You are on page 1of 11

Grondige studie van de metafysica Lize Maes

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Een antwoord op het


vraagstuk van de metaethiek
vanuit een feministische kijk
op Charles Taylor

Lize Maes

Grondige studie van de metafysica

Antwerpen, 2022

0
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

1. Inleiding

In onderstaande paper zal de vraag “Hoe moet de relatie tussen metafysica en ethiek worden
begrepen?” beantwoord worden aan de hand van een feministische kijk op de filosofie van Charles
Taylor. Allereerst wordt er grondig gereflecteerd over de tekst Taylor and Feminism: From
Recognition of Identity to a Politics of the Good van Melissa A. Orlie. Deze wordt kort samengevat, zal
af en toe gelinkt worden aan andere werken van Taylor en wordt voorzien van enkele opmerkingen.
Naar aanleiding van deze analyse, zal ik een antwoord formuleren op bovenstaande
onderzoeksvraag. Hierbij maak ik gebruik van bovenstaande tekst, Taylors filosofie en extra literatuur
uit de feministische filosofie. Verder worden de volgende deelvragen behandeld: is een feministische
metaethiek mogelijk? Zijn metafysische vragen over moraliteit zinvol? Hoe moeten deze vragen dan
begrepen worden? Zijn deze metafysische vragen nodig om onszelf vandaag als morele wezens te
begrijpen? In dit antwoord zal ik ook mijn eigen filosofisch standpunt verweven waarbij ik duidelijk
maak dat ik sterk geloof in de mogelijkheid en wenselijkheid van een feministische metaethiek. Tot
slot worden er enkele voorbeelden gegeven van onderwerpen in de hedendaagse feministische
metaethiek. Deze staat echter nog in haar kinderschoenen en hoop ik verder te verduidelijken aan de
hand van volgend betoog.

Ter verduidelijking worden de concepten metafysica, ethiek, metaethiek en feministische filosofie,


die ik in deze paper hanteer, beknopt gedefinieerd. Metafysica is een wijsgerige discipline die het
wezen van de werkelijkheid tracht te achterhalen. Ethiek betreft het domein van de moraliteit en het
goede leven. Metaethiek is bijgevolg een abstracte discipline die beide filosofische takken verbindt.
De metaethiek heeft als doel de achterliggende veronderstellingen van moraliteit te begrijpen. 1 Het
probeert het wezen van de ethiek als het ware te doordringen. Metaethiek gaat, in tegenstelling tot
de normatieve ethiek, beschrijvend te werk. Feminisme is het politieke project dat de vrouw op alle
domeinen probeert te bevrijden. Feministische filosofie probeert dan weer veronderstellingen achter
het patriarchaat en de onderdrukking van vrouwen te begrijpen om hun opgave academisch te
onderbouwen. Metaethiek en feminisme kunnen gelinkt worden doordat metaethiek de bronnen
van een morele autoriteit, bijvoorbeeld het patriarchaat, blootlegt en deze zo kan ontmantelen. 2 Op
deze manier past de metaethiek binnen het project van het feminisme. Nu deze termen duidelijk zijn,
kunnen we verder met de analyse van Orlies tekst.

1
Anita Superson, ‘Feminist Metaethics’, in The Routledge Companion to Feminist Philosophy (London New York:
Routledge, Taylor & Francis Group, 2017).
2
Amia Srinivasan, ‘Feminism and Metaethics’, in The Routledge Handbook of Metaethics (New York: Routledge,
Taylor & Francis Group, 2018).

