You are on page 1of 17

Filosofie (T) H 5

WIJSGERIGE
ANTROPOLOGIE
EN
ETHIEK
Inhoudsopgave
Filosofie ............................................................................................................................................ 2
Deel 1 Wijsgerige antropologie......................................................................................................... 2
Socrates 469-399 v Chr. ..........................................................................................................................2
Plato 427 – 347 v Chr. ............................................................................................................................3
Aristoteles 384 – 322 v Chr. ..................................................................................................................4
Locke: 1632-1704 ....................................................................................................................................5
René Descartes: 1596 – 1650..................................................................................................................5
Alan Turing – Turingtest ................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
John Searle -Chinese Kamer ............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Kant: 1724-1804 ......................................................................................................................................6
Helmut Plessner: 1892-1985 ...................................................................................................................7
Freud: 1856-1939 ............................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Jean- Paul Sartre: 1905 – 1980 ...............................................................................................................8
Simone de Bouvoir 1908 – 1986. ...........................................................................................................8
Hannah Arendt 1906 – 1975. .................................................................................................................8
Rutger Bregman 1988 - ...........................................................................................................................9
Dick Swaab 1944 –................................................................................................................................ 10
Deel 2 Ethiek .................................................................................................................................. 13
Waarden en Normen ........................................................................................................................... 14
Deugdethiek ................................................................................................................................... 14
Aristoteles 384-322 v Chr. ................................................................................................................... 14
Gevolgenethiek .............................................................................................................................. 15
Jeremy Bentham 1748-1832 ................................................................................................................ 15
John Stuart Mill 1806- 1873 ................................................................................................................. 15
Plichtethiek ........................................................................................................................................... 16
Immanuel Kant 1724 - 1804 ................................................................................................................. 16
Ecologische Ethiek ............................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Frans de Waal 1948 -........................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Peter Singer 1946 – ......................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Ton Lemaire 1941 -........................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Michel Foucault 1926-1984 ............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Sophie Oluwole 1935 – 2018 ........................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Martha Nussbaum 1947 – -.............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
John Rawls 1921-2002 ……………………………………………………………………………………………………………………17
Rutger Bregman 1988 - ………………………………………………………………………………………………………………..18

1
Filosofie
Filosofie of wijsbegeerte is het streven naar kennis en wijsheid.
Philos: vriend
Sophia: wijsheid
Dus letterlijk vriend van de wijsheid of liefde voor de wijsheid. Filosofie start met verwondering. Ons
leven gaat samen met de sterke drang om vragen te stellen. Nieuwsgierigheid is de motor van ons
denken.
In deel 1 gaan we op zoek naar wat we in alle wijsheid over de mens kunnen zeggen. In de filosofie
wordt dit Wijsgerige Antropologie genoemd.
In deel 2 gaan we op zoek naar het goede handelen. In de filosofie wordt dit ethiek genoemd.

Deel 1 Wijsgerige antropologie


In de loop van de geschiedenis zijn mensen in eerste instantie vergeleken met dieren. Wat maakt de
mens nu anders dan een dier? Vervolgens is men de mens gaan vergelijken met een machine en
vandaag de dag wordt het brein vergeleken met een computer. De wereld buiten ons is van invloed
op de veranderde visie op de mens.

In de Griekse oudheid werd nagedacht over de mens en werden hierover via een logische
beredenering uitspraken gedaan.
De eerste filosoof die dit in de Westerse filosofie deed is Socrates. Vandaar dat we starten met deze
klassieke filosoof.

Socrates 469-399 v Chr.


Socrates werd geboren in 469 v Chr. in Athene. De gesprekstechniek die
Socrates toepaste werd ook de vroedvrouwtechniek genoemd omdat de
kennis vanuit de mensen kwam als de juiste vragen gesteld werden.
Socrates wilde door de juiste vragen te stellen die kennis uit de mensen
halen. In zijn tijd waren er nog geen scholen en liep hij over de Agora in
Athene en sprak mensen aan. Deze dialogen zijn later opgeschreven
zodat wij ze kunnen bestuderen.
Deze dialogen zijn bekend als het Socratisch Gesprek, waarin Socrates
enkel vragen stelt en de ander de antwoorden geeft. Vaak monden die
gesprekken uit tot irritante gesprekken die lang duren en iedere keer de
uitkomst hadden dat de mensen niet tot een eenduidig antwoord kwam
maar tot de conclusie moest komen de kennis niet te hebben. Op 70
jarige leeftijd werd Socrates aangeklaagd en veroordeeld voor opruiing.
Hij verkoos de gifbeker boven ballingschap en stierf te midden van zijn vrienden.

Uitspraken van Socrates:


• Ken uzelf want hoe kan iemand iets kennen als hij zichzelf niet kent?
▪ Ik weet slechts één ding, en dat is dat ik niets weet.
▪ Een leven dat niet kritisch naar zichzelf kijkt, is niet waard geleefd te worden.

We kennen de visie van Socrates via de dialogen van zijn leerling Plato. Een voorbeeld is de dialoog
met Alcibiades en Socrates waar het gaat om het kunnen onderscheiden van goed en kwaad.

