You are on page 1of 4

Hoofdstuk 2 Sociale verschillen in ziekte en gezondheid

Sociaaleconomische status (SES).


Gezondheidsverschillen: geeft de verschillen in gezondheid en levensverwachting aan tussen
verschillende groepen. Landen waar men het kortst leeft: Afrika, langst vnl Europa. Over het
algemeen langst levend door hogere inkomens.
Economische, sociale en omgevingsfactoren spelen ook een grote rol. Armoede blijkt een grote rol
te spelen bij overlijdens voor het 5e levensjaar. Vaak sterfte door infecties, HIV, aids.
In ontwikkelde landen meer door chronische ziekten, gebruik van alcohol, drugs, tabak.

Ook bij hoge sociaaleconomische status gezondheidsverschillen door opleidingsniveau en


gezondheid, bij volwassenen en kinderen.

Rasulo: berekenen van de verwachte gezonde levensverwachting ven mensen dmv de mate van
sociale deprivatie (ontbreken aan) met de deprivatiescore volgens Carstair-index. Bepalen van:
 Overbewoning van huishouden
 Werkloosheid van de man
 Lage sociale klasse
 Autobezit
 Daarna berekenen verwachte levensduur
Uitkomst: verband tussen deprivatiescore en verwachte gezonde levensverwachting. Verschil tussen
minst en meest gedepriveerde gebieden is 13,2 jaar.

Verklaringen ongelijkheid in gezondheid tussen sociaaleconomische groepen


- Gevolg van eigen gedrag?
- Behoren tot een sociale klasse?
- Verschillen vallen uiteen in sociale en individuele varianten
- Sociale causaliteitsmodel: een lage sociaaleconomische klasse veroorzaakt
gezondheidsproblemen. Maar door ziekte kan men het financieel slechter krijgen en
terugvallen in een lagere sociale klasse. Uit longitudinale onderzoeken (onderzoeken waarbij
de personen geregeld gevraagd worden of er veranderingen zijn) is gebleken dat SES
waarden aan het begin van het onderzoek de toekomstige gezondheidstoestand
voorspellen. Andersom veel minder. -> daarom wordt de sociaaleconomische status als
oorzaak gezien van de verschillen in gezondheidstoestand en niet als gevolg.
 Veel mensen raken hun baan kwijt na reorganisaties, gezondheid gaat sterk achteruit en de
mortaliteit neemt toe.
 Tevens speelt ervaringen uit de jeugd mee, bv geneeskunde studenten, momenteel zelfde
sociaaleconomische klasse, uit betere sociaaleconomische klasse in jeugd, minder kans op
gezondheidsproblemen.
- Hogere opleidingsniveau stelt hogere levensverwachting.
- Lagere sociaaleconomische klasse vaker ongezond gedrag. Mogelijk door voorkomen van
stress, emotie eten.
- Beperkte toegang tot gezondheidszorg of medicatie -> verminderde kwaliteit van leven,
meer ziekenhuisopnames en hogere prevalentie van Angina Pectoris.
Prevalentie -> aantal of percentage van bestaande casussen.

1
- Meer mensen met een lagere sociaaleconomische klasse last van hart- en vaatziekten.
- Lagere SES: vaker bloot staan aan gevaarlijke omgeving, vaker ongelukken, vaker slechtere
huisvesting, vochtproblemen, luchtvervuiling
- Lagere SES ook vaak sociaal of psychologische factoren die rol spelen: slechtere veiligheid,
verdere afstand naar sporten.
- Overmatige blootstelling aan een ongezonde omgeving kan interactie geven met slecht
gezondheidsgedrag en een slechte gezondheidstoestand -> er ontstaat een cumulatief
gezondheidsrisico.
- Overbewoning: meer stress, meer kans op hart-en vaatziekten. Huurders vaak meer stress
dan kopers. Oorzaken: mogelijk meer vocht in de woning, woningen verder verwijderd van
sociale voorzieningen, huurders verdienen vaker minder dan kopers.

Stress:
- Jeugd: instabiliteit van gezin, overbewoning, slechte voeding, beperkte opleidingskansen
- Puberteit: conflicten in gezin, actief of passief roken, schoolverlaten, werkloosheid of
onzekerheid met werk.
- Volwassenheid: werken in gevaarlijke stoffen, financiële onzekerheid, periode van
werkloosheid, negatieve sociale interacties
- Latere leeftijd: geen of klein pensioen, onvoldoende verwarming, voeding

Gezondheidszorg in Nederland zeer goed aangeschreven. Toch wat aandachtspunten:


- Toegankelijkheid verbeteren voor mensen zonder ziektekostenverzekering (gedetineerden,
asielzoekers, daklozen)
- Derdebetalersregeling voor bv huisarts, tandarts
- Investeren in preventie en gezondheidspromotie.
- Multidisciplinaire gezondheidsdienst tussen nulde en eerste lijn
- Creëren nieuwe beroepen in ambulante sector (interculturele bemiddelaars,
ervaringsdeskundigen)

Wilkinson: stress: hoe meer inkomensgelijkheid hoe meer ongezondheid, hoe minder
inkomensgelijkheid hoe minder ongezondheid.
Vorm van hiërarchische gezondheidshypothese: het bewustzijn van je positie de hiërarchie is van
invloed op je gezondheid. Het realiseren dat je lager in de SES zit kan op zich als stressvol zijn.
Grotere ongelijkheid in welvaart binnen een maatschappij gaat gepaard met een geringe mate van
sociale cohesie (samenhang) en sociaal kapitaal. -> de middelen die in een gemeenschap aanwezig
zijn om de sociale organisatie vorm te geven (gemeenschapsactiviteiten, sociale steun, solidariteit en
participatie).
Gering sociaal kapitaal: wantrouwen op individueel niveau en hoge misdaadcijfers op sociaal niveau.
Hierdoor met name vrouwen een onveilig gevoel (vaker alleen), slechtere financiële situatie
(alleenstaand, werkloos), onvoldoende controle over hun leven.

