You are on page 1of 91

College 4 Godsdienstsociologie

Sociale organisatievormen van religie: een typologie van religieuze organisaties


Sociale organisatievormen van religie: een typologie van religieuze organisaties
Zoals de sociologie het maatschappelijk handelen van individuen en vooral van groepen bestudeert,
zo bestudeert de godsdienstsociologie het religieuze handelen van individuen en groepen. In dit
college gaan we deze religieuze groepen nader bekijken, waarbij we nagaan op welke wijze deze
religieuze groepen zich zoal kunnen organiseren. Immers, willen religieuze groepen kunnen
voortbestaan en kunnen overleven dan is op een gegeven moment een zeker niveau van organisatie
of institutionalisering noodzakelijk. We zetten in dit college nu twee stappen. Eerst gaan we na hoe
religieuze organisaties ontstaan en tot welke dilemma’s of vraagstukken het proces van religieuze
institutionalisering leidt. Vervolgens maken we kennis met een in de godsdienstsociologie
veelgebruikte typologie van religieuze organisaties; namelijk: kerk, denominatie, sekte en cult.

In de eerste drie college hebben we drie godsdienstsociologen behandeld; Weber, Durkheim, Marx.

Dit college start een nieuw onderdeel; het gaat over hedendaagse religie en hedendaagse
verschijnselen. Er staan drie theorieën centraal die willen verklaren hoe religie zich in de samenleving
ontwikkeld;

- Secularisatietheorie
- Rational Choice theorie
- Existential security thesis

Om deze theorieën te kunnen behandelen moeten we eerst verschillende vormen van religie en
religieuze organisaties bespreken, omdat hier in de theorieën steeds naar verwezen wordt. Anders
zijn de theorieën niet te “verstaan”.

Verwarrend college omdat het niet in de literatuur niet helemaal duidelijk is wat er precies bedoeld
wordt met de verschillende organisatievormen van religieuze organisaties.

Inhoud van het college

1) Ontstaan van religieuze organisaties


2) De Typologie van religieuze organisaties (dit is de hoofdmoot van het college)

1 Het ontstaan van religieuze organisaties

Volgens Weber zijn de meeste religies begonnen als bewegingen rondom een charismatische leider

Dat wil zeggen: een”(…….) dynamic person who is perceived as extraordinary and set apart from the
rest of humanity”(Roberts en Yamane 2015 p 159)

En in de vorige editie van hun handboek (R&Y 2012, p 153) stond de volgende betere beschrijving;

“Charismatische leiders zijn “(…….) those whose authority resides in their very personhood or in their
utterly unique relationship with the deity” (beter omdat er ook verwezen wordt naar de autoriteit
van deze persopn)

Weber heeft de typologie die we gaan bekijken voor een deel bedacht samen met zijn vriend Ernst
Tr…..
Weber heeft zich in zijn werk heel erg bezig gehouden met het ontstaan van religieuze organisaties,
religieuze groepen en bewegingen. Hij poneert dat religies altijd ontstaan rondom een charismatisch
leider. In zijn werk heeft hij het ook heel sterk over een charismatische autoriteit. Een CL is een
persoon die buitengewone gaven tentoonspreid. Die buiten het alledaagse opereert. Die tegenover
het alledaagse staat of zelf claimt “goddelijk geïnspireerd te zijn, of deels Goddelijk te zijn”. Of waar
mensen die kwaliteiten aan toeschrijven. Dat is iemand die “de geest” heeft. Rondom zo’n CL
ontstaat dan een nieuwe beweging; denk aan Mohammed, Jezus.

Autoriteit van de CL is waar het Weber voor een deel om ging. Want Weber onderscheid
verschillende vormen van charisma om duidelijk te maken wat dan een charismatische autoriteit is.

Charismatische autoriteit is anders dan;

 Traditionele autoriteit; bv de autoriteit van een koning(in). Gebaseerd op traditie of


gewoonte.
 Bureaucratische autoriteit; bv de autoriteit van een ambtenaar. Gebaseerd op regelgeving en
ambten.

TA; Iemand is bv koning om de traditie; die persoon hoefde alleen maar geboren te worden. Willem
Alexander is geen charismatisch persoon. Hij krijgt zijn autoriteit van buitenaf.

BA; politie mag je bekeuren omdat die gebaseerd is op een wet. Het is een ambt. Je mag dat doen.
Iemand zonder autoriteit mag dat niet. Priester mag iemand huwen of een sacrament toedienen. Die
is gewijd, dat is vastgelegd. Autoriteit komt ook van buitenaf.

Een charismatisch leider dwingt zijn autoriteit af omdat dat in die persoon zit. Deze positie is echter
van nature erg onstabiel. Je bent ten eerste overgeleverd aan de grillen van een CL. En ten tweede;
als die persoon doodgaat, wat gebeurd er dan met de beweging die er rond die persoon ontstaan is?

Weber; die groepen ontstaan weliswaar rondom die CL. Maar als ze na het vertrek van de CL willen
voortbestaan, dan moeten ze institutionaliseren. Dat is altijd het antwoord. Want als je dat niet doet,
dan zal er met het verdwijnen van de CL ook een einde komen aan de beweging. Die zal misschien
nog een tijdje blijven bestaan, maar als daar geen afspraken komen over hoe ze zichzelf gaan
organiseren (regels opstellen), dan verdwijnen ze.

Weber; routinisering van het Charisma;

 Probleem; hoe kan de groep de dood van de CL overleven?


 Antwoord; door het opstellen van een leer en regels en het instellen van ambten.

= ROUTINISERING = INSTITUTIONALISERING (volgens sociologen)

Daar bedoeld Weber mee dat het Charisma vertaald moet worden in vaste routines. Zaken moeten
vastgelegd worden. Iedere beginnende religieuze groep komt voor het probleem te staan “wat
moeten we doen als de CL overlijdt”. Bv scietology; opgericht door Ron L Hubbard. Dat was een
charismatisch persoon. Na zijn dood kwam de groep in een vacuüm terecht. Bij de scientology is er
iemand opgestaan die het heeft weten te organiseren. Op een vrij harde manier. Probleem bij CL; die
wijzen geen opvolgers aan, daar zijn ze niet mee bezig. David Miscavige heeft dit vacuüm opgevuld.

Routinisering/institutionalisering leidt tot;

 Het ontstaan van ambten en formuleren van leerstellingen


 Aandacht voor een solide economisch-materiele basis van de religieuze organisatie.

De leer, het geloof, moet vastgehouden worden/uitgedrukt worden door een aantal leerstellingen
die dan de gedeelde overtuiging van die groep worden. En wat minstens zo belangrijk is; er moet
aandacht zijn voor een solide economische basis. Want als die groep zich wil organiseren en vestigen,
dan heb je mensen nodig die die groep gaat leiden, die functies gaan vervullen. En dat betekent dat
ze de tijd die ze daaraan besteden, niet kunnen besteden aan werk/genereren van inkomen. Die
moeten van arbeid vrijgesteld worden en van een inkomen worden voorzien.

Dilemma’s van institutionalisering;

Door verregaande institutionalisering ((O’Dea 1961, 33-38);

 Wordt de organisatie steeds complexer en ontstaan er steeds meer rollen en functies;


organisatie wordt gekenmerkt door meer rollen en functies
 Wordt de oorspronkelijke ervaring van het goddelijke vastgelegd in liturgieën en symbolen;
 Ontstaat een steeds formelere en legalistische administratieve orde;
 Moet het oorspronkelijke ethische appèl van de charismatische leider worden vertaald in
concrete, morele richtlijnen voor het leven van alledag’
 Moeten de belangrijkste waarden van de religieuze organisatie in overstemming worden
gebracht met de belangrijkste (seculiere) waarden in de samenleving.

Dat proces maakt iedere religieuze groepering door. Als dat niet op gang komt, valt de groep uiteen.
Dit proces is bij de islam goed verlopen; is een wereldreligie geworden. En rondom Jezus; ook goed
verlopen. Dat levert wel spanningen op in groepen, het is een spannend proces. In die zin dat je
geconfronteerd wordt met dilemma’s als religieuze groep. Je moet institutionaliseren, dat kan niet
anders, anders verdwijn je. Maar in dat proces kom je ook verschillende problemen tegen.

We gaan nog kijken naar evangelische kerken worden in NL; dit zijn succeskerken die steeds groter
worden, meer behoefte aan een sociaal-economische basis, meer functies omdat er meer groepen
meer begeleidt moeten worden. Leiderschap wordt complexer, etc, etc. Is een puur sociologisch
gegeven

De eerste volgelingen van Jezus hebben hem nog gekend. Die hebben de inspiratie van hem
gekregen. Maar de generaties daarna hebben die ervaring nooit gehad. Die inspiratie moet a.h.w.
gestold worden in bv liturgieën, eucharistie (vastleggen van laatste avondmaal) en symbolen. Dat
moet een groep ontwikkelden. Dat staat dan voor de oorspronkelijke en originele inspiratie van de
leider.

Het wordt administratief geheel; er komen bepaalde regels en wetten. Denk aan de RK. Heeft zelfs
een eigen rechtssysteem, eigen rechtbank.

Je moet dat geestelijke morele appèl van de CL vertalen in concrete richtlijnen in het leven van
alledag. Zodat mensen in het besef leven wat ze moeten doen om volgeling van bv Jezus te zijn. Zo
en zo moet ik handelen. Dat maakt het concreet, zeker voor latere generaties.

Als je groter wordt, moet je dealen met de omringende samenleving. Je moet niet te zeer tegenover
de samenleving gaan staan. Dan beperkt dat de groei. Juist CL stonden vaak tegenover de
samenleving, die waren buitengewoon. Als je je verder wilt ontwikkelen als groep moet er iets van
dat buitengewone afgezwakt moeten worden omdat er anders steeds spanning blijft met de
omringende sociale orde.

Dilemma’s van institutionalisering;


 Motivationeel dilemma; persoonlijke belangenkunnen religieuze interesses gaan
overheersen.
 Symbolisch dilemma; symbolen kunnen hun evocatieve kracht verliezen.
 Administratief dilemma; nadruk op striktheid of flexibele omgang met regelgeving.
 Leerstelling dilemma; legalisme kan het zicht op de originele inspiratie wegnemen.
 Machtsdilemma; is conformiteit het resultaat van internalisering of van dwang.

Deze dilemma’s doen zich voor afhankelijk van;

 Historische afstand tot CL


 Omvang van religieuze organisatie

De vraagstukken waar mensen voor komen te staan. In het boek worden het dilemma’s genoemd,
docent zou het eerder spanningsvolle aspecten van voortgaande institutionalisering.

Als er steeds meer functies en rollen komen, dan komt er ook de mogelijkheid dat mensen in de
organisatie carriere kunnen gaan maken. En dan kan het zo zijn dat mensen eerder vanuit
persoonlijke belangen carriere gaan maken dan dat ze een sterke religieuze interesse hebben. Je wilt
in die groep hogerop komen. En dat hoeft niet altijd omdat je diepreligieus gemotiveerd bent. Het
kan ook puur gaan om een persoonlijke interesse zoals invloed of macht in de groep.

Symbolen kunnen hun kracht verliezen. Dat die symbolen voor latere generaties niets meer
betekenen. Geen link meer hebben met de leerstellingen of de oorsprong. Dan moet je symbolen
gaan her-ijken. Die moet je gaan vertalen. BV symbool van de vis; symbool van de eerste christenen.
De eerste letters van Jezus Christus de Verlosser; Ichtus=vis (Grieks). Nu ook symbool van de Piccanto
(auto). Later was het vis-symbool verdwenen en werd het nog wel ondergronds gebruikt (toen
Christenen onderdrukt werden). Mensen dachten dat het een symbool van vissers was of zo. Later is
dat symbool een kruis geworden. Dat konden de eerste Christenen niet hanteren. Dat refereerde
naar de kruis-dood van Jezus. En dat was gevaarlijk.

Je hebt de taak om ervoor te zorgen dat je een goed symbool zoekt.

Je hebt ook een administratief dilemma; hoe strikt moet je je aan eigen regelgeving en procedures
gaan houden. Moet dat heel strikt of kan het flexibeler. De eerste CL waren vaak allesbehalve strikt.
Die waren tegen de regelgeving in, heel flexibel. Later komt de vraag; hoe hou je de club in stand?
Moet de voorganger een universitaire studie hebben gedaan? Wat als iemand in de praktijk een
geweldige spreker is maar niet afgestudeerd, moet je die dan wel of niet benoemen? Dit gebeurd
dagelijks in de RK. De RK heeft moeite om geestelijk verzorgers bij defensie te krijgen, er studeren
niet veel af en je mag niet ouder zijn dan 35 bij defensie. Dan komt het punt naar boven; houden we
ons strikt aan de regels of kan er ook een religie-wetenschapper voor komen. Je ziet dat een
organisatie ook verstrikt kan raken in de eigen striktheid.

Of een leerstelling-dilemma; je hebt bv geprobeerd om concrete regelgeving op te stellen. Moet je


daar strikt aan vasthouden met de consequentie dat de originele inspiratie niet meer herkenbaar
meer is. Bv gescheiden mensen die niet meer ter communie mogen. Typische reactie; “is dat nou in
navolging van Jezus”. Jezus maakte zich hier toch ook niet druk om? Waarom een priester dan wel.
Hoe zorg je ervoor dat mensen betrokken blijven bij je organisatie? Hoe zorg je ervoor dat ze zich
conformeren. Is dat een kwestie van socialisatie of hanteer je ook dwangmiddelen (excommunicatie).
Is het dan erg Christelijk om mensen buiten de deur te zetten als ze niet meer in de kaders passen?
Dat zijn spanningen en vraagstukken die in iedere religieuze organisatie opspelen en waar ze
antwoorden op moeten vinden. Die doen zich vooral voor bij de historische afstand tot de CL. Hoe
verder terug in de geschiedenis, hoe meer je nu moet doen om de originele inspiratie te vertalen.
100 jaar na de dood van Jezus, weet niemand meer hoe het was en moet je dingen abstracter vast
gaan leggen.

Religie moet organiseren. Dat kan niet anders. Dan wordt het een wereldlijke organisatie waar ooit
een religieuze inspiratie aan ten grondslag lag. En dat geeft soms ook ordinaire spanningen en
gevechten.

Volgende week; naar “de doorbrekers” kijken. Een succesvolle religieuze organisatie. Zodra ze gingen
groeien, brak de pleuris uit.

Organisatie hoort wezenlijk bij religie, daar is de docent wel van overtuigd. Als je zaken vast wilt
houden, dan ontkom je er niet aan om dingen te organiseren om te kunnen voortbestaan. Er zijn vier
typen van religieuze organisatie die je in de literatuur tegen komt. In het schema staan er drie; kerk,
sekte, denominatie. De vierde “cult” is een aparte vorm die later besproken wordt. Dit hoef je niet
enkel verstaan in Christelijke of Westerse zin, die kun je overal tegenkomen.

Kerk volgens Weber;

 Men wordt als lid geboren


 Inclusief lidmaatschap
 Lidmaatschap valt veelal samen met nationaliteit
 Weinig commitment vereist.
 Unieke waarheidsaanspraak

Kerk volgens Troeltsch (1865-1923)

 Past zich aan de maatschappij en de bestaande machtsverhoudingen

Sekte volgens Weber;

 Lidmaatschap is vrijwillig
 Exclusief lidmaatschap
 Veel commitment vereist.
 Unieke waarheidsaanspraak

Sekte volgens Troeltsch

 Staat onverschillig of zelfs vijandig tegenover de maatschappij

Denominatie volgens Niebuhr (1892-1971)

 Men wordt als lid geboren


 Inclusief lidmaatschap, maar niet iedereen is lid
 Weinig commitment vereist.
 Lidmaatschap hangt samen met SES
 Gedeelde waarheidsaanspraak.

De eerste onderscheiding tussen kerk en sekte is bedacht door Max Weber. Hij zette de kerk en de
sekte tegenover elkaar. Hij was geïnteresseerd in het ontstaan van het Christendom en keek naar de
eerste Christenen. De eerste kerken begonnen als een sekte. Het had te maken met historische
context en toevalligheden dat het uitgroeide tot een staatsgodsdienst en een kerk.
Bij een kerk zegt Weber (en dit is van belang om te onderstrepen). Daar bedoeld hij een VOLKSKERK
mee. En een volkskerk is een kerk of religieuze groep/organisatie, die samen valt met een bepaald
geografisch gebied. Daardoor worden eigenlijk alle mensen in dat gebied als lid beschouwd van die
religieuze organisatie. Daarom staat er ook dat lidmaatschap veelal samen valt met nationaliteit. Dat
betekent dat je automatisch in die gemeenschap wordt geboren. Het is een sociale verwachting dat
jij daar lid van wordt. Daarom noemde Weber dat een volkskerk; de kerk van het volk. Iedereen in
een bepaald geografisch gebied wordt gezien als lid. En omdat dat een groots geheel is en omdat die
kerk zich vanzelf vult omdat er in dat gebied mensen worden geboren, is er weinig nadruk op een
strikt commitment. Mensen zijn dus vaak halfbakken lid of nominaal lid. Denk bv aan NL ten tijde van
de verzuiling. Het katholieke zuiden, daar was de RK kerk een echte volkskerk. Je kon er vragen bij
stellen of mensen veel commitment was en of mensen erg gelovig waren. Docent is geboren in een
omgeving die volledig RK was. Het lag voor de hand dat je gedoopt werd, hij is als het ware in die
kerk geboren. Thuis werd er niet veel nadruk gelegd op commitment. Die kerk heeft sociologisch
gezien volgens Weber de kenmerken uit het schema. De islam in Arabische gebieden, functioneert
daar dus sociologisch gezien ook als een kerk. Dus het woord “kerk” klinkt misschien wel Christelijk,
maar sociologisch gezien bedoelde Weber dat niet. Het gaat hem om een religieuze organisatie die
heel nauw aansluit bij de sociaal-culturele omgeving.

Aanvulling van Troeltsch; kerk en maatschappij weerspiegelen elkaar. Zoals je ook de Islam in Saoedi-
Arabië een kerk-achtige structuur kunnen noemen qua organisatie. Want als je daar geboren bent,
word je automatisch Moslim en hoor je naar de Moskee te gaan. Het maakt niet echt uit of je zelf
diep gelovig bent, het is een sociale verwachting. De sociale plausibiliteit is sterk dat je daar lid van
bent en de sociale verwachtingen ook. En omdat deze kerk het hele gebied omvat, presenteert die
kerk zich wel als een hoeder van een soort unieke waarheid. Er is ook weinig pluralisme.

Daar tegenover staat wat Weber noemt; de sekte. Dat is een aparte groep in de samenleving. Een
sekte is een kleinere groep die zich AFZET tegen de samenleving of anders is dan de samenleving. Dat
betekent dat niet iedereen zomaar lig is van die sekte. Alleen mensen die offers willen brengen of
een bepaald geloof of bepaalde ideeën te accepteren of bereid zijn om dingen af te zweren, zijn lid.
Lidmaatschap is exclusief en vrijwillig. Sekte is daarom veel strenger. Een sekte heeft ook een unieke
waarheidsaanspraak; zij pretenderen ook dat ze de waarheid in pacht hebben. Maar het is een
kleinere groep. Staat vaak onverschillig of vijandig t.o. de maatschappij. Wijst waarden uit de
maatschappij af. In NL bv; denk aan Jehova-getuigen. Dat zou je sekte-achtig kunnen noemen. Een
aantal overtuigingen staan haaks op wat er normaal in NL geldt. BV omgaan met bloedtransfusies.
Geen verjaardagen, geen sinterklaas, geen kerstboom. Is een aparte groep wat veel commitment
vereist. Het is moeilijk om eruit te stappen en ook om er binnen te komen omdat je je echt moet
houden aan een aantal zaken. Het is veel exclusiever. Als je RK word, dan word je niet gecontroleerd
door de plaatselijke pastoor. Bij de Jehova is de controle veel strikter. Er worden ook kinderen in de
sekte geboren. In die zin kun je je afvragen of lidmaatschap wel vrijwillig is. Dat is een hechte kleine
groep die zich afsluit van de samenleving; dat is typisch voor een sekte. Of zich afkeren door extreem
geweldloos te zijn.

Er zit geen normatieve lading in deze definities. Het moet waardevrij gehanteerd worden. Weber
noemt dit “ideaaltypen”. Dat is een typisch Weberiaans woord en wil zeggen; het is een puur
theoretisch construct wat je in de sociale werkelijkheid nooit precies zo tegen komt. Het is een
theoretisch construct om onderscheid te maken tussen verschillende groeperingen.

Weber zet de kerk af tegen de sekte. Dat zit ‘m in die spanning. Als je kijkt naar scientology; je wordt
niet gedwongen om lid te zijn van scientology. Je stapt er vrijwillig in. Maar als je eenmaal lid bent en
je krijgt kinderen, dan worden je kinderen er wel in geboren. En dan wordt wel verwacht dat die
kinderen lid zijn. Bij een kerk is het eigenlijk de sociale verwachting dat je lid bent. Het zou in het RK
zuiden vroeger bijna onmogelijk zijn geweest om zich afzijdig te houden van de kerk. Je zou je dan
totaal buiten de sociale orde hebben geplaatst. Dat is het kenmerk van een kerk. In de kring van
Jehova’s wordt verwacht dat je kinderen ook Jehova worden. Maar in NL is er niet de verwachting
dat we allemaal Jehova-getuige worden. Als ik dat wil, dan kan dat en dan treed ik vrijwillig toe. In
het Tilburg van de jaren ’60 was de absolute sociale verwachting dat je katholiek was. Zo niet dan
plaatste je jezelf compleet buiten de sociale structuur.

IN NEDERLAND HEBBEN WIJ SOCIOLOGISCH GEZIEN GEEN KERKEN. Dat is in Arabisch landen wel
anders; daar geldt de absolute verwachting op veel plaatsen dat je moslim wordt. Als je dat niet wilt,
dan plaats je je radicaal buiten de bestaande sociale structuur.

Dat het Christendom kon uitgroeien tot een kerk, kwam omdat het een staatsreligie werd. De kerk
werd door de staat gefaciliteerd.

Het gaat Weber om de sociale verwachting in het geheel van de maatschappij. In de bredere zin.
Sociologisch gezien heet het Christendom in NL een denominatie. Dus of een organisatie een kerk is
of niet is context-afhankelijk.

In Nederland hebben we dus geen kerken meer, maar hebben we denominaties. Deze term is
geïntroduceerd door een Amerikaanse theoloog. Een leerling van Ernst Troeltsch. Nieburg (van
Duitse origine). Hij heeft het concept geïntroduceerd vanuit de context van de VS. In de VS kennen ze
de situatie niet dat je geboren wordt in een bepaald geografische streek waarbij bijna iedereen
automatisch lid is van een bepaalde kerk. En dat een bepaalde overtuiging samenvalt met een
bepaald geografisch gebied. De religieuze situatie in de VS is uitermate pluraal. Veel Christelijke
kerken die naast elkaar bestaan. Het is niet een sterke sociale verwachting dat je tot een vaste kerk
behoort. Nieburg heeft gezegd; in VS zijn alleen maar denominaties.

Wat zijn denominaties; religieuze organisaties die veel op een kerk lijken. Alleen zijn er een paar
verschillen; kenmerk van een denominatie is het besef van een religieuze pluraliteit. Er is dus sprake
van een gedeelde waarheidsaanspraak; weten dat er verschillende wegen tot verlossing leiden.
Weten dat er verschillende uitingen zijn van het Christelijke geloof. Dat wordt impliciet erkent.
Mensen worden wel vaak als lid geboren. Maar er is niet meer de sterke sociale verwachting om tot
die bepaalde religieuze gemeenschap te behoren. Niet iedereen in een bepaalde geografische
omgeving is lid van die religieuze gemeenschap. Er is immers sprake van pluraliteit. In een
denominatie is het commitment wat verwacht wordt daarom ook veel lager. Veel lager dan in een
sekte. Lidmaatschap hangt vaak samen met de Sociaal Economische Status van een mens. Dat zie je
vooral in de VS. (social source of denominalism, boek van Niebuhr; Verspreiding van het
Christendom ging van oost naar (wilde)westen. Pioniers kwamen aan land in het oosten. Overal waar
een Christelijke kerk zich vestigde had je dan ook weer afsplitsingen. Dat had te maken met de SES
van mensen; mensen met een lage SES waren lid van de ene kerk, hogere SES lid van een andere.
Dat gaf een heel pluraal, divers religieus landschap. Het idee van een kerk die een heel geografisch
gebied bestrijkt waar iedereen automatisch lid van is, hebben ze in de VS niet en nooit gehad,
volgens Niebuhr). Je moet dit context-afhankelijk zien. Je mag gewoon blijven spreken van een kerk.
Dat is het taalgebruik. Maar vanuit sociologisch perspectief hebben wij in Nederland geen kerken.
Die bestaan domweg niet meer. In Spanje bestaan nog wel kerken. Daar heeft de religieuze
gemeenschap de structuur van een kerk. Ook in Polen, Griekenland of in delen van Ierland. Daar
heeft de RK de structuur van een kerk. De nationale identiteit hangt in Griekenland bv samen met lid
zijn van de Grieks orthodoxe kerk. In NL hebben we enkel denominaties. Misschien dat hier en daar
nog plekken zijn met een kerk-achtige structuur, bv op de bible-belt. Dit zijn uitzonderingen in NL.
Maar sociologisch gezien zijn de meeste religieuze groepen denominaties. In landen waar nog een
staatsreligie is, kun je nog wel spreken van een kerk. In de VS is de RK-kerk altijd al een denominatie
geweest. In Latijnse landen zie je wel meer een kerk-achtige structuur. In Islamitische landen is de
sociale verwachting ook meer tot effect dat de religie zich organiseert als kerk.

Niebuhr voorzag de volgende ontwikkeling;

Kerk  Sekte  Denominatie  Kerk Sekte  etc.

Via routinering van sekte naar kerk, via afsplitsingen van kerk naar sekte.

De kerk compromitteert de oorspronkelijke evangelische inspiratie (m.nl als het gaat om de optie
voor de armste klasse) en dat leidt tot interne spanningen en afsplitsingen in de vorm van een sekte,
aldus Niebuhr.

Hoe verloopt de ontwikkeling van de ene naar de andere religieuze groepering. Niebuhr was erg
geïnteresseerd in de relatie kerk-SES. Welke mensen zitten bij welke kerk. Hij probeerde te verklaren
waarom er afsplitsingen en fusies zijn. Maar dit is vooral in de VS. Volgens zijn model; afsplitsingen in
de kerk omdat de kerk de oorspronkelijke evangelische inspiratie compromitteert (m.n. de optie voor
de armen). Dan krijg je nieuwe groeperingen die zich afsplitsen, kleine groeperingen die zich afgeven
tegen de samenleving. De kerk compromitteert de oorspronkelijke ideeën (te weinig oog voor de
oorspronkelijke evangelische inspiratie) omdat ze tegen allerlei denkbeelden van de samenleving
aanschuurt waardoor de armen in de verdrukking komen. Dit leidt tot interne spanningen. En tot
afsplitsingen in de vorm van een sekte. En als die groep weer groeit krijg je weer het proces van
routinisering (Niebuhr is ook een Weber-volger). En als zo’n groep dan vervolgens nog groter wordt,
wordt het ook noodzakelijk om de spanning ten opzichte van de samenleving wat af te zwakken
omdat je dan ook weer aantrekkelijker wordt voor een grotere groep mensen. En daarmee is de
route naar een denominatie en eventueel een kerk, ingezet. Historisch gezien is dat laatste overigens
nooit gebeurd. Historisch gezien is het proces tot nu toe blijven steken bij een denominatie. Dus als
zo’n sekte groter wordt, en zich gaat voegen naar de samenleving wordt het weer een denominatie.
Niebuhr voorzag dat dit een continu roulerend, herhalend proces zou zijn. Dat hebben we historisch
tot nu toe niet gezien.

Congregatie van Augsburg (1555); vorst bepaald in welk gebied welke religie is. In die verschillende
gebieden hebben de kerken lange tijd gefunctioneerd als kerken. Nu is dat niet meer zo. Het
Christendom viel uit elkaar tijdens de reformatie. Je kreeg toen de tijd van de godsdienstoorlogen. En
van daaruit werd bepaald dat de religie van een gebied door de vorst bepaald werd. (RK, sektarische
reformatorische afscheidingen die weer denominaties werden en in specifieke situaties (voorkeur
vorst) werden dit kerken.

Volgens Niebuhr ontstaan sekten wanneer bestaande (kerken en) denominaties;

 Sociale onrechtvaardigheid en maatschappelijke ongelijkheid negeren


 Etnische diversiteit binnen hun organisatie negeren
 Te bureaucratisch worden
 In hun vieringen te formeel en te intellectualistisch worden.

Dit zijn reden voor sommige mensen om zich af te scheiden.


Docent vindt de volgende ontwikkeling interessanter;

Factoren die de ontwikkeling van sekte naar denominatie beïnvloeden;

 Hoe staat de sekte tegenover de heersende waarden en normen in de samenleving en hoe


reageert de samenleving op de sekte?
 Hoe strikt is de scheiding tussen kerk en staat en hoeveel ruimte wordt er aan nieuwe
religieuze groepen geboden.
 Benadrukt de sekte persoonlijke bekering of maatschappelijke hervorming?
 Stijgt door de tijd de SE van de leden van de groep, hetgeen door een ascetische levensstijl
hetzij door economische groei?

Een denominatie zit tussen een sekte en een kerk in. Als een socioloog nou vraagt wat het
spannendste verschil is tussen een kerk en een sekte, dan zit hem dat in de verhouding van de
religieuze groep t.o.v. de omringende sociaal-culturele omgeving. Past die groep zich min of meer
aan of is die een verlengstuk van de normen en waarden die in de sociaal-culturele omgeving leven?
Dat is eerder het kenmerk van een kerk. Een sekte staat daar tegenover. Daar is de verhouding
tussen de sociaal-culturele omgeving en de religieuze organisatie veel spanningsvoller. Wanneer is
het zo dat een sekte zich verder ontwikkeld in de richting van een denominatie? Zie sheet.

Hoe staat de sekte t.o.v. de heersende waarden en normen in de samenleving. Wijken de normen en
waarden in de sekte heel erg af van die in de samenleving. Hoe reageert de samenleving op de sekte?
Als de afwijking niet te groot is, dan zal de omgeving welwillender reageren en dan zal die sekte zich
eerder in de richting van een denominatie kunnen ontwikkelen. BV Jehova-getuigen zijn sektarisch.
Op een aantal punten hebben die normen en waarden die afwijken van de gangbare in de
samenleving in NL. Die spanning maakt dat die groep zich nooit in de richting van een denominatie
kan ontwikkelen. Want dan moet zich meer open stellen voor waarden en normen in de
samenleving. Of hoe strikt is de scheiding tussen kerk en staat? Hoeveel ruimte wordt er geboden
aan nieuwe religieuze groepen? In de VS is die scheiding strikt en daarmee is er ook veel ruimte om
een nieuwe religieuze groep te ontwikkelen. De mormonen kunnen zich van een sekte ontwikkelen in
de richting van een denominatie omdat ze de ruimte krijgen. Dat konden ze ook alleen maar doen
om dat ze polygamie gingen afwijzen. Dat was in eerste instantie een onderdeel van hun leer. Als ze
daar aan vast hadden gehouden, hadden ze zich niet kunnen ontwikkelen in de richting van een
denominatie, want dan was de spanning t.o.v. de maatschappij veel te groot geweest. Er zijn
rechtszaken gevoerd. De mormonen hebben uiteindelijk geaccepteerd dat het tegen de Amerikaanse
grondwet. Daarna konden ze ook groeien. Er is zelfs een presidentskandidaat geweest Mitt Romley,
als tegenhanger van Obama. Dat was niet gelukt als hij nog verkondiger van polygamie. Daarom zal
zo’n club als de Amish zich ook niet verder kunnen ontwikkelen tot een grotere denominatie omdat
ze zich niet open stellen voor maatschappelijke normen en waarden. Die blijven heel traditioneel,
daardoor worden ze niet geaccepteerd door de maatschappij.

Van belang; gaat het in die sekte om persoonlijke bekering? Dan levert dat geen gevaar op voor de
samenleving. Maar als je allerlei hervormingen in de maatschappelijke structuren eist, dan zal de
samenleving je vanzelf verwerpen, kritischer reageren op die sekte. De mogelijkheid om je te
ontwikkelen tot een denominatie zal dan kleiner zijn.

Gaat je SES omhoog? De docent weet niet of dit echt van belang is. Als mensen meer rijkdom hebben
zullen ze zich ook gelukkiger voelen met de waarden en normen van de omringende samenleving en
zullen ze zich meer aanpassen. Dan zal een sekte zich ook meer geaccepteerd weten en zich
ontwikkelen in de richting van een denominatie. De Quakers is ook een sektarische beweging
geweest. Die weigerden om kerkbelasting te betalen aan de overheid. Omdat dit ten goede kwam
aan de bewapening, ze waren strikt pacifistisch. Daardoor bleef het een kleine groep. Maar het
waren ook handige zakenlieden; daardoor werden ze tóch geaccepteerd. Door hun maatschappelijke
succes werd de spanning minder. Dat zie je ook vaak dat heel strikt pacifistische beweging worden als
een bedreiging gezien, dat blijven vaak toch relatief kleine bewegingen.

Een vierde type van religieuze organisatie; kerk, denominatie, kerk en CULT

Wat is een CULT? Sociologische literatuur biedt grofweg twee definities;

 Een Cult verwijst naar een mystieke beweging met weinig samenhang en interne structuur
(Troeltsch))
 Of de term Cult wordt gebruikt om te wijzen op de opkomst van een geheel nieuwe religie
(Stark en Bainbridge)

- Audience cults = New Religious Movements (NRM)


- Client cults = New Religious Movements (NRM)

Wanneer iets een sekte, kerk of denominatie is, hangt af van de historische context waarin de groep
zich bevindt.

Dan is er in de literatuur nog een vierde type; de Cult. Daarmee is de verwarring compleet. Daar vind
je verschillende benaderingen over in de literatuur over wat dat is. In het handboek hanteren ze
grofweg twee definities;

Voor Troeltsch is een cult een soort mystieke beweging. Maar dan een beweging die heel weinig
geïnstitutionaliseerd is, niet geroutiniseerd, weinig samenhang en interne structuur. Hij noemt het
mystieke beweging waarin men vooral open staat voor innerlijke ervaren, open staan voor religieuze
ervaring.

Stark en Bainbridge (godsdienstsociologen). En die omschrijven een cult als een geheel nieuwe
religie. Iets wat opkomt en niet als een sektarische afsplitsing van het Christendom. New Religious
Movements. Als het niet afsplitst van iets bestaands, dan is het nieuw. Hoe lang dat zo is? Hoe blijft
het nieuw. Daar kun je over twisten. Het Christendom was ook een NRM. Scientology is bedacht
door een science-fiction schrijver bedacht, die heeft een boek geschreven wat vervolgens een religie
is geworden. Is ook een NRM. Niet gebaseerd op iets uit het Christendom. Maar heeft ook trekken
van een sekte. Een sekte is echter vaak een afscheiding van iets bestaands; “die huidige club is
corrupt, wij willen terug naar het oorspronkelijke”.

Audience cult; Mensen delen samen wel iets, maar komen niet fysiek bij elkaar. Die kijken samen
naar bepaalde websites of lezen bepaalde tijdschriften. (ik denk aan BTS; K-pop, is ook een volledig
uitgedachte cult)

Client cult; sprake van een fysiek contact tussen mensen. Ze komen bij elkaar om iets te doen of iets
te vieren; bepaalde yogaklassen. New age-achtige activiteiten.

Het woordje cult is heel lastig te definiëren. Docent stelt wel eens een tentamenvraag; geef van
iedere type organisatie een beredeneerd voorbeeld. Meerdere antwoorden kunnen goed zijn als de
redenering goed is. Het is het meest verwarrende college wat je krijgt. Je moet het zien als
dynamische categorieën die passen op een beweging in een soort historische context die past in de
fase van die beweging (…….., een stuk duidelijker (-;)
Een cult als nieuwe religie vergeleken met de sekte (Stark en Bainbridge)

Sekte:

 Vernieuwing of afsplitsing van bestaande religie


 Nadruk op externe autoriteit (bv een heilig boek, God)
 Opgericht door een charismatisch leider
 Leiders hebben doorgaans lage SES

Cult/NRM

 Geheel nieuwe religie, nieuwe spiritualiteit, new-age achtige zaken


 Nadruk op innerlijke mystieke of extatische ervaringen
 Opgericht door een charismatisch leider, maar cults/NRM’s ontstaan ook door * spontane
culturele ontwikkeling (game community) * gewiekste zakenman of vrouw
 Leden of cliënten hebben doorgaans hoge SES

Scientology is een nieuwe religie aldus S&B. Docent vindt dat er ook veel kenmerken van een sekte
zijn. Zo ga je begripsmatig, met conceptueel gereedschap, proberen een bepaalde organisatie of
beweging te karakteriseren. Dat is niet goed of fout. Het is een manier waarop sociologen werken
met het begrip cult of NRM.

