You are on page 1of 12

Tweedegraadsvergelijkingen en -ongelijkheden

0 Wat kan ik al?


0.1 Eerstegraadsfuncties

Een eerstegraadsfunctie heeft steeds een voorschrift van de vorm f ( x ) = mx + c . De bijhorende grafiek is

steeds een schuine rechte.

In f ( x ) = mx + c noemen we m de richtingscoëfficiënt of kortweg de rico. De reden hiervoor is dat deze m

de richting weergeeft van de rechte.


▪ Als m  0 dan hebben we een stijgende rechte, als m  0 dan hebben we een dalende rechte.
▪ Hoe groter de absolute waarde van m, hoe steiler de rechte, hoe kleiner de absolute waarde van m,
hoe vlakker de rechte.
▪ Als m = 0 dan is de rechte horizontaal. Het functievoorschrift reduceert dan tot f ( x ) = c . We spreken

dan niet meer van een eerstegraadsfunctie, maar van een constante functie of een
nuldegraadsfunctie.

c is steeds de y-coördinaat van het snijpunt van de rechte met de y-as. Immers, op de y-as is x = 0 , en dus
is y = f (0) = m  0 + c = c . Het snijpunt van de grafiek met de y-as heeft dus coördinaten Sy ( 0, c ) .

Voorbeelden

Bepaal het voorschrift van de eerstegraadsfuncties waarvan hieronder de grafiek is gegeven.

a. b.
2 Wat kan ik al?

0.2 Oplossen van eerstegraadsvergelijkingen


0.2.1 Balansmethode

Om een eerstegraadsvergelijking op te lossen, maken we gebruik van


de balans-methode. Het principe is dat de vergelijking steeds “in
evenwicht” blijft. Met andere woorden: wat er links bijkomt, moet er ook
rechts bijkomen.

We hebben de volgende drie regels:

(i) Je mag bij beide leden hetzelfde getal optellen of aftrekken.


(ii) Je mag beide leden vermenigvuldigen met of delen door hetzelfde getal (verschillend van nul).
(iii) Je mag beide leden van plaats wisselen.

Voorbeelden

5−x
a. 2x − 3 = 9 − 4 x b. 3 ( x + 2) =
2

c. x − 2  (1 − x ) = 3 x d. 4 + 3  ( x + 2) = 5x − 2  ( x − 5 )
Wat kan ik al? 3

0.2.2 Grafisch oplossen van vergelijkingen

Voorbeelden

Gebruik onderstaande grafieken om de volgende vergelijkingen op te lossen.

3x − 3 = 0 2x − 1 = 3 x −2 = 6−x

0.3 Oplossen van eerstegraadsongelijkheden


0.3.1 Balansmethode

Ook hier gelden dezelfde drie regels, met als extra regel dat de ongelijkheid omdraait als je beide leden
vermenigvuldigt met een negatief getal.

Voorbeelden

a. 5x + 7  0 b. 12 − 3 x  0

c. 2x − 3  5 x + 6 d. 8x + 1  6x − 3
4 Wat kan ik al?

0.3.2 Oplossen van ongelijkheden met een tekenschema

Voorbeelden

a. 4x − 1  0 b. 8 − 4x  0

c. 2x  6 d. 7x + 3  9x + 5
Wat kan ik al? 5

0.3.3 Grafisch oplossen van ongelijkheden

Voorbeelden

Gebruik onderstaande grafieken om de volgende ongelijkheden op te lossen.

3x − 3  0 2x − 1  3 x −2 6−x

0.4 Merkwaardige producten


0.4.1 Kwadraat van een som of een verschil

( A + B) ( A − B)
2 2
= =

Voorbeelden

( 4x ) (1 − 2 x )
2 2
2
+3 = =

0.4.2 Product van toegevoegde tweetermen

Een tweeterm is een som of een verschil met twee termen. Het toegevoegde van deze tweeterm is de
tweeterm waarbij de tweede term van teken verschilt. Zo is x 2 − 4 de toegevoegde tweeterm van x 2 + 4 .

