You are on page 1of 14

Wat kun je weten?

Naam:

Klas:
De 4 manieren om te weten

Grofweg kun je zeggen dat er 4 manieren zijn om iets te weten te komen, om aan kennis te
komen:
1. Je kunt iets met je zintuigen (ogen, oren, voelen…) waarnemen (empirisme)
2. Je kunt iets met je verstand logisch beredeneren (rationalisme)
3. Je kunt iets merken aan je eigen emoties of gevoelens
4. Je kunt iets van een ander te horen krijgen (tweedehands kennis)
Een andere term voor dit onderdeel van de filosofie is wetenschapsfilosofie. Als je ooit
onderzoek gaat doen, of dat nou voor je profielwerkstuk in je examenjaar is, of op een HBO
of universiteit voor je afstudeerscriptie, moet je informatie gaan verzamelen. Die informatie
kun je op één van de bovenstaande manieren verzamelen. Als je zeker wilt weten wat je met
die informatie kunt doen en hoe betrouwbaar die informatie is, moet je weten wat ze
inhouden en welke voor- en nadelen elke manier heeft.
Al deze manieren hebben, zoals gezegd, voordelen en nadelen. In de komende vier lessen
zullen we elk van deze manieren van weten nader bekijken. We gaan bespreken wat elke
manier inhoudt, voorbeelden bespreken en de voor- en nadelen doornemen.
Hst. 1 Waarneming

Startvraag: Zonder welke van je zintuigen zou je wel kunnen leven? En waarom deze?
Waarneming is het je bewust worden van je omgeving met behulp van je vijf zintuigen. Je
ziet de rode en gele kleuren van de bladeren aan de bomen in de herfst, je proeft een kop
warme chocolademelk, je hoort de regen kletteren op het dak, je ruikt diezelfde kop
chocolademelk en je voelt je wollen sjaal kriebelen aan je nek.
Er is een bepaalde stroming binnen de
wetenschapsfilosofie, het empirisme, die
zegt dat alle kennis uiteindelijk voortkomt
uit je zintuigen. De realiteit bestaat met al
zijn geuren, kleuren en geluiden etc. en
onze zintuigen nemen deze waar (deze
visie noem je ook wel: gezond verstand
realisme).
Ook al lijkt dit vrij eenvoudig, je zintuigen
zijn ook makkelijk voor de gek te houden
met allerlei illusies. Vaak is het niet eens Figuur 1: context
wat je ziet, maar hoe je dat wat je ziet
interpreteert. Verschillende mensen kunnen naar hetzelfde object kijken, maar via hun
zintuigen net niet dezelfde informatie binnenkrijgen. Die informatie wordt dus ook net iets
anders verwerkt in hun hersenen, waardoor deze mensen ook echt wat anders ‘zien’.
Veel hangt af van de context, wat je als achtergrond of voorgrond ziet. Soms maakt je brein
van losse onderdelen toch een passende afbeelding. Ook verwachtingen spelen een grote
rol: als je gewend bent in een bepaalde afbeelding een driehoek te zien, zorgen je hersenen
er voor dat je een driehoek ziet, ook al is deze er niet altijd. Wat je ziet, hoort, ruikt, voelt of
proeft is dus niet altijd precies wat er in werkelijkheid is, maar wat je hersenen er van
maken.
Dit nadeel van onze zintuigen erkennen de empiristen ook.
Zij zeggen dat ook niet dat ze tot zekere
kennis komen, maar dat hoe vaker je
iets waarneemt, hoe waarschijnlijker
het is dat die waarneming ook klopt.
Optieken
Behalve deze (misschien wat flauwe) illusies, is er altijd sprake van een selectie. Als ik je
spreek tijdens de les zie ik waarschijnlijk je gezichtsuitdrukking en hoor wat je tegen me zegt.
Het gezoem van de beamer, het geklets van leerlingen bij hun fiets, de tekening die op de
muur hangt en het fluitje van de gymdocent merk ik waarschijnlijk niet op. Aan mijn ogen en
oren mankeert niets, maar ik kan niet alles registreren. Je richt je bijna automatisch op de
dingen die er toe doen. Dat kan ook niet anders: als je alles constant zou registreren, ben je
na een uur helemaal kapot. Je hersenen filteren de belangrijke informatie er uit en de rest
wordt ergens in je onderbewust tijdelijk opgeslagen. Dit verwerk je tijdens je slaap (daarom
droom je soms over dingen die je die dag hebt meegemaakt).
Je hebt je hersenen tijdens je jeugd getraind wat belangrijk is en wat niet. Ook door je
opleiding of het werk dat je doet kan het zijn dat je sommige dingen ziet, waar een ander
nooit naar zou kijken.
Vraag 1: Hoe zouden de volgende mensen naar de situatie kijken?
A. Een kind dat sterft van de honger. Een arts, econoom, de vader, een hulpverlener.
B. Een zonsondergang. Gelovige, natuurkundige, een schilder, een boer.
C. Een boom, een bioloog, houthakker, milieuactivist.
Als je interesse verandert, verandert dat wat je ziet mee. Als je een nieuwe jas wil kopen,
valt het je opeens op wat voor jassen iedereen aanheeft. Vrouwen die zwanger zijn, zien ook
overal opeens zwangere vrouwen. Ook je emoties beïnvloeden wat je opmerkt. Als je net
verliefd bent zie je vooral de overeenkomsten met je geliefde, aan het einde van een relatie
vooral de verschillen. Als je alleen thuis bent ’s nachts, hoor je veel meer vreemde geluiden
dan overdag als iedereen er is. Het is niet zo dat die informatie er eerder niet was (ook al
voelt het soms wel zo), maar je hersenen filterden dat er uit.
Vraag 2: In hoeverre beïnvloedt de cultuur waar je in opgegroeid bent de manier waarop je
naar de wereld kijkt?
Vraag 3: Hoe moeten we ons voelen om de wereld het helderst en het objectiefst te zien?
Vraag 4: In de jaren 70 kwamen er in het bestek van een aantal maanden een aantal
talentvolle muzikanten om het leven. Zij waren allen 27
jaar oud, onder andere Jim Morrison, Janis Joplin en
Jimi Hendrix. Iedere keer als er nu een
muzikant/artiest overlijdt die 27 jaar oud is,
wordt dit genoemd, zo ook bij Amy Winehouse.
Overlijden er nu meer muzikanten op hun 27ste dan op
een andere leeftijd? Zoek dit uit. Wat zegt dit over
waarneming?
Hst. 2 Tweedehands kennis