Een andere manier staat niet in het boek;

Alternatieve indeling van Cults/NRM volgens Roy Wallis (Britse godsdienstsocioloog); drie typen

1) Wereldafwijzend
 De wereld wordt gezien als zondig; de wereld is fout, verwerpelijk, daar moet je niet zijn.
 Strikte gedragsregels stigmatisering van buitenstaanders; buitenstaanders zijn geen ware
gelovigen en worden gestigmatiseerd.
 Voorbeelden; de moonies, Hare Krishna.
2) Wereldbevestigend
 Wereld als plek waar mensen kunnen excelleren; de wereld is vooral een plek voor
ontwikkeling.
 Individualistisch, ontdekken innerlijke mogelijkheden, gericht op het individu, leren om
innerlijke mogelijkheden te ontdekken, empowerment.
 Voorbeelden; transcedente meditatie, scientologie (bereiken van hogere levels van
awareness waardoor je beter kunt functioneren)
3) Wereldaanvaardend
 Onverschillig tegenover de wereld, ze wijzen de wereld niet strikt af maar het maakt ze niet
uit.
 Nadruk op spirituele leegte in bestaande religies en religieuze bewegingen. Ze wijzen op een
spirituele vernieuwing, ervaren van een kloof, het opdoen van religieuze ervaringen, het
geloof opnieuw ervaren, spirituele leegte vullen.
 Voorbeelden; charismatische vernieuwing (bestaat ook binnen de katholieke kerk en
bestaande christelijke kerken; slaat enorm aan). Pinkstergemeente (in tongen spreken, in
trance zijn)

Wallis vindt het minder interessant of iets een afscheiding is of iets nieuws. Hij deelt cults in naar de
manier waarop ze naar de wereld kijken.

Ook cults/NRM”s kunnen een proces van verdere institutionalisering doormaken. Factoren die het
proces bevorderen;

 Wens om zich aan te passen aan de sociaal-culturele omgeving en maatschappelijk


geaccepteerd te worden.
 Perceptie vanuit andere groepen (achterdochtig of welwillend)
 Mate van secularisatie in de samenleving (is de positie van bestaande religieuze
gemeenschappen sterk of zwak)

Het is een verwarrend college. Je moet het zien als begrippen waarmee je religieuze organisaties
kunt duiden. Waarmee je grip kunt krijgen op religieuze organisaties. Het is conceptueel
gereedschap, zaken zijn onderling niet uit te sluiten. En het is ook niet zo dat een bepaalde religieuze
organisatie enkel ‘dit’of ‘dat’ is.

Proces van denominationalisering; bv verandering van RK-kerk naar een denominatie in NL. Maar kan
ook zijn; cults die denominaties worden; Pinkstergemeenten. Denk aan de EO. Dat was een hele
sektarisch club. Naarmate de EO succesvoller werd, gingen de scherpe kantjes eraf. Nu discussie
binnen de EO in hoeverre ze nog een christelijke omroep zijn; wel de grootste omroep van NL.

Proces van sektarisering; bv scientology. Was in het begin een soort zelfhulp achtige groep. Heeft zich
steeds meer ontwikkeld tot sekte door het afzetten tegen de overheid. Met hele aparte regels. Je
kunt niet zeggen dat scientology “een sekte” is , dat is context-afhankelijk en dynamisch. Dit heeft te
maken met ontwikkelingen van bepaalde religieuze groepen. Dit zijn tijdelijke labels, het kan
wisselen. (SHEET niet ingevoegd)

Conclusie; het typeren van religieuze organisaties is heel moeilijk. Bedenk daarom dit;

(……) such terms as sect, cult, established sect and denomination are normally not ones that can be
permanently assigned to a group. They simply describe organizational characteristics of a group at a
particular moment in its history. With this in mind, church-sect theory can enable us to describe the
normal process of organizational change in religious collectivities’(Robert en Yamane 2016, p 184)

Ga voorzichtig met labels om. Je moet het zien als conceptueel gereedschap.
Vragen bij het college:

1) Volgens Weber gaan religieuze groeperingen groeperingen of organisaties oorspronkelijk


terug op cults rondom charismatische leiders en zijn zij het resultaat van een routinisering
van charisma. Wat wordt er met routinisering van charisma eigenlijk bedoeld?
2) 2) Bij de routinisering van het charisma worden religieuze groepen geconfronteerd met een
vijftal dilemma’s. Welke dillema’s zijn dat en wat houdt ieder dilemma in?
3) Een zeer gangbare typologie van religieuze organisaties omvat de volgende typen; kerk,
denominatie, sekte en cult. Geeft een korte omschrijving van ieder type en geef van ieder
type ook een beredeneerd voorbeeld.

-
College 5 Godsdienstsociologie Van denominatie naar congretatie
Sociale organisatievormen van religie: van denominatie naar congregatie
Zoals we tijdens het vorige college hebben gezien, is de kerk – sekte typologie vanWeber en Troeltsch
door de Amerikaanse theoloog Niebuhr later aangevuld met het concept ‘denominatie’. Dat is niet
toevallig, omdat de Verenigde Staten eigenlijk nooit een kerk in de sociologische zin van een
volkskerk hebben gekend. Van meet af aan is de denominatie het centrale organisatieprincipe
geweest van religie in de Amerikaanse samenleving, hetgeen versterkt werd door de First Amendment
van de US Constitution. Dit resulteerde in een ‘wall of seperation’ tussen kerk en staat, waardoor er in
de Verenigde Staten een zeer divers religieus landschap kon ontstaan zonder dat een religieuze
groep de overhand kreeg. De Amerikaanse samenleving is daarom van meet af aan een
‘denominational society’ geweest. Echter, recentelijk is er een verschuiving gaande in het
Amerikaanse religieuze landschap, waarbij niet meer de denominatie maar de congregatie het
centrale organisatieprincipe van religie in de Amerikaanse samenleving lijkt te worden. In dit college
gaan we nader in op dit Amerikaanse verschijnsel, waarbij we eerst aandacht schenken aan het
denominationalisme en vervolgens aan het congregationalisme, dat zich op beperkte schaal ook in
Nederland lijkt voor te doen.

Te beantwoorden vragen;

1) Congregaties kunnen op drie verschillende manieren verbonden zijn met denominaties;


congregationeel, episcopaal en presbytiaans. Wat houden deze verschillende manieren in.
Denk je dat deze manieren, of beter modellen, ook aanwezig zijn in het Nederlandse
religieuze landschap? Zo ja, geef dan voor ieder model een voorbeeld.
2) In de VS is een ontwikkeling gaande van een “denominational scociety” naar een
“congregational society”’ . Wat wordt met deze ontwikkeling bedoeld en waarom komt deze
ontwikkeling met name in de VS voor?
3) Ook in NL zijn grotere onafhankelijke christelijke gemeenschappen in opkomst. In het artikel
van Vermeer wordt een NL megakerk beschreven “Doorbrekers” in Barneveld. In hoeverre
kan het succes van “Doorbrekers” verklaard worden in termen van de “marketing strategies”
die Roberts en Yamane beschrijven (p 209-216)

Schema uit Brightspace invoegen. Vier typen van religieuze organisaties. Eigen reconstructie van de
docent; typering n.a.v. een aantal dimensies. Te gebruiken als een samenvatting.

Dit college is een deel van de cursus wat gaat over hedendaagse religieuze verschijnselen en dan
vooral theorieën die in de Godsdienstsociologie van belang zijn. Deze theorieën duiden de
hedendaagse situatie en vooral hoe religie zich manifesteert als georganiseerde religie. In dit college
gaan we nog verder in op de typen. Vorige keer al gehad over kerk, sekte, denominatie en cult.

Vandaag een vijfde erbij; de CONCREGATIE

Inhoud:

1) De Amerikaanse denominational society


2) Congregationalisme
3) ‘Doorbrekers”; een case study van een Nederlandse megakerk (supercongregatie)

We gaan meteen kijken naar een ontwikkeling die je in een aantal landen ziet, waaronder Nederland.
Er vindt een verschuiving plaats van een denominatie naar de congregatie. In het boek wordt dat
uitgelegd n.a.v. de Amerikaanse situatie. Iets dergelijks is langzaam ook in NL zichtbaar.
Clipje; Peter Paauwe; de doorbrekers. Dit soort kerken gaan in het Westen dominant worden als het
gaat om het religieus landschap. Dat is de overgang van een denominational naar een congregational
society.

Vorige week hebben we het al uitgebreid gehad over wat een “denominational society”is. Het
schoolvoorbeeld is het Amerikaanse religieuze landschap wat enorm pluraal is. Wat heel veel ruimte
geeft aan religieuze gemeenschappen. Dat komt omdat de Amerikaanse situatie sterk gekenmerkt
wordt door een strikte scheiding van kerk en staat. Die scheiding werkt anders uit dan bijvoorbeeld in
Frankrijk, waar eerder een antireligieus sentiment achter ligt. In de VS is het juist bedoeld om
verschillende religieuze organisaties alle ruimte te geven om zich te ontwikkelen en zich te
manifesteren. Dat heeft alles te maken met de Amerikaanse grondwet.

First amendment of the US constitution (1791). Afgekondigd in Boston

“Congress shall make no law respecting an establishment of religion, or prohibiting the free exercise
thereof or abridging the freedom of speech, or of the press, or the right of the people peaceably to
assemble, and to petition the Government for a redress of grievances”

Het ontstaan van de VS. De overheid zal geen overheid zal geen staatskerk zal instellen en ook geen
kerk zal bevoordelen. Je moet dit zien tegen de achtergrond van de eerste settlers. Dat waren
meestal mensen die werden vervolgd door de Church of England. Dat was de staatskerk. De eerste
settlers waren methodisten, puriteinen. Die trokken naar de nieuwe wereld en die vestigden hun
religieuze gemeenschappen. Die waren uiterst gevoelig over alles wat naar een staatskerk neigde.
Dat wilden ze voorkomen. Later kwamen de Engelsen met de church of England. Van meet af aan
was er dus een hele (religieus) plurale samenleving. Met de first amendment wilde men dat
vasthouden, dat er geen overheersende religie is en dat religie absoluut vrij is. Dat de overheid zich
daar niet mee bemoeide.

Dit zit diep geworteld in de Amerikaanse DNA. De second amendment; het recht om wapens te
dragen. De huidige discussie over een verbod op wapens is lastig omdat het ingaat tegen een basaal
recht.

Die plurale situatie leidt tot een denominational society; een samenleving die bestaat uit
verschillende kerken en genootschappen.

Roberts en Yamane (p190) citeren de Amerikaanse socioloog Greeley om de Amerikaanse


denominational society als volgt te omschrijven: “(………) a society that is characterized neither by an
established church (geen staatskerk) nor dissenting sects (sektarische afsplitsingen) but religious
bodies or associations of congregations that are united under a common historical and theological
umbrella, that are presumed equal under the law, and that generally treat other bodies with an
attitude of mutual respect. =typische DEFINITIE VAN EEN DENOMINATIE!!

Verschillende religieuze groeperingen. In het begin waren dat dan Christelijke groeperingen.
Verschillende religieuze organisaties die elkaar vinden in een gezamenlijke geschiedenis en theologie.
Die zijn allemaal gelijk en leven ook in het bewustzijn dat ze niet de enige rel. organisatie zijn maar
dat er meer zijn. Ze treden elkaar tegemoet vanuit een houding van wederzijdse respect.

Niebuhr; kon niet uit de voeten met de definitie van kerk zoals Weber die had gedefinieerd. Omdat
ze deze situatie niet kennen. In de VS hebben ze denominatie.
Oorzaken religieuze pluraliteit in de VS:

 Ras; gemeenschappen organiseren zich per ras en kennen een geschiedenis van afsplitsingen
en fusies naar aanleiding van ras gerelateerde discussies zoals discriminatie en slavernij. Bv
de methodisten, black protestants, black evangelicals.
 Immigratie; migranten brengen hun eigen geloofsovertuiging en religieuze achtergrond mee;
bv Lutheranen uit Scandinavië en Duitsland. Katholieken uit Italië en Ierland.
 Innovatie; de feitelijke religieuze pluraliteit en strikte scheiding van kerk en staat geeft veel
ruimte aan religieuze vernieuwers; bv Joseph Smith (mormonen) en Charles Russell (Jehova’s
getuigen)

In een situatie in EU die veelal gekenmerkt is door een religieus monopolie of een staatskerk is er
veel minder ruimte voor religieuze innovatie. Het is niet gek dat in de Amerikaanse samenleving wel
veel vernieuwing opgekomen is.

Ontwikkelingen die de denominatie overstijgen;

 Transdenominationeel evangelisch Christendom: een vorm van orthodoxe en actief


missionerend netwerkachtig christendom met para-kerkelijke instituties, zoals uitgeverijen,
omroepen, onderwijsinstellingen etc. etc.
- Onderwijs; Fuller Theological Seminary
- Media; het tijdschrijf (maandblad) Christianity today mede opgericht door Billy Graham
(www.christianitytoday.com)
- Missionerende bewegingen; Youth for Christ, Campus Crusade for Christ, the Navigators
- Uitgeverijen; W.B. Eerdmans Publishing, Zondervan Publishing House
- En in NL hebben we natuurlijk de EO.
 Niet-denominationeel Christendom; opkomst van niet aan een denominatie gelieerde
geloofsgemeenschappen. Wordt vaak gezien als een onderdeel van de evangelische
beweging. VB de opkomst van de onafhankelijke megakerken.

In die denominational society, waarin religieuze groepen naast elkaar bestaan en ieder een eigen
identiteit heeft, zie je de laatste decennia zie je ontwikkeling plaatsvinden in de VS (docent denkt dat
we dat in EU ook gaan zien en dat de eerste tekenen daar al van te zien zijn) die de denominatie
overstijgt. In EU is de sociologische volkskerk altijd het centraal organisatorische principe geweest.
Dat heeft lange tijd EU beheerst. Nu is er in EU een groeiend religieus pluralisme. Net als in de VS is in
de EU de denominatie het centrale organisatiepunt. Je ziet nu in de VS en ook in de EU dat de
congregatie het centrale organisatiepunt wordt. Er komt een beweging op gang die de denominatie
overstijgt. Die kerk was niet meer vol te houden. Maar die denominational society begint ook wat te
kraken. Dat heeft vooral te maken met de opkomst van het evangelisch Christendom. In Afrika en
Latijns Amerika heeft het te maken met de opkomst van de pinkstergemeente. Die schuren tegen de
evangelische bewegingen aan. En dat Evangelisch Christendom dat is een vorm van Christendom die
geen echte denominationele identiteit heeft. Dat is niet puriteins of protestants o.i.d. Dat overstijgt
de bestaande denominaties. . En dat is een vorm van orthodox en actief, netwerkachtig Christendom
wat zich buiten buiten de bestaande organisaties ontwikkeld. Ontwikkeld zich ook mbv allerlei para-
kerkelijke instituties (onderwijs, uitgeverijen, omroepen, etc). er is geen band meer met een
denominatie zoals bv de Radboud unie nog een band heeft met de RK.

In de VS zijn er paar belangrijke organisaties ontstaan. Bv Fuller. Grote nadruk op intellectuele


reflecties. Langzamerhand heeft zich dat gesetteld in de maatschappij waardoor het een bekend
instituut is geworden. Maandblad van Billy Graham; toen hij naar NL kwam, waren er voetbalstadions
vol mensen. Hij sprak alle Christenen aan en oversteeg alle zuilen die we in NL kenden. Dat tijdschrift
is nog steeds heel groots en invloedrijk. Nieuws met een Christelijke kijk op wat er aan de hand is.
Het heeft een evangelische achtergrond, je kunt het niet meer linken aan een denominatie.

De EO is niet ontstaan uit een denominatie maar uit een noodzaak dat er meer gemissioneerd moest
worden in de jaren ’60. De EO ging boven de bestaande denominaties uit. Dat is succesvol gebleken,
de EO is de grootste omroep.

Niet-denominationeel christendom; ontstaan van onderop. Iemand begint gewoon een kerk. Komt
nergens vandaan. Free churches die geen denominationele achtergrond meer hebben, maar die op
zichzelf “kerk’’ zijn.

Denominatie en congregatie;

 Denominatie; een geheel van congregaties, waarbij dit geheel (de denominatie) een
bepaalde autoriteit heeft over de congregaties.
 Congregatie; de plaatselijke geloofsgemeenschap.

Deze ontwikkeling dat de situatie een denominatie overstijgt, zou je kunnen duiden als
congregationalisme. Dat betekent dat de congregatie centraal staat en niet meer de denominatie. De
kerk is niet meer het centrale organisatieprincipe. De denominatie is ook niet meer het centrale
organisatieprincipe. Maar de congregatie is het centrale organisatieprincipe aan het worden.

BV; een parochie is een congregatie. Al die parochies bij elkaar vormt de denominatie; RK-kerk.

Je ziet dat die verhoudingen gaan veranderen.

SHEET over de verhouding tussen denominatie en congregatie. INVOEGEN

Episcopale model; (episcopaus(??) is Grieks voor bisschop). Daarin is de verhouding tussen


denominatie en congregatie er één van afhankelijkheid. De plaatselijke congregatie (de katholiek
parochie voor de deur) die valt onder het gezag van de plaatselijke bisschop. De denominatie is
gezaghebbend over de plaatselijke congregatie. Dit episcopale model vind je bij uitstek terug binnen
de RK kerk. Dat is hét voorbeeld met centrale gezagsverhoudingen. De congregatie is niet
onafhankelijk, verre van, ze kunnen niet doen wat ze niet willen. Is een hiërarchische relatie. (vind je
ook in de Griekse en Russische orthodoxe kerk). Ouderwetse beeld van de oude volkskerk; paus,
bisschop.

Model in opkomst is het congregationele model. Daarbij is er tussen de plaatselijke


geloofsgemeenschap en de denominatie geen gezagsverhouding meer. Die denominaties zijn volledig
vrij. Die doen wat ze zelf willen. Er ontstaan spontaan van onderop een geloofsgemeenschap. Dat
heeft geen band met een overkoepelende organisatie. Of er is wel sprake van een overkoepelende
organisatie (zie je bij de baptisten, of de mazzeréner kerken (?)) maar blijven de plaatselijke
geloofsgemeenschappen autonoom. Zij kiezen bv zelf een voorganger, daar heeft de denominatie
geen invloed op. Er is geen gezagsverhouding. Bv bij de “doorbrekers” doet Peter Paauwe wat hem
goeddunkt, want hij is deze kerk zelf begonnen. Doorbrekers heeft verschillende filialen onder het
centrale gezag van Peter Paauwe. Een andere grote kerk is Bethel in Friesland. Die hebben een filiaal
in Groningen en die is daar volstrekt onafhankelijk van en die voeren hun eigen beleid. Dat is wel het
model wat je het meeste ziet.

In de free churches met het congregationele model zit de groei. De andere modellen krimpen. Dit zie
je in het westen. Je ziet dat de manier waarop religie georganiseerd wordt, veranderd. Dit zie je
zowel bij de Christenen, maar dit zie je ook bij andere geloofsgenootschappen (islam, joden,
hindoe’s). Sociologisch gezien zijn het plaatselijke gemeenschappen en zijn het congregaties. Turkse
moskeeën vallen vaak onder de Turkse overheid en vallen daarmee onder het episcopale model. De
megakerken worden in de literatuur beschreven als sekte-achtig.

Presbyteriaanse model; tussenvorm tussen het episcopale model en het congregationele model. Het
is een tussenvorm omdat de congregatie valt onder het gezag van de denominatie. Maar er is vanuit
die congregatie wel invloed op het beleid van de denominatie. Doordat er vanuit de plaatselijke
geloofsgemeenschap die bij elkaar komen in het presbyterium, vervolgens overstijgend in de synode
en vandaaruit weer overstijgend de algemene vergadering. Zie je bij de PKN. Het is een soort
democratisch model. De voorzitter is de preses. Besluiten worden in diverse vergaderingen genomen
en de info komt van onderop. Zo kan de vraag ook ontstaan of de vrouw in bepaalde ambten moeten
worden toegelaten. Dat leeft dan in de gemeenschappen en dan wordt daar een discussie over
gevoerd. In de RK-kerk kondigt de paus dat “ex-cathedra” af. Bindend. Daarom heeft de RK
nauwelijks afsplitsingen. Bij de PKN heel veel omdat daar discussie mogelijk is.

Ontwikkeling die enigszins in het Westen aan de hand is; de onafhankelijke congregatie is steeds
meer in opkomst. In West EU, ook in de VS, delen van latijns amerika en Afrika.

Congregationisalisme

Sociaal-demografische kenmerken van congregaties in de VS:

 De middelste (mediaan) grootte van een congregatie is 70 leden (organisatorisch perspectief)


 De middelste (mediaan) persoon kerkt in een congregatie van 400 leden (individueel
perspectief). Zo is 50 % van alle kerkgangers te vinden in 10% van de grootste congregaties.

Dus; de meeste congregaties zijn klein, maar de meeste mensen kerken in grote congregaties. Ook
voor wat betreft religie is er in de VS schaalvergroting gaande!

Kenmerken van congregaties in de VS. Er zijn 300.000 of 400.000 in de VS. Als je die allemaal op een
rijtje zet van klein naar groot, en je neemt de middelste congregatie (is mediaan) heeft maar iets van
70 leden. Als je alle leden van de alle congregaties op een rij zet van kleine congregaties naar grote,
dan kerkt het middelste lid in een congregatie van 400 leden. Kleine congregaties gaan ten onder, het
wordt steeds meer een zaak van grote gemeenschappen.

Wat zijn nu eigenlijk functies van congregaties.

 Religieuze socialisatie van kinderen


 Bevorderen gemeenschapszin en- opbouw
 Bewaken en in stand houden van cultuur van etnische minderheden (door SES, soort zoekt
soort)
 Zorgen voor vieringen
 Bijdragen aan sociaal kapitaal
 Actief in politiek (niet in NL)

Ook als je in NL kijkt kom je deze functies tegen. Belangrijke reden waarom Amerikanen in hun
individualistische maatschappij naar een congregatie gaan; ervaren van een soort gemeenschapszin.
Kerken in de randstad; symposium “God blijft in NL”. ging uit van de RK-kerk die enorm geplaagd
worden door ontkerkelijking. Ze blijven nog overeind door migranten-congregaties. Religie heeft er
belang bij om etnische cultuur in stand te houden.

In de VS zijn congregaties een hele belangrijke financier van mensen die aan vrijwilligerswerk doen
en doneren aan goede doelen. Dat is in NL ook zo. Kerkgangers van traditionele kerken zijn
maatschappelijk actief en doneren. Het sociaal maatschappelijk middenveld wordt echt gevoed door
de kerken. Als die over een tijd uitgestorven zijn, hebben we in NL echt wel een groot probleem.

In VS is het heel sterk het geval dat ondanks scheiding kerk en staat, de evangelische megakerk vol
zitten met republikeinse, rechts georiënteerde stemmers. Trump zou nooit gekozen kunnen worden
zonder de steun van een aantal evangelische kerken. Dus de religieuze gemeenschap is actief in de
politiek. En in die kerken wordt actief gelobbyd tijdens de verkiezingen. Je ziet voortdurend dat
presidentskandidaten kerken bezoeken en samen bidden. Hier zijn kerken politiek-neutraal. Je hebt
hier de seculier-politieke wereld en de geestelijke wereld. In de VS kun je verkiezingen niet winnen
als je niet het grootste deel van het religieuze geld voor je weet te winnen.

Lage SES;

 Vieringen meer informeel


 Meer spontane geloofsuitingen
 Gebruik van populaire muziek

Hoge SES:

 Vieringen meer formeel


 Meer nadruk op de preek, met een onderliggende exegese
 Gebruik van meer traditionele kerkmuziek en koorzang, neigend naar klassieke muziek

Toch worden vieringen tegenwoordig steeds informeler! Hoe komt dat ? Door de invloed van een
algemene culturele trend van informalisering en door de opkomst van de MEGA kerk.

Dit hebben we al een keer gezien; de relatie tussen religie en sociale segregatie. Wordt in het boek
genoemd en vervolgens ook wel weer wat afgezwakt. De samenhang tussen SES en de sfeer/stijl in
een congregatie. In NL zie je dit niet zo, in de VS wel van vroeger uit. R&Y noemen dit wel in het boek
maar zeggen ook gelijk dat door de ontwikkeling richting een congregatie en het trans dimensioneel
Christendom, dit gaat vervagen. De vieringen in die grote kerken worden zo wie zo steeds informeler.
Dat komt vooral om de trend steeds informeler wordt. In NL bij “de doorbrekers” zijn de vieringen
zeer informeel. Voorganger is uiterst modieus gekleed, geen kenmerken meer van een kerkdienst.
Onderscheid tussen SES en informaliteit vervaagd steeds meer. Zeker bij kerken die in de lift zitten.

De opkomst van de megakerken in de VS;

 Een megakerk trekt meer dan 2000 bezoekers per week (dat wordt als grens getrokken)
 Een typische Amerikaanse megakerk trekt gemiddeld meer dan 4000 bezoekers per week.
 Sterke groei van 50 megakerken in 1970 naar 1200 megakerken in 2010 (laatst genoemde
aantal wat genoemd wordt in het boek, is nu waarschijnlijk hoger)
 50% van de Amerikaanse megakerken is niet denominationeel (niet-denominationeel
christendom). Er is geen verwantschap met een overkoepelende organisatie. Misschien nog
wel een verband, maar dat is een congregationalistisch verband, dus geen
gezagsverhoudingen. Bv Baptistische megakerken, er is misschien wel een link met
Baptistische kerken maar ze zijn zelfstandig.
 71% van de Amerikaanse megakerken ziet zichzelf als evangelisch. Evangelisch Christendom
is naast de RK-kerk in de VS de grootste club. Evangelisch is binnen de protestantse stroming
het meest gezichtsbepalend aan het worden.

Megakerken zijn een groeiend fenomeen in de VS, en op kleinere schaal ook in NL.

Megakerken als “new paradigm” (op een nieuwe manier de boodschap brengen) en “seeker
churches”. In het boek maken ze hier wel onderscheid tussen maar in de literatuur nemen ze die
vaak samen. De nieuwe tijd vraagt om een nieuwe manier. De oude liturgieën moet je overboord
gooien want je moet aansluiten bij de nieuwe tijd. Dat kan in de RK niet, alleen een afwijkend
tafelgebed levert je al een telefoontje van de bisschop op.

 Een transformatie van het medium maar niet van de boodschap een viering als een rock- of
popconcert. De boodschap blijft zeer dogmatisch-fundamentalistisch. De boodschap wordt
hip verpakt. Geen altaar maar een podium.
 (Gedeeltelijke) aansluiten bij de omringende cultuur; selective sectarianism. Benadrukken
van individuele zelfverwerkelijking maar met een orthodox geloof (wereld aanvaardend).
Moderne kerken, een uiting van de modernisering, sterk de nadruk op individuele
zelfverwerkelijking, jij moet je kunnen ontplooien, jij moet verder komen in het leven, eigen
keuze wordt er benadrukt, je bent geen lid door geboorte. Lidmaatschap is een moeilijk
begrip waar ook niet altijd mee gewerkt wordt.
 Postmoderne organisatiestructuur; heel weinig hiërarchie, geen onderscheid tussen clerus en
leken, veel mogelijkheden om deel te nemen aan het leven van de congregatie
(doordeweekse bijeenkomsten). Een hele platte organisatie. Voorgangers zijn ook niet
gewijd. Je hebt heel veel mogelijkheden om deel te nemen aan de congregatie. Hele
democratische gemeenschappen.
 Richten op specifiek publiek met uitgekiende marktstrategieën. Ze vragen zich ook echt af
waar ze het beste kunnen beginnen en welke mensen er wonen en hoe ze die mensen
kunnen interesseren voor een product.
 Aanbieden van een specifiek product. Waarbij verwijzingen naar het conventionele
christendom zoveel mogelijk vermeden worden.
 Benadrukken van de noodzaak om een individuele keuze voor Jezus Christus te maken. Jij
moet de keuze maken en een “born-again” Christen worden. Dat is veel belangrijker dan
geloven in de maagdelijke geboorte of de opstanding. Sterk gericht op individuele
zelfbeschikking.
 Benadrukken van de universaliteit en uniciteit van het verlossende werk van Jezus Christus
 Geen nadruk op dogma’s; doctrinal minimalists. Niet geïnteresseerd in dogmatische spielerei.
Niemand maakt zich druk of je op zondag wel televisie mag kijken; samen de bijbel lezen
daar gaat het om. Je moet je hart openen voor Jezus Christus. Leerstellingen en dogma’s en
allerlei theologieen blijven buiten beschouwing. Nu ze groter worden en wat meer salon-
fahig willen worden, vragen ze zich ook wel af of er toch niet iets van een theologie in elkaar
geknutseld moet worden. Maar dat blijft heel basaal. Geen scherpslijperijen over de triniteit,
o.i.d.

Omdat ze wel delen van de moderne cultuur meenemen, individualisme, eigen keuzevrijheid, soort
democratische ondertoon qua structuur, sluiten ze heel dicht aan bij de omringende cultuur. Maar
van de andere kant benadrukken ze heel sterk het verlossende werk van Jezus Christus. Buiten Jezus
Christus is er geen heil. Je kunt niet verlost worden buiten JC om. Heel mono-religieus. Niet
geinteresseerd in dialoog met andere godsdiensten. Want JC de weg, waarheid en het leven.
Selective sektarianism; stukje sektarisch in het heel sterk benadrukken van de absolute autoriteit van
de bijbel. Ook de absolute autoriteit van JC. Dat gaat tegen de moderne relativeringstensens in
waarin in alle religies wel wat waar is. Daarin staan ze tegenover de cultuur, maar ze omarmen de
cultuur om de boodschap te kunnen verkondigen.

Bij de RK heb je ook wel een soort charismatische beweging die hier op lijkt, maar die valt niet onder
het kopje “nieuwe kerken”. Het blijft bestaan binnen de RK kerk. Maar ook in de charismatische
beweging ligt de nadruk meer op “ervaren”. Vernieuwing van binnenuit is bedoeld om het geloof te
revitaliseren. Het evangelisch Christendom is bedoeld om verroeste oude kerken van binnenuit
nieuw leven in te blazen, te revitaliseren, naar buiten toe evangeliseren. Vieringen die meer
aansprekend zijn. Je hebt bij een viering het gevoel dat je in een popconcert terecht komt. Mensen
reageren op de preek, en ze roepen met hun handen omhoog. Veel overhead, powerpoint, veel
prikkels, veel geklap. En in de pinksterkerk is de gerichtheid op ervaring helemaal groot; in tongen
spreken, raken in trance door de geest. Op basis van sommige kenmerken zou je pinkstergemeente
en evangelische gemeenschappen wel ‘sekte-achtig’ kunnen noemen. In de literatuur gebeurd dat
ook wel. Sekte heeft ook een bepaald waardeoordeel. Docent wil dat er niet aan geven. Sociologisch
gezien zitten er wel sekte-achtige elementen in.

Zes fundamentele overtuigingen van de evangelische beweging (McGrath 1995, 55-56)

 Toeschrijven van absolute autoriteit aan de schrift. Wat daarin staat is waar en letterlijk het
woord van God.
 Erkennen van de grootsheid van JC. Daarbuiten is er geen verlossing mogelijk. En je moet je
hart openen voor JC en dan laat je ook de heilige Geest toe. En als er zaken gebeuren in je
leven dan is dat de werking van de HG.
 Erkennen van het werk van de heilige Geest. Die werkt door Christus in jou
 Benadrukken van de noodzaak tot persoonlijke bekering. Dit is het allerbelangrijkste. Vaak is
er sprake van een wederdoop. Als je ooit de kerk uit bent gegaan en je wilt weer terug dan is
het geen probleem om je opnieuw te dopen. In Christelijke kerken is dit een ontzettend
twistpunt. Dat wordt gezien als een sacrament, dat hoeft niet opnieuw. Maar dat gebeurd
hier toch regelmatig.
 Prioriteit geven aan evangelisatie. Het out-reachend zijn, het verkondigen van je geloof. Niet
persé zoals de Jehova getuigen, maar meer zoals open zijn op je werk. “als je wilt mag je eens
meekomen” Dat soort taalgebruik wordt enorm gepropageerd.
 Betrokken zijn op de Christelijke gemeenschap/de congregatie. Dit congregatie-leven bestaat
niet alleen uit de vieringen op zondag, maar door de week allerlei activiteiten; werkgroepen,
huiskringen, bijbelgroep, veel cursussen en veel aanbod. De hele week kun je met het geloof
bezig zijn. Ze zijn altijd bereikbaar zoals een professionele organisatie met full-time staff (bij
de RK bij wijze van spreken alleen op dinsdag tussen 10-13 uur bereikbaar). Diep geworteld
besef; een christelijke gemeenschap moet je met elkaar dragen en opbouwen.

Als je bv naar de sites van die kerken gaat, dan vind je daar vaak “onze visie, onze missie, wat geloven
wij”. Dan vind je veel van deze zaken terug. In NL zitten vooral de Christen-unie stemmers zitten bij
de evangelische gemeenschappen.

Vraag; wat is het verdienmodel (mensen die erin zitten geven grof geld). Wat is het doel
(=verkondigen van het evangelie) De gemeenschap brengt geld bijeen voor de voorgangers door
donaties; Gemiddeld per jaar p.p. 1200 euro. Sommigen meer, sommigen minder. Dat is dus het
verdienmodel, daar wordt inkomen uit gegenereerd. In NL worden kerken niet gesubsidieerd en in
de VS ook niet. De gemeenschap moet het financieel dragen. Dat zien we wel terug komen bij
Rational choice.

Beroemde Amerikaanse megakerken;

 Willom Creek Community Church. Opgericht in 1972 door Bill Hybels


 Saddleback Church. Opgericht in 1980 door Rick Warren

Grote en megakerken in NL

 Doorbrekers: Opgericht in 2005 door Peter en Ilona Paauwe in Barneveld en momenteel één
van de snelst groeiende kerken in NL
 Bethel; Opgericht in 1899 in Drachten, maar uitgegroeid tot megakerk door de aanstelling
van Orlando Bottenbley in 1988 (kopen manager weg bij KPN met verstand van
organisatiekunde)
 Vrije evangelisatie in Zwolle (VEZ) opgericht in 1933 maar na 2000 spectaculair gegroeid tot
een megakerk met meer dan 3500 bezoekers per weekend.
 Veenendaal- Mozaik = in opkomst.
 De rank in Utrecht

De opkomst van evangelische kerken is relatief. Hun succes is relatief. Het heeft er ook mee te maken
dat de rest veel sterker daalt. Ze houden het langer vol. Er zit wel groei in. In NL verlaten de meeste
mensen de kerk. En de mensen die op de wip zitten, vertrekken nog wel eens naar evangelische
kerken. Dat is vooral een transfer uit de protestantse hoek. Katholieken gaan hier niet naartoe. Dat is
wereldvreemd. In NL trekken ze 20-25% zonder kerkelijke achtergrond. Daarvan is het vermoeden
dat dat te maken heeft met het feit dat de partner wel kerkelijk is.

Docent denkt dat de RK niet meer te redden is in het Westen. Hij vindt de opkomst van evangelische
gemeenschappen een ontzettend boeiend fenomeen. Hij denkt dat dit de toekomst gaat worden in
NL en ver daarbuiten.

Docent heeft kwantitatief onderzoek gedaan naar evangelische kerken. Waar komen de mensen
vandaan, wat is de achtergrond, wat bepaald dat mensen daar naartoe gaan, zijn er RK-mensen,
hoeveel mensen komen van buitenaf,

De achtergrond van de mensen die aan het onderzoek hebben meegedaan; allemaal academici en
HBO, ook de mensen in charge. Die snappen wel wat je met zo’n vragenlijst en onderzoek voor info
kunt krijgen. Daarom wilden ze ook vragen erin over homoseksualiteit; om inzicht te krijgen wat hun
achterban er van vindt. Opleiding is dé verklaring voor secularisatie; dat gaat hier niet op. De mensen
komen uit de striktere orthodoxe gereformeerde kerken. Of de wat liberalere kerkgangers die meer
orthodox wilden gaan kerken. Of de groei komt van de partner, dat is alleen niet causaal vastgesteld.
De RK gaan hier niet naartoe. Als die afhaken, zoeken ze geen vervanging. Die gaan nergens meer
naartoe. Een belangrijke factor om betrokken te raken bij evangelische kerken; netwerken. Vrienden
en familie die ook betrokken bij de kerk. Dat is een belangrijker factor dan het geloof. Sociale
netwerk is heel erg van belang. De RK verliest de aansluiting bij de actualiteit. De eeuwenoude
liturgieën maken de aansluiting met de moderne tendensen onmogelijk.

Er waren kerken bij die geen vergelijking wilden hebben met andere kerken. Die waren bang om
vergeleken te worden met andere kerken.
Het succes van “doorbrekers” vanuit cultural-market perspectief;

 Relevantie; preken zijn vooral van belang voor de individuele persoon


“God wants the people he loves – he loves all people- that they are doing well physically, that
they are doing well spiritually, that they are doing well emotionally and that they are doing
well materially (…….) Yes, that is calls prosperity”
 Authentiek Christendom; nadruk ligt op het aangaan van een persoonlijke relatie met JC, niet
op het aanvaarden van allerlei dogma’s of op het juiste moment uitvoeren van rituelen.
“As long as the church judges the world around us, it will not be a blessing for our country”

Als je zelf wilt lezen; er is een enorm uitgebreid media-archief; preken, opnames bekijken.

Het succes van Doorbrekers vanuit het perspectief van de church-sect theory;

 Mono-religieus exclusivisme; uniciteit van het verlossende werk van JC en benadrukken van
de absolute autoriteit van de bijbel
“We have a full gospel of grace (……..) of freedom, which we bring to the entire world. But
the world had such a different understanding of freedom. But there is only one who can
bring real freedom and that is JC”
 Zwijgen over controversiële morele kwesties; spanning met de omringende cultuur wordt
gereduceerd door in preken te zwijgen over hedendaagse morele kwesties als; abortus,
euthanasie, homosexualiteit, gender-gelijkheid, etc,etc.
College 6 Godsdienstsociologie

Sociale verandering en religie: secularisatie 


Tijdens de vorige twee bijeenkomsten hebben we gekeken naar de voornaamste organisatievormen
van religie middels de typologie: kerk, denominatie, sekte en cult. Religie, zo hebben we gezien, kan
zich in verschillende organisatievormen in de samenleving manifesteren. Maar is ieder type van
religieuze organisatie levensvatbaar in een moderne samenleving of passen sommige typen beter bij
de moderniteit dan andere typen? En is er überhaupt nog wel ruimte voor een religieuze organisatie in
een moderne samenleving? Deze en soortgelijke vragen komen in de nu volgende drie colleges aan
de orde, waarin we nagaan wat het proces van modernisering voor effecten heeft op de sociale
manifestatie van religie. Onder godsdienstsociologen zijn de meningen over deze effecten erg
verdeeld. Tijdens deze bijeenkomst bekijken we een theorie, of wellicht beter paradigma (Bruce, 2011,
p. 26), die vooral de nadruk legt op de negatieve effecten van modernisering voor religie. Deze
zogenaamde secularisatie-theorie kan zonder twijfel worden beschouwd als de meest besproken
theorie binnen de godsdienstsociologie. We besteden hoofdzakelijk aandacht aan klassieke
secularisatie-theorieën (Berger en Wilson) en aan neosecularisatie-theorieën (Dobbelaere en Bruce)
en sluiten het college af met een korte bespreking van wat wordt beschouwd als een moderne
functionele equivalent van religie: civil religion.

