You are on page 1of 30

NEUROANATOMIE

1. BESCHRIJF DE INDELING VAN DE CEREBRALE HEMISFEREN IN HUN


VERSCHILLENDE KWABBEN. BESPREEK DE GESPECIALISEERDE COR-
TEXGEBIEDEN, HUN TOPOGRAFIE EN HUN FUNCTIE. LEG HET BEGRIP
CEREBRALE DOMINANTIE UIT.
INDELING HEMISFEREN :
De primaire sulci: sulcus lateralis, sulcus centralis, sulcus parieto-occipitalis, en sulcus calcarina verdelen
elke hemisfeer in 4 grote kwabben, genoemd naar het deel van de schedel waar ze onder liggen:

✓ frontale kwab ligt voor de sulcus centralis.


✓ parietale kwab ligt tussen de sulcus centralis en parieto-occipitalis.
✓ temporale kwab ligt onder de sulcus lateralis
✓ occipitale kwab achter de sulcus parieto-occipitalis.

GESPECIALISEERDE CORTEXGEBIEDEN :
Corticale functionele gebieden van de frontale kwab :

1- Motorische cortex: ligt anterieur van de sulcus centralis


❖ primaire motorische cortex: gyrus percentalis tot paracentrale lobulus; is verantwoordelijk
voor motoriek van contralaterale lichaamshelft en bilaterale controle van hersenzenuwkernen,
het voert de beweging uit (niet verantwoordelijk voor design). Continu bijgestuurd door input
uit premotorische en sensibele cortex; thalamus, cerebellum en striatum.
❖ premotorische cortex: gyrus percentalis en posterieur deel van 3 frontale gyri; stockeert mo-
torische programma’s (aangeleerd, ervaring), programmeert activiteit van primaire cortex en
speelt rol bij controle fijne motoriek door connecties met basale ganglia.
2- Frontaal blikveld, anterieur van gelaatszone van precentrale gyrus in middelste frontale gyrus
❖ Controleert willekeurige scanbewegingen van ogen (saccades) onafhankelijk van visuele sti-
muli. (><onwillekeurige bewegingen onder conrole van visuele centra occipitaal)
❖ Elektrische stimulatie: geconjugeerde oogbewegingen naar contralaterale zijde
❖ Controle oogspieren via colliculus superior en fasciculus longitudinalis medialis
3- Motorisch spraakcentrum van Broca, gelegen in gyrus frontalis inferior in dominante hemisfeer
(95% links).
❖ Is bepalend voor woordvorming. (ligt anterieur van motorische area verantwoordelijk voor
mond- tong- larynx- en ademhalingsspieren)
4- Prefrontale cortex (associatiegebieden), groot gebied anterieur van motorische zone, omvat grote
delen van 3 frontale gyri, orbitale gyri en anterieure helft gyrus cinguli. (verbonden met andere
cortexzones zoals thalamus, limbisch systeem dankzij talrijke afferenten en efferenten)
❖ Speelt rol in persoonlijkheid, beoordelingsvermogen, zin voor initiatief, drive, emoties en in-
hiberen van onaangepast gedrag.

Corticale functionele gebieden van de parietale kwab:

1- Sensiebele cortex :ligt in gyrus postcentralis


❖ integreert gevoel van contralaterale lichaamshelft en bilateraal van mond, farynx, larynx
en perineum.
❖ Heeft een receptieve schors rijk aan korrelcellen; ontvangt projectievezels vanuit thala-
mus; functioneel belangr gebieden hebben grotere corticale representatie
2- Somesthetische associatiezone ligt in lobulus parietalis superior tot aan mediaan opp hemisfeer
❖ rol in integratie van versch sensorische modaliteiten (bv. herkennen van vw dat in hand
w geplaats zonder te kijken = stereogenese); herkenning steunt op kennis, vroegere er-
varingen en andere zintuigmodaliteiten.

Corticale functionele gebieden van de occipitale kwab:

1- Occipitale cortex:
❖ Primaire visuele cortex ligt in sulcus calcarinus, te herkennen door fijne strook witte stof
(=stria van Gennari); ontvangt radiatio optica uit CGL. Contralateraal gezichtsveld
❖ Secundaire visuele cortex (visuele associatieve cortex area); speelt rol in herkennen (vi-
suele gnosie) en wat men ziet (ivm vroegere ervaringen). Bevat occipitaal blikcentrum,
verantwoordelijk voor reflexmatige volgbewegingen via colliculus superior.

