Professional Documents
Culture Documents
WEEK 1 – PIJN
ALGEMENE LEERDOELEN 2
TAAK 1.1 – NIERSTEENKOLIEK 9
TAAK 1.2 – PROSTATITIS 14
TAAK 1.3 – GALSTEENKOLIEK 19
TAAK 1.4 – ADNEXITIS OF APPENDICITIS 24
TAAK 1.5 – ENDOMETRIOSE 29
ALGEMENE LEERDOELEN
Buikwand : T6 – T10
Axonen die informatie over pijn overdragen kunnen in twee groepen vallen
A-groep = gemyeleerde axonen (conductie snelheid van 20/s)
snelle pathway
o A mechanosensitief = geprikkeld door mechanische stimuli
o A mechanothermaal = geprikkeld door temperatuur
C-vezel groep = ongemyeleerde axonen (2 m/s) langzame pathway
o Polymodaal = geprikkeld door mechanische, thermale en
chemische stimuli.
Ondanks dat ze allebei traag zijn, kun je zo dus alsnog oplezen in een
snelle en langzame pijn pathway. A en C = vitaal, A (mechanoreceptoren)
= gnostisch
Pijnperceptie
Er bestaan twee categorieën van pijnperceptie
Een scherpe first pain = A-vezels
Gate-control theory
Willem Noordenbos was de eerste die bedacht dat snelle zenuwvezels (die
gemyeliniseerd zijn) de langzame vezels (ongemyeliniseerd) blokkeren.
Hierop bedachten Ronald Melzack en Patrick Wall de gate control theory.
Deze stelt dat als een niet-pijnlijke stimulus de ‘poorten’ van pijnlijke input
sluit, waardoor de pijnlijke informatie niet naar het centrale zenuwstelsel
vervoerd kan worden. Hierom kan een niet-pijnlijke stimulus, zoals
bijvoorbeeld wrijven, pijn onderdrukken.
Appendicitis = pijn begint als viscerale pijn met pijn rondom de navel
(middendarm) en referred pijn (bij meer pijnsignalen) richting de lies
(dermatoom L1). Wanneer de ontsteking ook het peritoneum pariëtale
bereikt wordt de somatische pijn gelokaliseerd ter plaatse van de
ontsteking (met 1 vinger aan te wijzen). Nu zijn ook druk- en loslaatpijn op
te wekken en bestaat défense musculaire.
6) Referred pain
Soorten pijn
1) Neuropathische pijn = ontstaat door ziekte van ruggenmerg of
hersenen waardoor pijn ontstaat. Bijvoorbeeld hyperalgesie waarbij
de nociceptieve zenuwuiteinden constant depolariseren waardoor
een actiepotentiaal ontstaat, terwijl er geen pijn stimulus is.
Fantoompijn = pijn in een geamputeerd ledemaat. Dit is een vorm van
hyperalgesie. Vroeger gebeurde amputaties onder algehele
verdoving, waardoor het ruggenmerg de pijn wel nog ‘voelt’. Het
gebruik van epidurale anesthetica blokkeren de neurotransmissie in
het ruggenmerg tijdens de operatie waardoor de incidentie van
fantoompijn na de operatie veel lager wordt. Is daar onderdeel van.
2) Psychogenische pijn = weinig over bekend. Er is een pijn die wordt
veroorzaakt/versterkt/verlengt door emotionele of mentale factoren.
3) Referred pain = prikkels van viscerale pijn komt binnen via de
viscerosensorische neuronen via
sympathische zenuwen. De receptoren
zitten niet in het orgaan zelf waardoor de
pijn niet te lokaliseren is. Bij de overgang
naar de 2e neuron gaat hij naar boven naar
de hersenen. Deze overgang is eigenlijk
bedoelt voor somatosensorische neuronen,
daardoor voel je de pijn niet in het orgaan
maar in het somatische deel van het
lichaam dat daarbij hoort. Dus bij
hartaanval bijvoorbeeld pijn in schouder =
referred pain. In de vliezen om organen
heen, dus aan de buitenkant, zitten wel
receptoren. Als daar een ontsteking of
weefselbeschadiging zit dan kun je de pijn wel exact lokaliseren.
Bijvoorbeeld bij een pericarditis voel je de pijn wel echt aan de
7) Dermatomen
Medische voorgeschiedenis
Blanco.
Medicatie = geen
Intoxicatie = rookt niet, alcohol in weekend tot 10 eenheden.
Lichamelijk onderzoek
Vitale parameters = bloeddruk RR 110/75, pols 68 regelmatig equaal
Temperatuur = 37.8C, gewicht 75 kg, lengte 180 cm
Normale sclerae en huid
Hart en longen = geen afwijkingen
Abdomen
o Inspectie = geen afwijkingen
o Auscultatie = normale peristaltiek
o Percussie = wisselende tympanie
o Palpatie = geen afwijkingen
o Slagpijn nierloge links
Echo bovenbuik/nieren
Galblaas, lever en milt = zonder afwijkingen.