Vragen bij het college;

1) Wat wordt eigenlijk bedoeld met secularisatie? Wat is hiervan het belangrijkste kenmerk?
2) Binnen neosecularisatie- theorieën wordt een onderscheid gemaakt tussen secularisatie op
het macro-, meso en micro niveau. Wat houdt secularisatie op deze niveaus in? Geef voor
ieder niveau een voorbeeld van secularisatie.
3) Wat wordt bedoeld met civil religion? Houdt dit fenomeen een bevestiging dan wel een
ontkenning van de secularisatie-these in?
4) Onderzoek naar religieuze ontwikkelingen in NL laat zien dat opleiding een belangrijke
oorzaak van secularisatie is . Op welke wijze leidt opleiding dan tot secularisatie volgens
Kregting et al. ?
Start van een blok van 3 colleges;

College 6) Secularisatie-theorie

College 7) Rational Choice (= reactie op de secularisatie-theorie). Om de begrippen hiervan te kunnen


begrijpen hebben we in college 4 en 5 aandacht besteed aan begrippen als kerk, sekte, denominatie,
cult en congregatie. En moet je een beetje weten hoe het Amerikaanse religieuze landschap in elkaar
steekt. Als je dat niet in achterhoofd hebt, kun je niet snappen wat de RC-theoretici bedoelen.

College 8) Existential security thesis (= alternatieve secularisatie-theorie)

Secularisatie; meest bediscussieerde concept is binnen de Godsdienstsociologie en misschien ook


wel binnen de religiewetenschappen als geheel.
Inhoud;

1) Wat is secularisatie
2) Klassieke secularisatie-theorieën (2 klassieke sociologen)
3) Neo-secularisatie theorieën. (onderscheid tussen 2 en 3 wordt vooral in handboek gemaakt)
4) Excursie; secularistie in NL
5) Civil religion

Wat is secularisatie;

De term secularisatie is afgeleid van het Latijnse Seaculum, dat verwijst naar de wereld of de
aardse en tijdelijke werkelijkheid in tegenstelling tot de sacrale werkelijkheid en eeuwige wereld
van God. Oude term die in het Katholiek kerkelijk recht al heel lang word gehanteerd. Als er
bijvoorbeeld een kerk wordt onttrokken aan de eredienst (omdat ie wordt afgebroken of omdat
er te weinig mensen naartoe gaan) dan spreekt me ook van secularisatie. Dan wordt die kerk
weer een werelds gebouw. Gebouw wordt van gewijd weer ontwijd. Hetzelfde geldt als iemand
het priesterschap verlaat; dan seculariseert zo’n persoon ook. Vanaf ongeveer 1945 wordt de
term “secularisatie” populair binnen de Godsdienstsociologie als algemene aanduiding voor het
werelds of seculier worden van m.n. de Westerse moderne samenleving. (bij oude
Godsdienstsociologen Weber, Durkheim, kom je die term niet tegen). De teruggang van
institutionele religie wordt vanaf WOII zichtbaar, m.n. in het Westen en dat wordt door
sociologen de term secularisatie op plakken. Het hoogtepunt van het ontstaan v.d. secularisatie
theorie is in de jaren ’60. Artikel in “Time” 8 april 1966 waarin allerlei sociologen het einde van
de religie proclameren. “de God is dood theologie”.

Tegenwoordig staat secularisatie kortweg voor de teruggang van religie in de samenleving. Dat
wil zeggen;

 Religie biedt geen overkoepelend zingeving- en verklaringskader meer = verandering in het


wereldbeeld. Het religieuze wereldbeeld maakt langzamerhand plaats voor een technisch
rationeel wereldbeeld.
 Religie wordt een institutie naast andere (gezin, gezondheid, onderwijs, economie, etc. ) =
verandering in de samenleving. En is als zodanig geen overkoepelend geheel meer boven de
samenleving. Niet alleen een verandering in het denken over de samenleving maar ook in de
structuur van de samenleving.
Roberts en Yamane (p341) omschrijven secularisatie als;

“we might, then, define secularization as transformation of a society (verandering van de


samenleving) involving (1) greater institutional differentiation and organizational autonomy from
religious authority (allerlei instituties in de samenleving onttrekken zich aan de autoriteit van religie =
verandering in wereldbeeld) and (2) a more rational, utilitarian, and empiricist outlook on life and on
decision making by individuals and groups (de verandering van de structuur van de samenleving).

De autoriteit van religie over allerlei domeinen van het maatschappelijk leven, dat wordt ook minder.
Dat noemt men secularisatie.
Peter Berger (grondlegger van de moderne seculariesatie-theorie samen met Brian Wilson); verlies
van religieuze plausibiliteit door aan het Christendom interne factoren. In alle klassieke
seculariesatie- theorieën staan deze elementen centraal: (boek the sacred canopy)

 Onttovering; religieuze rationalisering leidt tot een steeds groter afstand tussen God en mens
(calvinisme). Dit ontleent hij letterlijk aan Max Weber. En hij spreekt net als M.W. van een
religieuze rationalisering. Waarbij religie zich steeds meer ontwikkeld tot een ethisch
systeem. Weber schetst ook een ontwikkeling van religie van de monotheïstische
godsdiensten wat ervoor zorgt dat de wereld als een seculier handelingsveld verschijnt. Dan
wordt religie steeds meer een ethisch systeem en in een ethisch systeem komt God steeds
meer op een groter afstand van de mens verstaan. Waar in de RK allerlei magische
elementen aanwezig zijn, ontwikkeld de religie zich tot het calvinisme met de predestinatie
en een hoogverheven God waar mensen nauwelijks contact mee hebben of invloed op heeft
en die de wereld in gang heeft gezet en de mens zijn lot heeft beschikt. De afstand tussen
God en mens is in het calvinisme enorm opgerekt. Dat heeft aldus PB geleidt tot een
onttovering van het wereldbeeld. Het minder magisch, minder religieus worden van het
wereldbeeld .
 Institutionalisering; het ontstaan van de kerk (RK) leidt tot religieuze specialisering. Het
succes van het Christendom door de opkomst van de RK-kerk (als groot instituut), de
keerzijde daarvan is dat religie een instituut werd waardoor er specialisering ontstond.
Religie werd het domein, speelveld, de verantwoordelijkheid, het speelveld van een
specifieke groep binnen de samenleving; namelijk de priesters en de kerkleiders. Die
behartigden steeds meer het religieuze aspect van de werkelijkheid. Mensen hoefden zelf
niet meer met religie bezig te zijn, dat werd voor hen gedaan in dat grote instituut de RK-
kerk.
 Denominationalisering; de opkomst van verschillende denominaties leidt tot religieus
pluralisme hetgeen de religieuze waarheidsclaim aantast (reformatie). Met name
denominaties na de reformatie waardoor de grote RK kerk uiteen valt in de RK kerk en de
protestantse kerk (met veel afsplitsingen). Dat leidt tot een heel religieus pluraal veld. En dat
tast de religieuze waarheidsclaim van het Christendom aan. Als er verschillende kerken zijn
die allemaal de waarheid claimen en elkaar er ook nog eens op gaan bevechten; de ultieme
waarheid kan maar één persoon/organisatie in pacht hebben. Dat tast de waarheidsclaim
aan en leidt tot secularisatie. Pluralisering werkt heel negatief uit op religiositeit. Pluralisme
is een aantasting van overkoepelende waarheidsclaims en dat leidt tot secularisatie.
In het boek wordt uitgebreid aandacht besteedt aan Peter Berger en niet aan Brian Wilson, terwijl
die laatste zeker zo invloedrijk is geweest als Peter Berger.

Peter B is een Amerikaanse godsdienstsocioloog van Oostenrijkse komaf. Op 16/17 jarige leeftijd
naar de VS vertrokken. Zeer invloedrijk, vorig jaar pas overleden op hoge leeftijd. Een echte
Weberiaan. Voor PB staat centraal dat secularisatie te maken heeft met een verlies aan religieuze
plausibiliteit. Dus dat de plausibiliteit (geloofwaardigheid) van religie/Christendom verdwijnt. Dat
heeft te maken met aan het Christendom interne factoren aldus PB.

Later heeft Peter Berger deze ideeën radicaal verlaten en werd hij een bekend criticaster van de
secularisatie–theorieën. In zijn boek ‘the many altars of modernity” neemt hij heel veel terug wat hij
in zijn eerdere boek heeft verkondigd.
Bryan Wilson (Britse Godsdienstsocioloog); verlies van religieuze plausibiliteit door aan het
christendom externe factoren (modernisering):

 Rationalisering; de ontwikkeling van techniek en wetenschap tast religieuze waarheidsclaims


aan. Dat moet je zien als een proces van decennia, dan wel eeuwen. Maar langzamerhand
ontwikkeld de wetenschap zich steeds verder en die krijgt een andere perspectief op de
werkelijkheid dan het religieuze perspectief.
 Differentiering; de opkomst van onafhankelijke maatschappelijke instituties tast de autoriteit
van religie aan. Daarmee bedoeld hij dat religie/religieuze instituties hadden een autoriteit
die gold voor de hele maatschappij. Die waren actief op allerlei terreinen in de maatschappij
(scholing, rechtsspraak, kunst (religieuze kunst), onderwijs (opleiding theologie), zorg werd
aangeboden door de kerk. Religie had daarmee een enorme invloed op de maatschappij.
Door de ontwikkeling van de technologie en de ontwikkeling van een rationeler wereldbeeld,
gaan allerlei maatschappelijke instituties zich onttrekken aan de autoriteit van religie (zorg,
niet langer en religieus perspectief maar een medisch perspectief; binnen het onderwijs niet
langer en religieus perspectief maar een pedagogisch perspectief (vragen over hoe kinderen
op te voeden en wat ze allemaal moeten leren worden technisch rationele en normatief
pedagogische vragen maar geen religieuze vragen meer). Als het gaat om de moraal een
opkomst van de autonome moraal die gefundeerd wordt door religieus gezaghebbende
bronnen; de kunst onttrekt zich ook aan de dominantie en invloed van religie. Was eerst alle
kunst religieus, nu is kunst de autonome expressie van een kunstenaar. Allerlei
maatschappelijke instituties die zich onttrekken aan de autoriteit van religie. Dat noemt
Bryan Wilson; functionele differentiering.
 Vermaatschappelijking; urbanisatie leidt tot het verdwijnen van lokale gemeenschappen. Dat
komt tijdens de industriële revolutie in het verenigd koninkrijk op. Er worden fabrieken
gevestigd, er is behoefte aan arbeidskrachten. Mensen trekken van het platteland naar de
stad. Dat doorbreekt allerlei lokale gemeenschappen die de dragers van religie waren. Als die
uiteen vallen, trekken mensen naar de anonimiteit van de stad. Daardoor wordt het hebben
van een religieuze overtuiging en het je daarop richten, je leven erop inrichten, zal dan
steeds minder ondersteuning krijgen van de gemeenschap waarin jij woont. Mensen zullen
steeds minder hechte relaties hebben. Een individueler leven leiden. Lokale
gemeenschappen vallen gewoon uiteen.

Boek; ‘Religion in secular society’ van Bryan Wilson. B.W. volgt Berger in heel veel opzichten, maar hij
wijst ook vooral naast de interne factoren waar Berger naar verwijst, wijst hij vooral naar externe
factoren. Hij wijst vooral naar externe factoren. Met name naar de modernisering en de
veranderingen in de maatschappij na de middeleeuwen. De moderne tijd. Dat proces van
modernisering verdraagt zich niet goed meer met een religieus wereldbeeld en een maatschappelijke
structuur waarin religie dominant is. Wilson zegt; in een moderne samenleving zie je steeds meer
conflict met religie. Religie heeft nog maar een heel beperkte plek.
Samenvattend. Kernfactoren die volgens de klassieke theoretici secularisatie bevorderen. Dus de
teruggang van religie en met name de teruggang van autoriteit van religie.

 Functionele differentiatie; verlies van sociale functies van de religie. De samenleving die in
verschillende autonome factoren uit elkaar valt. Dat geeft het verlies van een sociale functie
van religie. Er lijkt alleen nog een functie voor het in contact brengen van mensen met het
transcendente. Geen functie meer op moraal, politiek, economie, etc.
 Religieuze en culturele pluralisering; verlies van plausibiliteit. Er komt steeds meer religieuze
pluraliteit. Maar in het ontwikkelen van de moderne staat zie je dat de overheid steeds
neutraler wordt. Mensen uit allerlei gebieden, met allerlei religieuze en culturele
achtergronden, trekken naar de grote steden. Omdat daar arbeidskrachten nodig zijn voor de
opkomende economieën en industrieën. Overheden van veel West EU landen worden steeds
neutraler en pluraler. Daardoor is de plausibiliteit van religie en een religieus wereldbeeld
minder.
 Rationalisering (de ontwikkeling van de wetenschap) en onttovering; verlies theologisch-
religieus denken. Rationeel-wetenschappelijk denken komt daarvoor in de plaats
 Vermaatschappelijking; verlies dragende gemeenschappen.
 Privatisering en individualisering; verlies sociale druk en controle. Mensen richten hun leven
steeds meer naar eigen goeddunken in. En dat kan ook omdat die dragende
gemeenschappen uit elkaar vallen. Veel minder sociale controle en druk om je te richten op
een bepaalde religieuze levenswijze.
 Welvaart en bestaanszekerheid; verlies van het gevoel van afhankelijkheid van religie. Geeft
mensen een gevoel van autonomie. Hun leven staat niet meer op het spel.
Gevolg; De sociale betekenis van religie voor de werking van de maatschappij en in het leven van
personen daalt! Religie wordt steeds minder van belang om te kunnen functioneren in de moderne
maatschappij en om je eigen leven in te richten. Religie verliest simpelweg zijn autoriteit. Het wordt
een keuze. Je kunt ervoor kiezen om je bezig te houden met religie of niet. Het gevolg daarvan is dat
de meeste mensen ervoor kiezen om dat niet te doen.

SHEET; Uitgeschreven, niet ingevoegd.

Basisidee is dat vanaf de Middeleeuwen, de samenleving hier in het westen zich moderniseert. Er
ontstaat een moderne samenleving. Volgens die klassieke secularisatie-theoretici, tast dat de
religieuze plausibiliteit aan en verliest religie zijn sociale functie. Dat is wat de oude Berger en Wilson
verkondigen.

Er is ook een positie, en daar gaat de discussie over, dat modernisering eerder leidt tot verandering
van religie. Dat modernisering niet perse haaks staat op religie, maar dat het wel een effect heeft op
religie in de vorm van verandering. Bv dat het religie individualiseert, dat religie niet meer zo
herkenbaar wordt met een systeem en een institutie en een kerk. Dat het veel meer iets wordt van
bepaalde waarden en nomen die mensen internaliseren. Of van bepaalde persoonlijke manieren van
het zoeken van het zoeken naar zin, waar mensen zich dan vervolgens op richten. En dat dat
betekenis aan hun leven geeft. Transformatie van religie naar individualisering. Dat wordt in het
handboek gekoppeld aan Parsons en Bellah.
En er zijn mensen die sterk ageren tegen het idee van secularisatie. Dat zijn met name
godsdienstsociologen als Stark en Bainbridge. Dat zijn de grondleggers van de Rational Choice
Theorie. Zij zeggen dat ze in de VS de teruggang van religie helemaal niet meemaken. Die in EU
wellicht wel gaande is, maar zij interpreteren die situatie heel anders en zien er andere oorzaken
voor . Ook voor de transformatie die wellicht in religie optreedt.

In de tekst van het handboek staat het kopje “new paradigm”. Dat gaat over de RCT.

Het is zeker niet zo dat iedereen het eens is met de klassieke secularisatie-theorie. Er is veel discussie
over.

Een bekende Britse Godsdienstsociologe; Grace Davie heeft de discussie als volgt samengevat;

“The transformation of a pre-industrial and primarily rural society remain however, pivotal. They
indicate a critical disjunction in the evolution of religious life in Europe (……..) Something very
significant was happening which the founders of sociology took it upon themselves to explain. Too
quickly, however, the wrong inference was drawn: that is a necessary incompatibility between
religion per se and modern, primarily urban life. This is simply not the case. Something quite different
happened in the US, for example, where territorial embedding had never taken place and where
pluralism appears to have stimulated rather than inhibited religious activity (Davie, 2007, p 48)

Dit citaat geeft goed weer waar de discussie over gaat. De maatschappelijke ontwikkeling staat wel
centraal. Er is in EU in de middeleeuwen wel wat gebeurd in de overgang van de agrarische
samenleving naar een industriële samenleving. Weber en Durkheim namen het op zich om e.e.a te
verklaren. Men kwam tot de verkeerde conclusie. De vroegere Berger beweerde en Wilson; die
maatschappelijke ontwikkeling in west EU, de modernisering van de samenleving staat haaks op
religie. Davie zegt dat die conclusie voorbarig en misschien wel onjuist. Later gaat peter Berger daar
in mee. Dit is niet de situatie. In de US is iets heel anders aan de hand. Denk aan de first
amendement; geen staatskerken, de overheid bemoeit zich niet met religie. Er is een vrij religieus
landschap en daar is enorm veel religieus pluralisme. En dat tast de plausibiliteit van religie in de VS
niet aan. Religie zit daar in de lift en heeft pluralisme niet dat negatieve effect. Pluralisme kan niet de
verklaring zijn voor de teruggang van religie. (docent; er is in de US dik sprake van secularisatie, dat is
wel duidelijk, maar sommigen willen dat nog niet zien).

Neo-secularisatie-theorieen;

Karel Dobbelaere; “religiosity of individuals is not a valid indicator of societal secularization”

Hij zei zelf niet “ik heb een neo-secularisatie-theorie ontwikkeld”, maar hij heeft er wel aan
bijgedragen. Wat hij heeft gedaan is erop wijzen dat als je kijkt naar de klassieke secularisatie
theorieën (Weber, Berger, Wilson, RC-theoretici) dan zie je dat er allemaal niveaus door elkaar
lopen. Soms gaat het over dingen op maatschappelijk niveau, soms gaat het over het individu. Dat is
verwarrend. Als je drie niveaus neemt, is het meer helder wat er met secularisatie wordt bedoeld,
waar het zich afspeelt en wat het betekent.

Daarom moet het proces van secularisatie op drie niveaus worden geanalyseerd: Dat is ook wat er
tegenwoordig ook gebeurd. De meeste theoretici hanteren voortaan die drie niveaus.

- Macro niveau;
- Meso niveau
- Micro niveau.
Secularisatie wordt gezien als het verlies van religieuze autoriteit dat zich voor kan doen op drie
verschillende niveaus; Maar het hoeft zich niet op die drie niveaus gelijktijdig voor te doen. Het zou
dus kunnen dat je op macro niveau te maken hebt met secularisatie, maar op micro niveau niet. En
zo probeerde hij ook te kijken naar de situatie in de VS.

 Macro niveau; secularisering van de samenleving door structurele of functionele


differentiering. De moderne samenleving bestaat uit zelfstandige specialistische instituties
waarop religie geen invloed heeft. (dat zei Bryan Wilson ook al). Dus bv zorg ontwikkeld zich
op medisch-technische principes en niet meer op basis van religie. In de meeste landen is
een strikte scheiding tussen kerk en staat en heeft religie zijn greep op de overheid in de
meeste landen verloren. Dat zijn allemaal ontwikkelingen die staan voor differentiëren; het
uiteen gaan van verschillende functies.
 Meso niveau; secularisering van maatschappelijke instituties door toenemende
specialisering, waardoor de invloed van religie afneemt. Bv allerlei instituties die eerst nog
een religieuze basis hadden, die kunnen die basis in naam nog wel hebben, maar dat is niet
meer van invloed op het dagelijkse reilen en zeilen van die instituties (bv Katholieke Radboud
universiteit; beslissingen worden niet op basis van religie genomen. En ze presenteren zich
ook niet als de beste universiteit omdat ze zich baseren op de geschriften.) In bijzonder
onderwijs wordt de kwaliteit niet gemeten a.d.h.v. religieuze basis. Ze moeten gewoon aan
eindtermen voldoen die door de overheid opgesteld worden. Religie is indirect aanwezig is
(bv door het mensbeeld of visie), maar het feit dat het indirect is, is al een vorm van
secularisatie. Voorheen heette de universiteit KUN, nu Radboud. Dat is een vorm van
secularisatie. Harvard heeft religieuze roots, op de campus zie je daar niets van. Als je dat wel
heel erg etaleert, dan twijfelen mensen over het algemeen aan de kwaliteit van een
universiteit. Wie weet dat de Volkskrant van origine een katholieke krant is? Dat weet
niemand meer.
 Micro niveau; secularisering op het niveau van het individu. Dit wordt zichtbaar door de
achteruitgang van persoonlijke religiositeit, kerkgang en de aanvaarding van religieuze
autoriteit. Het feit dat mensen zich de vrijheid veroorloven om delen van de boodschap van
kerkleiders naast zich neer te leggen, is al een vorm van secularisatie. Bv. “ik ga wel naar de
kerk, maar wat de paus zegt over seksualiteit, daar trek ik me niets van aan”. De autoriteit
van religie neemt af.
Het “neo” van de neo-secularisatie is de introductie van secularisatie op drie niveaus. Maar het
onderscheid tussen klassiek en “neo” is niet een algemeen iets wat je overal tegenkomt. Dobbelaer
heeft “neo” aan het debat toegevoegd om het wat scherper te krijgen, wat helderder te
onderscheiden.

Dat onderscheid in drie niveaus zie je in de meeste boeken die over secularisatie gaan nu wel terug.

Dit onderscheid in drie analytische niveaus stat ook centraal in het werk van Steve Bruce (Schotse
Godsdienstsocioloog) De heden ten dage meest fervente verdediger van de secularisatie these. Hij
heeft een boek geschreven, schrijft best grappig en gooit graag de knuppel in het hoenderhoek (“God
is dead”)
“In brief, I see secularization as a social condition manifest in (a= functionele differentiering) the
declining importance of religion for the operation of non-religious roles and institutions such as those
of the state and the economy; (b = meso niveau) decline in the social standing of religious roles and
institutions (de positie en het aanzien van religieuze rollen en instellingen wordt minder); and (c=
secularisatie op micro niveau) a decline in the extent to which people engage in religious practices,
display beliefs of a religious kind, and conduct other aspects of their lives in a manner informed by
such beliefs” (Bruce, 2002, p3)

Neo-secularisatie theorieën

Dit verlies van religieuze autoriteit hoeft zich niet gelijktijdig op alle niveaus te voltrekken:

 Er kan sprake zijn van secularisatie op het macro niveau, maar dat gaat niet persé gepaard
met secularisatie op het micro niveau.
Bv VS; sterke functionele differentiatie, maar ook relatief hoge mate van persoonlijke
religiositeit. Strikte scheiding tussen kerk en staat. Bijna alle universiteiten hebben een
religieuze grondslag waar in de praktijk niets meer van terug te zien is. Als het gaat om
persoonlijke religiositeit, dan zie je dat dat in de VS vele malen hoger is dan in de EU. Dus op
macro is de VS net zo geseculariseerd als de EU, maar op micro niveau is dat anders. Bij de
Existential Security Thesis is daar een verklaring voor.
 Omgekeerd kan er ook sprake zijn van secularisatie op het micro niveau, terwijl op het macro
niveau religie aan invloed wint.
- Bv Rusland; de Russisch Orthodoxe kerk krijgt hier steeds meer de trekken van een officieuze
staatskerk maar is geen religieuze heropleving onder de bevolking. Je ziet dat in 2015 de
Russische overheid Godsdienstonderwijs verplicht in te voeren op scholen. Samen met een
Russische onderzoekster heeft docent gekeken hoe dat te duiden, en het blijkt dat dit
godsdienstonderwijs vooral gebruikt wordt om nationalisme en patriotisme te verspreiden.
En als het gaat om het Christendom, dan wordt in de lessen de Russische Orthodoxe kerk
naar voren geschoven als een Christelijke kerk. Andere Christelijke kerken worden niet
besproken. Er is dus een hechte band tussen de Russische Orthodoxe kerk en de Russische
overheid. De invloed op macro niveau is na de val van de muur toegenomen, op micro niveau
niet (al denken veel mensen dat wel, maar er zijn geen cijfers die dat onderschrijven)
- Bv Polen; de RK kerk krijgt hier weer meer invloed door de politieke rechtse partij
“conservatieve partij Recht en Rechtvaardigheid” maar ook in Polen onkerkelijken de jongste
generaties. De invloed van de RK is enorm toegenomen, bij de verkiezingen; “een stem op
de Partij is een stem op de RK”.
Kern van de neo-secularisatie theorieën is dus;

 Dat een onderscheid gemaakt wordt tussen secularisatie op drie niveaus


 Dat aangenomen wordt dat er een ongelijktijdigheid kan bestaan tussen het
verloop van secularisatie op deze drie niveaus.
In de hedendaagse discussie is de hamvraag m.b.t. secularisatie; leidt secularisatie op macro en meso
niveau uiteindelijk tot secularisatie op micro niveau? Beinvloeden die niveaus elkaar onderling
uiteindelijk?

- Bruce; ja, uiteindelijk zal dat ook het microniveau beïnvloeden. (Leunt sterk op Wilson,
Berger, Weber). Zonder macro niveau houdt de sociale functie op te bestaan en daarmee
wordt de plausibiliteit aan getast. Als religie alleen nog maar voor individuen van belang is,
dan wordt religie uiteindelijk een persoonlijke keuze. Je kunt je er mee bezig houden maar je
kunt er ook voor kiezen om dat niet te doen. Als dat zo is, zullen veel mensen religieus
onverschillig worden, het maakt ze niet meer uit. De meeste mensen zijn niet antireligieus of
atheïst. Ze zijn onverschillig. Als positie op macro en meso niveau minde wordt,
plausibiliteitsverlies , autoriteitsverlies. (extra pijltjes-SHEET niet ingevoegd)
- Stark; nee. Immers, in de VS geen secularisatie op micro-niveau maar wel op macro en meso
niveau.
Volgens Bruce zal secularisatie minder zijn naarmate religie in een moderne samenleving nog een
sociale functie kan vervullen. Als relgie nog wel iets op het meso en macro niveau kan beteken dan
zal de secularisatie minder zijn. Of zoals hij zegt (……) where religion finds or retains work to do other
than relating individuals to the supernatural” (Bruce, 2011, p49) Sociologisch is dat als volgt te
begrijpen; wat is de sociale functie van religie. En als die sociale functie wegvalt (soort
functionalistisch perspectief), dan zal de religieuze functie die zal dan ook minder populair en
plausibel zijn en uiteindelijk wellicht verdwijnen. Bruce denkt dat dat in het Westen gaande is. Als het
voor jouw maatschappelijke functioneren niet meer uitmaakt of je religieus bent, dan zijn mensen er
minder mee bezig.

Bruce ziet dan twee mogelijke functies, of zoals hij het zelf zegt “retarding tendencies” die de
secularisatie afremmen (niet tegenhouden, maar afremmen)

- Culturele overgang; helpt mensen bij het behoud van hun identiteit in culturele
overgangssituaties zoals bv migratie. Zien we ook in NL, denk aan Moslims. Die zijn vaak veel
religieuzer dan autochtone NL of dan de mensen die in het moederland wonen. Moslim zijn
is een belangrijke identiteits-marker. Of denk aan de NL die naar Canada emigreerden, die
bleven nog lang lid van de kerk van herkomst dan wat ze hadden gedaan als ze in NL waren
gebleven.
- Culturele verdediging; religie biedt hulp bij het overeind houden van een nationale, lokale of
etnische cultuur wanneer deze wordt bedreigd door buitenaf. Bv de rol van de RK in Polen
tijdens het communistische bewind. De kerk was het symbool van verzet tegen de
communistische overheersing. De mensen die dat hebben meegemaakt, zijn nauwelijks
ontkerkelijkt. Daarom heeft de RK nog zo’n invloed. De mensen die na de val van de muur en
het communisme geboren zijn, de jongere generatie, die ontkerkelijkt wel. Denk aan de
scheiding tussen RK en protestant in Noord-Ierland; je kunt als katholiek niet in een pub gaan
zitten voor protestanten.
Bruce is een invloedrijk godsdienstsocioloog, maar vooral iemand die de discussie graag aanwakkert.

Keuzevrijheid impliceert de keuze om voor “nee” te kiezen. En was het vroeger zo dat je je buiten de
sociale structuren plaatste door niet religieus te willen zijn (alle sociale structuren waren erop
gebaseerd), nu plaats je je bijna buiten de sociale structuren door wel religieus te willen zijn. Het gaat
er dus om dat religie geen sociale verwachting meer is, maar dat het een persoonlijke keuze wordt.
Dan gaan ze niet meer naar de kerk. Sociologisch gezien doe je dingen als het een sociale
verwachting is, als het sociaal gedragen wordt. Zo kijkt sociologie naar religie. En als die sociale
verwachting minder wordt, dan zullen mensen het ook minder gaan doen. Als de sociale verwachting
wordt dat mensen niet meer in een diesel auto rijden, dan gaan mensen die op gegeven moment niet
meer doen. Ook al worden ze straks veel goedkoper. Dat is ook de redenering t.o.v. religie.

En wat beweren secularisatie theorieën dus NIET (Bruce 2013)


 Een universele, gelijkmatige teruggang van religie in allerlei gebieden van de wereld:
teruggang treedt slechts daar op waar de eerder genoemde sociale omstandigheden gelden
en de “retarding tendencies” afwezig zijn. De sociale contexten zijn van belang en bepalen
het temp waarin- en of er sprake is van secularisatie.
 Een snelle teruggang van religie: het mislukken van de intergenerationele overdracht van
religie is de belangrijkste reden van de teruggang van religie. Deze teruggang verloopt dus
per geboortecohort. Mensen die echt religieus zijn, die blijven dat ook wel. Maar die zullen
aan hun kinderen overdragen dat ze zelf mogen kiezen of ze religieus zullen zijn. En als je
iets niet moe doen bij socialisatie, is je kinderen laten kiezen. Want het gros kiest dan “nee”.
Je ziet ook dat de teruggang van religie per geboortehohort is, dat zie je aan de cijfers.
Geleidelijk proces. Het gaat niet plotseling omlaag. Maar iedere geboortecohort kent steeds
minder religieuze mensen.
 Een onvermijdelijke teruggang van religie: secularisatie theorieën bieden een post-hoc
verklaring voor de teruggang van religie, maar fungeren niet als basis voor het doen van
voorspellingen aangaande toekomstige ontwikkelingen. De secularisatietheorie biedt een
verklaring ACHTERAF. De toekomst in de sociale werkelijkheid is uiterst complex.
Maar secularisatie theorieën claimen wel dat de teruggang onomkeerbaar is, gezien de duur van de
neerwaartse trend. Dit zie je m.n. in het Westen al decennia lang. Dat wil zeggen, het is zeer
onwaarschijnlijk dat een situatie van een grotendeels religieuze bevolking in Westelijke landen zal
terugkeren.

Excursie; secularisatie in Nederland 1966-2015

Figuurtjes uit het artikel. Artikel hebben “we” samen geschreven op basis van verschillende data-
sets. Het onderzoek “God in NL”, was de hoofdmoot. En we hebben ook nog data-sets van sociaal-
culturele ontwikkelingen in NL. (dat is een onderzoek wat om de zoveel jaar in Nijmegen uitgevoerd
en de laatste editie van “god in NL” is ook in Nijmegen uitgevoerd) Dit zijn onderzoeken die om de
zoveel jaar peilen vragen rondom religie en levensbeschouwing.

Hier gaat het om “gaat u wel of niet naar de kerk” en “bent u kerklid” “gelooft u in God of een hogere
werkelijkheid”. Dat zijn een aantal van de vragen. We hebben al die dingen aan elkaar geknoopt en
konden een trend schetsen van 1966-2015. Dat was de laatste keer dat dat “god in NL’ was
uitgevoerd. Onderzoek geeft een weergave van secularisatie van de NL bevolking op micro niveau.
Het gaat over wat individuele mensen aangeven nog te doen.

Percentage kerkse (= gelovige en regelmatig kerkgaande) Nederlanders (1966-2015). Dat zijn


mensen die regelmatig naar de kerk gaan en die zichzelf ook gelovig noemen. De trend die te zien is
op basis van de GIN (God in NL-onderzoek) SOCON (sociaal-culturele ontwikkelingen in NL. De vragen
zijn iets anders maar de trends zijn hetzelfde. Het aantal van de kerkse mensen in de NL bevolking
neemt behoorlijk af. De keerzijde is dat het aandeel seculiere mensen toeneemt.

Percentage seculiere (= niet gelovig en niet kerkgaande Nederlanders (1966-2015) Dat zijn de
mensen die zeggen dat ze niet geloven in God en ook niet in een hogere werkelijkheid. Deze mensen
zijn geen kerklid en ook niet naar de kerk of naar een religieuze viering.

Ze zijn ook op zoek gegaan naar mogelijke verklaringen voor secularisatie in NL. Kunnen deze dingen
de trend verklaren? Hoe komt dat we dit zien?

Daarvoor hebben ze in de theorie gezocht, gekeken waar gegevens over waren. Onderzoeken niet
zelf gedaan, die data zijn er. Bestaande data opnieuw geanalyseerd.
Oorzaken voor secularisatie in NL volgens Kregting et al. (2018)

 Rationalisering van het wereldbeeld (modernization of ideologies); onderwijs expansie. Wat


ze konden gebruiken was de onderwijs-expansie in NL. In NL is vanaf de jaren ’60 het
opleidingspeil enorm gestegen, er zijn veel meer hoog opgeleide Nederlanders.
- Een hogere opleiding maakt seculier (individueel effect). Dat is duidelijk terug te zien. De
kerkse Nederlanders zijn significant lager opgeleid. Er zijn uitzonderingen, denk aan de
evangelische nieuwe kerken. Over het algemeen is het wel zo dat kerkse mensen lager
opgeleid zijn. Maar je kunt niet zeggen ”dit gebeurd overal”
- Een algemeen hoger opleidingspeil maakt ook lager opgeleiden vaker seculier (periode-
effect). Dus als er steeds meer hoog opgeleide mensen komen, dan worden de lager
opgeleide mensen beïnvloed. Dat rationele wereldbeeld wordt in de samenleving steeds
meer dominant. Dit wordt vertegenwoordigd door de mensen met de hoge opleiding.
- Opgroeien in een sociale context bevolkt door hoger opgeleiden maakt vaker seculier
(cohort-effect) Als je als jongere opgroeit in je formatieve jaren in een context met veel hoge
opgeleiden, dan is de kans dat deze jongeren religieus worden ook minder.
 Welvaart en bestaanszekerheid (modernization of economics); inkomstensstijging en stijging
sociale zekerheid. Gezocht op gegevens in de data die gelinkt konden worden aan deze
factor. Meegenomen door inkomensstijging en sociale zekerheid (gegevens van het CBS).
Komt in college 8 terug in de vorm van de Existential Security Thesis.
- Een hoger inkomen maakt steeds vaker seculier (veranderd individueel effect). In de jaren
‘60/’70 waren de hogere inkomens ook nog steeds kerks. Maar later is een hoge inkomen
een factor geworden die mensen seculier maken. Dat komt ook omdat er veel meer mensen
een hoge inkomen zijn gekomen. Het idee is dat een hoger inkomen samen hangt met
opleiding en dat het hoogst waarschijnlijk mensen zijn met een rationeler wereldbeeld.
- Opgroeien in een sociale context me een hogere sociale zekerheid maakt vaker seculier
(cohort-effect). De jongere generatie die opgroeien in de verzorgingsstaat in NL, dat maakt
ook seculier. Volgens de Existential Security Thesis zegt; het feit dat dit niet aanwezig is in de
VS, maakt dat religiositeit in de VS hoger is. Mensen zijn meer aangewezen op liefdadigheid
van de kerk.
 Privatisering en individualisering (modernization of social ties); stijging aantal singles als
verlies van de traditionele samenlevingsvorm van het gezin. Gemeenschapsbanden vallen
uit elkaar. Religie vaart wel bij sociale steun. Deze factor konden ze meenemen door te
kijken naar het aantal singles in de bevolking. Waar het huwelijk eerst een soort norm was,
is nu het single zijn de norm.
- Singles zijn steeds vaker seculier (veranderd individueel effect). Die zijn door de tijd heen ook
veel meer geseculariseerd. Aan het begin van de 20 e eeuw telde NL ook veel singles. Dat
kwam toen omdat trouwen heel duur was, mensen konden dat niet betalen. Maar die waren
toen wel religieus, die woonden nog thuis of op de boerderij. Dat is dus een tegengesteld
effect met nu.
- Een hoger aantal singles in de bevolking maakt mensen minder kerks (periode effect)
 Vermaatschappelijking (modernization of social ties); afname van Christelijke socialisatie. Dit
was een discussiepunt tussen de beide auteurs. Hoefde van docent niet. Het wegvallen van
dragende gemeenschappen door afname van Christelijke socialisatiepraktijken. Kinderen
worden steeds minder religieus opgevoed.
- Een christelijke socialisatie maakt mensen nog steeds kerks (individueel effect). Als je
mensen religieus opvoed, dan vinden we nog steeds dat dat een effect heeft op hun latere
religiositeit. Je ziet steeds meer dat mensen die wel religieus zijn opgevoed zijn, niet meer
kerks zijn. Religieuze opvoeding is wel een voorwaarde om kerks te zijn, maar succes is
steeds minder gegarandeerd. Steeds meer mensen met een religieuze opvoeding zeggen
religie vaarwel. Degene die religie niet vaarwel zeggen, hebben een religieuze opvoeding
gehad. Vroeger was een religieuze opvoeding bijna een garantie voor religiositeit op latere
leeftijd. Het is wel een noodzakelijke voorwaarde nu, maar het effect wordt minder.
- Dit effect van een christelijke socialisatie neemt door de tijd wel af (veranderd individueel
effect). Effect wordt minder omdat er minder religieuze mensen zijn. Als je nu nog religieus
wilt zijn, moet je steviger in je schoenen staan. Je moet dan tegen de culturele stroming
inroeien. Dit heeft echt met sociale verwachtingen te maken. Het wereldbeeld wat mensen
hebben, maar vooral wat ze om zich heen zien aan wat gewenst is, wat plausibel is, dat
bepaald mensen.
In de bible-belt zie je nog hetzelfde. In de evangelische kerken hebben ze heel goed door dat
je ook door-de week mensen aan je moet binden. Middels clubjes. Zodat je geloof steeds
opnieuw bevestigd wordt. Zorgen dat de kerk het sociale band tussen mensen wordt, dan
hou je ze binnen. De main-line kerken doen dat niet. De meeste mensen haken dan af, omdat
het ook niet meer het verwachtingspatroon is wat er heerst. De verzuiling hield mensen
vroeger binnen die structuur. Nu niet meer.