1
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

2. Reflectie op Taylor and Feminism: From Recognition of Identity to a Politics of the Good

Toen Orlie Taylor and Feminism schreef, heeft zij de keuze gemaakt om Taylors Politics of
Recognition niet te gebruiken als link met het feminisme. Ondanks dat deze een voor de hand
liggende keuze was, had Orlie het gevoel dat een Politics of the Good meer potentieel had. In
tegenstelling tot een Politics of Recognition dat de vraag stelt “Wie zijn wij?”, stelt een Politics of the
Good de vraag “Wat vinden wij goed en wat is goed voor ons?”. 3 Dit is een metaethische vraag dat
wil ontdekken welk concept van “goed” er achter normen schuilt. Orlie stelt dat deze vraag naar het
goede automatisch de vraag naar identiteit beantwoordt. Door onze visie op het goede te
articuleren, constitueren we onszelf, onze identiteit. Omgekeerd, volgt iemands idee van het goede
niet rechtstreeks uit diens identiteit. Een Politics of the Good is omvattender en dus wenselijker. Dit
articuleren van het goede is volgens Taylor problematisch geworden in onze huidige, Westerse
maatschappij. Dit zou het gevolg zijn van onze multiculturele en globale samenleving. Er bestaan te
veel verschillende visies op het goede. Het gebrek aan articulatie is echter jammer aangezien het ons
zou kunnen inspireren en motiveren om te handelen. Feminisme is afhankelijk van dit soort motivatie
om te handelen en verandering teweeg te brengen. Het is namelijk in eerste instantie een praktische
discipline. Door een constante focus op het negatieve, onderdrukking en het lijden is er geen ruimte
voor constructieve actie. Er is nood aan een ideaal van het goede om naar te streven. Op deze
manier is het feminisme afhankelijk van de metaethische vragen van een Politics of the Good. Orlie
benadrukt echter dat ook vragen over het goede gevaarlijk kunnen zijn. Door te focussen op één
begrip van het concept, kunnen andere klassen, rassen, seksen, culturen, etc. worden uitgesloten. Zo
zal in België de idee van het goede nog weinig met God te maken hebben, terwijl dit in andere
landen wel essentieel kan zijn. Het ontwijken van deze vragen naar het goede, zoals een jonge Taylor
in bijvoorbeeld Ontology voorstelt, heeft nochtans ook geen nut. We moeten dit idee begrijpen als
een bron ter verdediging tegen immoraliteit en miskenning. Orlie onderscheidt twee rode draden in
Taylors latere denken over evaluatieve bronnen en identiteit. Enerzijds stelt hij dat reflecties op het
goede interessant zijn om ultieme claims en vastgelegde grenzen hierover uit te dagen. Dit sluit
perfect aan bij het idee dat metaethische vragen kunnen bijdragen aan de feministische filosofie. Op
deze manier kan een identiteit, individueel of collectief, ook transformeren.

3
Melissa A. Orlie, ‘Taylor and Feminism: From Recognition of Identity to a Politics of the Good’, in Charles
Taylor, onder redactie van Ruth Abbey, Contemporary philosophy in focus (Cambridge, U.K. ; New York:
Cambridge University Press, 2004), 140.

2
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

Anderzijds verlangt Taylor het om deze scepsis te overstijgen en het goede in iets specifieks te
verankeren. Zo lijkt hij te stellen dat een identiteit bepaald wordt door diens idee van het goede. 4 We
zien twee zeer genuanceerde, maar ook tegenstrijdige stromingen binnen zijn gedachtegoed. Dit is
natuurlijk typisch voor Taylor.

Orlie probeert wat meer inzicht te brengen in deze gedachtelijnen. Volgens de eerste rode draad
zouden we perfect kunnen leven volgens een politiek van verlangen. Hierbij stelt de mens zich de
vraag: “Wat wil ik voor ons?”. Aan de hand van deze vraag is er ruimte voor verschillende ideeën van
het goede en dus verschillende identiteiten. Deze politiek van het verlangen lijkt echter niet
aantrekkelijk en komt eerder contra-intuïtief over. Dit zou komen door de tweede stroom in Taylors
Politics of the Good, namelijk de nood om het goede te verankeren. Dit fixeren van grenzen en
identiteit is echter ontoelaatbaar voor een transformatieve discipline als het feminisme. Zodus
oppert Orlie dat een Politics of the Good beide rode draden kan combineren zonder een dogmatische
vorm aan te nemen. We moeten constant streven naar een definiëring van het goede, maar tegelijk
erkennen dat dit concept in haar totaliteit ongrijpbaar en onvermijdelijk divers is. Op deze manier
stoppen we niet met reflecteren over het goede en blijven we gemotiveerd om actie te
ondernemen.5 Tot slot benadrukt Orlie nog uitgebreid waarom Taylors filosofie de gepaste bron is
om een feministische metaethiek te ontwikkelen. Zo stelt Taylor enerzijds in zijn Sources of the Self6
dat er een intrinsieke relatie is tussen identiteit en het articuleren van het goede. Deze link toont de
zinvolheid en noodzakelijkheid van metaethische vragen aan. Anderzijds toont hij met zijn concept
van sterke waardering dat we zonder evaluatieve oriëntatie geen mogelijkheid hebben om
betekenisvol te handelen. Dit is een zeer belangrijke component voor de feministische filosofie. In
Taylor vinden we zowel een metaethisch als kritisch element. Enerzijds promoot hij een heropleving
van het goede en anderzijds erkent hij de moeilijkheid van dit concept. 7 Hiermee slaat hij de perfecte
brug tussen metaethiek en feminisme.

