Professional Documents
Culture Documents
WIJSGERIGE
ANTROPOLOGIE
EN
ETHIEK
Inhoudsopgave
Filosofie ............................................................................................................................................ 2
Deel 1 Wijsgerige antropologie......................................................................................................... 2
Socrates 469-399 v Chr. ..........................................................................................................................2
Plato 427 – 347 v Chr. ............................................................................................................................3
Aristoteles 384 – 322 v Chr. ..................................................................................................................4
Locke: 1632-1704 ....................................................................................................................................5
René Descartes: 1596 – 1650..................................................................................................................5
Alan Turing – Turingtest ................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
John Searle -Chinese Kamer ............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Kant: 1724-1804 ......................................................................................................................................6
Helmut Plessner: 1892-1985 ...................................................................................................................7
Freud: 1856-1939 ............................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Jean- Paul Sartre: 1905 – 1980 ...............................................................................................................8
Simone de Bouvoir 1908 – 1986. ...........................................................................................................8
Hannah Arendt 1906 – 1975. .................................................................................................................8
Rutger Bregman 1988 - ...........................................................................................................................9
Dick Swaab 1944 –................................................................................................................................ 10
Deel 2 Ethiek .................................................................................................................................. 13
Waarden en Normen ........................................................................................................................... 14
Deugdethiek ................................................................................................................................... 14
Aristoteles 384-322 v Chr. ................................................................................................................... 14
Gevolgenethiek .............................................................................................................................. 15
Jeremy Bentham 1748-1832 ................................................................................................................ 15
John Stuart Mill 1806- 1873 ................................................................................................................. 15
Plichtethiek ........................................................................................................................................... 16
Immanuel Kant 1724 - 1804 ................................................................................................................. 16
Ecologische Ethiek ............................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Frans de Waal 1948 -........................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Peter Singer 1946 – ......................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Ton Lemaire 1941 -........................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Michel Foucault 1926-1984 ............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Sophie Oluwole 1935 – 2018 ........................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Martha Nussbaum 1947 – -.............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
John Rawls 1921-2002 ……………………………………………………………………………………………………………………17
Rutger Bregman 1988 - ………………………………………………………………………………………………………………..18
1
Filosofie
Filosofie of wijsbegeerte is het streven naar kennis en wijsheid.
Philos: vriend
Sophia: wijsheid
Dus letterlijk vriend van de wijsheid of liefde voor de wijsheid. Filosofie start met verwondering. Ons
leven gaat samen met de sterke drang om vragen te stellen. Nieuwsgierigheid is de motor van ons
denken.
In deel 1 gaan we op zoek naar wat we in alle wijsheid over de mens kunnen zeggen. In de filosofie
wordt dit Wijsgerige Antropologie genoemd.
In deel 2 gaan we op zoek naar het goede handelen. In de filosofie wordt dit ethiek genoemd.
In de Griekse oudheid werd nagedacht over de mens en werden hierover via een logische
beredenering uitspraken gedaan.
De eerste filosoof die dit in de Westerse filosofie deed is Socrates. Vandaar dat we starten met deze
klassieke filosoof.
We kennen de visie van Socrates via de dialogen van zijn leerling Plato. Een voorbeeld is de dialoog
met Alcibiades en Socrates waar het gaat om het kunnen onderscheiden van goed en kwaad.
2
Alcibiades denkt dit wel te kunnen maar Socrates brengt hem aan het twijfelen. Onderstaand
voorbeeld is een klassiek voorbeeld van wat we kennen als het Socratisch gesprek:
S. Best, noem me de tijd toen je dacht dat je niet wist wat goed en kwaad was. Nou? Wat het vorig
jaar dat je ernaar zocht omdat je dacht dan je het niet wist? Of wist je het toen al?
A. Nee toen wist ik het ook al.
S. En twee jaar geleden toch ook? Of drie of vier jaar?
A. Inderdaad.
S. Maar daarvoor was je toch nog een kind? Ik ben er zeker van dat je toen in elk geval dacht dat je
het wist.
