You are on page 1of 13

TWEEDEGRAADSVERGELIJKINGEN

1. OPLOSSEN VAN TWEEDEGRAADSVERGELIJKINGEN


Dit moet je zeker kunnen. Maak oefeningen tot je dit zonder problemen kan.

1.1. TYPE ax2 + bx = 0

Methode:
stap 1: ontbinden in factoren door x (en eventueel een getal) buiten de haakjes te brengen
Je houdt over x (veelterm van de eerste graad)
stap 2: veelterm van de eerste graad gelijkstellen aan 0 en de eerstegraadsvergelijking oplossen.

Oplossing: 0 en oplossing van de eerstegraadsvergelijking

Voorbeelden:
1) ) ( +( = 2) −) ( + / =
stap 1: x (3x + 2) = 0 stap 1: -3x (x – 3) = 0

stap 2: 3x + 2 = 0 stap 2: x – 3 = 0
x = -2/3 x=3

oplossing: 0 en -2/3 oplossing: 0 en 3

Oefening: los op

93 7 DD 9 7
(
+. = 0 7 0 .
(
( + = 0 7 0+
(
) ) +, = 0 7 0 (
(
) + + = 0 7 0 +
(
+ - +)+ = 0 7 0 +
(
, - +, = 0 7 0.
(
- - = 0 7 0-
. −+ ( + = 0 7 0 +
(
/ . - = 0 7 0-.
(
−+ ) = 0 7 0 )+

2 77679 336D 7 97 = 97 3 ) 7 D7
1.2. TYPE ax2 + c = 0
→ alleen oplosbaar als a en c een tegengesteld teken hebben.

stap 1: c naar de andere kant brengen


stap 2: a naar de andere kant brengen
stap 3: wortel trekken van rechterlid

voorbeelden:
1) ( ( . = 2) −) ( + (- = 3) −( (
.=

(
stap 1: ( =. stap 1: −) ( =−(- stap 1: −( ( = .
( ( (
stap 2: = stap 2: =/ stap 2: =−

stap 3: = √ stap 3: = / √ stap 3: = − √


x = 2 of -2 x = 3 of -3 → geen oplossing

Oefening: Los op

93 7 DD 9 7
(
/= 0 -7 0-
(
( /= 0 )7 0)
(
) = 0 7 0
(
+ += 0 )7 0)
(
+ . .= 0 7 0
(
, ( /. = 0 -7 0-
(
- −+ + + = 0 7 0
(
. . )/( = 0 -7 0-
(
/ + =
(
+ )=

√ +/ 7 √
(
+/ = 0 0 +/

√( 7 √(
(
( )( = 0 0
(
) .= 0 )7 0)
(
(+ ( =− 0 +7 0 +
(
+ , +) = 0 - 7 0-
(
, -= ( 0 )(7 0)(

2 77679 336D 7 97 = 97 ( 3 ) 7 D7
1.3. TYPE 3: 3 ( +4 +5 =
Deze methode kan je altijd toepassen, maar bij een onvolledige tweedegraadsvergelijking (type 1
of 2) is de hierboven beschreven methode eenvoudiger.

Stap 1: (indien nodig) breng alle termen naar links en stel gelijk aan 0
(indien nodig) herleid en rangschik (je houdt over: 3 ( +4 +5 = )

(
Voorbeeld: 5x = – 8x² + 3 → 5x + 8x2 – 3 = 0 → . ++ )=

Stap 2: Ga na of je een getal buiten de haakjes kan brengen


Indien ja, werk verder met wat je overhoudt.

Voorbeeld: 5x + 8x2 – 3 = 0

In dit geval niet.

Stap 3: noteer de waarden van a, b en c

Voorbeeld: 8x² + 5x - 3

a=8 b=5 c = -3

Stap 4: noteer de formule voor de discriminant (D)

(
1=(4) ( 3 5 ) (let goed op de haakjes)

Vervang de letters door hun waarde en reken uit.

Voorbeeld: 8x² + 5x – 3

(
1=(+) ( . ))=(+ ( /,)= (

De discriminant vertelt je vooraf hoeveel oplossingen er zullen zijn:


D < 0 → geen oplossingen
D = 0 → één oplossing
D > 0 → twee oplossingen

Stap 5: Noteer de formule(s) om de uiteindelijke oplossing(en) te vinden


Vervang de letters door hun waarde en reken uit.

Als D > 0 Als D = 0


−( b ) − √ D −( b ) + √ D −( b )
x1 = en x2 = x=
2a 2a 2a

2 77679 336D 7 97 = 97 ) 3 ) 7 D7
Voorbeeld: 8x² + 5x - 3
We vonden D = 121 → D > 0

=
(+) √ (
=− = =
(+)+ √ (
=
)
(
( . ( . .