4
Orlie, 141–44.
5
Orlie, 145.
6
Charles Taylor, Sources of the self: the making of the modern identity (Cambridge, Mass: Harvard University
Press, 1989).
7
Orlie, ‘Taylor and Feminism: From Recognition of Identity to a Politics of the Good’, 145–47.

3
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

Op het einde van haar artikel schrijft Orlie:

Once we acknowledge, finally, that the issue is not whether we should rely on normative sources
and principles, but rather whether or not we think through the political and ethical implications
of different normative sources and concepts, then perhaps we can become more articulate about
the good, then perhaps we can get down to the more explicitly political and ethical work of
saying what we think it is right and good to do and to become. 8

Dit citaat maakt duidelijk hoe we dankzij een metaethische reflectie op het goede, beter werk
kunnen leveren in onze ethische en politieke leefwereld. Bovendien toont het aan hoe we de
metaethiek nodig hebben om grondige verandering te kunnen bewerkstelligen.

Orlie probeert in Taylor and Feminism duidelijk te maken dat Taylors filosofie van het goede een
sterke link vormt met het feministische project. In deze alinea zal ik Taylors eigen werken gebruiken
om haar en zijn standpunt te staven en verhelderen. Dit doe ik aan de hand van drie punten.
Allereerst wil ik verduidelijken dat Orlie in heel haar paper het woord “metaethiek” niet in de mond
neemt. Ik heb deze link zelf gelegd. Naar mijn gevoel is de vraag naar het goede inherent een
metaethische vraag. Het is een descriptieve vraag die de bron van onze dagdagelijkse ethiek wil
achterhalen. Zodus kunnen we Taylors Politics of the Good onder zijn metaethiek plaatsen. Ten
tweede claimt Orlie meermaals in haar paper dat voor Taylor onze moraliteit en identiteit
onlosmakelijk verbonden zijn. Dit vinden we ook vrij letterlijk terug in zijn werk. “Our notion of the
self is inextricably connected with our understanding of our moral predicament and moral agency” 9
stelt Taylor. Volgens hem constitueren evaluatieve bronnen onze, onder andere ook morele,
identiteit. Deze persoonlijkheid is een synthese van al onze engagementen. Zodus is het reflecteren
op moraliteit, oftewel metaethiek, noodzakelijk voor ons zelfbegrip.

8
Orlie, 160.
9
Charles Taylor, ‘The moral topography of the self.’, in Hermeneutics and psychological theory: Interpretive
perspectives on personality, psychotherapy, and psychopathology., Rutgers symposia on applied psychology,
Vol. 2. (Piscataway, NJ, US: Rutgers University Press, 1988), 298.

4
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

Mijn derde punt bestaat eruit de term “engagementen”, die ik hierboven zo vanzelfsprekend gebruik,
te verduidelijken en situeren. Het is een belangrijke voorwaarde voor een feministische kijk op
metaethiek. Het impliceert namelijk dat de tijd van een waardenvrije metaethiek voorbij is. Een
primair engagement in de wereld is noodzakelijk voor elke mens, dus ook voor de metaethicus. Geen
enkele persoon kan in zijn totaliteit neutraal zijn. Dat al ons spreken en handelen bepaald wordt door
onze engagementen, wordt besproken in Taylors Ontology.10 In de vorige alinea werd dit werk al kort
aangehaald ter verwijzing naar Taylor die in zijn jongere jaren ontologische vragen als
onbeantwoordbaar bestempelde. Deze uitspraak vloeit voort uit een probleem met ontologische
engagementen. Taylor stelt dat onze verschillende engagementen soms met elkaar in conflict gaan.
Het is echter niet duidelijk hoe deze, ondanks hun botsingen, nog een geheel kunnen vormen. Dit
alles leidt tot een identiteitsprobleem. Hoe kan iemand verschillende soorten en soms elkaar
tegensprekende engagementen aangaan zonder hun identiteit als geheel te verliezen? Omwille van
deze moeilijkheid is het volgens Taylor beter om hier niet over te reflecteren. Hij neemt een negatief
standpunt in tegenover de metaethiek. Taylor verandert echter van mening naarmate hij ouder
wordt. Hij legt steeds meer focus op hoe de engagementen divers kunnen zijn, maar toch een geheel
vormen in onze identiteit. In Retrieving Realism, een boek geschreven met Hubert L. Dreyfus,
introduceert Taylor een “pluralistic robust realism”. Op deze manier meent hij een oplossing te
vinden voor het identiteitsprobleem waar hij in Ontology op botste. Taylor stelt dat er meerdere
manieren zijn om de wereld te ontdekken. Bijvoorbeeld een naturalistische manier, een morele
manier, een affectieve manier, etc. Dit brengt verschillende engagementen en waarheden met zich
mee die kunnen conflictueus kunnen zijn. Het is echter zo dat deze waarheden onafhankelijk zijn. Ze
kunnen elks ons denken transformeren en aanpassen, maar hun conflictueuze karakter hoeft dankzij
hun autonomie niet per se problematisch zijn. Deze verschillende waarheden vallen echter niet
onder een theorie te brengen, waardoor het een pluralistisch, robuust realisme blijft. 11 Taylor vormt
hier dan weer een positief antwoord op het vraagstuk van metaethiek. Het is een zinvolle discipline
die mogelijke antwoorden biedt op filosofische, ethische problemen.

