Professional Documents
Culture Documents
voor de installateur
ERGA04DAV3(A)
ERGA06DAV3(A)
ERGA08DAV3(A)
EHBH04DA6V
EHBH08DA6V
EHBH08DA9W
EHBX04DA6V
EHBX08DA6V Uitgebreide handleiding voor de installateur
Nederlands
EHBX08DA9W Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
Inhoudsopgave
6.1 Overzicht: Voorbereiding............................................................ 23
Inhoudsopgave 6.2 Installatieplaats voorbereiden..................................................... 23
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt....................................................... 23
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4 de buitenunit in koude klimaten ................................... 24
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4 6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4 geïnstalleerd wordt....................................................... 24
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4 6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ........................................ 27
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4 6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ........................ 27
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 5 6.3.2 De koelleidingen isoleren............................................. 27
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5 6.4 De waterleidingen voorbereiden................................................. 27
1.2.4 Pekel ........................................................................... 5 6.4.1 Vereisten voor de watercircuits.................................... 27
1.2.5 Water .......................................................................... 6 6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6 berekenen .................................................................... 28
6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren .............. 28
2 Over de documentatie 7 6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 29
2.1 Over dit document ..................................................................... 7 6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 30
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7 6.5 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 30
6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 30
3 Over de doos 7
6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief . 30
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8 de uitwendige stelmotoren ........................................... 31
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8 6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
3.2.2 De buitenunit hanteren................................................ 8 uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 31
3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
3.3 Binnenunit ................................................................................. 9 7 Installatie 32
3.3.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 9 7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 32
3.3.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 9 7.2 De units openen ......................................................................... 32
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 32
4 Over de units en opties 9 7.2.2 De buitenunit openen................................................... 32
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9 7.2.3 De binnenunit openen.................................................. 32
4.2 Identificatie ................................................................................ 9 7.3 De buitenunit monteren .............................................................. 33
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9 7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 33
4.2.2 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 9 7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
4.3 Units en opties combineren....................................................... 9 buitenunit ..................................................................... 33
4.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 9 7.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 33
4.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 10 7.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 34
4.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit... 10 7.3.5 Afvoer voorzien ............................................................ 35
4.3.4 Mogelijke combinaties van binnenunit en tank voor 7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 35
warm tapwater ............................................................ 11 7.4 De binnenunit monteren ............................................................. 36
7.4.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 36
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 36
toepassingen 11 7.4.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 36
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 11
7.5 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 37
5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 11
7.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 37
5.2.1 Een enkele kamer ....................................................... 11
7.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 13
koelmiddelleidingen ..................................................... 37
5.2.3 Meerdere kamers – Twee AWT-zones ....................... 15
7.5.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen . 37
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 16
7.5.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 38
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 17
7.5.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 38
5.4.1 Systeemlayout – Autonome warmtapwatertank.......... 17
7.5.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 38
5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
7.5.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 38
voor de warmtapwatertank.......................................... 18
7.5.8 De koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten............. 39
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank ........... 18
7.5.9 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........ 39
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 19
7.6 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 40
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 19
7.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 40
5.4.6 Warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank .. 19
7.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
5.5 De energiemeting instellen........................................................ 19
koelmiddelleidingen ..................................................... 40
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 19
7.6.3 Op lekkages controleren .............................................. 40
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 20
7.6.4 Vacuümdrogen............................................................. 40
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 20
7.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 41
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 20
7.7.1 Over het toevoegen van koelmiddel ............................ 41
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 21
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
5.6.1 Continue vermogenbeperking..................................... 21 koelmiddel.................................................................... 41
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen 7.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
ingeschakeld ............................................................... 21 worden ......................................................................... 41
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 22 7.7.4 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 22 vullen............................................................................ 41
7.7.5 Extra koelmiddel bijvullen ............................................ 41
6 Voorbereiding 23
Uitgebreide handleiding voor de installateur ERGA04~08DAV3(A) + EHBH/X04+08DA
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
2 4P496758-1 – 2017.12
Inhoudsopgave
7.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen 9.3 Checklist vóór inbedrijfstelling .................................................... 83
bevestigen................................................................... 41 9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 83
7.8 De waterleidingen aansluiten .................................................... 42 9.4.1 Het minimum debiet controleren .................................. 84
7.8.1 Over het aansluiten van de waterleidingen................. 42 9.4.2 De ontluchtingsfunctie.................................................. 84
7.8.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen . 42 9.4.3 Om te proefdraaien ...................................................... 84
7.8.3 De waterleidingen aansluiten...................................... 42 9.4.4 Stelmotoren proefdraaien ............................................ 85
7.8.4 De afvoerslang op de afvoer aansluiten ..................... 43 9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen .............. 85
7.8.5 Het watercircuit vullen................................................. 43
7.8.6 De tank voor warm tapwater vullen............................. 43 10 Aan de gebruiker overhandigen 86
7.8.7 De waterleidingen isoleren.......................................... 43
11 Onderhoud en service 87
7.9 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 43
11.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 87
7.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 43
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 87
7.9.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit .. 43
11.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 87
7.9.3 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 44 11.4 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit .......... 87
7.9.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische 11.5 Het waterfilter schoonmaken in geval van problemen................ 88
bedrading .................................................................... 44 11.5.1 Het waterfilter verwijderen ........................................... 88
7.9.5 Specificaties van de standaardcomponenten van de 11.5.2 Het waterfilter schoonmaken in geval van problemen . 89
bedrading .................................................................... 44 11.5.3 Het waterfilter installeren ............................................. 89
7.9.6 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten.................................................................... 44 12 Opsporen en verhelpen van storingen 90
7.9.7 De elektrische bekabeling op de binnenunit 12.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 90
aansluiten.................................................................... 45 12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
7.9.8 De hoofdvoeding aansluiten ....................................... 46 storingen..................................................................................... 90
7.9.9 De voeding van de back-upverwarming aansluiten .... 46 12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen.......................... 90
7.9.10 De afsluiter aansluiten ................................................ 47 12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 90
7.9.11 De elektrische meters aansluiten................................ 47
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
7.9.12 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 48
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 91
7.9.13 De alarm-output aansluiten......................................... 48
12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 91
7.9.14 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 91
verwarming aansluiten ................................................ 48
12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 91
7.9.15 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten.................................................................... 48 12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 92
7.9.16 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten.................................................................... 49 12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 92
7.9.17 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten
contact) aansluiten...................................................... 49 12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd .......................................................... 92
7.10 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 49
12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
7.10.1 De installatie van de buitenunit voltooien.................... 49
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 92
7.11 De installatie van de binnenunit voltooien ................................. 49
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 93
7.11.1 De binnenunit sluiten .................................................. 49
12.4.1 De help-tekst weergeven in geval van een storing ...... 93
8 Configuratie 49 12.4.2 Storingscodes: Overzicht ............................................. 93
8.1 Overzicht: Configuratie.............................................................. 49
13 Als afval verwijderen 94
8.1.1 De meest gebruikte commando's bereiken................. 50
13.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 94
8.2 Configuratiewizard..................................................................... 50
13.2 Het koelmiddel verwijderen ........................................................ 94
8.3 Mogelijke schermen .................................................................. 51
13.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen .............................. 95
8.3.1 Mogelijke schermen: overzicht.................................... 51
8.3.2 Startscherm................................................................. 51 14 Technische gegevens 96
8.3.3 Het scherm Hoofdmenu .............................................. 52 14.1 Schema van de leidingen: Buitenunit ......................................... 96
8.3.4 Menuscherm ............................................................... 52 14.2 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................ 97
8.3.5 Instelpunt-scherm ....................................................... 52 14.3 Bedradingsschema: Buitenunit................................................... 98
8.3.6 Gedetailleerd scherm met waarden ............................ 53 14.4 Bedradingsschema: Binnenunit.................................................. 99
8.3.7 Gedetailleerd scherm met weersafhankelijke curve ... 53 14.5 Tabel 1 – Toegestane maximumkoelmiddelvulling in een
8.3.8 Programmascherm: voorbeeld.................................... 53 kamer: binnenunit....................................................................... 102
8.4 Menu Instellingen ...................................................................... 55 14.6 Tabel 2 – Minimumvloeroppervlakte: binnenunit........................ 102
8.4.1 Storing......................................................................... 55 14.7 Tabel 3 – Minimumoppervlakte van de verluchtingsgaten voor
8.4.2 Kamer ......................................................................... 55 natuurlijke ventilatie: binnenunit ................................................. 103
8.4.3 Primaire zone.............................................................. 56 14.8 ESP-curve: Binnenunit ............................................................... 104
8.4.4 Secundaire zone ......................................................... 61
8.4.5 Ruimteverwarming/-/koeling ....................................... 63
15 Verklarende woordenlijst 104
8.4.6 Tank ............................................................................ 66 16 Tabel met lokale instellingen 105
8.4.7 Gebruikersinstellingen ................................................ 69
8.4.8 Informatie .................................................................... 71
8.4.9 Installateurinstellingen ................................................ 71
8.5 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ...................... 81
8.6 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen...................... 82
9 Inbedrijfstelling 83
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 83
9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 83
INFORMATIE OPMERKING
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie. Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Symbool Verklaring
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
Lees de montagehandleiding, de product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
bedrading alvorens te beginnen met de installatie. …
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds-
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
en servicewerkzaamheden uit te voeren.
plaats bij het product:
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
1.2 Voor de installateur om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
1.2.1 Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
luchtcirculatie. vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit. OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
ventilatieopeningen. heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
▪ Controleer of de unit horizontaal staat. te voeren.
OPMERKING
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
▪ In mogelijke explosieve omgevingen. te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische ▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
werken.
WAARSCHUWING
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
ontvlambaar stof.
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas) uitgevoerd.
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat ▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
lekken. moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
1.2.3 Koelmiddel ▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing. ▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
OPMERKING garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt ▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
Als Dan
OPMERKING Er is een sifonbuis Vul bij met rechtopstaande fles.
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET (d.w.z. er zou iets zoals “Met
worden belast. vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
naamplaatje van de unit). staande fles.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten ▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
ontstaan.
