Professional Documents
Culture Documents
Probleem 2, Blok 5, 2022-2023
Probleem 2, Blok 5, 2022-2023
Ruimtelijke spreiding
Place = Plaats = individueel punt in een ruimte
Space = Ruimte = grotere gebieden
Hotspots: concentratie of cluster van misdaden in een ruimte. Kleine geografische locaties.
- Verschil met high crime area = h.c.a. gebieden met criminaliteit > hotspots
Hot routes: criminaliteit vindt plaats langs een lineair netwerk
- Bijvoorbeeld: straat of busroute
Temporele spreiding
Tijd = Temporeel = uren, dagen, weken, maanden, etc.
Moment = Geeft de tijd aan dat een misdaad plaatsvond in de ruimte (Waar en wanneer)
Exact time crimes: Slachtoffer kan relatief accuraat het moment van misdaad identificeren.
- Bijvoorbeeld: Overval, verkrachting, gewelddadige misdaden.
Time span crimes: Geen exacte tijd bekend.
- Bijvoorbeeld: inbraak, diefstal
Twee ‘Best Guess’ Methodes om bij time span crime tijd vast te stellen
- Midpoint-analysis = middelpunt van bekende tijdspanne
- Weighted time span method = kans op risico voor criminaliteit voor elke
tijdseenheid over de bekende tijdspanne
Duur = Hoe lang een gebeurtenis of proces in een specifieke ruimte plaatsvond of hoe lang
een specifieke dader actief was.
Belangrijke punten m.b.t. high crime areas, hotspots, hot routes en burning times:
1. Niet elk doelwit (individuen, huizen, bedrijven) in een high crime area zal te maken
krijgen met criminaliteit. Hoe groot of klein het gebied ook is, op sommige locaties
zal meer criminaliteit plaatsvinden dan op de andere.
2. Een hotspot is niet altijd ‘hot’. Het is dus niet een plek waar 24/7 de kans op
criminaliteit hoog is. Het is afhankelijk van de locatie en het tijdstip van de dag.
3. Er is nog niet veel bekend over hot routes en burning times (komt door de complexe
technieken om hot routes en burning times te analyseren).
Soorten hotspots:
- Hotspot matrix – Ratcliffe
Ruimte:
1. Dispersed (verspreid) hotspots = Criminaliteit is redelijk gelijkmatig verspreid.
2. Clustered (geclustered) hotspots = 1 of meer specifieke plaatsen zijn
verantwoordelijk voor het merendeel van de criminaliteit.
3. Hotpoint hotspots = alle criminaliteit bevindt zich op 1 duidelijke plaats.
o Kan het best omschreven worden als een crime attractor of crime generator
(Brantingham).
Tijd:
1. Diffused (verspreide) hotspots = Criminaliteit die op elk moment van de dag of nacht
plaatsvindt. Geen herkenbare piekclustering van criminaliteit binnen de hotspot. Dit
kan een ‘echte’ verspreiding zijn, of de tijdspanne is te groot, waardoor men niet met
zekerheid kan bepalen of er een piek bestaat binnen de hotspot (A)
2. Focused (gerichte) hotspots = Bepaalde tijdsblokken hebben meer criminaliteit dan
andere. Hoewel misdaadgebeurtenissen 24 uur per dag voorkomen, kan wel een
significante clustering van criminaliteit worden vastgesteld (B)
3. Acute hotspots = Binnen een specifieke tijd vindt veel criminaliteit plaats. Buiten de
acute tijd vindt er geen of weinig criminaliteit plaats. Criminaliteit wordt in een
relatief korte tijd geclusterd (C)
o Bijvoorbeeld: Je kunt een hotspot hebben met criminaliteit die ruimtelijk
dispersed (verspreid) is, maar focused (gerichte) temporele clustering heeft.
Het beleid is afhankelijk van de situatie, of er sprake is van een wolf, een eend of een hol van
ongerechtigheid. Problemen met puur een wolf, eend of hol zijn zeldzaam. De meeste
problemen hebben te maken met een mengsel. De vraag is wat het meest dominant is in een
bepaald probleem: wolven, eenden of holen?