2
Alcibiades denkt dit wel te kunnen maar Socrates brengt hem aan het twijfelen. Onderstaand
voorbeeld is een klassiek voorbeeld van wat we kennen als het Socratisch gesprek:

S. Best, noem me de tijd toen je dacht dat je niet wist wat goed en kwaad was. Nou? Wat het vorig
jaar dat je ernaar zocht omdat je dacht dan je het niet wist? Of wist je het toen al?
A. Nee toen wist ik het ook al.
S. En twee jaar geleden toch ook? Of drie of vier jaar?
A. Inderdaad.
S. Maar daarvoor was je toch nog een kind? Ik ben er zeker van dat je toen in elk geval dacht dat je
het wist.
A. Hoezo?
S. Toen je kind was heb ik je vaak genoeg gehoord op school en buiten wanneer je aan het knikkeren
was of een ander spelletje deed en je maakte toen niet de indruk dat je in onzekerheid verkeerde over
wat goed of kwaad was. Je zei dat bepaalde kinderen oneerlijk waren en vals speelden. Is het niet
waar wat ik zeg?
A. Wat moest ik anders doen, Socrates, wanneer iemand mij oneerlijk
behandelde?
S. Bedoel je wat je moest doen als je niet echt wist of je onrechtvaardig
werd behandeld?
A. Niet wist? Welnee, ik begreep heel goed dat ik onrechtvaardig werd
behandeld.
S. Kennelijk dacht je dus ook toen je een kind was dat je wist wat het
verschil was tussen recht en onrecht.
A. Ja en dat was ook zo.
S. Wanneer had je dat dan ontdekt? Natuurlijk niet toen je al dacht dat je het wist. Wanneer dacht je
dat je het niet wist? Denk nu eens na. Volgens mij kun je zo’n moment niet vinden.
A. Verdraaid Socrates, ik kan het inderdaad niet zeggen.

De meeste dialogen zijn zo geschreven. Socrates doet alsof hij de ander vragen stelt, maar de ander
kan niet anders dan meegaan in de slinkse redeneringen van Socrates en moet op een gegeven
moment zijn ongelijk en zijn onwetendheid wel toegeven.

Plato 427 – 347 v Chr.


Plato werd geboren in 427 v Chr. en al gauw werd hij een aanhanger van
Socrates. Hij bracht veel tijd door in de Agora in Athene om naar Socrates te
luisteren. Zijn veroordeling en dood hebben dan ook een diepe indruk op hem
gemaakt. Helemaal wars van de Atheense politiek besloot hij twaalf jaar lang te
reizen o.a. naar Italië en Egypte. In 387 v. Chr. keerde Plato terug naar Athene
en stichtte daar de Academie. Een school die wel bijna duizend jaar heeft
bestaan in Athene. Deze school werd Academie genoemd omdat de eigenaar
van het landgoed waar de school op werd gebouwd Academus heette. De
wetenschappen die er bestudeerd konden worden waren natuurkunde,
wiskunde, astronomie en filosofie.

Het bekendste wat Plato geschreven heeft is de Allegorie van de Grot ofwel de grotparabel genoemd.
Dit is een beeldverhaal waarin Plato zijn visie op de mens in de wereld duidelijk maakt.
Bekijk op YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=un-t0f0IFfo. De fysieke werkelijkheid is
slechts een schaduw van de Ideeën. Ten grondslag aan de kenbare wereld ligt de wereld der
onvergankelijke ideeën. Plato heeft niet alleen een dualistisch wereldbeeld maar ook een dualistisch
mensbeeld. De mens bestaat uit 2 gescheiden substanties; een lichaam en een ziel. De ziel is voor

3
Plato onsterfelijk en veel belangrijker dat het lichaam dat aan verval en bederf onderhevig is. Hij
noemt het lichaam zelfs de kerker van de ziel. (de ziel die opgesloten zit in een gevangenis dat het
lichaam is)

De menselijke onsterfelijke ziel bestaat uit drie delen: de rede, de moed en de


begeerte. De metafoor die Plato hiervoor gebruikt is de menner met het witte
en het zwarte paard. We moeten zo leven dat de rede de leiding neemt en
streven naar zoveel mogelijk kennis. Daarvoor is de moed nodig die ons ervan
kan weerhouden om toe te geven aan lichamelijke begeerten, of ons af te laten
leiden door onze emoties. Emoties maken ons immers blind voor de rede.
Alleen op deze manier kunnen we de ziel bevrijden uit het lichaam.

Aristoteles 384 – 322 v Chr.


Aristoteles vertrok als puber naar Athene om aan de Academie van Plato te gaan
studeren waar hij zo’n 20 jaar bleef tot de dood van Plato. Van Plato leert hij kritisch te
denken en te beredeneren en niet iets klakkeloos aan te nemen wat anderen hem
zeggen. Aristoteles richt in Athene het lyceum op. ‘De Filosoof’, zoals hij genoemd wordt
heeft zich beziggehouden met álle wetenschappen van zijn tijd.

Als Aristoteles ziek wordt en beseft dat zijn lichaam wel degelijk invloed
heeft op zijn geestelijke gesteldheid komt hij tot de beredenering dat
een mens monistisch is. Hij verklaart dat lichaam en ziel 2 kanten zijn van
dezelfde medaille. Alle levende wezens hebben een ziel, echter de ziel van planten,
dieren en mensen zijn verschillend.

Aristoteles onderscheid 3 soorten zielen:


a. De vegatieve ziel met de kenmerken: stofwisseling, groei en voortplanting. Ze kan niet
besturen enkel passief vegeteren
b. De sensitieve ziel die kan bewegen, voelen en waarnemen
c. De cognitieve ziel die kan nadenken, kennis verwerven over de wereld en over het goede

Vorm en Materie horen bij elkaar. Iedere ziel is de eerste entelechie. De entelechie is de kern, de
kracht die zich in de stof verwerkelijkt en deze tot zelfverwerkelijking brengt

Als Plato stelt dat we de emoties onder controle moeten houden dan reageert Aristoteles dat
emoties een belangrijk waarderend component zijn. Emoties informeren ons immers hoe wij er zelf
voor staan maar het is belangrijk om in balans te zijn. We moeten ons niet verliezen in de emoties.
Emotie kan ons uit balans halen maar dan is het goed om een schouwspel te volgen of naar mooie
muziek te luisteren. Kunst heeft het vermogen tot louteren. Catharsis staat voor een gezuiverde ziel.