Het laatste punt van dit college;

Civil religion. Plaatje van buitenradar.

Een reflectie op secularisatie en een teruggang van religie is dat sommige sociologen spreken
over ‘civil religion”. Die zeggen; ook al verdwijnt religie en wordt het minder populair, een
keuze. Dan heeft het ook maatschappelijke consequenties. Dan moet je denken aan
Durkheim dat religie als een soort cement functioneert. Religie internaliseert waarden en
normen die hen in staat stelt om hun eigen belang te overstijgen en te handelen in het
belang van het collectief. Daarmee moet het collectief voor mensen ook een religieuze
dimensie van de werkelijkheid worden. Dat moet een gevoel geven dat mensen deel zijn van
een groter geheel. Dat moet van tijd tot tijd gevoed en gevierd worden. Anders gaat met de
teloorgang van religie ook het sociale verband weg. De vroegere Berger was daar als
functionalist heel erg bang voor. Als religie verdwijnt, dan is er een probleem. Wat biedt er
dan nog een gedeeld waarden en normenpatroon waardoor mensen in het belang van het
collectief blijft handelen. Daar wijzen sommige sociologen op; ‘civil religion’. Seculiere zaken,
gebeurtenissen, symbolen, immanente religie. Zaken die een soort religieuze functie. Die van
tijd tot tijd geactiveerd worden om het gevoel van collectief te houden. Het gevoel van het
individu dat er iets is wat het individu te overstijgt. Het idee is, dat m.n. in geseculariseerde
en geïndividualiseerde samenlevingen zoals veel Westerse samenlevingen. Dat die functie
belangrijk wordt en dat je die aspecten van die ‘civil religion’ tegen komt.

Religie is een algemeen dimensie van de samenleving geworden en vormt geen aparte
institutie (kerk) meer. Of zoals Robert en Yamane (2016, p 357) het zeggen: “civil religon
relates to the cultural beliefs, practices and symbols that relate a nation to the ultimate
conditions of its existence”
Functie; Houdt in een sterk geïndividualiseerde samenleving het idee van het collectief
levend en het gevoel van een verantwoordelijkheid voor het geheel (Durkheim). Wat
gebeurd er met de samenleving als de kracht van religie wegvalt.

Wie zijn wij als natie, Waar staan wij voor. Oranje als symbool voor dé Nederlandse
samenleving, het Nederlandse collectief. Of het NL elftal, waarvoor mensen bij elkaar komen.
Als er een EK is, wordt alles weer oranje versierd. Bv in de VS kun je dat zien bij presidenten
die refereren aan Bijbelse thema’s en spreken over “de natie”. Visionaire visioenen waar we
naartoe gaan en naar op weg gaan. Het omgaan met de vlag als een heilig symbool. Of dat
nationalisme is, is vers twee. Je hebt iets nodig wat mensen het besef geeft dat ze niet in hun
eentje leven. Met het dalen van de religiositeit in NL, wordt “oranje” belangrijk. In de laatste
paragraaf in het handboek, staan allerlei voorbeelden van herdenkingen die deze functie
vervullen. Herdenkingen worden gecultiveerd om het idee van een nationale eenheid en het
gevoel dat we één volk zijn, om dat te onderstrepen.

Die voorbeelden van de VS, zijn heel instructief tegen de achtergrond van het idee van
secularisatie. Lezen in het handboek.
College 7 Godsdienstsociologie
Sociale verandering en religie: rational choice theory
De (neo)secularisatie-theorie is zonder twijfel de meest besproken theorie binnen de hedendaagse
godsdienstsociologie. Maar het is zeker niet de enige theorie die de aandacht vraagt. Een andere
veelbesproken theorie is de zogenaamde ‘rational choice-theory’. Tijdens het vorige college zijn we
deze theorie al tegengekomen als een tegenhanger van de secularisatie-these. Niet dat rational
choice-theoretici het proces van secularisatie volledig ontkennen (Stark, 1999), maar zij wijzen wel op
het feit dat religieus pluralisme, als een van de centrale kenmerken van moderniteit, niet automatisch
tot secularisatie leidt; zoals bijvoorbeeld de vroege Berger (1973) veronderstelde. Dit is volgens
rational-choice theoretici dan met name het geval in de Verenigde Staten waar religieus pluralisme
volgens hen eerder leidt tot een bloeiende religieuze markt en daardoor tot religieuze vitaliteit. Het is
dan ook niet vreemd, dat de bakermat van de ‘rational choice-theory’ (RCT) in de Verenigde Staten
ligt. We bekijken achtereenvolgens de onderliggende religietheorie, de godsdienstsociologische
uitwerking van RCT, we maken kennis met de voornaamste theoretici en we gaan in op enkele
kritiekpunten.

Literatuur
Roberts, K & Yamane, D. (2016). Religion in Sociological Perspective. (pp. 340-362)
Hamilton, M. (2009). Rational Choice Theory
Finke, R. (1997). Consequences of Religious Competition
 
Opdracht
Lees de teksten van Roberts en Yamane (met name pp. 345-348), Finke en Hamilton goed door en
beantwoord de onderstaande vragen:
1) Wat houdt de rational choice theorie (RCT) in? Geef een beknopt overzicht van de centrale
argumentatie binnen deze theorie.
2) Op welke twee manieren kan een religieuze markt gereguleerd worden volgens Finke en
waarom gaat een dergelijke regulering ten koste van de religieuze vitaliteit in een bepaald
land?
3) Welke kritiek heeft Hamilton op de rational choice theorie?

Secularisatietheorie; 3 theoretische perspectieven die in de godsdienstsociologie gehanteerd


worden. 3 perspectieven die iets willen zeggen over wat er met religie gebeurd in een moderne
samenleving.

Secularisatietheorie is de eerste die deze vraag opnam. En deze theorie beantwoord bovenstaande
vraag vooral door te zeggen; “door de modernisering vanaf het begin van de middeleeuwen en door
het langzaam moderner worden van de samenleving (de opkomst van industrialisatie en urbanisatie,
de ontwikkeling van de wetenschap, etc) is er steeds minder plek voor religie in de samenleving.
Religie verliest zijn sociale functie en dat leidt tot ontkerkelijking. Daling van kerkelijkheid en van
geloof, leidt tot secularisatie. Dit is de dominante theorie geweest tot halverwege de jaren ’80. Vanaf
dat moment kwam er een tegengeluid van wetenschappers die zich afvroegen of het wel klopte of
religie steeds meer naar de marges verschuift tgv modernisering? Er is vooral een hele dominante
tegenbeweging gekomen vanuit Amerika, van de Amerikaanse godsdienstsociologen. Zij hebben een
andere theorie geïntroduceerd en dat is de zogenaamde Rational Choice Theory (RCT)

RCT kijkt naar religie vanuit de economische wetenschap.

Inhoud college;
1) De basis; een economische religietheorie. Er ligt een vrij apart begrip van religietheorie onder
de RCT. Een economische vorm van religietherapie die gebaseerd is op 2 principes die ook in
de economische wetenschap centraal staan.
2) Verdere sociologische uitwerking van de theorie; wat is de sociologische consequentie van
deze theorie.
3) RCT en secularisatietheorie
4) Enkele kanttekeningen bij RCT

Grondleggers van de RCT; Rodney Stark (al op leeftijd, 80 jaar; iemand die erg veel schrijft, hij ageert
erg tegen de secularisatietheorie. Boek geschreven; the triumph of faith, why the world is more
religious than ever. Hij wil in heel zijn werk aantonen dat secularisatie fout is. ) en William Sims
Bainbridge. In eerste instantie hebben zij een religietheorie ontworpen. Beschreven in het boek;
theory of religion (1987)

De religietheorie van Stark en Bainbridge; is een zogenaamde deductieve religietheorie. Dat betekent
dat ze 2 assumpties/aannames/axioma’s hebben. Daarvan nemen ze aan dat dat waar is en daar
leiden ze de hele theorie uit af. Het is een economische religietheorie omdat het eerste axioma ook
onder de economische wetenschappen ligt.

1) Alle menselijke interactie is een vorm van ruil. ; Dat wil zeggen dat mensen in hun handelen
er altijd op gericht zijn om winst te maximaliseren en hun kosten te minimaliseren. Heel cru
gezegd; je wilt zo veel mogelijk krijgen tegen zo weinig mogelijk moeite. Dat is de richting die
mensen hebben in hun sociale handelen. Hamilton (artikel blz 117); the approach relies
heavily on exchange theory, which is based on the principle that all, or nearly all, human
interaction can be treated as a form of exchange. Exchange theory itself may be regarded as
a special case of RCT, in that the latter holds that in exchange actors always seek to maximize
net benefits.
Dat is ook het onderliggende idee van de economie; een ondernemer wil zo veel mogelijk
winst zien te behalen tegen zo weinig mogelijk kosten anders verdien je niets. Op alle
menselijke terreinen, ook op die van religie, speelt dit axioma. Dat nemen ze althans aan.
2) Mensen zijn van nature religieus. ; Dat wil zeggen, religie is noodzakelijk voor de mens om
om te kunnen gaan met allerhande “deprivaties”(=tekorten) die met het menselijke leven
gegeven zijn. Je zou kunnen zeggen dat het belangrijkste tekort is dat het menselijk leven
eindig is. Dat het ophoudt. We weten allemaal dat we ooit dood gaan. Mensen willen
daarmee om kunnen gaan, die zoeken naar antwoorden op de vraag wat er dan gebeurd, is
er een leven na de dood. Zal ik verlost worden. Andere deprivaties zijn bv lijden en ongeluk
waar mensen mee om moeten gaan. Lijden gebeurd in verschillende mate; waarom
overkomt mij dit? Heeft dit leven nog wel zin? Volgens deze theoretici horen deze vragen bij
het “menszijn”. De mens is zich bewust van de eigen sterfelijkheid en dat maakt dat er van
nature behoefte is aan religie. Ze zijn ook alleen maar vanuit een religieus, transcendent
kader te beantwoorden.
Hamilton; In case of religion, it is assumed that there is a universal need some system of
beliefs which offers rewards otherwise unobtainable. Religious answers to the ultimate
problems of life are always needed. (blz 119) Je zou kunnen zeggen dat religie het enige
domein is van de mens waarin je bezig met dit soort ultimate questions. En je zoekt naar
ultimate answers. Dat poneren deze wetenschappers althans.

Op basis daarvan hebben ze een religie theorie ontwikkeld. De vraag is; hoe grijpen deze
axioma’s in elkaar. Zie schema van de sheet.
Axioma 1; interactie is een vorm van ruil  religieuze verklaringen zijn daarmee
begerenswaardig (reward) Als je antwoord zoekt naar waarom dingen gebeuren, sta je open
voor de religieuze verklaringen. Die wil je graag hebben.  hoe krijgt men de compensators?
Door een ruilactie aan te gaan met God(en). Dit is typisch voor religie. Die ruilrelatie betekent
dat mensen allerlei dingen doen in hun wereldlijke leven om er van verzekerd te zijn/zicht te
krijgen op wat er na hun dood zal gebeuren. Als/hoe/in welke mate ze verlost zullen worden.
 kosten betalen ten bate van……… Wat zijn dan die kosten? Dat is bv dat je naar de kerk
gaat. Dat je deelneemt aan een religieuze viering. Dat je je houdt aan bepaalde
voedselvoorschriften. Dat je je onthoud van bepaald gedrag, het houden aan ethische regels,
kledingvoorschriften in acht nemen. Dat je geld en/of tijd doneert aan een bepaalde
religieuze gemeenschap. Kortom; je doet iets voor die relatie met God en daar krijg je bv het
idee voor terug dat je na je dood verlost zult worden. Kerk, hoofddoek, geen seks voor het
huwelijk; allemaal kosten.

Dat is volgens de theoretici ook de reden dat God in menselijke gedaante wordt voorgesteld.
Als die goden een menselijke gedaante hebben, heb je ook het idee dat je ermee kunt
interacteren. Dat je er ook echt een ruilrelatie aan kunnen gaan. “als ik dit doe, zal God mij
straffen, belonen, zien, etc”

Axioma 2; de mens is van nature religieus. Enkel religieuze verklaringen geven zin aan het
leven  religieuze verklaringen worden geaccepteerd en nagestreefd vanwege behoefte
aan verlossing en betekenisgeving. (Je bent bereid om hier eventueel kosten voor te maken,
want DAT wil je hebben. Daarmee ontstaat de interactie met axioma 1)Geen acute
verlossing maar verlossing in de toekomst (algemene compensators vs specifiek; een
compensator houdt een belofte in van een bepaalde toestand na de dood, daarmee wordt
de huidige situatie beter te dragen maar het maakt aan de huidige situatie van deprivatie nog
geen einde. Het boek maakt onderscheid tussen compensators vanuit magie en vanuit
religie; vanuit magie komt er meteen aan een specifieke situatie een einde, bv dat er regen
komt. Religie doet dit niet, die verwijst naar een effect in de toekomst.)Er zal na de dood een
gelukzalig leven wachtenDit wordt voor de mens bepaald door religieuze specialisten.

Hoe weet je of e.e.a. een goede ruil is? Er is immers niet direct een effect?  dat wordt door
religieuze specialisten bepaald. Dat is ook de reden dat er institutionalisering plaatsvindt. De
samenleving wordt complexer, mensen moeten diverse rollen invullen en hebben geen tijd
meer om over deze vraag na te denken. Daarmee komt er behoefte aan een apart religieus
instituut/kerk waarin specialisten (dominees, priesters, etc.) zitten die aan de mensen
vertellen wat ze moeten doen; geen vlees eten, een hoofddoek dragen, alleen maar melk
drinken, etc, etc, dan zul je……..verlost worden. De gemeenschap verteld je dus wat je moet
opofferen tegenover God/ om antwoorden te krijgen/ om antwoorden te krijgen op de
ultieme vragen die met het leven gegeven zijn.

In principe is iedereen dus religieus en in principe is ook iedereen bereid om een religieus
aanbod tegen bepaalde kosten te accepteren. Het is dus gebaseerd op ruil; de mens doet
iets en krijgt er iets voor terug. En wat hij er voor terug krijgt, wordt aan de mensen uitgelegd
door bemiddelaars. Dat is het idee van de theoretici.
Religieuze verklaringen komen voort uit een behoefte aan betekenisgeving. Dat volgt uit
axioma 1. Religieuze verklaringen worden daarmee begerenswaardige goederen.

Beknopte definitie van religie; (Stark en Finke 2000, p91) ‘Religion consist of very general
explanations (= behoefte) of existence including terms of exchange with a god or gods. ‘ Dit is
een hele algemene verklaring/ een wat abstracte verklaring van het menselijke bestaan en
wat mensen moeten doen om zicht te krijgen op verlossing. Dat is voor hen religie.

Belangrijke theoretici van RCT;


 Stark en Bainbridge; zij leggen de basis met een religietheorie gebaseerd op een
economische theorie van ruil.
 Lawrence Iannaccone: bestudeert de sociale sterkte van met name conservatieve en
sekte-achtige religieuze gemeenschappen en het probleem van de ‘free riders’. (= de
meelifters; zwakke organisaties waar maar een paar mensen al het werk doen en de rest
doet niets. De mensen die af en toe eens naar de kerk komen, doen eigenlijk niets voor
de gemeenschap. )In sekten heb je dit niet omdat er simpelweg heel veel aan mensen
wordt gevraagd als investering. Deze groepen zijn sterkere groepen omdat ze een veel
hechter verband hebben. Waarom zijn sekten en met name conservatieve groepen zo
sterk. Waarom lopen die mensen niet weg? Volgens hem doen mensen dat niet omdat ze
al heel veel geïnvesteerd hebben. VB van Jehova-getuigen bij het station; die zeggen na
jaren voor lul staan niet van zichzelf dat ze knettergek waren. Dat bindt deze mensen
daarom heel sterk aan de groep. Het is bekent dat Jehova’s nauwelijks aanwas krijgen
met het langs de deuren gaan. Toch blijven ze het doen, want het doel is niet om aanwas
te krijgen. Doel is om de mensen aan de groep te binden. Als je veel voor iets hebt
gedaan en geïnvesteerd, dan gaan mensen die keuze achteraf goedpraten. Je zegt niet
dat je nieuwe auto je niet bevalt, je verklaart dat je er nog een beetje aan moet wennen.
Je geeft bijna nooit toe dat je een verkeerde investering hebt gedaan. Hij verklaart ook
het ontstaan van sekten als afscheidingen van bestaande religieuze organisaties
(denominaties) door te wijzen op de sociale stratificatie binnen deze organisaties.
Afscheidingen ontstaan doordat de “lagere lagen’ uit een groep wel investeren maar er
geen invloed voor terug krijgen; “heb ik hier nou wel zoveel aan? Anderen hebben meer
aanzien en hebben meer te vertellen, etc, etc” Als ze voor zichzelf beginnen, zijn ze zelf
in charge. Er uitstappen levert dan alleen maar winst op. Uit onderzoek blijkt ook dat
grote religieuze organisaties met veel stratificatie, kennen ook veel afscheidingen. Daar
gaan de meeste mensen van onderop weg en beginnen voor zichzelf. Dat verklaart hij
dan ook vanuit zo’n economisch model.
 Roger Finke (=econoom, dus geen theoloog of religiewetenschapper); werkt het idee van
de religieuze markt verder uit. Een groeiende religieuze markt draagt bij aan een
groeiende religieuze vraag (supply side-theory). Hij werkt vooral het idee van religieuze
markt uit. Een bepaalde mate van religiositeit in de samenleving heb je als er een vrije
religieuze markt is. Want dan is er wat te kiezen, dan worden mensen ook aangespoord
om wat te kiezen. Mensen kunnen hun drang naar religiositeit kwijt en dan heb je een
hogere mate van participatie en geloof in de samenleving.
Een bloeiende en levendige religieuze markt ontstaat als religie niet gereguleerd wordt.
Regulering kan op twee manieren plaatsvinden;
1) Onderdrukking: Gevestigde religies hoeven zo niet te concurreren met alternatieve
religies. En er is weinig ruimte voor innovatie.
2) Subsidiëring: gevestigde religies zijn lui in het dingen naar de gunsten van het
publiek.

Deze economen ageren tegen de secularisatietheorie. Dat idee komt ten eerste voort uit
het algemene traditionele idee dat modernisering leidt tot secularisatie en een daling
van lidmaatschappen van religieuze gemeenschappen. En een daling van individueel
geloof. Deze economisch opgeleide sociologen zeggen; ‘dat kan helemaal niet kloppen,
want wij zitten in Amerika. Een hoog technologisch ontwikkeld land, een modern land.
Met een veel hogere mate van kerken en religiositeit dan Europa. Moderniteit in relatie
tot secularisatie is dus niet zondermeer iets wat klopt. En wat zeker ook niet kan kloppen
is wat Peter Berger (grondlegger vd secularisatietheorie) beweerde in de jaren ’60 (waar
hij later overigens weer vanaf stapte) dat pluralisering (veel diversiteit in religieuze
organisaties) leidt tot secularisering. Omdat het de waarheidsclaims van religie zou
aantasten. De economen betogen dat de situatie in Europa waarin er weinig pluralisering
(1 Godsdienst bv protestant of katholiek, 1 confessie) is, juist sprake is van secularisering.
In Amerika heeft van meet af aan pluraliteit geheerst, dus verschillende kerken naast
elkaar. Als het zo zou zijn dat die pluraliteit seculariserend zou werken, dan zou je in
Amerika niet zo’n hoge mate van kerkelijke betrokkenheid zien. In tegenstelling;
pluralisering werkt juist stimulerend.. Want als er sprake is van een grote mate van
pluraliteit dan is er juist sprake van een groot religieus aanbod. Hoe groter het aanbod is,
hoe meer mensen iets van hun gading kunnen vinden. Aanbod creëert de vraag Veel
aanbod maakt dat mensen komen tot consumptie (denk aan allerlei drogisterijen naast
elkaar; dit stimuleert de verkoop enorm. En op de meubelboulevard verkoopt een
woonwinkel veel meer dan als je ergens met je winkel alleen zit. De grootste zegen voor
mc Donalds is dat er ook een burger King is, de grootste zegen voor coca-cola is dat er
ook pepsi is. Het is wel essentieel dat er niet gereguleerd wordt, maar dat er een vrije
religieuze markt is. In Europa werd religie lange tijd gereguleerd. In Europa was er
tijdenlang onderdrukking (na de reformatie); de vorst bepaalde de religie. Staatskerken
in Scandinavie en Engeland (subsidiering). Gevestigde religies worden dan lui. En als ze
ook nog bevoorrecht worden als staatskerk, schakelt dat de concurrentie met andere
religies uit. Er is dan weinig ruimte voor innovatie dus je krijgt een heel inactief systeem
waarin weinig reclame gemaakt wordt. Niet out-reachend (foto van billboard in Amerika)
In Amerika is geen subsidie, de kerken zijn dus in hun bestaansrecht afhankelijk van het
aantal mensen wat die de kerk bezoekt. Dus dan moet je actief mensen naar binnen zien
te krijgen anders overleef je niet. Finke; een bloeiende en plurale religieuze markt sluit
beter aan bij de voorkeur van de consument.

Sociologisch is de nadruk op de religieuze markt een kern-aspect. De religieuze markt


volgens Finke (1997);Een bloeiende en plurale religieuze markt sluit ook beter aan bij de
verschillende voorkeuren van religieuze consumenten (in het artikel; differentiation of
consumer preferensces) Dat zijn mensen die verschillende religieuze behoeften kunnen
hebben. waardoor:

 Religieuze organisaties worden efficiënter. Daarmee bedoelen ze dat religieuze


organisaties religieuze goederen produceren die mensen willen hebben. Dat doen ze
samen met gelovigen; bv vieringen of een koor (dat doet een voorganger niet alleen, het
is een collectieve activiteit waardoor dingen plaats kunnen vinden) In een vrije markt zal
dit leiden tot een heel efficiënt gebeuren omdat de religieuze gemeenschap er goed op
zal letten dat er niet teveel van mensen gevraagd wordt en of er wel het juiste terug
gegeven wordt. Want als ze dat niet doen en teveel vragen van de mensen (klusjes,
projectjes, etc) dan loop je het risico dat mensen overvraagd worden en zullen
vertrekken en naar een andere religieuze gemeenschap gaan. Er is immers concurrentie
genoeg. Voor de religieuze consument leidt dit tot de juiste verhouding tussen kosten en
baten. Een efficiënte organisatie met de juiste balans van wat je vraagt en teruggeeft.
 Er ontstaat ruimte voor religieuze innovatie; succes leidt tot eenvormigheid van het
product waardoor de roep om alternatieve producten weer luider wordt. Dan zullen er
weer andere vormen van bv vieringen ontwikkeld worden. Je ziet dat in de VS met het
ontstaan van de megakerken. Die zijn heel succesvol. Op het moment dat daar een
kentering in komt zal het aanbod veranderen om mensen binnen te houden. De
religieuze markt werkt op deze manier. In Nl begint dit ook wel; bv Bettel in Drachten
(grote evangelische kerk) kent een wat dalende lijn van bezoekers. Die zullen gaan
nadenken over wat te doen om die mensen weer terug te krijgen. Misschien ontstaat
daar wel weer een ander soort gemeenschap.
 De religieuze participatie in de samenleving zal hoger zijn als er veel aanbod is; een divers
religieus aanbod kan aan meer uiteenlopende religieuze wensen tegemoet komen.
Waarom is er wel secularisatie in Europa en niet in de VS? Omdat Europa simpelweg
geen religieuze markt kent.

Het axioma is; alle mensen zijn religieus; daarmee bedoelen ze niet dat iedereen permanent met
allerlei religieuze vragen in zijn hoofd rondloopt. Ze bedoelen ermee dat er een ingang is voor
religieuze organisaties om te appelleren aan latente vragen van mensen. Heel veel mensen gaan
onbereflecteert door het leven. Alleen die zitten wel latent met een aantal vragen, misschien zijn ze
dat niet zo bewust. Dus als je met je diverse aanbod deze latente vragen wakker schudt, outreachend
werkt, dan worden deze mensen actieve consumenten op de religieuze markt. Dit is de mening van
de theoretici; we concludeerden net in de les dat het bij de Jehova’s niet werkt. Voor ons
Europeanen is dit een erg vreemde manier van werken.

Dus in de RCT zijn de hoofdpunten die je tegen kunt komen; religietheorie, hoe sterk of zwak zijn
religieuze organisaties en de religieuze markt.

Onderscheid in de literatuur.

Supply-side theory. RCT gaat uit van een constante, maar latente (bedekte) religieuze vraag, die
verder wordt gestimuleerd door een divers aanbod (levendige religieuze markt.) Als je maar een
levendige, actieve, religieuze markt hebt, dan zal dat leiden tot een participatie. De vraag is wel
constant maar het is het aanbod die de participatie bepaald. (vakantiefoto van een billboard van
Madonna langs de snelweg met reclame voor vieringen/kerk; iedere kleine kerk adverteert.) 4,5,6
kerken naast elkaar is in de VS heel normaal.

Demand-side theory= klassieke (neo) sucularisatietheorie. Secularisatie gaat uit van een
vermindering van de religieuze vraag (er gebeurd iets in de samenleving; die veranderd van
structuur) als gevolg van sociaal functieverlies van religie. Daardoor dooft als het ware de religieuze
vraag uit. De vraag/demand is aan verandering onderhevig. Die is niet constant. De
secularisatietheorie gaat er ook niet vanuit dat de mens van nature religieus is. Die gaat niet mee
met het aximoma van de RCT.

Schema; RCT Secularisatie


Wat is de context? Religieus plurale context (VS) Sociaal functieverlies v religie (EU)

Wat wordt hier als variabel gezien? Toename religieus aanbod Afname religieuze vraag

Wat is hiervan het veronderstelde effect? Religieuze transformatie Religieuze teruggang

Bv switching, Minder kerkbezoek en geloof

Toename evangelische kerken.

Kerken die inspringen op culturele veranderingen en het individualisme zullen overleven.

Docent geeft aan dat dit een theoretisch perspectief is, niet perse de ultieme waarheid. RCT is een
reactie op het hele idee van secularisatie.

Kritische noten;

Stark gaat in al zijn publicaties nogal tekeer tegen het idee van secularisatie.

“secularisatie RIP (1999) “ Aan het eind schrijft hij dat hij uit wil leggen dat het allemaal onzin is en
dat de secularisatie ten grave gedragen kan worden.

Discussie; leidt secularisatie op macro en meso niveau noodzakelijk tot secularisatie op micro niveau?
Oftwel; leidt modernisering noodzakelijk tot religieus verval?

In het vorige college zagen we dat in de neo-secularisatie-theorieën onderscheid wordt gemaakt


tussen secularisatie op macro, meso en micro niveau. En op macro en meso niveau is er ook in de VS
secularisatie. Dat geeft Stark ook toe. Maar ze zeggen dat het helemaal niet uit maakt voor het micro
niveau. Secularisatie op macro en meso niveau leidt niet altijd automatisch tot secularisatie op micro
niveau. Maar zeggen ze vanuit de secularisatie-theorie. Secularisatie op macro en meso niveau zal
uiteindelijk ook effect gaan hebben op het micro niveau (Bruce). De RCT-theoritici ontkennen dat. Bv
het feit dat van oorsprong religieuze instituten (zoals universiteiten) die daar geen verwijzing meer
naar hebben, leidt niet noodzakelijk tot religieus verval.

RCT tegenwerpingen;

1) Geen daling kerkelijkheid in VS en in Eu blijft individuele religiositeit hoog (axioma 2).


Daarmee bedoeld hij dat er in Eu veel meer mensen zeggen dat ze in God geloven of in een
hogere macht, ondanks het feit dat ze niet meer naar de kerk gaan. Die noemen zichzelf nog
steeds religieus. In de VS is de kerkelijkheid gestegen de afgelopen 100 jaar. (beetje creatief
gegoochel met cijfers, want het is echt niet zichtbaar) Stark betoogd dat zijn visie dat er in
Europa nog steeds een hoge individuele religiositeit is ondanks gebrek aan pluraliteit van
kerken; aangeeft dat hun axioma klopt. Religiositeit in de Eu gaat in goven op en neer.
Volgens Stark valt dit te verklaren door variatie in aanbod. Verlies van de positie van
staatskerken
2) Er is met name in Eu altijd sprake geweest van variatie in religiositeit en niet zozeer van
lineaire daling (variatie in aanbod)
3) Europa kende geen hoge mate van religiositeit vanwege de staatskerken (geen concurrentie
en dus geen religieuze markt zoals in de VS). Waar vinden we de laagste mate van kerkelijke
mate van religiositeit; dat is met name in die landen waar je staatskerken hebt. De
Scandinavische landen zijn koploper in ontkerkelijking. Daar gaat echt bijna niemand meer
naar de kerk. Het grootste ongeluk is volgens Stark geweest de bekerende keizer Constantijn
die het Christendom tot staatskerk maakte. Daardoor was er geen noodzaak meer voor de
religieuze leiders om reclame te maken voor de kerk of op te komen voor hun geloof. Vanaf
dat moment werden de Christelijke leiders in Europa lui.
4) Hoge individuele religiositeit, i.p.v. kerkelijke betrokkenheid, in ME is teken van de hoge
potentiele vraag en er is geen verschil met het heden (axioma 2)
Het is ook niet zo dat in de Middeleeuwen een hogere mate van kerkbetrokkenheid is
geweest dan nu. Er was sprake van een hoge potentiele vraag maar geen kerkgang. In de 17 e
en 18e eeuw gingen ze vele malen vaker naar de kerk dan in de ME. Het idee van secularisatie
vanaf de ME kan dus niet kloppen. Want er is altijd een hoge individuele religiositeit geweest
in plaats van kerkelijke betrokkenheid. (axioma 2). Mensen leefden wel in een betoverde
religieuze wereld ondanks het feit dat er niemand naar de kerk ging.
5) Religieuze revival in het Oostblok laat zien dat een ondergrondse religie kostbaar is (axioma 1
)(met de val van de muur kreeg je dat). De ondergrondse religie (ook in Rusland) mocht zich
toen vrij manifesteren en dat gebeurde ook. Het feit dat religie toch ondergronds is blijven
bestaan geeft aan dat religie voor mensen kostbaar is (axioma 1). Dat laten ze zich niet
zomaar afpakken. Ondanks alles hielden mensen vol. Mensen zijn bereid om er kosten voor
te maken.
6) In Islamitische landen blijkt een hoger opleidingspeil, als kenmerk van modernisering, eerder
tot meer religieuze participatie te leiden (Indonesië) of tot meer steun voor
fundamentalistische groepen te leiden (Pakistan).
De religieuze participatie is in islamitische landen hoger onder opgeleide mensen. Met name
de exacte wetenschappen zijn het meest religieus. De mensen die de twin-towers invlogen
waren allemaal hoog opgeleid. Het is dus niet zo dat je bezig houden met wetenschap leidt
tot secularisatie.

Op die manier wil hij aantonen dat mensen continue een religieuze behoefte hebben. Dat zie je
ook in het Oostblok. Dat maakt dat religie blijft bestaan. Hij fulmineert echt tegen de
secularisatietheorie. In zijn artikel spreekt hij bv over Steve Bruce als een “kwaadaardige
socioloog”, dat soort taalgebruik. Dat gaat over een weer. Het is een felle strijd.

Boek van Rodney Stark waarin hij alle continenten beschrijft. Welke religieuze ontwikkelingen
zich daar hebben voorgedaan. Je kunt ook steeds weer aspecten van de RCT tegenkomen. Over
Eu zegt hij ; “lazy obstructionist state churches” Hij heeft het over de hechte banden tussen kerk
en staat (voor een Amerikaan vloeken in de kerk) hebben veel consequenties. Allereerst creëren
ze luie kerken. Ze gaan de markt niet op om mensen te werven. Ten tweede; deze banden
moedigen mensen aan om de kerk te zien als een soort voorziening. Handig voor een dienstje
met kerst of een begrafenis. De staat zorgt ervoor dat dat blijft. In Scandinavië is iedereen lid van
de kerk, maar niemand gaat er actief heen. Geen actieve populatie van kerkgangers. Overal is
religie in de lift. Alleen in delen van Eu zijn er nog steeds kerken behoorlijk leeg. Dat is echter
geen teken van secularisatie maar van luiheid. De voorgangers zijn veel te lui. Want alleen religie
geeft werkelijke antwoorden op de grote existentiële vragen. Docent heeft het idee dat de
redenering in het boek vol zit met cijfertjes die vooral voortkomen uit creatief boekhouden.

Je ontkomt in de sociologie niet aan de RCT om naar te kijken. Docent wil er geen reclame voor
maken.

Enkele kanttekeningen bij RCT; Kritiek op het deductieve karakter van RCT; (staat ook in het
artikel van Hamilton). Men vertrekt zomaar vanuit een paar axioma’s die nergens worden
toegelicht. Dat is op zich ook het eigene van axioma’s. Dat is ook gelijk een zwakte als de
axioma’s enigszins controversieel te noemen zijn.

1) Basis axioma 2 wordt nergens verwoord. Waarom is de behoefte van de men aan religieuze
antwoorden bijvoorbeeld niet afhankelijk van de culturele omgeving? Kun je dit wel claimen?
Loopt iedereen wel rond met dit soort vragen? Zijn de antwoorden niet afhankelijk van jouw
culturele referentiekader? Misschien vind je het leven wel totaal zinloos. Waarom zou het
geen legitieme positie zijn om te denken dat het hierna helemaal ophoudt? Daar gaan zij niet
in mee. In een religieus cultureel geladen is het voorstelbaar dat je tot dit axioma komt, maar
niet overal.
2) Basisaxioma 1 wordt zomaar van toepassing verklaard op religie en er wordt vervolgens
zomaar gesteld dat dit om een persoonlijke God vraagt. Waarom is een ruilrelatie enkel
mogelijk met een persoonlijke God? Kun je dat ruilen alleen maar op religie “plakken”? Wat
gebeurd er dan met allerlei religieuze tradities die veel meer religieuze wezens en entiteiten
kennen dan enkel een persoonlijke God? Of Boeddhisme; het vereren van een persoonlijke
God staat daar niet centraal of is misschien niet eens aanwezig. Is dit niet een theorie die zich
enkel en alleen maar richten op Theïstische tradities en met name het Christendom, Islam,
Jodendom. Dat mensen constant in een soort ruilrelatie zitten met God en dat dat bemiddeld
wordt door religieuze functionarissen, daarvan zeggen critici; Gaat dat basis idee wel op. Er
zijn ook veel tradities waarin dat helemaal niet aan de orde is. Dat nemen de theoretici van
RCT zomaar aan.

Specifieke kritiek op de ruiltheorie van RCT;

1) Past deze theorie wel op religie? Zeker in Europa veranderen mensen niet vaak van religie. Is
echt een verschil met de VS. Sowieso niet van godsdienst, maar ook niet van denominatie.
Religieuze mensen zijn in de eerste plaats gelovigen en geen consumenten. Misschien zoek je
bij een auto of een fiets naar het product wat het beste de behoefte bevredigd, maar bij
religie zie je dat nauwelijks gebeuren. Mensen staan ergens voor en ruilen dat niet zomaar in
voor een andere traditie. Mag je de ruiltheorie wel op religie plakken?
2) Past de nadruk op eigenbelang wel op religie? Heeft religie ook juist niet te maken met het
inperken van het eigenbelang en dienste van een collectieve groep (Durkheim)? In de RCT
past het idee niet dat je je ten dienst stelt van het collectief. RCT gaat over de individuele
religieuze consument die constant op zoek is. Onderdeel uitmaken van een groter verband
verdwijnt uit het zicht in de RCT.
3) Religie is geen compensator maar een directe reward, omdat het zin en betekenis verleent .
Dat verlangt niet het aangaan van een langdurige ruilrelatie met God. Dat is de belofte voor
de toekomst, voor leven na de dood. Critici zeggen dat de opbrengst ook in het hier en nu
kan liggen ipv in de toekomst. Vervalt de Goddelijke belofte als je die ruilrelatie verbreekt?
4) Zijn religieuze behoeften wel stabiel en dus onafhankelijk van sociale (oorlog) politieke (geen
scheiding kerk en staat waardoor er een dwingend karakter is) of historische factoren? Kun je
wel spreken van algehele religieuze behoeften? Als de bovenstaande factoren veranderen of
wegvallen, kan het zijn dat de religieuze behoefte ook veranderd. Kun je dan zomaar zeggen
dat religieuze behoeftes/de demant “invariant” zijn. In feite beweren de RCT theoretici dat
wel.