( A + B)  (A − B) =

Voorbeelden

(x 2
)(
+ 4 x2 − 4 = ) (x 3
)( )
− 2x − x 3 − 2x =
6 Wat kan ik al?

0.5 Ontbinden in factoren

1. gemeenschappelijke factor afzonderen: A  B + A  C = A  ( B + C )

3x 4 + 6x 2 =

2. verschil van twee kwadraten: A2 − B 2 = ( A + B )( A − B )

4x 4 − 9 =

3. kwadraat van een tweeterm: A2  2AB + B 2 = ( A  B )


2

4x 2 + 4x + 1 =

x 2 − 6x + 9 =

4. termen groeperen

2 x 3 − 3 x 2 + 10 x − 15 =

2 x 5 + 5 x 4 − 18 x 3 − 45 x 2 =

240 x 8 − 160 x 7 − 15 x 4 + 10 x 3 =
Wat kan ik al? 7

0.6 Oplossen van machtsvergelijkingen

Een machtsvergelijking is een vergelijking van de vorm x n = a . We kunnen deze eenvoudig oplossen door
n-de machtswortels te gebruiken. Merk op dat er soms geen, soms één en soms twee oplossingen zijn.

De macht n is even

▪ De vergelijking heeft 2 oplossingen als a strikt positief is: x =  n a


▪ De vergelijking heeft 1 oplossing als a gelijk is aan nul: x = 0
▪ De vergelijking heeft geen oplossingen als a strikt negatief is.

De macht n is oneven

▪ Elke vergelijking heeft juist één oplossing: x = n a

Voorbeelden

x 4 = 16 x 4 = −16 32 x 5 = 1 64 x 6 = 0

8
3− x 
( x − 3) ( 2x + 7 ) ( 4x − 1 )
6 5 2
= 64 = −32 = 100  5  = 256
 

7
1  3 − 5x 
3 ( x − 2) + 1 = 49 ( x + 3 ) − 5 = 45
4 2
2 x + 16 = 0
3
4  −3 =1
2  6 
8 Wat kan ik al?

0.7 De grafiek van een tweedegraadsfunctie


0.7.1 Grafiek van de elementaire tweedegraadsfunctie f(x)=x²

We noemen deze grafiek een dalparabool.

domein: top:

bereik: symmetrie:

tekenschema: verloopschema:

x x

f (x) f (x)

0.7.2 Transformaties

transformatie afkorting voorbeeld grafiek

y = x2
spiegeling tegenover de x-as sp tov x-as 
y = −x2

y = x2
verticale uitrekking met een factor a VU mef a 
y = 4x 2

y = x2
horizontale verschuiving over een afstand p HV oea p nr L

naar links/rechts HV oea p nr R
y = ( x − 2)
2

y = x2
verticale verschuiving over een afstand q VV oea q nr 

naar boven/beneden VV oea q nr 
y = x2 + 1

y = x2
verschuiving volgens een vector v ( p, q ) V v ( p, q ) 
y = ( x − 2) + 1
2
Wat kan ik al? 9

Na deze transformaties krijgen we dus in het algemeen een functievoorschrift van de vorm

f (x) = a  ( x − p) + q
2

a  0 : dalparabool p: horizontale verschuiving


a  0 : bergparabool q: verticale verschuiving

a groter: parabool wordt smaller top: T ( p, q )

a kleiner: parabool wordt breder symmetrieas: s:x =p

p en q bepalen de positie van de parabool


a bepaalt de vorm van de parabool

Oefening

Schets de grafieken van de volgende functies. Bepaal telkens a, p en q en geef de coördinaten van de top,
de vergelijking van de symmetrieas, het snijpunt met de y-as, het verloopschema en het bereik.

f ( x ) = 2x 2 − 3 f (x) = 4 − ( x + 1 )
2
a. b.

▪ a= p= q= ▪ a= p= q=

▪ top: ▪ top:

▪ symmetrieas: ▪ symmetrieas:

▪ snijpunt met de y-as: ▪ snijpunt met de y-as:

▪ verloopschema: ▪ verloopschema:

x x

f (x) f (x)

▪ bereik: ▪ bereik:
10 Wat kan ik al?