Nog enkele uitgewerkte voorbeelden:

1) 5x² + 6 a=5 b=0 c=6

D = 0 – (4 . 5 . 6) = – 120

D < 0 → er zijn geen oplossingen

2) x² - 2x - 5 a=1 b = -2 c = -5

(
1=(−() ( +)= ( ( )= (

D > 0 → er zullen 2 oplossingen zijn

=
(−() √( =
( ( , √ = √, =
(−()+ ( √ =
(+ ( ,√ √
= + ,
(
( ( ( (

3) -x² - x - 8 a = -1 b = -1 c = -8

(
1=(− ) ( − .)= )( =−)

D < 0 → er zijn geen oplossingen

4) 3x² + 5x a=3 b=5 c=0

(
1=(+) ( ) )=(+

D > 0 → er zullen twee oplossingen zijn

=
(+) √ (+ = −+ +
=
−+
=
(+)+ (+ √ =
−++ +
=
(
( ) , ) ( ) ,

2 77679 336D 7 97 = 97 3 ) 7 D7
5) 4x2 – 24x – 28 = 0
( (
( , -)= Verder werken met , - a=1 b = -6 c = -7

(
1=(−,) ( -)=), ( (.)= ,

D > 0 → er zullen twee oplossingen zijn

=
−(−,) √, =
−(
=− =
−(−,)+ ,√ = =-
(
( ( ( (

Oefeningen: Los op met de discriminant

93 7 DD 9 7
(
( + ( -( = 0 )7 0(
(
( −( + + = 0 (7 0
(
) ( / +( = 0 +7 0.
(
+ (= 0(-7 0 (
(
+ −. . ++, = 0 -7 0
(
, (. - ( = 0 ) 7 0
(
- −( + + -(= 0 7 0/
(
. , + /= 0)
(
/ −) + ( ( = 0 7 0-
(
−( - + /= 0 /7 0 (
(
− ( +( = 0 ,7 0
(
( −- - + = 0 (7 0
(
) −,) + (, ,) = 0
(
), = + 0 7 0/
(
+ −( + = . 0 (7 0
(
, , + . =. ( 0 (7 0)
(
- −. + , + =− 0 7 0
(
. −) + ) (=
(
/ ( +( + =−+ 0 (
(
( − . +( =( 0 )7 0
(
( , -( + )=−+ 0 .7 0
(
(( + += - 0 7 0)
(
() −( + =+
(
( ( + , + =−) 0 7 0 -

2 77679 336D 7 97 = 97 + 3 ) 7 D7
(
(+ ) =−( 0 7 0(
(
(, −/ + . +- =( 0 7 0)
(
(- + = 0(
(
(. − ++ +=
(
(/ ( =. 0 7 0(
(
) − + + .= 0 )7 0
(
) − ) = 0 (7 0
(
)( ( + + =
(
)) − , (=) 0 +7 0
(
) + =+ 0 )7 0(
(
)+ −) . (- = 0 )
(
), ( + , = 0 /7 0
(
)- −) + ( + (( =−+ 0 7 0/
(
). − + ( = 0 7 0(
(
)/ +(+ = 0+
(
+( + = 0

2. VRAAGSTUKKEN

Voorbeeld 1:
De lengte van een rechthoek met een oppervlakte van 50 cm2 is 5 cm langer dan de breedte.
Wat is de omtrek van deze rechthoek?

Uit de gegevens halen we het volgende:


breedte = x cm
lengte = x + 5 cm
oppervlakte = 50 cm2

oppervlakte rechthoek = lengte . breedte DUS 50 = x . (x + 5)


→ deze vergelijking kunnen we oplossen

(
++ + =

(
1=(+) ( − + )=(+ +( = ((+

D > 0 → er zullen twee oplossingen zijn

=
−+ √((+ =− =

−++ ((+
=+
(
( (
Omdat een lengte niet negatief kan zijn, houden we alleen x2 over.

2 77679 336D 7 97 = 97 , 3 ) 7 D7
Conclusie:
breedte = x = 5 cm
lengte = x + 5 = 10 cm

We kunnen nu de omtrek berekenen.


omtrek rechthoek = 2 (lengte + breedte) = 2 (5 + 10) = 30 cm

Antwoord: De omtrek van de rechthoek is 30 cm.

Voorbeeld 2:
De schuine zijde van een rechthoekige driehoek meet 5 cm. Een rechthoekszijde is 1 cm langer
dan de andere rechthoekszijde. Wat is de oppervlakte van deze driehoek?