VOORZICHTIG
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit: koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt. 1.2.4 Pekel
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
compressor van de unit NIET moet draaien. installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
3.2 Buitenunit
2 Tijdens het hanteren van de unit:
3.2.1 De buitenunit uitpakken ▪ Zorg ervoor dat beide zijden van de draagriem horizontaal
blijven.
1 2 ▪ Houd uw rug recht.
Modelidentificatie
Voorbeeld: ER G A 06 DA V3
Code Uitleg
ER Europese split buitenpaar-warmtepomp
G Middelhoge watertemperatuur – omgevingszone:
−10~−20°C
3.3.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen A Koelmiddel R32
06 Capaciteitklasse
Sommige accessoires bevinden zich in de unit. Om de unit te
openen, zie "7.2.3 De binnenunit openen" op pagina 32. DA Modelserie
V3 Elektrische voeding
a b c d
1× 1× 1× 1×
4.2.2 Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
e f g
4× 2× 1×
h
1×
Modelidentificatie
Voorbeeld: E HB H 04 DA 6V
Code Beschrijving
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur E Europees model
c Installatiehandleiding van de binnenunit HB Op wand gemonteerde binnenunit
d Bedieningshandleiding
e Afdichtingsring voor afsluiter H H=Alleen verwarming
f Afsluiter
g Overdrukomloopklep X=Verwarming/koeling
h Muurbeugel 04 Capaciteitklasse
DA Modelserie
6V Model van back-upverwarming
4 Over de units en opties
4.3 Units en opties combineren
4.1 Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over: 4.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit
▪ De buitenunit identificeren Lekbakkit (EKDP008D)
▪ De binnenunit identificeren De lekbakkit is nodig om de buitenunit af te laten. De lekbakkit
▪ Buiten- en binnenunits combineren bevat:
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de ▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
lekbakverwarming. afstandbuitensensor aansluiten.
OPMERKING
5.1 Overzicht: Richtlijnen met Er kan een overdrukomloopklep in het systeem worden
betrekking tot mogelijke geïntegreerd. Denk erom dat deze klep mogelijk niet op de
toepassingen afbeeldingen wordt getoond.
▪ Een externe temperatuursensor opstellen ▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat
(optionele apparatuur EKRUDAS).
5.2 Het ruimteverwarmings-/ Configuratie
koelingsysteem in/opstellen
Instelling Waarde
Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers
Temperatuurregeling van de unit: 2 (Kamerthermostaat): De unit
in een of meerdere kamers.
werkt op basis van de
▪ #: [2.9]
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke omgevingstemperatuur van de
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende ▪ Code: [C-07] gebruikersinterface.
vragen beantwoordt: Aantal watertemperatuurzones: 0 (1 zone): Primair
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door het Daikin- ▪ #: [4.4]
warmtepompsysteem?
▪ Code: [7-02]
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn,
adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
a worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
b degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer Configuratie
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
b Draadloze externe kamerthermostaat Instelling Waarde
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de Temperatuurregeling van de unit: 1 (Externe kamerthermostaat):
binnenunit aangesloten. De unit werkt op basis van de
▪ #: [2.9]
externe thermostaat.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe ▪ Code: [C-07]
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Aantal watertemperatuurzones: 0 (1 zone): Primair
Configuratie
▪ #: [4.4]
Instelling Waarde ▪ Code: [7-02]
Temperatuurregeling van de unit: 1 (Externe kamerthermostaat): Externe kamerthermostaat voor 1 (1 contact): Als de gebruikte
De unit werkt op basis van de de primaire zone: externe kamerthermostaat of
▪ #: [2.9]
externe thermostaat. warmtepompconvector enkel een
▪ Code: [C-07] ▪ #: [2.A]
thermo AAN/UIT-staat kan
Aantal watertemperatuurzones: 0 (1 zone): Primair ▪ Code: [C-05] sturen. Geen onderscheid tussen
▪ #: [4.4] een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor 1 (1 contact): Als de gebruikte Voordelen
de primaire zone: externe kamerthermostaat of ▪ Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
warmtepompconvector enkel een verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ #: [2.A]
thermo AAN/UIT-staat kan
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
▪ Code: [C-05] sturen. Geen onderscheid tussen
onderlingeverbindingfunctie.
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling. ▪ Stijlvol.
Voordelen
▪ Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
a A
B C
A
A B C
B C
b
M1 M2
a a
a a
Temperatuurregeling van de unit: 0 (Vertrekwater): De unit werkt Aantal watertemperatuurzones: 0 (1 zone): Primair
op basis van de ▪ #: [4.4]
▪ #: [2.9]
aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07] ▪ Code: [7-02]
A
B C
M1
M1
b
a
▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt ▪ In verwarming: 45°C
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden ▪ In koeling: 12°C
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
Opstelling
tijdens het koelen van de kamers met
warmtepompconvectoren. A
B C
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld. a a
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
b
Configuratie
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
Instelling Waarde B Kamer 1
C Kamer 2
Temperatuurregeling van de unit: 0 (Vertrekwater): De unit werkt
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
op basis van de E Kamer 3
▪ #: [2.9]
aanvoerwatertemperatuur. a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Code: [C-07] b Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
Aantal watertemperatuurzones: 0 (1 zone): Primair c Mengklepstation
▪ #: [4.4] d Drukregelklep
▪ Code: [7-02]
In geval 1 (1 contact): Als de gebruikte
van warmtepompconvectoren: externe kamerthermostaat of a b c d e f g h j
warmtepompconvector enkel een
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
thermo AAN/UIT-staat kan M
sturen. Geen onderscheid tussen
▪ #: [3.A] een vraag naar verwarming of h
▪ Code: [C-06] een vraag naar koeling.
i
Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
van de primaire zone te volgen.
f k
Afsluiter Als de primaire zone tijdens de
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op l i
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
n
Op het mengklepstation Stel de gewenste primaire
aanvoerwatertemperatuur voor FHL1
verwarming en/of koeling in. FHL2
FHL3
m
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van a Buitenunit
b Binnenunit
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). c Warmtewisselaar
d Back-upverwarming
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
e Pomp
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en f Afsluiter
tevens het excellent koelcomfort van de g Gemotoriseerde 3‑wegklep (geleverd bij de
warmtepompconvectoren. warmtapwatertank)
h Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
▪ Efficiëntie. i Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
j Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende k Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste l Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen. m Warmtapwatertank (EHBH/X: optie)
n Warmtewisselaarspoel
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT. FHL1...3 Vloerverwarming
K1A K2A
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepomp NIET hoger
K1A K2A
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
N
▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra BTI Ingang boilerthermostaat
ketel in op maximum 55°C. A Hulpcontact (normaal dicht)
H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
de warmtepomp. voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en voorzien)
open te gaan onder de 55°C. Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
▪ Plaats terugslagkleppen. Boiler Ketel
▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
OPMERKING
aanwezig zijn. Een expansievat is al standaard aanwezig in de
binnenunit. ▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen
▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB).
de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
digitale I/O-printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/
ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen" op pagina 11. UITgeschakeld wordt.
Configuratie ▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact
Via de gebruikersinterface (snelle wizard):
op met de fabrikant van de extra ketel.
▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
5.4 De tank voor warm tapwater in/
opstellen
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de bivalent hysteresis voldoende 5.4.1 Systeemlayout – Autonome
differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de warmtapwatertank
binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Aangezien de buitentemperatuur door de
luchtthermistor van de buitenunit gemeten wordt, plaats
de buitenunit in de schaduw, zodat deze NIET door a b c d e f g h
rechtstreeks zonlicht beïnvloed wordt of erdoor AAN/
UIT wordt gezet.
M
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact
op met de fabrikant van de extra ketel.
Beantwoord de volgende vragen en bereken het ▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren,
typische watervolumes: kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
Vraag Typisch watervolume
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De
Hoeveel douches zijn er per dag 1 douche = 10 min×10 l/min = elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur
nodig? 100 l verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin
Hoeveel baden zijn er per dag 1 bad = 150 l adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager
nodig? dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten
gebruiken.
Hoeveel water is er per dag 1 spoelbak = 2 min×5 l/min = 10 l
nodig voor de gootsteen? ▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
Zijn er andere behoeften aan — presteert.
warm tapwater? ▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4 personen) per dag als volgt verdeeld is: ▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 's nacht op te warmen.
▪ 3 douches
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
▪ 1 bad ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
▪ 3 gootsteenvolumes ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater
's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
gevraagd wordt.
(3×100 l)+(1×150 l)+(3×10 l)=480 l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de 5.4.3 Instelling en configuratie –
warmtapwatertank bepalen
Warmtapwatertank
Formule Voorbeeld
▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als: meerdere malen overdag opwarmen.
▪ V2=180 l ▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
▪ T2=54°C warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende
energiebronnen gebruiken:
▪ T1=15°C
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
Dan is V1=280 l
▪ De elektrische boosterverwarming
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ V1=480 l
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
▪ T2=54°C
produceren: zie "8 Configuratie" op pagina 49.
▪ T1=15°C
▪ De elektrische bedrading van de autonome warmtapwatertank
Dan is V2=307 l op de binnenunit aansluiten: zie de installatiehandleiding van de
V1 Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op warmtapwatertank.
40°C) ▪ De waterleidingen van de autonome warmtapwatertank op de
V2 Nodig warmtapwatertankvolume als slechts één maal
binnenunit aansluiten: zie de installatiehandleiding van de
opgewarmd
T2 Temperatuur warmtapwatertank warmtapwatertank.
T1 Temperatuur koud water
a Binnenunit a Binnenunit
b Warmtapwatertank b Warmtapwatertank
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien) c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
g Koud water e Douche (ter plaatse te voorzien)
h UITGANG warm tapwater f Koud water
i Hercirculatieaansluiting g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan. ▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te installateur.
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de
installateur. ▪ Voor de autonome warmtapwatertank: als er geen elektrische
back-upverwarming in het ruimteverwarmingscircuit is, moet u een
▪ Voor meer informatie over het aansluiten van de warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank installeren.
hercirculatieverbinding:
▪ voor een autonome warmtapwatertank: zie de Configuratie
installatiehandleiding van de warmtapwatertank. De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 49.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 49.