Corticale functionele gebieden van de temporale kwab:

1- Acoustische cortex:
❖ Primaire acoustische cortex ligt in gyrus transversus van Heschl in temporaal opercu-
lum. Ontvangt radiatio acoustica uit CGM.
❖ Secundaire acoustische cortex is auditieve associatieve cortex; nodig voor interpreta-
tie van geluiden en associatie met andere sensorische informatie.
2- Sensorisch spraakcentrum van Wernicke ligt in gyrus temporalis superior in dominante he-
misfeer tot posterieur einde van sulcus lateralis.
❖ Speelt rol in begrip van geschreven en gesproken taal.
❖ Krijgt vezels van visuele en acoustische cortex
❖ Verbonden met centrum van Broca (door fasciculus arcuatus)

Andere corticale gebieden (?)

CEREBRALE DOMINANTIE :
tijdens de kinderjaren wordt een hemisfeer geleidelijk aan dominant.
Sommige activiteiten worden door 1 van beide hemisferen uitgevoerd.

❖ Handigheid, taal en begrip (spraakcentra van Broca en Wernicke) in dominante hemisfeer (meestal
links)
❖ Ruimtelijk inzicht, herkennen van gezichten en muziek in niet-dominante hemisfeer.
2. BESCHRIJF DE TOPOGRAFIE EN DE FUNCTIE VAN DE VOORNAAMSTE
ASCENDERENDE EN DESCENDERENDE BANEN IN HET RUGGENMERG .
WELKE ZIJN DE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN DWARSLAESIE EN
EEN HALFZIJDIGE LAESIE (BROWN-SEQUARD SYNDROOM ).
ASCENDERENDE BANEN (= OPSTIJGEND ):
2 grote systemen

1) Achterstreng-lemniscus medialis systeem


❖ Neuronen in de sensiebele ganglia vervoeren propioceptieve informatie via grote gemyelini-
seerde A- alfa vezels en ipsilaterale achterstreng naar achterstrengkernen (Nucleus gracilis
en cuneatus) caudaal in Medulla Oblongata (1e synaps-schakel)
❖ Axonen van achterstrengkernen kruisen caudaal in MO en stijgen contralateraal via de lem-
niscus medialis om 2e synaps-schakel te maken in Nu ventroposterolateralis (VPL) van de
thalamus
❖ Axonen van Nu VPL projecteren via posterieure arm van de capsula interna naar de sensie-
bele cortex (Gyrus postcentralis)
❖ Somatotopie: Fasciculus gracillis (mediaal: been); Fasciculus cuneatus (lateraal : arm)
 FUNCTIE: geleiding precies gelokaliseerd gevoel = epicritische sensibiliteit (proprioceptieve informa-
tie)
o fijne tast (discriminatiezin)
o richting en snelheid van beweging “kinaesthesie”
o vibratie perceptie
2) Tractus spinothalamicus lateralis
❖ Vrije zenuwuiteinden in huid fungeren als receptoren voor grove tast, pijn en temperatuur
❖ Informatie bereikt via dunne gemyeliniseerde (A- delta) en dunne ongemyeliniseerde C vezels
achterhoorn (Lissauer)
❖ Vormen synaps met marginale cellen en nucleus proprius (1e schakel)  hun axonen kruisen in
merg en ascenderen via contralaterale tractus spinothalamicus lateralis in de zijstreng naar Nu
VPL van thalamus (2e schakel)  sensibele cortex in de gyrus postcentralis
 FUNCTIE: aard van prikkel is belangrijk = protopatische sensibilitiet: tast, pijn en temperatuur

DESCENDERENDE BANEN (= DALEND ):


1) tractus corticospinalis (pyramide) – Corticale motorische baan
❖ Motoneuronen (piramidaal = upper motoneuron, 1e schakel) gelegen in Gyrus precentralis. Heb-
ben zeer lange axonen
❖ Lopen door de capsula interna
❖ Bereiken de stam en kruisen op niveau overgang MO – ruggenmerg
❖ De axonen dalen af in tractus corticospinalis lateralis in de zijstreng
❖ Vormen synaps met motoneuron in voorhoorn = lower motoneuron (2e schakel)
❖ 20% van de vezels dalen ongekruist in tractus corticospinalis ventralis.
 FUNCTIE: besturen van willekeurige motoriek. Rechter hemisfeer bestuurt linker lichaamshelft en om-
gekeerd.