A. Hoezo?
S. Toen je kind was heb ik je vaak genoeg gehoord op school en buiten wanneer je aan het knikkeren
was of een ander spelletje deed en je maakte toen niet de indruk dat je in onzekerheid verkeerde over
wat goed of kwaad was. Je zei dat bepaalde kinderen oneerlijk waren en vals speelden. Is het niet
waar wat ik zeg?
A. Wat moest ik anders doen, Socrates, wanneer iemand mij oneerlijk
behandelde?
S. Bedoel je wat je moest doen als je niet echt wist of je onrechtvaardig
werd behandeld?
A. Niet wist? Welnee, ik begreep heel goed dat ik onrechtvaardig werd
behandeld.
S. Kennelijk dacht je dus ook toen je een kind was dat je wist wat het
verschil was tussen recht en onrecht.
A. Ja en dat was ook zo.
S. Wanneer had je dat dan ontdekt? Natuurlijk niet toen je al dacht dat je het wist. Wanneer dacht je
dat je het niet wist? Denk nu eens na. Volgens mij kun je zo’n moment niet vinden.
A. Verdraaid Socrates, ik kan het inderdaad niet zeggen.
De meeste dialogen zijn zo geschreven. Socrates doet alsof hij de ander vragen stelt, maar de ander
kan niet anders dan meegaan in de slinkse redeneringen van Socrates en moet op een gegeven
moment zijn ongelijk en zijn onwetendheid wel toegeven.
Het bekendste wat Plato geschreven heeft is de Allegorie van de Grot ofwel de grotparabel genoemd.
Dit is een beeldverhaal waarin Plato zijn visie op de mens in de wereld duidelijk maakt.
Bekijk op YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=un-t0f0IFfo. De fysieke werkelijkheid is
slechts een schaduw van de Ideeën. Ten grondslag aan de kenbare wereld ligt de wereld der
onvergankelijke ideeën. Plato heeft niet alleen een dualistisch wereldbeeld maar ook een dualistisch
mensbeeld. De mens bestaat uit 2 gescheiden substanties; een lichaam en een ziel. De ziel is voor
3
Plato onsterfelijk en veel belangrijker dat het lichaam dat aan verval en bederf onderhevig is. Hij
noemt het lichaam zelfs de kerker van de ziel. (de ziel die opgesloten zit in een gevangenis dat het
lichaam is)
Als Aristoteles ziek wordt en beseft dat zijn lichaam wel degelijk invloed
heeft op zijn geestelijke gesteldheid komt hij tot de beredenering dat
een mens monistisch is. Hij verklaart dat lichaam en ziel 2 kanten zijn van
dezelfde medaille. Alle levende wezens hebben een ziel, echter de ziel van planten,
dieren en mensen zijn verschillend.
Vorm en Materie horen bij elkaar. Iedere ziel is de eerste entelechie. De entelechie is de kern, de
kracht die zich in de stof verwerkelijkt en deze tot zelfverwerkelijking brengt
Als Plato stelt dat we de emoties onder controle moeten houden dan reageert Aristoteles dat
emoties een belangrijk waarderend component zijn. Emoties informeren ons immers hoe wij er zelf
voor staan maar het is belangrijk om in balans te zijn. We moeten ons niet verliezen in de emoties.
Emotie kan ons uit balans halen maar dan is het goed om een schouwspel te volgen of naar mooie
muziek te luisteren. Kunst heeft het vermogen tot louteren. Catharsis staat voor een gezuiverde ziel.
4
Wat bepaalt jouw identiteit?
Nature - Nature
Aangezien de hoofdvraag van wijsgerige antropologie: “Wat is de mens?” gesteld wordt door de
mens zelf is het tegelijkertijd ook de vraag naar wie we zelf zijn. Ben ik nog steeds dezelfde persoon
die ik was als de baby of als kind? We weten dat onze cellen vervangen worden dus in materieel
opzicht is er veel veranderd. Toch hebben we het gevoel dat er wel iets is dat hetzelfde blijft. Is er
zoiets als een ‘kern’ waaruit onze persoonlijkheid bestaat?