5.5 De energiemeting instellen
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie ▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker. aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie
▪ Verbruikte energie
Opstelling ▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
h
▪ Voor de ruimteverwarming
c
a i d f
▪ Voor de ruimtekoeling
b ▪ Om warm tapwater te produceren
e g
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
a Binnenunit
b Warmtapwatertank ▪ Per maand
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien) ▪ Per jaar
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) INFORMATIE
g Koud water
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur. 5.5.1 Geproduceerde warmte
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het INFORMATIE
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
aansluiten.
Configuratie ▪ Toepasbaar op alle modellen.
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. ▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 49. ▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te
meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in.
a a
energiegegevens fout zijn.
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende. ▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van
Opstelling energiemeters.
Sluit de energiemeter aan op X5M/5 en X5M/6. ▪ Aansluiting en instelling:
Energiemetertype ▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/3 en X5M/4.
Indien… Gebruik een… energiemeter ▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen
▪ Monofasige buitenunit Monofasig
welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het
▪ Back-upverwarming gevoed aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
via een monofasig net (d.w.z.
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
dat het model van de back-
pagina 20 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
upverwarming *6V is en dat
deze op een monofasig net is
aangesloten) 5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
Algemene regel
▪ Energiemeter 1: meet de buitenunit.
Op/instelling en configuratie
0 0 58
0 5
1 0
0 0 58
0 5
1 0
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
a b
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [9.9] (voor de beschrijving van alle
instellingen, zie "8 Configuratie" op pagina 49):
c d
≤1200
omgevingstemperatuur te plaatsen. b
a
>350
INFORMATIE a >250
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de (mm) (mm)
weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt
om automatisch over te schakelen tussen verwarming en
koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de
a Luchtuitlaat
interne sensor van de buitenunit gebruikt.
b Luchtinlaat
OPMERKING
6.1 Overzicht: Voorbereiding Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet de volgende gevolgen met zich meebrengen:
weten alvorens u ter plaatse gaat.
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
Het bevat informatie over:
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
▪ De installatieplaats voorbereiden verwarmen;
▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ De waterleidingen voorbereiden ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
▪ De elektrische bedrading voorbereiden
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
6.2 Installatieplaats voorbereiden luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
afgedekt.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
de site te kunnen dragen.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
WAARSCHUWING wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:
open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
elektrische verwarming). lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
WAARSCHUWING Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
Koelmiddelleidingen die met gelijk welk ander koelmiddel installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
zijn gebruikt, mogen NIET worden hergebruikt. Vervang de verkorten:
koelmiddelleidingen of maak ze grondig schoon. ▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
buitenunit geïnstalleerd wordt
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
INFORMATIE rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
Lees tevens de volgende vereisten: het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”. Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte, Voorbeeld: Achter het gebouw.
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de
voorbereiding. b
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte: a
c
d
a
d b
c
e
c
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat ▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt. ruimte:
≥200
≥500
≥450
H≥1150
(mm)
H Hoogte gemeten vanaf de onderkant van de behuizing tot
de vloer
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Speciale vereisten voor R32
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die
aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen
mechanische schade kan oplopen in een voldoende
geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een
brandend gastoestel of een werkende elektrische
verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen
van het koelmiddelsysteem worden gemaakt moeten
toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de
geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen
worden uitgevoerd.
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade.
▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
INFORMATIE
Meerdere binnenunits. Als er twee of meer binnenunits in
een kamer zijn geïnstalleerd, moet u rekening houden met
de maximale koelmiddelvulling die bij EEN ENKEL lek kan
vrijkomen in de kamer. Voorbeeld: Als er twee binnenunits
zijn geïnstalleerd in de kamer, elk met een eigen
buitenunit, dan moet u uitgaan van de koelmiddelvulling
van de grootste binnen-buitencombinatie.
Start
A B
a
≥1,5 m
Invoer van installateur: Invoer van installateur:
▪ Totale koelmiddelvulling (mc) (kg) ▪ Oppervlakte van aangrenzende kamer B a Binnenunit
Niveauverschil voor installatie (H) (m) (Akamer B) (m2) A Kamer waar de binnenunit is geïnstalleerd.
▪ Oppervlakte van kamer A (Akamer A) (m2) B Kamer die grenst aan kamer A.
Ja
mmax≥mc? Neen
Bepaal de koelmiddelhoeveelheid die max (dm)
(kg) overschrijdt. (dm=mc–mmax)
Ja
De unit kan worden geïnstalleerd in kamer A Gebruik tabel 3 in hoofdstuk "Technische Neem contact op met uw verdeler.
op de gespecificeerde installatiehoogte en gegevens" en dm om de minimale opening-
zonder verdere vereisten inzake kamergrootte soppervlakte voor natuurlijke ventilatie tussen
of ventilatie. kamer A en kamer B (VAmin) (cm2) te
berekenen.
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale ▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie
van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist. gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
▪ Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
6.3.2 De koelleidingen isoleren het watercircuit toe te voegen.
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal: ▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
"14 Technische gegevens" op pagina 96 voor de grafieken voor
▪ bestand tegen minstens 120°C de externe statische drukken voor de binnenunit.
▪ Isolatiedikte ▪ Waterdebiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de
werking van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Dit debiet
Buitendiameter van Binnendiameter van Isolatiedikte (t)
moet in alle situaties steeds gegarandeerd zijn. Indien het debiet
de buizen (Øp) de isolatie (Øi)
lager is, zal de binnenunit stoppen te werken en storing 7H geven.
6,4 mm (1/4") 8~10 mm 10 mm
Minimum vereist debiet tijdens ontdooien/back-upverwarming
15,9 mm (5/8") 16~20 mm 13 mm
12 l/min
Øi
Øp ▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
t
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer ▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
voorkomen. ▪ Waterdruk. De maximum waterdruk bedraagt 4 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt.
6.4 De waterleidingen voorbereiden
▪ Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
▪ Klep naar expansievat. De klep naar het expansievat (indien leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
aanwezig) MOET open zijn. bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN 4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
1
6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen
0.5
OPMERKING
0.3 Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
20 50 100 150 200 250 290 b expansievat aanpassen.
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l) Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het
richtlijnen:
expansievat
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
Hoogteversc Watervolume bij te regelen.
hil ≤200 l >200 l
installatie(a) ▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
≤7 m De voordruk moet niet Doe het volgende:
bijgeregeld worden. Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
▪ Verlaag de voordruk de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
verlaagd worden voor
elke meter onder 7 m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
boosterverwarming en
0 5 1 50 1 50
1 0 0 5
1 0
thermische beveiliging
(vanuit binnenunit)
8 Elektrische voeding 2+GND 13 A
5 3 4 1 voor
3 1 3 1
4 boosterverwarming
(naar binnenunit)
(d)
9 Thermistortank voor 2
2
2 2 warm tapwater
Wanneer de 10 Gebruikersinterface die 2 (f)
verbruiken. tapwater
(b)
a Normale elektrische voeding 18 Alarmuitgang 2
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (b)
1 Elektrische voeding voor buitenunit 19 Omschakeling naar 2
2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar externe
binnenunit warmtebronregeling
3 Elektrische voeding voor back-upverwarming (b)
4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij 20 Bediening 2
contact) ruimtekoeling/
5 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om de verwarming
printplaat van de binnenunit te voeden in geval van (b)
21 Digitale ingangen 2 (per
stroomonderbreking van de elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief)
energieverbruik ingangssignaal)
(e)
22 Veiligheidsthermostaat 2
6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen (a) Zie naamplaatje op buitenunit.
voor de uitwendige en inwendige (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75 mm².
(c) Kabeldoorsnede 2,5 mm².
stelmotoren (d) De thermistor en aansluitdraad (12 m) worden bij de tank
voor warm tapwater geleverd.
Onderde Beschrijving Draden Maximumstr (e) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm², maximumlengte:
el oom in 50 m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
functie belasting van 15 V DC gelijkstroom, 10 mA.
(f) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm²; maximumlengte:
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit 500 m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
1 Elektrische voeding 2+GND (a) als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(g) Kabeldoorsnede 1,5 mm².
voor buitenunit
2 Elektrische voeding en 3 (g) OPMERKING
doorverbindingskabel Meer technische specificaties van de verschillende
naar binnenunit aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de
3 Elektrische voeding Zie onderstaande — binnenunit.
voor back- tabel.
upverwarming
7 Installatie 1
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de
installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn
alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
INFORMATIE
De maximumhoogte van het bovenste uitstekend deel van
de bouten bedraagt 15 mm.
0 mm
1 3
0
Wanneer
0
60
Typische werkstroom
15
<
4×
>2
50
0 mm
b
Optie 3: Op een sokkel met de EKFT008D-optiekit
De EKFT008D-optiekit is aangewezen in streken met hevige
>300
sneeuwval.
0 mm
a
(mm)
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008D-optiekit
c Trillingsdempend rubber (ter plaatse te voorzien)
b
0
15
<
100
0
60
30
0
>300
0
15
<
a
(mm)
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008D-optiekit
1
3
2× a
a Luchtuitlaat
OPMERKING b
a Afvoerbak
Lijn de unit goed uit. Zorg ervoor dat de achterkant van de b U-profielen
unit NIET uitsteekt. c Isolatie afvoergat
m
a Beschermend stuk karton
m
b Montage-instructies 35 0
60
5m
m
7.3.5 Afvoer voorzien
▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Afvoerbakverwarmer. U kunt de afvoerbakverwarmer (optie)
gebruiken (EKDPH008CA) om ervoor te zorgen dat de afvoerbak
▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben, niet gaat bevriezen. Voor de installatie-instructies, zie de
zodat ijs zich niet kan ophopen. installatiehandleiding van de afvoerbakverwarmer.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig ▪ Niet-verwarmde afvoerbuis. Wanneer u de afvoerbakverwarmer
water rond de unit af te voeren. gebruikt zonder afvoerbuis of met een niet-verwarmde afvoerbuis,
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het dan moet u de isolatie van het afvoergat (item c op de afbeelding)
voetpad NIET glad wordt bij vriestemperaturen. verwijderen.
42 kg
2×
c
7.5.6 Het uiteinde van een buis solderen
d
De binnenunit en de buitenunit hebben getrompte verbindingen.