Uit de gegevens halen we het volgende:


schuine zijde = 5 cm
rechthoekszijde 1 = x cm
rechthoekszijde 2 = x + 1 cm

Door de stelling van Pythagoras toe te passen, weten we:


( ( (
(+) = +( + ) → deze vergelijking kunnen we oplossen

( ( (
(+) = +( + )
( (
(+ = + +( +
(
=( +( −(

D = 4 + 192 = 196

D > 0 → er zullen twee oplossingen zijn

=
−( √ /,
=− =
−(+ √ /,
=)
(

Omdat een lengte niet negatief kan zijn, houden we alleen x2 over.

Conclusie:
rechthoekszijde 1 = x = 3 cm
rechthoekszijde 2 = x + 1 = 4 cm

We kunnen nu de oppervlakte berekenen:


75 7= 67 75 7= 67 ( ) (
7 3= 7 75 7= 97 6 7 7= = = =, 5
( (
2
Antwoord: de oppervlakte van de driehoek is 6 cm .

2 77679 336D 7 97 = 97 - 3 ) 7 D7
OPGAVEN1

1) Boer Jan is het beu zijn kippen los over het erf te zien lopen. Hij zal een rechthoekige
afrastering maken. Omdat hij slechts 10 m gaas heeft, besluit hij de afsluiting zo te maken dat de
muur van de schuur gebruikt wordt als één van de zijden van de rechthoek. (deze oefening werd
ter beschikking gesteld door de heer Walter Jacobs, leraar wiskunde. Waarvoor dank.)

3 Bereken de afmetingen van de kippenren met de grootst mogelijke oppervlakte. Hoe groot is de
maximale oppervlakte? (tip: stel de vergelijking op en zoek de coördinaat van de top)
4 Wat zou de maximale oppervlakte zijn als Jan de vier zijden van het kippenhok in gaas had
gemaakt?

2) Stef trapt een bal naar Wim. Tijdens de vlucht van de bal is de hoogte h afhankelijk van de tijd t
en wordt uitgedrukt door de functie h(t) = -t² + 8t. Hierbij is h uitgedrukt in meter en t in seconden.
(deze oefening werd ter beschikking gesteld door de heer Walter Jacobs, leraar wiskunde.
Waarvoor dank.)

3 Na hoeveel seconden komt de bal weer op de grond? (tip: dus h = 0)


4 Toon aan dat, als Stef zo op de bal zou trappen in een sporthal met een hoogte van 10 meter,
de bal tegen het dak zou vliegen. Hoe hoog moet de sporthal minstens zijn opdat de bal het dak
niet zou raken? (tip: zoek de coördinaat van de top)
5 Na hoeveel seconden bereikt de bal zijn hoogste punt?
6 Hoe lang vliegt de bal hoger dan 12 meter?

3) Een negatief getal en zijn tweedemacht hebben als som 90. Bepaal dat getal.

4) Van welke twee opeenvolgende positieve gehele getallen is de som van de kwadraten 365?

5) De tweedemacht van een getal is 30 meer dan dit getal zelf. Wat is dit getal?

6) Een rechthoek heeft een omtrek van 14 m en een diagonaal van 5m. Wat is de oppervlakte van
de rechthoek?

7) Een bedrijf verdeelt een eenmalige premie van € 12.000 onder zijn 26 werknemers. Elke
bediende krijgt € 100 meer dan elke arbeider en de bedienden ontvangen samen tweemaal zoveel
als de arbeiders. Hoeveel bedienden en hoeveel arbeiders zijn er tewerkgesteld in dit bedrijf?

Zie verder ook de weboefeningen.

1 Oefeningen met een * zijn ter beschikking gesteld door de heer Walter Jacobs, leraar wiskunde. Waarvoor dank.

2 77679 336D 7 97 = 97 . 3 ) 7 D7
OPLOSSINGEN

1)
a)

We stellen de breedte gelijk aan x.

We weten dan dat de lengte gelijk is aan (10 – 2x).

oppervlakte rechthoek = x . (10 – 2x)


oppervlakte rechthoek = 10x – 2x2

(
( is het voorschrift van een bergparabool. De oppervlakte is maximaal in de top (p).

p = -b / 2a = -10 / -4 = 2,5

f(p) = 10 . 2,5 – 2 . (2,5)2 = 25 – 2 . 6,25 = 12,5 m2

Antwoord:
de maximale oppervlakte is 12,5 cm, de afmetingen zijn dan breedte = 2,5 cm en lengte = 5 cm

b)
We stellen de breedte opnieuw gelijk aan x.

10 = 2 x + 2 lengte
2 lengte = 10 – 2x
lengte = 5 – x

oppervlakte = x . (5 – x) = 5x – x2

p = -b / 2a = -5 / -2 = 2,5

f(2,5) = 5 . 2,5 – (2,5)2 = 6,25 cm2.

