≈ 0,333
C 0 = 123 = 0,25 = 124 ≈ 0,333
D 0 = 121 ≈ 0,083 0

24  
Beslissen 4 Macht

b
Sequential coalition Toename aantal stemmen
1 2 3
A, B, C, D 8à13à14à15 8à14à18à20 7à14à19à20
A, B, D, C 8à13à14à15 8à14à16à20 7à14à15à20
A, C, B, D 8à9à14à15 8à12à18à20 7à12à19à20
A, C, D, B 8à9à10à15 8à12à14à20 7à12à13à20
A, D, B, C 8à9à14à15 8à10à16à20 7à8à15à20
A, D, C, B 8à9à10à15 8à10à14à20 7à8à13à20
B, A, C, D 5à13à14à15 6à14à18à20 7à14à19à20
B, A, D, C 5à13à14à15 6à14à16à20 7à14à15à20
B, C, A, D 5à6à14à15 6à10à18à20 7à12à19à20
B, C, D, A 5à6à7à15 6à10à12à20 7à12à13à20
B, D, A, C 5à6à14à15 6à8à16à20 7à8à19à20
B, D, C, A 5à6à7à15 6à8à12à20 7à8à13à20
C, A, B, D 1à9à14à15 4à12à16à20 5à12à19à20
C, A, D, B 1à9à10à15 4à12à14à20 5à12à13à20
C, B, A, D 1à6à14à15 4à10à18à20 5à12à19à20
C, B, D, A 1à6à7à15 4à10à12à20 5à12à13à20
C, D, A, B 1à2à10à15 4à6à14à20 5à6à13à20
C, D, B, A 1à2à7à15 4à6à12à20 5à6à13à20
D, A, B, C 1à9à14à15 2à10à16à20 1à8à15à20
D, A, C, B 1à9à10à15 2à10à14à20 1à8à13à20
D, B, A, C 1à6à14à15 2à8à16à20 1à8à15à20
D, B, C, A 1à6à7à15 2à8à12à20 1à8à13à20
D, C, A, B 1à2à10à15 2à6à14à20 1à6à13à20
D, C, B, A 1à2à7à15 2à6à12à20 1à6à13à20

Speler Shapley-Shubik
1 2 3
A 1 = 10
24
≈ 0,417 = 8
24
≈ 0,333
B 0 = 6
24
= 0,25 = 8
24
≈ 0,333
C 0 = 6
24
= 0,25 = 8
24
≈ 0,333
D 0 = 2
24
≈ 0,083 0

c De resultaten bij elk systeem zijn identiek.

62 a

Winnende Aantal Speler Machtsindex van Banzhaf


coalities stemmen A = 62 ≈ 0,333
A, B 198
B = 62 ≈ 0,333
A, C 100
B, C 100 C = 62 ≈ 0,333
A, B, C 199

  25  
4 Macht Beslissen
 

62 b het nieuwe minimale quotum wordt 149. De machtsverdeling tussen de spelers verandert niet.

Winnende Aantal Speler Machtsindex van Banzhaf


coalities stemmen A = 15
44
≈ 0,341
A, B 198
B = 15
≈ 0,341
A, C 197 44

B, C 197 C = 14
44
≈ 0,318
A, B, C 296
c
Winnende Aantal Speler Machtsindex van Banzhaf
coalities stemmen A 0,5
A, B 198 B 0,5
A, B, C 296
d Nu is de machtsverdeling dus totaal anders. Speler C heeft helemaal geen macht meer.

63 a

Sequential coalition Toename aantal stemmen Speler Machtsindex van


A, B, C 2à3à4 Shapley-Shubik
A, C, B 2à3à4 A = 46 ≈ 0,667
B, A, C 1à3à4 B = 61 ≈ 0,167
C, A, B 1à3à4
B, C, A 1à2à4 C = 61 ≈ 0,167
C, B, A 1à2à4

Sequential coalition Toename aantal stemmen Speler Machtsindex van


A, B, C, D 2à3à4à5 Shapley-Shubik
A, B, D, C 2à3à4à5 A = 12
24
= 0,5
A, C, B, D 2à3à4à5 B = 4
≈ 0,167
A, C, D, B 2à3à4à5 24

A, D, B, C 2à3à4à5 C = 4
24
≈ 0,167
A, D, C, B 2à3à4à5 D = 4
≈ 0,167
24
B, A, C, D 1à3à4à5
B, A, D, C 1à3à4à5
C, A, B, D 1à3à4à5
C, A, D, B 1à3à4à5
D, A, B, C 1à3à4à5
D, A, C, B 1à3à4à5
C, D, A, B 1à2à4à5
D, C, A, B 1à2à4à5
D, B, A, C 1à2à4à5
B, D, A, C 1à2à4à5
B, C, A, D 1à2à4à5
C, B, A, D 1à2à4à5
C, D, B, A 1à2à3à5
D, C, B, A 1à2à3à5
B, D, C, A 1à2à3à5
D, B, C, A 1à2à3à5
C, B, D, A 1à2à3à5
B, C, D, A 1à2à3à5

