Professional Documents
Culture Documents
Een eerstegraadsfunctie heeft steeds een voorschrift van de vorm f ( x ) = mx + c . De bijhorende grafiek is
dan niet meer van een eerstegraadsfunctie, maar van een constante functie of een
nuldegraadsfunctie.
c is steeds de y-coördinaat van het snijpunt van de rechte met de y-as. Immers, op de y-as is x = 0 , en dus
is y = f (0) = m 0 + c = c . Het snijpunt van de grafiek met de y-as heeft dus coördinaten Sy ( 0, c ) .
Voorbeelden
a. b.
2 Wat kan ik al?
Voorbeelden
5−x
a. 2x − 3 = 9 − 4 x b. 3 ( x + 2) =
2
c. x − 2 (1 − x ) = 3 x d. 4 + 3 ( x + 2) = 5x − 2 ( x − 5 )
Wat kan ik al? 3
Voorbeelden
3x − 3 = 0 2x − 1 = 3 x −2 = 6−x
Ook hier gelden dezelfde drie regels, met als extra regel dat de ongelijkheid omdraait als je beide leden
vermenigvuldigt met een negatief getal.
Voorbeelden
a. 5x + 7 0 b. 12 − 3 x 0
c. 2x − 3 5 x + 6 d. 8x + 1 6x − 3
4 Wat kan ik al?
Voorbeelden
a. 4x − 1 0 b. 8 − 4x 0
c. 2x 6 d. 7x + 3 9x + 5
Wat kan ik al? 5
Voorbeelden
3x − 3 0 2x − 1 3 x −2 6−x
( A + B) ( A − B)
2 2
= =
Voorbeelden
( 4x ) (1 − 2 x )
2 2
2
+3 = =
Een tweeterm is een som of een verschil met twee termen. Het toegevoegde van deze tweeterm is de
tweeterm waarbij de tweede term van teken verschilt. Zo is x 2 − 4 de toegevoegde tweeterm van x 2 + 4 .
( A + B) (A − B) =
Voorbeelden
(x 2
)(
+ 4 x2 − 4 = ) (x 3
)( )
− 2x − x 3 − 2x =
6 Wat kan ik al?
3x 4 + 6x 2 =
4x 4 − 9 =
4x 2 + 4x + 1 =
x 2 − 6x + 9 =
4. termen groeperen
2 x 3 − 3 x 2 + 10 x − 15 =
2 x 5 + 5 x 4 − 18 x 3 − 45 x 2 =
240 x 8 − 160 x 7 − 15 x 4 + 10 x 3 =
Wat kan ik al? 7
Een machtsvergelijking is een vergelijking van de vorm x n = a . We kunnen deze eenvoudig oplossen door
n-de machtswortels te gebruiken. Merk op dat er soms geen, soms één en soms twee oplossingen zijn.
De macht n is even
De macht n is oneven
Voorbeelden
x 4 = 16 x 4 = −16 32 x 5 = 1 64 x 6 = 0
8
3− x
( x − 3) ( 2x + 7 ) ( 4x − 1 )
6 5 2
= 64 = −32 = 100 5 = 256
7
1 3 − 5x
3 ( x − 2) + 1 = 49 ( x + 3 ) − 5 = 45
4 2
2 x + 16 = 0
3
4 −3 =1
2 6
8 Wat kan ik al?
domein: top:
bereik: symmetrie:
tekenschema: verloopschema:
x x
f (x) f (x)
0.7.2 Transformaties
y = x2
spiegeling tegenover de x-as sp tov x-as
y = −x2
y = x2
verticale uitrekking met een factor a VU mef a
y = 4x 2
y = x2
horizontale verschuiving over een afstand p HV oea p nr L
naar links/rechts HV oea p nr R
y = ( x − 2)
2
y = x2
verticale verschuiving over een afstand q VV oea q nr
naar boven/beneden VV oea q nr
y = x2 + 1
y = x2
verschuiving volgens een vector v ( p, q ) V v ( p, q )
y = ( x − 2) + 1
2
Wat kan ik al? 9
Na deze transformaties krijgen we dus in het algemeen een functievoorschrift van de vorm
f (x) = a ( x − p) + q
2
Oefening
Schets de grafieken van de volgende functies. Bepaal telkens a, p en q en geef de coördinaten van de top,
de vergelijking van de symmetrieas, het snijpunt met de y-as, het verloopschema en het bereik.
f ( x ) = 2x 2 − 3 f (x) = 4 − ( x + 1 )
2
a. b.
▪ a= p= q= ▪ a= p= q=
▪ top: ▪ top:
▪ symmetrieas: ▪ symmetrieas:
▪ verloopschema: ▪ verloopschema:
x x
f (x) f (x)
▪ bereik: ▪ bereik:
10 Wat kan ik al?
( A B)
2
▪ het merkwaardig product: = A2 2AB + B 2
( x + 3)
2
voorbeelden: =
(x −1)
2
=
▪ distributiviteit: A ( B + C ) = A B + A C
voorbeelden: (
2 x 2 − 8 x + 16 = )
−
1 2
3
(
x + 6x + 9 = )
Door deze twee rekenregels toe te passen in de juiste volgorde (eerst merkwaardig product, dan
distributiviteit) kunnen we de apq-vorm omzetten in de abc-vorm.
Voorbeeld
f ( x) = 2 ( x − 3) + 1
2
Oefening
1
f ( x ) = 4 − ( x − 2) ( x + 4) − 3
2 2
a. b. f (x) =
2
Wat kan ik al? 11
b
p=− en q = f ( p)
2a
Voorbeeld
Oefening
a. f ( x ) = −2x 2 + 4 x + 1 b. f ( x ) = x 2 + 10 x + 8
1 2 2
c. f (x) = x −x+2 d. f ( x ) = − x 2 − 8x + 1
4 3
12 Wat kan ik al?
0.8 Geogebra
Oefeningen
( 2x − 3 ) (3x − 1 )
6 4
a. 2 x 4 = 162 c. 128 x 7 = 0 e. = 4096 g. = 81
8
x +4
5 = ( −7 ) (x )
5
− 21 = 1024
8
96 x 5 + 3 = 0 128 x 7 = −1
2
b. d. f. h.
a. 36 x 9 − 64 x 5 c. 12 x 3 − 14 x 2 + 18 x − 21
b. 12 x 3 − 60 x 2 + 75 x d. 18 x 5 + 10 x 4 − 54 x 3 − 30 x 2
4. Schets de grafieken van de volgende functies. Bepaal telkens de coördinaten van de top, de vergelijking
van de symmetrieas, het verloopschema en het bereik. Controleer met Geogebra.
f ( x ) = 3x 2 − 4 f ( x ) = − (5 − x )
2
a. e.
(x + 1) 9 − 6 (12 + x )
2 2
b. f (x) = f. f (x) =
4 3
1 2 5 25
c. f ( x ) = x 2 − 6x + 5 g. f (x) = x − x+
4 2 4
2 75
d. f ( x ) = −3 x 2 − 6 x + 3 h. f ( x ) = − x 2 − 8x −
5 2