You are on page 1of 68

2 VERGELIJKINGEN

EN
VRAAGSTUKKEN
1 Vergelijkingen
2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b
3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking
WAT KUN JE AL?
1 Bereken.
_
1 | (104 − 14) · 4 − 1 + 18 2 | 5 2 : (5 · √36 − 5) + 1


= 90 · 4 − 1 + 18 = 5 2 : (5 · 6 − 5) + 1

‾ ‾
= 360 − 1 + 18 = 5 2 : (30 − 5) + 1

= 359 + 18 _2 : 25 + 1
=5


= 377 = 25 : 25 + 1

=1+1

=2

Ik kan de volgorde van bewerkingen toepassen.

2 Bereken de getalwaarde van 3a − (a − 3) + 5.

1 | voor a = 1 2 | voor a = − 7

= 3 · 1 − (1 − 3) + 5 = 3 · (− 7) − (− 7 − 3) + 5

= 3 · 1 − (−2) + 5 = 3 · (− 7) − (− 10) + 5

= 3 − (− 2) + 5 = −21 − (−10) + 5

=3+2+5 = − 21 + 10 + 5

= 10 = −6

Ik kan de getalwaarde van een lettervorm berekenen.

3 Herleid.
1
1 | 3x + 5 + 4x − 1 2 | 3a + 3b − 5a + _
2b

= 7x + 4 = − 2a + 3,5b

Ik kan een lettervorm herleiden.

54 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


4 Werk uit.

1 | − (2b − 3) 2 | − (− 4f + 4)

= − 2b + 3 = 4f − 4

Ik kan haakjes wegwerken.

5 Werk uit.
2(
1 | − 3(3x + 1) 2 | −_
3 − 1 + 3x
)

= − 9x − 3 = _2_ − 2x
3

Ik kan een lettervorm vermenigvuldigen met een getal.

6 Werk uit.

1 | 5x − (3x + 2) 2 | 1 − 6t + 3(8 − t)

= 5x − 3x − 2 = 1 − 6t + 24 − 3t

= 2x − 2 = 25 − 9t

Ik kan rekenen met letters.

55
INBREKER
Een insectenhotel is onderverdeeld in aparte ruimtes.
Elke ruimte is speciaal ingericht zodat er verschillende
soorten insecten in komen wonen. In het bovenste
gedeelte met de ronde gaatjes zitten metselbijen.
Het vak met de dennenappels is ideaal voor spinnen.
Anna heeft enkele insectenhotels in de tuin staan.

Als Anna alle spinnen en bijen samenneemt, telt ze


152 koppen en 1 120 poten.
Een spin heeft acht poten en een bij heeft er zes.
Hoeveel spinnen en bijen zitten er in de insectenhotels?

• Vink aan.
1| 1 000 spinnen en 120 bijen

2| 100 spinnen en 52 bijen

3 | ✔ 104 spinnen en 48 bijen

4| 48 spinnen en 104 bijen

1 | In totaal zijn er dan 1 120 dieren en dat zijn meer dan 152 koppen.
2 | In totaal zijn er dan 152 dieren. De berekening van de poten: 100 · 8 + 52 · 6 = 1 112 ≠ 1 120
3 | In totaal zijn er dan 152 dieren. De berekening van de poten: 104 · 8 + 48 · 6 = 1 120
4 | In totaal zijn er dan 152 dieren. De berekening van de poten: 48 · 8 + 104 · 6 = 1 008 ≠ 1 120

WAT GA JE LEREN?
✔ Controleren of een getal een oplossing van een vergelijking is.
✔ Vergelijkingen die herleidbaar zijn tot de vorm ax = b oplossen.
✔ De waarde van een grootheid uit een formule berekenen.
✔ Formules omvormen. V
✔ Vraagstukken oplossen met een vergelijking.

56 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


1 VERGELIJKINGEN

ONTDEK
• Noteer bij elke balans de vergelijking.
Kies uit:
x + 500 = 700 3x = 900 150 + x = 300 100 = x + 50
x − 500 = 700 − 3x = 400 8x = 400 2x + 500 = 100
1_
_
250 + x = 400 4 x = 300 250 + x = 400

• Los de vergelijking op.

1| 500 g
3|

100 g 100 g

100 g 100 g 100 g 50 g

3x = 900 100 = x + 50

x = 300 x = 50

2| 50 g 100 g 100 g 4| 100 g 100 g

100 g 100 g 100 g 100 g 100 g 100 g

250 + x = 400 8x = 400

x = 150 x = 50

1 Vergelijkingen 57
Vergelijking
• Een uitdrukking zoals 2x + 3 = 5x − 9 is een vergelijking met x als onbekende.

vergelijking
(LL) linkerlid

2x + 3 = 5x − 9

rechterlid (RL)
onbekende gelijkheidsteken

• Als je in de vergelijking 2x + 3 = 5x − 9 de onbekende x vervangt door 4, dan krijg je een


gelijkheid.
LL: 2 · 4 + 3 RL: 5 · 4 − 9
=
= 11 = 11
Het getal 4 is een oplossing van de vergelijking.

Als je in de vergelijking 2x + 3 = 5x − 9 de onbekende x vervangt door 3, dan krijg je geen


gelijkheid.
LL: 2 · 3 + 3 RL: 5 · 3 − 9

=9 =6
Het getal 3 is geen oplossing van de vergelijking.

Voorbeeld

• Controleer of het getal 8 een oplossing van de vergelijking is.


1 | 2x + 4 = 4x − 12

LL: 2·8+4 RL: 4 · 8 − 12


=
= 20 = 20

Het getal 8 is een oplossing van de vergelijking.

2 | 3x + 0,5 = 50 − 39x

LL: 3 · 8 + 0,5 RL: 50 − 39 · 8



= 24,5 = − 262

Het getal 8 is geen oplossing van de vergelijking.

58 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


Een vergelijking van de vorm x + a = b oplossen
De vergelijking x + 3 = 5 kun je oplossen met de balansmethode.
Om in het linkerlid alleen x over te houden, moet je beide leden verminderen met 3.

x+3=5
x+3−3=5−3
x=2

Het getal 2 is de oplossing van de vergelijking x + 3 = 5.

Voorbeeld

• Los de vergelijking op.

1 | t − 12 = 24 2 | − 15 = p − 11

t = 24 + 12 − 15 + 11 = p

t = 36 −4 = p

Een vergelijking van de vorm ax = b oplossen


• De vergelijking 5x = 20 kun je oplossen met de balansmethode.
Om in het linkerlid alleen x over te houden, moet je beide leden delen door 5.

5x = 20
5x : 5 = 20 : 5
x=4

Het getal 4 is de oplossing van de vergelijking 5x = 20.

1 Vergelijkingen 59
• Je kunt de vergelijking x : 3 = 12 ook oplossen met de balansmethode.
x : 3 = 12
x : 3 · 3 = 12 · 3
x = 36

x _ 1
x : 3 kun je ook schrijven als _
3 of 3 x.
1
_
3 x = 12
1
_
3 x · 3 = 12 · 3

x = 36

Voorbeeld

• Los de vergelijking op.


5 _ 1
1 | 36 = 4p 2| _
4x= 2

36 : 4 = p x = _1_ : _5_
2 4

9=p x = _1_ · _4_


2 5
4
x = ___
10

x = _2_
5

ONDERZOEK
1 Controleer of het getal 15 een oplossing van de vergelijking is.

1 | 45 + 3x = 0

LL: 45 + 3 · 15 RL: 0

= 90

Het getal 15 is geen oplossing van de vergelijking.

60 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


2 | 2t − 45 = 30 − 3t

LL: 2 · 15 − 45 RL: 30 − 3 · 15
=
= − 15 = − 15

Het getal 15 is een oplossing van de vergelijking.


2 Los de vergelijkingen op.
3
1 | 3g = _
2 3 | 101 = x − 8

g = _3_ : 3 101 + 8 = x
2

g = _3_ · __
1 109 = x
2 3

g = _1_
2
5 1
4 _
2| _
8 t = 25 4| q−_
5=2

t = 25 : _5_ 4
q = _1_ + __
8 2 5

t = 25 · _8_ 5 + ___
q = ___ 8
5 10 10

t = 40 13
q = ___
10

Heb je fouten bij deze oefeningen, begin dan het best bij de oefeningen van de driehoek.
Heb je geen fouten bij deze oefeningen, begin dan bij de oefeningen van de vierhoek.

OEFEN
1 Controleer of het getal een oplossing van de vergelijking is.
• Vervang in elk lid de onbekende door het getal.
• Werk beide leden uit.
• Krijg je een gelijkheid, dan is het getal een oplossing van de vergelijking.
1 | Getal: 4 Vergelijking: − 3x + 7 = x − 9

LL: − 3 · 4 +7 RL: 4 −9
=
= −5 = −5

4 is een oplossing van de vergelijking − 3x + 7 = x − 9.

1 Vergelijkingen 61
2 | Getal: -4 Vergelijking: 24 + 3t = − 2t + 1

LL: 24 + 3 · (−4) RL: − 2 · (−4) + 1



= 12 = 9

− 4 is geen oplossing van de vergelijking 24 + 3t = − 2t + 1.

3 | Getal: 5 Vergelijking: 45 − 2x = 7x

LL: 45 − 2 · 5 RL: 7· 5
=
= 35 = 35

5 is een oplossing van de vergelijking 45 − 2x = 7x.

1 5
4 | Getal: −1 Vergelijking: _ _
4 x + 13 = 4 x + 14
1 ( ) 5 ( )
LL: _
4 · −1 + 13 RL: _
4 · −1 + 14
=
= ___
51 51
= ___
4 4
1 5
− 1 is een oplossing van de vergelijking _ _
4 x + 13 = 4 x + 14.

