Professional Documents
Culture Documents
D55 B5 6C=3B95A
D55 B5 5= =B29=45= 9= 613B 5=
( 565=9=75= ,
) AA9=75= .
1. VEELTERMFUNCTIES
Een veeltermfunctie is een reële functie die een veelterm in x (= een veelterm met minstens 1 x)
als voorschrift heeft.
De grootste exponent die voorkomt in de veelterm (na wegwerken van de haakjes), bepaalt de
graad van de functie.
Voorbeelden:
f: y = x - 5 eerstegraadsfunctie
f: y = x² -5x + 3 tweedegraadsfunctie
f: y = x³ + 6x² + 5 derdegraadsfunctie
f: y = x4 - 8 vierdegraadsfunctie
L 0 ]( J M GGJ L TI O
Functiewaardetabel
Maak de tabel. Kies enkele waarden kleiner en groter dan 0.
Vul die waarden van klein naar groot in in de tabel.
Bereken voor elke waarde het beeld door de functie en noteer het in de tabel.
Grafiek
Met rekenmachine.
Domein
ℝ
Bereik
afhankelijk van de graad
oneven graad→ ℝ
2de graad→ interval (zie hoofdstuk tweedegraadsfuncties)
4de, 6de,... graad → interval (aflezen van grafiek)
Voorbeeld:
( (
] − ]+
-
We stellen elke factor (met een x) gelijk aan 0 en lossen de vergelijking op:
x–2=0
x=2
x2 + 2x – 8 = 0
D = 4 – (4 . 1 . – 8) = 36
] =
− + (+ √ = ] =
√
− − (+
=−)
We vinden 2 verschillende oplossingen nl. 2 en -4. Dit zijn de nulwaarden van de functie.
Tekenverloop
Om de nulwaarden te vinden, hebben we de veelterm ontbonden. We vonden:
(
(
] − ]+ = ( ] − ) (] + ] −-)
- -
Maak een tabel met 6 kolommen en 4 rijen:
• in de eerste kolom noteer je:
– in de eerste rij: x
– in de tweede rij: de eerste factor met een x erin → (x – 2)
– in de derde rij: de tweede factor met een x erin → (x2 + 2x – 8)
– in de vierde rij: y
• in de derde kolom noteer je in de bovenste rij de kleinste nulwaarde
• in de vijfde kolom noteer je in de bovenste rij de grotere nulwaarde
x -4 2
(x - 2)
(x² + 2x - 8)
y
x -4 2
(x - 2) - - - 0 +
(x² + 2x - 8)
y
x -4 2
(x - 2) - - - 0 +
(x² + 2x - 8) + 0 - 0 +
y
In de vierde rij tenslotte, noteren we het product van de hogere rijen (behalve de eerste).
tweede kolom: – (tweede rij) . + (derde rij) = –
derde kolom: – (tweede rij) . 0 (derde rij) = 0
vierde kolom: – (tweede rij) . – (derde rij) = +
vijfde kolom: 0 (tweede rij) . 0 (derde rij) = 0
zesde kolom: + (tweede rij) . + (derde rij) = +
x -4 2
(x - 2) - - - 0 +
(x² + 2x - 8) + 0 - 0 +
y - 0 + 0 +
x -2 2
y 4 ↘ 0
4 L TI O OPM OT F a E T OT F aE
4 L TI O JGGR OT F E
4 L TI O H O T SG]OS S
OT TR )
4 L TI O H O T SOTOS S OT
TR
Symmetrie
Een derdegraadsfunctie heeft een symmetriemiddelpunt. Je vindt het als volgt:
• neem de coördinaten van de twee extrema
• schets een x-as en duid de argumenten van de extrema daarop aan
• zoek op de x-as het punt dat exact tussen die twee argumenten ligt
• dit punt is het argument van je symmetriemiddelpunt
• zoek het beeld van dit punt door de functie en je hebt de coördinaat van je symmetriemiddelpunt
De regel van Horner is een methode om veeltermen te delen door de tweeterm (x – a).
Dit maakt het mogelijk om veeltermen van een graad hoger dan 2 te ontbinden in factoren. Het
resultaat is dan (x – a) . (quotiënt → een veelterm die 1 graad lager is).