We gaan nu op zoek naar onze identiteit. Allereerst wat is identiteit? En wat kunnen we zeggen over
onze identiteit? Onze persoonlijke levensgeschiedenis is hierin zeer relevant.
We komen niet kant en klaar op deze wereld, dus wat is dan datgene wat ons gevormd heeft? Het
betreft de vraag naar wat aangeboren is en wat aangeleerd is. Wat komt uit onze natuur voort en
wat uit onze cultuur? We kennen deze discussie als het nature-nurture debat. We zullen zien dat
iedere wetenschappelijke en ook filosofische verklaring van de mens en van het menselijk gedrag ook
nieuwe vragen oproept. Ons denken over de mens beïnvloed ons eigen bestaan en de manier
waarop we leven en samenleven.
Locke: 1632-1704
John Locke wordt gezien als een van de belangrijkste filosofen van de vroege
verlichting. Locke ging van het standpunt uit dat de mens een Tabula Rasa is, een
onbeschreven blad. Volgens hem is er niet zoiets als een vaste kern. Je wordt als
mens bepaalt door dat wat je meemaakt. Je ervaringen bepalen wie je bent. De
samenhang van ervaringen worden door ons geheugen tot een samenhangend
geheel gemaakt. De herinneringen rijgen zich als een ketting aan elkaar. Hoe
ouder je wordt, hoe meer herinneringen, hoe langer de ketting is. Maar ook hoe
meer ervaringen je opdoet in je leven, hoe meer kralen aan de ketting. Die
ketting van ervaringen maakt je tot een uniek individu.
Descartes zelf concludeert na alle twijfel als volgt: ‘Maar onmiddellijk daarop besefte ik dat, terwijl ik
aldus wilde menen dat alles onwaar is, het noodzakelijk was dat ik die dat dacht, iets was. En
beseffend dat deze waarheid: ’Cogito ergo Sum: Ik denk, dus ik ben’ zo sterk en zo zeker was dat zelfs
de meest buitensporige veronderstellingen van de sceptici net bij machte waren haar aan te tasten,
meende ik dat ik haar zonder enig bezwaar kon beschouwen als het eerste uitgangspunt van de
filosofie dat ik zocht.
In zijn Meditaties formuleerde René Descartes het lichaam – geestprobleem. Het probleem is hoe
bewustzijn, geest, gedachten en vrije wil met de materiële wereld van de wetenschap verbonden
zijn. Descartes stelde dat het menselijk lichaam en de geest twee onderscheiden substanties met
zeer verschillende eigenschappen zijn. De geest, zei hij, is in wezen denkend en niet ruimtelijk en
5
stuurt de vrije wil aan. Het lichaam is aanwezig in de ruimte, niet denkend en onderworpen aan
bewegingswetten. Zijn opvatting, dualistisch interactionisme, houdt in dat in de mens lichaam en
geest zijn verbonden en dat de een de ander voortdurend beïnvloedt. Maar hoe kan de geest het
lichaam aansturen als het lichaam onderworpen is aan natuurwetten?
Descartes oplossing hiervoor was dat in de mens lichaam en geest samenkomen in de pijnappelklier.
Dieren hebben geen pijnappelklier ergo zijn dieren niet meer dan domme machines, die alleen
deelhebben aan de materie en niet aan de geestelijke wereld. Dieren hebben geen ratio volgens
Descartes en kunnen volgens hem geen pijn voelen. Dit dualistisch mensbeeld wordt Carthesiaans
Dualisme genoemd. Latere filosofen vonden deze oplossing weinig bevredigend en gingen op zoek
naar andere theorieën.
Kant: 1724-1804
De kloof tussen lichaam en geest die het cartesiaans dualisme kenmerkt, is
ook een kloof tussen binnen- en buitenwereld. De binnenwereld is de
wereld van de geest, onzichtbaar want ons bewustzijn is alleen voor onszelf
toegankelijk. Met ons lichaam bevinden we ons in de buitenwereld. Het
lichaam is een ding tussen de andere dingen in de buitenwereld. Het
probleem van de relatie tussen onze ideeën en de wereld buiten ons duikt
steeds weer op in de filosofie. Dit wordt de fenomenologie genoemd.