2 Los de vergelijkingen op.

1| b + 10 = 14 3| 147 = 7t

b + 10 − 10 = 14 − 10 147 : 7 = 7t : 7

b=4 21 = t

2| _8_ x = 64 4| − 27 = y − 14
9

_8_ x
9 : _8_ = 64 : _8_ − 27 + 14 = y − 14 + 14
9 9
x = 64 · _9_ − 13 = y
8

x = 72

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vergelijkingen 1’ maken op Scoodle.

62 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


3 Vink aan voor welke vergelijking(en) 6 de oplossing is.

✔ 2(3x + 4) = x + 38 ✔ 6x − 36 = 5x − 30

LL: 2(3 · 6 + 4) RL: 6 + 38 LL: 6 · 6 − 36 RL: 5 · 6 − 30

= 44 = 44 =0 =0

✔ − 2x + 3(_
3 x + 1) = − 3
1 1(
_
2 3x + 5) = 5x − 1

LL: − 2 · 6 + 3(_ )
1 · 6 + 1 RL: − 3 1 (3 · 6 + 5)
LL: _ RL: 5 · 6 − 1
3 2

= −3 = 11,5 = 29

4 Los de vergelijking op.

1 | 99 + k = − 110 4 | 0,4 = z + 11

k = − 110 − 99 0,4 − 11 = z

k = − 209 − 10,6 = z

1
2 | − 0,7 = − 28y 5 | _8_ h = 0,4

− 0,7 : (− 28) = y h = 0,4 : _1_


8
7 · ___
___ 1 =y h = 0,4 · 8
10 28
1 =y
___ h = 3,2
40
1
3 | − 8c = _
4 6 | 0,25 + b = − 8

c = _1_ : (− 8) b = − 8 − 0,25
4

c = _1_ · (− _1_) b = − 8,25


4 8
1
c = − ___
32

1 Vergelijkingen 63
3
7 | 9x = − _
5 9 | x − 15 = 7

x = − _3_ : 9 x = 7 + 15
5

x = − _3_ · _1_ x = 22
5 9
1
x = − ___
15
1 1
8 | 10k = _
4 10 | 0,25 + x = _
4

k = _1_ : 10 x = _1_ − 0,25


4 4
1
k = _1_ · ___ x=0
4 10
1
k = ___
40

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vergelijkingen 2’ maken op Scoodle.

5 De knikkers zijn gelegd volgens een bepaalde regelmaat.


1 2 3 4

1 | Vul de tabel aan.

nummer figuur n 1 2 3 4 … 100

aantal knikkers k 5 10 15 20 … 500

2 | Noteer met een formule het verband tussen het nummer n en het aantal knikkers k.

k = 5n

3 | Kunnen er exact 105 knikkers in de rij zijn?

Ja, want 105 is een veelvoud van 5.

4 | Welk nummer in de rij hoort bij de figuur met 255 knikkers?

255 = 5n

255 : 5 = n

51 = n

De 51ste figuur heeft 255 knikkers.

64 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


6 1 | x2 = 9

• Is 3 een oplossing van de vergelijking? Ja, want 3 2 = 9.

• Is − 3 een oplossing van de vergelijking? Ja, want (− 3) 2 = 9.

2 | Welke oplossingen heeft de vergelijking x 2 = 16? 4 en − 4

3 | Waarom heeft de vergelijking x 2 = − 16 geen oplossing?

Het kwadraat van een getal is altijd positief.

7 Vul de vergelijking aan zodat 5 een oplossing is.

1 | 2x + (− 1) = x + 4 2 | − 3x + 21 = 1 + x 3 | 2,4x + 3 = 3x

2·5+g=5+4 −3 · 5 + g = 1 + 5 2,4 · 5 + g = 3 · 5

10 + g = 9 − 15 + g = 6 12 + g = 15

g = 9 − 10 g = 6 + 15 g = 15 − 12

g = −1 g = 21 g=3

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vergelijkingen 3’ maken op Scoodle.

1 Vergelijkingen 65
2 VERGELIJKINGEN HERLEIDEN NAAR DE VORM
ax = b

ONTDEK
1 | Bij deze balans hoort de vergelijking 2x + 3 = 9.

• Met hoeveel bolletjes komt één blokje overeen?

x=3

2| • Noteer de vergelijking die bij de balans hoort.

6x = 2x + 8

• Met hoeveel bolletjes komt één blokje overeen?

x=2

3| • Noteer de vergelijking die bij de balans hoort.

4x + 2 = 2x + 6

• Met hoeveel bolletjes komt één blokje overeen?

x=2

Een vergelijking oplossen


• De vergelijking 6x + 10 = 4x − 6 is niet van de vorm ax = b of x + a = b.
Om deze vergelijking op te lossen, herleid je de vergelijking naar de vorm ax = b.
Je gebruikt hiervoor de balansmethode.

6x − 10 = 4x + 6
6x − 10 − 4x + 10 = 4x + 6 − 4x + 10 Om de term met de onbekende x weg te krijgen uit
het rechterlid, verminder je beide leden met 4x.
Om de term −10 weg te krijgen uit het linkerlid,
vermeerder je beide leden met 10.
6x − 4x = 6 + 10
2x = 16 De vergelijking 2x = 16 is van de vorm ax = b.
x = 16 : 2
x=8
Controle:
LL: 6 · 8 − 10 RL: 4·8+6
=
= 38 = 38

66 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Om de vergelijking 5​(2x − 4)​= 15x + 10 met de balansmethode op te lossen, werk je eerst de
haakjes weg.
5​(2x − 4)​= 15x + 10
10x − 20 = 15x + 10
10x − 20 − 15x + 20 = 15x + 10 − 15x + 20
10x − 15x = 10 + 20
− 5x = 30
x = 30 :​ (− 5)​
x = −6

Controle:
LL: 5 · ​[2 · ​(− 6)​− 4] RL: 15 · ​(− 6)​+ 10
=
= − 80 = − 80

Stappenplan: een vergelijking oplossen


1 Werk de haakjes weg. 3(2x + 1 ) = 11 + 8x
6x + 3 = 11 + 8x

2 Werk de termen met de onbekende weg uit het ene lid. 6x − 8x = 11 − 3


Werk de termen zonder de onbekende weg uit het andere lid.

3 Herleid tot een vergelijking van de vorm ​ax = b​. − 2x = 8

4 Bereken x.
x = 8 : (− 2)
x = −4

5 Controleer je oplossing.   LL: ​3 · [​​ 2 · ​(− 4)​+ 1]​​= − 21​   RL: ​11 + 8​· ​(− 4)​​ = − 21​

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 67


Voorbeeld

• Los de vergelijking op.


1 | 3p + 2(2p − 5) = 5p + 2 2 | 4(x + 1) + 2 = 6x − 8

3p + 4p − 10 = 5p + 2 4x + 4 + 2 = 6x − 8

3p + 4p − 5p = 2 + 10 4x − 6x = − 8 − 4 − 2

2p = 12 − 2x = − 14

p = 12 : 2 x = − 14 : (− 2)

p=6 x=7

LL: 3 · 6 + 2(2 · 6 − 5) = 32 LL: 4 · (7 + 1) + 2 = 34

RL: 5 · 6 + 2 = 32 RL: 6 · 7 − 8 = 34

ONTDEK
Elke stof heeft een eigen massadichtheid, uitgedrukt in g/cm³. Zo heeft
1 cm3
ijzer een massadichtheid van 8 g/cm³. Dat wil zeggen dat elke cm³ ijzer
juist acht gram weegt.
De formule m = 8V geeft het verband tussen de massa en het volume van
8g
een ijzeren voorwerp.

• Bereken het volume van de blokjes ijzer.

15 cm3 9 cm3 20 cm3

120 g 72 g 160 g

1 | 120 = 8 · V 2 | 72 = 8 · V 3 | 160 = 8 · V

120 : 8 = V 72 : 8 = V 160 : 8 = V

15 = V 9=V 20 = V

• Noteer de formule waarmee je onmiddellijk het volume kunt berekenen. V = m : 8

68 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


Werken met formules
Tijdens een loopoefening versnelt Loïc.
De formule om zijn snelheid te berekenen is v = 2,3 + 0,6t.

tijd t (s) 1 2 3 4 5

snelheid v (m/s) 2,9 3,5 4,1 4,7 5,3

Bij voetballer Cristiano Ronaldo is er ooit tijdens een match een topsnelheid van 9,5 m/s
gemeten.
Na hoeveel seconden haalt Loïc een snelheid van 9,5 m/s?
• Om de tijd t te berekenen, kun je de snelheid v invullen en de vergelijking oplossen.
v = 2,3 + 0,6t
9,5 = 2,3 + 0,6t
9,5 − 2,3 = 0,6t
7,2 = 0,6t
7,2 : 0,6 = t
12 = t

Loïc haalt na 12 seconden een snelheid van 9,5 m/s.

V • Je kunt de formule ook aanpassen zodat je de tijd onmiddellijk kunt berekenen.


v = 2,3 + 0,6t ▶ markeer t

2,3 + 0,6t = v ▶ wissel beide leden van plaats zodat 2,3 + 0,6t in het linkerlid staat

0,6t = v − 2,3 ▶ verminder beide leden met 2,3

t = ​(v − 2,3) ​: 0,6 ▶ deel beide leden door 0,6

De formule is omgevormd naar de tijd.


Om de tijd t te berekenen, kun je de omgevormde formule gebruiken.
t = ​(9,5 − 2,3)​: 0,6
t = 12
Je krijgt hetzelfde antwoord, namelijk 12 seconden.

• Om een formule om te vormen, gebruik je dezelfde techniek als bij het oplossen van een
vergelijking.

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 69


Voorbeeld

De formule voor de omtrek van een gelijkbenige driehoek is p = 2a + b.


• Bereken de lengte van een been als de omtrek 27 cm en de a

basis 15 cm is.
• Los op met een vergelijking.
a

27 = 2a + 15
b

27 − 15 = 2a

12 = 2a

12 : 2 = a

6=a

V • Vorm de formule p = 2a + b om naar a.