Verbind beide uiteinden zonder te solderen. Indien solderen nodig
a Momentsleutel zou zijn, houd dan rekening met het volgende:
b Moersleutel
c Leidingverbinding ▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
d Flaremoer afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
Leidingmaat Aanhaalmome Flareafmetinge Flarevorm kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
(mm) nt (N•m) n (A) (mm) (mm) goede werking.
90°±2
Ø6,4 15~17 8,7~9,1 45 ±
° 2 ▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
A
Ø15,9 63~75 19,3~19,7 (0,2 bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
R=0.4~0.8 a b c d e
a Moersleutel
b Momentsleutel
▪ Wanneer een lage bedrijfsdruk wordt verwacht (bijvoorbeeld bij
koelen bij lage buitentemperaturen), moet u de flaremoer in de
1×
afsluiter op de gasleiding voldoende afdichten met siliconen om
bevriezing te voorkomen.
a
Siliconen afdichtmiddel; zorg ervoor dat alles goed
afgedicht is. c b
De afsluiter openen/sluiten
a Vloeistofafsluiter
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
b Gasafsluiter
2 Steek een zeskantsleutel (vloeistofzijde: 4 mm, gaszijde: 4 mm) c Servicepoort
in de klepsteel en draai de klepsteel: 2 Sluit de gasaansluiting van de binnenunit aan op de gasafsluiter
van de buitenunit.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de koelmiddelleidingen tussen de
binnen- en de buitenunit in een buis te leggen of
afwerkingstape rond deze leidingen te wikkelen.
De externe koelmiddelleiding van de buitenunit moet worden R=bijkomende vulling (kg) (afgerond in
gecontroleerd (lektest, vacuümdrogen) alvorens extra koelmiddel bij eenheden van 0,1 kg)
te vullen.
INFORMATIE
INFORMATIE De leidinglengte is de lengte van de leidingen gerekend
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de volgens één richting.
installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn
alvorens u koelmiddel kunt bijvullen. 7.7.4 De hoeveelheid bepalen om opnieuw
Typische workflow – extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit volledig te vullen
de volgende stappen:
INFORMATIE
1 Bepalen of en hoeveel extra koelmiddel moet worden bijgevuld.
Indien het systeem opnieuw volledig gevuld moet worden,
2 Indien nodig, extra koelmiddel bijvullen. bedraagt de totale hoeveelheid koelmiddel hiervoor: de in
3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en de fabriek gevulde hoeveelheid koelmiddel (zie
bevestigen op de binnenkant van de buitenunit. naamplaatje unit) + de aldus vastgestelde bijkomende
hoeveelheid.
Volledig opnieuw vullen met koelmiddel
Controleer of de volgende voorwaarden zijn vervuld alvorens 7.7.5 Extra koelmiddel bijvullen
volledig opnieuw te vullen met koelmiddel:
WAARSCHUWING
1 Alle koelmiddel is uit het systeem verwijderd.
▪ Gebruik uitsluitend R32 als koelmiddel. Andere stoffen
2 De externe koelmiddelleiding van de buitenunit is gecontroleerd
kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
(lektest, vacuümdrogen).
▪ R32 bevat gefluoreerde broeikasgassen. Het heeft een
3 Vacuümdrogen is uitgevoerd op de interne koelmiddelleiding
aardopwarmingsvermogen (GWP) van 675. Laat deze
van de buitenunit.
gassen NIET vrij in de atmosfeer.
OPMERKING ▪ Gebruik bij het vullen van koelmiddel ALTIJD
Vacuümdroog tevens de koelmiddelleidingen in de beschermende handschoenen en een veiligheidsbril.
buitenunit vooraleer deze opnieuw te vullen.
VOORZICHTIG
Typische workflow – volledig opnieuw vullen met koelmiddel bestaat Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag u
doorgaans uit de volgende stappen: NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid
1 Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel bepalen. koelmiddel.
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen 2 Vul de nodige hoeveelheid koelmiddel bij.
van koelmiddel 3 Open de gasafsluiter.
Indien het koelmiddel moet worden weggepompt (wanneer het
INFORMATIE
systeem gedemonteerd of verplaatst moet worden), zie "13.2 Het
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de koelmiddel verwijderen" op pagina 94 voor meer informatie.
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de 7.7.6 De label voor fluorhoudende
veiligheid broeikasgassen bevestigen
▪ Voorbereiding 1 Vul de label als volgt in:
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale 2 Schroef de moeren van de binnenunit op de afsluiters.
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2- 3 Sluit de lokale leidingen aan op de afsluiters.
equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
4 Indien de optionele tank voor warm tapwater aangesloten moet
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
worden, zie de installatiehandleiding van de tank voor warm
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen: tapwater.
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000 OPMERKING
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de Monteer de ontluchtingsventielen op alle hoge punten.
gas- en vloeistofafsluiters.
OPMERKING
a a
Aanhaalmomenten
d
c
X5M
b a c
a
a b+c
a Doorverbindingskabel d
b Voedingskabel a, b, c Bedrading ter plaatse (zie onderstaande tabel)
c Zekering d In de fabriek gemonteerde kabel voor stroomtoevoer van
d Aardlekschakelaar
de back-upverwarming
INFORMATIE
Indien optionele of ter plaatse te voorziene kabels
L N PWR
geplaatst moeten worden, voorzie voldoende lengte voor
deze kabels. Door hiervoor te zorgen zal de schakelkast
geopend kunnen worden en zal tevens de toegang tot
1 2 3 L N
andere onderdelen tijdens onderhoudswerkzaamheden
mogelijk zijn.
1 Sluit de hoofdvoeding aan. Het contact voor de voeding met voorkeur kWh-tarief is
aangesloten op dezelfde klemmen (X5M/9+10) als de
Voor een voeding met normaal kWh-tarief veiligheidsthermostaat. Het systeem kan alleen maar
X11YA X11Y OFWEL een voeding met voorkeur kWh-tarief OFWEL een
X11YB
veiligheidsthermostaat hebben.
1 2 3
X2M
X1M 7.9.9 De voeding van de back-upverwarming
aansluiten
X1A
VOORZICHTIG
Indien de binnenunit een tank met ingebouwde elektrische
boosterverwarming (EKHW) heeft, gebruik een afzonderlijk
123
stroomcircuit voor de back-upverwarming en de
123 boosterverwarming. Gebruik NOOIT een stroomcircuit dat
met een ander apparaat gedeeld wordt. Dit stroomcircuit
Legende: zie de afbeelding hieronder.
moet worden beveiligd met de vereiste
Voor een voeding met voorkeur kWh-tarief veiligheidsvoorzieningen conform de toepasselijke
Sluit X11Y aan op X11YB. wetgeving.
X11YB X11Y
X11YA VOORZICHTIG
X6M
a 1 3 5 7
X6M
F1B b F1B I I I I
2 4 6 8
Q1DI
X6M
1 3 5 7
F1B I I I I
M2S M2S
2 4 6 8
Q1DI
7.9.11 De elektrische meters aansluiten
INFORMATIE
In geval van een elektrische meter met transistoruitgang,
3~, 50 Hz
230 V AC L1 L2 L3 controleer de polariteit. De positieve polariteit MOET
aangesloten worden op X5M/6 en X5M/4; de negatieve
polariteit op X5M/5 en X5M/3.
1 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juiste
aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.
7 9
X2M
X1M
S2S S3S
X5M
12
X2M
X1M
A4P a
YC Y2 X1M
YC Y1 Y2 Y3 Y4
M2P
M
1~
a De EKRP1HB dient verplicht geplaatst te worden.
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen.
kabelbinderbevestigingen.
X2M
X1M
X5M
A4P a
X5M
YC Y1 X1M
X1 X2 X3 X4
YC Y1 Y2 Y3 Y4
a
X2M
A4P
X1M
YC Y1 Y2 Y3 Y4
a d
b e
f
a Gasleiding
b Isolatie gasleiding
S6S
S7S
S8S
S9S
c Doorverbindingskabel
d Vloeistofleiding
a De EKRP1AHTA dient verplicht geplaatst te worden. e Isolatie vloeistofleiding
2 Bevestig de kabel met kabelbinders op de f Afwerkkleefband
kabelbinderbevestigingen. 2 Plaats het servicedeksel terug.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de binnenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel 4,1 N•m NIET overtreft.
startscherm. 3 04 09 0E
5678
opnieuw op te starten.
Na bevestiging zal het systeem opnieuw opstarten en
zullen de recente wijzigingen worden toegepast.
Tijdschema [2.1] i 55 d
Secundaire zone (alleen indien [4.4]=1) h c
18 b
Afgiftesysteem [3.7] "8.4.4 Secundaire zone" op 6
21 1.6
pagina 61 bar
Bediening (alleen-lezen) [3.9] g a
45
Instelpunt modus [3.4] f
Stooklijn verwarming [3.5] (indien
van toepassing)
Mogelijke acties in dit scherm
Stooklijn koeling [3.6] (indien van
Ga door de lijst van het hoofdmenu.
toepassing)
Ga naar het hoofdmenu-scherm.
Tijdschema [3.1]
Referenties inschakelen/uitschakelen.
Sanitaire warmwatertank
Verwarmingsbedrijf [5.6] "8.4.6 Tank" op pagina 66 Onderdeel Beschrijving
Instelpunt confort bedrijf [5.2] 21 21 De temperaturen worden weergegeven in cirkels.
Instelpunt Eco bedrijf [5.3] Als de cirkel grijs is, is de overeenkomstige
werking (bijvoorbeeld: ruimteverwarming)
Instelpunt warmhouden [5.4]
momenteel niet actief.
Buitenunit a1
: Buitenunit
8.3 Mogelijke schermen a2 a3
a2 : Geluidsarme stand actief
a1
8.3.1 Mogelijke schermen: overzicht a3 Gemeten omgevingstemperatuur
8.3.5 Instelpunt-scherm
Het instelpunt-scherm wordt weergegeven voor schermen die
systeemonderdelen beschrijven die een instelpuntwaarde nodig
hebben.
Wijzig en pas de gewenste temperatuur automatisch ▪ : Verwarming primaire zone of secundaire zone
aan.