Gedilateerd pyelocalicieel stelsel links met verdenking niersteen
bovenpool.
Leerdoelen
1) Macroscopische anatomie: opbouw en topografie (relatie tot andere
organen in de buikholte) van nier, ureter, blaas, bloedvoorziening en
innervatie
2) Fysiologie: mechanisme koliekpijn bij nierstenen
De nieren zijn omgeven door een dikke fibreuze laag, de capsula renale.
Deze bestaat uit twee delen; ten eerste een dun orgaankapsel, de capsula
fibrosa renalis. Dit is een dun, stevig orgaankapsel dat uit bindweefsel
bestaat. Bovenop de nieren liggen de bijnieren. Om zowel de nieren als de
bijnieren ligt het vetkapsel, de capsula adiposa. De capsula adiposa wordt
omgeven door de nierfascie (fascia renalis), welke ook gedeelten van de
aorta abdominalis, vena cava inferior en de ureter bekleedt, en wordt door
twee bladen van de nierfascie van de omgeving afgeschermd:
Door het prerenale blad achter het peritoneum pariëtale (hier is de
fascia renalis gedeeltelijk mee vergroeid)
Door het retrorenale blad (dit is gedeeltelijk vergroeid met de fascia
transversalis en de spier fasciën van de dorsale buikwand)
Fysiologie:
mechanisme koliekpijn bij nierstenen
Nierstenen
Nierstenen ontstaan door kristallisatie van zouten
(calciumoxalaat en/of calciumfosfaat) bij
overschrijding van de oplosbaarheid. Het proces van
steenvorming wordt versneld als er eenmaal een
kristallisatieoppervlak is. Een acute aanval met
koliekpijn is vaak de eerste manifestatie van een
niersteen. Koliekpijnen komen vooral voor bij calciumoxalaat stenen. Deze
stenen zijn klein en hebben een korrelig oppervlak (leidt ook vaak tot
hematurie).
Nefrolithiase = steen in de nier
Ureterolithiase = steen in de ureter
Etiologie
In de urine zitten afvalstoffen die met het urineren worden afgevoerd: als
de afvalstoffen niet helemaal oplossen in de urine, dan kunnen er kristallen
of steentjes ontstaan in het nierbekken.
Urinestenen ontstaan meestal in de tubuli en papillae van het bovenste
deel van de urinewegen. Men veronderstelt dat dit gebeurt doordat de
urine oververzadigd is met ionen, vooral calcium, en oxalaationen. Het
ontstaansmechanisme is echter onduidelijk.
Predisponerende factoren = concentratie van de urine,
veranderingen in de pH van urine, bacteriële infecties
Casusverklaring
Veel zweten (door sporten), weinig drinken maar wel veel koffie
dehydratie hogere osmolariteit urine verminderde oplosbaarheid
kristallisatie proces niersteen
Niersteen doorschieten vanuit nierkelk naar urineleider
urinewegobstructie urine kan niet passeren stuwing (opgezwollen
ureter) = (slag)pijn & gedilateerd pyelocalicieel stelsel (=nierkelk &
nierbekken)
Niersteen i.c.m. urinewegobstructie = “referred pain” van nieren &
ureter heftige krampende pijn, uitstralend naar lies en linker testikel
Slagpijn in nierloge = fysisch-diagnostische test, slag halverwege de
rug, t.h.v de ellebogen
Nierstenen kunnen ook uitgeplast worden en hoeven dus niet altijd tot
symptomen te leiden.
Medische voorgeschiedenis
Appendectomie op 12-jarige leeftijd
Medicatie = geen
Intoxicatie = rookt 15 sigaretten en drinkt 2-5 eenheden alcohol per dag
Lichamelijk onderzoek
Vitale parameters = bloeddruk RR 140/85, pols 72 regelmatig equaal
Temperatuur = 37.8C, gewicht 80 kg, lengte 175 cm
Hart en longen = geen afwijkingen
Abdomen = geen afwijkingen
Rectaal toucher = asymmetrische prostaat, verstreken sulcus,
gevoelig bij palpatie
Urinesediment = leukocytose
Leerdoelen
1) Macroscopische anatomie: opbouw en topografie (relatie tot andere
organen in de buikholte) van de prostaat, bloedvoorziening en
innervatie
2) Fysiologie = mechanisme van pijn bij (prostaat)ontsteking + innervatie
Zaadvocht wordt voor 30% door de prostaat geproduceerd, voor 60% door
de zaadblaasjes en voor 5% door zowel de glandulae bulbourethrales als
door de epididymis.