2a + b = p

2a = p − b

a = (p − b) : 2

• Bereken met deze formule a als de omtrek 30 cm en de basis 15 cm is.

a = (30 − 15) : 2

= 15 : 2

= 7,5

70 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


ONDERZOEK
1 Los de vergelijking op.

1 | 4x + 11 = 35 2 | − 3x − 58 = 92

4x = 35 − 11 − 3x = 92 + 58

4x = 24 − 3x = 150

x = 24 : 4 x = 150 : (− 3)

x=6 x = − 50

LL: 4 · 6 + 11 = 35 LL: − 3 · (− 50) − 58 = 92

RL: 35 RL: 92

2 Los de vergelijking op.

1 | 5x = − 11x + 64 2 | − 4x = − 7x + 27

5x + 11x = 64 − 4x + 7x = 27

16x = 64 3x = 27

x = 64 : 16 x = 27 : 3

x=4 x=9

LL: 5 · 4 = 20 LL: − 4 · 9 = − 36

RL: − 11 · 4 + 64 = 20 RL: − 7 · 9 + 27 = − 36

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 71


3 Los de vergelijking op.

1 | 2x + 29 = − 5x + 1 2 | − 4x − x − 7 = − 7x + 4

2x + 5x = 1 − 29 − 4x − x + 7x = 4 + 7

7x = − 28 2x = 11

x = − 28 : 7 x = 11 : 2

x = −4 x = 5,5

LL: 2 · (− 4) + 29 RL: − 5 · (− 4) + 1 LL: − 4 · 5,5 − 5,5 − 7 RL: − 7 · 5,5 + 4

= 21 = 21 = − 34,5 = − 34,5

4 De formule voor de oppervlakte van een balk met een vierkant als
grondvlak is A = 2 z 2 + 4zh.
• Bereken de hoogte als de zijde 4 cm en de oppervlakte 152 cm² is.
• Los op met een vergelijking. h

152 = 2 · 4 2 + 4 · 4h z

152 = 2 · 16 + 4 · 4h

152 = 32 + 16h

152 − 32 = 16h

120 = 16h

120 : 16 = h

7,5 = h

LL: 152 RL: 2 · 4 2 + 4 · 4 · 7,5 = 152

Heb je fouten bij deze oefeningen, begin dan het best bij de oefeningen van de driehoek.

72 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


5 Los de vergelijking op.

1 | 4(4k + 1) = 2(7,5 − 3k) 2 | 5 − (2x + 1) = − 2(− 4x + 7)

16k + 4 = 15 − 6k 5 − 2x − 1 = 8x − 14

16k + 6k = 15 − 4 − 2x − 8x = − 14 − 5 + 1

22k = 11 − 10x = − 18

k = 11 : 22 x = − 18 : (− 10)

k = 0,5 x = 1,8

LL: 4(4 · 0,5 + 1) RL: 2(7,5 − 3 · 0,5) LL: 5 − (2 · 1,8 + 1) RL: − 2(− 4 · 1,8 + 7)

= 12 = 12 = 0,4 = 0,4

6 Vorm de formules om.


1 | naar het aantal zijvlakken z van een veelvlak
h+z−r=2 (aantal hoekpunten + aantal zijvlakken − aantal ribben = 2)

z=2+r−h

2 | naar de spanning U

(stroomsterkte = weerstand )
U spanning
I=_
R
_

_U_ = I
R

U=I·R

Heb je fouten bij deze oefeningen, begin dan het best bij de oefeningen van de vierhoek.
Heb je geen fouten bij deze oefeningen, begin dan bij de oefeningen van de zeshoek.

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 73


OEFEN
1 Los de vergelijkingen op.
1| 8x + 1 = 17
• Werk de termen zonder de onbekende weg uit het ene lid. 8x = 17 − 1
• Herleid tot een vergelijking van de vorm ax = b. 8x = 16
• Bereken x. x = 16 : 8
x=2
• Controleer je oplossing. LL: 8 · 2 + 1 = 17
RL: 17

2 | − 2x + 11 = − 3 3 | 10x − 10 = 20

− 2x = − 3 − 11 10x = 20 + 10

− 2x = − 14 10x = 30

x = − 14 : (− 2) x = 30 : 10

x=7 x=3

LL: − 2 · 7 + 11 = − 3 RL: − 3 LL: 10 · 3 − 10 = 20 RL: 20

2 Los de vergelijkingen op.


1| 8x = 12x + 24
• Werk de termen met de onbekende weg uit het ene lid. 8x − 12x = 24
• Herleid tot een vergelijking van de vorm ax = b. − 4x = 24
• Bereken x. x = 24 : (− 4)
x = −6
• Controleer je oplossing LL: 8 · (−6) = −48
RL: 12 · (−6) + 24 = −48

2 | − 3x = 7x + 21 3 | 9x = 42 + 2x

− 3x − 7x = 21 9x − 2x = 42

− 10x = 21 7x = 42

x = 21 : (− 10) x = 42 : 7

x = − 2,1 x=6

LL: − 3 · (− 2,1) = 6,3 LL: 9 · 6 = 54

RL: 7 · (− 2,1) + 21 = 6,3 RL: 42 + 2 · 6 = 54


74 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken
3 Los de vergelijkingen op.
1| 5x + 12 = 11x + 6
• Werk de termen met de onbekende weg uit het ene lid. 5x − 11x = 6 − 12
Werk de termen zonder de onbekende weg uit het andere lid.
• Herleid tot een vergelijking van de vorm ax = b. − 6x = − 6
• Bereken x. x = − 6 : (− 6)
x=1
• Controleer je oplossing. LL: 5 · 1 + 12 = 17
RL: 11 · 1 + 6 = 17

2 | 5 + 2x = − 14x + 1 3 | 7x − 2x − 18 = 84 − x

2x + 14x = 1 − 5 7x − 2x + x = 84 + 18

16x = − 4 6x = 102

x = − 4 : 16 x = 102 : 6

x = − _1_ x = 17
4

LL: 5 + 2 · (− _1_) = 4,5 LL: 7 · 17 − 2 · 17 − 18 = 67


4

RL: − 14 · (− _1_) + 1 = 4,5 RL: 84 − 17 = 67


4

4 Het volume van een balk bereken je met de formule V = l · b · h.


1 | Een balk met een volume van 240 cm³ heeft een breedte van 6 cm en een lengte van 8 cm.
• Bereken de hoogte van de balk.
Vul in de formule eerst de gegevens in. 240 = 6 · 8 ·h

Los daarna de vergelijking op. 240 = 48h

240 : 48 = h

5=h

De balk is 5 cm hoog.

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 75


2 | Een balk met een volume van 72 cm³ heeft een lengte van 3 cm en een hoogte van 6 cm.
• Bereken de breedte van de balk.

72 = 3 · b · 6

72 = 18b

72 : 18 = b

4=b

De balk is 4 cm breed.

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 1’ maken op Scoodle.

5 • Werk de haakjes weg.


• Los de vergelijking op.

1 | 2(x + 1) = − 6x + 18 3 | − 4(3 + x) = 12x + 4

2x + 2 = − 6x + 18 − 12 − 4x = 12x + 4

2x + 6x = 18 − 2 − 4x − 12x = 4 + 12

8x = 16 − 16x = 16

x = 16 : 8 x = 16 : (− 16)

x=2 x = −1

LL: 2(2 + 1) = 6 LL: − 4[3 + (− 1)] = − 8

RL: –6 · 2 + 18 = 6 RL: 12 · (–1) + 4 = –8

76 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


2 | 2x − 3 = 2(3x − 2) 4 | 3x + 2 = 4(− 4 − 1,5x)

2x − 3 = 6x − 4 3x + 2 = − 16 − 6x

2x − 6x = − 4 + 3 3x + 6x = − 16 − 2

− 4x = − 1 9x = − 18

x = − 1 : (− 4) x = − 18 : 9

x = 0,25 x = −2

LL: 2 · 0,25 − 3 = − 2,5 LL: 3 · (−2) + 2 = −4

RL: 2(3 · 0,25 − 2) = − 2,5 RL: 4[−4 − 1,5 · (−2)] = −4

V 6 Vorm de formule om naar de gevraagde grootheid.


b·h
1 | de formule voor de oppervlakte van een driehoek A = _2 naar h
b·h
Markeer h. A = ____
2

Verwissel beide leden van plaats zodat b·h


____ in het linkerlid staat. b·h=A
____
2 2

Vermenigvuldig beide leden met twee. b · h = 2A

Deel beide leden door b. h = 2A : b

2 | de formule voor de omtrek van een 3 | de formule voor het aantal graden
rechthoek p = 2 · (l + b) naar de lengte l Fahrenheit t F = 1,8 t C + 32 naar de
temperatuur in graden Celsius
p = 2 · (l + b)
tF = 1,8tC + 32
2 · (l + b) = p
1,8tC + 32 = tF
2l + 2b = p
1,8tC = tF − 32
2l = p − 2b
tC = (tF − 32) : 1,8
l = (p − 2b) : 2

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 2’ maken op Scoodle.