0.7.3 De grafiek van f(x)=ax²+bx+c


0.7.3.1 De apq-vorm omzetten in de abc-vorm

Om een voorschrift van de vorm f ( x ) = a ( x − p ) + q om te zetten in de vorm f ( x ) = ax 2 + bx + c maken we


2

gebruik van de volgende twee rekenregels:

( A  B)
2
▪ het merkwaardig product: = A2  2AB + B 2

( x + 3)
2
voorbeelden: =

(x −1)
2
=

▪ distributiviteit: A  ( B + C ) = A  B + A  C

voorbeelden: (
2 x 2 − 8 x + 16 = )


1 2
3
(
x + 6x + 9 = )
Door deze twee rekenregels toe te passen in de juiste volgorde (eerst merkwaardig product, dan
distributiviteit) kunnen we de apq-vorm omzetten in de abc-vorm.

Voorbeeld

f ( x) = 2 ( x − 3) + 1
2

Oefening

Zet de volgende functievoorschriften om in de abc-vorm.

1
f ( x ) = 4 − ( x − 2) ( x + 4) − 3
2 2
a. b. f (x) =
2
Wat kan ik al? 11

0.7.3.2 De abc-vorm omzetten in de apq-vorm

b
p=− en q = f ( p)
2a

Voorbeeld

Zet het functievoorschrift f ( x ) = 3 x 2 − 6 x + 1 om in de apq-vorm en bepaal de coördinaten van de top van de


bijhorende parabool.

Oefening

Zet de volgende functievoorschriften om in de apq-vorm en bepaal de coördinaten van de top.

a. f ( x ) = −2x 2 + 4 x + 1 b. f ( x ) = x 2 + 10 x + 8

1 2 2
c. f (x) = x −x+2 d. f ( x ) = − x 2 − 8x + 1
4 3
12 Wat kan ik al?

0.8 Geogebra

Open het CAS-venster en het tekenvenster. Gebruik de volgende commando’s om de voorgaande


voorbeelden en de oefeningen hieronder te controleren.

Wat wil je doen? commando Geogebra


vergelijking of ongelijkheid oplossen oplossen(…)
ongelijkheid ingeven via schermtoetsenbord
ontbinden in factoren ontbinden(…)
de top bepalen extrema(…)
haakjes uitwerken uitwerken(…)
snijpunten van 2 grafieken bepalen snijpunten(…,…)

Oefeningen

1. Handboek Delta 4A p. 184-185


- oef. 1, 2 en 3: zonder rekentoestel of Geogebra
- oef. 4 en 5: met Geogebra
- oplossingen op p. 246

2. Los de volgende machtsvergelijkingen op. Controleer met Geogebra.

( 2x − 3 ) (3x − 1 )
6 4
a. 2 x 4 = 162 c. 128 x 7 = 0 e. = 4096 g. = 81

8
 x +4
 5  = ( −7 ) (x )
5
− 21 = 1024
8
96 x 5 + 3 = 0 128 x 7 = −1
2
b. d. f. h.
 

3. Ontbind in factoren. Controleer met Geogebra.

a. 36 x 9 − 64 x 5 c. 12 x 3 − 14 x 2 + 18 x − 21

b. 12 x 3 − 60 x 2 + 75 x d. 18 x 5 + 10 x 4 − 54 x 3 − 30 x 2

4. Schets de grafieken van de volgende functies. Bepaal telkens de coördinaten van de top, de vergelijking
van de symmetrieas, het verloopschema en het bereik. Controleer met Geogebra.

f ( x ) = 3x 2 − 4 f ( x ) = − (5 − x )
2
a. e.

(x + 1) 9 − 6  (12 + x )
2 2

b. f (x) = f. f (x) =
4 3

1 2 5 25
c. f ( x ) = x 2 − 6x + 5 g. f (x) = x − x+
4 2 4

2 75
d. f ( x ) = −3 x 2 − 6 x + 3 h. f ( x ) = − x 2 − 8x −
5 2

You might also like