Startvraag: Hoeveel zou je kunnen weten over de wereld als je nooit zou vertrouwen op wat
iemand je vertelde of wat je las?
Mensen zijn in staat om met elkaar te communiceren over alles wat ze ervaren. We kunnen
onze overtuigingen en gewoontes doorgeven aan de volgende generaties. Dit noemen we
ook wel cultuur. Doordat we deze dingen niet iedere keer zelf hoeven uit te vinden, is het
ook mogelijk om vooruitgang te boeken op allerlei terreinen. We kunnen voortbouwen op
dat wat de mensen voor ons hebben gedaan: “We staan op de schouders van reuzen”
De voornaamste bronnen van zulke tweedehands kennis zijn culturele tradities, school, het
internet, experts en de media. Deze bronnen hebben allemaal hun waarde, maar zijn niet
onfeilbaar. Het is belangrijk je bewust te zijn van de beperkingen.
Vraag 1: Wat is een natuurlijk gegeven en wat is gebaseerd op afspraken?
a. Een week van zeven dagen
b. Een jaar van 365 dagen.
c. Het decimaal talstelsel
d. De waarde van pi.
e. Van links naar rechts lezen.
f. Kleding dragen
Vraag 2: Wat zou je niet willen eten of drinken? Geef redenen:
a. Koeien
b. Varkens
c. Honden
d. Slakken
e. Kakkerlakken
f. Alcohol
g. Zwavelzuur.
Vraag 3: In hoeverre wordt wat je vies vindt bepaald door je cultuur? Zijn er ook dingen die
alle culturen vies vinden?