Kritiek op de wijze waarop RCT-theoretici omgaan met empirische data; Dit is echt dodelijk!!

1) Te grote nadruk op de hoge mate van kerkbetrokkenheid in de VS. Er zijn aanwijzingen dat
deze kerkbetrokkenheid veel lager is en momenteel zelfs sterk daalt. Daarnaast hebben
Amerikaanse respondenten de neiging om de mate van hun kerkbezoek te overdrijven. Een
paar jaar geleden hebben ze gekeken of de rapportages van mensen overeenkomt met het
simpelweg tellen van het aantal mensen wat de kerk binnenloopt. Dat bleek een enorm
verschil itt EU. Er is een boek verschenen in de VS “American Crace , How religion divides en
unites us” Daaruit bleek na langdurige studies dat de secularisatie ook in de VS gaande is. Dit
sloeg in als een bom. Verschil met Eu is nog steeds inmens, maar de trend is ook daar dalend.
En het religieuze landschap is niet minder pluraal geworden. Kennelijk is dat toch niet zo’n
verklarende factor.
2) Sommige studies in Europa, m.n. in UK, tonen aan dat een groter religieus aanbod niet leidt
tot een grotere religieuze vraag. Bruce (2011 p 146); “however diverse Britain is compared to
the USA, it had a much freer and more diverse religious market in 2000 than it had in 1851.
Over that time period, weekly church attendance fell from 50% to less than 10% Kortom als
RCT zou kloppen, dan zou je deze daling niet zien/verwachten. Niet alleen op de indicator
“kerkbezoek” zie je daling maar op heel veel meer; of mensen bidden, of ze in God geloven,
of ze naar de kerk gaan, of ze zich lid noemen, of ze bepaalde geloofsvoorstellingen
accepteren, etc. etc. Op alle indicatoren zie je daling in heel Eu.

Bruce bleef in voortdurende staat van oorlog verkeren met Stark en schreef ook een heel
boek waarom RCT niet klopt.

Verschil tussen EU en VS is de diversiteit op de religieuze markt. Het is maar de vraag of dat


de verklarende factor is tussen secularisatie of niet zoals de theoretici van RCT claimen. Voor
hen is de drive; aanbod creëert vraag. Het is de vraag of het terecht is om dat op religie te
plakken. En je ziet dus nu met gelijkblijvende markt dat daling van kerkgang plaats aan het
vinden is. De kans is groot dat je in discussies de naam Stark tegen blijft komen.
College 8 Godsdienstsociologie; Existential security thesis (EST)

Te beantwoorden vragen;

1) Wat houdt de existential security thesis in? Probeer kort de centrale gedachtengang van
Norris en Inglehart weer te geven.
2) De mate van religiositeit ligt in de VS veel hoger dan in West Europa. Is dit in tegenspraak
met de existential security thesis of is dit juist een bevestiging van de EST. Verklaar je
antwoord.

Onderdeel van 3 colleges waarin drie dominante theorieën uit de godsdienstsociologie worden
behandeld.

In college 6; Secularisatie-these; Hoe komt het dat er in de moderne samenleving sprake is van
religieuze achteruitgang

In college 7; reactie op secularisatietheorie was de Rational Choice Theorie; Er is helemaal geen


sprake van religieuze teruggang, er is sprake van religieuze variatie en dat heeft te maken met het
wel of niet aanwezig zijn van een religieuze markt.

In college 8; Existential Security Thesis; Deze probeert ook te verklaren wat er met religie gebeurd in
een moderne samenleving. Deze theorie zegt; er is wel degelijk sprake van secularisatie, alleen de
uitleg die de gewone/traditionele secularisatie-theorie biedt die klopt niet. De gedachte is dat er
andere macro-structurele veranderingen in de maatschappij zijn die verklaren dat religie een andere
plek heeft gekregen in het Westen.

Inhoud van het college:

EST als alternatieve secularisatietheorie, waar zetten ze zich tegen af?

1) Case Study: secularisatie in de VS en EU: we weten dat de VS, ondanks allerlei dalingen veel
religieuzer is dan EU. En deze mensen claimen dat ze dat kunnen verklaren.
2) Enkele kanttekeningen bij EST; er zit een groot methodologisch probleem in deze these.
3) Een vergelijking tussen secularisatie, RCT (Rational Choice) en EST (existential security
theorie)

EST als alternatieve secularisatie-theorie; Grondlegger zijn Pippa Norris (politicologe aan Harvard) en
Ronald Inglehart (Canadees, politicoloog die over de hele wereld leerstoelen heeft). In het handboek
van Roberts en Yamane wordt deze theorie maar nauwelijks besproken, waarschijnlijk omdat het
vanuit politicologische invalshoek komt. Docent vindt dat verbazingwekkend omdat Norris&Inglehart
een structurele gebeurtenis in de samenleving bespreken met grote gevolgen voor religie. Het zit
echter wel in de politicologische discussie.

Waar bieden zij een alternatief voor;

1) De theorie van de rationalisering van het wereldbeeld (dat verwijst naar een aspect van de
traditionele secularisatie) die onder meer stelt dat wetenschappelijke ontwikkelingen
religieuze verklaringen minder plausibel en overbodig maakt(= demand side: Weber, Berger,
Wilson). Allerlei waarheidsclaims die aan religie hangen worden ontkracht en ze worden
overbodig om de wereld te verklaren. Ze verwijzen naar Weber; onttovering. Bij Peter Berger
hebben we dat gezien, bij Brian Wilson is dat een heel centraal punt. Norris en Inglehart
hebben een probleem met deze verklaring en stellen; als het echt zo is dat hoge
wetenschappelijke ontwikkelingen zouden leiden tot secularisatie, waarom is in een hoog
technologisch ontwikkeld (modern) land als de VS, de kerkelijke betrokkenheid en de
individuele religiositeit in vergelijking tot EU zo vele malen hoger ligt. Dan kan “de
rationalisering van het wereldbeeld” niet een echt goede verklaring zijn.

2) De theorie van de functionele differentiering; sociaal functieverlies leidt tot deteloorgang van
religie in moderne samenlevingen (= demand-side: Bruce)
Probleem: morele en spirituele functie van religie.
Functionele differentiering wil zeggen dat er allerlei domeinen in de samenleving, dus
functies die in de samenleving vervult moeten worden zoals onderwijs, de zorg, de politiek,
de economie, etc, etc (domeinen waar religie vroeger heel dominant en invloedrijk in was; de
zorg werd vanuit religie geregeld, het onderwijs, de kunst was religieus, etc). Een theoreticus
als Steve Bruce, maar ook Peter Berger, die stellen dat die functionele differentiering leidt tot
sociaal functieverlies. En dat dat leidt tot de teloorgang van religie in de moderne
samenleving. Religie wordt steeds minder relevant voor uiteenlopende terreinen in de
moderne samenleving. Norris en Inglehart zeggen; dat klopt wel dat religie steeds minder
relevant wordt voor bijvoorbeeld de economie, bv voor het onderwijs, bv voor het recht, bv
voor de politiek. Maar dan heb je nog een ander probleem; morele oriëntatie en de spirituele
functie van religie, die blijft gewoon nog in tact. Dat is ook een domein wat religie bestrijkt.
Waarom zouden mensen zich dan nog steeds niet bezig houden met religie en waarom
zouden ze dan geen morele vragen stellen, simpelweg omdat religie minder van doen heeft
met religie of minder invloedrijk is dan bijvoorbeeld het onderwijs. Dus zeggen zij: “met
functionele differentiatie hebben wij toch een probleem”.

3) Het laatste waar ze mee in discussie gaan is de RTC. De rational choice theorie: het
ontbreken van een vitale religieuze markt leidt tot de teloorgang van religie in moderne
samenlevingen (supply-side: Stark, Bainbridge).
Probleem: Zuid Europese landen. Het idee was; het ontbreken van een vitale religieuze
markt, lijdt tot de teloorgang van religie in een moderne samenleving.
Denkers (Stark en Bainbridge, Finke, Iannaccone) binnen het RCT-paradigma zeggen; in de VS
heb je religieuze pluraliteit, daar is concurrentie en een levendige religiositeit van mensen.
En dat stimuleert die religieuze betrokkenheid en de religiositeit van mensen, dat hebben we
gezien. En in de EU met zijn oude systeem van religieuze monopolie (staatskerk is niet het
geval). En daarom secularisatie in EU en in de VS niet. Maar zeggen zei; dat is mooi bedacht
maar dat gaat natuurlijk niet op. Want welke landen in de EU vertonen de hoogste mate van
religiositeit en kerkelijke betrokkenheid? Dat zijn de Zuid-Europese landen. En het kenmerk
daar is een religieuze monopolie van de katholieke kerk. Het is dus simpelweg in EU niet zo
dat de meest religieus plurale landen de hoogste mate van religiositeit laten zien. Dus zeggen
ze: de RCT hebben we ook een probleem mee.

En dan komen Norris en Inglehart met hun alternatieve theorie.

EST als alternatieve security theorie. 2 axioma’s (beschrijven ze in het boek “secret and secular,
religion and politics worldwide”. De titel verraad hun politicologische insteek of interesse van de
auteurs). Ze maken in hun boek een constante vergelijking tussen ontwikkelde landen en
onderontwikkelde landen. Oftewel rijke of arme landen. Zij hebben twee uitgangspunten of axioma’s
1) Rijke en arme landen verschillen in de mate waarin ze hun inwoners bestaanszekerheid
kunnen bieden. In arme landen ervaren mensen veel meer bestaans-onzekerheid. Ze weten
niet of ze over een paar weken nog een baan zullen hebben, of ze hun gezin nog kunnen
onderhouden. In arme landen leven mensen eigenlijk permanent met een idee dat hun leven
op het spel staat. Hun leven is niet verzekerd. Heb ik over 2 weken nog te eten. Veel arme
landen zijn ook hele instabiele landen, dus het leven kan fysiek ook echt bedreigd worden.
Dat is een kenmerk van veel onderontwikkelde landen, zo stellen de schrijvers. Daar staat
tegenover de rijke landen. Daar is zoveel bestaanszekerheid dat mensen hun leven “for
granted” nemen. Dat is vanzelfsprekend. Je denkt niet eens na dat je bestaan wel eens eindig
zou kunnen zijn of dat dat bedreigd zou kunnen worden. Die landen verschillen in de mate
waarin er bestaanszekerheid is.
2) Cultuur en waardeoriëntatie van landen zijn diepgaand beïnvloed door religieuze tradities
(dus de waarden en normen die ook in Westerse landen heersen) en worden nog steeds
doorgegeven van generatie op generatie ook al zijn latere generaties minder religieus.

In dit college gaan we het vooral hebben over het eerste axioma. Het tweede wordt door hen
gebruikt in onderzoeken over waarde opvattingen, daar wordt in dit college maar zijdelings over
gesproken.

Die axioma’s leiden tot zes hypotheses (dat nemen de schrijvers aan, het is een manier van
redeneren zoals bv de theoretici bij de RCT ook twee axioma’s hadden; iedereen is religieus en alle
menselijk handelen is een vorm van ruil. Deze hypotheses staan letterlijk in de verplichte literatuur.
1) Religious values hypothesis: opgroeien in een arm land met een lage bestaanszekerheid leidt
tot groter belang van religieuze waarden. Ook zou dat land vervolgens later moderniseren,
toch zal het opgroeien in zo’n arm land mensen hun leven lang bepalen. Dat zal ervoor
zorgen dat de oudere generatie die nog opgegroeid is in armoede, religieuzer is dan de
jongere generatie.
2) Religious culture hypothesis: invloed van religie op waardeoriëntaties van opeenvolgende
generaties is overal zichtbaar maar is het sterkst in arme landen. Daar wordt het sterkst die
religieuze traditie doorgegeven.
3) Religious participation hypothesis: religieus-kerkelijke participatie (bv naar religieuze
vieringen gaan) is het hoogst in arme landen waar religieuze waarden van groter belang zijn.
Je kunt deze hypothese dan ook omdraaien; in rijkere landen, waar de religieuze waarde van
minder belang zijn, zal de participatie dus lager zijn.
4) Civic engagement hypothesis: religieus-kerkelijke participatie versterk de
5) steun voor religieuze politieke partijen, waardoor religie een grotere politieke rol speelt in
armere landen in vergelijking tot rijkere landen. Dus in arme landen gaan mensen vaker naar
de kerk of nemen ze deel aan religieuze vieringen. En dat zal er toe leiden dat ze meer
vertrouwen hebben in leiders met een religieuze achtergrond of in religieus getinte politieke
partijen. Dat zal er uiteindelijk toe leiden dat religie een grotere rol speelt in de politiek. In
arme landen maak je als politicus geen kans als je niet heel duidelijk een demonstratie geeft
van je religieuze achtergrond. In het westen is dat veel minder het geval. Je ziet hier bv dat
het CDA heel voorzichtig is om zich heel sterk te profileren als een Christelijke partij (er zijn
ook discussie in de partij; wat moeten we nog met die C)
6) Demograpic hypothesis: traditionele religieuze familie-waarden leiden tot bevolkingsgroei in
arme landen en seculiere waarden tot bevolkingskrimp in rijkere landen. Daarmee bedoelen
ze dat het binnen religies van belang is dat waarden worden gepropageerd als
familiewaarden, grote gezinnen, verzorgende rol van de vrouw, tegen geboortebeperking,
tegen abortus. Als al die waarden van belang worden geacht, dan zal je merken dat in arme
landen, waarin religie belangrijker is (met een sociaal effect van religie) dat ook zal leiden dat
mensen simpelweg meer kinderen krijgen (bevolkingsgroei), terwijl in rijkere landen (waarin
religie minder van belang is en er minder nadruk komt te liggen op die traditionele
familiewaarden) de bevolking zal krimpen. Dat is iets wat we in EU ook zien. Norris en
Inglehart voorspellen dat het aantal religieuze mensen wereldwijd zal groeien omdat de
bevolking in arme landen met traditionele familiewaarden en een sociaal effect van religie,
steeds toeneemt (en dat zijn mensen met traditionele religieuze opvattingen) en de
bevolking in rijkere landen steeds afneemt. Religie zal derhalve een belangrijkere factor
worden in de wereldwijde politiek.
7) Religious market hypothesis: de mate van bestaanszekerheid is van veel groter belang dan de
mate van religieuze pluraliteit in een land. Dat verwijst rechtstreeks naar rational choice. Het
gaat niet om religieuze competitie en religieuze pluraliteit, het gaat om bestaanszekerheid.
Dat is factor die verklaard. Die is van belang in het Westen omdat de bestaanszekerheid leidt
tot een religieuze daling. Die is van belang in arme landen doordat het mensen drijft naar
religie.

Norris en Inglehart maken een onderscheid tussen verschillende landen op basis van sociaal-
economische ontwikkelingen. Het is iets genuanceerder dan alleen een onderscheid tussen rijke en
arme landen. Ze onderscheiden 3 typen samenlevingen; agrarisch, industrieel en postindustrieel.
Hoe ze die precies definiëren zien we straks. Modernisering kent twee fasen van sociaal-
economische ontwikkeling.

1) Van een agrarisch naar een industriële samenleving (iets wat we in grote delen van EU
hebben gezien); en
2) Van een industriële naar een postindustriële samenleving. Dit is iets wat we met name in
West-Europa meer gebeuren.

Wat gebeurd er dan in die overgang? Zij wijzen dan naar een sociaal-economische ontwikkeling.
Maar waar het hen vooral om gaat is het sociale aspect in die ontwikkeling. Er is in het doorlopen
van het proces van agrarisch naar postindustrieel, voor grote delen van de bevolking (de gewone
mensen) sprake is van een stijging van:

 Inkomen
Je kunt dus eten kopen voor je gezin
 Geletterdheid, meer mensen kunnen lezen en schrijven.
Je bent er meer van doordrongen wat
er in de wereld aan de hand is.
 Opleidingsniveau
Je kunt e.e.a beter begrijpen
je opleiding is toegenomen } Existential security/bestaanszekerheid
 Levensverwachting
Je bent niet meer op je 50e versleten en
afgewerkt. Men leeft niet meer het idee dat
het elke moment afgelopen kan zijn.
 Toegang tot massamedia
Dat verruimt enorm de blik van mensen op de wereld.
 Gezondheidszorg
Dat alles bij elkaar leidt ertoe dat mensen die in een postindustriële samenleving leven, meer een
gevoel van bestaanszekerheid ervaren dan mensen in een agrarische of industriële samenleving. Je
hebt niet alleen meer inkomen en daarmee zorgen voor voedsel e.d., maar je kunt ook lezen en
schrijven. Je bent meer doordrongen wat er in de wereld aan de hand is. Je kunt dat beter begrijpen
omdat je opleiding is toegenomen. De algehele levensverwachting is toegenomen. Het is niet mee zo
dat je rond je 50e afgewerkt bent, je word nu 79 of zo. Je hebt het idee dat je een lang leven gaat
hebben. Toegang tot massamedia verruimd enorm de blik van mensen op de wereld. Er is goede
gezondheidszorg. Volgens Norris en Inglehart ervaren de mensen in Westerse, rijke landen
simpelweg geen dreiging.

In veel arme landen is dat wel het geval, daar weten mensen niet wat er gaat gebeuren. Ze hebben
geen inkomen, ze kunnen geen voedsel kopen, ze zijn overgeleverd aan de grillen van een
ondernemer die ze uitbuit, geen toegang tot de gezondheidszorg. Dat leidt bij grote delen van de
wereldbevolking tot gevoelens van bestaansonzekerheid.

Dit verschil in vanzelfsprekendheid en niet-vanzelfsprekendheid is een centraal idee. In rijke landen is


het leven vanzelfsprekend en in arme landen niet, daar kan het zomaar afgelopen zijn.

Norris en Inglehart maken gebruik van veel verschillende data van de VN etc. Ze kijken van daaruit
per land. Al komen ze ook tot verschillen binnen een land, ze vergelijken vooral landen met elkaar.

Zoals gezegd onderscheiden ze drie soorten samenlevingen:

1) Agrarische samenleving: economie is vooral gebaseerd op landbouw en een lage score (_< .
739) op de Human Development Index (HDI is een maat die de VN hanteert om de mate van
ontwikkeling van een land uit te drukken. Dat is een combinatie van algemeen opleidingspeil,
levensverwachting en levensstandaard) en bruto binnenlands product per hoofd van de
bevolking <_ 1.098 dollar. De getallen dateren nog uit hun boek van 2004. Het kan best zijn
dat die getallen nu anders zouden liggen. De VN publiceert ieder jaar zo’n ranglijst met
landen die gerangschikt worden op basis van de HDI. Ondergrens is dus .739.
2) Industriële samenleving: economie vooral gebaseerd op productie en maakindustrie en een
midden score (<_ .899) op de HDI en bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking
van >_ .6314 dollar.
3) Postindustriële samenleving: economie vooral gebaseerd op de dienstensector (wat je in veel
west EU landen ziet) en een hoge score (>_ .900) op de HDI en een veel hoger bruto
binnenlands product per hoofd van de bevolking van >_ 29.585 dollar

Ze kijken dus naar de economische situatie, naar de algemene ontwikkeling in een land en naar de
hoofdmoot van de economische activiteiten en op basis daarvan maken ze dit onderscheid. In hun
boek staat een lijst met alle landen die betrokken zijn bij het onderzoek en die rangschikken ze dan.
Ze beginnen met agrarische, industriële landen, postindustriële landen. Info uit 2004, dat kan wat
veranderd zijn. Een land kan ondertussen best bv van industrieel naar postindustrieel opgeschoven
zijn.

Wat Norris en Inglehart beweren is het volgende; De mate van bestaanszekerheid is van invloed op
de mate waarin je religie belangrijk vind en dat beïnvloed de mate van religieuze participatie en
traditioneel geloof.

Theoretisch causaal model:


Bestaanszekerheid  Religieuze saillantie (rel. values)  Religieuze participatie en traditioneel

geloof (rel beliefs & participation)

saillantie = de mate waarin je religie belangrijk vindt. Je kunt stellen dat saillantie de mediërende
factor is, die beïnvloed de mate van geloof. Bestaanszekerheid is de onafhankelijke variabele, rel
participatie is de afhankelijke variabele. En de invloed op elkaar verloopt via religieuze saillantie.

In arme landen ervaren mensen veel bestaansonzekerheidmensen vinden religie belangrijk dat
leidt tot een hoge mate van religieuze participatie (dat meten ze door na te gaan hoe vaak mensen
bidden en hoe vaak ze deelnemen aan een viering en of ze wel of niet in een hogere macht geloven)

In rijkere landen  minder belang hechten aan religie  minder geloof in een hogere macht.

Het is een causaal model; dit leidt tot dit en leidt vervolgens tot dit. Kritiekpunt op deze stelling is
dat nergens uit blijkt dat dit een causale relatie is. Dat valt moeilijk te bevestigen. Vraag van
student; is dit bevestigd of lijkt het maar zo. Dat laatste.

Het is een empirische studie gebaseerd op het vergelijken van data van heel veel verschillende
landen. Om dit te demonstreren/te kijken of het klopt, maken ze gebruik van grote data-sets die
beschikbaar zijn.

Op basis van World Values Survey (WVS= een langlopend onderzoek (gestart in 1980) waarbij om de
5 jaar (een wave) een groot aantal landen wordt bevraagd over allerlei warden; representatieve
steekproef. Lange tijd is dit onderzoek van de uni in Tilburg gecoördineerd en dr. Inglehart is er één
van de initiatiefnemers van. Je kunt middels dit onderzoek ook heel goed allerlei trends in kaart
brengen omdat elke nieuwe wave toegevoegd wordt aan de bestaande. Van deze dataset maken de
schrijvers het meest gebruik. De WVS is een onderzoek die door heel veel verschillende landen
wordt uitgevoerd en de onderzoekers komen om de zoveel jaar bij elkaar, die kijken naar de vragen
en die zorgen ervoor dat in al die landen een representatieve steekproef wordt gedaan) en European
Values Study data (EVS= hetzelfde als de WVS, maar dan alleen EU landen.) De WVS en de EVS is de
basis voor Norris en Inglehart. Aangevuld met; Eurobarometer (sinds 1970= doet de EU commissie, is
langlopend), Gallup international polls on religion (na WO II = een soort Maurice de Hondt maar dan
professioneler; is een heel betrouwbare bron die dat wereldwijd dit doet) en International Social
Survey Programme of Religion (1991 en 1998)

Bij deze onderzoeken worden mensen over van alles en nog wat bevraagd. Maar er zit ook een
hoofdstukje waarden in en een hoofdstukje religie. Bv vragen over religieuze participatie; 2
standaard vragen; hoe vaak gaat u los van doop, huwelijken en begrafenissen, naar religieuze
vieringen. Dit soort vragen wordt dan vertaald naar de context van een land, bv in Islamitische
landen wordt het in de termen gegoten van die specifiek religieuze context. Bv de vraag; hoe vaak
bidt u tot God buiten de religieuze diensten om. In ieder land wordt die vragenlijst in de betreffende
taal vertaald en ook zo vertaald dat de validiteit van de vraag hetzelfde blijft (dat de vraag hetzelfde
vraagt) Er is een grote groep wetenschappers uit verschillende landen die dit samen bekijken en
bewaken. Bv vraag over religieuze saillantie; hoe belangrijk is God in uw leven. Bv Beliefs; geloof je in
de hemel, in de hel, geloof je in leven na de dood, geloof je in God, geloof je dat mensen een ziel
hebben, etc, etc.

Norris en Inglehart hebben zelf deze data dus niet verzameld. Als je naar
www.worldvaluessurvey.org/wvs.jsp gaat, dan kom je bij die data. De worldvaluesservey is een soort
consortium van heel verschillende landen waar onderzoekers om de zoveel jaren bij elkaar komen
om een representatieve steekproef te kunnen doen.
Causale relatie bevestigd door: (Dus dit model komt eruit)

Cross-nationale vergelijkingen tussen landen:

Voor de pauze vertelde ik iets over de gegevens de data die de mensen gebruiken. Die gebruiken ze
om hun theoretisch model te testen. Ze spreken over een causale relatie tussen de verschillende
factoren. Ze zeggen dat op basis van die data, dat de causale relatie wordt bevestigd. Ze maken
vergelijkingen tussen landen. Dus is het nou zo dat als je arme onderontwikkelde landen vergelijkt
met rijkere landen/ de agrarische samenlevingen vergelijkt met postindustriële samenlevingen, dat je
dan dit effect ziet. De onderzoekers zeggen; “ja, dit effect zien we”.

Longitudinale vergelijkingen binnen (Westerse) landen: Vergelijken binnen landen. Omdat dit
langlopende onderzoeken zijn waarin steeds om de zoveel jaar dezelfde vragenlijst wordt
afgenomen. De onderzoekers zeggen dat je ontwikkelingen kunt zien binnen Westerse landen. Als
die landen zich op een gegeven moment ontwikkelen van industrieel naar postindustrieel, dan hangt
daar een daling met religiositeit mee samen. Dus zeggen zij; dat is een bevestiging van ons model.

Generationele vergelijkingen tussen geboortecohorten: Vergelijken tussen generaties. Dat kun je


vooral doen binnen Westerse landen. De oudere geboortecohorten zijn wellicht nog opgegroeid in
een agrarische samenleving of een industriële samenleving. In hun formatieve jaren zijn die
opgegroeid in een omgeving waarin religie nog van belang was. Alleen die landen hebben zich
vervolgens ontwikkeld tot industriële of postindustriële landen. Daarin is religie minder van belang.
Dus de jongere generatie zijn opgegroeid in een situatie waarin religie minder van belang is dus die
hebben het in hun formatieve jaren veel minder meegekregen. Dus, als dit klopt, zou je
generationele verschillen moeten zien tussen de jongere en de oudere geboortecohorten. De
onderzoekers zeggen; “die zien we”. Behalve in ARME landen, daarin is bij het voordoen van deze
ontwikkeling de jongere generatie nog net zo religieus als de oudere generatie.

Volgens Norris en Inglehart is secularisatie is grotendeels een cohort-effect: De ideeën, de waarden


en normen die mensen hebben worden vooral gevormd tijdens hun formatieve jaren. Dus
15,16,17,18 jaar. Dat heet cohort-effect. Dan doe je grotendeels die normen en warden op en die
blijven de rest van je leven belangrijk. Sociologen zeggen dan; als je dan opgroeit in een religieuze
omgeving waarin religie ook van belang is, dan wordt religie ook belangrijk voor jou en zal het ook
van belang blijven. Ook al zou het in latere jaren in de samenleving minder van belang worden, dan
zul je nog steeds belang hechten aan religie. Daarom zijn oudere mensen in veel West Eu landen veel
religieuzer dan jongere mensen. Want de jongere mensen die worden ook beïnvloed in hun
formatieve jaren door hun omgeving. Maar als die dan opgroeien in een omgeving waarin religie veel
minder van belang is, zullen die in het latere leven veel minder belang hechten aan religie.
Secularisatie is dus vooral een cohort effect omdat de jongere generatie in een hele andere omgeving
opgroeit dan de oudere generatie. En dat verklaart het verschil in religiositeit. Als de oudere
generatie overlijdt en opgevolgd wordt door de jongere generatie die niet in zo’n religieus sociale
context zijn opgegroeid, dan zal deze generatie als ze eenmaal de ouderen zijn een groep zijn die niet
meer religieus is. Dat is volgens N en I de dynamiek.

The patterns strongly suggests that the religious gap (de rijke en arme landen) is not due to agrarian
societies becoming more religious over time, as is often suggested. Their values have remained
relatively constant. What has happened instead is that rapid social changes in the more affluent
societies (rijkere landen) have shifted their basic values and beliefs in a more secular direction
(Norris & Inglehart 2004, 78) Dus het verschil tussen seculier en religieus wereldwijd, hangt er
niet mee samen dat in die arme landen religie steeds belangrijker wordt. Daar blijft religie gewoon
belangrijk en blijven al die generaties gewoon religieus. Het verschil ontstaat doordat juist in het
westen, doordat het westen zich heeft getransformeerd in een post-industriële samenleving, daar
wordt religie steeds minder van belang. En dat betekent dat de jongere generaties die de oudere
generaties vervangen, steeds seculierder worden. Volgens N en I verklaart dat het verschil. De
schrijvers zijn politicologen. Ze zitten ook in een debat met Samuel Huntington. “the clash of
civilazations” waarin gesproken wordt over de clash tussen de islam en het Westen. En uitspraken
als “die moslim-mannen worden steeds radicaler en religieuzer, etc etc. N en I zeggen; die
islamitische landen zijn eigenlijk helemaal niet veranderd. Dat zijn nog steeds onderontwikkelde
landen, grotendeels. En daar blijven alle generaties gewoon nog even religieus. Zij zijn niet
veranderd! Het westen is veranderd! Het westen is gewoon seculier geworden en dat zorgt voor de
spanning. Het is niet zo dat andere landen steeds conservatiever of fundamentalistischer worden.
Voor vergelijkingen van grote verschillen binnen in een land, hebben ze geen goede data. De HDI is
een landenmaat. De HDI zegt alleen maar iets over bv de gemiddelde score van Mexico. Dat is wel
een zwakte van deze theorie, dat ze voorbij gaan aan de verschillen in een land.

Met andere woorden, jongere geboortecohorten in rijkere en armere landen worden in toenemende
mate anders gesocialiseerd!

De EST heeft zekere mate van plausibiliteit, het klinkt aannemelijk dat religie inderdaad voor mensen
werkt als een soort toevluchtsoord in onzekere tijden. Maar er is een probleem:

“Why are some societies such as the US and Ireland persistently more religious in their habits and
beliefs than comparable Western nations sharing a Christian cultural heritage? (Norris & Ingelhart
2004, 106) Hoe kan het zijn dat landen als de VS als Ierland, Christelijke, hoogontwikkelde landen
(geen agrarische samenleving meer) veel meer religiositeit onder de bevolking hebben dan
vergelijkbare West EU landen. Als de EST zou kloppen dan zou een postindustriële samenleving
moeten leiden tot secularisatie. Met name de VS is een probleem omdat dit een technologisch
hoogontwikkelde, postindustriële samenleving is. Vanuit de EST zou je een zelfde beeld moeten
geven in bv Nedeland. De Rational Choice theorie zou zeggen; dat wordt verklaard door een verschil
in religieuze markt.

In het tweede deel van de verplichte literatuur gaan ze aan de slag met deze vraag; hoe kun je het
geval van de VS toch onder de noemer krijgen van de existential security thesis. Waarom het in hun
ogen toch niet een foute benadering is. Rodney stark; er is geen correlatie (samenhang) tussen
religieuze competitie en religieuze betrokkenheid.

Case study: secularisatie in de VS en Eu

Supply-side antwoorden (RCT) voldoen hier niet:

1) Er is geen correlatie tussen religieuze competitie en religieuze betrokkenheid ( gemeten via


Herfindahl index, meetmethode om concurrentie te meten; als een marktaandeel van een
bepaald bedrijf heel groot is, is er weinig concurrentie en weinig competitie. Is een
marktaandeel laag, dan betekent dat dat er meerdere bedrijven zijn en dus meer competitie
en meer marktwerking. Iets dergelijks bestaat ook voor religie; dan wordt er gekeken naar
het marktaandeel van een religieuze groep in het totaal van de religieuze bevolking. En als
dat heel hoog is, dan is er weinig competitie. BV in het zuiden was het marktaandeel van de
RK heel hoog, dat wijst op weinig competitie) N&I zeggen; als we naar die index kijken zien
we geen samenhang tussen religieuze competitie en religiositeit. Dus de Rational Choice kan
niet kloppen.
2) Er is een probleem met de geografische eenheid van analyse. Wanneer is er sprake van
competitie? Is er sprake van een land als bv NL? Door de verzuiling was er wel pluraliteit
maar leefden religieuze groepen naast elkaar ipv door elkaar heen. Kun je dat concurrentie
noemen? Is competitie niet meer dat je op iedere hoek van de straat verschillende religieuze
aanbieders hebt waar je uit kunt kiezen. N&I; In de VS heb je heel veel gebieden die religieus
niet pluraal zijn, maar mono religieus. Waar één groep overheerst, terwijl het hele land als
pluraal gezien zou kunnen worden. Maar als je focust op een dorp of een wijk kan het weer
heel erg mono-religieus zijn. Dus wanneer is er dan sprake van competitie en een markt?
3) Ook de mate van vrijheid van godsdienst laat geen samenhang zien met religieuze
betrokkenheid. Er zijn ook indexen die de mate van religieuze betrokkenheid in kaart
brengen. Dat gaat de VN van tijd tot tijd na. (vragen als; kunnen religieuze mensen in het
openbaar zeggen wat ze willen, hebben ze toegang tot een politieke functie, worden
religieuze groepen op een bepaalde manier gesubsidieerd of niet. Dit wordt in een index
gegoten waarmee je de mate van godsdienstvrijheid in verschillende landen zien.)
4) Enkel in de VS is er een verband tussen religieuze pluraliteit en kerkgang. Als je kijkt naar het
verband tussen religieuze pluraliteit en kerkgang, dan vind je dat weliswaar in de VS, maar
dat verband is in veel andere landen nooit aangetoond.

Dus zeggen zij; die supply-site antwoorden, dat die vraag constant is maar dat die opgewekt wordt
door een levendige religieuze markt, die antwoorden voldoen niet om de mate van religiositeit in de
VS te kunnen verklaren. Er zitten toch teveel haken en ogen aan de RCT-benadering.

Maar het demand-side antwoord (secularisatie theorie) voldoet hier ook niet , volgens N&I.
Demand-site-theorie; als religie geen sociale functie meer vervult in de samenleving, dan zal dat
ertoe leiden dat mensen hun interesse verliezen (religieus onverschilliger/indifferent) en een aantal
mensen zal dan nog wel religieus blijven maar een groot deel van de bevolking zal dan geen interesse
meer hebben in religie en zich simpelweg niet meer met religie bezig houden. Niet meer bidden,
geloven, naar de kerk gaan. De demand= de vraag naar religie is variabel binnen de
secularisatietheorie. Dat hangt samen met de vraag of religie nog een sociale functie heeft of niet.
Maar zeggen N&I; daar zit toch ook wel een probleem. Dan gaan ze het vooral hebben over
functionele differentiering; dus het idee dat er verschillende functies zijn in de samenleving die eerst
door religieuze organisaties werden vervuld maar die door de ontwikkeling steeds meer los zijn
komen te staan van die religieuze organisaties. Dat heeft zich ontwikkeld tot zelfstandige
functiegebieden waar religie geen invloed meer op heeft; de zorg, onderwijs, etc.

N&I halen iets uit de value servey wat op zich wel interessant is; zij zeggen “als functionele
differentiering waar zou zijn, als dat klopt, dan zou je verwachten dat in postindustriële
samenlevingen het zou zijn dat religie alleen maar van invloed is op spirituele kwesties. Want dát is in
postindustriele samenlevingen nog het domein van religie. Dat gaat niet over morele kwesties,
gezinskwesties, sociale kwesties, etc. Want die samenleving is functioneel gedifferentieerd. Maar als
je zou vragen aan mensen waar religieuze leiders zich nog over mogen uitspreken/waar mogen ze
zich mee bezig houden; dan zou je verwachten dat dat hooguit m.b.t. spirituele kwesties is. Maar wat
je ziet, wat uit de world value studies naar voren komt, is dat een meerderheid van de mensen vooral
een rol verwacht op sociale kwesties. Dat zou in een postindustriële samenleving vooral de rol van de
overheid moeten zijn, die moet zorgen voor sociaal vangnet, sociale voorzieningen etc. N&I geven
aan dat met het idee van functionele differentiering ook iets aan de hand is. Dat kan toch ook die
teruggang in religie niet verklaren. Op de sheet zie je bij agrarische samenleving dat mensen op
allerlei terreinen een rol van religieuze leiders verwachten. Bij de industriele samenleving ook, maar
dan minder. Dat die rol minder wordt zou je wel verwachten, maar op de sheet is te zien dat in
postindustriele samenlevingen de score op sociale kwesties het hoogst is en daarna kwesties mbt het
gezin en morele kwesties en niet spirituele kwesties. Die scoort in alle soorten samenleving het
laagst.

Idee van functionele differentiering gaat niet goed op, omdat in postindustriële landen vooral een
stem van religieuze autoriteiten wordt verwacht op het terrein van sociale ondersteuning/social
security in plaats van een stem inzake morele en spirituele kwesties (Norris & Inglehart 2004, 104-
105) Dus N&I hebben ook wel een probleem met dat idee van demand site, secularisatie en het idee
van functionele differentiering.