2. Crime attractors = Criminaliteit aantrekkers = Plaatsen waar daders naar toe gaan
met de intentie om criminaliteit te plegen. Opzettelijke criminelen worden
aangetrokken vanwege de bekende kansen voor bepaalde soorten criminaliteit (bijv.
onbeveiligde parkeerterrein, prostitutiestraten, bars/kroegen, drugsmarkten, etc.).
o Criminaliteit op dergelijke plaatsen wordt gepleegd door outsiders.
Gemotiveerde daders zullen langere afstanden afleggen om een
doelwit/slachtoffer te vinden. Als insiders criminaliteit plegen op
dergelijke plaatsen, dan zijn ze wellicht eerder naar die plaats verhuisd
omdat ze de criminaliteit dat daar plaatsvindt aantrekkelijk vinden.
o Oplossing: Daders moeten ontmoedigd worden om naar de locatie te komen.
!!! Hotspots zijn geen pure attractors, generators of neutraal. De meeste plaatsen zijn
gemengd, in die zin dat ze misdaadaantrekkers kunnen zijn voor sommige vormen van
misdaad, misdaadgeneratoren voor andere vormen en neutraal t.o.v. nog andere vormen.
Bijvoorbeeld: een bar trekt veel mensen aan (generator), is bekend bij daders (attractors),
is overdag niet aantrekkelijk voor daders (crime neutral area).
Paths (Paden) = Paden bepalen waar mensen heen gaan en wat ze leren over de stad.
- Cruciaal bij het vormgeven van routinematige activiteiten, het dagelijks leven en
speciale evenementen.
- Ze bepalen waar mensen zoeken naar criminele doelen en waar mensen het
slachtoffer van worden.
- Criminaliteit vindt plaats waar de activiteitenruimten van de dader en het
slachtoffer elkaar kruisen.
Land uses (Landgebruik) = gaat over de inrichting van het gebied en de type mensen die er
wonen, welke aspecten er te vinden zijn, etc.
- Het gebruik van land kan voorspellen waar bepaalde vormen van criminaliteit het
meest waarschijnlijk zullen voorkomen.
Beslissingsmodel:
- Initiële betrokkenheidsmodel (= beslissingen over betrokkenheid) = Individuen
kiezen ervoor om in eerste instantie betrokken te raken bij bepaalde vormen van
criminaliteit. Deze beslissingen over betrokkenheid worden beïnvloed door:
o Achtergrondfactoren
o Eerdere ervaring en leren
o Behoeften
o Kosten-baten afweging
o Opties afwegen
o Toeval gebeurtenis
o Gereedheid/klaar om een bepaald soort criminaliteit te plegen.
o Besluit om criminaliteit daadwerkelijk te plegen.
- Event/gebeurtenisbeslissingen = beslissingen over gebeurtenissen worden snel
genomen o.b.v. informatie en de kenmerken van de specifieke situatie (specifiek
doelwit kiezen, buurt kiezen met het laagste risico, binnen deze buurt moet de
inbreker kiezen welke woning wordt aangevallen) keuzes zijn afhankelijk van
kansenbeoordeling, vereiste inspanning en risico).
- Persistentie & desistentie = De dader heroverweegt voortdurend de beslissing om
zijn betrokkenheid bij de misdaad wel/niet voort te zetten. Men zal besluiten door te
gaan met criminaliteit als het plegen ervan succes blijft hebben totdat men een
niveau heeft bereikt dat hij/zij persoonlijk als het gunstigste niveau beoordeeld.
- Beslissing om te stoppen = gebeurtenissen die de dader laten stoppen met
criminaliteit (gepakt worden, trouwen, afname delinquente vrienden, verminderde
winst uit inbraak).
Deze punten staan los van elkaar, maar kunnen ook opeenvolgend plaatsvinden.
Het ontbreken van één van de 3 elementen is voldoende om de succesvolle voltooiing van
criminaliteit te voorkomen.
Action space (actieruimte): Plaatsen waar mensen hun dagelijkse activiteiten uitvoeren en
waar je dagelijks komt.
- Nodes (knooppunten) = Plaatsen waar mensen van en naar reizen (winkel-, werk-,
school-, uitgaansgebieden).