School
Ieder mens in de westerse wereld brengt ongeveer 14.000 uur van zijn tijd door op school. In
die tijd is het de bedoeling dat je voorbereid bent op het leven na school en deel uit te
maken van de samenleving waar je in woont. Dit onderwijs kan op vele manieren gegeven
worden: heel autoritair, waar iedere leerling exact moet doen wat de docent zegt en stil
moet zijn, of met meer inspraak, waar leerlingen meer mogen kiezen wat ze doen en hun
eigen mening mogen geven.. Wat je precies geleerd krijgt is ook een kwestie van selectie, je
kunt namelijk niet alles leren.
Vraag 4: Bertrand Russell merkte eens op: “in de meeste landen zijn er ideeën die als correct
gezien worden, en andere als gevaarlijk”. Leraren wiens meningen niet correct zijn
moeten hierover hun mond houden. Welke meningen moeten leraren in Nederland
verzwijgen? Is dit terecht?
Vraag 5: In hoeverre is dat wat jullie hier op school leren indoctrinatie? (als je niet weet
wat indoctrinatie is, moet je dat even opzoeken)

Internet
Het internet is vaak de snelste manier om dingen op te zoeken die je wil weten. Helaas is er
niemand die het opruimt of controleert. Ook al weet je dat je misschien niet alles moet
geloven, soms zien dingen er zo betrouwbaar uit, dat je er in meegaat, ook al weet je
eigenlijk beter. Daarnaast is er tegenwoordig steeds meer ‘nepnieuws’ aanwezig op het
internet, bewust door mensen gemaakt en verspreid om mensen op het verkeerde been te
zetten of om onrust te stoken.
Vraag 6: Welke van de onderstaande nieuwsberichten zou je aanklikken als het tegenkwam?
Leg uit waarom.
a. Nieuw bewijs voor leven na de dood.
b. Het is Amerikaanse wetenschappers gelukt een mummie weer tot leven te
brengen
c. 5 manieren om te zien of jouw hond in een vorig leven mens was.
d. Helderziende waarschuwt: Hitler komt terug.
e. Waterproof zonnebrand kan blindheid veroorzaken
f. We gebruiken slechts 10 procent van onze hersenen.
Het gebeurt vaak dat er nieuwe ontdekkingen gedaan worden. Van 1923 tot 1955 was men
het erover eens dat de mens 24 chromosomenparen had. De bioloog Theophillus Painter
had zich verteld en pas 30 jaar later ontdekte men de fout. Het is dus in veel gevallen
belangrijk om open te staan voor nieuwe ideeën, of andere ideeën. Te open staan is weer
naïef en ook niet de bedoeling.
Vraag 7: Reageer op het volgende citaat van Douglas Hofstadter: ‘Je kunt te ruimdenkend
zijn. Ik ben niet ruimdenkend als het gaat om de vraag of de aarde plat is, of Hitler
nog in leven is…. Ik ben ook niet ruimdenkend over het paranormale… Ik denk dat
het verkeerd is zo ruimdenkend te zijn’

Propaganda
Op school proberen mensen je bewust te vormen naar (hopelijk) een goed functionerend
mens in de maatschappij. Het internet is gewoon een vergaarbak van allerlei ideeën. Maar
soms proberen mensen je echt te beïnvloeden op een manier die hen goed uitkomt.
In de film The Truman Show wordt een man (Truman) zijn hele leven al gevolgd door
honderden camera’s. Zijn leven wordt uitgezonden op televisie. Alles in zijn leven is in scene
gezet op een manier die de producenten van het televisieprogramma goed uitkomt. Dit
roept ook vragen op over hoe jij eigenlijk aan je kennis komt. Uiteindelijk komt het meeste
van je kennis uit je dagelijkse omgang met de mensen om je heen en de media. Daar is op
zich niet zoveel mis mee in een land als Nederland, waar we vrije toegang hebben tot allerlei
soorten informatiebronnen, maar zelfs dan kun je niet altijd blind afgaan op informatie van
een ander. Je moet altijd kritisch blijven: wie verteld mij dit, waar komt dat verhaal van dan
en is dat wel betrouwbaar?
Vraag 8: In een land als Noord-Korea wordt veel gebruik gemaakt van propaganda (als je niet
weet wat dat is, zoek het dan even op). Als jij daar geboren zou zijn en zou wonen,
zou je dan ook net zo denken als de bedoeling van de overheid zou zijn, of zou je
misschien toch ook een eigen mening kunnen vormen? Leg uit waarom wel of
waarom niet.
Hst. 3 Logisch redeneren

Startvraag: wat is betrouwbaarder : je verstand of je zintuigen?