10
Charles Taylor, ‘Ontology’, Philosophy 34, nr. 129 (april 1959): 125–41,
https://doi.org/10.1017/S003181910004746X.
11
Hubert L. Dreyfus en Charles Taylor, Retrieving realism (Cambridge, MA: Harvard University Press, 2015).

5
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

3. Antwoord op vraagstuk

In dit onderdeel zal ik een antwoord proberen formuleren op de vraag: “Hoe moet de relatie tussen
metafysica en ethiek worden begrepen?”. Aan de hand van een feministische interpretatie van
Taylors filosofie kan ik volgens mij aantonen dat een (feministische) metaethiek mogelijk, zinvol en
zelfs noodzakelijk is.

Allereerst ligt de mogelijkheid van een feministische metaethiek op tafel. Er kan vanuit een
geschiedkundig perspectief geconcludeerd worden dat de traditionele filosofie, en dus ook de
metaethiek, een product van mannen en het patriarchaat is. Hoe moet een moderne, feministische
metaethicus hier dan mee verder? Er zijn twee opties voor de feministische filosofie. Ofwel een
radicale afwijzing van de metaethiek, ofwel een rehabilitatie ervan. Dit laatste wil ik als doel voor
ogen houden.12 Taylors Politics of the Good werd al door Orlie aangeboden als startpunt voor een
feministische metaethiek. Ik wil hieronder toch nog enkele mogelijkheidsvoorwaarden formuleren
waaraan voldaan moet worden. Deze passen desalniettemin binnen Taylors kader. Ten eerste moet
een feministische vorm van metaethiek ruimte laten voor emotie. Het affectieve is doorheen de
geschiedenis gedevalueerd omwille van haar link met het vrouwelijke. Emotionele kennis is echter
waardevol en kan dus bijdragen aan onze morele kennis. Het is dan ook niet vreemd dat befaamde
filosofen als Hume de harstochten als noodzakelijk zagen voor ons moreel handelen. 13 In Taylors
metafysica is er al ruimte voor emotie door middel van zijn concepten “significante emoties” en
“sterke waardering”. Een affectief aanvoelen van waardeverschil is typisch menselijk (niet enkel
vrouwelijk) en bovendien noodzakelijk voor onze morele oriëntatie. Niet alles wordt geleid door de
rede. Carol Gilligan zette hierin al een grote stap door een eerste baanbrekende feministische kritiek
te ontwikkelen in de metaethiek. Zij stelt dat de morele psychologie van vrouwen anders in elkaar zit
dan die van mannen en dus niet genegeerd mag worden; hieruit vloeide de zorgethiek waarbij de
moral agent niet langer onpartijdig is en ons gevoel voor zorg centraal staat. Het is echter belangrijk
om te onthouden dat de feministische (meta)ethiek meer inhoudt dan theorieën op basis van emotie
alleen. Feministische filosofie is zeer divers.14 Ze beoogt zo omvattend mogelijk te zijn omdat zijzelf
jarenlang uit het traditionele discours gebannen werd. Deze ruimte voor diversiteit is de tweede
mogelijkheidsvoorwaarde van een feministische metaethiek. Ondanks haar openheid moet een
feministische metaethiek niet noodzakelijk cultuur relativistisch zijn. Taylors pluralistisch robuust
realisme staat open voor de diversiteit van het feminisme, maar ook voor de intersectionaliteit
ervan.