Casusverklaring
Rectaal toucher = asymmetrische prostaat, verstreken sulcus (komt door
vergrootte prostaat), gevoelig bij palpatie.
Sinds 1 maand continue zeurende pijn onder in buik, uitstralend in basis
van de penis. Moeite en pijn bij plassen. Druppelt na en plots urineverlies.
Frequentere mictie, met normaal aspect van de urine. Ook pijn bij
ejaculatie. Wisselende seksuele contacten.
Medische voorgeschiedenis
Appendectomie op 12-jarige leeftijd
Vier zwangerschappen, twee kinderen
Medicatie = geen
Intoxicatie = rookt niet, zelden alcohol
Lichamelijk onderzoek
Vitale parameters = bloeddruk RR 130/85, pols 100 regelmatig equaal
Temperatuur = 37.8C, gewicht 90 kg, lengte 168 cm
Normale sclerae en huid
Hart en longen = geen afwijkingen
Abdomen
o Inspectie = obees, litteken rechtsonder in buik
o Auscultatie = spaarzame peristaltiek
o Percussie = gevoelige percussie over lever, normale grootte
van lever, geen vergrote milt
o Palpatie = actief spierverzet bij palpatie van lever, hierdoor
onderzoek bemoeilijkt
o Rectaal toucher = normale sfincterspanning en slijmvlies,
bruine faeces aan handschoen
Leerdoelen
1) Macroscopische anatomie: opbouw en topografie (relatie tot andere
organen in de buikholte) van de lever, galblaas en pancreas,
bloedvoorziening en innervatie
2) Fysiologie = mechanisme koliekpijn bij galstenen
Innervatie
Topografie lever
Topgrafie pancreas
De pancreas ligt als een langgerekt orgaan dwars in de bovenbuik,
grotendeels in het gebied van de regio epigastrica. Het corpus pancreatis
kruist L1//L2, het naar rechts wijzende caput pancreatis loopt tot aan
L3/L4. De cauda pancreatis kan zich in de linker bovenbuik tot dichtbij de
milt uitstrekken. Pijn als gevolg van pancreas aandoeningen wordt vaak
gordelvormig gevoeld in het bovenste deel van het abdomen en zelf tot in
het onderste gedeelte van de thorax.
De sfincter van Oddi is een kringspier rondom de papil van Vater waarmee
de hoeveelheid vloeistof vanuit de lever, galblaas en alvleesklier geregeld
kan worden richting het duodenum.
3) Casusverklaring
Zwangerschap, vrouwelijk geslacht, leeftijd boven de 40 en obees zijn
risicofactoren voor het ontwikkelen van galstenen. Deze vrouw heeft dit
allemaal. Ook de uitstraling naar buik, rug (= referred pain) en midden op
de buik komen door de koliekpijn.
Medicatie = geen
Intoxicatie = rookt niet en drinkt alleen in de weekenden enkele eenheden
alcohol/dag
Lichamelijk onderzoek
Vitale parameters = bloeddruk RR 100/60, pols 104 regelmatig
equaal.
Temperatuur = 38.8°C, gewicht 60 kg, lengte 170 cm
Hart en longen = geen afwijkingen, behoudens tachycardie
Abdomen
o Inspectie = ligt stil met opgetrokken knieën
o Auscultatie = spaarzame peristaltiek
o Percussie = gevoelige percussie t.h.v. McBurney
o Palpatie = actief spierverzet bij palpatie onder in buik,
peritoneale prikkeling, loslaatpijn rechts- en linksonder
Vaginaal toucher = kleine vaste pijnlijke uterus, adnexa niet palpabel
vanwege pijn, rechts meer pijn dan links. Cri de Douglas (ruimte
tussen uterus en rectum).
Leerdoelen
1) Macroscopische anatomie: opbouw en topografie (relatie tot andere
organen in de buikholte) van het adnexa van de uterus (ovaria en
eileiders) en appendix, bloedvoorziening en innervatie
2) Fysiologie = mechanisme van pijn bij peritoneale prikkeling, viscerale
en pariëtale pijn, referred pain
Ovaria en eileiders
De tuba uterina is van mediaal naar lateraal onder te verdelen in het pars
uterina, de isthmus tubae uterinae, de ampulla en het infundibulum. De
tubae uterinae eindigen in de fimbriae die verbonden zijn met het ovarium.
Appendix
De dikke darm wordt van oraal naar aboraal onderverdeeld in blindedarm
(caecum) met wormvormig aanhangsel (appendix vermiformis), karteldarm
(colon) bestaande uit colon ascendens, transversum, descendens en
3) Casusverklaring
Bij appendicitis ontstaat er een uitzetting van
de appendix welke viscerale pijn veroorzaakt.