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 77


7 Los de vergelijkingen op.

1
1 | 3t + 4 = 5t − 10 6 | _5_ (4x + 25) = 2x − 1

3t − 5t = − 10 − 4 0,8x + 5 = 2x − 1

− 2t = − 14 0,8x − 2x = − 1 − 5

t = − 14 : (− 2) − 1,2x = − 6

t=7 x = − 6 : (− 1,2)

LL: 3 · 7 + 4 = 25 x=5

RL: 5 · 7 − 10 = 25 LL: _1_ (4 · 5 + 25) = 9


5

RL: 2 · 5 − 1 = 9

2 | 3(6x − 1) = 12 + 3x 7 | 4s − (2s − 1) = 15s − 4

18x − 3 = 12 + 3x 4s − 2s + 1 = 15s − 4

18x − 3x = 12 + 3 4s − 2s − 15s = − 4 − 1

15x = 15 − 13s = − 5

x = 15 : 15 s = − 5 : (− 13)

x=1 5
s = ___
13

13 ( 13 ) 13
LL: 3(6 · 1 − 1) = 15 LL: 4 · ___ 5 − 1 = ___
5 − 2 · ___ 23

RL: 12 + 3 · 1 = 15 RL: 15 · ___ 23


5 − 4 = ___
13 13

78 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


2 x + 2( 2 x + 2 ) = 2 x
1 1 _ 1 _ 1 3
3| _ _ 8 | _4_ x = 22 − 2x

_1_ x + x + 1 = _1_ x _3_ x + 2x = 22


2 2 4
_1_ x + x − _1_ x = − 1 11 x = 22
___
2 2 4

x = −1 11
x = 22 : ___
4

LL: _1_ · (− 1) + 2[(_1_ · (− 1) + _1_)] = − _1_ 4


x = 22 · ___
2 2 2 2 11

RL: _1_ · (− 1) = − _1_ x=8


2 2

LL: _3_ · 8 = 6 RL: 22 − 2 · 8 = 6


4

4 | 13(x + 13) = 0 9 | x − 6 + 3x = − 2(6x − 1)

13x + 169 = 0 x − 6 + 3x = − 12x + 2

13x = 0 − 169 x + 3x + 12x = 2 + 6

13x = − 169 16x = 8

x = − 169 : 13 x = 8 : 16

x = − 13 x = _1_
2

LL: 13(− 13 + 13) = 0 LL: _1_ − 6 + 3 · _1_ = − 4


2 2

RL: 0 RL: − 2(6 · _1_ − 1) = − 4


2

5 | 4 − 2(v − 6) = 12 10 | 14 − 4k = 24 + 2k − 10

4 − 2v + 12 = 12 − 4k − 2k = 24 − 10 − 14

− 2v = 12 − 4 − 12 − 6k = 0

− 2v = − 4 k = 0 : (− 6)

v = − 4 : (− 2) k=0

v=2 LL: 14 − 4 · 0 = 14

LL: 4 − 2(2 − 6) = 12 RL: 12 RL: 24 + 2 · 0 − 10 = 14

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 79


8 Drie ruiten hebben een diagonaal d1 van 6 cm en verschillende oppervlaktes.
d1 · d2
De formule voor de oppervlakte van een ruit is Aruit = _ 2 .
• Vul de tabel aan.

nummer ruit 1 2 3

oppervlakte A (cm²) 12 21 30

diagonaal d 2 (cm) 4 7 10

6·d 6·d 6·d


1| 12 = _____2 2| 21 = _____2 3| 30 = _____2
2 2 2

12 = 3 · d 2 21 = 3 · d 2 30 = 3 · d 2

12 : 3 = d 2 21 : 3 = d 2 30 : 3 = d 2

4 = d2 7 = d2 10 = d 2

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 3’ maken op Scoodle.

V 9 Vier piramides hebben een verschillend volume en als grondvlak een vierkant
met zijde 5 cm.
• Vorm de formule Vpiramide = _31 · Ag · h om naar h.

V = _1_ · Ag · h
3
_1_ · A · h = V
3 g

Ag · h = V · 3

h = V · 3 : Ag

• Wat is de oppervlakte van het grondvlak? (5 · 5) cm 2 = 25 cm 2

• Vul de tabel aan.

nummer piramide 1 2 3 4

volume V (cm³) 25 100 250 300

hoogte h (cm) 25 · 3 : 25 = 3 100 · 3 : 25 = 12 250 · 3 : 25 = 30 300 · 3 : 25 = 36

80 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


10 De grafiek stelt de hoogte van een kaars bij het opbranden voor.
De formule h = 24 − 1,25t geeft het verband weer tussen de hoogte h van de kaars en de tijd t die
ze brandt.

30
hoogte (cm)

25

20

15

10

0 5 10 15 20 25 30
tijd (uur)

1 | Waaraan is h gelijk als de kaars opgebrand is? 0 cm

2 | Na hoeveel uur is de kaars opgebrand?

• Schat met behulp van de grafiek. na ongeveer 19 uur

• Los op met een vergelijking.

h = 24 − 1,25t

0 = 24 − 1,25t

0 − 24 = − 1,25t

− 24 = − 1,25t

− 24 : (− 1,25) = t

19,2 = t

Na 19,2 uur is de kaars opgebrand.

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 81


11 Los de vergelijking op.
x+1 _ 5x − 9
2x − 7 _
1| _4 − 3 = 2

_1_ (x + 1) − _1_ (2x − 7) = _1_ (5x − 9)


4 3 2

_1_ x + _1_ − _2_ x + _7_ = _5_ x − _9_


4 4 3 3 2 2

_1_ x − _2_ x − _5_ x = − _9_ − _1_ − _7_


4 3 2 2 4 3

3 x − ___
___ 8 x − ___
30 x = − ___
54 − ___
3 − ___
28
12 12 12 12 12 12

− 35 x = ____
____ − 85
12 12

12 ( 12 )
− 85 : ____
x = ____ − 35

85 · ___
x = ___ 12
12 35

17
x = ___
7

17 + 1
___ 17 − 7
2 · ___
LL: 7
______ − 7
_________ 11
= ___
4 3 7
17 − 9
5 · ___
RL: 7
_________ 11
= ___
2 7

Los de volgende drie vergelijkingen op een afzonderlijk blad op.

−x + 1 _
x−1 _ 1 7x − 8
3x + 1 _
2| 1−_2 = 2 + 2x 3 | 4x + _ 2 = 4

x=2 x = − _2_
3
3(− _
3)
2 +1
2−1=_
LL: 1 − _ 1 LL: 4 · (− ) +
2
_ _ 19
= −_
2 2 3 2 6
7 · (− _
3)
2 −8
−2 + 1 + _
RL: _ 1·2=_
1 RL: ___________ 19
= −_
2 2 2 4 6

82 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


4 ) + 15 = 4 ( 3 x − 1)
4 | 4x − (− 3x + _
1 −3 _
_ 2

28
x = − ___
15

15 ) [ ( 15 ) + 4 ] + 15 = 60
LL: 4 · (− _
28 − − 3 · − _
28 1
_ 101
_

4 [ 3 ( 15 ) ] 60
−3 _
RL: _ 28 − 1 = _
2 · −_ 101

V 12 Aan de kust kun je een gocart huren. De grafiek geeft het verband weer tussen
de huurprijs p in functie van de huurtijd t.
huurprijs (euro)

70

60

50

40

30

20

10

0 1 2 3 4 5 6
huurtijd (uur)

• Stel de formule op om de huurprijs p te berekenen in functie van de huurtijd t.

tijd t (uur) 0 1 2 3 4

prijs p (euro) 10 25 40 55 70

p = 15t + 10

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 83


• Vorm de formule om naar de huurtijd t.

15t + 10 = p

15t = p − 10

t = (p − 10) : 15

• Teken de grafiek die het verband weergeeft tussen de huurtijd t in uren in functie van de
huurprijs p in euro.

prijs p (euro) 10 25 40 55 70

tijd t (uur) 0 1 2 3 4

5
huurtijd (uur)

0 10 20 30 40 50 60 70
huurprijs (euro)

84 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


13 Een drone versnelt. De formule om zijn snelheid te berekenen is v = 2,3 + 0,6t.
Bereken de tijd in seconden die de drone nodig heeft om de volgende snelheden te halen.

10,4 m/s

20 m/s 13 m/s

20 = 2,3 + 0,6t 13 = 2,3 + 0,6t 10,4 = 2,3 + 0,6t

20 − 2,3 = 0,6t 13 − 2,3 = 0,6t 10,4 − 2,3 = 0,6t

17,7 = 0,6t 10,7 = 0,6t 8,1 = 0,6t

17,7 : 0,6 = t 10,7 : 0,6 = t 8,1 : 0,6 = t

29,5 = t 17,833 … = t 13,5 = t

De drone heeft 29,5 seconden nodig om een snelheid van 20 m/s te halen,

17,833 … seconden om 13 m/s te halen en 13,5 seconden om 10,4 m/s te halen.

2 Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 85


14 Los de vergelijking op.

1 | 3x² − 27 = 0 2 | 4x² + 99 = 199

3x² = 0 + 27 4x² = 199 − 99

3x² = 27 4x² = 100

x² = 27 : 3 x² = 100 : 4

x² = 9 x² = 25

x = 3 of x = − 3 x = 5 of x = − 5

LL: 3 · 3 2 − 27 = 0 RL: 0 LL: 4 · 5 2 + 99 = 199 RL: 199

LL: 3 · (− 3) 2 − 27 = 0 RL: 0 LL: 4 · (− 5) 2 + 99 = 199 RL: 199

15 Kristof heeft een vergelijking opgelost. Bij de controle blijkt dat hij een fout gemaakt heeft.
• Duid de fout aan.
• Los de vergelijking op.
3(5x + 1 ) − 3x = x − 3x + 11

15x + 3 − 3x = x − 3x + 11 15x + 3 − 3x = x − 3x + 11

15x − 3x − x − 3x = 11 − 3 15x − 3x − x + 3x = 11 − 3

8x = 8 14x = 8

x=1 8
x = ___
14

LL: 3(5 · 1 + 1) − 3 · 1 x = _4_


7

= 15 LL: 3(5 · _ 4
4 + 1) − 3 · _
7 7

RL: 1 − 3 · 1 + 11 69
=_
7

=9 4−3·_
RL: _ 4 + 11
7 7
69
=_
7

Wil je meer uitdaging, dan kun je ‘Vergelijkingen herleiden naar de vorm ax = b 4’ maken op Scoodle.

86 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


3 VRAAGSTUKKEN OPLOSSEN MET EEN
VERGELIJKING

ONTDEK
1 Een jeugdbeweging heeft extra geld nodig om op kamp te gaan. Ze organiseert een
klusjesdienst voor de inwoners van de gemeente. Als je je auto laat wassen, betaal je 12 euro.
Voor karweien in de tuin betaal je 8 euro per uur.
Kamiel werkt bij een gezin in de tuin en wast er één auto. Hij verdient 60 euro.
• Hoelang werkt Kamiel in de tuin?