*upper motor neuron = piramidale neuron & lower motorneuron = neuron in voorhoorn

2) Subcorticale motorische banen: vertrekken uit de hersenstam (Nu ruber, formatio reticula-
ris, tectum en vestibulaire kernen)
➢ Tractus rubrospinalis
❖ Vertrekt vanuit Nu ruber en kruist in mesencefalon
❖ volgt de piramidebaan in zijstreng  interneuronen en voorhoorn
 FUNCTIE: via deze baan oefenen motorische cortex en cerebellum invloed op spinale motoriek. Moto-
rische cortex en cerebellum faciliteren via deze baan activiteit van flexoren en inhiberen activiteit van
extensoren

Tractus reticulospinalis

❖ vnl ongekruist, vertrekt uit substantia reticularis
❖ Naar voorstreng (< pons) en zijstreng (< MO)  voorhoorn
 FUNCTIE: invloed op willekeurige en reflexbewegingen en tonus, rol in pijncontrole

➢ Tractus vestibulospinalis
❖ Laterale vestibulaire kern
❖ Bereikt ongekruist de voorstreng  synaps op interneuronen merg
 FUNCTIE: via deze baan spelen cerebellum en binnenoor (semicirculaire kanalen) rol in behoud van
balans van hoofd en romp

➢ Tractus tectospinalis
❖ Vertrekt uit colliculus superior
❖ kruisen middellijn en volgen Fasciculus Longitudinais Medialis (FLM)
❖ Bereiken de voorstreng  synaps met interneuronen in het merg
 FUNCTIE: rol in posturale bewegingen en tonus in respons op visuele stimuli. Deze baan ligt aan de
basis van houdingsaanpassing en beweging in respons op visuele stimuli

3) Vegetatieve banen:
uit de raphe kernen en locus coeruleus (reticulaire formatie hersenstam) met projectie op visce-
romotorische kernen van stam en ruggenmerg (controle autonoom ZS)

DWARSLAESIE
= vernietigt de functie van het het segmentale niveau en onderbreekt de descenderende motor en ascende-
rende gevoelsbanen. Lijdt dus tot spastische hemiparese of kwadriparese en hemiplegie of kwadriplegie.

HALFZIJDIGE LAESIE (BROWN - SEQUARD SYNDROOM )


= veroorzaakt contralateraal verlies van tast, pijn en temperatuur onder het niveau van het letsel en ipsi-
lateraal het verlies van fijne tast en proprioceptie + spastische paralyse. Verder veroorzaakt het het op het
niveau van het letsel hyptonische paralyse.
3. LEG DE FUNCTIE VAN HET CEREBELLUM UIT EN WELKE ZIJN DE BE-
LANGRIJKSTE VERBINDINGSBANEN DIE HIERVOOR NODIG ZIJN? WAT
ZIJN DE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN LETSEL IN DE LINKER CERE-
BELLAIRE HEMISFEER ?
FUNCTIE CEREBELLUM :
❖ Cerebellum krijgt motorische, spinale, vestibulaire en tectale input.
❖ Beïnvloedt, via versch centra in de hersenstam en hun dalende banen naar het ruggenmerg de
spinale motoriek.
❖ Coördinator van precieze bewegingen door continu vergelijken van de output van motorische
cortex met de proprioceptieve input van de spierwerking  stuurt feedback informatie naar mo-
torische cortex met inhibitie van de agonist en stimulatie van de antagonist = afremmen van wille-
keurige beweging.

VERBINDINGSBANEN:
Motorische informatie uit motorische cortex via:
➢ Corticopotiene banen  ponskernen  mosvezels naar contralateraal cerebellum
➢ Cortico-olivaire banen  oliva inferior  klimvezels naar contralateraal cerebellum

Proprioceptieve informatie vanuit ruggenmerg via spinocerebellaire banen (mosvezels)

Vestibulaire informatie uit vestibulaire kernen via vestibulocerebellaire banen (mosvezels)

Coördinatie motoriek (ipsilaterale lichaamshelft) via dentatorubrothalamische baan:


➢ (purkinje cellen vd hemisfeer projecteren op)  Nu dentatus  via superieure cerebellaire pedun-
kel naar contralaterale Nu ruber  Nu VA en VL van thalamus  motorische cortex  piramide-
baan  ponskernen en oliva inferior  cerebellum
➢ Nu Ruber:
o Tractus rubrospinalis (in magnocellulair deel)
o Tractus tegementalis centralis naar ipsilaterale oliva inferior (in parvocellulair deel)