Deze manier om te weten gaat uit van de onzekerheden die we al tegenkwamen bij het
eerste hoofdstukje. Als je zintuigen niet (altijd) te vertrouwen zijn, moeten we er misschien
helemaal niet op vertrouwen. Je weet nooit zeker of dat wat je waarneemt klopt, dus je kunt
niks zeker zeggen met die informatie. Hun oplossing is dan om aan nieuwe kennis te komen,
puur door na te denken. We noemen deze stroming binnen de wetenschapsfilosofie het
rationalisme (ratio betekent verstand).

Een groot en bekend filosoof van deze stroming is René Descartes. Deze filosoof uit de 17 e
eeuw wilde zekere kennis vergaren. Zoals hierboven al gezegd, begon Descartes met het
twijfelen aan alle kennis die door middel van waarneming was verkregen. Hij twijfelde dus
aan alles. Maar, zei Descartes, dan blijft er één ding over waar ik onmogelijk over kan
twijfelen: dat er iets is dat twijfelt. Dat ‘iets’ is hijzelf. Hierdoor komt hij tot zijn beroemde
uitspraak ‘Cogito Ergo Sum’: Ik denk, dus ik ben/besta. Dit is een voorbeeld van hoe je alleen
door na te denken tot (zekere) kennis kunt komen. Met dit als basis, probeert Descartes
vervolgens andere zekerheden te beredeneren, puur door na te denken en geen gebruik te
maken van zijn zintuigen.

Vraag 1: Ben je het eens met Descartes conclusie? Waarom wel of niet?

Wat Descartes hier doet noemen we logisch (be)redeneren. In de moderne wetenschap is er


vaak een combinatie van empirisme en rationalisme. Deze laatste wordt vooral gebruik om
te controleren of de redenaties op basis van de waarnemingen kloppen. Er zijn 2 vormen van
logisch redeneren: deductie en inductie .

Deductie
Deductie is een vorm van redeneren die van het algemene (‘Alle’) naar het bijzondere (één
of een paar).

Voorbeeld:

P: Alle honden zijn zoogdieren.


P: Fido is een hond

C: Fido is een zoogdier.


Het begint met een algemene eigenschap van alle honden en trekt een conclusie over de
hond Fido. Een dergelijke redenering noem je een syllogisme. Deze bestaan altijd uit twee
premissen (P) en een conclusie (C). Er staan altijd 3 termen in, die allemaal twee keer
voorkomen (honden, zoogdieren en Fido) en er zijn altijd begrippen die de kwantiteit
(hoeveelheid) aanduiden (alle, sommige, of geen) zodat we weten over hoeveel termen het
gaat.
Er is bij logisch redeneren een verschil tussen waarheid en geldigheid. Waarheid gaat over
wat daadwerkelijk het geval is, dus of het in de werkelijkheid ook zo is, geldigheid over of
een redenering correct is. Een argument is geldig als het logischerwijze uit de premissen
voortvloeit en ongeldig als dat niet het geval is. De geldigheid van een argument staat los
van of de premissen waar zijn.
Vraag 2: Zijn onderstaande redeneringen geldig? Zijn ze
waar?

Redenering 1
P: Alle konijnen zijn groen.
P: Donald Trump is een konijn.

C: Donald Trump is een konijn.

Redenering 2
P: Alle kippen zijn leraren
P: Mevrouw van der Heijden is een kip.

C: Mevrouw van der Heijden is een


leraar.

Redenering 3
P: Sommige huiseigenaren zijn niet Belgisch.
P: Geen van de mathematici is een huiseigenaar.

C: Sommige mathematici zijn niet Belgisch.