12
Srinivasan, ‘Feminism and Metaethics’, 595–96.
13
Superson, ‘Feminist Metaethics’, 537.
14
Srinivasan, ‘Feminism and Metaethics’, 597.

6
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

De derde en laatste mogelijkheidsvoorwaarde stelt dat een feministische metaethiek geëngageerd


moet zijn. Dit betekent dat ze niet langer neutraal claimt te zijn, maar erkent dat ze ook een
noodzakelijk in-de-wereld-zijn kent. Zowel metafysica als ethiek zijn waardegeladen disciplines, maar
dit wil niet zeggen dat zij minder waardevol zijn. Ook het feminisme is noodzakelijkerwijs gesitueerd.
Haar hoofddoel ligt nu eenmaal in de geleefde wereld. Een constante idealisatie en abstractie zonder
oog voor praktische context in de metaethiek is problematisch en heeft geen plaats binnen de
feministische variant.15 De transcendente metaethiek moet altijd in functie van een praktisch nut
gedacht worden. Ook deze geëngageerde conditie van de metaethiek vinden we terug in Orlies
presentatie van Taylor. Dit heb ik uitgebreid uitgelegd in het tweede onderdeel van deze paper.

De tweede vraag die beantwoord moet worden, betreft de zinvolheid van een (feministische)
metaethiek. Deze discipline is duidelijk mogelijk, maar of ze nut heeft is een ander paar kousen..
Volgens mij is dit wel het geval. Deze overtuiging kan ik staven met Orlie’s betoog in Taylor and
Feminism. De vraag naar het goede motiveert en zet aan tot actie. Doordat dit concept echter
ongrijpbaar blijft, geeft het ons energie om ernaar te streven en grenzen te verleggen. 16 Dit
motiverende en transformatieve aspect van de metaethiek bevat haar zin. Zeker binnen het kader
van het feminisme heeft de metaethische vraag naar het goede in dit opzicht nut.

Tot slot durf ik zelfs, samen met Taylor en Orlie, te stellen dat metaethische vragen noodzakelijk zijn.
Deze onvermijdelijkheid stamt uit de link tussen moraliteit en identiteit. Door middel van reflectie op
onze overtuigingen en ideeën ontwikkelt de mens zijn identiteit. Het gaat zelfs zo ver dat we zonder
evaluatieve oriëntatie geen mogelijkheid hebben tot handelen. 17 Zonder een evaluatieve oriëntatie
zouden wij niet langer mens zijn. Noodzakelijker kan een discipline bijna niet worden. Ook hier zien
we weer duidelijk dat Taylors filosofie zich hiertoe leunt.

Als besluit van dit deel kan ik stellen dat de relatie tussen metafysica en ethiek als een vloeiende
rivier gezien moet worden. Beide hangen onvermijdelijk samen, maar duwen en trekken elkaar
andere richtingen uit. Dit heen en weer spel is echter niet conflictueus, maar harmonieus. Zodus is
een metaethiek ook mogelijk zolang zij aan enkele feministische mogelijkheidsvoorwaarden voldoet.
Ze is zinvol in de mate dat ze tot handelen oproept en een nut heeft voor onze ethische leefwereld.
Tot slot zijn metaethische vragen zelfs noodzakelijk doordat ze constitutief zijn voor onze identiteit.
De perfecte bron voor deze metaethiek is een feministische interpretatie van Charles Taylors
metaethiek.

4. Voorbeelden van onderwerpen in de feministische metaethiek

15
Srinivasan, 598.
16
Orlie, ‘Taylor and Feminism: From Recognition of Identity to a Politics of the Good’, 145.
17
Orlie, 146.

7
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

Ter verduidelijking zullen er nu twee voorbeelden van feministische metaethische onderwerpen