60 − 12 = 48

Hij verdient 48 euro voor de karweien in de tuin.

48 : 8 = 6

Hij werkt 6 uur in de tuin.

Je kunt dit vraagstuk ook oplossen met de vergelijking 12 + 8t = 60, waarbij t het aantal uren
klussen in de tuin voorstelt.
• Los de vergelijking op.

12 + 8t = 60

8t = 60 − 12

8t = 48

t = 48 : 8

t=6

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 87


2 Kalani, Axel en Donia hebben elk een verschillend bedrag verdiend. Kalani heeft 24 euro meer
verdiend dan Axel. Donia heeft het drievoud van Axel verdiend. Samen brachten ze 164 euro
binnen.
Hoeveel hebben ze elk verdiend?
1 | Er worden drie bedragen gevraagd.
• Noteer de uitspraken in symbolen, waarbij x het bedrag van Axel voorstelt.
Axel x

Kalani heeft 24 euro meer verdiend dan Axel. x + 24

Donia heeft het drievoud van Axel verdiend. 3x

Samen brachten ze 164 euro binnen. x + x + 24 + 3x = 164

• Los de vergelijking op.

x + x + 3x = 164 − 24

5x = 140

x = 140 : 5

x = 28

• Hoeveel hebben ze elk verdiend?

Axel: 28

Kalani: 28 + 24 = 52

Donia: 3 · 28 = 84

Axel heeft 28 euro verdiend, Kalani 52 euro en Donia 84 euro.

88 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


2 | In de vorige oefening stelde x het bedrag van Axel voor. Maar je kunt ook het bedrag van
Kalani of Donia voorstellen door x.
• Vul de tabel aan.

mogelijkheid 2: mogelijkheid 3:
x​
​ = bedrag Kalani x​
​ = bedrag Donia
bedrag van Kalani x​
​ x​ : 3 + 24​

bedrag van Axel x​ − 24​ x​ : 3​

bedrag van Donia 3(x − 24) x​




vergelijking x + x − 24 + 3(x − 24) = 164​ x : 3 + 24 + x : 3 + x = 164​
​ ​ ​

Vraagstukken oplossen met een vergelijking


Roos geeft een derde van haar spaargeld uit aan een nieuwe smartphone.
Ze heeft nog 362 euro over. Hoeveel had ze gespaard?

• Keuze onbekende: gespaard bedrag = x


1
• Vergelijking: x − ​_
3 ​  x = 362
C

2
• Vergelijking oplossen: ​_
3 ​  x = 362
2
x = 362 : __
​​ 3 ​​

x = 543 C

• Antwoord: Roos had 543 euro gespaard. C

C Controle 1 Komt de vergelijking overeen met de opgave?


Controle 2 Controleer de oplossing van de vergelijking.
Controle 3 Is je antwoord realistisch? Klopt je antwoord in het verhaal van het vraagstuk?
1
Let op! Als je met een vergelijking werkt, noteer je beter _
​3 ​  x en niet x : 3.

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 89


Voorbeeld

Wanneer je een vijfde van een getal vermeerdert met twee, krijg je zeven.
Over welk getal gaat het?

• Keuze onbekende: getal = g


C
• Vergelijking: _1_ g + 2 = 7
5

• Vergelijking oplossen: _1_ g = 7 − 2


5
_1_ g = 5
5

g = 5 : _1_
5

g=5·5
C
g = 25
C
• Antwoord: Het getal is 25.

Vraagstukken oplossen met een vergelijking met meer dan


één gevraagde
Bij sommige vraagstukken wordt er meer dan één getal gevraagd. Stel één gevraagd getal voor
door x en schrijf de andere in functie van x.

Ilias heeft 17 euro meer dan Sigi. Samen hebben ze 60 euro. Hoeveel heeft elk van hen?
• Keuze onbekende: bedrag Sigi = x
bedrag Ilias = x + 17

• Vergelijking: x + x + 17 = 60 C

• Vergelijking oplossen: x + x = 60 − 17
2x = 43
x = 43 : 2

x = 21,5 C

• Antwoord: Sigi heeft 21,50 euro en Ilias 38,50 euro. C

Tip! Het is handig als je voor de onbekende x de kleinste of minste waarde kiest. Zo vermijd je
te veel breuken en aftrekkingen.

90 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


Voorbeeld

YuYuYin, Kai-Mook en Qiyo zijn olifanten uit de olifantenkudde van dierenpark Planckendael.
YuYuYin is 10 keer zo oud als Qiyo en Kai-Mook is 28 jaar jonger dan haar pleegmoeder YuYuYin.
Samen zijn ze 56 jaar oud. Hoe oud is elke olifant?

• Keuze onbekende: leeftijd Qiyo = x

leeftijd YuYuYin = 10x

leeftijd Kai-Mook = 10x − 28


C
• Vergelijking: x + 10x + 10x − 28 = 56

• Vergelijking oplossen: x + 10x + 10x = 56 + 28

21x = 84

x = 84 : 21

x=4
C

• Antwoord: Qiyo is 4 jaar oud, YuYuYin 40 jaar en Kai-Mook 12 jaar.


C

ONDERZOEK
1 Noteer de uitspraken in symbolen, waarbij x het onbekende getal voorstelt.

1 | het viervoud van een getal, vermeerderd met 5 4x + 5

2 | 7 minder dan de helft van een getal x : 2 − 7 of _1_ x − 7 of _x_ − 7


2 2

3 | viermaal een derde van een getal 4 · _1_ x


3

4 | de som van het kwadraat van een getal en 1 x2 + 1

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 91


2 Harriet, een Galapagosreuzenschildpad, werd door Charles Darwin meegenomen naar
Engeland. In 2006 stierf ze op een gezegende leeftijd in Australia Zoo in Beerwah. Een vierde van
haar leeftijd verminderd met 11 is 33 jaar.
Hoe oud is Harriet geworden?

• Keuze onbekende: leeftijd Harriet = x


C
• Vergelijking: _1_ x − 11 = 33
4

• Vergelijking oplossen: _1_ x = 33 + 11


4
_1_ x = 44
4

x = 44 : _1_
4

x = 44 · 4
C
x = 176
C
• Antwoord: Harriet is 176 jaar oud geworden.

Heb je fouten bij deze oefeningen, begin dan het best bij de oefeningen van de driehoek.

3 De haven van Antwerpen verhandelde vorig jaar 29 miljoen ton minder dan het tweevoud van
de haven van New York. De haven van Rotterdam verhandelde 12 miljoen ton minder dan het
viervoud van de haven van New York. Samen verhandelden ze 757 miljoen ton.
Hoeveel miljoen ton verhandelde elk van de drie havens vorig jaar?

• Keuze onbekende: verhandeld gewicht New York = x

verhandeld gewicht Antwerpen = 2x − 29

verhandeld gewicht Rotterdam = 4x − 12


C
• Vergelijking: x + 2x − 29 + 4x − 12 = 757

92 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Vergelijking oplossen: x + 2x + 4x = 757 + 29 + 12

7x = 798

x = 798 : 7
C
x = 114

• Antwoord: New York verhandelde 114 miljoen ton, Antwerpen

199 miljoen ton en Rotterdam 444 miljoen ton.


C

Heb je fouten bij deze oefening, begin dan het best bij de oefeningen van de vierhoek.
Heb je geen fouten bij deze oefening, begin dan bij de oefeningen van de zeshoek.

OEFEN
1 Vul de tabel aan.

de som van het het dubbele van een vierde van het getal,
het getal
getal en 4 het getal vermeerderd met 1

2 2+4=6 2·2=4 _1_ · 2 + 1 = 1,5


4
4 4+4=8 2·4=8 1·4+1=2
_
4
−1 −1 + 4 = 3 2 · (− 1) = − 2 1 · (− 1) + 1 = 0,75
_
4
x x+4 2x 1x+1
_
4

2 Noteer de uitspraken in symbolen, waarbij x het onbekende getal voorstelt.

1 | de som van een getal en 4 x+4

2 | het product van een getal en 11 x · 11 of 11x

3 | een derde van een getal _1_ x of _x_


3 3

4 | het verschil van een getal en 10 x − 10

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 93


3 Noteer de uitspraken in symbolen, waarbij x het onbekende getal voorstelt.

1 | het tweevoud van de som van een getal en 4 2(x + 4)

2 | twee meer dan het product van een getal en 11 x · 11 + 2 of 11x + 2

3 | een derde van een getal, verminderd met 1 _1_ x − 1


3

4 | een derde van het verschil van een getal en 10 _1_ (x − 10)
3

4 Schrijf als een vergelijking. De onbekende is onderstreept.

1 | Een vijfde van de leeftijd van Jommeke vermeerderd met 11 is 13 jaar.

_1_ van leeftijd Jommeke + 11 = 13


5
_1_ x + 11 = 13
5

2 | Als je moeder de inhoud van je spaarpot verdubbelt en je vader steekt er 5 euro bij, dan heb
je 30 euro.

2 keer de inhoud spaarpot + 5 = 30

2x + 5 = 30

2
3 | De breuk _
5 is gelijk aan de helft van het getal, vermeerderd met 4.

_2_ = _1_ van het getal + 4


5 2
_2_ = _1_ x + 4
5 2

5 Een vijfde van de leeftijd van Jommeke vermeerderd met 11 is 13 jaar.


Hoe oud is Jommeke?
C
• Keuze onbekende: leeftijd Jommeke = x

• Vergelijking: _1_ x + 11 = 13
5

94 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Vergelijking oplossen: _1_ x = 13 − 11
5
_1_ x = 2
5

x = 2 : _1_
5

x=2·5
C
x = 10
C
• Antwoord: Jommeke is 10 jaar.

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vraagstukken oplossen met een vergelijking 1’ maken op Scoodle.