4
Wat bepaalt jouw identiteit?
Nature - Nature

Aangezien de hoofdvraag van wijsgerige antropologie: “Wat is de mens?” gesteld wordt door de
mens zelf is het tegelijkertijd ook de vraag naar wie we zelf zijn. Ben ik nog steeds dezelfde persoon
die ik was als de baby of als kind? We weten dat onze cellen vervangen worden dus in materieel
opzicht is er veel veranderd. Toch hebben we het gevoel dat er wel iets is dat hetzelfde blijft. Is er
zoiets als een ‘kern’ waaruit onze persoonlijkheid bestaat?
We gaan nu op zoek naar onze identiteit. Allereerst wat is identiteit? En wat kunnen we zeggen over
onze identiteit? Onze persoonlijke levensgeschiedenis is hierin zeer relevant.
We komen niet kant en klaar op deze wereld, dus wat is dan datgene wat ons gevormd heeft? Het
betreft de vraag naar wat aangeboren is en wat aangeleerd is. Wat komt uit onze natuur voort en
wat uit onze cultuur? We kennen deze discussie als het nature-nurture debat. We zullen zien dat
iedere wetenschappelijke en ook filosofische verklaring van de mens en van het menselijk gedrag ook
nieuwe vragen oproept. Ons denken over de mens beïnvloed ons eigen bestaan en de manier
waarop we leven en samenleven.

Locke: 1632-1704
John Locke wordt gezien als een van de belangrijkste filosofen van de vroege
verlichting. Locke ging van het standpunt uit dat de mens een Tabula Rasa is, een
onbeschreven blad. Volgens hem is er niet zoiets als een vaste kern. Je wordt als
mens bepaalt door dat wat je meemaakt. Je ervaringen bepalen wie je bent. De
samenhang van ervaringen worden door ons geheugen tot een samenhangend
geheel gemaakt. De herinneringen rijgen zich als een ketting aan elkaar. Hoe
ouder je wordt, hoe meer herinneringen, hoe langer de ketting is. Maar ook hoe
meer ervaringen je opdoet in je leven, hoe meer kralen aan de ketting. Die
ketting van ervaringen maakt je tot een uniek individu.

René Descartes: 1596 – 1650


Descartes heeft het beroemde twijfelexperiment bedacht. Hij leefde in
Frankrijk in een tijd waarin het scepticisme bij denkers sterk aanwezig was.
Het scepticisme stelt dat het voor ons mensen niet mogelijk is iets met
zekerheid te weten en het twijfelt daarmee aan de nodige pretenties.
Descartes wilde onderzoeken of je inderdaad aan echt alles kunt twijfelen.
Het gaat hem er vooral om te achterhalen wat we kunnen weten, niet
zozeer of ons leven nu enige zin heeft. Dit laatst noem je existentiële
twijfel.

Descartes zelf concludeert na alle twijfel als volgt: ‘Maar onmiddellijk daarop besefte ik dat, terwijl ik
aldus wilde menen dat alles onwaar is, het noodzakelijk was dat ik die dat dacht, iets was. En
beseffend dat deze waarheid: ’Cogito ergo Sum: Ik denk, dus ik ben’ zo sterk en zo zeker was dat zelfs
de meest buitensporige veronderstellingen van de sceptici net bij machte waren haar aan te tasten,
meende ik dat ik haar zonder enig bezwaar kon beschouwen als het eerste uitgangspunt van de
filosofie dat ik zocht.

In zijn Meditaties formuleerde René Descartes het lichaam – geestprobleem. Het probleem is hoe
bewustzijn, geest, gedachten en vrije wil met de materiële wereld van de wetenschap verbonden
zijn. Descartes stelde dat het menselijk lichaam en de geest twee onderscheiden substanties met
zeer verschillende eigenschappen zijn. De geest, zei hij, is in wezen denkend en niet ruimtelijk en

5
stuurt de vrije wil aan. Het lichaam is aanwezig in de ruimte, niet denkend en onderworpen aan
bewegingswetten. Zijn opvatting, dualistisch interactionisme, houdt in dat in de mens lichaam en
geest zijn verbonden en dat de een de ander voortdurend beïnvloedt. Maar hoe kan de geest het
lichaam aansturen als het lichaam onderworpen is aan natuurwetten?
Descartes oplossing hiervoor was dat in de mens lichaam en geest samenkomen in de pijnappelklier.
Dieren hebben geen pijnappelklier ergo zijn dieren niet meer dan domme machines, die alleen
deelhebben aan de materie en niet aan de geestelijke wereld. Dieren hebben geen ratio volgens
Descartes en kunnen volgens hem geen pijn voelen. Dit dualistisch mensbeeld wordt Carthesiaans
Dualisme genoemd. Latere filosofen vonden deze oplossing weinig bevredigend en gingen op zoek
naar andere theorieën.

Kant: 1724-1804
De kloof tussen lichaam en geest die het cartesiaans dualisme kenmerkt, is
ook een kloof tussen binnen- en buitenwereld. De binnenwereld is de
wereld van de geest, onzichtbaar want ons bewustzijn is alleen voor onszelf
toegankelijk. Met ons lichaam bevinden we ons in de buitenwereld. Het
lichaam is een ding tussen de andere dingen in de buitenwereld. Het
probleem van de relatie tussen onze ideeën en de wereld buiten ons duikt
steeds weer op in de filosofie. Dit wordt de fenomenologie genoemd.
Immanuel Kant is veruit de bekendste verlichtingsfilosoof. In zijn bekende uitspraak: Sapere Aude –
wat betekent ‘Durf te denken’, laat hij zien dat de mens het vermogen heeft om zelf te denken. De
mens is een wezen dat niet bestuurd wordt door God maar zelf zijn keuzes maakt. Immanuel Kant
wordt dan ook gezien als de grondlegger van het Humanisme samen met Erasmus.
Kant maakt een onderscheid tussen onze waarneming en de objecten ‘an sich’. Kant zegt dat wij de
dingen zoals ze echt zijn (ding an sich) nooit kunnen kennen omdat we altijd met onze eigen
zintuigen waarnemen en die zijn altijd gekleurd door ons eigen kenvermogen. Het is te vergelijken
met de bolle ogen van een kikker, die denkt dat de wereld uit ronde vormen bestaat. Wat de mens
over de werkelijkheid meent te kennen is volledig afhankelijk van zijn waarnemingen en hoe hij deze
waarnemingen interpreteert. We moeten onderscheid dus maken tussen de 'noumenale'
werkelijkheid van de dingen, zoals ze op zichzelf bestaan en de 'fenomenale' werkelijkheid, dat is de
werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet. We kennen alleen het ding zoals het aan ons
verschijnt: het 'ding fur sich'. Het 'ding an sich' zoals het echt is, is voor ons niet te kennen.