▪ : Koeling primaire zone of secundaire zone
Onderdeel Beschrijving
▪ : Warm tapwater
Minimale temperatuurbeperking a1 Vastgelegd door de unit
X, X1, X2 Buitenomgevingstemperatuur
a2 Beperkt door de installateur
Y, Y1, Y2 Gewenste tanktemperatuur of aanvoerwatertemperatuur.
Maximale b1 Vastgelegd door de unit Het hier weergegeven symbool stemt overeen met de
temperatuurbeperking b2 Beperkt door de installateur warmteafgever voor die zone:
Huidige temperatuur c Gemeten door de unit ▪ : Vloerverwarming
Gewenste temperatuur d Draai aan de rechtse
draaiknop om te verhogen/ ▪ : Ventilatorconvector
verlagen. ▪ : Radiator
Submenu e Draai aan of druk op de
linkse draaiknop om naar
▪ : Warmtapwatertank
het submenu te gaan.
INFORMATIE
Andere planningen programmeren gebeurt op dezelfde
manier.
Bewerken
4 Selecteer Plakken.
C
3 Selecteer OK om te bevestigen.
Kopiëren
1 Selecteer Maandag.
Eigen prog 1
Ma
Di Resultaat:
Wo
Do
Eigen prog 1
Vr C
Ma
Za
Di
Zo
Wo
Do
Vr
2 Selecteer Bewerken. Za
Zo
Verwijderen
5 Herhaal deze bewerking voor alle andere —
Bewerken weekdagen.
Kopiëren Eigen prog 1
Ma C
Di
Wo
Do
3 Gebruik de linkse draaiknop om een invoer te Vr
selecteren en bewerk de invoer met de rechtse Za
Zo
draaiknop. U kunt tot 6 bewerkingen per dag
programmeren.
Het programma programmeren voor Zaterdag en het kopiëren
Ma naar Zondag:
0 12 24
6:00 20°C 22:00 18°C 1 Selecteer Zaterdag.
8:30 18°C --:-- --
2 Selecteer Bewerken.
17:30 21°C
3 Gebruik de linkse draaiknop om een invoer te
selecteren en bewerk de invoer met de rechtse
4 Bevestig de wijzigingen. draaiknop.
De instelling van het afgevertype heeft als volgt een invloed op het
instelpuntbereik van de ruimteverwarming en de doel-delta T bij
verwarming:
INFORMATIE
De afsluiter staat tijdens het ontdooien ALTIJD open.
Tijdens verwarming: Als [F‑0B] is geactiveerd wordt de afsluiter
gesloten als er geen vraag naar verwarming is vanuit de primaire
zone. Activeer deze instelling om:
[0-07] [0-06]
▪ [2‑0C]=2 (type afgever secundaire
Ta
zone = radiator)
▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater 37°C~65°C
(secundaire zone) ▪ Anders: 37°C~55°C
▪ Ta: Buitentemperatuur [3.8.3] [9-07] Minimum instelpunt koeling: 5°C~18°C
▪ [0-07]: Lage [3.8.4] [9-08] Maximum instelpunt koeling: 8°C~22°C
buitenomgevingstemperatuur.
10°C~25°C Bediening
Het regelingstype wordt hier weergegeven, maar kan niet worden
▪ [0-06]: Hoge
aangepast. Het wordt bepaald door het regelingstype van de
buitenomgevingstemperatuur.
primaire zone. Voor meer informatie over deze functie, zie
25°C~43°C
"8.4.3 Primaire zone" op pagina 56.
▪ [0-05]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de # Code Beschrijving
buitentemperatuur gelijk is aan de lage [3.9] Nvt Bediening
omgevingstemperatuur of eronder valt.
▪ Vertrekwater als het regelingstype van
[9‑07]°C~[9‑08]°C
de primaire zone Vertrekwater is.
Let op: Deze waarde moet hoger zijn
dan [0‑04], omdat bij lage ▪ Externe kamerthermostaat als het
buitentemperaturen minder koud water regelingstype van de primaire zone
nodig is. Externe kamerthermostaat of
Kamerthermostaat is.
▪ [0-04]: Gewenste
aanvoerwatertemperatuur als de Thermostaattype
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of erover komt. Alleen van toepassing in externe kamerthermostaatregeling. Voor
[9‑07]°C~[9‑08]°C meer informatie over deze functie, zie "8.4.3 Primaire zone" op
Let op: Deze waarde moet lager zijn pagina 56.
dan [0‑05], omdat bij hoge
# Code Beschrijving
buitentemperaturen kouder water
nodig is. [3.A] [C‑06] Externe kamerthermostaattype voor de
secundaire zone:
Afgiftesysteem
▪ 1: 1 contact. Aangesloten op slechts 1
Voor meer informatie over deze functie, zie "8.4.3 Primaire zone" op digitale ingang (X2M/35a)
pagina 56.
▪ 2: 2 contacten. Aangesloten op 2
# Code Beschrijving digitale ingangen (X2M/34a en
X2M/35a)
[3.7] [2‑0D] Afgiftesysteem
▪ 0: Vloerverwarming Aanvoerwatertemperatuur: Delta T
# Code Beschrijving
De omschakelinstellingen met betrekking tot de binnentemperatuur.
ALLEEN van toepassing als Automatisch werd geselecteerd en het
systeem in regeling via een kamerthermostaat geconfigureerd werd b
met 1 aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers.
▪ a: Secundaire AWT-zone: Hoogste
Nvt [4-0B] Hysteresis: Zorgt dat er ALLEEN
temperatuur
wanneer nodig omgeschakeld wordt. De
bedrijfsmodus verandert ALLEEN van ▪ b: Primaire AWT-zone: Laagste
verwarming naar koeling wanneer de temperatuur
kamertemperatuur hoger wordt dan de
gewenste koeltemperatuur plus de VOORZICHTIG
hysteresis. Als er 2 zones zijn, is het belangrijk dat de zone met de
▪ Bereik: 1°C~10°C laagste watertemperatuur geconfigureerd is als de primaire
zone en de zone met de hoogste watertemperatuur is
Nvt [4-0D] Afwijking: Zorgt dat de actieve gewenste
geconfigureerd als de secundaire zone. Het systeem niet
kamertemperatuur altijd bereikt kan
op deze manier configureren, kan schade aan de
worden. In de verwarmingsmodus
warmteafgevers veroorzaken.
verandert de bedrijfsmodus ALLEEN
wanneer de kamertemperatuur hoger VOORZICHTIG
wordt dan de gewenste
verwarmingstemperatuur plus de Als er 2 zones zijn en de afgevertypes onjuist zijn
afwijkingswaarde. geconfigureerd, kan er water met een hoge temperatuur
naar een afgever met lage temperatuur (vloerverwarming)
▪ Bereik: 1°C~10°C worden gestuurd. Om dit te vermijden doet u het volgende:
Aantal zones ▪ Installeer een aquastat-/thermostaatklep om te hoge
Het systeem kan aanvoerwater leveren aan maximum temperaturen naar een lage temperatuur-afgever te
2 watertemperatuurzones. Het aantal waterzones moet tijdens het voorkomen.
configureren ingesteld worden. ▪ Zorg dat u de afgevertypes voor de primaire zone [2.7]
en voor de secundaire zone [3.7] correct instelt in
# Code Beschrijving overeenstemming met de aangesloten afgever.
[4.4] [7‑02] ▪ 0: 1 zone
Slechts één Bedrijfsmodus pomp
aanvoerwatertemperatuurzone: Wanneer de bedrijfsmodus ruimteverwarming/-koeling UIT staat,
dan staat de pomp altijd UIT. Wanneer de bedrijfsmodus
ruimteverwarming/-koeling AAN staat, dan hebt u de keuze tussen
deze bedrijfsmodi:
▪ a: Primaire AWT-zone
d e Pompbeperking
f
Pompsnelheidbeperking [9‑0D] bepaalt de maximumsnelheid van de
g pomp. In normale omstandigheden zou de standaardinstelling NIET
b moeten worden gewijzigd. De pompsnelheidbeperking kan worden
c genegeerd wanneer het debiet zich binnen het gebied van het
minimumdebiet bevindt (storing 7H).
▪ a: Regeling van de
ruimteverwarming/-koeling # Code Beschrijving
▪ b: UIT [4.7] [9-0D] Pompbeperking:
▪ c: AAN ▪ 0: Geen begrenzing
▪ d: AWT-temperatuur ▪ 1~4: Algemene beperking. Er is een
beperking in alle omstandigheden. De
▪ e: Huidige
vereiste delta T regeling en comfort
▪ f: Gewenste worden NIET gegarandeerd.
▪ g: Werking van de pomp ▪ 5~8: Beperking wanneer geen
stelmotoren. Wanneer er niet wordt
verwarmd is de
pompsnelheidbeperking van
toepassing. Wanneer er wordt
verwarmd, wordt de pompsnelheid
alleen door de delta T bepaald in
functie van de nodige capaciteit. Met
dit beperkingsbereik is delta T mogelijk
en wordt het comfort gegarandeerd.
L L
R R
0°C
TA 0°C
TA
a b
a Absoluut gewenste aanvoerwatertemperatuur
b (l/min) b (l/min) b Weersafhankelijke gewenste aanvoerwatertemperatuur
[9-0D]=6 [9-0D]=7
a (kPa) a (kPa)
# Code Beschrijving
[4.A] [D-03] Toename rond 0°C
▪ 0: Nee
▪ 1: toename 2°C, bereik 4°C
▪ 2: toename 4°C, bereik 4°C
▪ 3: toename 2°C, bereik 8°C
▪ 4: toename 4°C, bereik 8°C
Overregeling
Deze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven de
b (l/min) b (l/min) gewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer de
compressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de
[9-0D]=8
a (kPa)
aanvoerwatertemperatuur onder de gewenste
aanvoerwatertemperatuur zakt. Deze functie is ALLEEN van
toepassing in de verwarmingsstand.