INVOEGEN SCHEMA VAN SHEET 14

Maar hogere mate van kerkelijke betrokkenheid in de VS laat zich wel verklaren mbv Existential
security thesis. Bestaanszekerheid speelt hier een rol, waarbij vooral moet worden gekeken naar de
verdeling (distribution) van welvaart binnen een land (Norris en Inglehart 2004, 99, 102-103)

Dus als je op het niveau van een land kijkt, het gemiddelde neemt, (dus als een maat als de human
development index; dat is een maat die geldt als een gemiddelde voor de hele VS, dan verdoezel je
eigenlijk de ongelijkheid die binnen een land bestaat. Wat je beter volgens N&I beter kunt doen is
gebruik maken van de GINI (maat uit de economie om de mate van economische gelijkheid en
ongelijkheid uit te drukken; die kan gaan van 0 – 1. 0= mensen verdienen ongeveer hetzelfde 1=er is
een enorme mate van ongelijkheid. ) Die maat geeft de verdeling van die bestaanszekerheid aan. De
HDI (human development index) is een verdeling per land, maar de GINI-index laat zien dat er heel
veel ongelijkheid binnen een land kan bestaan. Ook al kan het land gemiddeld genomen heel hoog
scoren op de HDI. Dat laten ze in de tabel zien. Welke factoren hangen samen met “het wel of niet
naar de kerk gaan” door mensen. N&I zeggen dat de indicatoren van de religieuze markt eigenlijk niet
samenhangen met het wel of niet deelnemen aan religieuze vieringen. De Human Development
Index laat ook geen samenhang zien met kerkelijke betrokkenheid. Maar de GINI coëfficiënt laat wel
een samenhang zien met kerkelijke betrokkenheid. Heel sterk zelfs

Wat maakt in de VS of mensen wel of niet naar de kerk gaan; dat heeft te maken met de enorme
ongelijkheid in dat land. Het is een rijk maar wel ongelijk land. Statistisch zien ze dat dat in hoge mate
verklaard of mensen wel of niet kerkelijk betrokken zijn en ook in hoge mate of mensen wel of niet
bidden. (die twee factoren hangen niet persé samen)

INVOEGEN SCHEMA VAN SHEET 15 (vergelijking Nl en VS over secularisatie) Je ziet dat NL een veel
egalitairder land is dan de VS; er is een betere verdeling van de bestaanszekerheid. En vergeleken
met Scandinavie is er in NL nog weer meer ongelijkheid met hen. De minst religieuze landen in EU
zijn scandinavische landen omdat die worden gekenmerkt door de grootste mate van sociale
gelijkheid.

En dus stellen Norris en Inglehart onder meer op basis van de GINI-coëfficiënt, dat de Amerikaanse
samenleving zowel zeer welvarend als zeer ongelijk is:

“Americans face greater anxieties than citizens in other advanced industrialized countries about
whether they will be covered by medical insurance, whether they will be fired arbitrarily, or whether
they will be forces to choose between losing their job and devoting themselves to their newborn
child (……) By comparison, despite recent restructuring, the secular Scandinavian and West EU states
remain some of the most egalitarian societies, with an expansive array of welfare services, including
comprehensive healthcare, social services, and pensions” (Norris & Inglehart 2004,p 108)
Dus waarom is de VS uiteindelijk religieuzer dan veel West EU landen; de bevolking in de VS worden
veel mensen geconfronteerd met bedreigingen in hun sociale bestaan; je kunt gemakkelijker
ontslagen worden. Grotere mate van bestaansonzekerheid; daarom tenderen Amerikanen toch meer
om een band te onderhouden met een religieuze gemeenschap en te bidden.

Zo redeneren N & I vanuit de Existentiele security; misschien dat we dat verschil niet hebben
gevonden in de VS omdat we een landenmaat hebben genomen. Maar als we een maat nemen die
de ongelijkheid uitdrukt, vinden we het misschien wel.

Je zou kunnen zeggen dat vanuit Marxistisch perspectief dat religie bedoeld is om mensen te leren
omgaan met ongelijke posities.

Wat zou nou de meest fundamentele kritiek zijn op dit onderzoek; Ze hebben bestaanszekerheid
niet onderzocht. Ze hebben gewoon landencijfers genomen, maar je weet helemaal niet of die
mensen inderdaad bestaansonzekerheid ervaren. Nergens in al deze onderzoeken is gevraagd of
mensen zich bedreigd in hun bestaan. Bestaansonzekerheid is een axioma; als je leeft in een land
waarin je morgen ontslagen kunt worden of waar je over 2 weken niet meer te eten hebt, vermoord
zou kunnen worden, etc,etc, dan ervaren mensen bestaansonzekerheid die ze naar religie drijft.
Maar dat weten we simpelweg niet. De andere factoren zijn wel onderzocht. Het sterkste zou zijn als
je aan mensen zou vragen hoe het met hun bestaansonzekerheid gesteld is. Die vraag zit nergens in,
dus het is gek dat zij een verband vinden. Statisch vinden ze dat , maar het is puur een speculatie.
Want dat is goedbeschouwd niet gevraagd. Daar zijn ze wel correcties op aan het aanbrengen.

Theoretisch model;

Bestaanszekerheid religieuze saillantie (values) religieuze participatie en traditioneel geloof


(beliefs en participation).

Enkele kanttekeningen bij EST:

1) Het verband dat Norris en Inglehart suggereren tussen bestaanszekerheid en religieuze


saillantie is nog geen oorzakelijk verband (er is een verschil tussen samenhang en oorzakelijk
verband. Samenhang geeft niet persé een correlatie). We kunnen nog steeds niet zeggen of
bestaanszekerheid leidt tot secularisatie. Verband of samenhang (correlatie) en oorzaak
(causation) is niet hetzelfde. We weten, met andere woorden, niet of religie door mensen
echt wordt ingezet om om te gaan met bestaansonzekerheid.
2) De Human Development Index (HDI), Waarbij het gaat om een vergelijking op het niveau van
landen, zegt als indicator op macroniveau uiteindelijk niets over de reëel ervaren
bestandsonzekerheid op microniveau. En dat is wel een punt; ze zetten dat als onafhankelijke
variabele in het model.
3) Hangt de saillantie van religie niet eerder af van de sociale plausibiliteit van religie in een
samenleving dan van de mate van bestaanszekerheid? (komt van Bruce; die zich aangevallen
voelt met zijn secularisatietheorie) Waarom zouden mensen in tijden van onzekerheid naar
religie gaan. Dat doen mensen die al een basis hebben in religie, maar waarom zouden
mensen ineens te rade gaan bij religie als ze geen religieuze achtergrond hebben? Daar
hebben ze niets mee. Er is gekeken bij de bankencrisis of dat heeft geleidt tot een hogere
mate van religiositeit; (geïnspireerd door N&I). Dat verband is niet gevonden. Bruce
natuurlijk vind je dat niet; religie is voor veel mensen niet meer plausibel dus die doen dat
ook niet in tijden van nood.
Theorie Macro ontwikkeling Macro effect op religie Micro effect op religie

SEC func. Differentiering verlies sociale functie en plausibiteit ind wordt rel onv.schil

RCT funct diff. Vrije en lev. Rel markt individu act. Consument rel markt

EST Toename bestaansonz. Rel waarden onbelangr. Ind wordt rel onverschilliger
College 9 Godsdienstsociologie

Religieuze socialisatie en religieus commitment

Vandaag nieuwe start van een blok in de collegereeks. Vorige 3 weken hebben we gekeken naar 3
theoretische perspectieven die centraal staan in de godsdienstsociologie en in de discussies die in de
GS gevoerd worden. Deze theorieën zijn macro-theorieën; die zeggen iets over de structuur van de
samenleving en wat dat voor effect heeft op religie. Dus functionele differentiering bij secularisering:
godsdienstvrijheid, de mate van openheid van de religieuze markt hier in de samenleving volgens de
rational choice theoretici; en in college 8 hebben we iets gezegd over de verdeling van rijkdom en de
mate waarin mensen bestaanszekerheid ervaren (is er structurele gelijkheid of ongelijkheid en hoe is
dat verdeeld). Waarvan sociologen dan zeggen dat dat ook een effect heeft op religie. Je kunt zeggen
dat we daar een macro-perspectief hebben ingenomen.

In college 9 gaan we beginnen met het micro-perspectief; het perspectief van het individu. Waarbij
we af en toe uitstapjes maken naar het meso-perspectief van het instituut (bv de religieuze instituties
of de religieuze groep) en af en toe verwijzen we weer terug naar het macro-perspectief. Waar we de
vorige colleges heel abstract naar de samenleving hebben gekeken, is dat nu anders en gaan we
direct naar het religieuze individu kijken.

Dat gaan we doen door te kijken hoe individuen betrokken raken bij een religieuze organisatie en
hoe blijven ze daarbij betrokken. In college 10 gaat het wat meer over processen van religieuze
bekering en over het wisselen van religieuze organisaties/ wisselen van religieuze identiteit. En in
week 11 gaan we kijken naar individuele religiositeit en de wijze waarop en de mate waarin die
transformeert naar een persoonlijke spiritualiteit los van een spirituele spiritualiteit los van een
religieuze institutie of gemeenschap. Dan gaan we het hebben over de transformatie van religie op
individueel niveau in de richting van een persoonlijk beleefde spiritualiteit.

RO=religieuze organisatie

Vandaag gaan we het dus hebben over de vraag; “hoe komt het dat mensen lid zijn van een RO en
betrokken zijn bij een RO en hoe blijven ze betrokken” Dat is in feite de kwestie van de religieuze
socialisatie.

Er zitten veel verschillende onderwerpen in dit college aangezien het boek ook veel verschillende
onderwerpen behandeld. Ook al vind docent niet alles even interessant, hij volgt het boek.

1) Socialisatie en de intergenerationele overdracht van religie


2) Religie gedurende de levensloop
3) Religie en leeftijds- en cohort en periode effecten
4) Een multi-dimensioneel model van religieuze betrokkenheid.
5) Ontwikkelingen in religieus lidmaatschap (identiteit) in Nederland
6) De opkomst van de “religious nones”

1); Sheet; Religieuze betrokkenheid of religiositeit is het resultaat van processen van religieuze
socialisatie. Roberts en Yamane (p103) beschrijven socialisatie als volgt: (definitie van religieuze
sociolisatie)

“Socialization is defined as the process by which individuals are taught the beliefs, values and norms
–that is the culture- of their community and society. Je zou dus kunnen zeggen; een soort leerproces
waardoor mensen geleidelijk aan ingevoerd worden in een soort religieuze cultuur van een bepaalde
religieuze gemeenschap. En dat betekent dat lid worden van een religieuze gemeenschap van
sociologisch perspectief ook echt gezien wordt als een sociaal fenomeen, dat is niet iets wat vanuit
de mens zelf gebeurd om het zo maar te zeggen. Het is een sociaal leerproces.

Vanuit een sociologisch perspectief gezien, is religiositeit of religieuze betrokkenheid aldus een
sociaal fenomeen dat sterk samenhangt met de sociale omgeving waarin iemand zich bevindt.

Bij de vraag waarom mensen betrokken zijn bij een religieuze gemeenschap kom je eigenlijk altijd uit
bij processen van religieuze socialisatie. Mensen zijn religieus gesocialiseerd en dat maakt dat ze lid
zijn van een religieuze organisatie. Dat wil niet zeggen dat het een absolute voorwaarde is, maar het
komt bijna niet voor dat mensen zonder religieuze socialisatie toch lid zijn van een religieuze
organisatie. Dus vanuit een sociologisch perspectief wordt religieuze betrokkenheid of religiositeit
vooral gezien als het resultaat van religieuze socialisatie.

SHEET

Socialisatie agenten (agents of socialization) Dat zijn instanties die ervoor zorgen dat een bepaalde
religieuze cultuur wordt overgedragen op iemand. En die iemand is doorgaans een jong kind. Dat
betekent dat mensen religie leren, opdoen, ingewijd worden door :

 Gezin = primaire religieuze socialisatie (significant others)

 Familie
 Religieuze congregaties = secundaire religieuze socialisatie
 Confessionele scholen (generality of others)
 Peers (vrienden en vriendinnen)

 Samenleving (generalized other) = problematisch in moderne samenleving.

En hoe gaat die socialisatie dan? Het gezin is primair; daar maken kinderen voor het eerst kennis met
religie. Vooropgesteld dat ouders willen dat het kind religieus opgroeit. Van belang zijn de primaire
verzorgers van het kind (the significant others). Dus doorgaans zijn dat de vader en de moeder. The
primary care-givers. Zij dragen religie over op het kind. Deze primaire religieuze socialisatie is een
voorwaarde voor de secundaire religieuze socialisatie. Dit is een voortzetting van de religieuze
socialisatie in een bredere sociale context. (dat zijn de punten 2 tm 5).

Primair is dus het gezin. Als het kind ouder wordt, wordt de sociale context van het kind groter en
begint de secundaire religieuze socialisatie.
The generality of others = hierin ziet het kind dat niet alleen zijn vader en moeder religieus zijn, maar
dat ook anderen dat zijn in de omgeving van het kind. Die hebben hetzelfde geloof, gaan naar
dezelfde geloofsgemeenschap, gaan ook naar de kerk, dat wordt ondersteund door de juf of meester
op de basisschool. Die verteld ook dezelfde religieuze verhalen, etc. Voor het kind ontstaat het beeld
dat iedereen in zijn sociale omgeving bezig diezelfde religieuze cultuur.
Als dat doortrekt naar de samenleving dan ontstaat het besef dat iedereen (niet alleen iedereen in
jouw eigen omgeving die je face-to-face ontmoet, maar de samenleving als geheel) deelt in de
religieuze cultuur. Die religieuze socialisatie verloopt het beste als de primaire socialisatie bevestigd
wordt door de secundaire socialisatie. En vervolgens ook door de bredere maatschappelijke context
waarin iemand opgroeit.
Dit is problematisch in de moderne samenleving omdat het proces van overdragen van een religieuze
cultuur voor een deel verstoord wordt door wanneer iemand opgroeit in een geseculariseerde
cultuur zoals bv de NL cultuur. Daarin leer je zien dat je wellicht met je achtergrond wel religieus
bent, maar dat de wereld om je heen groter is. Als je naar het journaal kijkt of de krant leest, dan
blijkt dat religieus zijn niet persé een normale positie is want er zijn ook heel veel mensen die niet
religieus zijn. Dan krijgt je spanningen.

Religieuze socialisatie is een beeld van steeds groter wordende sociale context waarin die religieuze
cultuur steeds wordt bevestigd, of juist niet.

Je hebt de primaire groep/je gezin. Vervolgens bevinden die zich in een secundaire groep met al dan
niet dezelfde waarden. Dat kan al spanning oproepen als dit niet het geval is. Dan groeit een kind bv
op in een religieus gezin en komt het op school in aanraking met kinderen die geen religieuze
achtergrond hebben. Dat leidt dan tot vragen en spanningen. En als je opgroeit tegen de achtergrond
van de seculiere samenleving, dan kan het zijn dat je leert dat de generalized other helemaal niet
religieus is. Dat kan de religieuze socialisatie bemoeilijken. Dus zeker in een moderne samenleving
waarin sprake is van secularisatie is religieuze socialisatie een moeilijke onderneming.

Problemen; Religieuze overdracht wordt bemoeilijkt door een spanning tussen het religieuze klimaat
in het gezin en de seculiere Nederlandse samenleving. Gevolg;

 Autochtone (christelijke) jongeren ontkerkelijken of vormen een orthodoxe subcultuur; als ze


in de pubertijd komen, haken ze af of nemen ze afstand van de religieuze cultuur waarin ze
zijn opgegroeid zijn. (17)
 Allochtone (met name islamitische) jongeren orienteren zich vooral op hun eigen etno-
religieuze groep om hun religieuze identiteit in stand te kunnen houden. Proberen de
seculaire werking van de maatschappij buiten de deur proberen te houden. (zie bv
jaarrapport integratie 2014 van het CBS en Huijnk & Dagevos (2012) en Opvoeden in niet-
Westerse migrantengezinnen (2015) beide van het SCP)

SHEET; Hoe verloopt religieuze sociolisatie? (Albert Bandura)

Volgens de Social Learning Theory door imitatie;

1) Kinderen zijn in hun aandacht gericht op de primaire verzorgers; significant others (zoals
ouders)
2) Kinderen imiteren zichtbaar gedrag van significant others

SHEET; Determinanten voor religieuze betrokkenheid (kerkgang)

Wat bepaald dat middelbare scholieren naar de kerk gaan?

 Religieuze opvoeding/gesprekken
 Vooral zichtbaar gedrag; moeders die naar de kerk gaan (= meest primaire care-giver) Meer
dan de vader. Dat zie je constant terug in de onderzoeken.
 25 jaar later zie je geen effect meer van de ouders. Je ziet wel een sterk effect van kerkgang
tijdens de pubertijd. Dus als kinderen in de pubertijd zelf gaan, dan houden ze dat veel
sterker vast in het latere leven. De formatieve jaren (13-17) zijn sterk bepalend voor je
normen en waarden.
SHEET; Gezinsvoorwaarden voor een succesvolle religieuze socialisatie; Het gezin is van
belang, daar worden die waarden overgedragen. Hoe steviger die worden overgedragen, des
te steviger kan een kind zich ook weren tegen de invloeden van de seculiere cultuur. Gezin is
de primaire socialisatie. Er zijn dan wel een aantal voorwaarden waaraan dat gezin moet
voldoen wil die religieuze socialisatie een kans van slagen hebben.

1) kwaliteit ouder-kind relatie. Uit allerlei onderzoeken komt met name naar voren dat de
zogenaamde Autoritatieve opvoedstijl belangrijk is. Ouder toont aandacht, warmte en
genegenheid voor het kind heeft (laten blijken dat je van het kind houdt), maar ook een
bepaalde strengheid (aandacht hebben voor het gedrag van je kind, of het goede punten
op school haalt, vragen hoe laat het kind thuis is). Een mix van controle en steun. Een
hele strenge opvoeding, zonder warme relatie, heeft geen effect als het gaat om het
overdragen van een bepaalde cultuur. En een hele vrije opvoeding heeft ook geen effect.
Dat hebben V en ? ook onderzocht; ze hebben gevraagd; “hoe bent u thuis opgevoed” en
dan is dit effect ook te zien.
2) Religieuze homogeniteit tussen beide ouders. Dat beide ouders dezelfde religieuze
achtergrond hebben. Dus als de ene ouder dit geloof heeft en de andere oudere dat, of
de één is kerkelijk religieus betrokken en de andere is dat niet. Als de ouders niet op één
lijn liggen, dan gaat de religieuze socialisatie de mist in. Het is niet voor niets dat van
oudsher “2 geloven op 1 kussen” zo’n punt was. Je krijgt het niet overgedragen als de
één iets belangrijk vind en de ander onderschrijft dat niet. Een kind krijgt dan twee
verschillende boodschappen. Het was niet voor niets dat geloofsgenootschappen zoveel
moeite hadden met gemengde huwelijken; dat is killing voor de voortzetting van de
traditie. Dan weet je dat het mislukt.
3) Stabiliteit in het gezin; Geen scheiding etc bv alleenstaande ouders zijn veel minder
succesvol in het overdragen van religie dan een normaal stabiel gezin.

SHEET: De invloed van peers en de confessionele school;

1) Tijdens de adolescentie neemt de invloed van de ouders af en de invloed van de peers toe.
Channeling; ouders ontmoedigen bepaalde vriendschappen of moedigen juist bepaalde
vriendschappen aan. Als je een religieuze waarden wilt overbrengen, maakt het uit met wie
je kinderen omgaan.
2) De sterkte van de invloed van het bezoeken van een confessionele school hangt af van de
expliciete religieuze atmosfeer in de school. In NL zijn 75% vd scholen van oorsprong
confessioneel. Dat is voor een groot deel verwaterd.

SHEET; Fasen in de levensloop

Adolescentie (13-19 jaar).

 Afname van religieuze betrokkenheid


 Toename religieuze betrokkenheid onder orthodoxe protestantse jongeren

Jong volwassenen (19-30 jaar)

 Afname religieuze betrokkenheid door het verbreken van sociale banden (verlaten van het
ouderlijk huis)

Volwassenen (30-65 jaar)


 Mogelijke toename van religieuze betrokkenheid door huwelijk (bv trouwen met een
religieuze partner) en het krijgen van kinderen. In NL is dit bv zichtbaar onder de Turkse
Moslims.

Ouderdom (65 jaar e.v.)

 Toename van religieuze betrokkenheid, omdat het lidmaatschap van een religieuze
gemeenschap (congregatie) steun geeft bij het omgaan met de beperkingen van de oude
dag. In NL is deze relatie nooit aangetoond.

SHEET; Verschillen in de mate van religieuze betrokkenheid tussen groepen kan het resultaat zijn van

 Leeftijdseffect; religieuze betrokkenheid verandert naarmate mensen ouder worden. Bijv.


ouderen zijn meer religieus omdat ze dichter bij de dood staan.
 Cohort (generatie) effect; religieuze betrokkenheid wordt beïnvloed door verschillen in de
sociale context waarin mensen (adolescenten) opgroeien. Bv vandaag de dag zijn ouderen
meer religieus dan jongeren omdat ouderen in een andere (lees; meer religieuze )sociaal-
culturele context zijn opgegroeid. (Cohort replacement; ontkerkelijking is het resultaat van
het geleidelijk aan vervangen van oudere religieuze geboortecohorten door jongere seculiere
cohorten.)
 Periode effect; verschillende geboortecohorten worden op gelijke wijze beïnvloed door een
dramatische gebeurtenis in de samenleving. BV in tijden van oorlog kan de religieuze
betrokkenheid onder alle cohorten stijgen.

Het scheiden van leeftijds- , cohort en periode effecten is zeer lastig in onderzoek!

SHEET

Religieus betrokken worden is een ding, religieus betrokken blijven is nog iets anders. Om ervoor te
zorgen dat mensen betrokken blijven, kunnen religieuze groepen drie soorten commitment
mechanisms hanteren die betrekking hebben op drie niveaus van religieuze betrokkenheid.

Kanter (1973) onderscheidt tussen

1) Morele betrokkenheid
2) Instrumentele betrokkenheid
3) Affectieve betrokkenheid

SHEET

Morele betrokkenheid; het accepteren van de kernwaarden en centrale geloofsovertuigingen van de


religieuze groep (ideologie). Het accepteren van het geloof, van de ideologie. Kanter opereert echt
vanuit een Amerikaanse context en ze zegt; lidmaatschap van een groep is doorgaans vrijwillig. Dus
willen mensen blijven dan moeten mensen wel de overtuiging hebben dat dat de moeite waard is.
Dat is anders als het verplicht is om lid te zijn. Het lidmaatschap van een religieuze groep is
(doorgaans) vrijwillig en dit verlangt de fundamentele overtuiging dat het betreffende geloof waar is.

Twee mechanismen; dissociatief; breken met de wereld om je heen. En associatief; binding met de
eigen groep vergroten.

 Mortification (dissociatief); ervoor zorgen dat mensen een autoriteit nodig hebben, dat ze
behoefte hebben aan een richtsnoer. Dat gevoel kun je oproepen door mensen ervan te
doordringen dat ze in een zondige staat leven. Dat ze een zondig leven leiden. Collectief
opwekken door mensen publiekelijk zonde te laten belijden. “Ik was er ellendig aan toe,
maar door ……. Zag ik de waarheid, het geluk, etc. Dit moet je als groep, als instituut
organiseren. Dat mensen naar voren komen om hun verhaal te vertellen. Dat heeft als
functie om de groep te laten zien; als je wilt dat het goed met je gaat, dan heb je behoefte
aan een richtsnoer. mensen hebben behoefte aan een morel en religieuze autoriteit om
richting aan hun leven te kunnen geven. Zonder dit richtsnoer is men niets. BV; stimuleren
van dit gevoel door publiekelijk zonden te bekennen en bekeringservaringen.
 Transcendence; (associatief); Je breekt mensen dus eerst af. het ontwikkelen van gezag voor
een doorgaans charismatische leider(die weet welke richting ik op moet, die wijst mij de weg,
daar krijg je een soort ontzag voor, die liet mij zien dat de bijbel echt waar is. Effect is dat je
je gaat schikken naar de richtlijnen die de charismatische leider voorleeft. Dat vervolgens ook
leidt tot zelfwaardering als lid van de groep. BV; het beschikken over een duidelijke ideologie,
tonen dat men in contact staat met een hogere macht (spreken in tongen, er is iets aanwezig
wat ons overstijgt), publiekelijk zijn geloof bekennen (doop) Snake-handeling; met
ratelslangen in de handen lopen zonder dat je gebeten wordt (VS) Zo’n leider doet dat en die
toont daarmee dat hij uitzonderlijke gaven heeft; Daar willen nog wel eens wat doden bij
vallen. Publiekelijke doop door onderdompeling; dat toont de onderwerping. Dus dat is niet
alleen om zonden te bekennen, het ging fout met mij. Maar ook vervolgens; dit geloof heeft
mij geholpen. Het dissociatieve en het associatieve kunnen op elkaar ingrijpen, er zit geen
volgorde in. Dat je publiek doopt, bekeert, bekeringsverhalen, spreken in tongen. Dat heeft
vlg Kanter een enorm effect bij het betrekken van mensen bij de ideologie van de
gemeenschap. Je ziet ook bij veel religieuze gemeenschappen dat ze dat zo doen, dat is geen
toevalligheid.

Instrumentele betrokkenheid; betrokken zijn op de religieuze organisatie. Mensen willen ook deel
zijn van die organisatie. Wat moet je daarvoor doen? Mensen blijven betrokken als ze het gevoel
hebben dat het de moeite waard is. Wanneer krijgen mensen het gevoel dat het de moeite waard is
om bij die organisatie te zijn? Als het ze wat kost. Soms in de letterlijke zin dat je ervoor betaald.

Twee mechanismen; als ze er iets voor op moeten geven en als ze iets kostbaars moeten bijdragen.

 Sacrifice (dissociatief); Het breken van allerlei gewoonten die buiten de gemeenschap liggen.
Van leden verlangen dat iets moet worden opgegeven als een soort prijs die men voor het
lidmaatschap moet betalen. Bv afzien van alcohol, seks, het dragen van bepaalde kleding,
voedselvoorschrifgen. Dan offeren mensen iets op.
 Investment (associatief) Tegelijkertijd vraag je aan mensen om te investeren. Van leden
verlangen dat men iets iets bijdraagt aan de financieel-economische situatie van de
religieuze gemeenschap. BV doneren van tijd, geld en energie.(bv onderhoud doen van het
kerkgebouw, doneren van geld)

Sacrifice en investment maken het lidmaatschap “kostbaar” (vergelijk RCT). Waarom lopen
vrijzinnige, mainstream kerken leeg? Het lidmaatschap is niet kostbaar. Het leunt ook een beetje op
RCT, het bevestigt is de vraag. Mensen geven niet graag toe dat een investering waardeloos is
gebleken, dat doen ze niet. En dat bind je aan de groep/gemeenschap. De RK loopt leeg omdat het
niet kostbaar is, je hoeft er niets voor te doen. Dat lidmaatschap kost je niets en er zitten geen
sancties op. Het is heel goedkoop, commitment is dan laag. Mensen zijn niet betrokken. Als je je
ermee gaat bemoeien, wordt het iets van waarde.
Als iets wel kostbaar is, hou je mensen binnen.

Affectieve betrokkenheid; emotionele band met andere leden van de religieuze groep. Andere leden
worden dan ‘de primaire reference groep’. Het idee hierachter is dat mensen vooral betrokken raken
bij de andere leden van de groep als dit je primaire sociale verband wordt. Dat verlangt dan heel veel
sociale activiteiten zodat je je kunt verbinden. Je vrienden zitten in de kerk, de vriendjes van je
kinderen zitten er ook. Affectieve betrokkenheid.

Twee mechanismen;

 Renunciation (dissociatief); verzwakken van sociale relaties buiten de religieuze groep en het
vermijden van hechte binaire relaties binnen de groep. BV; het typeren van buitenstaanders
als ‘afvallig, verkeerd’ en het voorschrijven of ontmoedigen van bepaalde sociale relaties in
de groep door het propageren van het celibaat of de vrije liefde. Wij hebben de waarheid, de
buitenstaanders zijn ongelovigen. Ontmoedigen van bepaalde relaties in een groep; bv
celibaat. Sociologisch werkt het wel zo dat de clerus aan de kerk hun enige sociale netwerk
ervaren. Bv; sektes waarin je meerdere sexuele partners hebt; versterken van de groep.
Scheiden van kinderen van hun ouders. Je krijgt dan geen exclusieve onderlinge banden,
maar kweekt een groep.
 Communion (associatief); het ontwikkelen van een “wij-gevoel” door het stimuleren van
gevoelens van broederschap en kameraadschap. Bv regelmatig groepsbijeenkomsten
organiseren, huiskringen houden, rituelen uitvoeren, gezamenlijke taken uitvoeren zoals het
onderhouden van een kerkgebouw. Renunciation en communion versterken de banden met
de gemeenschap of in-groep. Je moet dus heel veel organiseren om ook te kunnen
verbinden. Kerk bij de evangelisten zijn, doe je de hele week; leiding van een groep op je te
nemen. Hier wordt ook over nagedacht; hoe binden wij de mensen aan onze club.

Sheet;

Dat deze mechanismen ook nu nog functioneel zijn om mensen aan religieuze groepen te binden,
lijkt vreemd en contra-intuïtief, omdat ze haaks staan op hedendaagse waarden als tolerantie,
individualiteit, zelfwaardering en openheid.

Maar, zoals Yamane en Roberts (p 122) concluderen;

(……) liberal religious groeps may have lower levels of commitment because they emphasize
individuality and personal self-esteem. It’s no wonder that conservative groups lose fewer members”

Waarom? Omdat succesvolle religieuze groepen tegenwoordig bestand moeten zijn tegen de
seculariserende krachten in de samenleving en dat vraagt om sterkt, oftewel strikte,
gemeenschappen. Anders leg je het af. Dan kun je de seculiere samenleving niet buiten houden. Het
Christendom in NL wordt orthodoxer en strenger, dat komt omdat de liberalen vertrekken. BV de
remonstranten; een ultra-vrijzinnig clubje maar heel klein. Zo’n 5000 leden. Of het humanistisch
verbond; nog geen 30.000 leden. (Die Boris vd Ham kan lullen wat ie wil). Groepen die er zitten op
tolerantie, openheid, etc. Die hebben veel meer moeite om hun leden binnen te houden dan
orthodoxe, conservatieve groepen. Als je als organisatie wilt voortbestaan, dan zijn de waarden van
bv de remonstranten sociologisch gezien heel lastig om een groep bij elkaar te houden. Als groep
overleeft het bijna niet. Dat willen ze natuurlijk wel, ze hebben bv ook geestelijk verzorgers, er zit een
soort organisatie achter, ze moeten mensen hebben voor een soort zending. Maar het wordt toch
lastig.
Sheet;

Ook in NL worden meer orthodoxe religieuze groepen gekenmerkt door een hogere mate van
betrokkenheid. BV als het gaat om instrumentele betrokkenheid en het bijbehorende mechanisme
“investment” (tijd en geld). Evangelische Christenen geven veel meer geld en besteden ook meer tijd
aan hun congregatie dan kerkse, mainline protestanten en katholieken. (Bron; Vermeer en
Scheepers, 2018 p 306)

Vanuit Kanter kwamen we (Vermeer en Sheepers) op het idee om te kijken naar de instrumentele
betrokkenheid van orthodoxe groepen in NL. Dus betrokkenheid bij de organisatie, dus niet geloof of
affectieve betrokkenheid. Is het zo dat meer conservatieve, orthodoxe groepen meer investment
vragen (tijd en geld). Vind je dat in die groepen terug; je ziet de evangelische groepen die betrokken
waren bij het onderzoek (docent noemt ze voor het gemak orthodox) dat die mensen meer geld en
uren per week aan de organisatie geven. Vele malen hoger dan andere groepen; zelfs meer dan de
kerkse betrokken PKN-ers en RK-ers (deze investeren veel minder geld en uren dan de evangelisten)
Evangelisten zijn een sterke groep met een hoog commitment als het gaat om de groep.

Sheet;

Welke evangelische christenen vertonen dan een hogere mate van instrumentele betrokkenheid?

Doneren van geld’ Wat bij doneren van geld natuurlijk erg van belang is, is het hebben van een hoger
inkomen. Dat komt er in het onderzoek het sterkste uit.

 Hebben collega’s in dezelfde congregatie (.10) (Een deel van het sociale netwerk zit in
dezelfde congregatie) Dit bepaald de affectieve betrokkenheid
 Orthodoxe levensovertuigingen (.16) Onderschrijf je wat er gepreekt wordt.
 Geen extrinsieke religieuze oriëntatie (-.12) Hoe meer je extrinsiek georiënteerd bent, des te
minder heb je de neiging om meer geld te geven.
 Mannen (-.16)
 Hoger inkomen (.36)

Spenderen tijd; Hierin zie je heel sterk dat de affectieve betrokkenheid met je medegelovigen, maakt
dat mensen zich gaan inzetten voor de club. Als mensen voelen dat er vrienden en collega’s in zitten
is de betrokkenheid groter. Wat je dus moet doen als religieuze gemeenschap; zorgen dat er een
hecht sociaal netwerk ontstaat.

 Hebben collega’s in dezelfde organisatie (.36)


 Beschouwen mede gelovigen als vrienden (.26)
 Geen extrinsieke religieuze oriëntatie (-.10)
 Mannen (-.09) op deze onderdelen zijn mannen meer betrokken dan vrouwen.

Sheet; Kerklidmaatschap en godsgeloof in NL (1966-2015) Niet uitgewerkt

Sheet ; kerklidmaatschap in NL per generatie (%)

Sheet; Wat laten deze cijfers zien?


 Het lid zijn van een religieuze gemeenschap is niet langer meer de default positie
 Er is een verschuiving gaande man mainline (RK en PKN) naar kleinere meer orthodoxe
religieuze gemeenschappen.
 Ontkerkelijking is het gevolg van cohort-replacement.
 Er is geen sprake van “believing without belonging”, want ook het godsgeloof daalt.
 Religieuze betrokkenheid, het hebben van een religieuze identiteit, is tegenwoordig meer
een kwestie van een persoonlijke keuze (achievement) dan het gevolg van het geboren zijn in
een religieuze groep (ascription)

De sociaal culturele ontwikkelingen in NL die hebben geleid tot een grotere nadruk op autonomie,
individualisme en individuele keuzevrijheid maken een succesvolle intergenerationele religieuze
overdracht steeds moeilijker.

Sheet; predicatoren voor religieuze betrokkenheid (kerkgang kinderen van respondenten) (=schema;
niet toegevoegd)

Sheet; de opkomst van de ‘religious nones’

De opkomst van de ontkerkelijken (religious nones) in VS en grotendeels ook in NL worden


veroorzaakt door;

 Cohort replacement; oudere meer religieuze geboortecohorten worden vervangen door


jongere en minder religieuze geboortecohorten.
 Gebrekkige religieuze socialisatie; een religieuze opvoeding in het gezin is dé voorspeller van
latere kerkelijke betrokkenheid, maar jongeren worden minder vaak religieus opgevoed.
Hierdoor is de kans aanzienlijk kleiner dat ze op latere leeftijd alsnog religieus worden en ook
leidt dit ertoe dat hun sociale netwerken grotendeels uit seculiere mensen bestaan.
 Veranderende waardeoriëntaties; de sterke samenhang tussen religie en de political
right(republikeinen) schrikt m.n. jongeren af die daardoor onkerkelijken. Speelt vooral in de
VS.

En zo komen Roberts en Yamane (p130-131) tot de volgende voorspelling;

“As the percentage of individuals claiming no religious preference continues to grow, we might
expect that this trend will continueinto the future since one of the strongest predictors of being a
religious none is having parents who are religious nones.

We gaan nog even verder met waar we in college 9 gestopt zijn. (toegevoegd van college 10)

Vorige week gehad over aspecten van religieuze betrokkenheid; affectieve betrokkenheid bij de
groep, instrumenteel bij de organisatie en moreel bij het onderschrijven van de
geloofsvoorstellingen.

Welke evangelische Christenen vertonen een hogere mate van instrumentele betrokkenheid?

Doneren GELD

 Hebben collega’s in dezelfde congregatie. (.10)


 Orthodoxe geloofsovertuiging (.16)
 Geen extrinsieke religieuze oriëntatie (-.12)
 Mannen (-.16)
 Hoger inkomen (.36)

Spenderen TIJD

 Hebben collega’s in dezelfde congregatie (.36)


 Beschouwen mede gelovigen als vrienden (.26)
 Geen extrinsieke religieuze oriëntatie (-.10)
 Mannen (-.09)

Ontwikkelingen in religieus lidmaatschap (identiteit) in Nederland.

Kerklidmaatschap en godsgeloof in Nederland 1966-2015 (%) Bron; Bernts en Berghuijs 2016, 23)

Kerklidmaatschap 1966 1979 1996 2006 2015

 RK 35 29 21 16 11,5
 PKN 25 22 19 14 8,5
 Kleinere prot kerk 7 6 7 4 4
 Anders kerk of rel 5 8
 Geen lid 33 43 53 61 68

Godsgeloof

 Theist 47 33 24 24 14
 Agnost 16 18 27 26 34
 Atheist 6 9 10 14 24

God-NL-onderzoek. Onderzoek wat om de 10 jaar in NL wordt gedaan. En waarin de kerkelijke


betrokkenheid wordt gemonitord. Gestart in ’66 op verzoek van het weekblad Margriet. In 2015 is
het onderzoek herhaald. In het schema kun je de daling van het kerklidmaatschap zien en een daling
van het aantal mensen dat in een hoger macht zegt te geloven. Wat daarbij hoort is hoe het
kerklidmaatschap zich ontwikkeld per geboortecohorten. Cohort verschillen tussen oudere en
jongere generaties. Hoe ouder de generatie, hoe groter de religieuze betrokkenheid. Per generatie
neemt het af. Het idee is dat mensen per generatie in een bepaalde context zijn opgegroeid en dat
dat blijvend van invloed is op hun waarden en normen. Als je in een religieuze context bent
opgegroeid, dan zul je die religie ook langer vasthouden. En als je in een context opgroeit die
seculariseert dan zal dat een negatief effect hebben op je religiositeit en geen lid meer worden van
een religieuze gemeenschap. Dat is een proces wat cohort replacement wordt genoemd.