 Driehoek van Mollaert: circuit bestaande uit Nu dentatus, Nu ruber en oliva inferior

(Purkinjecellen vd vermis projecteren op)  Nu fastigii


➢ Vestibulospinale baan: Nu fastigii  inf cerebellaire pedunkel  Nu vestibularis lateralis bilate-
raal invloed op tonus ipsilaterale extensoren
➢ Recticulospinale baan: Nu fastigii  inf cerbellaire pedunkel invloed op spinale motoriek

LETSEL LINKER CEREBELLAIRE HEMISFEER


Ipsilaterale kliniek: ataxie (gestoorde coördinatue, gangataxie, dysmetrie, hypermetrie), intentionele tre-
mor, dysarthrie, hypotonie (met pendulaire reflexen, rebound), nystagmus
4. WELKE ZIJN DE HERSENZENUWEN VERANTWOORDELIJK VOOR DE
OCULOMOTORIEK ? BESPREEK DE LOKALISATIE VAN HUN KERNEN
EN HUN FUNCTIE . WELKE ZIJN DE CONTROLECENTRA VAN DE OCU-
LOMOTORIEK? LEG UIT HOE DE OGEN SYNCHROON KUNNEN BEWE-
GEN.
HERSENZENUWKERNEN
III: n. occulomotorius voor alle andere extrinsieke oogspieren + ciliaire spieren en sphinter pupillae
IV: n. trochlearis voor m. obliquus superior
VI: n. abducens voor m. rectus lateralis
LOKALISATIE & FUNCTIE KERNEN
Nu occulomotorius:

• in mesencephalon thv colliculus superior;


• verschillende kernen:
o Kernen voor extrinsieke oogspieren
o Nu caudalis centralis: m levator palpebrae
o Nu van Edinger-Westphal: lichtreflex

Nu trochlearis:

• in mesencephalon thv colliculus inferior


• geeft axonen naar nervus trochlearis
• controleert m obliquus superior (contralateraal)

Nu abducens:

• in bodem 4de ventrikel op grens pons-MO


• geeft axonen naar n abducens
• controleert m rectus lateralis (ipsilateraal)

CONTROLECENTRA
Het frontaal blikveld ligt anterieur van de gelaatszone van de precentrale gyrus in de middelste frontale
gyrus; Elektrische stimulatie zorgt voor geconjugeerde beweging naar contralaterale zijde. Parieto-occipi-
tale temporele area zorgt voor ipsilaterale volgbewegingen. Controle van willekeurige scanbewegingen
(saccades) zijn onafhankelijk van visuele stimuli. Controle van de oogspieren via colliculus superior & fas-
ciculus longitudinalis medialis.

Colliculi superiores: het visueel centrum. Ontvangt een deel van de tractus opticus stuurt de oogbewe-
gingen & lichtreflex

SYNCHRONE BEWEGING OGEN


Dankzij fasciculus longitudinalis medialis (FLM)  verbindt Nu III, IV, VI & krijgt input van versch vestibu-
laire kernen
5. BENOEM DE BASALE GANGLIA, BESCHRIJF HET STRIATAAL CIRCUIT.
WAT IS DE FUNCTIE VAN DE BASALE GANGLIA EN WELKE ZIJN DE
KLINISCHE GEVOLGEN VAN AANDOENINGEN IN HET STRIATAAL CIR-
CUIT.
BASALE GANGLIA
❖ Grijze stof in de diepte van hemisfeer met: Nu caudatus (input), Putamen (input), Globus
pallidus (output), Claustrum, Amandelkern (limbisch systeem)
❖ Nu lentiformis = putamen + globus pallidus
❖ Striatum = Nu caudatus + putamen

STRIATAAL CIRCUIT
Striatum maakt deel uit van striataal circuit (= corticocorticaal circuit) waaruit dalende banen naar rug-
genmerg vertrekken.

Direct circuit:

Functie: exciterend; door desinhibitie van upper motorneuronen in de cor-


tex  basale ganglia faciliteren de uitvoering vd beweging

Indirect circuit:

Functie: inhiberend; rol in modulen van de desinhiberende werking van


direct circuit  basale ganglia onderdukken ongewenste bewegingen

FUNCTIE BASALE GANGLIA


Striatum: regulerende invloed op de motoriek (via 2° cortex) en piramidebaan; geen directe controle op
hersenstam en ruggenmerg.
Rol in voorbereiden van beweging  striatum zorgt ervoor dat romp en ledematen correcte positie aanne-
men om een beweging (hand of voet) uit te voeren.