Sigmund Freud: 1856-1939


Freuds therapie voor psychiatrische patiënten
was erg revolutionair in de negentiende eeuw. In
plaats van de gebruikelijke behandeling met
dwangbuizen en elektroshocks begon Freud met
gesprekstherapie. Deze therapie, de psycho-
analyse is erop gericht trauma’s uit de kindertijd
te laten herbeleven. Volgens Freud hebben we
van veel van onze drijfveren geen weet:
verdrongen gedachten, trauma’s, onvervulde
verlangens en problemen blijven onbewust.
Freud breekt dus met de opvatting dat alle
psychische verschijnselen zich in het bewustzijn
afspelen.
Hij vergelijkt de mens wel met een ijsberg, waarbij het bewustzijn het topje boven het
wateroppervlak is. De belangrijkste psychische klachten zijn onbewust zoals het grootste

6
gedeelte van de ijsberg zich onder het wateroppervlak bevindt. Door de psycho-analyse
kunnen deze naar boven worden gehaald.
Freud is een dualist. Hij deelt de menselijke geest in drieën: het Ich, het Es, het Überich. Het
Ich is de persoonlijkheid die in belangrijke mate wordt bepaald door het dierlijke Es, de
(seksuele) driften. Het Überich is een soort geweten dat opgebouwd wordt door opvoeding.
Het controleert onze gedachten. Echter als je droomt dan sluimert het geweten en komen
onze driften naar boven. Deze dromen kunnen ons veel vertellen over onze onbewuste
drijfveren. Daarom vormt de droomduiding een belangrijk onderdeel van de therapie van
Freud.
Volgens Freuds mensbeeld wordt de mens grotendeels bepaald door seksuele driften. We
kennen Freud van het Oedipus-complex.
Sublimatie is volgens Freud het vermogen een oorspronkelijk seksueel doel te verruilen voor
een ander doel, dat niet seksueel is maar psychisch daaraan verwant. Door sublimatie vindt
de oorspronkelijke seksuele drift haar bevrediging in een niet-seksuele activiteit, die sociaal
of ethisch hoger gewaardeerd wordt. Zo verklaarde hij dat roken een sublimatie was van het
verlangen naar het drinken aan een moederlijke borst.

Helmut Plessner: 1892-1985


Duitse Filosoof en Socioloog.
Gevlucht naar Groningen toen Hitler aan de macht kwam. Zijn vader was Joods en
hij werd ten onrechte als halve jood gezien. In Groningen werd hij ontslagen aan
de universiteit vertrok naar New York. Na de oorlog keerde hij terug naar
Duitsland. In het boek Die Stufen des Organischen und der Mensch (1928)
beschrijft hij hoe hij de mens ziet.
De methode van Plessner is fenomenologisch: hij bekijkt op welke manier dingen,
planten, dieren en mensen zich verhouden tot hun omgeving. Levenloze dingen,
zoals stenen, kunnen de relatie tot hun omgeving niet zelf vormgeven. Levende
wezens kunnen dat wel:
Planten: zeer beperkt, er is geen 'zelf' dat de relatie met de omgeving stuurt. Er is maar 1 reactie
mogelijk op een verandering in zijn omgeving: de bladeren gaan open of dicht en groeien met het
licht mee. Dit noemt hij statisch
Dieren: contact met dier met zijn omgeving wordt gevormd door het dier zelf. Het dier koppelt wat
het doet terug naar een centrum. Lichamelijk is dit het centrale zenuwstelsel. Hierdoor kan het dier
handelen. Dit noemt hij centrisch
Mensen: De mens heeft ook een centrum en is zich ook bewust van dit centrum, hij wéét dat hij het
centrum van al zijn activiteiten is. Dit is een 2de terugkoppelingsmogelijkheid: behalve naar het
centrum, koppelt de mens ook terug op de terugkoppeling zelf. Hij is zich dus bewust van zichzelf en
kunnen als buitenstaander naar zichzelf kijken. Dit noemt hij centrisch én excentrisch

7
Jean- Paul Sartre: 1905 – 1980
Deze Franse schrijver en filosoof is de grondlegger van het Existentialisme. De
menselijke existentie gaat aan zijn essentie vooraf. Eerst is de mens een enkel
hoopje mens, maar de keuzes die hij maakt in vrije wil maken dat de mens zijn
voltooiing krijgt. De mens is hiermee verantwoordelijk voor zijn eigen zijn.
Sartre legt geen keuzes op dat doet ieder mens voor zichzelf. De mens zal
echter aan de ander rekenschap moeten afleggen voor de keuzes die hij
gemaakt heeft. Zijn filosofie sloeg in als een bom zeker na de 2e Wereldoorlog
waarin vooral gewezen werd naar de Führer, de NSDAP of de kerk. Zijn stelling is dat de mens ten alle
tijden vrij is en dus ook verantwoordelijk is voor zijn handelen. Zijn daden afschuiven op de politiek of
op de kerk noemt Sartre te kwader trouw.

