You are on page 1of 6

Hoofdstuk 3 Ongezond gedrag

Gezond gedrag: Kasl+ Cobb -> elke activiteit die iemand die zichzelf als gezond beschouwt, onderneemt met
het doel om ziekte te voorkomen of te ontdekken in een stadium waarin deze nog geen symptomen
veroorzaakt. -> medisch perspectief: gezonde mensen zouden deze activiteiten ondernemen om hun kans op
het ontstaan van ziekten te verkleinen.
Harris en Guten gaan er vanuit dat ook ongezonde mensen gedrag kunnen vertonen om gezondheid te
bevorderen of in stand te houden (bv bewegen/ voeding na hartinfarct)
Beide veronderstellingen geven aan dat men gedrag zou vertonen om gezondheid na te streven. Maar het kan
bv ook zijn omdat men het leuk vindt, sociale contacten.

Gezondheidsgedrag: (Onderzoekers gaan uit van gedrag dat de gezondheid beïnvloed)


 Gedragsmatige pathogenen: gedragingen die schadelijk zijn voor de gezondheid
 Gedragsmatige immunogenen: gedragingen die gezondheid bevorderen.

WHO: gezondheidsrisico: factor die de kans op een nadelig gezondheid resultaat verhoogt.
Veel berusten op gedrag, maar kan ook te maken hebben met de omgeving (vervuiling en armoede). Door
nieuwe medische inzichten kan het inzicht wat riskant gezondheidsgedrag zou zijn, in de loop van vorige eeuw
zijn veranderd. (bv roken, blootstellen aan zonlicht) Maar bepaalde gedragingen kunnen inmiddels ook een
positiever beeld hebben gekregen: zonlicht bij huidtuberculose.

Vaak longitudinale studies nodig: onderzoeken die de evolutie van een variabele gedurende een bepaalde tijd
volgen. Bv Belloc en Breslow. (Alameda County) -> epidemiologisch onderzoek -> 30 jaar lang onderzocht.
Zeven van Alameda ontstaan:
1. 7-8 uur slapen per nacht
2. Niet roken
3. Niet meer dan 1-2 alcoholische drankjes per dag nuttigen
4. Regelmatig bewegen
5. Niet eten tussen de maaltijden door
6. Ontbijten
7. Niet meer dan 10% overgewicht hebben
 6 van de 7 gedragingen: 7-11 jaar langer leven.
 Kantekeningen door latere onderzoekers: waarom slecht om tussendoor te eten? Niet roken is
waardevoller dan niet eten tussen de maaltijden. Hoe langer de gedragingen volgehouden worden
hoe beter.
 Bij behoeden voor riskant gedrag, ook verstandig om de psychologische en sociale factoren te
begrijpen voor het aanleren gezond gedrag/ in stand houden van riskant gedrag. -> werk voor
gezondheidspsychologen en sociaal psychologen.

WHO 2002: wereld is in veel opzichten veiliger geworden, soms niet, gevaren zijn niet bij iedereen bekend.
Veel sterfgevallen door: (hart en vaatziekten)
 Alcoholgebruik
 Gebruik van tabak
 Hoge bloeddruk
 Hoog BMI
 Hoog cholesterol
 Hoog bloedsuikergehalte
 Geringe consumptie van groeneten en fruit
 Geringe lichamelijke beweging.

1
Meest dominante risicofactoren te maken met voeding en leefstijl, roken, luchtvervuiling, omgevingsfactoren
(ook schoon drinkwater, gebruik sanitaire voorzieningen), veilige seks. (preventie HIV).
 Variëren per land
 Alle leeftijdscategorieën, wel vaker ouderen, met name landen met hoog inkomen.
 Landen met hoog inkomen meer factoren op gebied van voeding, alcohol en roken.
 Minder inkomen: kinderverwaarlozing, geen schoon water, slechte hygiëne.

Gezonde jaren: jaren zonder noemenswaardige beperkingen, ziektes of handicaps.


 Aantal ouderen gaat toenemen in de loop van de jaren
 Minder actieve mensen in de loop van de jaren.
 Westerse landen slechte gezondheid vaak door gedrag, gedrag gerelateerde aandoeningen (bv
beroepsrisico’s, drugs, weinig groente en fruit, beweging, cholesterol, overgewicht, alcohol,
bloeddruk, tabak)
 DALYs-> disability-adjusted life years: levensjaren gecorrigeerd voor beperkingen, aantal jaren dat
verloren is gegaan door ziekte of beperkingen en door vroegtijdig overlijden: morbiditeit en
mortaliteit gecombineerd.