6 Vul de keuze van de onbekende aan.

keuze van de onbekende

1 | Boas is 12 jaar ouder dan Alicia. leeftijd Alicia = x

leeftijd Boas = x + 12

2 | Twee getallen waarvan de som 20 is. eerste getal = x

tweede getal = 20 − x

3 | Tibo heeft vier snoepjes minder dan aantal snoepjes Karim = x


Karim en Dario heeft er drie keer zoveel
aantal snoepjes Tibo = x−4
als Karim.
aantal snoepjes Dario = 3x

4 | Op een festival zijn 12 450 meisjes en aantal meisjes = x


jongens aanwezig.
aantal jongens = 12 450 − x

5 | Fanny is 25 jaar jonger dan Marcel. leeftijd Fanny = x

leeftijd Marcel = x + 25

6 | Twee opeenvolgende gehele getallen. eerste getal = x

tweede getal = x + 1

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 95


7 • Vul de keuze van de onbekende aan.
• Stel de vergelijking op.

1 | Nea heeft een kooi met 64 distelvinken en appelvinken. Er zijn 3 keer zoveel appelvinken als
distelvinken. Hoeveel vinken van elke soort heeft Nea?

• Keuze onbekende: aantal distelvinken = x

aantal appelvinken = 3x OF 64 − x

• Vergelijking: x + 3x = 64 OF 3x = 64 − x

2 | Op een bus zitten 72 mensen. Er zitten vijf keer zoveel vrouwen als mannen op de bus.
Hoeveel mannen zitten er op de bus?

• Keuze onbekende: aantal mannen = x

aantal vrouwen = 5x OF 72 − x

• Vergelijking: x + 5x = 72 OF 72 − x = 5x

3 | De omtrek van een rechthoek is 32 cm. De breedte is de helft van de lengte. Hoe lang zijn de
lengte en breedte?

• Keuze onbekende: breedte = b

lengte = 2b OF 16 − b

• Vergelijking: 2(b + 2b) = 32 OF b = (16 − b) : 2

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vraagstukken oplossen met een vergelijking 2’ maken op Scoodle.

8 • Vul voor elk vraagstuk de onbekende en de vergelijking aan.


• Kies twee vraagstukken en los ze op.

1 | Wanneer je een getal vermeerdert met 20 %, krijg je 157,2.


Over welk getal gaat het?

• Keuze onbekende: het getal = x


C
• Vergelijking: 1,2x = 157,2

(Vermeerderen met 20% is hetzelfde als

vermenigvuldigen met 1,2.)

96 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Vergelijking oplossen: x = 157,2 : 1,2
C
x = 131

• Antwoord: Het getal is 131.


C

2 | Fien koopt een boek van 20,99 euro, twee dezelfde schriften en een balpen van 2,99 euro.
Ze moet 30,96 euro betalen.
Hoeveel kost één schrift?

• Keuze onbekende: prijs schrift = x


C
• Vergelijking: 20,99 + 2x + 2,99 = 30,96

• Vergelijking oplossen: 2x = 30,96 − 20,99 − 2,99

2x = 6,98

x = 6,98 : 2
C
x = 3,49

• Antwoord: Eén schrift kost 3,49 euro.


C

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 97


3 | Sterre koopt 4 tickets voor de bioscoop en betaalt met een briefje van 50 euro.
Ze krijgt 16 euro terug.
Hoeveel kost één bioscoopticket?

• Keuze onbekende: prijs bioscoopticket = x


C
• Vergelijking: 50 − 4x = 16

• Vergelijking oplossen: − 4x = 16 − 50

− 4x = − 34

x = − 34 : (− 4)
C
x = 8,5

• Antwoord: Eén bioscoopticket kost 8,50 euro.


C

4 | Een rechthoek heeft een breedte van 12 cm en een omtrek van 84 cm.
Wat is de lengte van de rechthoek?

• Keuze onbekende: lengte = x


C
• Vergelijking: 2(12 + x) = 84

• Vergelijking oplossen: 24 + 2x = 84

2x = 84 − 24

2x = 60

x = 60 : 2
C
x = 30

• Antwoord: De lengte is 30 cm.


C

98 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


9 • Vul voor elk vraagstuk de onbekende en de vergelijking aan.
• Kies twee vraagstukken en los ze op.

1 | Janina is 5 jaar jonger dan haar broer Marcin. Samen zijn ze 31 jaar.
Hoe oud zijn Janina en Marcin?

• Keuze onbekende: leeftijd Marcin = x

leeftijd Janina = x − 5

• Vergelijking: x + x − 5 = 31
C

• Vergelijking oplossen: x + x = 31 + 5

2x = 36

x = 36 : 2
C
x = 18
C
• Antwoord: Janina is 13 jaar en Marcin is 18 jaar.

2 | In de drankautomaat op school zitten 69 flesjes water. Er zijn dubbel zoveel flesjes gewoon
water als flesjes water met een fruitsmaak.
Hoeveel flesjes gewoon water en hoeveel met een fruitsmaak zitten er in de drankautomaat?

• Keuze onbekende: aantal flesjes water met fruitsmaak = x

aantal flesjes gewoon water = 2x


C
• Vergelijking: x + 2x = 69

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 99


• Vergelijking oplossen: 3x = 69

x = 69 : 3
C
x = 23

• Antwoord: Er zitten 23 flesjes water met een fruitsmaak en 46 flesjes

met gewoonwater in de drankautomaat.


C

3 | Het hoogste gebouw ter wereld, de Burj Khalifa, is 72 m minder hoog dan het zesvoud van de
hoogte van het hoogste gebouw van België, de Zuidertoren. Samen zijn ze 978 m hoog.
Hoe hoog zijn beide gebouwen?

• Keuze onbekende: hoogte Zuidertoren = x

hoogte Burj Khalifa = 6x − 72


C
• Vergelijking: x + 6x − 72 = 978

• Vergelijking oplossen: x + 6x = 978 + 72

7x = 1 050

x = 1 050 : 7
C
x = 150

• Antwoord: De Zuidertoren is 150 m hoog en de Burj Khalifa 828 m.

100 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


4 | De jeugdraad koopt voor de vergaderzaal een nieuwe tafel met 12 stoelen voor 1 290 euro.
De tafel kost 250 euro meer dan één stoel.
Hoeveel kost één stoel en hoeveel kost de tafel?

• Keuze onbekende: prijs stoel = x

prijs tafel = x + 250


C
• Vergelijking: 12x + x + 250 = 1 290

• Vergelijking oplossen: 12x + x = 1 290 − 250

13x = 1 040

x = 1 040 : 13
C
x = 80

• Antwoord: Eén stoel kost 80 euro en de tafel kost 330 euro.


C

10 Vraagstukken komen in verschillende vormen voor. Er zijn vraagstukken met


één gevraagd getal en er zijn vraagstukken waar verschillende getallen gevraagd worden.
De volgende vraagstukken zijn verschillend qua verhaal, maar je lost ze volgens dezelfde
methode op.

1 | Ludwig koopt 37 sandwiches en pistolets. Eén sandwich kost 0,65 euro en één pistolet kost
0,75 euro. Hij betaalt 26,15 euro.

• Keuze onbekende
Vul de tabel aan.

aantal sandwiches 12 5 21 x

aantal pistolets 37 – 12 = 25 37 – 5 = 32 37 – 21 = 16 37 − x

totaal 37 37 37 37

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 101


• Vergelijking
Vul de tabel aan.

aantal prijs per stuk (€) totale prijs (€)

sandwiches x 0,65 0,65x

pistolets 37 − x 0,75 0,75(37 − x)

totaal 37 26,15

Stel op basis van de laatste kolom de vergelijking op.


C
0,65x + 0,75(37 − x) = 26,15

2 | De familie Deveuster gaat met 11 personen naar het theater en betaalt aan de kassa
124 euro. Een volwassene betaalt 14 euro en een kind 8 euro.
Met hoeveel volwassenen en kinderen gaat de familie naar het theater?

• Keuze onbekende: aantal volwassenen = x

aantal kinderen = 11 − x

• Vergelijking
Vul de tabel aan.

aantal eenheidsprijs (€) totale prijs (€)

volwassenen x 14 14x

kinderen 11 − x 8 8(11 − x)

totaal 11 124

Stel op basis van de laatste kolom de vergelijking op.


C
14x + 8(11 − x) = 124

102 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Vergelijking oplossen: 14x + 88 − 8x = 124

14x − 8x = 124 − 88

6x = 36

x = 36 : 6
C
x=6
C
• Antwoord: De familie gaat met 6 volwassenen en 5 kinderen

naar het theater.

3 | Op de parking van een school staan 37 auto’s en fietsen. De leerlingen tellen 98 wielen.
Hoeveel auto’s en fietsen staan er op de parking?

• Keuze onbekende: aantal auto’s = x

aantal fietsen = 37 − x

• Vergelijking
Vul de tabel aan.

aantal wielen per totaal aantal


aantal voertuigen
voertuig wielen
auto x 4 4x

fiets 37 − x 2 2(37 − x)

totaal 37 98

Stel op basis van de laatste kolom de vergelijking op.


C
4x + 2(37 − x) = 98

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 103


• Vergelijking oplossen: 4x + 74 − 2x = 98

4x − 2x = 98 − 74

2x = 24

x = 24 : 2
C
x = 12

• Antwoord: Er staan 12 auto’s en 25 fietsen op de parking.


C

4 | Op een manege zijn er in totaal 104 amazones en paarden. Er lopen 338 benen rond.
Hoeveel amazones en paarden zijn er?

• Keuze onbekende: aantal amazones = x

aantal paarden = 104 − x

• Vergelijking
Vul de tabel aan.

aantal benen totaal aantal


aantal
per mens/dier benen
amazones x 2 2x

paarden 104 − x 4 4(104 − x)

totaal 104 338

Stel op basis van de laatste kolom de vergelijking op.


C
2x + 4(104 − x) = 338

104 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Vergelijking oplossen: 2x + 416 − 4x = 338

− 2x = 338 − 416

− 2x = − 78

x = − 78 : (− 2)
C
x = 39

• Antwoord: Er zijn 39 amazones en 65 paarden op de manege.