Immanuel Kant is veruit de bekendste verlichtingsfilosoof. In zijn bekende uitspraak: Sapere Aude –
wat betekent ‘Durf te denken’, laat hij zien dat de mens het vermogen heeft om zelf te denken. De
mens is een wezen dat niet bestuurd wordt door God maar zelf zijn keuzes maakt. Immanuel Kant
wordt dan ook gezien als de grondlegger van het Humanisme samen met Erasmus.
Kant maakt een onderscheid tussen onze waarneming en de objecten ‘an sich’. Kant zegt dat wij de
dingen zoals ze echt zijn (ding an sich) nooit kunnen kennen omdat we altijd met onze eigen
zintuigen waarnemen en die zijn altijd gekleurd door ons eigen kenvermogen. Het is te vergelijken
met de bolle ogen van een kikker, die denkt dat de wereld uit ronde vormen bestaat. Wat de mens
over de werkelijkheid meent te kennen is volledig afhankelijk van zijn waarnemingen en hoe hij deze
waarnemingen interpreteert. We moeten onderscheid dus maken tussen de 'noumenale'
werkelijkheid van de dingen, zoals ze op zichzelf bestaan en de 'fenomenale' werkelijkheid, dat is de
werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet. We kennen alleen het ding zoals het aan ons
verschijnt: het 'ding fur sich'. Het 'ding an sich' zoals het echt is, is voor ons niet te kennen.
6
gedeelte van de ijsberg zich onder het wateroppervlak bevindt. Door de psycho-analyse
kunnen deze naar boven worden gehaald.
Freud is een dualist. Hij deelt de menselijke geest in drieën: het Ich, het Es, het Überich. Het
Ich is de persoonlijkheid die in belangrijke mate wordt bepaald door het dierlijke Es, de
(seksuele) driften. Het Überich is een soort geweten dat opgebouwd wordt door opvoeding.
Het controleert onze gedachten. Echter als je droomt dan sluimert het geweten en komen
onze driften naar boven. Deze dromen kunnen ons veel vertellen over onze onbewuste
drijfveren. Daarom vormt de droomduiding een belangrijk onderdeel van de therapie van
Freud.
Volgens Freuds mensbeeld wordt de mens grotendeels bepaald door seksuele driften. We
kennen Freud van het Oedipus-complex.
Sublimatie is volgens Freud het vermogen een oorspronkelijk seksueel doel te verruilen voor
een ander doel, dat niet seksueel is maar psychisch daaraan verwant. Door sublimatie vindt
de oorspronkelijke seksuele drift haar bevrediging in een niet-seksuele activiteit, die sociaal
of ethisch hoger gewaardeerd wordt. Zo verklaarde hij dat roken een sublimatie was van het
verlangen naar het drinken aan een moederlijke borst.
7
Jean- Paul Sartre: 1905 – 1980
Deze Franse schrijver en filosoof is de grondlegger van het Existentialisme. De
menselijke existentie gaat aan zijn essentie vooraf. Eerst is de mens een enkel
hoopje mens, maar de keuzes die hij maakt in vrije wil maken dat de mens zijn
voltooiing krijgt. De mens is hiermee verantwoordelijk voor zijn eigen zijn.
Sartre legt geen keuzes op dat doet ieder mens voor zichzelf. De mens zal
echter aan de ander rekenschap moeten afleggen voor de keuzes die hij
gemaakt heeft. Zijn filosofie sloeg in als een bom zeker na de 2e Wereldoorlog
waarin vooral gewezen werd naar de Führer, de NSDAP of de kerk. Zijn stelling is dat de mens ten alle
tijden vrij is en dus ook verantwoordelijk is voor zijn handelen. Zijn daden afschuiven op de politiek of
op de kerk noemt Sartre te kwader trouw.