AANDOENING STRIATAAL CIRCUIT


Contralateraal onwillekeurige bewegingen & veranderingen in spiertonus
➢ Hyper-kinetische aandoeningen met abnormale bewegingen: chorea, athetose, hemiballisme
➢ Hypo-kinetische aandoeingen met vertraagde bewegingen: ziekte v Parkinson  degeneratie van
dopaminerge nigostriatale baan met tekort aan dopamine voor striatum als gevolg  inhiberende
invloed van GP op thalamus en motorische cortex verhoogt; typische triade van rusttremor, rigidi-
teit en hypokinesie
6. BESCHRIJF DE TOPOGRAFIE EN DE FUNCTIE VAN DE GEVOELSBA-
NEN IN HET RUGGENMERG , HUN VERLOOP IN DE HERSENEN EN UIT-
EINDELIJKE PROJECTIE OP DE CORTEX. LEG HET BEGRIP SOMATO-
TOPIE UIT.
TOPOGRAFIE EN FUNCTIE VAN GEVOELSBANEN
VERLOOP GEVOELSBANEN IN HERSENEN
PROJECTIE GEVOELSBANEN OP CORTEX
2 grote systemen
1) Achterstreng-lemniscus medialis systeem
❖ Neuronen in de sensiebele ganglia vervoeren propioceptieve informatie via grote gemyelini-
seerde A- alfa vezels en ipsilaterale achterstreng naar achterstrengkernen (Nucleus gracilis
en cuneatus) caudaal in Medulla Oblongata (1e synaps-schakel)
❖ Axonen van achterstrengkernen kruisen caudaal in MO en stijgen contralateraal via de lem-
niscus medialis om 2e synaps-schakel te maken in Nu ventroposterolateralis (VPL) van de
thalamus
❖ Axonen van Nu VPL projecteren via posterieure arm van de capsula interna naar de sensie-
bele cortex (Gyrus postcentralis)
❖ Somatotopie: Fasciculus gracillis (mediaal: been); Fasciculus cuneatus (lateraal : arm)
 FUNCTIE: geleiding precies gelokaliseerd gevoel = epicritische sensibiliteit (proprioceptieve informa-
tie)
o fijne tast (discriminatiezin)
o richting en snelheid van beweging “kinaesthesie”
o vibratie perceptie
2) Tractus spinothalamicus lateralis
❖ Vrije zenuwuiteinden in huid fungeren als receptoren voor grove tast, pijn en temperatuur
❖ Informatie bereikt via dunne gemyeliniseerde (A- delta) en dunne ongemyeliniseerde C vezels
achterhoorn (Lissauer)
❖ Vormen synaps met marginale cellen en nucleus proprius (1e schakel)  hun axonen kruisen in
merg en ascenderen via contralaterale tractus spinothalamicus lateralis in de zijstreng naar Nu
VPL van thalamus (2e schakel)  sensibele cortex in de gyrus postcentralis
 FUNCTIE: aard van prikkel is belangrijk = protopatische sensibilitiet: tast, pijn en temperatuur

SOMATOTOPIE
= de overeenkomst van zenuwvezels van bepaalde lichaamsdelen of regio’s met aansluitende zenuwvezels
die naar specifieke functionele delen van de cerebrale cortex lopen.
7. BESPREEK DE PIRAMIDEBAAN (OORSPRONG, VERLOOP, FUNCTIE).
WAT ZIJN DE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN LAESIE VAN DE PIRA-
MIDEBAAN?
PIRAMIDEBAAN: OORSPRONG , VERLOOP , FUNCTIE
Tractus corticospinalis = piramidebaan – Corticale motorische baan (= gevormd door axonen vd neu-
ronen id motorische cortex)