Sociale ondersteuning beschikbaar voor individu: hogere sociale groepen vaak meer sociale
ondersteuning. Dus minder stress.

2
Covariantie: parameter waarbij statistiek en kansberekening aangeeft in welke mate ze
samenhangen (weer bij elkaar komen)

Werk en stress: sommige banen zouden ook een deel van de hogere mortaliteit kunnen verklaren,
soort baan, langere werktijden, weinig sociale steun. Vaker drinken, roken.
Werkstressmodel (Karesek en Theorell):
- Eisen van het werk
- Vrijheid om beslissingen te nemen over de vervulling van deze eisen (werkautonomie)
- Beschikbaarheid van sociale ondersteuning
Werkstress: Hoge eisen vergezeld met weinig autonomie -> risico op ziekte (vaker aandoeningen aan
de kransslagaders). Vaak ongeschoolde en lager in de hiërarchie meer werkstress. Vaker hogere
bloeddruk op het werk.
Verstoord evenwicht tussen perceptie van inspanning en beloning. Hoge inspanning en beloning is
acceptabel. Hoge inspanning, weinig beloning: veel meer gezondheidsklachten. Vaak slechtere
immuunfunctie.
Inspannings-beloningsmodel.

Balans werk-leven en stress:


Lagere SES groep en baan met veel stress vaak ook prive meer stress dan hogere SES groep en baan
met veel stress. Mogelijk salaris werkt mee als beloning en dus minder stress.
Work-home spillover: het overbrengen van werk gerelateerde verantwoordelijkheden en emoties
naar gedrag en relaties thuis. Treft meer vrouwen. Meer kans op depressie, lage rugklachten, gebrek
aan energie en optimisme, slaapstoornissen, uitputting. -> overloopeffecten. Kan gezondheid hele
gezin gaan beïnvloeden. Vooral lagere SES. -> vaker ten koste van kwaliteit maaltijd door gebrek aan
tijd, meer roken en drinken, minder sporten, ongezonder eten, slechtere slaapkwaliteit.

Werkloosheid:
Impact onvrijwillige werkloosheid grootst bij diegenen met weinig financiële reserves. Meer
hartaandoeningen en beroertes. Zelfs dreiging werkloosheid kan de gezondheid beïnvloeden.

Minderheidsstatus en gezondheid
Etnische minderheden: bestaat uit verschillende aspecten: taal, religie, ras, migratie, cultuur,
voorouders, vormen van identiteit. -> aspecten kunnen afzonderlijk of gecombineerd een verschil in
gezondheid maken.
Vaker hypertensie en herseninfarcten bij Afro-Caribische achtergrond. Aziatische achtergrond vaker
diabetes. Longkanker minder bij Caribische of West-Afrikaanse achtergrond.
Oorzaak: mogelijk vaker lagere SES bij etnische minderheidsachtergrond. Vaker ook meer
werkloosheid. Maar let ook op mogelijkheid van meer ziektes en daardoor bv werkloos.
Studie: meer kans op hart en vaatziekten onder Afro-Amerikaanse en Hispanic mannen sterk
gerelateerd aan SES. Invloed etniciteit van belang, maar in mindere mate.

Gezond gedrag kan ook per bevolkingsgroep verschillen, bv bepaald soort voedsel en dus meer/
minder kans op hart en vaatziekten, wel/ geen alcohol.
Mogelijk meer stress bij mensen in etnische minderheidsgroepen door bv discriminatie, eisen om de
eigen cultuur te behouden/ te veranderen. Mogelijk vaker hoge bloeddruk.

3
Etnische minderheden: vaker minder deelname aan screenings- en vaccinatiecampagnes. Er zou ook
minder goede beoordeling zijn van de ernst van ziektes. Vaak spelen ook het spreken van een
andere taal en het niet kennen van de gewoontes van een land mee.

Etnische minderheidsgroepen:
- Verschil in SES
- Verschil in gezond gedrag
- Verschil in toegang gezondheidszorg.

Verschillen in geslacht en gezondheid: meer mannen overlijden aan longkanker door roken (in
verleden). Mannen raadplegen minder vaak een arts, minder vaak acute ziektes. Vrouwen vaker
lichamelijke symptomen en langdurige ziektes. -> vaker in industriële landen -> vrouwen vaker
vroeger overlijden (ook door zwangerschap/ bevalling).

Biologische verschillen tussen mannen en vrouwen: vrouwen vaak een grotere bescherming tegen
ziektes. Hoger testosterongehalte lijkt een beschermende functie te hebben t.a.v. hart- en
vaatziekten. Mogelijk reageert de concentratie stresshormonen bij een man wel heftiger.
Biologische verschillen meer gebaseerd op omgevingsfactoren dan aangeboren. De soorten stress
lijken een bepalende factor te zijn.

Verschillen in gedrag: het lijkt erop dat vrouwen over het algemeen minder alcohol gebruiken en
minder roken. Percentage overgewicht is bij volwassen mannen ook hoger. Gehele mannelijke
bevolking vs vrouwelijke bevolking ligt nagenoeg gelijk.
Mannen eten over het algemeen wel meer vlees, vrouwen meer groente en fruit. Wel meer
beweging onder de mannen. Zoeken wel minder vaak medische hulp. Zou mogelijk te maken hebben
met gevoel van zwakte.

You might also like