besproken worden. Zo kan het feminisme zich bekommeren over het populaire vraagstuk van het
moreel realisme. Dit laatste stelt dat er morele feiten bestaan waaraan het waarheidsgehalte van
morele uitspraken gemeten kan worden. Een extreme vorm van dit realisme is absolutisme. Dit stelt
dat er één ware morele code is. Hier tegenover kan het cultureel relativisme gezet worden dat
gelooft in waarden en normen die ontstaan aan de hand van cultureel discours. Omwille van de
openheid van het feminisme zou men misschien denken dat feministische metaethici snel richting
relativisme kijken. Dit is echter niet zo vanzelfsprekend. In feministische metaethiek is de keuze
tussen absolutisme en relativisme een belangrijk debat. Ter illustratie even de voor- en nadelen van
beide standpunten: absolutisme heeft enerzijds als voordeel dat bepaalde normen niet weggewuifd
kunnen worden. Verkrachting is altijd fout en kan niet in het licht van ‘culturele traditie’ of dergelijke
goed gepraat worden. Anderzijds bevat het absolutisme weinig tolerantie en is er kans op moreel
imperialisme. Wat bepaalt de morele code? Kan het dan niet zijn dat we vanuit discriminerende
normen oordelen? Relativisme is dan weer goed voor zijn openheid en diversiteit, maar er is geen
mogelijkheid tot morele vooruitgang. Net dit laatste is zeer belangrijk in het feminisme. 18

Een tweede voorbeeld van behandelde onderwerpen in de feministische metaethiek is morele


epistemologie. Hoe verwerven we onze morele kennis? Een mogelijke theorie is die van Margaret
Little. Zij stelt dat de traditionele filosofie seksistisch is in de beperkte focus op de rede als instrument
om (morele) kennis te verwerven. Volgens haar doet de rede dit gepaard met emotie. Het affectieve
voorziet ons namelijk van motivatie en hierdoor hebben we reden tot handelen. Emotie is een
essentieel onderdeel van de mens als moreel wezen. Moraliteit, als combinatie van emotie en rede,
geeft de agent een bepaalde aandachtigheid om een situatie te beoordelen. Op die manier kunnen
we de gepaste reactie bewerkstelligen. We kunnen volgens Little pas echt van een morele daad
spreken als het bijhorende gevoel gepast is. 19 Een robot kan bijvoorbeeld niet moreel handelen.

Ondanks dat de feministische metaethiek nog in haar kinderschoenen staat, zijn er wel al belangrijke
punten aan bod gekomen. Natuurlijk valt er alleen maar te hopen op meer.

18
Superson, ‘Feminist Metaethics’, 529–33.
19
Superson, 537.

8
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

5. Conclusie

In bovenstaande paper werd er een onderzoek gevoerd naar de relatie tussen metafysica en ethiek
aan de hand van een feministische interpretatie van Charles Taylors metaethiek. Eerst werd de tekst
Taylor and Feminism van Melissa A. Orlie kort samengevat. Hierna werd de paper verhelderd aan de
hand van enkele opmerkingen en verwijzingen uit Taylors eigen werk. In het derde onderdeel werd
er een antwoord geformuleerd op bovenstaande vraag. Er werd gekeken naar de mogelijkheid,
zinvolheid en noodzakelijkheid van een feministische metaethiek. Alle drie kregen een positief
antwoord. Bovenal bewees ik hierboven dat de feministische invalshoek op Taylors Politics of the
Good een perfect standpunt is dat deze variant kan onderbouwen. Zodus besloot ik dat metafysica
en ethiek onvermijdelijk samenhangen. Het zijn verschillende domeinen, maar kennen een
harmonieuze verhouding.

9
Grondige studie van de metafysica Lize Maes

6. Bibliografie

Dreyfus, Hubert L., en Charles Taylor. Retrieving realism. Cambridge, MA: Harvard University Press,
2015.
Orlie, Melissa A. ‘Taylor and Feminism: From Recognition of Identity to a Politics of the Good’. In
Charles Taylor, onder redactie van Ruth Abbey. Contemporary philosophy in focus.
Cambridge, U.K. ; New York: Cambridge University Press, 2004.
Srinivasan, Amia. ‘Feminism and Metaethics’. In The Routledge Handbook of Metaethics. New York:
Routledge, Taylor & Francis Group, 2018.
Superson, Anita. ‘Feminist Metaethics’. In The Routledge Companion to Feminist Philosophy. London
New York: Routledge, Taylor & Francis Group, 2017.
Taylor, Charles. ‘Ontology’. Philosophy 34, nr. 129 (april 1959): 125–41.
https://doi.org/10.1017/S003181910004746X.
———. Sources of the self: the making of the modern identity. Cambridge, Mass: Harvard University
Press, 1989.
———. ‘The moral topography of the self.’ In Hermeneutics and psychological theory: Interpretive
perspectives on personality, psychotherapy, and psychopathology., 298–320. Rutgers
symposia on applied psychology, Vol. 2. Piscataway, NJ, US: Rutgers University Press, 1988.

10

You might also like