# Code Beschrijving
[4.B] [9-04] Overregeling
▪ 1°C~4°C
Vorstbescherming
Vorstbescherming kamer [1.4] zorgt ervoor dat het nooit te koud
wordt in de kamer. Voor meer informatie over Vorstbescherming
kamer, zie "8.4.2 Kamer" op pagina 55.
b (l/min)
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp U kunt de warm tapwatertemperatuur instellen via het instelpunt-
stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de door de scherm. Voor meer informatie over hoe dit precies moet, zie
Uitschakeltemperatuur ruimte verwarming [4-02] ingestelde waarde "8.3.5 Instelpunt-scherm" op pagina 52.
of als de buitentemperatuur onder de door de Uitschakeltemperatuur Krachtig verwarmen
ruimte koeling [F-01] ingestelde waarde daalt. Wanneer de
pompwerking geactiveerd is, kan de pomp bij alle U kunt de functie Krachtig verwarmen gebruiken om het water
buitentemperaturen werken. onmiddellijk op te warmen tot de voorgeprogrammeerde waarde
(Opslagcomfort). Hierdoor verbruikt u echter extra energie. Als de
# Code Beschrijving functie Krachtig verwarmen actief is, wordt weergegeven op het
[4.9] [F-00] Pompwerking: startscherm.
▪ 0: Uitgeschakeld als de Functie Krachtig verwarmen activeren
buitentemperatuur hoger is dan [4-02] Activeer of deactiveer Krachtig verwarmen als volgt:
of lager is dan [F-01] afhankelijk van
de bedrijfsmodus van de verwarming/ 1 Ga naar [5.1]: Sanitaire warmwatertank > Krachtig
koeling. verwarmen
▪ 1: Mogelijk voor alle 2 Schakel krachtige werking Uit of Aan.
buitentemperaturen.
Voorbeeld: u hebt onmiddellijk meer warm water nodig
Toename rond 0°C U zit in de volgende situatie:
Gebruik deze instelling om mogelijke warmteverliezen van het
▪ U hebt haast al uw warm water verbruikt.
gebouw door de verdamping van gesmolten ijs of sneeuw te
compenseren. (bijv. in landen met een koude regio’s). ▪ U kunt niet wachten tot de volgende geplande actie om
de warmtapwatertank op te warmen.
Dan kunt u de functie krachtig verwarmen activeren.
TU INFORMATIE
Er zal een AH-fout optreden als u de bedrijfsmodus warm
tapwater uitschakelt tijdens het ontsmetten.
[0-0E] [0-0D]
Ta THP MAX 50
TU=THP OFF 45
[6-00]
▪ TDHW: : De gewenste tanktemperatuur. THP ON 43
40
▪ Ta: : De (gemiddelde)
buitenomgevingstemperatuur
30
20
▪ [0-0E]: lage
buitenomgevingstemperatuur: HP
10
-40°C‑5°C
▪ [0-0D]: hoge 5
buitenomgevingstemperatuur: t
10°C‑25°C HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp te
lang duurt, kan de back-upverwarming extra bijverwarmen
▪ [0-0C]: gewenste tanktemperatuur THP MAX Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tank
wanneer de buitentemperatuur gelijk is voor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik
aan de lage omgevingstemperatuur of THP OFF UIT-temperatuur warmtepomp (THP MAX−[6-01])
THP ON AAN-temperatuur warmtepomp (THP OFF−[6-00])
eronder valt: 45°C~[6‑0E]°C TDHW Warmtapwatertemperatuur
▪ [0-0B]: gewenste tanktemperatuur TU Temperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op de
gebruikersinterface)
wanneer de buitentemperatuur gelijk is
t Tijd
aan de hoge omgevingstemperatuur of
erover stijgt: 35°C~[6‑0E]°C INFORMATIE
INFORMATIE Elektriciteitsprijs=17,49
Indien er geen programma werd ingesteld, wordt rekening Prijs Waarde in verwijzing
gehouden met de Hoog voor Elektriciteitsprijs. Gas: 4,08 /kWh [7.6]=8.6
De weektimer van de prijs voor elektriciteit instellen Elektriciteit: 12,49 /kWh [7.5.1]=17
Zie "De prijs voor gas instellen" op pagina 70 voor de procedure om [8.7] Info Versie-informatie over het
de gasprijs in te stellen. systeem
[8.8] Verbindingsstatus Informatie over de status van de
De elektriciteitprijs instellen in geval van een stimulans per aansluiting van de unit, de
kWh hernieuwbare energie
kamerthermostaat en de LAN-
Bereken de waarde voor de elektriciteitsprijs met de volgende adapter.
formule:
▪ Huidige elektriciteitsprijs+Stimulans/kWh 8.4.9 Installateurinstellingen
Zie "De prijs voor elektriciteit instellen" op pagina 70 voor de
procedure om de elektriciteitsprijs in te stellen. Configuratiewizard
Voorbeeld Nadat het systeem voor het eerst is AAN gezet, zal de
gebruikersinterface u instructies geven via de configuratiewizard. Op
Dit is een voorbeeld en de in dit voorbeeld gebruikte prijzen en/of die manier kunt u de belangrijkste initiële instellingen uitvoeren. Op
waarden zijn NIET precies. die manier zal de unit correct kunnen werken. Nadien kunnen er
indien nodig meer gedetailleerde instellingen worden uitgevoerd via
Gegevens Prijs/kWh de menustructuur.
Gasprijs 4,08
Om de configuratiewizard opnieuw op te starten, gaat u naar
Elektriciteitsprijs 12,49 Installateursinstellingen > Configuratie assistent [9.1].
Stimulans per kWh voor 5
hernieuwbare verwarming Warm tapwater
Berekening van de gasprijs: Dit hoofdstuk geldt alleen voor systemen met een geplaatste tank
voor warm tapwater.
Gasprijs=Huidige gasprijs+(Stimulans/kWh×0,9)
▪ EHBH/X : een optionele tank voor warm tapwater is beschikbaar.
Gasprijs=4,08+(5×0,9)
Gasprijs=8,58
X1 X2 X3 X4
buitentemperatuur.
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde OFF ON
genomen van de buitentemperatuur.
SS1
# Code Beschrijving
[9.B.3] [1-0A] Gemiddelde tijd :
▪ 0: Geen gemiddelde
X1M
▪ 1: 12 uur
▪ 2: 24 uur
▪ 3: 48 uur YC Y1 Y2 Y3 Y4
▪ 4: 72 uur
Ketel rendement
Bivalent Naargelang de gebruikte boiler moet de efficiëntie als volgt worden
Bivalent gekozen:
Enkel van toepassing op binnenunit-opstellingen met een extra ketel # Code Beschrijving
(afwisselende werking, parallel aangesloten). De bedoeling van de [9.C.2] [7‑05] ▪ 0: Zeer hoog
bivalente werking is te bepalen welke verwarmingsbron kan/zal
zorgen voor het verwarmen van ruimten: de binnenunit of een extra ▪ 1: Hoog
ketel. ▪ 2: Middel
b
TA
[C-03]
TA Buitentemperatuur
[C-03] Bivalente AAN-temperatuur (vast)
a Extra ketel actief
b Extra ketel inactief
De elektriciteitsprijs kan alleen worden ingesteld wanneer Zie tevens onderstaande tabel (logica
bivalent op AAN staat ([9.C.1] of [C-02]). Deze waarden alarm-output).
kunnen alleen worden ingesteld in menustructuur [7.5.1], De alarm-outputlogica
[7.5.2] en [7.5.3]. Gebruik de overzichtsinstellingen NIET.
[C-09] Alarm Geen alarm Geen voeding
Wanneer de buitentemperatuur onder het Tcalc punt zakt, dan wordt
naar de unit
het toestemmingssignaal voor de extra ketel actief. Om niet teveel
om te schakelen is er een hysteresis van 3°C. 0 Gesloten Open uitgang Open uitgang
uitgang
# Code Beschrijving 1 Open uitgang Gesloten
[9.C.3] [C-03] Bivalente AAN-temperatuur: Onder deze uitgang
temperatuur is de bivalente werking altijd
AAN. Automatische herstart
[9.C.4] [C-04] Werkingsgebied waartussen Tcalc wordt
Automatische herstart
berekend.
Bij herstelling van de stroomvoorziening na een stroomonderbreking
Toestemmingssignaal X1–X2 (EKRP1HB) zal de automatische herstartfunctie de instellingen van de
3°C afstandsbediening van voor de stroomonderbreking herstellen.
a Daarom is het aanbevolen de functie altijd in te schakelen.
Als de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief van het type is
b waarbij de elektrische voeding wordt onderbroken, moet de
[C-03] Tcalc [C-03]+[C-04]
TA automatische herstartfunctie altijd worden geactiveerd. De
TA Buitentemperatuur binnenunit kan, onafhankelijk van de status van de elektrische
Tcalc Bivalente AAN-temperatuur (variabel). Onder deze voeding met voorkeur kWh-tarief, continu geregeld worden door de
temperatuur is de extra ketel altijd AAN. Tcalc kan nooit binnenunit op een elektrische voeding met normaal kWh-tarief aan
onder [C‑03] of boven [C‑03]+[C‑04] gaan. te sluiten.
a Extra ketel actief
b Extra ketel inactief # Code Beschrijving
VOORZICHTIG [9.E] [C-09] Automatische herstart:
Zorg ervoor dat alle voorschriften nageleefd worden die in ▪ 0: Handmatig
richtlijn 5 over mogelijke toepassingen vermeld staan ▪ 1 Automatisch
wanneer de functie bivalente werking geactiveerd is.
Daikin is NIET aansprakelijk voor schade als gevolg van De energiespaarfunctie
het niet naleven van deze voorschriften.
Energiespaarfunctie
Bepaalt of de elektrische voeding van de buitenunit tijdens stilstand
(inwendig door de bediening van de binnenunit) onderbroken mag
worden (geen vraag naar ruimteverwarming/koeling of warm
tapwater). De eindbeslissing om een stroomonderbreking van de
buitenunit toe te staan wanneer deze stilstaat hangt af van de
omgevingstemperatuur, compressoromstandigheden en
minimumintervaltimers.
Om de energiespaarfunctie in te stellen, moet [E‑08] worden
geactiveerd op de gebruikersinterface.