8
Deze banaliteit wordt verder onderzocht in een experiment dat bekend staat onder het Milgram
experiment. Stanley Milgram, psycholoog aan de Yale-universiteit voert een experiment uit op
mensen om te kijken in hoeverre gehoorzaamheid aan een legitiem gezag een rol speelt in het
ervaren van eigen verantwoordelijkheid voor het handelen.
In zijn boek: ”Gratis geld voor iedereen” pleit hij voor een basisinkomen. Zijn mening richt zich vooral
op rijke burgers die veel meer belasting zouden moeten betalen om tot een rechtvaardige
samenleving te komen.
Stop talking about philanthropy, start talking about taxes. Taxes, taxes.
9
Dick Swaab 1944 –
Een neuroloog uit het AMC, schrijver van het boek: “Wij zijn ons brein” is een bekend
hersenonderzoeker. Swaab is met name bekend geworden door zijn onderzoek over
factoren die al in de baarmoeder invloed hebben op de hersenontwikkeling. Door dit
onderzoek komt Swaab tot de ontdekking dat we geen hersenen hebben maar onze
hersenen zijn. Dit deterministische en materialistische mensbeeld onderbouwd hij
met de natuurkundige en chemische processen die zich in ons brein afspelen. Ons
geslacht of onze seksuele voorkeur is geen keuze maar een onbedwing-bare aanleg
binnen in de hersenen. Er bestaat volgens hem geen vrije wil evenmin als een geest of
ziel die onafhankelijk van de hersenen kan functioneren. De mens heeft geen keuze
maar is biologisch bepaalt.
Echter hoe we ook dit levende brein bekijken, nergens kunnen we iets van de vrije wil ontdekken.
Echter wanneer we het brein vergelijken met een stofzuiger en de vrije wil met zuigkracht van de
stofzuiger dan kunnen we ook de zuigkracht niet aantonen wanneer we de stofzuiger helemaal uit
elkaar halen. Zo zou het ook met onze vrije wil kunnen zijn. We kunnen ondanks dat we in het brein
nergens een vrije wil ontdekken niet aantonen dat de mens geen vrije wil heeft.
10
Martha Nussbaum 1947 – -
Nussbaum pleit voor meer samen in de samenleving. Het
individualisme is doorgeslagen. Wil de mens geluk ervaren dan hoort
daar een compassie bij voor iedere medemens.
Nussbaum hoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van een
groeiende groep deskundigen die het onzin vinden de ontwikkeling
van een land af te meten aan economische maatstaven zoals
het bruto-nationaal product, de enige maatstaven waar instellingen als
de Wereldbank en het IMF van uitgaan. De ontwikkeling van een land
en zijn bevolking hangt meer af van de mogelijkheden die individuen
hebben, die beslissend zijn voor de kwaliteit van het menselijk leven.
Omzien naar elkaar verhogen die mogelijkheden enorm.
Nussbaum gaat ervan uit dat ieder mens recht heeft op een minimumniveau van vermogens die de
mens zou moeten hebben om volwaardig te kunnen leven zoals lichamelijke gezondheid,
lichamelijke onschendbaarheid, verbeeldingskracht, denken en gevoelens, sociale banden en het
kunnen vormgeven van de eigen omgeving. Een samenleving die deze vrijheden en rechten niet kan
garanderen aan haar burgers, is volgens haar geen volledig rechtvaardige samenleving.
11
Daniël Dennet 1942 –
Deze Amerikaanse filosoof, gespecialiseerd in vraagstukken omtrent het
bewustzijn en kunstmatige intelligentie. Dennet veronderstelt dat de vrije wil
verenigbaar is met het determinisme. Op fysiek niveau bestaat de vrije wil
niet, maar we hebben genoeg vermogen om vrije keuzes te kunnen maken.