Prevalentie van roken, drinken, illegale drugs


- In de laatste jaren steeds minder jongeren gaan roken, is terug te zien in gezondheid. (minder
longkanker)
- leeftijdsspecifieke mortaliteit: aantal sterfgevallen per 100.000 per jaar, afhankelijk van bepaalde
leeftijdsgroepen.
- Prevalentie – Incidentie: Prevalentie aantal personen dat lijdt aan een ziekte, incidentie: aantal
personen dat de ziekte krijgt.
- Alcohol: overmatig drinken: > 21 glazen per week (mannen), > 14 glazen per week (vrouwen), meest <
30 jaar, minst bij dertigers.
- Aanbevelingen alcoholgebruik: vrouwen niet meer dan 2 pd, mannen niet meer dan 3 pd, niet meer
dan 4 pd, niet drinken bij bv zwangerschap, autorijden, werk, minimaal 1 dag pw niet drinken.
- Drinkgedrag subjectief beoordelen: CUT Down, Annoyed, Guilty en Eye-opener (CAGE test). -> gevoel
dat alcohol moet minderen (cut down), vervelend of geïrriteerd gevoel door anderen betreffende
alcoholgebruik (annoyed), schuldgevoel door drinken (quilty), ’s ochtends gedronken om gevoelens te
verminderen (eye-opener). -> 2 of meer antwoorden positief, mogelijk een alcoholprobleem.
- Drugs: NPS (nieuwe Psychoactieve stoffen)
- Drugswiel

2
Buitenring: illegale stoffen/ doktersvoorschrift.

- Meer gebruikers man dan vrouw. Cannabis gebruik hoogst onder jongeren. Aantal neemt wel af.
- Probleemgebruikers van opiaten gebruiken ook vaker crack.
- Geen betrouwbare schattingen probleemgebruikers XTC, amfetamine, GHB. Wel suggestie dat GHB
gebruik is toegenomen.

Negatieve gezondheidseffecten:
- Roken: helft van gebruikers overlijdt, > 7 miljoen overlijdens per jaar, rond 1 miljoen overlijdens door
passief roken. Ongeveer 80% van 1,1 miljard rokers leeft in landen met lage/ gemiddelde
inkomenssituatie.
- Roken: 30% hart en vaatziekten, 75% tumoren (hiervan 90% longkanker), 80% COPD -> door roken
minder O2, minder O2 naar hartspier, nicotine wil hart sneller laten werken, RR stijgt, hartslag stijgt,
-> vernauwing slagaders en vergrote kans op trombose.
- Gemiddeld 10 jaar korter leven door roken.
- Alcohol: Finse mannen veel overlijdens door alcohol gerelateerde levercirrose. Kinderen in UK
hoogste percentage alcoholgebruik.
- Alcohol primaire sterfte: overdosis, alcohol gerelateerde ziektes (slokdarmca, keelca, verslaving,
chronische leveraandoening en cirrose).
- Alcohol secundaire sterfte: dodelijke ongelukken door alcohol.
- Nederland vrij stabiel sterftecijfer door alcohol, Verenigd Koninkrijk loopt behoorlijk op.
- Onder jongeren gaat teveel drinken vaak gepaard met lichamelijke of geestelijke gedragsproblemen.
- Bingedrinking: .5 glazen drinken per gelegenheid. Bij een man > 6 glazen binnen 2 uur, -> promillage
van > 0,8 promille. Meer bij jongeren. Veel negatieve sociale consequenties: verlies relaties, agressie,
huiselijk geweld, werkverzuim), persoonlijke verwondingen.
- Verband gezien tussen seks en alcohol: dronken en eerste keer seks, onveilige seks,
tienerzwangerschappen.
- Gebruik kan escaleren en probleemgedrag veroorzaken.
- Onder studenten vaker niet drinkers als minder gezellig gezien.
- Ook studies dat matig alcohol gebruik concentratie LDL verlaagt. Geen bingedrinking! Voornamelijk
meer positievere uitslagen bij vrouwen. Matig drinken van rode wijn positiever effect op hart en
vaatziektes. -> polyfenolen uit rode wijn kunnen afremmen bij carcinogenese.