# Code Beschrijving
[9.F] [E‑08] Energiespaarfunctie voor buitenunit:
▪ 0: Nee
▪ 1: Ja
Beveiligingen uitschakelen
INFORMATIE
De software bevat een stand "installateur ter
plaatse" ([9.G]: Bescherming uitschakelen) die de
automatische werking van de unit uitschakelt. Bij de eerste
installatie wordt de instelling Bescherming uitschakelen
standaard op Ja gezet, wat betekent dat de automatische
werking is uitgeschakeld. Alle beschermende functies zijn
dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de
gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch
werken. Om de automatische werking en de
beschermende functies in te schakelen, zet Bescherming
uitschakelen op Nee.
36 uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd
gezet, zal deze Bescherming uitschakelen automatisch op
Nee zetten, zodat de stand "installateur ter plaatse" wordt
gestopt en de beschermende functies ingeschakeld
worden. Indien – na de eerste installatie – de installateur
terug ter plaatse komt, moet deze Bescherming
uitschakelenhandmatig op Ja zetten.
# Code Beschrijving
[9.G] Nvt Bescherming uitschakelen
▪ 0: Nee
▪ 1 Ja
# Code Beschrijving
[9.H] Nvt Wilt u een ontdooiproces starten?
▪ Terug
▪ OK
[7.3] Vakantie
[5] Sanitaire warmwatertank
Activatie
Krachtig verwarmen Van
Instelpunt confort bedrijf Tot
Instelpunt Eco bedrijf
Instelpunt warmhouden [7.4] Stil
Tijdschema
Activatie
Tijdschema
[7] Gebruikerinstellingen
Taal [7.5] Elektriciteitsprijs
Tijd/datum
Vakantie Hoog
Stil Middel
Elektriciteitsprijs Laag
Gasprijs Tijdschema
[8] Informatie
Energiegegevens
[8.1] Energiegegevens
Historiek storingen
Gegevens installateur Opgenomen electrisch vermogen
Sensoren Geproduceerde warmte
Stelmotoren
Bedrijfsmodi
Info
Verbindingsstatus
[B]Gebruikersprofiel
[C] In werking
Kamer
Ruimteverwarming/-koeling
Sanitaire warmwatertank
Instelpunt-scherm
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en
het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar
zijn.
[9.6] Balanceren
Voorrang van verwarmen van ruimten
Voorrangstemperatuur
Afwijking instelpunt BSH
Antipendel timer
Timer minimaal bedrijf
Maximale bedrijfstijd
Bijkomende timer
[9.A] Energiemeting
Elektriciteitsmeter 1
Elektriciteitsmeter 2
[9.B] Sensoren
Buitensensor
Afwijk. buitensensor
Gemiddelde tijd
[9.C] Bivalent
Bivalent
Ketel rendement
Temperatuur
Hysteresis
INFORMATIE
De solarkit-instellingen worden getoond, maar zijn NIET
van toepassing op deze unit. De instellingen mogen NIET
worden gebruikt of gewijzigd.
INFORMATIE
Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen en
het type unit, zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar
zijn.
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld. ▪ Als Noodgeval op Handm ([A.6.C]=0) is ingesteld en de
Ga naar het menu In werking en schakel de werking Kamer, unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal
Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit. de gebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging
vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker
Het proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van de het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de functie Dekvloer
verschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. Pomp drogen van de vloerverwarming ingeschakeld.
selecteert, zal het proefdraaien van de pomp starten).
▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van de
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. — vloerverwarming is beperking [9‑0D] van de
Zie "Het gebruikertoegangsniveau wijzigen" op pompsnelheid NIET van toepassing.
pagina 50.
2 Ga naar [A.2]: Inbedrijfstelling > Testbedrijf OPMERKING
stelmotoren. De installateur is verantwoordelijk voor:
3 Selecteer een test in de lijst. Voorbeeld: Pomp. ▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
4 Selecteer OK om te bevestigen. om de instructies te bekomen om de dekvloer voor de
eerste maal te verwarmen zodat deze niet zou
Resultaat: Het proefdraaien van de stelmotor start.
beginnen te barsten,
Het proefdraaien stopt automatisch wanneer voltooid
(±30 min). ▪ het programma voor het drogen van de dekvloer
programmeren volgens de instructies (zie hierboven)
Om het proefdraaien handmatig te stoppen: —
van de fabrikant van de dekvloer,
1 Ga naar Stop testrun.
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
2 Selecteer OK om te bevestigen. werking van de instelling,
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de ▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoet
aan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.
stelmotoren
▪ Boosterverwarming-test OPMERKING
Waterdrukveiligheidsklep Voor het jaarlijkse onderhoud moet u het waterfilter niet uit
de unit verwijderen om het schoon te maken. Als er
Open de klep en controleer of deze goed werkt. Het water kan zeer
problemen zijn met het waterfilter, moet u het mogelijk wel
warm zijn!
verwijderen zodat u het grondig kunt schoonmaken. Dit
Te controleren punten: doet u als volgt:
▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is ▪ "11.5.1 Het waterfilter verwijderen" op pagina 88
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen
▪ "11.5.2 Het waterfilter schoonmaken in geval van
geen leidingen tussenin.
problemen" op pagina 89
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:
▪ "11.5.3 Het waterfilter installeren" op pagina 89
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat
▪ Spoel het systeem schoon 11.5.1 Het waterfilter verwijderen
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na Voorwaarde: Zet de unit UIT via de gebruikersinterface.
een opwarmcyclus van de tank.
Voorwaarde: Schakel de respectieve stroomonderbreker UIT.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
1 Het waterfilter zit achter de schakelkast. Om toegang te krijgen
Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse te tot het filter, zie:
voorzien)
"7.2.3 De binnenunit openen" op pagina 32
Open de klep en controleer of ze goed werkt. Het water kan zeer
warm zijn! 2 Sluiten de afsluiters van het watercircuit.
Te controleren punten: 3 Sluit de afsluiter (indien aanwezig) van het watercircuit naar het
expansievat.
▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep is
niet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggen 4 Verwijder de dop aan de onderkant van het waterfilter.
geen leidingen tussenin. 5 Sluit een afvoerslang aan op de onderkant van het waterfilter.
▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt: 6 Open het ventiel op aan de onderkant van het waterfilter om
▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat water uit het watercircuit af te laten. Vang het via de
aangebracht afvoerslang afgetapte water op in een fles,
▪ spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussen gootsteen,...
de veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.
7 Verwijder de 2 klemmen waarmee het waterfilter is bevestigd.
Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer na
a b a
een opwarmcyclus van de tank.
Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.
Schakelkast
▪ Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek
naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of
foute bedrading.
▪ Controleer met een ohmmeter of de schakelcontacten K1M, K2M,
K3M en K5M (afhankelijk van uw installatie) juist werken. Alle
contacten van deze schakelcontacten moeten open zijn wanneer
de spanning UITgeschakeld is.
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de
fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde
personen vervangen worden.
VOORZICHTIG
Om de op het waterfilter aangesloten leidingen te
beschermen tegen beschadiging, is het aanbevolen om
deze procedure uit te voeren wanneer het waterfilter uit de
unit is verwijderd. b
2 Schroef de onderkant van het waterfilterhuis los. Gebruik indien
nodig het geschikte gereedschap.
c a
VOORZICHTIG
a Opgerold filter
Het waterfilter moet ALLEEN in het geval van ernstige b Zeef
problemen worden geopend. Bij voorkeur wordt dit nooit c Uitsteeksel
gedaan tijdens de volledige levensduur van het waterfilter. 5 Plaats de onderkant van het waterfilterhuis terug en zet hem
goed vast.
b
a
a Onderste gedeelte dat moet worden losgeschroefd
b Waterfilterhuis
3 Verwijder de zeef en het opgerolde filter uit het waterfilterhuis
en maak schoon met water.
4 Installeer het schoongemaakte opgerolde filter en de zeef in het
waterfilterhuis.
a Verende klem
INFORMATIE b Waterfilter
c Ontluchtingsventiel
Installeer de zeef op de correcte manier in het
waterfilterhuis. Gebruik hiervoor de daartoe voorziene 2 Installeer de 2 klemmen om het waterfilter op de leidingen van
uitsteeksels. het watercircuit te bevestigen.
3 Zorg ervoor dat het ontluchtingsventiel van het waterfilter open
staat.
4 Open het ventiel (indien aanwezig) van het watercircuit naar het
expansievat.
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat het ventiel (indien aanwezig) naar het
expansievat geopend is; anders wordt er een overdruk
gegenereerd.
5 Open de afsluiters en voeg indien nodig water toe aan het
watercircuit.
12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET 12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is
voldoende verwarmd bij lage tijdelijk abnormaal hoog
buitentemperaturen
Mogelijke oorzaken Wat te doen
Mogelijke oorzaken Wat te doen Defecte of verstopte ▪ Spoel en reinig de volledige
De werking van de back- Controleer de volgende zaken: drukveiligheidsklep. tank, inclusief de leidingen
upverwarming wordt niet tussen de drukveiligheidsklep
▪ De bedrijfsmodus van de
geactiveerd en de inlaat van het koud
back-upverwarming wordt
water.
geactiveerd. Ga naar:
▪ Vervang de
▪ [9.3.8]:
drukveiligheidsklep.
Installateursinstellingen >
Back-upverwarming >
Werking [4‑00] 12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een
▪ De overstroomzekering van de
gezwollen tank weggeduwd
back-upverwarming werd niet
Mogelijke oorzaken Wat te doen
uitgeschakeld. Indien deze
werd uitgeschakeld, controleer Defecte of verstopte Neem contact op met uw dealer.
de zekering en schakel deze drukveiligheidsklep.
terug in.
▪ De thermische veiligheid van 12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie
de back-upverwarming werd wordt NIET volledig uitgevoerd (storing
niet geactiveerd. Indien deze AH)
werd geactiveerd, controleer
het volgende en druk Mogelijke oorzaken Wat te doen
vervolgens op de resetknop in De desinfectiefunctie werd Programmeer de
de schakelkast: onderbroken omdat er warm desinfectiefunctie zodanig dat
▪ De waterdruk tapwater genomen werd. deze pas start wanneer verwacht
wordt dat de volgende 4 uur
▪ Of er lucht in het systeem zit GEEN warm tapwater genomen
▪ De ontluchting wordt.