Redenering 4
P: Geen van de acteurs is een slaapwandelaar.
P: Alle Spanjaarden zijn slaapwandelaars.

C: Sommige acteurs zijn Spanjaarden.

Redenering 5
P: Alle postzegelverzamelaars zijn chemici.
P: Sommige postzegelverzamelaars zijn Braziliaans.

C: Geen van de chemici is een Braziliaan.


Redenering 6
P: Alle Canadezen zijn rechtshandig.
P: Alle rechtshandigen zijn opticiens.

C: Sommige opticiens zijn Canadees.

Redenering 7
P: Alle bloeddonoren zijn Oostenrijkers.
P: Geen van de bloeddonoren is een bewaker.

C: Sommige bewakers zijn geen Oostenrijkers.

Redenering 8
P: Geen van de Italianen is een wijndrinker.
P: Alle dichters zijn wijndrinkers.

C: Alle dichters zijn Italiaans.

Redenering 9
P: Geen van de bijenhouders is een stratenmaker.
P: Alle Argentijnen zijn bijenhouders.

C: Sommige stratenmakers zijn niet Argentijns.

Redenering 10
P: Geen van de historici is een niet-roker.
P: Geen van de niet-rokers is Mexicaans.

C: Alle historici zijn Mexicaans.

Inductie
Inductie is een manier van redeneren die (in tegenstelling tot deductie) gaat van het
bijzondere (één of een paar) naar het algemene (‘Alle’).
Deze manier van redeneren gebruik je honderden keren per dag. Omdat ik chocolade lekker
vind, ga ik er vanuit als ik een bonbon pak dat ik die lekker zal vinden. Omdat meestal in 10
minuten van mijn huis naar school kan fietsen, vertrek ik niet een uur van tevoren. Omdat de
tafels op school mijn gewicht tot nu toe altijd hebben weten te dragen, ga ik er zorgeloos op
zitten. Onze ervaringen uit het verleden zorgen ervoor dat we verwachtingen hebben over
de toekomst. In de bovenstaande voorbeelden ga je van een aantal voorbeelden een
verwachting formuleren over alle nog komende gevallen.
Deze manier van redeneren werkt goed, maar heeft wel het gevaar van een overhaaste
generalisatie.
Vraag 3:
a. Geef drie voorbeelden van overhaaste generalisaties.
b. Waarom trekken mensen zo snel conclusies?
c. Is dat wat de vader in de strip zegt consistent? Leg uit.
Hst. 4 Emotie
Startvragen:
- ‘Je bent emotioneel.’ wordt vaak opgevat als kritiek. Waarom? Zou ‘Je bent rationeel’
ook kritiek kunnen zijn?
- In hoeverre kunnen we onze emoties onder controle hebben? Welke emotie is het
moeilijkst?
Emoties spelen op twee manieren een rol in het weten. Aan de ene kant beperken ze ons
soms en vormen ze een obstakel tot het weten op verschillende manieren, aan de andere
kant zijn ze ook een bron van kennis.

Emotie als obstakel


Emoties kunnen er voor zorgen dat je waarneming of je perceptie op de wereld op een
bepaalde manier gekleurd wordt. Als je verliefd bent, lach je altijd harder om de grappen van
diegene, ook als hij eigenlijk helemaal niet zo grappig is. Als je rustig rondwandelt in de stad
Oss dan zal je om je heen kijken en zien wat er allemaal voor winkels of bedrijven zitten. Als
je je vaak verslaapt en naar school haast, heb je waarschijnlijk geen idee waar je allemaal
langskomt.
Ook je logische redeneringen kunnen beïnvloed worden door emoties. In het
televisieprogramma Alone (op History) moeten deelnemers proberen zo lang mogelijk in hun
eentje te overleven in de wildernis. Ze hebben een basiskampeeruitrusting mogen
meenemen, maar zijn grotendeels verantwoordelijk om hun eigen voedsel te verzamelen.
Vooraf krijgen zij voorlichting over een paar lokale gevaren, zo ook over een bepaalde schelp
of mossel die geïnfecteerd kan zijn met een dodelijke bacterie en waar je dus geen maaltje
van moet koken. Op een gegeven moment vindt een van de erg hongerige deelnemers zo’n
schelp. Hij spreekt uit dat je honger er voor zorgt dat je allerlei argumenten gaat verzinnen
waarom je die schelp best kunt eten. “Ach, hoe groot is de kans nou dat deze besmet is?”,
“Als ik ze heel goed schoonmaak, zal het wel gaan.” Zo werkt het ook vaak met je logische
redeneringen en je argumenten: je kiest degene die het best passen bij wat je wil, wat je
voelt, meer dan dat je argumenten verzamelt en dan pas gaat bedenken wat het beste idee
is.