❖ Motoneuronen (piramidaal = upper motoneuron, 1e schakel) gelegen in Gyrus precentralis. Heb-


ben zeer lange axonen
❖ Lopen door de capsula interna
❖ Bereiken de stam en kruisen op niveau overgang MO – ruggenmerg
❖ De axonen dalen af in tractus corticospinalis lateralis in de zijstreng
❖ Vormen synaps met motoneuron in voorhoorn = lower motoneuron (2e schakel)
❖ 20% van de vezels dalen ongekruist in tractus corticospinalis ventralis.
 FUNCTIE: besturen van willekeurige motoriek. Rechter hemisfeer bestuurt linker lichaamshelft en om-
gekeerd; motoriek heeft 2 schakels
1) Centraal = piramidale neuronen = upper motorneuron  piramidebaan hefet een inhiberende in-
vloed op spinale motoriek (GABA = neurotransmitter)
2) Motorneuron in voorhoorn = lower motoneuronen

LAESIE VAN PIRAMIDEBAAN


Letsel boven kruising: contralaterale verlamming (parese-paralyse)

Letsel onder de kruising: ipsilaterale parese


8. BESPREEK DE HYPOTHALAMUS. LEG ZIJN FUNCTIES UIT AAN DE
HAND VAN ZIJN BELANGRIJKSTE AFFERENTE EN EFFERENTE BA-
NEN. W ELKE ZIJN DE MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN HY-
POTHALAMISCHE DISFUNCTIE?
FUNCTIES HYPOTHALAMUS ADHV BELANGRIJKSTE AFFERENTE EN EFFERENTE BANEN
= Belangrijke functie in regulatie orgaanfuncties (homeostase) via 2 versch. wegen
1) Via zenuwverbindingen met autonoom ZS
2) Hormonaal (hypothalamo-hypofysaire as)
= belangrijkste output limbisch systeem EMOTIE EN GEDRAG
= honger, verzadiging en dorstcentrum
= controle cardicaans ritme
Afferente banen:
➢ Limbisch en olfactorisch systeem: amygdala, hippocampus en olfactorische cortex projecteren
op hypothalamus  regulerende rol van eetgedrag en reproductie
➢ Nucleus solitarius: input viscerale sensorische informatie
❖ N VII, IX: smaak
❖ N X: bloeddruk, distentie ingewanden
➢ Reticulaire formatie: informatie vanuit ruggenmerg oa huidtemperatuur TEMPERATUURREGULA-
TIE
➢ Vezels van tegmentum mesencefalon
➢ Thalamohypothalamische vezels
➢ Corticohypothalamische vezels uit frontale cortex
Efferente banen:
➢ Descenerende banen naar autonome centra CONTROLE AUTONOME ZS
❖ Parasympatische kernen in hersenstam
❖ Via reticulaire formatie en reticulospinale baan: connectie met OS (thoracaal) en PS (sa-
craal)
➢ Tractus mammillotegmentalis
➢ Tractus mammillothalamicus  Nu anterior thalamus
➢ Verschillende banen naar limbisch systeem
Hormonale verbinding met hypofyse
➢ Tractus hypothalamo-hypofysealis naar posterieure hypofyse  axonaal vervier van vasopres-
sine (ADH) en oxytocine NEUROSECRETIE
➢ Tractus tuberoinfundibularis  vrijmaken van releasing & inhibiting factors in portaal systeem
 anterieure hypofyse; stimulatie van vrijgeven hormonen ENDOCRIENE CONTROLE
HYPOTHALAMISCHE DISFUNCTIE
➢ Obesitas, vermageren
➢ Seksuele stoornissen
➢ Hyperthemie, hypothermie
➢ Diabetesinsipidus
➢ Slaapstoornissen
➢ Emotionele stoornissen
9. BESPREEK DE VASCULARISATIE (ARTERIEEL EN VENEUS ) VAN DE
HERSENEN. WAT ZIJN DE MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN
INFARCT IN HET GEBIED VAN DE A CEREBRI MEDIA LINKS ?
VASCULARISATIE VAN HERSENEN
Arterieel
➢ Twee aa carotis internae
➢ Twee aa vertebrales  a basilaris
De 4 arteriën liggen in de subarachnoïdale ruimte; vormen de circulus van Willis (= polygoon) aan de
basis van de hersenen
A carotis internae  a cerebri anterior & media; bevloeien resp. mediale en laterale deel van de cerebrale
hemisfeer
A basilars  a cerebri posterior; bevloeit occipitale kwab
Aantal kleine takjes uit Circulus van Willis die hypothamische zone & interne kapsel bevloeien.
Veneus:
➢ Superficiale venen: draineren naar sinus sagittalis superior en sinus cavernosus
➢ Diepe venen: draineren naar vena cerebralis magna
➢ Dan via sinus transversus en sigmoideus naar vena jugularis interna