De vrije wil is de mogelijkheid om keuzes te kunnen maken zonder opgelegde
druk. De mens is een handelend wezen dat zijn of haar doelen wil
verwezenlijken. Door evolutie is de mens steeds beter in staat om de
toekomst te voorspellen op consequenties en kan de mens toekomstige
gebeurtenissen juist vermijden of niet. Dit vermogen tot vermijden is het
menselijk vermogen van de vrije wil. Dennet maakt hierbij een onderscheid
tussen vermijdbaar en onvermijdbaar. Doordat het vermogen van de vrije wil
niet het determinisme uitsluit maar juist bevestigt (immers anders kan met
niet voorspellen en vermijden) is Dennet een compatibilist en levert Dennet een bijdrage aan de
discussie over kwantummechanica en de vrije wil.
12
Deel 2 Ethiek
Ethiek gaat over het goede handelen. Ethiek komt van het Griekse woord Ethos en betekent letterlijk
zoiets als gewoonte. De manier waarop mensen gewend zijn om te handelen. Ethiek is belangrijk
omdat ze te maken heeft met de alledaagse problemen in ons eigen bestaan. Naast de relevante
vraag hoe jouw gedrag en dat van anderen begrepen en gewaardeerd worden buigt ethiek zich ook
over vraagstukken die wat verder van ons afstaan. Waar komt ons verlangen vandaan om een goed
leven te willen hebben? Worden we aangetrokken door een voorstelling of een idee van het goede
leven? Hoe weten we wat goed genoeg is? Wil ik het goede omdat ik het mis? Of mis ik iets omdat ik
weet wat goed is? Het is het kip en ei probleem. Wat is er eerder? Ons idee of onze wil?
Samengevat gaat ethiek dus over oordelen met betrekking tot goed en kwaad en hoe het vermogen
tot waarderen tot stand komt. Ethiek spreekt zich uit over de wijze waarop we kunnen of moeten
oordelen en welke soort moraal verkieselijker is boven de andere.
Als je het hebt over de moraal gaat het om het goede handelen wat wenselijk is. Dit is cultureel
bepaalt. In een streng islamitisch land geldt een andere moraal dan in het vrije westen. De basis van
moraal lijkt gegeven te zijn met de allereerste hechtingen, waarin we leven en die zich naar steeds
meer mensen kan verplaatsen waarmee het een moraal wordt van een gemeenschap. Wanneer door
afwezigheid van liefde, aandacht en verbondenheid geen hechtingen ontstaan, kan iemand zich op
latere leeftijd moeilijk of zelfs niet in anderen verplaatsen. Er ontbreekt ook vaak een schuldbesef.
Veiligheid is zodoende een noodzakelijke voorwaarde voor het fundamentele vertrouwen dat je als
kind direct, altijd en troostend opgevangen wordt wanneer je bang en onzeker bent. Wie zich hecht
kan ook schuld ervaren. Schuld als negatieve gevoelens die we kunnen hebben wanneer we ons
eigen gedrag moreel afkeuren. Niet alleen zijn we in staat tot meevoelen maar kunnen we over het
algemeen best aardig samenwerken. De vraag is echter hoe wij als individu met onze eigen belangen
tot samenwerking overgaan.
13
Waarden en Normen
Waarden hebben te maken met wat we als ‘waardevol’ zien. Dit is het doel waarnaar we streven. Om
deze waarden te bereiken zijn er normen. Normen zijn gedragsregels die bij bepaalde waarden horen
om dit te bereiken. Waarden kunnen we onderverdelen in intrinsieke waarden, een waarde in
zichzelf en in instrumentele waarden. Instrumentele waarden zijn waarden om een andere waarden
(zowel instrumenteel of intrinsiek) te bereiken. Uiteindelijk streven we naar de waarde Geluk. Geluk
is dus altijd een intrinsieke waarde. Geluk is daarnaast ook een container-begrip. Een container-
begrip omdat er meerdere waarden nodig zijn om geluk te bereiken. Dit zijn zowel universele
waarden die voor iedereen geldend zijn als individuele of subjectieve waarden.
Deugdethiek
Aristoteles 384-322 v Chr.