Vraag 1: Iemand is aan het verliezen bij het spelen van een spelletje en roept uit: ‘wat een
stom spel.’ Zouden ze dat ook zeggen als ze aan het winnen waren? Leg uit.
Vraag 2: Zouden leerlingen die een toets slecht gemaakt hebben eerder zeggen dat het niet
een goede toets was dan degenen die het wel goed gemaakt hebben? Leg uit.
Sommige mensen blijven erg hangen in een bepaalde manier van denken, die misschien niet
altijd juist is. Hieronder zie je een diagram. De waarneming van mensen wordt beïnvloed
door emoties. Hierdoor formuleren ze een verkeerde redenering. Dit leidt er weer toe dat
mensen er op een emotionele manier over
praten, wat weer leidt tot sterke emoties
die de waarneming beïnvloeden. emotionele taal Sterke emoties

Vraag 3: Verzin een voorbeeld bij dit


diagram.
Vraag 4: Hoe moet je je voelen om zo
eerlijk en objectief mogelijk te
oordelen?
waarneming
foutieve
Vraag 5: Hoe zou een goed geïnformeerde wordt
redeneringen
bevooroordeeld.
roker zijn gewoonte kunnen
goedpraten?

Emotie als bron van kennis

Vraag 6: Heb je ooit moeten kiezen tussen twee even aantrekkelijke keuzes? Hoe heb je
een besluit kunnen nemen?
Vraag 7: Henk heeft besloten met Toos te willen trouwen. Hij kwam tot dit besluit toen hij
alle positieve en negatieve kanten van Toos op een rijtje gezet had en had
vergeleken met andere potentiele levenspartners. Toos kwam naar voren als de
meest rationele keuze. Is dit een goede manier om een levensgezel te kiezen? Hoe
zou je je voelen als je Toos was? Wat had Henk wél moeten doen?
Onze emoties geven vaak informatie over wat belangrijk voor ons is en hoe we in bepaalde
situaties moeten reageren. Ze zijn in die zin misschien juist ook wel rationeel. Als je
thuiskomt in je lege huis en je ziet opeens iets bewegen achter in de kamer, schrik je
waarschijnlijk, je hart klopt in je keel en je benen zetten zich schrap om in actie te komen, of
erg hard weg te rennen. Als je vervolgens ziet dat het jouw eigen weerspiegeling in de ramen
is, word je snel weer rustig. Emoties zijn er niet zo maar, ze hebben wel degelijk een functie.
Zeggen dat ze je alleen maar in de weg zitten en dat je altijd rationeel moet zijn, is dus te
kort door de bocht.
Vraag 8: Wat kunnen de twee hoofdrolspelers uit deze verhalen leren over zichzelf?

A. Meneer Brocks en meneer Brom zitten samen in de auto. Ze zijn op hun vrije
middag een stukje gaan rijden om een Happy Meal te halen bij de McDonalds bij
Heesch. Meneer Brom neemt per ongeluk een verkeerde afslag en ze rijden op de
snelweg richting Nijmegen of Uden. Meneer Brocks wordt buitengewoon kwaad.
Het lijkt wel of hij geen controle meer heeft over zijn emoties.
B. Het ziekenhuis belt Olivia met vreselijk nieuws. Haar vriendje is in elkaar geslagen
door een aantal hooligans en hij ligt bewusteloos op de intensive care. “O,
jeetje”, zegt ze, “wat vervelend. Ik wilde vanmiddag eigenlijk gaan tennissen,
maar ik zal nu wel naar het ziekenhuis moeten komen.”

You might also like