Simone de Bouvoir 1908 – 1986.


Zij is een Frans filosofe, feministe, schrijfster en de vriendin van J.P. Sartre.
Haar levensdoel was om de vrijheid te veroveren en voortdurend te blijven
bevechten. In haar werk: “de Tweede Sekse” onderzoekt ze de positie van
vrouwen door de eeuwen heen. Een veelheid aan factoren komt aan bod zoals
het ontstaan van het gezin, opvoeding, vriendschappen tussen vrouwen enz.
Behalve algemene ontwikkelingen beschrijft ze ook hoe op individueel niveau
de situatie van een vrouw eruit ziet: een situatie waaruit maar moeilijk te
ontsnappen valt. Haar conclusie is dat vrouwen altijd onderworpen zijn
geweest en dat dit moet veranderen. Iedereen heeft er baat bij als de
verhouding tussen man en vrouw gelijkwaardig wordt. Haar uitspraak: “Je
wordt niet als vrouw geboren maar als vrouw gemaakt” geeft duidelijk haar visie op het
nature/nurture debat.
De mens is verbonden met de wereld en dit brengt natuurlijk een zekere afhankelijkheid met die
wereld met zich mee. Het is goed mogelijk dat omstandigheden het onmogelijk maken om de vrijheid
uit te oefenen. Stel je wil graag advocaat worden maar je ouders hebben niet genoeg geld om je
schoolgeld te betalen dan wordt je keuzevrijheid beperkt. Deze situatie kenmerkt de situatie waarin
vrouwen zich altijd bevonden hebben. Echter doet ze een oproep aan alle vrouwen om de vrijheid te
bevechten. “Door excuses te zoeken, verlaag je jezelf tot een ding”. Vrijheid en bewustzijn zijn de
belangrijkste kenmerken van het menselijk bestaan ofwel de menselijke existentie.

Hannah Arendt 1906 – 1975.


Hannah Arendt is een Duits Amerikaans joodse filosofe. Zij vluchtte uit Duitsland
voor het Nationaal Socialisme naar Amerika en verdiepte zich in totalitaire systemen.
Ze is vooral bij de mensen bekend geworden door haar verslagen als journaliste over
het Eichmannproces in 1961 in Jeruzalem. Ze schrijft het boek: “de banaliteit van het
kwaad” waarin ze tot een antwoord komt dat het kwaad geschied door mensen die
geen verantwoordelijkheid dragen voor hun daden omdat ze gehoorzaam zijn aan
het gezag. Eichmann was een ambtenaar die voor het Naziregime werkte en ondanks
dat hij veroordeeld is voor de moord op miljoenen joden zich oprecht onschuldig
voelde omdat hij zelf geen joden fysiek vermoord had. Hij had echter wel een
ambtelijke molen draaiend gehouden met deze doden tot gevolg. Het kwaad
geschied niet door de aanwezigheid van kwade bedoelingen maar door afwezigheid van het kritisch
denken. Door het kwaad op te splitsen in diverse samenhangende onderdelen waardoor mensen zich
niet meer verantwoordelijk voelen voor het geheel.

8
Deze banaliteit wordt verder onderzocht in een experiment dat bekend staat onder het Milgram
experiment. Stanley Milgram, psycholoog aan de Yale-universiteit voert een experiment uit op
mensen om te kijken in hoeverre gehoorzaamheid aan een legitiem gezag een rol speelt in het
ervaren van eigen verantwoordelijkheid voor het handelen.

Rutger Bregman 1988 -


Bregman beschrijft in zijn boek: “De meeste mensen deugen” een
reactie op het Milgram experiment. Hij geeft aan dat bij dit experiment
wel degelijk dwang is uitgeoefend door de gezaghebbende (soms zelfs
fysiek) en dat het de vraag is of het kritisch denken en het
verantwoordelijkheidsgevoel in het geding is door gehoorzaamheid aan
gezag zoals Milgram beweert, of dat het de vrije wil is die in het geding
komt door de dwang die is uitgeoefend. Immers bij dwang kun je niet
meer spreken van een vrije wil. Door nadruk te leggen op het slechte
wat mensen doen wordt de opinie over mensen beïnvloed. We hebben
veel meer oog voor wat er mis is in de wereld daarom denken we dat de
mensen van nature egoïstisch zijn of minstens uit zijn op eigen gewin.
Als de ons blikveld kunnen verruimen door meer aandacht te besteden
aan het goede wat mensen aan elkaar doen, kunnen we tot de conclusie
komen dat de meeste mensen deugen. In zijn boek beschrijft Bregman dat er op veel crisismomenten
ook heel mooie daden te beschrijven zijn. Bregman is is voorstander van invoering van
het basisinkomen. Hij wil duidelijk maken dat het geen gift van de overheid is, maar opbrengsten uit
hulpbronnen die toegankelijk zijn voor alle leden van een groep of samenleving. Hij bespreekt de
ideeën van Elinor Ostrom, een Zweedse econoon, die bewees dat kleine groepen mensen die samen
gebruik maken van natuurlijke hulpbronnen samen zorgen dat de bronnen niet uitgeput raken door
overmatig gebruik. We gaan er als samenleving vanuit dat hulpbronnen opraken, maar deze theorie
wordt dus tegengesproken.

In zijn boek: ”Gratis geld voor iedereen” pleit hij voor een basisinkomen. Zijn mening richt zich vooral
op rijke burgers die veel meer belasting zouden moeten betalen om tot een rechtvaardige
samenleving te komen.

Stop talking about philanthropy, start talking about taxes. Taxes, taxes.