Uitgewerkt voorbeeld
Stap 1:
Schrijf de termen van de veelterm in de juiste volgorde => van term met de grootste exponent naar
term met de kleinste exponent.
x³ - x + 6
Stap 2:
Ga na of er termen ontbreken => de dalende rij exponenten mag niet worden onderbroken. Als er
eentje ontbreekt, voeg je hem toe met 0 als coëfficiënt.
x³ + 0x² - x + 6 (x = x1)
Stap 3:
Teken een tabel met 3 rijen en 5 kolommen.
Algemeen: aantal kolommen = grootste exponent + 2. Het aantal rijen is altijd 3.
Schrijf de coëfficiënten van elke term in de juiste volgorde in de eerste rij, maar laat het eerste
vakje open.
Schrijf het getal waardoor je gaat delen in de tweede rij van de eerste kolom. Dit getal is de ‘a’ van
term (x - a). (x + 2) = (x - (- 2))
1 0 -1 6
-2
1 0 -1 6
-2 -2 4 -6
1 -2 3 0
Stap 5:
Noteer alle cijfers (behalve de 0 op het einde) en zet er overal een x bij.
Neem de hoogste exponent van de opgave en trek daar 1 vanaf. Dit is de exponent van het meest
linkse getal. Doe voor de exponent van het getal rechts daarvan nog eens -1 en zo verder tot 0.
1–2+3
1x – 2x + 3x
1x 2 – 2x1 + 3x0
Hoe vind je a?
Rangschik de termen en kijk naar de laatste term.
Normaal gezien is dat een gewoon getal (dus zonder x). Als dat niet zo is, moet je een x buiten de
haakjes plaatsen.
Noteer alle mogelijke gehele delers van dat getal (de positieve en de negatieve).
Pas de regel van Horner toe met elk getal tot je een 0 uitkomt op het einde.
Het getal waarbij je helemaal op het einde 0 uitkomt (= geen rest), is je a.
1 en -1 zijn altijd delers van dat getal. Er is een snelle manier om na te gaan of de veelterm deel-
baar is door (x-1) of (x+1). Begin hier altijd mee. Zijn 1 of -1 niet geschikt, kan je naar de andere
delers kijken.
voorbeeld: x³ + 2x - 3 → 1 + 2 - 3 = 0
De som van de coëfficiënten is gelijk aan 0, dus de veelterm is deelbaar door (x - 1).
Krijg je twee keer dezelfde uitkomst, dan is de veelterm deelbaar door (x + 1).
BOV
: SU 8U T [URR JOM TT T U VG T SGG P GT OPJ VG T S J TSGINOT
DU J L TI O OT T U J T R GG J T : GT T [GT JO T R GG J T M H O T GR G
3. OEFENINGEN
Oefening 4:
Bereken de nulwaarden en bespreek het tekenverloop.
(
1) = (] ]) 6) =−] ( ]
2) = ]( +] + ] 7) = ]( (] +
3) =−] ( + (] 8) = ]( (] +
(
4) = / (+ ( ]( +(] )] + ) 9) = / . (] (] + (] )
(
] 10) =( ] ) (]+ )
5) y = +]
(
Oefening 5:
Construeer de grafiek met de TI84.
Bespreek daarna: domein, bereik, stijgen, dalen, extrema en symmetrie.