Antwoord:
de maximale oppervlakte is in dit geval 6,5 cm, de afmetingen zijn dan breedte = 2,5 cm en lengte
= 2,5 cm

2 77679 336D 7 97 = 97 / 3 ) 7 D7
2)

a) los de vergelijking op

0 = − (+ .
0 = -t (t – 8)

x1 = 0 en x2 = 8

x1 = het moment waarop er op de bal getrapt wordt


x2 = het moment waarop de bal weer neerkomt.

Antwoord: de bal komt na 8 seconden weer op de grond

b)
p = -b / 2a = -8 / -2 = 4

f(4) = -(4)2 + 8 . 4 = -16 + 32 = 16

De bal bereikt (buiten) een hoogte van 16 meter. In een sporthal van 10 meter zou de bal dus
tegen het plafond botsen.

Antwoord: de sporthal moet minstens 16 meter hoog zijn.

c)
Dit weten we al door antwoord b.

Antwoord: De bal bereikt zijn maximale hoogte na 4 seconden.

d)
Dit los je op door van de vergelijking een ongelijkheid te maken.
(
− +. > (

Een ongelijkheid van de tweede graad los je op zoals een vergelijking. Je laat het ordeningsteken
gewoon staat. Het enige verschil is dat je niet 1 oplossing hebt, maar een interval.

(
− +. > (

(
− +. (>

(
1=(.) ( − − ()= ,

D > 0 → er zullen 2 oplossingen zijn

2 77679 336D 7 97 = 97 3 ) 7 D7
=
−. √ ,
=, =
−.+ √ ,
=(
(
−( −(

Doe alsof het gaat om een gewone tweedegraadsfunctie en stel een tekentabel op. Het is een
bergparabool.

(
− +. ( ( ,
8

De vraag is "hoe lang is de bal hoger dan 12 meter". Het gaat dus om het deel van de parabool
met een positief teken.

In de tabel zie je dat de bal van de 2de tot de 6de seconde een positief teken heeft.

Antwoord: De bal bevindt zich hoger dan 12 meter van de 2de tot de 6de seconden. Dat is dus 4
seconden.

3)
getal = x

(
+ =/
(
+ / =

D = 1 – (4 . 1 . -90) = 361

=
√), =− =
+ ),√ =/
(
( (

Antwoord: het gezochte getal is -10

4)
eerste getal = x
tweede getal = x + 1

( (
+( + ) =),+
( (
+ +( + ),+=
(
( +( ), =
(
(( + .()=

D = 1 – (4 . 1 . – 182) = 729

2 77679 336D 7 97 = 97 3 ) 7 D7
=
− √-(/ =− =

− + -(/
= )
(
( (

antwoord: De twee getallen zijn 13 en 14.

5)
getal = x

(
= +)
(
) =

Antwoord: het gezochte getal is 6 of -5

6)
We werken met de rechthoekige driehoek gevormd door de diagonaal, rechthoekszijde 1 (lengte)
en rechthoekszijde 2 (breedte).

De twee rechthoekszijden samen zijn 7 cm (want 2 (lengte + breedte) = 14)

rechthoekszijde 1 = x
rechthoekszijde 2 = 7 – x

We passen Pythagoras toe:


( ( (
+ = +(- )
( (
(+ = + / +
(
( +( =
(
(( - + ()=

D = 49 – (4 . 1 . 12) = 1

=
- √ =) =
-+ √ =
(
( (

Als we werken met x1 → rechthoekszijde 1 = 3 en rechthoekszijde 2 = 4


Als we werken met x2 → rechthoekszijde 1 = 4 en rechthoekszijde 2 = 3

Er is sowieso 1 rechthoekszijde van 4 cm en 1 rechthoekszijde van 3 cm.

Antwoord: de oppervlakte van de rechthoek is 12 cm2

2 77679 336D 7 97 = 97 ( 3 ) 7 D7
7)
premie bedienden + premie arbeiders = 12000

De bedienden krijgen samen dubbel zoveel als de arbeiders. Dit betekent dat de bedienden samen
2/3 van de premie krijgen en de arbeiders 1/3.

premie bedienden = 8000


premie arbeiders = 4000

We stellen het aantal arbeiders gelijk aan x.


Het aantal bedienden is dan gelijk aan 26 – x.

premie arbeiders = 4000 / x

premie bedienden = 8000 / (26 – x)

premie 1 bediende = premie 1 arbeider + 100

.
= + (alles op dezelfde noemer zetten en dan noemers schrappen)
((, )

. ((, ) ((, )
= +
((, ) ((, ) ((, )

(
. = + (,
(
− / + =
(
− ( +/ )=

D = 8836 – (4 . 1 . -1040) = 12996

=
−/ √ (//,
=− =
−/ + √ (//,
=
(
( (

Antwoord:
Er zijn 10 arbeiders en 16 bedienden.

2 77679 336D 7 97 = 97 ) 3 ) 7 D7

You might also like