9
Dick Swaab 1944 –
Een neuroloog uit het AMC, schrijver van het boek: “Wij zijn ons brein” is een bekend
hersenonderzoeker. Swaab is met name bekend geworden door zijn onderzoek over
factoren die al in de baarmoeder invloed hebben op de hersenontwikkeling. Door dit
onderzoek komt Swaab tot de ontdekking dat we geen hersenen hebben maar onze
hersenen zijn. Dit deterministische en materialistische mensbeeld onderbouwd hij
met de natuurkundige en chemische processen die zich in ons brein afspelen. Ons
geslacht of onze seksuele voorkeur is geen keuze maar een onbedwing-bare aanleg
binnen in de hersenen. Er bestaat volgens hem geen vrije wil evenmin als een geest of
ziel die onafhankelijk van de hersenen kan functioneren. De mens heeft geen keuze
maar is biologisch bepaalt.

Benjamin Libet: 1916-2007 .


Benjamin Libet was een amerikaanse neurofysioloog
Hij bedacht de Libettest. Volgens de uitleg van de Libettest (waarin een
persoon enkel op een knop hoeft te drukken als hij daar zin in heeft) blijkt
uit wetenschappelijk onderzoek dat de onderzoeker eerder ziet dat de
proefpersoon wil gaan drukken dan dat de proefpersoon dit zelf ervaart.
Ergo: er is geen vrije wil maar alles wordt causaal bepaalt.

Bas Haring 1968 -


Nederlands filosoof, hoogleraar op de universiteit van Leiden,
informaticus en schrijver maakte een aantal jaren geleden het
filosofische televisieprogramma `Stof` waarin hij elke aflevering een
belangrijke filosofische vraag onderzocht. Zo ging hij ook op zoek naar
de Vrije Wil. Haring beschrijft de mens als materialistisch. Het brein
bestaat uit stofjes die invloed hebben op ons gedrag. Door functionele
MRI (FMRI) zijn we in staat om het levende brein beter te bestuderen.

Echter hoe we ook dit levende brein bekijken, nergens kunnen we iets van de vrije wil ontdekken.
Echter wanneer we het brein vergelijken met een stofzuiger en de vrije wil met zuigkracht van de
stofzuiger dan kunnen we ook de zuigkracht niet aantonen wanneer we de stofzuiger helemaal uit
elkaar halen. Zo zou het ook met onze vrije wil kunnen zijn. We kunnen ondanks dat we in het brein
nergens een vrije wil ontdekken niet aantonen dat de mens geen vrije wil heeft.

10
Martha Nussbaum 1947 – -
Nussbaum pleit voor meer samen in de samenleving. Het
individualisme is doorgeslagen. Wil de mens geluk ervaren dan hoort
daar een compassie bij voor iedere medemens.
Nussbaum hoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van een
groeiende groep deskundigen die het onzin vinden de ontwikkeling
van een land af te meten aan economische maatstaven zoals
het bruto-nationaal product, de enige maatstaven waar instellingen als
de Wereldbank en het IMF van uitgaan. De ontwikkeling van een land
en zijn bevolking hangt meer af van de mogelijkheden die individuen
hebben, die beslissend zijn voor de kwaliteit van het menselijk leven.
Omzien naar elkaar verhogen die mogelijkheden enorm.
Nussbaum gaat ervan uit dat ieder mens recht heeft op een minimumniveau van vermogens die de
mens zou moeten hebben om volwaardig te kunnen leven zoals lichamelijke gezondheid,
lichamelijke onschendbaarheid, verbeeldingskracht, denken en gevoelens, sociale banden en het
kunnen vormgeven van de eigen omgeving. Een samenleving die deze vrijheden en rechten niet kan
garanderen aan haar burgers, is volgens haar geen volledig rechtvaardige samenleving.

Sophie Oluwole 1935 – 2018


Afrikaans filosoof uit Nigeria. Ze schrijft een boek “wat we over de
Afrikaanse filosofie kunnen leren”. Het westerse denken beschrijft
ze als oppositie. Dat is al vanaf de klassieke filosofie waarin lichaam
en geest gescheiden zijn. Materialisten zeggen dat de materie
superieur is, idealisten zeggen dat de geesteswereld superieur is.
Aan welke kant je ook staat, de twee zijn tegengesteld en
onverenigbaar. In het Afrikaanse denken gaan het materiële en de
geesteswereld juist samen. Dat geldt voor alles. Dat geldt voor het
groeien van een boom, maar ook voor de houten tafel. Er zit een
vorm van levenskracht in, een energie die je niet van de materie
kunt scheiden. Dat noemt Oluwole complementair dualisme.

Ludwig Wittgenstein 1889 – 1951


Zijn werk: De Tractatus gaat over de taal ten opzichte van kennis en ethiek .
We denken in beelden en geven die beelden via taal door aan anderen. Echter
er zijn ook belangrijke dingen waarover geen zinvol taalgebruik bestaat, zoals
ervaringen en ethiek, maar ook religie en mystiek. Daarover zegt hij:
“waarover men niet spreken kan, moet men zwijgen.”
Omdat we ons uitdrukken in taal, maakt taalontwikkeling een belangrijk deel
van ons zijn. Hoe beter we ons kunnen uitdrukken in taal, hoe beter we in staat
zijn om onze beelden over te brengen.
Op een later moment stelt Wittgenstein at er niet eerst een privétaal is (b.v.
babytaal) maar dat taal ook iets is wat in bepaalde taalgemeenschappen
functioneert. Omdat woorden getoetst worden aan regels die alleen in die
gemeenschappen functioneert. Daarom is het goed gebruiken van woorden
cultureel bepaald. Taal als afbeelding van de werkelijkheid heeft zo niet alleen
een instrumenteel maar ook een scheppend karakter.