Kerklidmaatschap in Nederland per generatie (%) Bron; Bernts en Bergheijs 2016,23

Generatie (zie onder) 1 2 3 4 5

RK 28 18 11 7 7

PKN 19 12 9 6 6

Anders kerk of rel 4 4 4 9 6

Geen lid 49 66 76 79 81

Generatie
 1 = vooroorlogs (1910-1940)
 2 = protest (1941-1955)
 3 = verloren (1956-1970)
 4 = pragmatisch (1971-1985)
 5 = grenzeloos (1986-2001)

Als we dan kijken naar NL, wat zien we dan.

Wat laten deze cijfers zien?

 Het lid zijn van een religieuze gemeenschap is niet langer meer de default positie. Dat is niet
meer de normale uitgangspositie, in feite wordt het aparter om lid te zijn van een rel gem.
 Er is een verschuiving gaande van mainline (RK en PKN) maar kleinere meer orthodoxe
religieuze gemeenschappen.
 Ontkerkelijking is het gevolg van cohort replacement; de oudere religieze geboortecohorten
worden langzamerhand in de samenleving vervangen door jongere niet-religieze cohorten.
 Er is geen sprake van “believing without belonging “ want ook het godsgeloof daalt. Dat is
wat een aantal sociologen beweerd. Je kunt hier je vragen bij stellen. De Britse Grace Davie
heeft dat heel sterk gepromoot. Maar zijn veel meer gelovigen mensen dan kerkleden. Dus
geloof en kerklidmaatschap valt niet samen. Je ziet wel dat beide dalen. Dat maakt het
moeilijk om vol te houden dat geloof buiten de kerk constant blijft en dat alleen het
kerklidmaatschap daalt.
 Religieuze betrokkenheid, het hebben van een religieuze identiteit, is tegenwoordig meer
een kwestie van een persoonlijke keuze (achievement) dan het gevolg van het geboren zijn in
een religieuze groep (ascription) En als mensen er zelf voor kiezen, dan kiezen er steeds meer
mensen er voor om niet religieus te zijn. Dat zie je ook terug in de cijfers.

De sociaal-culturele ontwikkelingen in NL die hebben geleid tot een grotere nadruk op autonomie,
individualisme, en individuele keuzevrijheid maken een succesvolle intergenerationele religieuze
overdracht steeds moeilijker.

We hadden het vorige week over religieuze socialisatie, over opvoeding. En we hebben gezien dat de
opvoeding in het gezin je niet immuun maakt voor invloeden van buitenaf. Als er in de sociaal-
culturele omgeving zaken veranderen, dan heeft dat ook weer een effect op de opvoeding in het
gezin en de religieuze overdracht/socialisatie. Je zou kunnen zeggen dat wij in NL een grotere
automie, individualisme en keuzevrijheid hebben die een succesvolle overdracht van religie steeds
moeilijker maakt.

Predicatoren voor religieuze betrokkenheid (kerkgang kinderen respondenten) (Groen en Vermeer


2013, 56)

Model 1 model 2 model 3 model4

Waardering ouder conformiteit .09 .06 06 .01

Waardering ouder autonomie -.21 -.17 -.14 -.05

Religieuze opvoeding belangrijk .56 .56 .14


Conformiteit x belang rel opvoed .05 .03

autonomie x belang rel opvoed -.13 -.05

Kerkgang ouder .74

R2 adj. .04 .36 .37 .71

Als je aan ouders vraagt; Wat zijn belangrijke opvoedingsdoelen? Welk doel streeft u na bij het
opvoeden van uw kind. Dan is lange tijd dat conformiteit van belang is. Je conformeren aan de
heersende normen en waarden. Respect voor je ouders. Mee naar de kerk gaan. Dat soort zaken,
conformeren aan dat wat er al is. Dat is lange tijd een belangrijk opvoeddoel geweest.

Er is een verschuiving plaats gevonden van conformiteit naar autonomie. Ouders geven meer aan dat
ze het belangrijk vinden dat kinderen eigen keuzes kunnen maken, verantwoordelijkheid kunnen
nemen, dat ze zelfstandig worden. Dat soort zaken vinden ouders belangrijker. Het sociaal culturele
klimaat waarin die waarden belangrijker worden heeft dat een negatief effect op de overdracht van
religie.

Als ouders autonomie van de kinderen van belang vinden, dan heeft dat een negatief effect op de
kerkgang/kerkelijke betrokkenheid van die kinderen. Dan zie je dat aan de cijfers. Ook als ouders
aangeven kerkelijk te zijn en hun kinderen kerkelijk op te voeden, maar het tegelijkertijd ook van
belang te vinden dat hun kinderen zelf een levensbeschouwing moeten creëren en eigen keuzes
moeten maken, dan zie je aan de cijfers een negatief effect op de kerkelijke betrokkenheid van die
kinderen. Ook religieuze ouders hebben te maken met conflicterende belangen. Ze zitten in een
sociaal-culturele context waarin het opvoedingsdoel aan het verschuiven is. Autonomie interfereert
met een keuze om het geloof over te dragen. Spanning tussen; ik wil mijn geloof overdragen én ik
wil mijn kinderen opvoeden tot zelfstandige individuen. Dat wringt.

Kerkgang ouder heeft een heel groot positief effect op de overdracht van religiositeit op het kind. De
negatieve samenhang wordt sterker door veranderingen in het waardepatroon in NL. Als
opvoedende ouder heb je daar mee te maken, je leeft niet op een eiland.

De opkomst van de onkerkelijken (religious nones) in VS en grotendeels ook in Nederland,


veroorzaakt door:

 Cohort replacement: oudere meer religieuze geboortecohorten worden vervangen door


jongere minder religieuze geboortecohorten (zie vorige dia’s) Dat is echt heel erg van belang.
Een religieus opgevoede generatie blijft religieus. Maar als je dat met de volgende generatie
niet doen dan de religiositeit en de kerkelijke betrokkenheid af.
 Gebrekkige religieuze socialisatie: een religieuze opvoeding in het gezin is de voorspeller van
latere kerkelijke betrokkenheid, maar jongeren worden minder vaak religieus opgevoed.
Hierdoor is de kans aanzienlijk kleiner dan ze op latere leeftijd alsnog religieus worden en
ook leidt dit ertoe dat hun sociale netwerken grotendeels uit seculiere mensen bestaan. Dat
blijft nog steeds de belangrijkste voorspeller van lagere religieuze kerkelijke betrokkenheid.
Als je dat niet doet dan wel schudden. In NL krijgen jongeren steeds minder een religieuze
opvoeding krijgen. De kans dat ze dan later religieus worden is vrijwel nihil.
 Veranderende waardeoriëntatie; de sterke samenhang tussen religie en de ‘political right’
(republikein) schrikt met name jongeren af die daardoor onkerkelijken. Speelt vooral in de
VS. Denk aan de evangelicals, the truth standers. In NL zien we dat niet. In NL zien we wel
veranderingen in de opvoedingsdoelen en dat heeft wel een effect op het doorgeven van
religie. Waardeoriëntatie = waarden die jij van belang vind in het leven, bv wat vind ik van
belang in de opvoeding, moeten ze conformeren?, conservatisme, hedonisme, of je liberaal
bent, of je pro-life bent, abortus, etc. In de VS is het political right voor een kleine overheid,
geen verzorgingsstaat, tegen abortus, tegen homo’s, tegen abortus, etc. Dan krijg je dat
mensen gaan denken dat religie vooral iets conservatiefs is. Dat is niets voor mij, ik haak a.
Dat zie je in NL minder. IN NL hangt religie meer samenhangt op conformistisch opvoeden,
tradities voortzetten, niet eigen keuzes maken.

Onkerkelijken; mensen die zeggen dat ze eigenlijk geen religieuze identiteit hebben. Het handboek
gaat natuurlijk over de VS. Maar als je dat vergelijkt met NL dan kun je tot een aantal
overeenkomsten komen. Ook in de VS is zoals op veel plekken in de wereld (maar niet overal) een
dalende religiositeit.

En zo komen Roberts en Yamane (p 130-131) tot de volgende voorspelling:

“As the percentage of individuals claiming no religious preference continues to grow, we might
expect that this trend will continue into the future since one of the strongest predictors of being a
religious none is having parents who are religious nones.

Dat spreekt voor zich; je zou ook kunnen zeggen dat er veel sterker sprake is van een areligieuze
socialisatie in veel westerse landen. Dat mensen überhaupt niet meer met religie opgroeien. In de
literatuur heet dat “ irreligious socialization” Een seculieren opvoeding voorspelt een seculiere
levenswandel van de kinderen. En dat is een heel sterk effect. Dat heeft in het Westen meer en meer
de overhand.

College 10; bekeren en switchen


College 10 Godsdienstsociologie ‘Bekeren en switchen’
Tijdens het vorige college hebben we gezien, dat de religieuze betrokkenheid van mensen de
resultante is van specifieke socialisatie processen. Religie moet worden overgedragen van de oudere
generatie op de jongere generatie met behulp van expliciete, intergeneratieve overdrachtsprocessen.
Maar een geslaagde intergeneratieve, religieuze overdracht garandeert nog niet dat mensen ook altijd
bij een religieuze gemeenschap betrokken blijven. Om dit laatste te bewerkstellingen, moeten
religieuze gemeenschappen verschillende ‘commitment mechanisms’ inzetten om te voorkomen dat
mensen de gemeenschap weer verlaten. Tijdens dit college besteden we wederom aandacht aan de
binding van individuen aan religieuze gemeenschappen, maar we beschouwen deze binding nu als
het resultaat van bekeringsprocessen. Tevens gaan we hierbij na in hoeverre mensen switchen tussen
verschillende denominaties en tussen welke denominaties dan. Zo zullen we zien, dat het, althans
voor een deel, inderdaad zo is dat religieuze gemeenschapen met bepaalde ‘commitment
mechanisms’ er beter in slagen om hun leden te behouden dan religieuze gemeenschappen die
dergelijke mechanismen niet hanteren. Overigens zullen we hierbij ook zien, dat bepaalde
demografische factoren eveneens een belangrijke rol spelen. Als laatste besteden we aandacht aan
een omgekeerd bekeringsproces: kerkverlating.

Literatuur
Roberts, K & Yamane, D. (2016). Religion in Sociological Perspective. (pp. 132-156)
 
Opdracht
Lees de tekst van Roberts en Yamane goed door en beantwoord de onderstaande vragen en maak
de opdracht:
1. Godsdienstsociologisch onderzoek naar bekeringsprocessen toont aan dat bekering
hoofdzakelijk, maar niet alleen, een sociaal proces is. Wat houdt dit in?
2. Welke verklaring bieden rational choice theoretici voor het proces van bekering?
3. Vreemd genoeg slagen meer orthodoxe en strikte religieuze gemeenschappen er veel beter in
om hun leden vast te houden dan meer liberale religieuze gemeenschappen. Een verschijnsel dat zich
ook in Nederland lijkt voor te doen. Welke drie verklaringen geven Roberts en Yamane voor dit
verschijnsel?

Vorige week zijn we begonnen met een nieuw stuk in de collegereeks Godsdienstsociologie. Daarin
zijn drie theorieën besproken. Die zeggen dat er iets gebeurd met de structuur van de samenleving
op macro-niveau en dat heeft invloed op religie.

Vanaf vorige week zijn we gaan kijken naar het micro niveau. Wat gebeurd er op individueel niveau
en hoe raakt dat aan het meso en macro niveau. Vorige week begonnen we met de vraag; hoe raken
mensen religieus. Hoe raken ze betrokken bij een religieuze gemeenschap en hebben we aandacht
besteed aan processen van religieuze socialisatie.

Vorige week ging het over religieuze socialisatie (en dat leidt wel of niet tot een religieuze identiteit)
opvoedingsprocessen en hoe intervenieert de sociaal culturele omgeving daarop.

Vandaag gaat het over gebeurtenissen op micro niveau. Wat gebeurd er in het leven van mensen,
van individuen. Mensen kunnen bijvoorbeeld bekeren en ineens tot geloof komen. Of switchen vd
ene religiositeit naar een andere religiositeit.

Je kunt ook naar religieuze processen kijken in de zin van “bekeren”. Dus niet alleen iets wat
samenhangt met opvoeding maar ook iets wat in “het leven’ gebeurd. In de levensloop van mensen
kan ook sprake zijn van een dynamiek.

Op het MICRO niveau kijk je naar wat er in het individuele leven van mensen aan de hand is.
Inhoud; * bekeren (tot NRM’s ) * switchen tussen denominaties * switchen naar geen kerklid
(apostasy)

In het boek maken ze onderscheid tussen bekeren; = tot geloof komen. En switchen = van de ene
kerk naar de andere of van de kerk naar de niet-kerk. Het gaat om een switch in je religieuze
identiteit.

Bekering tot New Religious Movements (NRM’s) Met name in de VS is hier aandacht voor ontstaan.
Daar had je in de jaren 60 allerlei tegen-culturele bewegingen waar vooral jongeren uit de hogere
middenklasse (die voelden zich aangetrokken tot allerlei tegenculturele bewegingen) toe behoorden.
Ze lieten huis en haard achter en hun luxe leventje achter zich en gingen bv bij de bagwan of de
moonies o.i.d. Heel veel wetenschappers vroegen zich af “wat gebeurd hier”. Waarom keren die
mensen zich af van de American Way of life? Om in een sekte terecht te komen. Er werd met
wantrouwen naar die groepering bekeken. BV het boek van Kanter (wat we vorige week hebben
besproken) is tegen die achtergrond geschreven. Zij vroeg zich ook af hoe het komt dat mensen uit
de gegoede en hogere middenklasse. Waar komt dat vandaan? Is er geen sprake van brainwashing?
Het idee was dat dit geen bewuste keuze zou kunnen zijn; deze mensen zijn gewoon voor de gek
gehouden, die worden gelokt en gehersenspoeld. Vanaf de jaren 60 is er toen aandacht gekomen
voor het bestuderen van bekeringsprocessen.

In de literatuur zijn twee modellen;

1) Reference groupmodel: onbewuste, procesmatige bekering. Gaat ervan uit dat het mensen
min of meer overkomt. Iets wat buiten de invloed van mensen ligt. Ze zijn er wel actief bij
betrokken maar er ook een omstandigheid die buiten de invloed van mensen ligt waardoor
ze op een gegeven moment ovestappen naar een religeiuze groepering.
2) Rational Choice model; actieve keuze. Stark &Bainbridge hebben zich ook actief met
bekeringsprocessen bezig gehouden. Zij zeggen; Mensen maken er een actieve keus in.

Wat beide wel zeggen; Het is geen plotselinge situatie, in een flits is iemand bekeerd. Zo wordt er in
de sociaal-wetenschappelijke literatuur niet naar gekeken. Bekering wordt gezien als een langdurig
proces. Daar is men het wel over eens. Er zijn twee overheersende modellen.

Model 1. Reference group model: lofland (samen gewerkt met Rodney Stark van de RCT) Heeft
onderzoek gedaan naar de Moonies. Hij gaat ervan uit dat de mensen in zijn onderzoek al bij
voorbaat iets met religie hadden. Deze John Lofland heeft veel kwalitatief onderzoek gedaan naar
bekeringsprocessen. En hij is bekend geworden met zijn model door “bekeringsprocessen naar de
unification church” De moonies. (ruinerwold). Lofland heeft dat in de jaren 60 overstappers naar de
unification church onderzocht. Groot aantal geïnterviewd. Hij komt tot een soort model met 2
onderdelen; voorwaardelijke condities (waar moeten mensen aan voldoen om überhaupt tot
bekering te komen) en welke triggers/situationele omstandigheden die bepalen of mensen dan
daadwerkelijk bekeerd gaan worden.

Zeven stappen of fasen:

1) Spanning; bekeerlingen hebben een algeheel gevoel van onbehagen in hun leven. Ze zijn niet
tevreden met hun leven. Ze voelen zich niet senang, spanning. Ze kijken uit naar iets anders.
Het moet wel om mensen gaan die bekend zijn met religie en gewend zijn om een uitweg
voor de spanning te zoeken in het religieuze veld. (dus niet naar de psycholoog oid, maar
religieuze oplossingen)
2) Zoeken naar religieuze oplossingen
3) Religieuze zoekers. Ze zijn op zoek naar een ander religieus antwoord dan wat ze al eerder
gevonden hebben. Ze hebben een religieuze dispositie/neiging en bekendheid. Het zijn niet
zomaar mensen die zonder enige religieuze achtergrond zich bekeren tot een religie of
sektarische beweging.

Dat kwam Lofland in zijn onderzoek naar de Moonies tegen; al die mensen hadden een religieuze
achtergrond.

Vraag student; wat maakt dat hij ze geen switchers noemt? Docent; goede vraag, dat loopt
voortdurend door elkaar. Dat komt waarschijnlijk omdat de overstappers naar een totaal andere
groep overstappen. Docent kan er niet echt goed antwoord op geven. Switchen is vaak meer van
protestant naar RK of zoiets. Er is geen eenduidigheid in de terminologie; boek is er vaag in. Lofland
zelf heeft het zelf wel degelijk over mensen die al iets van een religieuze achtergrond hadden. Dat
kan ook slapend zijn, maar wel allemaal wel gesocialiseerd. En dat wordt dan weer actueel.

In het boek noemen ze “uit de kerk treden” ook switchen. Dat is verwarrend. In de VS zie je vaker dat
mensen geen kerklid zijn maar wel naar een “non-denominational” grote mega-kerk gaan. Die geen
kerkelijke/denominationele identiteit heeft. De NON (niet) kunnen nog steeds hele gelovige mensen
zijn. Dat maakt het taalgebruik lastig.

1-3 zijn voorwaardelijke condities. Die moeten al aanwezig zijn wil je vatbaar zijn voor
bekering. 4-7 zijn situationele toevalligheden; triggers/concrete gebeurtenis voor de
bekering. Bijna al die bekeringen gaat via sociale contacten. Dat is de kern in al deze
modellen. De nieuwe relaties worden dominant in je leven, primair sociale referentiegroep.
Oude groep komt meer op de achtergrond.

4) Keerpunt in het leven; een cruciaal ding, dat er echt iets (vaak schokkends) gebeurd in je
leven wat die overgang triggert. BV financiële problemen, overlijden, baan verlies. Mensen
zitten dan al in spanning (1) en dan worden ze ook nog ontslagen. Dat is de trigger die
mensen naar een bepaalde groep drijft. Dan is het van belang dat je relaties hebt of aangaat
met mensen die in die andere groep zitten. Bijna alle bekering gaat via sociale contacten.
5) Hechte intra-groep relaties. Je staat niet perse open voor de boodschap. Maar in het
keerpunt van je leven word je ontvankelijk voor de uitnodiging van bv je collega. Dan ga je
ineens een keer mee naar een bijeenkomst. En dan word je met open armen ontvangen,
leuk. Zo bouw je daar een nieuw netwerk op. Bekeringsprocessen komen in heel veel
onderzoeken terug als gerelateerd aan sociale contacten.
6) Afzwakken extra-groep relaties. Als 5 hechter wordt, zwakken andere verbanden af. Je
normale vriendschappen worden minder intens. De nieuwe relaties worden dominant in je
leven.
7) Intensieve interactie

Situationele toevalligheden moeten optreden in je omgeving wil je daadwerkelijk tot bekering over
gaan.

Reference group model; Lofland. De nieuwe groep word jouw primaire sociale referentie groep. De
groep waar je toe gaat behoren. Vlg het Lofland model; geen sprake van bekering als er bv geen
gebeurtenis in je leven plaatsvind of als de banden met je oude sociale groep niet minder worden.
Dan zetten bekeringen zich niet door. Er zijn ook maar heel weinig mensen die uiteindelijk echt
betrokken raken bij een nwe groep. Socialisatie-proces van ouders is veel sterker dan het aantrekken
van mensen van buitenaf. Vlg Lofland zijn de fasen voorwaardelijk voor elkaar.

(Vorig college hadden we het over AFFECTIEVE BETROKKENHEID, INSTRUMENTELE BETROKKENHEID


EN MORELE BETROKKENHEID) De morele betrokkenheid waarin je ECHT de geloofsvoorstelling
accepteert, gebeurd in al die processen pas als laatst. Wij denken dat iemand overtuigd is van de
waarheid als hij naar een bepaalde groep gaat. Maar zo werkt dat niet, het is groepsdynamiek.

Kritiek: Dit is eigenlijk kritiek wat op heel veel onderzoek naar bekeringsprocessen voorkomt. Dit is
heel moeilijk te onderzoeken.

Lofland heeft gezegd; dit zijn de voorwaaardelijke onderdelen en zo verloopt het. Dit heeft hij
gereconstrueerd nav al bekeerde mensen die naar de Moonies zijn overgestapt.

 In hoeverre is de gevoelde spanning een retrospectieve interpretatie van na de bekering?


Geven de mensen wel een objectieve weergave of geven ze vanuit een nieuwe wereldbeeld
een reconstructie van hun leven ACHTERAF. Dat laatste is natuurlijk wel het geval. Je kunt
bijna nooit zuiver die bekeringsprocessen die processen onderzoeken. Je weet niet wie zich
gaat bekeren, dus je kunt iemand niet onderzoeken voor zijn bekering en daarna nog een
keer na zijn bekering. Je hebt geen lijstje die je af kunt afwerken. Je bent als onderzoeker
echt afhankelijk van wat die mensen zelf aangeven.
 Niet iedere bekeerling lijkt te zoeken naar een religieuze oplossing.
 Het ervaren keerpunt in het leven kan ook weer een interpretatie zijn achteraf. Was dat echt
zo?
 De zwakke extra groep relaties hangen deels af van de mate waarin de waarden en
overtuigingen van de nieuwe groep botsen met het bestaande sociale netwerk van familie en
vrienden.

Volgens Lofland is het hebben van een religieuze dispositie een voorwaarde voor bekering. En uit
later onderzoek is gebleken dat dat niet altijd het geval hoeft te zijn. Lofland benadrukte ook dat je in
een nwe primaire referentiegroep komt en je kunt je pas settelen als je de banden met je vorige
groep afzwakken. Dat is ook niet in andere onderzoeken steeds zo gevonden. Dat hangt ook af van de
mate waarin de normen en waarden haaks staan op elkaar staan van de oude en nieuwe groep. Van
Christen naar Moslim geeft een grotere kans op botsing dan van Christen naar Christen. In het eerste
geval is de noodzaak om de banden met je oude groep af te zwakken, groter zijn. Dan zijn de
spanningen groter. De waardensystemen zijn meer conflictueus.

Je kunt dit niet kwantitatief onderzoeken, alleen kwalitatief. Geinterviewden zullen een positieve
rationalisering laten zien; benadrukken dat het vorige echt veel slechter was dan het huidige.

Geloofsovertuigingen doen er niet zoveel toe. Het is vooral een sociaal proces. Mensen worden ook
niet aangetrokken door nwe overtuigingen maar door een hecht sociaal klimaat.

Conclusie; toch blijkt bekering vooral een sociaal proces te zijn. Mensen worden niet zozeer
aangetrokken door nieuwe overtuigingen, maar door een hecht sociaal klimaat. Daarom:

“intense affective involvement normally precedes total conversion. In the case of contemporary sects
and cults, this sequence seems to be nearly universal”(Roberts and Yamane, p 138) Daarmee
bedoelen ze dat het vooral gaat om affectieve nieuw sociale verbanden aangaan, dat wil niet zeggen
dat je hele nieuwe ideologieën overneemt.

“Regardless of how liberal or conservative or radical the group, research indicates that affective
commitment usually comes first, followed by instrumental commitment to the organization and then
moral commitment to the ideas and beliefs of the group (R&Y p 122) Het aan gaan van de sociale
banden komt eerder dan de rest. Docent denkt dat dat bij IS ook zo is. Het sociale proces is
belangrijk. Hij gelooft er niets van dat het allemaal radicale moslims zijn. Eenmaal in die groep kun je
wel radicaal moslim worden, dat is wat anders. Maar niet vanuit diep-religieuze motieven op pad
gaan, dat gelooft hij niet. Het zijn sociale processen.

PAUZE

Voor de pause hadden we het “reference group model”. Dat gaat uit van een onbewust switch- of
bekeringsproces. We hebben de fasen gezien en dat hangt samen met een aantal situaltionele
toevalligheden.

Daar tegenover staat het Rational Choiche model; dat gaat er vanuit dat mensen een hele actieve
keuze maken om lid van een bepaalde religieuze groep te worden. Of het lidmaatschap van de ene
groep te ruilen voor een andere groep. Die worden gezien als “acive rational agents”. Dat zijn
mensen die de rationele afweging maken wat de nieuwe groep oplevert. Wat kost het me, wat levert
het me op. Dan kunnen mensen bekeren of switchen.

SHEET 7 Rational choice model


“Converts are thus regarded as active and rational agents pursuing self-interests, and growing
religious communities are those that meet consumer demand” (Roberts & Yamane 2012, 131).

“This activist perspective stresses that individuals are seeking meaning in life, and they consciously
join groups that they believe may fulfil their needs” (Roberts & Yamane, 139).

Mensen zijn op zoek naar religieuze antwoorden, etc. En als ze vinden dat hun behoeften niet
bevredigd wordt in een bepaalde groep dan gaan ze op zoek naar wat anders. Dat verklaart bekerings
en switchings-processen.

SHEET 8 RCT-model Factoren die van invloed zijn op dat proces. De belangrijjkste factor van RCT is
het idee van religieus kapitaal (iets van waarde!!). RCT-term. Daar bedoelen ze mee; als je opgroeid
in een rel traditie dan leer je taal en de rituelen en de geloofsuitingen, de verhalen. Die horen bij zo’n
groep. En dat is het religieuze kapitaal. Dat heb je opgebouwd en daarmee kan je participeren in zo’n
groep. Als je bv nooit in een RK kerk bent geweest, dan begrijp je de “orde van dienst” niet. Dan
participeer je minder gemakkelijker. Vanuit RCT perspectief; mensen zijn gericht op het behoud van
hun religieus kapitaal. Met het oog op een switch kijken mensen naar opties om hun kapitaal te
behouden. Mensen hebben daarom de neiging om over te stappen naar gemeenschappen die
aansluiten bij hun vorige gemeenschappen. Dan kun je namelijk je rel kap behouden.

Beziet bekeren (en ook switchen) vanuit het idee van “religious human capital” dwz

“(……) knowledge and familiarity with hymns, myths, memorized creeds, and insider language-
according to the religious tradition in which they are raised (Robers en Yamane, p 140) Je ziet dat
bekering en switchen door elkaar gaan lopen.
Met het oog op een mogelijke bekering (switch):

 Streven mensen naar behoud van dit kapitaal.


 Hebben jongeren minder kapitaal opgebouwd en bekeren (switchen) eerder dan ouderen.
Niet alleen cognitief, maar ook in de zin van deel zijn van een bepaalde cultuur. De
gevoeligheid voor zo’n cultuur is wat je langzaam opbouwt. Ouderen zijn daarom meer
genegen om binnen hun cultuur te blijven.
 Zal bekeren (switchen) tussen denominaties eerder gebeuren dan tussen religies. Want dan
kun je niets meer doen met je religieus kapitaal.
 Zal bij interreligieuze huwelijken vooral de minst religieuze partner bekeren (switchen) want
dat is de partner die het minst religieus kapitaal opgebouwd. Die leidt dus de minste kosten
vanuit RCT perspectief. De switcher is het minst betrokken.

Er is natuurlijk kritiek op RCT. Stark en Bainbridge zeggen nav Lofland; dit is allemaal procesmatig en
hangt af van toevalligheden. Etc, etc. Het oorspronkelijke Lofland-Stark model was wel samen met
Stark. De meest gehoorde kritiek op het RCT model. ER wordt vanuit gegaan dat mensen heel vrij zijn
in het maken van hun religieuze keuzes. Het kan goed zijn dat de rel context ook erg bepalend en
invloedrijk zijn. Je kunt wel over willen stappen. Maar als religieuze homogamie een zwaarwegende
culturele norm is, dan interfereert dat met de vrije keus. Daar is binnen RCT weinig aandacht voor. In
de jaren 60 was het bv niet geaccepteerd om als katholiek met een protestant te trouwen. Dan
moest je sterk in je schoenen staan.

RCT= een bewuste afweging tussen kosten en baten. Het is een economisch model. Het idee is dat er
een VRIJE religieuze markt is. Het gaat om de vrije en bewuste keuze. Is dit voor mij bevredigend. Als
dat niet zo is, gaan mensen op zoek naar wat anders (dat is het onderliggend mensbeeld).

SHEET 9

Kritiek; Rational choice model


Echter, binnen RCT wordt de invloed van culturele waarden en normen op de individuele beslissingen
(religieuze keuzes) van mensen veronachtzaamd.
Voorbeeld van culturele waarden en normen; religieuze homogamie als culturele norm.

SHEET 10

Op you-tube zijn heel veel bekeringsverhalen te vinden die de voorafgaande inzichten deels

bevestigen, ondersteunen of aanvullen. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar het verhaal van Sandra die
van katholiek moslim werd:
https://www.youtube.com/watch?v=HseTyudzzT8 Heel veel van die verhalen bevatten veel punten
van de bekering en switch-theorieën.

Switching tussen denominaties. Het onderscheid tussen conversion en switching is fluide. Dat is niet
helder. Van de docent mag je het door elkaar gebruiken. Hij weet niet waarom ze er in het handboek
onderscheid in maken.

Wanneer mensen overstappen naar een andere religie/denominaties; Welke factoren bepalen dat?

SHEET 11

Voorspellers van denominational switching in VS:


1. Gemengde huwelijken: mensen passen hun religieuze affiliatie aan die van de
partner aan.
2. Opleiding: mensen gaan om met mensen met gelijke SES, stijging opleiding betekent
vaak verandering van denominatie. Like seek like. Mensen gaan graag om met
mensen uit dezelfde economische klasse.
3. Zwakke religieuze socialisatie van kinderen: nominaal kerklidmaatschap leidt op
latere leeftijd vaak tot ontkerkelijking of tot switchen naar de ‘nones’. We weten uit
het vorige college dat socialisatie een belangrijke factor is voor het uberhaupt lid
worden van een rel gemeenschap.
4. Scheiding ouders: verzwakt de band van kinderen met een religieuze gemeenschap
en brengt vaak switching of kerkverlating van kinderen met zich mee. Is verandering
in het sociale netwerk van het individu.

Met andere woorden, switchen is veelal een effect van veranderingen in het sociale netwerk van
mensen.

Er gebeurd nog wat meer. Als je kijkt naar wat die gebeurtenissen zijn, dan valt m.n. op dat;

SHEET 12

De beroemde ‘Kelley-thesis’ (1072 Why conservative churches are growing. Daar constateerde ze in
dat he leden verlies vooral plaatsvind bij de vrijzinnige en mailline denominaties. De denominaties die
het meest aansluiten bij de waarden en normen van de omringende cultuur): Strikte en meer
orthodoxe gemeenschappen slagen er beter in om hun leden vast te houden dan vrijzinnige, mainline
gemeenschappen, omdat ze betere ‘commitment mechanisms’ hebben. Kenmerken van ‘strictness’,
volgens Kelley (1972, 78-81): Er moet dus iets zijn wat mensen beter bindt aan de groep. Zij maakte
onderscheid tussen strong/stricnes versus lenient/vrijzinnige religie. (“wij zijn niet de enige club die
de monopolie heeft op de waarheid, openstaan voor diversiteit en dialoog”) De groepen
(pentacosten, evangelicals, mormonen, jehova’s) die zich het best weten te handhaven dat zijn
groepen die gekenmerkt worden door; absolutisme(wij heben het monopolie op de waarheid), veel
conformiteit eisen (mensen moeten meedoen, betalen, mensen worden aangesproken als ze niet
naar de kerk komen), fanatisme (outreachend, evangeliserend). De remonstranten, RK, PKN zijn in
een vrije val met het ledenaantal. De vrijzinnigen switchen naar NON. De strakke clubs houden
mensen vast of trekken ze zelfs aan.

1. Absolutisme Relativisme
2. Conformiteit vs. ‘lenient’ religie Diversiteit
3. Fanatism Dialoog

KRITIEK op de kelley-thesis. Maar volgens Chaves doen strikte, orthodoxe gemeenschappen het ook
beter omdat:
1. De stricte clubst hebben vaak een hoger geboortecijfer kennen dan vrijzinnige
gemeenschappen. Is ook een demografisch iets omdat ze simpelweg meer kinderen
krijgen.
2. De band tussen een hogere SES en vrijzinnig geloof is afgenomen. Relatie SES en
vrijzinnigheid was deccenia het geval, maar in de VS neemt dat af. Je ziet deze relatie
nu ook bij striktere clubs-SES.
3. Ze betere commitment mechanisms hebben (zie vorig college; Affectieve,
instrumentele en morele betrokkenheid). De striktere clubs doen het beter, meer en
bewuster om commitment te creëren.
4. Hun tegencultureel conservatisme inzake met name seksualiteit voor interne
cohesie zorgt. Pro-life, inzake homoseksualiteit. Die maken dat je tegen de cultuur
komt te staan. Als je je afzet tegen de overheersende cultuur dan word je van
binnenuit sterker. Eigen identiteit wordt sterker. Het wordt sterker waar jij als club
voor staat dan wanneer het vrijzinnig is.

De PKN heeft een liturgie om transgenders te huwen. Dat kan leiden tot de vraag waar de PKN staat
als het gaat om de transgenders, homo’s . Het is niet duidelijk en kan voor mensen verwarrend
werken. Dat sterkt je identiteit niet. Ergens tegen zijn, tegen de heersende lijn in, zorgt voor een
heldere identiteit.

Vraag: gaat de ‘Kelley-thesis’ ook op voor Nederland?

SHEET 13 TM SHEET 17; TABELLEN


SHEET 14
SHEET 15

SHEET 16

SHEET 17

Het is moeilijk om nog recente data te vinden over al die kerkgenootschappen en hun
ontwikkelingen. De recentste op de sheets zijn 13 jaar oud (2006). Je ziet wel (13) in NL dat het lijkt
op wat er in de VS aan de hand is. De striktere, conservatieve groepen die houden zich staande of
tonen groei. De vrijzinnige denominaties die verliezen leden. De cijfers zullen nu anders zijn maar de
trend zal niet anders zijn.

In het schema is het interessant is dat in de orthodox christelijke hoek gelijkblijvend of lichte stijging
te zien is. Let wel; we hebben het relatief over een klein aantal mensen. Iets boven de 10.000
mensen die daar lid van zijn. Iets wat heel liberaal is, en waarvan je zou zeggen dat het perfect
aansluit bij het culturele waardenpatroon van het Westen is het remonstrantse broederschap; is in
een vrije val. Afname van 70%. Terwijl dat qua waarden en normen aansluit bij het moderne NL, dat
zie je dalen. Ook hier is “strictnes” een aspect die mensen vasthouden. De RK heeft heel lang een
nominaal kerklidmaatschap gehad die een vertekende beeld geven. Nu zijn de cijfers waarschijnlijk
dramatisch.

Info bij sheet 14; eigen onderzoek van de docent naar “het overstappen naar een evangelische kerk”.
Cijfers uit 2015. Gelet op de Kelley-these zou je evangelische kerken een vertegenwoordiger van de
strict-religion kunnen noemen. In het schema zie je waar zij hun ledenaantallen vandaan halen.
Cijfers zijn gebaseerd op de mensen die mee hebben gedaan aan het onderzoek. Dus geen
representatieve steekproef. Een kwart van de respondenten had voorheen geen religieuze
achtergrond; zijn bekeerlingen. RK stapt nauwelijks over. De rest komt uit de PKN, uit de meer
orthodoxe stromingen van de PKN. Die stappen over op de evangelische kerken. Aangezien dat grote
groeiers zijn, waren de onderzoekers benieuwd waar hun leden dan vandaan komen.

Info Sheet 15; Factoren die dat bepalen dat mensen overstappen. Vergelijk gemaakt tussen de PKN-
ers en de niet-kerkelijken die naar de evangelische gemeente overstappen. Je kunt zien dat als een
religieuze opvoeding is geweest, dan heeft dat een negatief effect op overstappen. De niet-
kerkelijken met religieuze opvoeding lieten hetzelfde zien. Dat zou je kun je verklaren omdat die
wellicht in een sterke religieuze traditie opgevoed en dan zouden ze hun eigen religieuze kapitaal
onbruikbaar maken. Als je uit een gezin komt waar veel uit de bijbel gelezen werd, dan bevorderd dat
de overstap naar een evangelische kerk (ook uit PKN hoek). Dat is wellicht bruikbaar religieus
kapitaal. Er wordt namelijk heel veel aan bijbellezingen gedaan bij evangelische gemeenten. Veel
Bijbelkennis is gelijk inzetbaar in de evangelische gemeente. Een sterke zoekende intrinsieke
motivatie heeft bij alle achtergronden een gunstig effect op overstappen. Dat suggereert dat het
vooral uit religieuze motieven is dat mensen naar de evangelische kerk gaan. Een extrinsieke
motivatie= bv in een religieuze zitten om netwerk, vriendschap, gezelligheid, om meer te kunnen
verkopen.

Uit het schema;

Bruikbaar religieus kapitaal; bijbellezen gezin

Onbruikbaar religieus kapitaal; opvoeding, kerkgang jeugd,

Sociaal netwerk; kerkgang partner.

De grootste verklaring van overstappen was EEN PARTNER DIE OVERSTAPT. Dan gingen mensen er
achteraan. Dat verklaarde de andere factoren niet weg, maar statistisch had de overstappende
partner een sterke invloed. Wederom een sociaal netwerk-factor die een belangrijke rol speelt.

De factoren Religieuze opvoeding en Bijbellezen lijken op elkaar maar laten andere overstapcijfers
zien. Maar die bijbelkennis kun je overal gebruiken en dat heeft een sterk positief effect op de
overstap. Er is dus toch een kwalitatief verschil tussen religieuze opvoeding en bijbellezen.