26  
Beslissen 4 Macht

⎡ n+2
⎢ (n even)
c In dat geval zijn er (n − 1) + 2 = n + 1 stemmen. Het quotum q is dan ⎢ 2
⎢ n+3
⎢ (n oneven)
⎣ 2
d Merk op dat er n! sequential coalitions zijn. Door deze slim te ordenen zie je dat speler A (de speler
met 2 stemmen) in (n − 1)! van de gevallen op de 1e ,2e ,..........,ne plaats staat.
Ga nu allereerst uit van de situatie dat n even is. Speler A is dan de spilspeler als dit de ( 21 n)e of
2(n − 1)! 2
( 21 n + 1)e plaats is. Dit komt dus 2(n − 1)! keren voor. De machtsindex van speler A is dus = .
n! n
1− n2 n−2
Voor de andere (n − 1) spelers is de machtsindex dan = .
n − 1 n(n − 1)
In de situatie dat n oneven is, is speler A spilspeler als deze op de ( 21 n + 21 )e of ( 21 n + 1 21 )e plaats staat.
De machtsindices zijn hetzelfde als bij n even.

  27  
4 Macht Beslissen
 

64 Het quotum bedraagt 93.


Land Machtsindex Machtsindex Machtsindex Machtsindex
Banzhaf (a) Shapley-Shubik (b) Banzhaf (c) Shapley-Shubik (c)
Duitsland 13,4% 13,49% 13,35% 13,45%
Frankrijk 10,11% 10,27% 10,1% 10,24%
Italië 10,11% 10,27% 10,1% 10,24%
UK 10,11% 10,27% 10,1% 10,24%
Spanje 6,81% 6,87% 6,82% 6,85%
Polen 6,81% 6,87% 6,82% 6,85%
Roemenië 4,36% 4,34% 4,35% 4,33%
Nederland 3,35% 3,32%
België 2,98% 2,94% 7,21% 7,26%
Luxemburg 0,74% 0,72 %
Griekenland 2,98% 2,94% 2,97% 2,93%
Portugal 2,98% 2,94% 2,97% 2,93%
Tsjechië 2,98% 2,94% 2,97% 2,93%
Hongarije 2,98% 2,94% 2,97% 2,93%
Zweden 2,35% 2,32% 2,35% 2,31%
Oostenrijk 2,23% 2,19% 2,22% 2,18%
Bulgarije 2,23% 2,19% 2,22% 2,18%
Denemarken 1,73% 1,69% 1,73% 1,69%
Finland 1,73% 1,69% 1,73% 1,69%
Slowakije 1,73% 1,69% 1,73% 1,69%
Ierland 1,61% 1,57% 1,61% 1,57%
Litouwen 1,61% 1,57% 1,61% 1,57%
Letland 1,12% 1,09% 1,12% 1,09%
Slovenië 0,86% 0,84% 0,86% 0,83%
Estland 0,74% 0,72% 0,74% 0,72%
Cyprus 0,74% 0,72% 0,74% 0,72%
Malta 0,62% 0,6% 0,61% 0,59%

65 a Het quotum bedraagt 161. De Nederlandse stem (die telt voor 13) is dus doorslaggevend bij 148 t/m
160 voorstemmen van de andere landen.
b Er zijn 8 mogelijkheden waarbij partij A voorstemt, zie tabel: I (V,V,V,V)
Het quotum bedraagt 9. De mogelijkheden waarbij de voorstemmen van partij II (V,T,V,V)
A doorslaggevend zijn, zijn in de tabel rood gemarkeerd. III (V,V,T,V)
6 3 IV (V,V,V,T)
Dus mi A = = .
8 4 V (V,V,T,T)
c In beide gevallen is het quotum 6. In de tabel hieronder zijn voor alle drie VI (V,T,V,T)
partijen beide situaties uitgewerkt: VII (V,T,T,V)
VIII (V,T,T,T)
A B C
(6;6,4,1) (6;5,5,1) (6;6,4,1) (6;5,5,1) (6;6,4,1) (6;5,5,1)
I (V,V,V) (V,V,V) (V,V,V) (V,V,V) (V,V,V) (V,V,V)
II (V,T,V) (V,T,V) (T,V,V) (T,V,V) (T,V,V) (T,V,V)
III (V,V,T) (V,V,T) (V,V,T) (V,V,T) (V,T,V) (V,T,V)
IV (V,T,T) (V,T,T) (T,V,T) (T,V,T) (T,T,V) (T,T,V)
mi 1 0,5 0 0,5 0 0,5

28  
Beslissen 4 Macht

d Omdat het quotum 6 is heeft partij A alle macht (index 1) en partijen B en C helemaal niet (index 0).
e Alle partijen hebben evenveel macht
(index 31 ), zie tabel hiernaast. Sequential coalition Toename aantal stemmen
f Je ziet dus een soortgelijke verschuiving A, B, C 5à10à11
van de macht als in onderdeel c. A, C, B 5à6à11
B, A, C 5à10à11
C, A, B 1à6à11
B, C, A 5à6à11
C, B, A 1à6à11

g Het quotum is 4. Als A voorstemt zijn er 8 mogelijkheden. Van deze mogelijkheden is er slechts 1
(V,V,V,V,V) waarbij de stem van A niet doorslaggevend is. Dus mi A = 78 .
Net zo kun je beredeneren dat de stem van B slechts in één situatie doorslaggevend is (V,V,V,V,V).
Dus miB = 81 . De machtsindex van A is 7 maal zo groot.

  29  

You might also like