C

Heb je nog fouten bij , dan kun je ‘Vraagstukken oplossen met een vergelijking 3’ maken op Scoodle.

11 1 | Moeke is 80 jaar, haar dochter is 59 jaar.


Hoeveel jaar geleden was moeke dubbel zo oud als haar dochter?

• Keuze onbekende: aantal jaar geleden = x

• Vergelijking
Vul de tabel aan.

leeftijd nu leeftijd x jaar geleden

moeke 80 80 − x

dochter 59 59 − x

Stel op basis van de laatste kolom de vergelijking op als je weet dat moeke op dat
moment dubbel zo oud is als haar dochter.
C
80 − x = 2(59 − x)

• Vergelijking oplossen: 80 − x = 118 − 2x

− x + 2x = 118 − 80
C
x = 38

• Antwoord: 38 jaar geleden was moeke dubbel zo oud als haar dochter.
C

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 105


2 | Birthe is 14 jaar. Haar broer is 8 jaar.
Over hoeveel jaar zijn Birthe, haar tweelingzus en haar broer samen 66 jaar?

• Keuze onbekende: aantal jaar in de toekomst = x

• Vergelijking:
leeftijd over
leeftijd nu
x jaar

Birthe 14 14 + x

zus 14 14 + x

broer 8 8+x

C
14 + x + 14 + x + 8 + x = 66

• Vergelijking oplossen: x + x + x = 66 − 14 − 14 − 8

3x = 30

x = 30 : 3
C
x = 10

• Antwoord: Over 10 jaar zijn ze samen 66 jaar.


C

12 Los de vraagstukken op een afzonderlijk blad op.


1 | In de spaarpot van Kjell zitten stukken van € 1 en € 0,50. In totaal zitten er
17 muntstukken in. Samen zijn ze 12,50 euro waard.
Hoeveel stukken van elke soort zitten er in de spaarpot?

• Antwoord: Er zitten 8 stukken van 1 euro en 9 stukken van 0,50 euro in


C
de spaarpot.

106 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


2 | Bij de selectie voor een nieuwe trainer van de jeugdbasketbalploeg zijn er vier kandidaten.
Ouders en spelers mogen hun stem uitbrengen. In totaal zijn er 53 stemmen uitgebracht.
Yara heeft 1 stem meer gekregen dan Sofie. Sofie heeft 3 keer zoveel stemmen gekregen als
Joris. Tyric heeft dubbel zoveel stemmen gekregen als Sofie.
Hoeveel stemmen heeft elke kandidaat gekregen?
C
• Antwoord: Joris heeft 4 stemmen gekregen, Yara 13, Sofie 12

en Tyric 24.

3 | In Australia Zoo in Beerwah zitten 135 struisvogels en kangoeroes. De bewaker telt in totaal
356 poten.
Hoeveel struisvogels en hoeveel kangoeroes zijn er?
C
• Antwoord: Er zijn 92 struisvogels en 43 kangoeroes.

4 | Roger wil een bedrag onder zijn kleinkinderen verdelen. Geeft hij aan elk kleinkind 5 euro,
dan heeft hij 2 euro over. Geeft hij aan elk kleinkind 6 euro, dan heeft hij 1 euro te kort.
Hoeveel kleinkinderen zijn er?
C
• Antwoord: Er zijn 3 kleinkinderen.

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 107


13 Diophantus’ jeugd maakte een zesde van zijn leven uit. Een twaalfde van zijn leven later
kreeg hij een baard. Een zevende van zijn leven later trouwde hij. Vijf jaar na zijn huwelijk
werd zijn zoon geboren. De zoon werd maar half zo oud als Diophantus zelf. Diophantus
overleed vier jaar na zijn zoon.
Hoe oud werd Diophantus?

• Keuze onbekende: leeftijd Diophantus bij zijn dood = x


C
• Vergelijking: 1x+_
_ 1 x+_
1x+5+_
1x+4=x
6 12 7 2

• Vergelijking oplossen: 1x+_


_ 1 x+_
1x+_
1 x − x = −5 − 4
6 12 7 2
14 x + _
_ 7 x+_
12 x + _ 84 x = − 9
42 x − _
84 84 84 84 84
−9 x = −9
_
84
−9
x = −9 : _
84
84
x=9·_
9
C
x = 84
C
• Antwoord: Diophantus werd 84 jaar.

14 De leerlingenraad organiseert een fuif op school. Voor het draaien van muziek moet er
een dj ingehuurd worden. De raad contacteert twee dj’s.
De eerste dj rekent 25 euro per uur en een vaste vergoeding van 76 euro aan.
De tweede dj rekent 19 euro per uur en een vaste vergoeding van 100 euro aan.
Na hoeveel uur muziek zou de leerlingenraad aan beide dj’s evenveel moeten betalen?

108 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


1 | Los het probleem op met een tabel.
• Vul de tabel aan.

aantal
1 2 3 4 5 6
uren

prijs dj 1 101 126 151 176 201 226

prijs dj 2 119 138 157 176 195 214

• Na hoeveel uur muziek zou de leerlingenraad aan beide dj’s evenveel moeten betalen?

na 4 uur

2 | Je kunt dit ook met grafieken oplossen.


• Teken beide grafieken.
240
prijs (euro)

220
dj 1
200 dj 2

180

160

140

120

100

80

60

40

20

0 1 2 3 4 5 6
tijd (uur)
• Duid aan waar je het aantal uren terugvindt waarbij je aan beide dj’s evenveel zou
betalen.

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 109


3 | Los op met een vergelijking.
• Keuze onbekende: aantal uren waarbij de prijs gelijk is = x
C
Vergelijking: 25x + 76 = 19x + 100

Vergelijking oplossen: 25x − 19x = 100 − 76

6x = 24

x = 24 : 6
C
x=4
C
Antwoord: Bij vier uur is de prijs gelijk.

4 | De fuif zal duren van 20.00 u. tot 02.00 u.

Welke dj moet de leerlingenraad dan kiezen? Bij zes uur is dj 2 de goedkoopste.

15 De oppervlakte van het parallellogram is gelijk aan de oppervlakte van de driehoek.


Wat is de oppervlakte van de rechthoek?

x
4

x–1

2x + 1

110 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


• Los op met een vergelijking.

Onbekende: hoogte parallellogram = x


C
Vergelijking: 6x = 4 · 9 : 2

Vergelijking oplossen: 6x = 18

x = 18 : 6
C
x=3

Oppervlakte rechthoek: lengte: 2 · 3 + 1 = 7

breedte: 3 − 1 = 2

A=2·7

= 14
C
Antwoord: De rechthoek heeft een oppervlakte van 14 cm².

Wil je meer uitdaging, dan kun je ‘Vraagstukken oplossen met een vergelijking 4’ maken op Scoodle.

3 Vraagstukken oplossen met een vergelijking 111


112
VERGELIJKING

• onderdelen • oplossing
vergelijking 4 is een oplossing van 2x + 3 = 5x − 9
(LL) linkerlid
want:
LL: 4 ∙ 2 + 3 RL: 5 ∙ 4 − 9
2x + 3 = 5x − 9 = 11 = = 11

rechterlid (RL)
onbekende
gelijkheidsteken

VERGELIJKINGEN EN VRAAGSTUKKEN

MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


WERKEN MET FORMULES

• waarde grootheid berekenen p = 2​(l + b)​ met p = 20 en b = 4


VERGELIJKINGEN OPLOSSEN MET DE BALANSMETHODE 1 Vul de gegevens in. 20 = 2​(l + 4)​
2 Los de vergelijking op. 20 = 2l + 8
x+a=b ax = b 20 − 8 = 2l
x−8=2 5x = 30 12 = 2l
x=2+8 x = 30 : 5 12 : 2 = l
x = 10 x=6 6=l

•• formules
formules omvormenomvormen
• vergelijking oplossen 2​
(1,5x − 1)​= 5x − 6
Pas de technieken
Pas de technieken van van het
het oplossen
oplossen van
van vergelijkingen
vergelijkingen toe.
toe.
1 Werk de haakjes weg. 3x − 2 = 5x − 6
p = (
2​ l + b)​ omvormen naar l
2 Werk de termen met de onbekende weg uit het ene lid. 3x − 5x = − 6 + 2 p = 2​(l + b)​omvormen naar l
2​
((l + b))​ = p
2​ l+b​=p
Werk de termen zonder onbekende weg uit het andere lid. −2x = −4
2l
2l ++ 2b
2b == p p
3 Herleid tot een vergelijking van de vorm ax = b. x = −4 : (−2)
2l = p
2l = p −− 2b 2b
4 Bereken x. x=2
ll == (p −
(p − 2b)
2b) :: 22

VRAAGSTUKKEN
WAT HEB JE GELEERD?
1 Controleer of 7 een oplossing van de vergelijking is.
1 | 2x − 14 = 0

LL: 2 · 7 − 14 RL: 0
=
=0

Het getal 7 is een oplossing van de vergelijking.

2 | 3x + 31 = 4(2x − 1)

LL: 3 · 7 + 31 RL: 4(2 · 7 − 1)


=
= 52 = 52

Het getal 7 is een oplossing van de vergelijking.

1
3 | 26 = _
7 s + 19

LL: 26 1 · 7 + 19
RL: _
7

= 20

Het getal 7 is geen oplossing van de vergelijking.

4 | p + 6p = 42

LL: 7 + 6 · 7 RL: 42

= 49

Het getal 7 is geen oplossing van de vergelijking.

Controleren of een getal een oplossing van een vergelijking is.

113
2 Los de vergelijkingen op.