De evenwichtstemperatuur van Verhoog de Er werd veel warm tapwater Wanneer Sanitaire
de back-upverwarming werd niet "evenwichtstemperatuur" om de genomen juist voordat de warmwatertank >
goed geconfigureerd werking van de back- desinfectiefunctie Verwarmingsbedrijf > Enkel
upverwarming bij een hogere geprogrammeerd startte. warmhouden of
buitentemperatuur te activeren. Geprogrammeerd + warmhouden
Ga naar: geselecteerd wordt, wordt
geadviseerd de start van de
▪ [9.3.7]: Installateursinstellingen
desinfectiefunctie te
> Back-upverwarming >
programmeren minstens 4 uur na
Evenwichtstemperatuur [5‑01]
een voorzien verbruik van veel
Er zit lucht in het systeem. Ontlucht handmatig of warm tapwater. Deze start kan
automatisch. Zie de via de installateurinstellingen
ontluchtingsfunctie in het (desinfectiefunctie) ingesteld
hoofdstuk "9 Inbedrijfstelling" op worden.
pagina 83.
Wanneer Sanitaire
Er wordt teveel Controleer of de instellingen van warmwatertank >
warmtepompcapaciteit gebruikt de "ruimteverwarmingsvoorrang" Verwarmingsbedrijf > Alleen
om het warm tapwater op te juist werden geconfigureerd: geprogrammeerd geselecteerd
warmen (dit geldt alleen voor wordt, wordt geadviseerd een
▪ Controleer of de "status van de
installaties met een tank voor Eco-actie te programmeren 3 uur
ruimteverwarmingvoorrang"
warm tapwater) voor de geplande start van de
werd ingeschakeld. Ga naar
[9.6.1]: Installateursinstellingen desinfectiefunctie om de tank al
> Balanceren > Voorrang van voor te verwarmen.
verwarmen van ruimten [5‑02] De desinfectiefunctie werd Stop de werking van de tank
▪ Verhoog de "temperatuur handmatig gestopt: [C.3] In NIET tijdens het desinfecteren.
ruimteverwarmingsvoorrang" werking > Sanitaire
om de werking van de back- warmwatertank werd
upverwarming bij een hogere uitgeschakeld tijdens het
buitentemperatuur te desinfecteren.
activeren. Ga naar [9.6.3]:
Installateursinstellingen >
Balanceren > Afwijking
instelpunt BSH [5‑03]
S501
S502
L N PWR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
S2
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit: 1 2 3 L N
SW4
D
C
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de B
1 A
3
3
2 SW5
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt. 1
4 COOL HEAT
d
e
d
a Gasafsluiter
b Richting om te sluiten
c Inbussleutel
d Afsluiterdeksel
e Vloeistofafsluiter
2×
14 Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste
technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
7.0 CuT
R2T
7.0 CuT R1T
7.0 CuT 4.0 CuT g
7.0 CuT
6.4 CuT
7.0 CuT
4.0 CuT g f
Y1E
M1F
e
12.7 CuT
12.7 CuT
Y1S
6.4 CuT
S1PH R3T
9.5 CuT
k
12.7 CuT
6.4 CuT
c a
6.4 CuT
k
j i
9.5 CuT
15.9 CuT b
d 15.9 CuT
M1C
3D110394
a Ter plaatse te voorziene leiding (vloeistof: getrompte
verbinding van Ø6,4 mm)
b Ter plaatse te voorziene leiding (gas: getrompte verbinding
van Ø15,9 mm)
c Afsluiter (vloeistof)
d Afsluiter met onderhoudspoort (gas)
e Filter
f Geluiddemper met filter
g Capillaire buis
h Warmtewisselaar
i Accumulator
j Compressor accumulator
k Geluiddemper
M1C Compressor
M1F Ventilator
R1T Thermistor (buitenlucht)
R2T Thermistor (warmtewisselaar)
R3T Thermistor (compressorafvoer)
S1PH Hogedrukschakelaar (automatische reset)
Y1E Elektronische expansieklep
Y1S Elektromagnetische klep (4‑wegsklep) (AAN: koeling)
Verwarming
Koeling
h B2PR
R1T c2
C m
R2T b1
a2
e l
i k
h
B1PW
C
R4T j R3T b2
a1
e c1
f
3D111541A
A Waterzijde B1PW Waterdruksensor ruimteverwarming
B Koelmiddelzijde B2PR Koelmiddeldruksensor
C Ter plaatse geplaatst R1T Thermistor (warmtewisselaar – water UIT)
a1 Water ruimteverwarming IN R2T Thermistor (back-upverwarming – water UIT)
a2 Water ruimteverwarming UIT R3T Thermistor (vloeibaar koelmiddel)
b1 Koelmiddel in gasfase IN (verwarmingsstand; condensator) R4T Thermistor (warmtewisselaar – water IN)
b2 Vloeibaar koelmiddel UIT (verwarmingsstand; condensator) Schroefaansluiting
c1 Vloeibaar koelmiddel IN (koelstand; verdamper) Getrompte aansluiting
c2 Koelmiddel in gasfase UIT (koelstand; verdamper) Snelkoppeling
d Platenwarmtewisselaar
e Afsluiter voor onderhoud Hardgesoldeerde aansluiting
f Magnetisch filter/vuilafscheider
g Veiligheidsklep
h Ontluchting
i Aftapkraan
j Flowsensor
k Expansievat
l Back-upverwarming
m Pomp
(3) Legende
AL* Connector
C* Condensator
DB* Gelijkrichter
DC* Connector
DP* Connector
E* Connector
F1U Zekering T 6,3 A 250 V
FU2, FU1 Zekering T 3,15 A 250 V
FU3 Zekering T 30 A 250 V
H* Connector
IPM* Intelligente voedingsmodule
L Connector
LED 1~5 Indicatielampje
LED A Controlelamp
L* Reactievat
M1C Compressormotor
M1F Ventilatormotor
MR* Magnetische relais
N Connector
PCB1 Printplaat (primair)
PCB2 Printplaat (service)
PS Schakelende voeding
Q1L Thermische beveiliging
Q1DI # Aardlekschakelaar
4D111879C
INFORMATIE
≥200
≥200
▪ H = Hoogte gemeten vanaf de onderkant van de
behuizing tot de vloer.
▪ Voor tussenwaarden voor H (wanneer H bijv. tussen
twee H-waarden uit de tabel ligt), neem de waarde die
overeenstemt met de onderste H-waarde in de tabel.
Indien H=1450 mm, neem de waarde die overeenstemt
met "H=1400 mm". ≥500
▪ Voor tussenwaarden van Akamer (wanneer Akamer bijv.
tussen twee waarden van Akamer in de tabel ligt), neem ≥450
H≥1150
dan de waarde die overeenstemt met de onderste
waarde van Akamer in de tabel. Indien Akamer=8,5 m2,
neem de waarde die overeenstemt met "Akamer=8 m2".
(mm)
INFORMATIE
▪ H = Hoogte gemeten vanaf de onderkant van de
behuizing tot de vloer.
▪ Voor tussenwaarden voor H (wanneer H bijv. tussen
twee H-waarden uit de tabel ligt), neem de waarde die
overeenstemt met de onderste H-waarde in de tabel.
Indien H=1450 mm, neem de waarde die overeenstemt
met "H=1400 mm".
▪ Op systemen met een totale koelmiddelvulling van
minder dan 1,84 kg zijn geen kamervereisten van
toepassing.
▪ Vullingen van meer dan 1,9 kg zijn niet toegestaan in
de unit.
INFORMATIE
▪ H = Hoogte gemeten vanaf de onderkant van de
behuizing tot de vloer.
▪ Voor tussenwaarden voor H (wanneer H bijv. tussen
twee H-waarden uit de tabel ligt), neem de waarde die
overeenstemt met de onderste H-waarde in de tabel.
Indien H=1450 mm, neem de vloeroppervlakte die
overeenstemt met "H=1400 mm".
▪ Voor tussenwaarden voor dm (wanneer dm bijv. tussen
twee dm-waarden uit de tabel ligt), neem de waarde die
overeenstemt met de bovenste dm-waarde in de tabel.
Indien dm=1,55 kg, neem dan de waarde die
overeenstemt met "dm=1,6 kg".
0
0 5 10 15 20 25 30 35
B (l/min)
4D112014
A Externe statische druk in het ruimteverwarmings-/-
koelingscircuit
B Waterdebiet doorheen de unit in het ruimteverwarmings-/-
koelingscircuit
C Bereik
Stippellijnen: Enkel wanneer de unit met alleen maar een
warmtepomp werkt, wordt het werkingsgebied voor kleinere debieten
uitgebreid. (Niet tijdens het opstarten, geen back-upverwarming in
bedrijf, geen ontdooien.)
Noten:
▪ Het selecteren van een debiet buiten de werkzone kan de unit
beschadigen of een storing erin veroorzaken. Zie tevens de
minimum en maximum toegestane waterdebieten in de technische
specificaties.
▪ De waterkwaliteit moet conform EU-richtlijn 98/83 EC zijn.
15 Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of
een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit
product (indien van toepassing) dient gemonteerd,
geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Toepasbare units
*HBX04DA6V
RHBX04DA9W
*HBX08DA6V
*HBX08DA9W
EHBH04DA6V
EHBH08DA6V
EHBH08DA9W
EHVX04S18DA3V*
EHVX04S18DA6V*
EHVX04S23DA3V*
EHVX04S23DA6V*
EHVX08S18DA6V*
EHVX08S18DA9W*
EHVX08S23DA6V*
EHVX08S23DA9W*
EHVH04S18DA6V*
EHVH04S23DA6V*
EHVH08S18DA6V*
EHVH08S18DA9W*
EHVH08S23DA6V*
EHVH08S23DA9W*
Aantekeningen
(*1) *3V
(*2) *6V
(*3) *9W
(*4) *HB*
(*5) EHV*
(*6) *X*
(*7) *H*
4P495257-1A - 2017.11
2/10
4P496758-1 2017.12