11
Daniël Dennet 1942 –
Deze Amerikaanse filosoof, gespecialiseerd in vraagstukken omtrent het
bewustzijn en kunstmatige intelligentie. Dennet veronderstelt dat de vrije wil
verenigbaar is met het determinisme. Op fysiek niveau bestaat de vrije wil
niet, maar we hebben genoeg vermogen om vrije keuzes te kunnen maken.
De vrije wil is de mogelijkheid om keuzes te kunnen maken zonder opgelegde
druk. De mens is een handelend wezen dat zijn of haar doelen wil
verwezenlijken. Door evolutie is de mens steeds beter in staat om de
toekomst te voorspellen op consequenties en kan de mens toekomstige
gebeurtenissen juist vermijden of niet. Dit vermogen tot vermijden is het
menselijk vermogen van de vrije wil. Dennet maakt hierbij een onderscheid
tussen vermijdbaar en onvermijdbaar. Doordat het vermogen van de vrije wil
niet het determinisme uitsluit maar juist bevestigt (immers anders kan met
niet voorspellen en vermijden) is Dennet een compatibilist en levert Dennet een bijdrage aan de
discussie over kwantummechanica en de vrije wil.

12
Deel 2 Ethiek

Ethiek gaat over het goede handelen. Ethiek komt van het Griekse woord Ethos en betekent letterlijk
zoiets als gewoonte. De manier waarop mensen gewend zijn om te handelen. Ethiek is belangrijk
omdat ze te maken heeft met de alledaagse problemen in ons eigen bestaan. Naast de relevante
vraag hoe jouw gedrag en dat van anderen begrepen en gewaardeerd worden buigt ethiek zich ook
over vraagstukken die wat verder van ons afstaan. Waar komt ons verlangen vandaan om een goed
leven te willen hebben? Worden we aangetrokken door een voorstelling of een idee van het goede
leven? Hoe weten we wat goed genoeg is? Wil ik het goede omdat ik het mis? Of mis ik iets omdat ik
weet wat goed is? Het is het kip en ei probleem. Wat is er eerder? Ons idee of onze wil?

Samengevat gaat ethiek dus over oordelen met betrekking tot goed en kwaad en hoe het vermogen
tot waarderen tot stand komt. Ethiek spreekt zich uit over de wijze waarop we kunnen of moeten
oordelen en welke soort moraal verkieselijker is boven de andere.

Als je het hebt over de moraal gaat het om het goede handelen wat wenselijk is. Dit is cultureel
bepaalt. In een streng islamitisch land geldt een andere moraal dan in het vrije westen. De basis van
moraal lijkt gegeven te zijn met de allereerste hechtingen, waarin we leven en die zich naar steeds
meer mensen kan verplaatsen waarmee het een moraal wordt van een gemeenschap. Wanneer door
afwezigheid van liefde, aandacht en verbondenheid geen hechtingen ontstaan, kan iemand zich op
latere leeftijd moeilijk of zelfs niet in anderen verplaatsen. Er ontbreekt ook vaak een schuldbesef.
Veiligheid is zodoende een noodzakelijke voorwaarde voor het fundamentele vertrouwen dat je als
kind direct, altijd en troostend opgevangen wordt wanneer je bang en onzeker bent. Wie zich hecht
kan ook schuld ervaren. Schuld als negatieve gevoelens die we kunnen hebben wanneer we ons
eigen gedrag moreel afkeuren. Niet alleen zijn we in staat tot meevoelen maar kunnen we over het
algemeen best aardig samenwerken. De vraag is echter hoe wij als individu met onze eigen belangen
tot samenwerking overgaan.

13
Waarden en Normen
Waarden hebben te maken met wat we als ‘waardevol’ zien. Dit is het doel waarnaar we streven. Om
deze waarden te bereiken zijn er normen. Normen zijn gedragsregels die bij bepaalde waarden horen
om dit te bereiken. Waarden kunnen we onderverdelen in intrinsieke waarden, een waarde in
zichzelf en in instrumentele waarden. Instrumentele waarden zijn waarden om een andere waarden
(zowel instrumenteel of intrinsiek) te bereiken. Uiteindelijk streven we naar de waarde Geluk. Geluk
is dus altijd een intrinsieke waarde. Geluk is daarnaast ook een container-begrip. Een container-
begrip omdat er meerdere waarden nodig zijn om geluk te bereiken. Dit zijn zowel universele
waarden die voor iedereen geldend zijn als individuele of subjectieve waarden.

Deugdethiek
Aristoteles 384-322 v Chr.
Aristoteles heeft een regel voor het goede leven en dat is dat er geen
regels zijn. Get gaat niet om een soort ethisch handboek te
internaliseren maar om je karakter zo te ontwikkelen dat je geneigd
bent in elke situatie het juiste te doen. De mens is een gewoonte-
dier en net zoals een goed musicus er een wordt door te oefenen, zo
worden mensen deugdzame mensen door deugdzame dingen te
doen. Praktische Wijsheid ofwel Phronésis. De mens kan als vrij mens
op een hoger niveau functioneren wat inhoudt dat hij meedenkt en
discussieert en op een lager niveau wat inhoudt dat hij zich inzet voor
het werk en huishouden.

Aristoteles eerste regel voor het leiden van een goed leven is dat er
geen regels zijn. Het gaat niet om een soort ethisch handboek maar
om je karakter zo te ontwikkelen dat je geneigd bent in elke situatie
het juiste te doen. Zo worden we deugdzame mensen. Er is een actueel zijn (zoals iets is) en een
potentieel zijn (zoals iets kan worden). Het uiteindelijke doel noemt hij de Telos. De Telos van de
mens is om een zo goed mogelijk mens te zijn. Het gelukte leven: Eudaimonia.