1 | 18x − 3 = − 33 + 3x 3 | 3x + 5 = 2x − 3

18x − 3x = − 33 + 3 3x − 2x = −3 − 5

15x = − 30 x = −8

x = − 30 : 15 LL: 3 ∙ (−8) + 5 = −19

x = −2 RL: 2 ∙ (−8) − 3 = −19

LL: 18 · (− 2) − 3 = − 39

RL: − 33 + 3 · (− 2) = − 39

2 | 6 − 2(x − 7) = 13 4 | x + 10 + 3x = −2(10x − 1)

6 − 2x + 14 = 13 x + 10 + 3x = −20x + 2

− 2x = 13 − 6 − 14 x + 3x + 20x = 2 − 10

− 2x = − 7 24x = −8

x = − 7 : (− 2) x = −8 : 24

x = 3,5 x = − _1_
3

LL: 6 − 2(3,5 − 7) = 13 LL: − _1_ + 10 + 3 ∙ (− _1_) = ___


26
3 3 3

RL: 13 RL: −2 [10 ∙ (− _1_) −1] = ___


26
3 3

Vergelijkingen die herleidbaar zijn tot de vorm ax = b oplossen.

114 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


3 Een cilinder met een volume van 120 cm³ heeft een grondoppervlakte van 24 cm². De formule
voor het volume van een cilinder is V = Agrondvlak · h.
• Bereken de hoogte van de cilinder.

120 = 24 · h

120 : 24 = h

5=h

De cilinder is 5 cm hoog.

Een grootheid uit een formule berekenen.

V 4 Vorm de formule voor de omtrek van een rechthoek p = 2(l + b) om naar b.

2(l + b) = p

2l + 2b = p

2b = p − 2l

b = (p − 2l) : 2

Formules omvormen. V

115
5 Los op met een vergelijking.
1 | Bij een taxibedrijf betaal je 12 euro vaste instapkosten en een prijs per kilometer. Voor een
taxirit van 28 km betaal je 66,60 euro.
Wat is de prijs per kilometer?

• Keuze onbekende: prijs per kilometer = x


C
• Vergelijking: 12 + 28x = 66,6

• Vergelijking oplossen: 28x = 66,6 − 12

28x = 54,6

x = 54,6 : 28
C
x = 1,95
C
• Antwoord: Je betaalt 1,95 euro per kilometer.

1
2 | De oppervlakte van Zimbabwe is 38 743 km² minder dan _ 4 van de oppervlakte van Alaska.
De totale oppervlakte van Alaska en Zimbabwe is 2 108 757 km².
Hoe groot is de oppervlakte van beide plaatsen?

• Keuze onbekende: oppervlakte Alaska = x

1
oppervlakte Zimbabwe = _
4 x − 38 743
C
• Vergelijking: 1 x − 38 743 = 2 108 757
x+_
4

• 1 x = 2 108 757 + 38 743


Vergelijking oplossen: x + _
4

1,25x = 2 147 500

x = 2 147 500 : 1,25


C
x = 1 718 000

• Antwoord: Alaska heeft een oppervlakte van 1 718 000 km² en


C
Zimbabwe een van 390 757 km².

Vraagstukken oplossen met een vergelijking.

Heb je nog fouten gemaakt? Op Scoodle vind je extra oefeningen bij deze module.

116 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


UITBREKER
Een insectenhotel is onderverdeeld in aparte ruimtes.
Elke ruimte is speciaal ingericht zodat er verschillende
soorten insecten in komen wonen. In het bovenste
gedeelte met de ronde gaatjes zitten metselbijen. Het
vak met de dennenappels is ideaal voor spinnen. Anna
heeft enkele insectenhotels in de tuin staan.

Als Anna alle spinnen en bijen samenneemt, telt ze


152 koppen en 1 120 poten.
Hoeveel spinnen en bijen zitten er in de insectenhotels?

We lossen het raadsel van Anna’s insectenhotels


opnieuw op, maar nu met een vergelijking.

• Vul de tabel aan.

aantal aantal poten per dier aantal poten

spinnen x 8 8x

bijen 152 − x 6 6(152 − x)

totaal 152 1 120

C
• Vergelijking: 8x + 6(152 − x) = 1 120

• Vergelijking oplossen: 8x + 912 − 6x = 1 120

8x − 6x = 1 120 − 912

2x = 208

x = 208 : 2
C
x = 104

• Antwoord: Er zitten 104 spinnen en 48 bijen in de insectenhotels.


C

117
HERHALING
1 Controleer of het getal − 2 een oplossing van de vergelijking is.
1 | 4x + 8 = 0

2 | 2​(x + 1)​= 3x

2 Los de vergelijkingen op.


1 | − 3x = 7x + 21 5 | 9x = 42 + 2x
1 1
2 | ​13 − 8x = 4x + 1​ 6 | ​9x + ​_ _
3 ​= 9 + ​3 ​  x​
1
3 | 12x + 5 = 3x − 28 − 2x 7 | ​_
2 ​  x + 4 − 2x = x + 1
4 | 7 + 2t + 1 = 4t 8 | − 8 = 5 + 3p + 1

3 • Stel de vergelijking op.


• Controleer of de oplossing een oplossing van je vergelijking is.

1 | Het drievoud van de som van mijn leeftijd en die van mijn tweelingbroer is 78 jaar.
Hoe oud ben ik?
Antwoord: Ik ben 13 jaar oud.
2 | De som van een getal en het dubbele van dat getal is 27.
Wat is het getal?
Antwoord: Het getal is 9.

2 4 Bereken de waarde van de gevraagde grootheid.

1 | De hoogte van een driehoek is 4 cm en de oppervlakte is 10 cm². Hoe lang is de basis?


2 | De basis van een parallellogram is 12 cm en de oppervlakte is 54 cm². Wat is de hoogte?
3 | Een gelijkbenige driehoek heeft een basis van 3 cm en een omtrek van 17 cm. Hoe lang is
een been?
4 | Een cirkel heeft een omtrek van 12,25 cm. Hoe lang is de straal? Rond af op 0,01 cm.

b·h
Tip! ​Adriehoek
​ ​​ = _
​ 2 ​  ​ A​parallellogram​​ = b · h  ​p​gelijkbenige driehoek​​= basis + 2 · been  ​p​cirkel​​ = 2rπ

118 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken


5 Vorm de formule om naar de gevraagde grootheid.
b·h
1 | ​Adriehoek
​ ​​ = _
​ 2 ​ naar b

2 | ​Aparallellogram
​ ​​ = b · h naar h

3 | ​pgelijkbenige
​ driehoek
​​ = a + 2 · b naar het been b

4 | ​pcirkel
​ ​​ = 2rπ naar r

6 Los de vergelijkingen op.

1 | 2(2x − 1 ) + 1 = 4

2 | − 3​(− 4 + 2x)​= 1 + 3​(x + 1)​

3 | 3 − ​(4g − 1)​+ 8 = 2g

4 | 14 + 2s = 2 − 2​(3s − 1)​

7 • Noteer de keuze van de onbekende.


• Stel de vergelijking op.

1 | Twee getallen waarvan het ene dubbel zo groot is als het andere.
De som van de twee getallen is 39.
Wat zijn de getallen?
2 | Twee getallen waarvan de som 35 is.
Het ene getal is 2 meer dan het andere getal.
Wat zijn de getallen?
3 | Arthur is 4 jaar ouder dan Emma.
Samen zijn ze 36 jaar.
Hoe oud zijn Arthur en Emma?
4 | Op een sportkamp zijn er 10 jongens minder dan meisjes.
Op het sportkamp zijn er 146 jongens en meisjes.
Hoeveel jongens en hoeveel meisjes zijn er?
5 | Gabriël heeft dit seizoen 5 goals meer gemaakt dan Noa en Lucas heeft 2 keer zoveel goals
gemaakt als Noa.
De jongens hebben samen 45 goals gemaakt.
Hoeveel goals heeft elke jongen gemaakt?
6 | Een breuk waarvan de teller 4 meer is dan de noemer.
De teller is het drievoud van de noemer.
Wat is de teller en wat is de noemer van de breuk?

119
8 Los de vraagstukken op met een vergelijking.

1 | Het viervoud van een getal vermeerderd met 13 is 65.


Over welk getal gaat het?
2 | In de fruitschaal liggen bananen, appels en kiwi’s. In totaal zijn er 18 stukken fruit. Er liggen
dubbel zoveel appels als kiwi’s in de schaal. Het aantal bananen is 2 meer dan het aantal
kiwi’s.
Hoeveel stukken fruit van elke soort liggen er in de schaal?
3 | Juliette, Mona en Luis leggen de inhoud van hun spaarpotten bij elkaar. Zo hebben ze
56,25 euro. Mona bezit het dubbele van Juliette. Juliette heeft 6,05 euro minder dan Luis.
Hoeveel hadden ze elk in hun spaarpot?
4 | Drie opeenvolgende gehele getallen zijn samen 105.
Wat zijn de getallen?
3
5 | Aan een loopwedstrijd nemen 595 sportievelingen deel. Het aantal vrouwen is ​_ 4 ​van het
aantal mannen.
Hoeveel mannen nemen deel aan de loopwedstrijd?
6 | Vader Emirhan, zoon Imraan en dochter Selin zijn samen 72 jaar. Emirhan is 8 jaar ouder dan
het dubbele van zijn zoon. Imraan is 4 jaar ouder dan Selin.
Hoe oud is Selin?

9 • Stel de vergelijking op met behulp van een tabel.


• Los het vraagstuk op.

1 | Een beeldhouwwerk is opgebouwd uit 34 balken en piramides. De piramides hebben een


vierkant grondvlak. De beeldhouwer telt 224 hoekpunten.
Hoeveel balken en hoeveel piramides zijn er?

aantal figuren aantal hoekpunten

balken

piramides

totaal

2 | Er kopen 3 564 mensen een toegangsticket voor een veldrit. Voor een toegangsticket betalen
volwassen 15 euro en kinderen 5 euro. De opbrengst van de toegangstickets is 40 410 euro.
Hoeveel volwassenen en hoeveel kinderen hebben een ticket gekocht?

aantal inkomsten

volwassenen

kinderen

totaal

120 MODULE A2 Vergelijkingen en vraagstukken

You might also like