3
- Drugs: meer sterfgevallen door alcohol dan drugs, maar vaak wel negatievere lading. Vaak de manier
van gebruik in verband gebracht met ernstige ziektes, zoals HIV, hepatitis C.

Vaak gestart met potentieel verslavende stoffen tijdens jeugd. -> daardoor kans op leverbeschadiging bv
groter. Daardoor vaker ernstige gezondheidsproblemen in de toekomst. Meer kans op longkanker bij starten
met roken op jonge leeftijd.

Distale/ macrofactoren: sociaal economische correlaten en voorspellers voor het beginnen van riskant
gezondheidsgedrag. (Tjora)
Meest belangrijke factoren tot starten verslavende stoffen:
- Erfelijkheid: aanwijzingen voor genetische factoren icm neurotransmitter dopamine die betrokken is
bij het beginnen en continueren van roken.
- Nieuwsgierigheid
- Modellering, sociaal leren en bekrachtiging: in gezin ouder/ broer/zus drinken/ roken/ drugs: wordt
toch vaker als normaler gezien en dus sneller gestart/ doorgegaan.
- Sociale druk: of groepsdruk, maar ook representatie in de media. Denscombe (2001) merkte op dat
kinderen in de leeftijd van 15-16 jaar sociale druk niet als oorzaak benoemen maar het zelf besloten
hebben.
- Image en reputatie: belangrijk tijdens de puberteit. Status binnen de sociale groep (Snow en Bruce
2003, Stewart-Knox 2005), geslachtsverschillen, jongens meer gezond willen zijn, meisjes stoerder
(Michell en Amos 1997). Bepaalde sociale kringen, zwakkere relaties met ouders/ gezinsleden meer
roken en drinken in puberleeftijd en adolescenten. (Bourdeaudhuij, 1997).
- Zelfbeeld en eigenwaarde: het belang van zelfbeeld en eigenwaarde blijkt mn voor adolescente
meisjes van belang te zijn of men risicogedrag gaat vertonen. In sommige sociale groepen lijkt het van
belang te zijn voor iemands reputatie. Rokende vrouwen lijken minder zelfvertrouwen te hebben en
zich minder geliefd te voelen dan hun leeftijdsgenoten en een minder lichamelijk en sociaal zelfbeeld
te hebben. (Snow en Bruce) Dit schijnt ook mee te tellen voor tienermoeders.
- Gewichtsbeheersing: vaker een reden voor jonge meisjes om te starten en door te gaan met roken
dan mannen.
- Ervaringen van het sociale leren: door afhankelijkheid, goede of negatieve ervaringen bepalen of
iemand doorgaat met roken/ drinken. Dit geldt ook voor verslaving.

Verslaving roken: gevolg van de biologische verslavende eigenschappen van tabak. = alkaloid nicotine, werkt
opwekkend voor de hersenen, activeert de beloningsroutes waarbij dopamine in de hersenen betrokken is.
Dopamine is weer betrokken bij de afgifte van natuurlijke opiaten, beta-endorfinen. Daardoor blijft de
behoefte om herhaaldelijk nicotine op te nemen om ontwenningsverschijnselen te vermijden. (Jarvis 2004)

Lichamelijke afhankelijkheid: tolerantie ontwikkelt tegen effecten ervan waardoor men meer nodig heeft om
hetzelfde effect te bereiken of om ontwenningsverschijnselen te vermijden wanneer de concentratie van de
stof in het bloed daalt.
Onthouding: hunkering, slapeloosheid, transpireren, toename eetlust (West 1992), angst, rusteloosheid,
prikkelbaarheid.

Wanneer zwaar alcoholgebruik tijdens late jeugd en vroege volwassenheid, dan ook vaker tijdens
volwassenheid. Vaker tijdens middelbare leeftijd alcohol gerelateerde gezondheidsproblemen (levercirrose).
Zwaar drinkers onder elke categorie van samenleving, maar vaker hoger opgeleiden minder probleemdrinkers.
Wel vaker drinken in hogere beroepen. Ook mogelijk meer te besteden.

Ouderen: beïnvloedt door lichamelijke gezondheid, toegang tot sociale gelegenheden en financiële situatie.

4
Vaak ondanks duidelijke lichamelijke verslaving aan nicotine/ drugs, vaak ook psychologische redenen”
Effecten van drugs, de gewoonte, zelfmedicatie voor stress, gebrek aan vertrouwen om het gedrag te stoppen.

Zonder motivatie wordt vaak geen reden gevonden om te stoppen.