SHEET 18 Hier hebben we het ook al een keer over gehad bij secularisatie. Wegens tijdgebrek niet
meer besproken in de les.

Waarom verlaten mensen hun religieuze gemeenschap. In interviews met Amerikaanse kerkverlaters
worden de volgende factoren genoemd:
• Ouders niet zelf sterk betrokken.
• Hogere opleiding stelt geloof onder kritiek.
• Lijdenservaringen stellen geloof onder kritiek.
• Religieuze en culturele pluraliteit tast geloofwaardigheid geloof aan.
• Een onkerkelijk sociaal netwerk leidt tot kerkverlating.
• Geloof wordt minder populair door samengaan kerkelijkheid en conservatieve politiek.
• Te strikte seksuele moraal stoot vooral LHBT’ers af.
• Te grote nadruk op hel en verdoemenis schrikt mensen af.
• Hypocriet gedrag van medegelovigen schrikt mensen af.

SHEET 19

Waarom verlaten mensen hun religieuze gemeenschap. Uit statistische analyses (van met name
Amerikaanse data) komen de volgende factoren als meest bepalende oorzaken voor kerkverlating
naar voren:
• Burgerlijke staat: niet-gehuwden en alleenstaanden hebben een grotere kans hun
religieuze gemeenschap te verlaten dan gehuwden.
• Gezinsgrootte: hoe meer kinderen mensen hebben des te kleiner de kans dat zij hun
religieuze gemeenschap verlaten.
• Opleiding: hoe hoger de opleiding van mensen hoe groter de kans dat zij hun religieuze
gemeenschap verlaten.
• Geslacht: mannen hebben een grotere kans om de kerk te verlaten dan vrouwen.
Gender en vooral burgerlijke staat (alleenstaand) en opleiding (hogere) zijn kernfactoren die ook in
Nederland de kerkverlating verklaren (cf. Kregting et al. 2018).
Godsdienstsociologie College 11
Religieuze individualisering en de spirituele revolutie

Literatuur
Bruce, S. (2017). Secular Beats Spiritual. (pp. 120-152)
Heelas, P. & Seel, B. (2003). An Ageing New Age?
 
Opdracht
Lees de teksten van Bruce en Heelas en Seel goed door en beantwoord de volgende vragen:
1. Welke twee mogelijke scenario’s zien Heelas en Seel als het gaat om de toekomst van
alternatieve religiositeit en New Age? Geef van ieder scenario een korte beschrijving en geef tenslotte
aan welk scenario Heelas en Seel het meest waarschijnlijk achten.
2. Hoe spelen cohort- en leeftijdseffecten een rol in de scenario’s van Heelas en Seel?
3. Welke scenario acht Bruce het meest waarschijnlijk en waarom?

Zoals we al meerdere keren hebben gezien, wordt de secularisatie-these heftig bediscussieerd


in de godsdienstsociologische literatuur. Hierbij gaat het dan vooral over de vermeende
secularisering op het microniveau. Dat er in het moderne Westen sprake is van secularisatie op
het macro- en mesoniveau staat immers niet zozeer ter discussie, maar de discussie spitst zich
vooral toe op de gevolgen van de ontwikkelingen op het macro- en mesoniveau voor het
microniveau. Vindt ook daar secularisering plaats? Tegenstanders van de secularisatie-these,
zoals bijvoorbeeld RCT-theoretici, beantwoorden deze vraag ontkennend en wijzen naar de
Amerikaanse samenleving waar een bloeiende religieuze markt de individuele religiositeit en
kerkelijke betrokkenheid stimuleert. Weer andere onderzoekers wijzen op de voortgaande
individualisering van religie in de richting van een persoonlijke spiritualiteit of zelfs in de richting
van een onzichtbare religie. Volgens sommige sociologen is religie in een moderne
samenleving zozeer geïndividualiseerd en getransformeerd in een persoonlijk beleefde
spiritualiteit, dat er in het Westen feitelijk sprake is van een heuse spirituele revolutie. In dit
college zullen we deze veronderstelde spirituele revolutie nader gaan bekijken aan de hand van
een veelbesproken Britse studie van Heelas en Woodhead naar religieuze transformatie. We
kijken naar de meest opvallende resultaten van deze studie en bespreken op basis daarvan
enkele mogelijke scenario’s voor de toekomst van individuele spiritualiteit in het Westen. We
sluiten af met een kritische reflectie op deze door Heelas en Woodhead beschreven religieuze
transformatie.   

Dit college past in het blok van 3 colleges over individuele religiositeit en de
veranderingen die daarin optreden. Linken aan veranderingen in de samenleving.

10; bekeringsprocessen
9; religieuze socialisatieprocessen.

Vandaag weer terug naar de discussie over secularisatie. Momenteel wordt gekeken
naar secularisatie; macro (samenleving) meso (instituties), micro (individu)

Leidt deze secularisatie op macro en meso niveau ertoe dat individuen minder religieus
worden, dat die ook seculariseren. Sommige god.soc. zeggen JA. En anderen zeggen
dat zal wel een effect hebben maar kan ook leiden tot een transformatie van religie.
Daling van individuele rel. ook leidt tot een algeheel opgeven van religie. Er kan ook
sprake zijn van rel. transformatie. Met name in de zin van betrokkenheid bij trad. Rel in
de richting van pers. Beleefde spiritualiteit. Dat laatste wordt ook aangeduid met rel.
individualisering. Mensen knutselen hun eigen levensbeschouwing in elkaar.

Inhoud college:

- Het Kendal project van Paul Heelas en Linda Woodhead (15 jaar oud, gaf de
hernieuwde aandacht aan ind transf. Processen.
- Toekomstperspectieven: een spirituele revolutie? In hoeverre is daar echt sprake van
en zet het door?
- Kritische reflectie: een smalle sociale basis
- Kritische reflectie: het onderscheid tussen religie en spiritualiteit
- Het Kendal project van Heelas en Woodhead

Inspiratie: Luckmann’s Invisible Religion Mensen gaan minder naar de kerk, maar hij vindt
daarnaast spirituele transformatie is. Institutionele vormen van religie zijn toevallige
specifieke vormen van religie. Maar het kan ook individuele vormen aannemen. Dat is
het onderliggende idee uit het boek van Heelas en Woodhead. Idee stamt al van de
jaren 60. van Thomas Luckmann. Vriend van peter Berger. Berger ging secularisatie
beschrijven. Luckman ging vooral de verandering van religie beschrijven. Hij vraagt
zich af wat religie is; niet enkel lid zijn van een kerk of geloof hebben in het hogere.
Ook zelf transcenderen van het individu; het individu denkt over zichzelf na. Wij kunnen
dat, wij kunnen bv anticiperen over onze dood. We kunnen ons de vraag stellen wat
het leven dan nog zinvol maakt. Mensen zijn constant aan het zelf-transcenderen.
Daarmee plaats je jezelf in een groter geheel. Daar kunnen religies bij helpen. Dat is in
feite een religieuze act. Dat noemt hij religie. Wat is de betekenis van het leven en
waar ben je op weg naar toe. Dat moeten mensen volgens luckman ook zelf
construeren. Ind reflectieproces; ind vorm van religie. In een geloofsgemeenschap is
constitutionele vorm van religie. Wordt ook uitgelegd in het eerste hoofdstuk van ons
handboek.

Luckmann “(…) pointed to personal identity as ‘a form of religiosity’ (Wie jij wilt zijn, daar ben
je naar op zoek) (Luckmann 1967, 70). A Person’s sense of identity – his or her values,
attitudes, dispositions, and sense of selfworth – is part of his or her religiosity because all
these are related to feelings about what makes life worth living. (dat is het ultieme zingeven
van mensen) These are “invisible” forms of religion in that they do not have the social
manifestations one normally associates with religion” (Roberts & Yamane 2016, 13-14).Een
geloofsgemeenschap is een visual form of religion. Er zijn ook onzichtbare vormen van
religie waarbij mensen nadenken over de zin van het leven.

Dat is een inspiratiebron geweest, om naarmate de achteruitgang van traditionele vormen


van religie meer zichtbaarder werd, om te kijken of religie aan het individualiseren is. Het
meest in het oog springend is het Kendal project geweest.

Het Kendal project van Heelas en Woodhead; Paul Heelas en Linda Woodhead .
(Godsdienstsociologen uit Engeland). Rammelt aan alle kanten aldus de docent. Maar ze
hebben wel het idee op de kaart gezet. Originele vorm van onderzoek. Het heet Kendal
omdat ze in een provinciestadje Kendal in het NW van Engeland het onderzoek hebben
uitgevoerd. De demografische samenstelling van dat stadje is een prima afspiegeling van de
bevolking van de UK. Van daaruit gaan ze iets zeggen over Engeland als geheel. Ze hebben
een soort kwalitatief-kwantitatief endografische studie uitgevoerd. Boek “waarom religie
plaats maakt voor spiritualiteit”.

Wat doen ze in hun onderzoek? Ze maken onderscheid tussen twee domeinen van
zingeving; religie en spiritualiteit.
Religie omschrijven ze als “life as”, daar bedoelen ze mee dat religie mensen voorschrijft hoe
ze moeten leven. Conformiteit staat centraal. Traditionele en christelijke religie schrijft
mensen voor hoe ze moeten leven. Of Congregational domain= plaatselijke
geloofsgemeenschap. Kern is; autoriteit die buiten de mensen ligt
- Externe autoriteit die boven de mensen staat
- De wereld is bedorven en daarboven is een goddelijke werkelijkheid die van een
hogere kwaliteit is.
- Sterke nadruk op moralisme; morele scheppingsorde. “en zo moeten mensen leven”,
bv homo’s gaan tegen Gods scheppingsorde in. Nadruk op gezagsrelaties. Er is
sprake van een voorganger die de gelovigen verteld wat te doen of geloven. Is geen
egalitaire relatie.
- Doel; verlossing. CONFORMITEIT aan traditie

Spiritualiteit staat daar tegenover. Dat noemen ze subjective live


De individuele autonomie staat voorop. Worden wie je wilt zijn Zelfverwerkelijking.
- Nadruk op immanentie; interne autoriteit. In je eigen leven, wie jij wilt zijn, wat jou
bronnen zijn, wat jouw leven drijft. Authentiek persoon worden. Wat mij zin geeft,
hoeft jou geen zin te geven.
- Persoonlijke zingevingsbronnen
- Egalitaire en wederkerige relaties. Mensen komen wel bijeen om spirituele activiteiten
te beoefenen (mediteren oid). Iemand kan dat wel voorgaan, maar de relatie is
gelijkwaardig. De ander zegt niet tegen jou wat jij moet doen. Die persoon helpt jou
om je eigen doel te bereiken.
- Doel; persoonlijke ervaring verdiepen; vergroten zelfinzicht AUTONOMIE; zelfstandig
je weg zoeken in eeuwenoude wijsheden. Je pakt wat jou blieft.

Kritiek; het kan in elkaar overlopen, maar deze schrijvers zetten het vrij massief tegenover
elkaar.

Een spirituele revolutie?

Heelas en Woodhead onderscheiden vier typen van congregaties (life as): Ze zien er variatie
in.
• Congregations of difference: hier ligt de nadruk op de afstand tussen God en mens,
waarbij benadrukt wordt dat God enkel door Christus en de Schrift is te kennen
(orthodox protestantse en evangelische congregaties). Sterk verschil tussen het
profane en sacrale.
• Congregations of humanity: hier overheerst een meer horizontaal perspectief, waarbij
benadrukt wordt dat God wordt vereerd door de dienst aan de medemens (vrijzinnig
katholieke en protestantse congregaties). Meer vrijzinnige richtingen.
• Congregations of experiential difference: hier wordt nog steeds de afstand tussen God
en mens benadrukt, maar daarbij wordt teven benadrukt dat God direct ervaren kan
worden door het werk van de Heilige Geest (pinkstergemeenten en charismatische
kerken).
• Congregations of experiential humanity: hier wordt benadrukt dat God eerder
gevonden wordt in de innerlijke, menselijke ervaring dan in het navolgen van kerkelijke
regels (quakers).

Desalniettemin: steeds staat een aan de mens externe hogere autoriteit centraal! De
mens is overgeleverd of onderworpen aan een externe macht. Het gaat toch om een
transcendente Goddelijke werkelijkheid. Dat blijft een kenmerk van religie

In het hotistic domain is de autoriteit weg.


Religieuze ontwikkelingen in Kendal; de congregational domain is in een neerwaartse trend
is terecht gekomen. Het holistic domain wordt steeds meer populair. Het holistic zal naar
verwachting uiteindelijk het congregational domain verdringen. Als dat gebeurd is er sprake
van een spirituele revolutie aldus Heelas en Woodhead.

Wat hebben ze gedaan; ze zijn in november op een willekeurige zondag naar Kendal
gegaan. Daar zijn 25 traditionele congregaties en daar hebben ze met studenten mensen
geteld die daar naartoe gingen. Ze hebben 2207 mensen geteld en dat is 7.9 procent van de
bevolking. Hun conclusies baseren ze op 1 keer. Vervolgens hebben ze een aantal maanden
later iets soortgelijks gedaan; wie biedt spirituele praktijken aan in Kendal (125 aanbieders
op de spirituele markt). Dat aanbod werd verstaan als een spirituele activiteit. En ze hebben
in 1 week aan die aanbieders gevraagd naar de hoeveelheid klanten; 600 deelnemers = 1.6
procent van de bevolking. Deze activiteit zit niet vast op de zondag zoals kerkgang.
Ze wilden zicht krijgen op een ontwikkeling, op de veranderingen. Dat is de reden dat ze
Kendal hebben gekozen; kan vertaald worden naar de Engelse bevolking. Eikpunt 1960.
Vergelijk van de percentages van de totale Engelse bevolking met het onderzoek in Kendal.
Conclusie; teruggang van 50% op congregational domain sinds 1960. In het spirituele veld
hebben ze key-informers geinterviewd. En ze advertenties in de gouden gids geteld van
spirituele activiteit. (van 1970 – 2000) Holistic domain is verdrievoudigd, aldus Heelas en
Woodhead.

De aanbieders van spirituele producten gaven zelf aan dat het onder spiritualiteit viel. Dat
was dus de afweging. Docent zou willen weten of de klanten dit ook zo zien. De claims op
deze basis zijn te sterk aldus docent.

Enkele conclusies:
• Congregational domain is 5 keer groter dan holistic domain: dus NOG geen spirituele
revolutie.Zij verwachten wel dat die ontwikkeling door zal gaan.
• Wel mini-revoluties: holistic domain is populairder dan iedere afzonderlijke christelijke
denominatie.
• Secularisatie overheerst: groei holistic domain compenseert niet verlies binnen het
congregational domain. Het één zal wel wat populairder worden, maar dat vult niet
het gat wat bij het verlies van het andere domein ontstaat.

Verklaring: the subjectivization thesis. Waarom is die omwenteling zichtbaar? Ze verwijzen


naar de “subjectiverings-these”

“The subjectivization thesis states that the massive subjective turn of modern culture favours
and reinforces those (subjective-life) forms of spirituality which resource unique subjectivities
and treat them as a primary source of significance, and undermines those (life-as) forms of
religion which do not” (Heelas & Woodhead 2005, 78). Het idee, de verklaring is; in het
Westen zit een bepaalde cultuursomslag gaande. Daarin past traditionele religie steeds
minder en vormen van individuele spiritualiteit. Daarom verwachten ze ook dat deze
ontwikkeling door zal gaan.

Gevolg:
Secularisatie  krimp congregational domain.
Sacralisatie (individu wordt zelf de vindplaats van het heilige)  groei holistic domain.
Verklaring: de zogenaamde ‘subjective turn’ (waardoor het individu steeds centraler komt te
staan) ( theoretische basis op ;Charles Taylor; empirisch baseren ze zich op
Inglehart):

• Na WOII ontstaat er een situatie van materiële overvloed en massaconsumptie. Met


name door het snelle economische herstel, er werd veel geld in de economie
gepompt. EU lag in puin en moest snel weer op de benen. Er kwam snel een situatie
van materiele overvloed. 10 jaar na WOII hadden de meeste mensen het beter dan
10 jaar ervoor.
• Hierdoor worden mensen minder van elkaar afhankelijk, doorbreekt traditionele
sociale verbanden. Er is sprake van een sociaal culturele en economische
ontwikkeling die dit proces in gang heeft gezet (in navolging van Taylor)
• Ruimte van het individu om het leven naar eigen inzicht in te richten wordt vergroot.
• Zo wordt ‘uitdrukking geven aan je eigen unieke persoonlijkheid’ een leidend
maxime /norm binnen de Westerse cultuur. Verschuiving van conformeren naar
tradities en gewoontes naar een eigen authentiek leven gaan leiden.
• Het romantische ideaal van het ‘expressieve individualisme’ wordt zo een
massaverschijnsel. Daarvoor was dat iets elitairs. De rest van de bevolking moest
voor WO II sappelen voor het bestaan.
• Dit is de ‘subjective turn’ die leidt tot een cultuur van authenticiteit oftewel een
‘subjective wellbeing culture’. Goed is wat voor jou goed voelt en hoe jij je wilt
ontwikkelen en gaan doen met je leven.
• Uniciteit en authenticiteit worden zo belangrijke waarden, waarbij ‘subjective-life’
(sacralisering) beter past dan ‘life-as’ (secularisering). Life as; volgens H&W typisch
iets voor religie waarbij je voorgeschreven krijgt hoe je moet leven.
Moderne spirititualiteit; leven zoals je dat zelf wilt.

Subjectivization: het onstaan van een ‘culture of authenticity.’ Dat is er in het westen aan de
hand

Hetgeen volgens (variaty of religion today) Charles Taylor betekent, dat “(…) each of us has
his or her own way of realizing one’s own humanity, and that it is important to find and live
out one’s own, as against surrendering to conformity with a model imposed from outside, by
society or the previous generation, or religious or political authority” (Taylor 2002, 83).

En Heelas en Woodhead zeggen dan: “In a nutshell, our argument thus is that churches and
chapels have suffered because many people are no longer willing to submit (onderwerpen)
to the roles, duties, rituals, traditions, offices and expectations which these institutions (bv
religieuze instituten) impose” (Heelas & Woodhead 2005, 112). Het is niet meer van deze tijd
dat er een institutie is die mensen iets oplegt. Dat past niet meer bij de moderne
waardeoriëntaties die je in het westen vind. “life as” heeft een donkere toekomst.

Dat dat verschuivend waardepatroon waar Taylor ons op wijst en wat Inglehart
empirisch gedocumenteerd, dat dat geen onzin is, zien we ook in NL (=bevestigd in NL
onderzoek).

Individualisering in Nederland:
- De-institutionalisering: leegloop van traditionele instituties (kerken, politieke partijen,
vakbonden). Met individualisering bedoelen de onderzoekers wat Tayler en H&W
bedoelen; er is sprake van de-institutionalisering. Leegloop; niet alleen kerk maar ook
politieke partijen en vakbonden. Het onderwerpen aan een organisatie en blindelings
de normen en waarden van die organisatie volgt is al lang geen overheersend
verwachtingspatroon meer
• De-traditionalisering: afzwakken van traditionele christelijke geloofsvoorstellingen en
nadruk op gelijkheid en autonomie. Gelijkheid en autonomie vinden mensen steeds
belangrijker ten koste van conformiteit. Denk nog aan de opvoedingsdoelen van ouders
bij de christelijke socialisatie; als autonomie hoog in het vaandel staat, lukt de
overdracht niet. Dat lukt wel bij de waarde “conformiteit”. Vroeger respect,
conformeren. Nu meer eigen levensbeschouwing opbouwen en autonomie etc.
• Fragmentering: godsdienstige opvattingen hebben steeds minder invloed op
beslissingen tijdens het alledaagse leven. Godsdienstige opvattingen hebben steeds
minder invloed op beslissingen van alledag. Mensen kunnen nog wel religieuze
opvattingen hebben maar daarbij laten ze zich niet meer leiden in hun morele
handelen. Dat is ook een vorm van secularisatie. De handelingssturende functie van
religie is minder geworden.
• Toekomstperspectieven: een spirituele revolutie?

H&W wijzen op een culturele omslag waarbij spiritualiteit beter aansluit dan religiositeit.
Daarom verwachten ze ook dat deze ontwikkeling door zal zetten.

Na de pauze;

Toekomstperspectieven: een spirituele revolutie? Heelas en Seel; artikel. Die hebben in


dat artikel 2 scenario’s ontwikkeld. Een pessimistisch scenario en een optimistisch scenario.
Ze achten het optimistische scenario waarschijnlijker. Met optimistisch bedoelen ze dat deze
revolutie zich daadwerkelijk zal gaan voltrekken.

Maar eerst het pessimistische

Pessimistisch: ’ageing cohort scenario’.; d.w.z. cohort van religieuze overstappers wordt
steeds ouder en die worden niet vervangen door jongere cohort. Die groep wordt
kleiner en verdwijnt.

Populariteit van het holistic milieu is tijdelijk en gebonden aan een specifiek geboortecohort.
En waar moet je dan aan denken. Uit de data van H&W blijkt dat jongeren eigenlijk volstrekt
ondervertegenwoordigd zijn in het holistisch milieu in Kendal. De jongste was 45. Het gros is
boven de 50. Nu kun je zeggen dat dat misschien het gevolg van een leeftijdseffect. Je bezig
houden met spirituele vragen zou bij een hogere leeftijd kunnen horen. Maar kritisch
pessimistischer zou je ook kunnen redeneren dat het een cohort-effect is. Als je kijkt welke
mensen er bij het holistisch milieu betrokken zijn, zijn vooral kerkverlater. En die hebben
“religious of secret capital”opgebouwd. Denk aan de RCT-idee. Die zitten in een kerk en
voelen zich beklemd maar hebben nog wel een religiose interesse en stappen over naar dat
“holistic domain”. Alleen als dat de beweging is, dan zal de groep van potentiele
overstappers in de loop van de tijd kleiner worden. Als de ontkerkelijking zich verder doorzet.
Als het wellicht zo is om wat aan religieuze opvoeding mee te hebben gekregen om je bezig
te gaan houden met individuele spiritualiteit. Die groep wordt simpelweg kleiner. Het
potentieel aan switchers naar het spirituele domein ook kleiner wordt. Dat is wel een valide
redenering. En die subjective turn kan ook tot afscheid van spiritualiteit leiden. Mensen
kunnen ook religie én spiritualiteit achter zich laten. Er is sprake van een omslag in waarde.
Dat is wel gedocumenteerd in het Westen. Dat leidt niet automatisch tot interesse in
spiritualiteit.
Ondersteuning voor dit scenario:
• Jongeren zijn ondervertegenwoordigd (leeftijdseffect?).
• Huidig cohort betrokkenen is nog veelal religieus gesocialiseerd. Declining sacred
capital onder jongere geboortecohoren (cohorteffect?)
• Subjective turn kan ook tot afscheid van spiritualiteit leiden; subjective turn is een
noodzakelijke maar geen voldoende oorzaak voor spirituele revolutie.

SHEET op video 1.11. Een Nederlands voorbeeld: kerkelijkheid en het holistic domain.
De mensen die het hoogste scoren op het holistic domain, blijken volgens de cijfers uit de
kerk te komen. Die nemen afscheid van de kerk en zoeken hun heil ergens anders.
Kerkkenmerken gaan minstens 1x per maand naar de kerk. Nominale leden zijn wel lid maar
komen er niet.

Lage scores; ageing cohort? Bron: Vermeer & Janssen 2011, 69

Toekomstperspectieven: een spirituele revolutie? Heeler en Seel= een onderzoeksgroep

Optimistisch: ‘cultural transmission’ Dat holistische milieu zoals zij het spirituele milieu
aanduiden, is van een “tegencultureel” naar een “mainstream-cultureel’ verschijnsel
geweorden. Dat is nu een algeheel geaccepteerde verschijnsel in onze cultuur.

Holistic milieu is van een tegencultureel tot een mainstream cultureel verschijnsel geworden.
Ondersteuning:
• Aandacht voor spiritualiteit is alomtegenwoordig in onze cultuur: onderwijs,
gezondheidszorg, bedrijfsleven, management, media. Overal is aandacht voor
spiritualiteit. Het kan wel kloppen dat de mensen die wij hebben onderzocht allemaal
religieus gesocialiseerd zijn met ontwikkeling van het spirituele kapitaal hebben. Het
nieuwe cohort zal wel kleiner worden. Maar er komt een andere cohort voor in de
plaats.
• In tegenstelling tot oudere geboortecohorten worden jongere geboortecohorten
vanzelf in het holistic milieu gesocialiseerd (cohorteffect?). Je wordt niet meer
beschouwd als zweverig als je zegt dat je naar een yoga klasje gaat. De jongere
cohort wordt automatisch in een mainstream geaccepteerd onderdeel van de cultuur
geïntroduceerd.
• Aandacht voor spiritualiteit is leeftijdsgebonden, waarbij ouderen geleidelijk meer
aandacht voor levens- en identiteitsvragen krijgen (leeftijdseffect?). Meer tijd,
kinderen uit huis. De periode breekt aan dat je dan goed met deze vragen aan de
slag kan.

Vraag van student; is het straks nog wel als spiritueel te herkennen? Als je naar yoga
gaat voor je beweging zul het niet meer benoemen als spiritueel.
Bovenstaande redenering van de populariteit van het holistische milieu toe zal nemen
is de visie van Heeler en Seel. En hoe zij met sociologische termen redeneren.

Zien we ook zoiets in NL. Nee, dat zien we niet. Het is moeilijk om daar onderzoek
naar te doen. Het is zo wie zo moeilijk om te meten. Zeker als je spreekt over “het zal
toenemen”, “het zal populairder worden”, dan doe je kwantitatieve uitspraken; meer of
minder. Dan moet je dat ook kwantitatief meten. Dat hebben ze in NL gepoogd in “het
God in NL onderzoek”. Voor het eerste in 2006. Een jaar nadat het boek uitkwam van
Bernts en Berghuijs. De vragen werden aangepast om wat van de praktijk mee te
nemen. IN 2015 hebben ze dezelfde vragen weer opnieuw gedaan.
Toekomstperspectieven: een spirituele revolutie?

God in Nederland onderzoek 2015 (Bernts en Berghuijs 2016):


Conclusies;

“Ten aanzien van de instemming met het gedachtengoed van de nieuwe spiritualiteit als
geheel moeten we constateren dat deze, (…), nog steeds zeer groot is, maar wel wat is
teruggelopen” (p. 152). Het is niet zo dat het steeds populairder wordt.

“De conclusie is dat het aanbod op het gebied van het magische en paranormale weliswaar
hoog is, maar dat slechts een klein en slinkend percentage er zeker in gelooft” (p. 159).

“We moeten constateren dat op basis van onze metingen er na 2006 geen verdergaande
‘spirituele revolutie’ in Nederland heeft plaatsgevonden” (p. 172). In 2006 hebben ze
gepoogd om het in kaart te brengen en herhaald in 2015. Geen doorgaande stijgende lijn.

Toekomstperspectieven: een spirituele revolutie?


God in Nederland: instemming met items uit de ‘nieuwe spiritualiteit’ (%)

SHEET over hoe ze hebben geprobeerd e.e.a. te meten; video 1.20.


Scores op de vragen zijn allemaal gedaald. Mensen zijn het er wel mee eens, maar de mate
van instemming is minder groot. Dat is dus tegengesteld aan een spirituele revolutie. Dan
verwacht je niet die daling. Vragen die gesteld zijn; (ik vind dat je de waarheid innerlijk moet
ervaren, religie is voor mij vooral iets persoonlijks en niet een groepsgebeuren, vlg mij is er
iets dat de mens, wereld en natuur tot in de kern verbind, vlg mij wordt mijn leven geleid door
een geestelijke kracht die sterker is dan elk menselijk wezen) Bron: Bernts & Berghuijs
2016, 153

God in Nederland: geloof in magische en paranormale onderwerpen (%)


Vragen; getallen of voorwerpen brengen geluk, helderzienden kunnen de toekomst voorzien,
toekomst binvloed door sterrenteken/horoscoop, communiceren met doden via medium.
De “nee” zijn in de meerderheid. En het aantal mensen die er in gelooft, daalt in de loop der
jaren. Bron: Bernts & Berghuijs 2016, 159

Op basis daarvan concluderen de onderzoekers dat Heelas en Woodhead geen voorspelling


voor NL hebben gedaan. Daar was Woodhead het niet mee eens toen de docent het haar
vertelde.
Kritische reflectie: een smalle sociale basis
2 kritische reflecties op het geheel en op het idee dat spiritualiteit in de cultuur
steeds populairder wordt.

Steve Bruce; in college over secularisatie. Enorme verdediger van de


secularisatiethese. Opkomende spiritualiteit past niet in de these van de secularisatie.
Bruce haalt alles uit de kast om te laten zien dat dit niet aan de hand is. Heeft een zeer
grappig en lezenswaardig boekje. Leuke ondertitel; the westernazation of the
easternazition of the West. The easternization of the West is een boekje van Colin
Campel. In het Westen zien we steeds meer de invloed van Aziatische religies. Dat is
een tegenbeweging van de secularisatie. Bruce; dat kan wel zijn dat meer mensen aan
yoga gaan doen, maar dat heeft voor die mensen helemaal geen religieuze betekenis.
Mensen zien dat niet als een religieuze act. Dat is ge-verwesterd. Dat bedoeld hij met
die ondertitel. Alleen die dingen worden populair die ook passen bij een seculiere
outlook die hier heerst. Dat kan bv niet met de Islam, wel met invloeden van het
Oosten. Dat komt omdat dat veel moeilijker van zijn religieuze context te ontdoen is
dan bv een praktijk als yoga. Bruce kijjkt heel kritisch naar het holistic milieu; hij
besteedt1 hfst aan dit boek. Daarmee wil hij laten zien dat het onderzoek van Heelas
en Woodhead methodologisch fout is. Hij zegt; nader onderzoek in UK. Welke mensen
zijn vooral betrokken en geinteresseerd. Zie sheet.

Het holistic milieu trekt vooral:


• Vrouwen die doorgaans niet in conventionele relaties (man en kinderen) betrokken zijn.
• De middenklasse die doorgaans gevoelig is voor de boodschap van zelfbepaling en
autonomie.
• Witte autochtonen en nauwelijks leden van minderheidsgroepen.
• Ouderen en geen jongeren.
• Ouderen die nog christelijk gesocialiseerd zijn. (dat blijft iets wat je in de UK steeds
tegenkomt)

Dit staat:
1) De socialisatie van de jongere generatie in het holistic milieu in de weg. Het wordt
gedragen door een specifieke groep die ouder is en geen kinderen heeft. Die dragen
het dus niet over. Hoe moet je iemand socialiseren in autonomie.
2) Verdere groei van het holistisch milieu in de weg, omdat de sociale basis van deze
groep steeds smaller wordt.

Bruce is kritisch als het gaat om de vraag of deze ontwikkeling zich voort zet.

Aldus concludeert Bruce (2017):

1) Gelet op de omvang wordt het belang van het holistic domain en New Age spirituality
schromelijk overschat.Hij komt tot een schatting van hooguit 1% vd britse bevolking
die hierin geïnteresseerd is.
2) Gelet op de spirituele praktijken die volgens Heelas en Woodhead in populariteit zijn
toegenomen, het gaat vooral om lichamelijke en geestelijk welzijn, gaat het niet om
‘deep spiritual seeking’. Zijn dat nou wel diep spirituele zoektochten of zijn het acties
om lekker in je vel te gaan zitten. Kun je mindfullnes in het ziekenhuis een spirituele
activiteit noemen?
3) Veel van de veronderstelde nieuwe spirituele interesses kennen historische
paralellen. Zo is waarzeggerij (divination) zeker nog populair, maar enkele decennia
tot een eeuw geleden was de populariteit van waarzeggerij nog veel groter. Ook dat
fluctueert.
4) Het gaat eerder om een alternatief voor conventionele religie dan om een spirituele
zoektocht onder seculieren. “The spiritual is an escape from the religious, not from
the secular” (p. 147). Het is eerder zo dat holistic milieu een alternatief is voor
conventionele religie dan dat het een spirituele zoektocht is onder seculieren.
Mensen die zich niet meer senang voelen in de conventionele religie, die zoeken
naar iets nieuws. Maar zou die spirituele revolutie dan zou je verwachten dat de
seculieren daar in geïnteresseerd zouden zijn. En dat komen we in onderzoek niet
tegen. De groep vanuit de conventionele religie is steeds kleiner aan het worden. Dus
daarom ziet de toekomst er duister uit voor het spirituele. Het is geen groot en
populair iets onder een brede laag onder de bevolking. Bv de Happinez willen niet
hun oplage-cijfers bekend maken; dat komt omdat die enorm aan het dalen zijn. Dat
zou een probleem kunnen worden voor adverteerders. Spiritualiteit is er zeker wel,
maar het is niet groeiende. De ontwikkeling die H&W schetsen kun je niet ontkennen,
maar de vraag is of het doorzet. Dat lijkt dus niet op.

Paul Heelas en Bruce zijn boezemvrienden.. Ze bedanken elkaar altijd in hun voorwoord…
Een andere manier van kijken; Zijn religie en spiritualiteit werkelijk gescheiden
domeinen

Amerikaanse Godsdienstsociologe heeft 100 Amerikanen de vraag meegegeven; wat is uw


spiritualiteit.Een open vraag. Mensen konden omschrijven wat spiritualiteit is. Er
waren allerlei mensen met verschillende achtergronden. Niet erg representatief. Op
basis daarvan is ze een inhoudsanalyse gaan doen. En gaan kijken wat die mensen
nou eigenlijk zeggen. Zeggen mensen ook twee heel verschillende dingen? Dat blijkt
niet zo te zijn. Ze onderscheid 4 betekenissen. Zij noemt dat “cultural packages”

Nancy Ammerman (2013): Klopt het eigenlijk wel om spiritualiteit tegenover religie te zetten.
Zet je dan niet teveel deze zaken tegenover elkaar terwijl ze wellicht in elkaar overlopen. Ze
horen bij elkaar. Spiritualiteit wordt in de godsdienstsociologie te veel gedefinieerd vanuit de
oppositie met religie, terwijl de empirische werkelijkheid aantoont dat er een grote mate van
overlap is tussen religie en spiritualiteit. Dit blijkt uit de vier betekenisdomeinen (‘cultural
packages’) in het spreken van gewone Amerikanen over spiritualiteit. Bijna iedereen gaf aan
spiritualiteit een ethische betekenis; het goede doen, morele standaarden en codes. Dat is
tegenover wat H&W pretenderen wat spiritualiteit is. Dat was zeer wijd en zijd, iedereen
schreef er op die manier over.
• Een theïstische betekenis (theistic package): spiritualiteit wordt in verband gebracht
met God; vooral bij regelmatige kerkgangers (71%). Met allerlei praktijken om
dichterbij God te komen. Wel spiritueel maar gericht op een externe autoriteit.
• Een extra-theïstische betekenis (extra-theistic package): spiritualiteit wordt in verband
gebracht met een algemeen gevoelen van transcendentie; bij zowel kerkelijken als
onkerkelijken (57%). Er is iets wat mij overstijgt. Ik voel me overweldigd door de
natuur.
• Een ethische betekenis (ethical spirituality): spiritualiteit betreft het leiden van een
deugdzaam en ethisch goed leven; dit spreken is zeer wijdverbreid binnen en buiten
traditionele religieuze gemeenschappen (99%). Spiritueel=geloof in God en het staan
in een kerkelijke groep. Traditioneel gelovigen vinden spiritualiteit een positief ding.
Buitenkerkelijken duidden het woord spiritualiteit als negatief.
• Een kerkelijke betekenis (belief and belonging spirituality): spiritualiteit verwijst naar
het geloof in God (50%) en het staan in een kerkelijke of religieuze traditie (75%). Dit
verstaan van spiritualiteit wordt door traditionele, kerkelijke gelovigen als positief
geduid, terwijl onkerkelijken dit verstaan als inauthentiek zien.

Als je mensen gewoon laat antwoorden, dan zie je dat religie en spiritualiteit door elkaar gaat
lopen. Voor mensen is bidden dan een spirituele activiteit.

Conclusie van Ammerman:


5) De meeste Amerikanen maken geen scherp onderscheid tussen religie en
spiritualiteit. Helaas en Woodhead doen dat wel. Die zetten het tegenover elkaar.
6) Ook voor kerkelijk mensen heeft religieus zijn alles te maken met spiritualiteit. Die
spreken ook in termen dat ze spiritueel zijn.
7) Vooral mensen die zelf noch religieus noch spiritueel zijn lijken een sterk onderscheid
te maken tussen religie en spiritualiteit. Een onderscheid dat ook gemaakt wordt door
sommige conservatieve protestanten (evangelicals) die streven naar een authentieke,
dwz. spirituele, relatie met God en Jezus Christus. Ze zeggen dan dat het streven
naar een authentieke relatie met God en Jezus is mijn spiritualiteit. Zelfs bij
conservatieve Christenen zie je onderscheid in spiritualiteit. H&W definiëren
spiritualiteit niet op deze manier.

Kortom, het ‘spiritual but not religious’ label zoals dat onder andere door Heelas en
Woodhead wordt beschreven, is hoogst problematisch! Docent geeft haar gelijk. Ze heeft
een punt.
Kritische reflectie: het onderscheid tussen religie en spiritualiteit
Een Nederlands voorbeeld: kerkelijkheid en het holistic domain. SHEET op video 1.42. Je
kunt zeggen dat het een heel vaag onderscheid is. Het is lang niet zo scherp als Heelas en
Woodhead het maken. En de culturele ontwikkelingen/veranderingen in het waarde-patroon,
kan mensen wel gevoelig maken voor spirituele ideeen. Maar de basis wordt sociologisch
toch smaller. Vooralsnog zijn er in NL of westerse landen dat er sprake is van een spirituele
revolutie. Het is geen exacte wetenschap.

Bron: Vermeer & Janssen 2011, p. 69

You might also like