You are on page 1of 2

NHL

1e graad Wiskunde Deeltijd Groningen


Tentamen Lineaire Algebra Code: WLIN.T5a
Dinsdag 5 november 2014; 17 – 20 uur

NB: werk overzichtelijk en motiveer helder je antwoorden.

Opgave 1  
1 6 3 5

 0 1 1 1 

Gegeven is de matrix A = 
 2 3 −3 −2 

 −2 −3 3 −4 
0 9 9 6

[3 pt] 2 1. Veeg de matrix A tot echelonvorm.


[5 pt] 2 2. Bereken bases voor

ˆ Nul(A): de nulruimte van A


ˆ Col(A): de kolomruimte van A
ˆ Row(A): de rijruimte van A

Opgave 2
Laat A en B twee n × n matrices zijn, I de n × n eenheidsmatrix en α ∈ R.
[3 pt] 2 3. Bewijs of weerleg:
als B = A + α · I dan hebben A en B dezelfde eigenvectoren.
[4 pt] 2 4. Onder het spoor tr(M ) van een vierkante matrix M verstaan we de som van de elementen op
de diagonaal van M .
Bewijs: tr(AB) = tr(BA).
HINT: kies eerst n = 2 en schrijf het spoor uit. Generaliseer daarna voor willekeurige n.
[4 pt] 2 5. Bewijs:
als A diagonaliseerbaar is, dan is tr(A) gelijk aan de som van de eigenwaarden van A.

Opgave 3
Laat V en W vectorruimten zijn met dim (V ) = m en dim (W ) = m + 7 en f : V → W en
g : W → V lineaire afbeeldingen. Verder is gegeven een stelsel hv1 , . . . , vk i in V .
[3 pt] 2 6. Bewijs of weerleg:
als hf (v1 ), . . . , f (vk )i lineair onafhankelijk is, dan is ook hv1 , . . . , vk i lineair onafhankelijk.
[3 pt] 2 7. Welke waarde(n) kan de dimensie van de kern van g hebben als voor elke x ∈ V geldt
g(f (x)) = 0?
H
H

 lees verder H
H



1
Opgave 4      
1 0 2
 2   5   −1 
Gegeven zijn de vectoren v1 =   3 , v2 =  −2  en w =  8 .
    

4 −1 9
Het stelsel B = hv1 , v2 i is een basis voor de lineaire deelruimte H ⊆ R4 . Het is direct in te
zien dat B een orthogonaal stelsel is.
 
3 −1
De afbeelding T : H → H heeft op de basis B de matrix M = .
1 1
[3 pt] 2 8. Bereken T (w).
[6 pt] 2 9. Bereken een orthogonale basis voor H ⊥ .
De lineaire afbeelding P : R4 → R4 is de orthogonale projectie op de lineaire deelruimte H.
P heeft op de standaardbasis de matrix A.
[2 pt] 2 10. Beredeneer welke eigenwaarden de matrix A heeft.
[3 pt] 2 11. Bereken de laatste kolom van de matrix A.

Opgave 5  
3 1 1 −1
 2 4 2 −2 
Gegeven is de matrix Mp = 
 −4 −2 −1

p 
−1 −1 −1 3

[3 pt] 2 12. Bereken de waarde(n) van p waarvoor de matrix Mp inverteerbaar is.

De matrix M4 heeft onder andere de eigenwaarde 2.


[3 pt] 2 13. Bereken voor M4 de dimensie van de eigenruimte bij de eigenwaarde 2.

Opgave 6
De kwadriek K in R3 wordt gegeven door de vergelijking

x2 + 2y 2 + 4z 2 − 4xz = 13

[5 pt] 2 14. Bepaal de aard van K.

Totaal aantal punten: 50


H
H

 einde

You might also like