Maar wat is deugd? Te leven volgens onze aard als redelijke wezens. Een goed persoon is goed in
menselijke dingen, met name in denken, omdat dat hetgeen is wat geen enkel ander levend wezen
kan. Het juiste gedrag komt ons voor ogen als we het idee loslaten dat goed en kwaad
tegenovergestelden zijn en het goede leren zien als het midden tussen de uitersten van overdaad en
tekort. Of een handeling moedig of overmoedig is of juist heel laf heeft te maken met deze
uitzonderlijke situatie. Wanneer iemand niet kan zwemmen en hij zou het water ingaan om een
drenkeling te redden dan is dit overmoedig. Zo iemand kan beter hulp halen. Wanneer iemand heel
goed kan zwemmen maar hulp gaat halen dan zouden we zo iemand laf noemen. Zo ligt de moed in
het midden maar kunnen we geen vaste omschrijving van handelen geven welk gedrag moedig is.

De kracht kent geen duistere en heldere kant;


alleen twee duistere uiteinden en een helder
midden.

14
Gevolgenethiek
We kunnen stellen dat mensen streven naar geluk en ongeluk willen vermijden. Echter een ethische
theorie moet ook iets kunnen zeggen over hoe anderen buiten mijzelf behoren te handelen, want
een moraal betreft in eerste instantie het samenleven. Een moreel en redelijk principe dat stelt dat
een handeling goed is wanneer deze het geluk van een zo groot mogelijk aantal mensen vergroot. Dit
standpunt is uitgewerkt in de gevolgenethiek. Een ander belangrijk punt is dat de gevolgenethiek
enkel let op de gevolgen, los van achterliggende motieven en intenties.

Jeremy Bentham 1748-1832

Bentham was een Engels jurist en filosoof. "De natuur heeft de mensheid
onder het regime van twee soevereine meesters geplaatst: pijn en plezier. Zij
alleen behoren ons de weg te wijzen en zij alleen mogen bepalen wat we
moeten doen. Het grootste geluk voor het grootste aantal mensen is de basis
van moraal en wetgeving.” Bentham ontwikkelt een systeem, waarmee hij
pretendeert de mate van geluk kwantitatief te meten. Daartoe stelt hij een
lijst parameters op, zoals tijd, intensiteit en onzekerheid. Een belangrijke rol
in de rekenmethode van Bentham speelt het geluk van anderen. Wie alleen
zijn eigen geluk najaagt, beseft niet dat zijn geluk toeneemt wanneer anderen
ook gelukkig zijn.

John Stuart Mill 1806- 1873

Een Engels filosoof en econoom. Hij is een petekind van Jeremy Bentham en vanaf
zijn vroege jeugd wordt hij opgevoed met de gevolgenethiek. Volgens hem gaat het
ook om het streven naar zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen. Hij
brengt daarbij onderscheid aan in verschillende soorten geluk. Zo spreekt hij van
‘hoog’ en ‘laag’ geluk en is hij van mening dat de mens een dieper soort geluk
ervaart wanneer hij uitgedaagd wordt en wanneer hij zichzelf kan ontplooien. Zijn
uitspraak: “Beter een ontevreden Socrates dan een tevreden zwijn.”

15
Plichtethiek

Immanuel Kant 1724 - 1804


Deze Duitse filosoof en verlichtingsdenker Immanuel Kant heeft kritiek de
gevolgenethiek. Op de eerste plaats constateert hij dat niet elk handelen
ethisch handelen hoeft te zijn. Je kunt iets doen omdat je denkt dat het goed
is om te doen en waar ook anderen plezier en vreugde aan beleven echter
het wil niet persé zeggen dat als je dit niet gedaan hebt je dan onethisch
gehandeld hebt. Een tweede kritiekpunt van Kant op het Utilisme heeft
betrekking op de hypothetisch imperatief. Je doet een aanname wat een
handeling oplevert. We hebben het trolley-dilemma gezien en besproken. Je
gaat daar van uit dat het omwisselen van de rijrichting het gevolg heeft dat
slechts 1 persoon overlijdt en dat er meerdere gered worden. Maar
misschien zouden deze personen toch net op tijd de trolley zien aankomen of
iemand kon ze waarschuwen waardoor deze personen net op tijd van de rail
konden. Daarom wil Kant een ethiek die voor iedereen altijd geldend is en
komt hij met een Categorisch Imperatief. Dit houdt in dat het handelen ethisch goed is als er zo
gehandeld wordt als een voor iedereen geldende wet. Je gaat dan uit van het beginsel van de
handeling ofwel de intentie van deze handeling. Stel je gaat uit over liegen. Zou je willen dat
iedereen liegt? Nee, dat wil je niet want dan wordt deze samenleving onbetrouwbaar. Daarom is
liegen niet goed en de waarheid spreken wel. Evenzo kun je eerlijkheid tegen het licht houden als je
kijkt naar stelen. Is stelen goed? Nee, stel je voor dat iedereen maak pakt wat niet van hem is omdat
dit toegestaan is. Dan zou er complete chaos en wanorde om ons heen zijn en zijn jouw spullen ook
niet meer veilig. Wellicht ben je opgevoed met de uitspraak: Handel zoals je zelf ook behandeld wit
worden” of ken je de uitspraak: “Wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Dit ligt
aan de grondslag van het handelen van de plichtethiek. Daarnaast zegt Kant dat je een mens nooit als
een middel mag gebruiken maar de mens is doel op zich. Een mens als stootkussen of als offer
gebruiken om anderen te redden is volgens de plichtethiek onethisch. Iets wat slecht is, is volgens de
plichtethiek altijd slecht, ook als de uitkomst goed zou zijn. Het enige dat goed zou kunnen zijn is de
intentie, de goede wil. Zo keurt de plichtethiek ok martelen af, ook als daar levens mee gered kunnen
worden. Volgens Kant is het belangrijk dat er binnen een staat een machtenscheiding is. Deze
machtenscheiding in een scheiding van de wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht. Hij komt
dan ook tot zijn uitspraak: “Een totalitair gezag kent geen vrijheid.”

16

You might also like