8) =] ) −-] +, * 14) =] ( ]− )( ]− )
2) =] (− ]− ]+(
) ( ( )
9) =−] +)] + * 15) = ] −]
3) =)] −] (
)
10) =−] + ] − * 16) =] − +]
4) =)]−](
) (
11) =] +] − * 17) =] − ] +)]+
5) =] ( −] −+]
) (
12) =−] +)] +] 18) = ] −]
6) =(]− ) (]−()
Oefening 1
1) (x-2) of (x-3) of (x-4)
2) (x-1) of (x+2) of (x-3)
3) (x+3)
4) (x-2) of (x+1)
Oefening 2
1) (x + 1) (x – 2) (x – 3)
2) (x – 1) (x – 2) (x + 4)
3) (2x + 1) (x – 1) (x + 1)
4) (3x – 1) (2x – 1) (x – 2)
5) (x – 1)2 (x + 2)
6) x (5x – 2) (5x + 1)
Oefening 3
1) -3 / − /
2) -3 / -1.5 / + 0,5
3) -2 / -1 / 2
4) -2
5) -1
6) -2 / -1 / 1 / 2
7) -2 / -1 / 2
8) 2
Oefening 4
1) nulwaarden: − ( /0/ (
tekenverloop:
- de functie is positief in ] − ( ,0[ en ] ( , +∞[
- de functie is negatief in ]-∞, − ( [ en ]0, ( [
2) nulwaarde: 0
tekenverloop:
- de functie is positief in ]0, +∞[
- de functie is negatief in ]-∞, 0[
3) nulwaarde: − ( / 0 / (
tekenverloop:
- de functie is positief in ]-∞, − ( [ en ]0, ( [
- de functie is negatief in ] − ( , 0[ en ] ( , +∞[
5) nulwaarde: 0
tekenverloop:
- de functie is negatief in ]−∞ ,0[
- de functie is positief in ]0,∞ [
6) nulwaarden: -1 / 0
tekenverloop:
- de functie is positief in ]−∞ , -1[
- de functie is negatief in ]-1,0[ en ]0,−∞ [
7) nulwaarden:
− ( /1/
(
tekenverloop:
- de functie is negatief in ]-∞, − ( [ en ]1, ( [
- de functie is positief in ] − ( ,1[ en ] ( ,+∞[
8) nulwaarden: -2 / 1
tekenverloop:
- de functie is negatief in ]-∞,-2[
- de functie is positief in ]-2,1[ en ]1,+∞[
9) nulwaarde: 1
tekenverloop:
- de functie is positief in ]-∞,1[
- de functie is negatief in ]1,+∞[
10) nulwaarden: -1 / 2
tekenverloop:
- de functie is negatief in ]-∞,-1[
- de functie is positief in ]-1,2[ en ]2,+∞[
symmetrie:
Derdegraadsfunctie. Er is een symmetriemiddelpunt exact tussen de extrema. De coördinaat van
het symmetriemiddelpunt is (0,4).
2. domein: ℝ bereik:ℝ
symmetrie:
Derdegraadsfunctie. Er is een symmetriemiddelpunt exact tussen de extrema. De coördinaat van
het symmetriemiddelpunt is (0,5;0).
3. domein: ℝ bereik: ℝ
minimum in 0, nl. 0
maximum in 2,67 nl. 9,48
symmetrie:
Derdegraadsfunctie. Er is een symmetriemiddelpunt exact tussen de extrema. De coördinaat van
het symmetriemiddelpunt is (1,33;4,47).
symmetrie:
f(1) = 3
f(-1) = -3
=> de functie is oneven → symmetriemiddelpunt (0,0)
5. domein: ℝ bereik: ℝ
symmetrie:
Derdegraadsfunctie. Er is een symmetriemiddelpunt exact tussen de extrema. De coördinaat van
het symmetriemiddelpunt is (0,33;-2,07).
6. domein: ℝ bereik: ℝ
maximum in 1 nl. 0
minimum in 2,33 nl. -1,19
symmetrie:
Derdegraadsfunctie. Er is een symmetriemiddelpunt exact tussen de extrema. De coördinaat van
het symmetriemiddelpunt is (1,67;-0,59).
maximum in 0, nl. 1
symmetrie:
f(1) = 0
f(-1) = 0
=> de functie is even → y-as is symmetrie-as
maximum in 0, nl. 7
minimum in -2 en 2, nl. -9
symmetrie:
f(1) = 0
f(-1) = 0
=> de functie is even → y-as is symmetrie-as
maximum in 3, nl. 32
symmetrie: geen
symmetrie:
f(1) = 0
f(-1) = 0
=> de functie is even → y-as is symmetrie-as
minimum in 0, nl. -2
symmetrie:
f(1) = 0
f(-1) = 0
=> de functie is even → de y-as is symmetrie-as
symmetrie: geen
symmetrie: geen
symmetrie: geen
symmetrie: geen
symmetrie:
f(1) = -15
f(-1) = 15
=> de functie is oneven → het symmetriemiddelpunt = (0,0)
symmetrie:
oneven functie - symmetriemiddelpunt (0,0)