Edges (randen) = Scherpe visuele breuk tussen verschillende soorten landgebruik, tussen
verschillende sociaaleconomische en demografische woon- en commerciële gebieden.
Randen zijn duidelijk zichtbaar langs grote parken, naast eengezinsgebieden en rond drukke
winkelcentra.
- Bijv. een rand kan een hoofdstraat zijn die de ene buurt of het landgebruik (land
uses) gebied van de andere scheidt.
- Randen kunnen opvallend zijn bijv. aan de ene kant van de straat een mooi, goed
verzorgde stedelijke campus en aan de andere kant van de straat een reeks vervallen
leegstaande huizen met kapotte ramen en bezaaide gazons.
- Randen kunnen ook niet goed zichtbaar zijn. De ene buurt kan geleidelijk
overgaan in de andere zonder een scherpe breuk tussen de twee gemeenschappen.
- Randen kunnen gebieden zijn met veel criminaliteit. Binnen een knooppunt hebben
mensen een idee van wie erbij hoort en wie niet. Dit is niet het geval bij een rand
waar vreemden komen en gaan, en bewegen met relatieve anonimiteit. Onderscheid
tussen ‘discrete’ en ‘verbonden’ randen:
o Discrete randen bijv. supermarkt, parkeerplaats of park dat twee
verschillende buurten van elkaar scheidt. Dit randje trekt zowel
slachtoffers als gemotiveerde daders naar hetzelfde, eerder anonieme gebied.
Het is gemakkelijker voor een dief om een voertuig te stelen dat zich
tussen 2 buurten bevindt, want niemand weet van wie de auto is.
o Verbonden randen door een gemotoriseerd transportsysteem bijv. straten,
metro- of buslijnen Het risico op slachtofferschap is nog groter Door
deze verbonden randen kunnen overtreders gemakkelijk van de ene rand
naar de andere gaan. Deze toegenomen mobiliteit resulteert in de
verspreiding van criminaliteit in een veel groter gebied.
!!! Kern van de crime pattern theory: Misdaden zullen plaatsvinden in de gebieden waar
geschikte doelen de bewustzijnsruimte van een dader kruisen !!!
Criminelen en niet-criminelen treden zelden buiten hun awareness space. Daarom kiezen
daders doelen o.b.v. de awareness space en dus zal criminaliteit het vaakste plaatsvinden op
de nodes (in de buurt van huis, werkplek, winkelcentra of uitgaansgebieden die door dader
worden bezocht) of paths (langs de paden tussen de activiteitsknooppunten) van de dader.
3. Situationele kenmerken
o Brengen een persoon ertoe om in bepaalde situaties actie te ondernemen.
o Bestaan uit een samenspel tussen:
Percepties van de omgeving; en
4. Actie
o Het resultaat van de hierboven beschreven processen. Deze uitkomst kan een
schending van het strafrecht zijn (i.c. een misdaad), een schending van een
andere sociale norm of gewoon iets amoreels zijn.
Kurland, Johnson (2019). The Influence of Stadia and the Built Environment on
the Spatial Distribution of Crime.
Aan de hand van dit artikel worden zowel de routine-activiteitentheorie als de crime
pattern theory bevestigd.
Het doel van deze studie was om de invloed van "micro" (bijv. pubs en fastfoodrestaurants)
en "superfaciliteiten" (voetbalstadions) op het aantal criminaliteitscijfers op gebiedsniveau te
onderzoeken.
Van bijzonder belang was of de aanwezigheid van dergelijke voorzieningen en hun
invloed op de doorstroming van mensen door buurten op wedstrijddagen van invloed is op
de criminaliteit. Ook is nagedacht over de mogelijke invloed van de sociale samenstelling
van een buurt op criminaliteit.
Resultaten onderzoek:
Resultaten:
- Duidelijke invloed van de ‘superfaciliteiten’ Criminaliteit was hoger in de
gebieden die het dichtst bij de stadions liggen en dit was met name op
wedstrijddagen.