Aristoteles heeft een regel voor het goede leven en dat is dat er geen
regels zijn. Get gaat niet om een soort ethisch handboek te
internaliseren maar om je karakter zo te ontwikkelen dat je geneigd
bent in elke situatie het juiste te doen. De mens is een gewoonte-
dier en net zoals een goed musicus er een wordt door te oefenen, zo
worden mensen deugdzame mensen door deugdzame dingen te
doen. Praktische Wijsheid ofwel Phronésis. De mens kan als vrij mens
op een hoger niveau functioneren wat inhoudt dat hij meedenkt en
discussieert en op een lager niveau wat inhoudt dat hij zich inzet voor
het werk en huishouden.
Aristoteles eerste regel voor het leiden van een goed leven is dat er
geen regels zijn. Het gaat niet om een soort ethisch handboek maar
om je karakter zo te ontwikkelen dat je geneigd bent in elke situatie
het juiste te doen. Zo worden we deugdzame mensen. Er is een actueel zijn (zoals iets is) en een
potentieel zijn (zoals iets kan worden). Het uiteindelijke doel noemt hij de Telos. De Telos van de
mens is om een zo goed mogelijk mens te zijn. Het gelukte leven: Eudaimonia.
Maar wat is deugd? Te leven volgens onze aard als redelijke wezens. Een goed persoon is goed in
menselijke dingen, met name in denken, omdat dat hetgeen is wat geen enkel ander levend wezen
kan. Het juiste gedrag komt ons voor ogen als we het idee loslaten dat goed en kwaad
tegenovergestelden zijn en het goede leren zien als het midden tussen de uitersten van overdaad en
tekort. Of een handeling moedig of overmoedig is of juist heel laf heeft te maken met deze
uitzonderlijke situatie. Wanneer iemand niet kan zwemmen en hij zou het water ingaan om een
drenkeling te redden dan is dit overmoedig. Zo iemand kan beter hulp halen. Wanneer iemand heel
goed kan zwemmen maar hulp gaat halen dan zouden we zo iemand laf noemen. Zo ligt de moed in
het midden maar kunnen we geen vaste omschrijving van handelen geven welk gedrag moedig is.
14
Gevolgenethiek
We kunnen stellen dat mensen streven naar geluk en ongeluk willen vermijden. Echter een ethische
theorie moet ook iets kunnen zeggen over hoe anderen buiten mijzelf behoren te handelen, want
een moraal betreft in eerste instantie het samenleven. Een moreel en redelijk principe dat stelt dat
een handeling goed is wanneer deze het geluk van een zo groot mogelijk aantal mensen vergroot. Dit
standpunt is uitgewerkt in de gevolgenethiek. Een ander belangrijk punt is dat de gevolgenethiek
enkel let op de gevolgen, los van achterliggende motieven en intenties.
Bentham was een Engels jurist en filosoof. "De natuur heeft de mensheid
onder het regime van twee soevereine meesters geplaatst: pijn en plezier. Zij
alleen behoren ons de weg te wijzen en zij alleen mogen bepalen wat we
moeten doen. Het grootste geluk voor het grootste aantal mensen is de basis
van moraal en wetgeving.” Bentham ontwikkelt een systeem, waarmee hij
pretendeert de mate van geluk kwantitatief te meten. Daartoe stelt hij een
lijst parameters op, zoals tijd, intensiteit en onzekerheid. Een belangrijke rol
in de rekenmethode van Bentham speelt het geluk van anderen. Wie alleen
zijn eigen geluk najaagt, beseft niet dat zijn geluk toeneemt wanneer anderen
ook gelukkig zijn.
Een Engels filosoof en econoom. Hij is een petekind van Jeremy Bentham en vanaf
zijn vroege jeugd wordt hij opgevoed met de gevolgenethiek. Volgens hem gaat het
ook om het streven naar zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen. Hij
brengt daarbij onderscheid aan in verschillende soorten geluk. Zo spreekt hij van
‘hoog’ en ‘laag’ geluk en is hij van mening dat de mens een dieper soort geluk
ervaart wanneer hij uitgedaagd wordt en wanneer hij zichzelf kan ontplooien. Zijn
uitspraak: “Beter een ontevreden Socrates dan een tevreden zwijn.”
15
Plichtethiek
16