Langzaamaan verschuift deze pijn naar het
kwadrant rechtsonder omdat de inflammatie
wordt waargenomen door somatische sensoren
van het pariëtale peritoneum. Pariëtale pijn is
een vorm van continue pijn.
Medicatie = geen
Intoxicatie = rookt en drinkt niet
Lichamelijk onderzoek
Vitale parameters = bloeddruk RR 100/60, pols 80 regelmatig equaal.
Temperatuur = 36.9°C, gewicht 80 kg, lengte 170 cm
Hart en longen = geen afwijkingen
Abdomen
o Inspectie = geen bijzondere bevindingen
o Auscultatie = normale peristaltiek
o Percussie = normaal
o Palpatie = geen zwelling palpabel
Rectaal toucher = pijn op te wekken t.h.v. ligamenta sacro-uterina
Speculumonderzoek = geen afwijkingen aan de cervix, geen
afwijkingen t.h.v. fornix posterior
Vaginaal toucher = uterus normaal groot, ovaria net te palperen, niet
vergroot, pijn op te wekken t.h.v. ligamenta sacro-uterina
Leerdoelen
1) Macroscopische anatomie: opbouw en topografie (relatie tot andere
organen in de buikholte) van de uterus, bloedvoorziening en innervatie
2) Fysiologie = mechanisme van pijn bij endometriose (nociceptief –
inflammatoir –neuropathisch)
De uterus is via het lig. latum uteri verbonden met de zijkant van de
bekkenwand. Het lig. latum uteri bestaat uit een peritoneum dubbelblad,
waartussen bindweefsel, bloedvaten en zenuwen liggen. Het lig. latum
uteri verdeelt de peritoneale holte van het kleine bekken in een voorste
deel (excavatio vesicouterina), de holte tussen blaas en uterus, en het
achterste deel, de ruimte tussen uterus en rectum (excavatio rectouterina/
ruimte van Douglas). De uterus wordt ook gefixeerd door het lig. teres uteri
en het lig. cardinale. Het lig. teres uteri loopt vanaf de zijkant van de
uterus horizontaal in het lig. latum uteri en loopt vervolgens via het
lieskanaal naar het labium majus (grote schaamlip). Het lig. cardinale/ lig.
transversum cervicalis is een waaiervormig ligament vanuit de uterus naar
de zijwand van het kleine bekken.
Innervatie
De parasympatische innervatie verloopt via de nn. splanchnici pelvici (S2 –
S4) en de sympathische innervatie verloopt via de nn. splanchnici lumbales
en deels sacrales (via plexus hypogastricus inferior). Sympathische
Pijnmechanismen
De endometriosehaarden met bijbehorende ontstekingshaarden kunnen tot
heftige pijn en pijnprikkels in de onderbuik leiden. Specifieke vormen bij
endometriose zijn:
Dysmenorroe (menstruatiepijn)
o Primair: is de niet pathologische vorm van menstruatiepijn.
Onder invloed van de normale hormoon schommelingen
ontstaan er wat prostaglandines die deze pijn veroorzaken.
o Secundair: Pathologisch, het endometrium gedraagt zich op
een niet normale manier Zie theorieën.
(Chronische) buik- of rugpijn
Dyspareunia (pijn tijdens vrijen)
o Dit komt vaak door een haard bij de cavum Douglasi.
Dysurie (pijn tijdens plassen)
Moeite met de stoelgang
o Door een haard in de ruimte tussen het rectum en uterus, ook
weer ruimte van Douglas.
Pijnfysiologie
Viscerosomatic convergence = afferent pijnvezels vanuit organen
(viscerale pijn) en afferente vezels vanuit dermatomen (somatische pijn)
hebben hun synaps op dezelfde neuronen in de dorsale hoorn. Dit maakt
het dat er geen duidelijk onderscheidt mogelijk is tussen somatische en
viscerale pijn.
Referred pain = als gevolg van de viscerosomatic convergence kan het zijn
dat patiënten pijn rapporteren bij bepaalde huidplekken dat eigenlijk
vanuit organen afkomstig is. Specifieke organen hebben hun specifiek
dermatoom waar ze hun referred pijn veroorzaken.
De afferent vezels die de viscerale pijn geleiden, zijn onderdeel van het
autonome zenuwstelsel. Viscerale pijnstimuli volgen op schadelijke stimuli
als: distensie (koliekpijn), ischemie, necrosis, spasmen. Het verloop van
deze vezels is als volgt (dit is de algemene structuur):
Nociceptieve vezel grensstreng ganglia ramus communicans albus
spinale ganglia radix posterior dorsale hoorn tract. Spinothalamicus
etc.
3) Casusverklaring