Niet altijd sprake van verslaving, bv MDMA. Vaker geen afhankelijkheid.

Hoe jonger men stopt met roken, hoe minder kans op bv longkanker en meer levensjaren erbij winnen. Maar
het lijkt hoe ouder men is bij stoppen, hoe succesvoller, wel kleinere kans dat er gestopt wordt.
Vaker hoger opgeleiden meer kans op succesvol stoppen met roken en vaker ook voornemen om te stoppen
met roken. Voor lagere sociale klasse geldt dus niet de prijs voor het roken.
Rokersnetwerken spelen vaak een rol bij het stoppen. Wel vaker angst voor gewichtstoename.

Gedachten over verslaving:


 17e en 18e eeuw: immoreel gedrag van zwakke individuen die niet in staat waren tot persoonlijke
controle.
 19e eeuw: gedrag van passieve slachtoffers van een duivelse en krachtige stof. -> behandeling bestond
uit straf. -> drooglegging
 Begin 20e eeuw: jaren 60 door dr Jellinek beschreven als ziekte. Minderheid ontwikkelde
alcoholverslaving, er werd rekening gehouden met genetische aanleg en psychologische zwakheden. -
> alleen door ontwenning controle oer te krijgen -> 1935 Alcoholics Anomynous opgericht.

Psychologie 20e eeuw:


 Opkomst behaviorisme: bestuderen van waarneembaar gedrag, waardoor het gedrag centraal staat
en niet de mentale processen.
 Theorie van sociaal leren: gebaseerd op de aanname dat het gedrag wordt gevormd door een
combinatie van verwachte en gewaardeerde resultaten. Bekrachtiging is een belangrijke voorspeller
van toekomstig gedrag.
 Conditioneringstheorie: theorie dat gedrag direct wordt beïnvloed door de gevolgen ervan, zowel
positief als negatief.
 Gecontroleerd drinken: men wordt gestimuleerd om het gebruik tot bepaalde momenten/
gelegenheden te beperken of over te schakelen naar alternatieven met minder alcohol.

Gezondheidsbevordering:
- Primaire preventie: mbt het informeren omtrent de risico’s van ongezond gedrag en over de “veilige”
niveaus van gebruik
- Secundaire preventie: mbt het gedrag van diegenen die al afhankelijk zijn

Onbeschermd seksueel gedrag: sociaal gedrag maar een daad van niet 1 individu.
Door preventie is een duidelijke daling te zien van SOA’s en HIV.
Chlamydia, gonorroe en syfilis worden het meest gezien, goed behandelbaar. Wel grotere toename van
genitale wratten. Chlamydia meest vermijdbare oorzaak van onvruchtbaarheid.
HPV veroorzaken meer dan 70% van de gevallen van plaveiselcelcarcinoom. Ook typen HPV die minder
schadelijk zijn. Condoomgebruik alleen is niet voldoende, vandaar vaccinatie. HPV leeft in gehele
schaamstreek.

Bekrachtigers: factoren die belonen of die een positieve reactie vormen na een specifieke handeling of reeks
behandelingen (positieve bekrachtiger) of waardoor de verwijdering of vermijding van een ongewenste
toestand of reactie mogelijk wordt (negatieve bekrachtiger)

5
Leptine wordt door vetweefsel geproduceerd en het is 1 van de verschillende signalen naar de hypothalamus
in het centrale zenuwstelsel die een rol spelen bij de regulering van het gewicht. Een lage leptineconcentratie
suggereert een geringe vetopslag. Dit is een signaal voor het organisme dat het moet eten, om de vetvoorraad
aan te vullen die nodig is als energievoorziening.

Serotine lijkt ook direct betrokken bij het gevoel van verzadiging.

Samenvatting:
Gezondheid bevorderend gedrag: Gedrag dat de gezondheid ten goed komt:
- Om te beschermen
- Te bevorderen
- Te handhaven
Onderscheid tussen
- Gedragsmatige pathogenen: gedragingen die schadelijk zijn voor de gezondheid-> gedragingen zoals
ongezond eten, overmatig alcohol gebruik, roken en onveilig vrijen.
- Gedragsmatige immunogenen: gedragingen die de gezondheid bevorderen-> sporten, evenwichtig
dieet, gezondheidscontroles, vaccinaties.
Daling HIV-sterfgevallen door preventie en antiretrovirale behandelingen.

You might also like