- Duidelijk bewijs van de invloed van ‘micro-facilities’ op criminaliteit Op niet-
wedstrijddagen was de criminaliteit constant hoger in buurten met pubs, maar het
effect werd versterkt op wedstrijddagen. Echter, er was op zowel wedstrijd als
niet-wedstrijddagen geen sprake van een “overloopeffect” van criminaliteit naar
aangrenzende buurten.
- Ook bij fastfoodrestaurants was er meer criminaliteit bij gebieden die deze
faciliteiten hadden, en ook hier was sprake van een versterkt effect tijdens
wedstrijddagen. Echter, hier is wel sprake van een overloopeffect van
criminaliteit naar aangrenzende gebieden, maar niet in het bijzonder bij
wedstrijddagen.
- Daarentegen is niet bepaald welke pubs/mixen v. microfaciliteiten invloed hadden.
- In het geval van het mogelijke verband tussen criminaliteit en het gebruik van
stadions op wedstrijddagen en niet-wedstrijddagen is er geen verband gevonden.
- Kortom leidt een gebruik van super-facilities tot een grotere criminaliteit in de
buurt van de super-facility als ook bij de faciliteiten die daarmee een relatie
hebben (nodes) zoals pubs.
Volgens de crime pattern theory ontwikkelt iedereen (dus ook daders) een individuele
bewustzijnsruimte (= awareness space) die bestaat uit hun belangrijkste routine-activiteiten
knooppunten zoals thuis, school, werk en vrijetijdsactiviteitenlocaties (d.w.z. hun
activiteitenruimte), de reispaden die hen verbinden en alles binnen visuele bereik v/d dader.
Bij het bezoeken van deze activiteitsknooppunten verwerven daders kennis van hun
ruimtelijke omgeving. De theorie stelt dat daders het meest waarschijnlijk een misdaad
plegen (rode sterren) op die locaties waar hun individuele bewustzijnsruimte (= awareness
space; wit) de ruimtelijke verdeling van geschikte doelen kruist (de donkere ellipsen).
Daders plegen criminaliteit in de buurt van hun huidige en voormalige woonhuis, evenals
die van naaste familieleden en vrienden. Overtreders zullen waarschijnlijk ook terugkeren
naar gebieden waar voorheen het doelwit was en ze plegen overtredingen in de buurt van
andere knooppunten van routinematige activiteiten, zoals hun scholen, werkplekken en
locaties voor vrijetijdsbesteding.
Hoewel de kern van de theorie van misdaadpatronen ruimtelijke patronen in
misdaad verklaart, worden ook temporele misdaadpatronen aangepakt door te erkennen
dat de aantrekkelijkheid van doelwitten in de tijd kan variëren. Een plaats kan overdag
aantrekkelijk zijn voor misdaad, maar 's nachts onaantrekkelijk.
Bijvoorbeeld: woningen zijn ’s avonds en ’s nachts vaak bewoond, maar staan leeg tijdens
kantooruren, terwijl dit patroon bij de meeste bedrijven en voorzieningen omgekeerd is.
Figuur 2 geeft dit weer door de locaties van doelen uit figuur 1 te ontleden in de tijd
variërende aantrekkelijkheid van het doelwit, waaruit blijkt dat dezelfde plek overdag
aantrekkelijk kan zijn voor een dader, maar niet zozeer tijdens de nacht. Daarom wordt van
daders alleen verwacht dat ze misdaad plegen op die plaatsen waar doelwitten aantrekkelijk
zijn.
Volgens deze studie en de onderzoekers zou figuur 2 niet volledig zijn, en het halve verhaal
vertellen.
Conclusie/Resultaten:
Uit de resultaten blijkt dat bijna 40% van de delicten wordt gepleegd in de buurten van de
activiteit van de daders knooppunten (nodes), oplopend tot 85% wanneer eerste-, tweede-
en derdeordebuurten worden meegerekend. Echter, hoewel de resultaten niet statistisch
significant zijn, suggereren de resultaten verder dat daders meer kans hebben om misdaad
te plegen in buurten die ze regelmatig op hetzelfde tijdstip van de dag hebben bezocht dan
in buurten die ze regelmatig hebben bezocht op verschillende tijdstippen van de dag.