INFARCT IN HET GEBIED VAN A. CEREBRI MEDIA LINKS


CVA door occlusie arterie/lokale trombose of embool  ischemie  necrose in de regio die w bevloeid door
deze arterie:

❖ Contralaterale hemiparsese met brachiocephaal overwicht (cfr. Somatotopie)


❖ Gevoelsverlies
❖ Afasie
❖ Temporele herniatie (?)
10. WAT WEET U OVER DE LOKALISATIE EN FUNCTIE VAN DE NUCLEUS
EN NERVUS FACIALIS? LEG HET VERSCHIL UIT TUSSEN EEN CENTRALE
EN PERIFERE FACIALIS PARESE .
LOKALISATIE EN FUNCTIE NU EN N . FACIALIS
N. facialis is branchio- en visceromotorisch en somato- en viscerosensibel.

Via de N. VII: visceromotorische takken die de glandula submandibularis en sublingualis innerveren. Vezels
hiervoor uit Nu salvatorius superior. De nucleus facialis ontvangt second-orders neuronen die afferente
somatische en viscerale informatie krijgen van sensibele ganglia. Hun axonen kruisen in de thalamus.

Viscerosensibele functie van de N. facialis is het verzorgen van de smaak van het voorste 2/3e van de tong.
Dit gebeurt via de N. intermedius die met de Nu tractus solitarius in contact staat. De nu solitarius is de
viscerosensibele kern van VII, IX en X.

Somatosensibele functie is het verzorgen van het gevoel van een deel van de externe gehoorgang.

Branchiomotorische functies van de N. facialis zijn de bezenuwing van de mimiekspieren en de m. stapedius.


De vezels hiervoor komen als enige uit de Nu Facialis. Deze bevindt zich in de lage pons.

Voor de innervatie van het bovenste gelaatsdeel is er een bilaterale innervatie uit de Nu facialis, de mond-
hoek daarentegen wordt slecht door 1 van de 2 geïnnerveerd (contralateraal).

FACIALIS PARESE
Centraal: 1° laesie upper motoneuronen  paralyse contralaterale mondhoek

Perifeer: 2° laesie lower mototneuronen  paralyse ipsilaterale gelaatshelft


11. BESPREEK DE N TRIGEMINUS (VERLOOP VAN ZENUW , LOKALISATIE
VAN KERNEN , VERLOOP CENTRALE BANEN EN PROJECTIEPLAATS OP DE
CORTEX) EN ZIJN FUNCTIES .
Sensibele tak :
Splitsing thv sensibele ganglion van Gasser (ligt in duraplooi thv rotsbeen) in 3 takken
1) V1: n. ophtalmicus, gevoel voorhoofd, periorbitaal, deel neus, cornea
2) V2: n. maxillaris, wang, mond, bovenlip
3) V3: n. mandibularis, kaak, onderlip, kin
N V: afferent deel = portio major, bereikt de pons via pedunculus cerebellaris medius
➢ Deel maakt synaps op nu. Princeps van n V
➢ deel daalt af als ramus descendens van n V in MO + gaat over in fasc dorsolateralis van achter-
hoorn + eindigt in kern van ramus descendens
Nu van ramus descendens: pijn, T°  geleiding via tractus trigemino-thalamicus, die caudaal in MO kruist
& zich bij tractus spinothalamicus voegt
Nu princeps = relaiskern voor tast  trigeminus leminiscus die thv pons kruist & zich bij leminiscus me-
dialis voegt; eindigt in nucleus VPM van de thalamus  projectie op sensibele schors
Motorische tak:
Opstijgende tak in mesencephalon bevat spielspoelafferenten uit kauwspieren, lopen in portio minor.
Kern van ramus mesencephalicus bevat pseudo-unipolaire neuronen; eindigt op spierspoelen van kauw-
spieren. Centrale uitloper maakt synaps op motorneuronen die kauwspieren innerveren. (basis masseter-
reflex)
Nucleus:
Lange structuur die uitstrijkt over de lengte van hersenstam; opdeling in 3 nuclei
1) nu princeps: in tegmentum vd pons
2) nu ramus descendens
3) nu ramus mesencephalicus
12. BESPREEK HET VENTRICULAIR SYSTEEM (TOPOGRAFIE VERSCHIL-
LENDE ONDERDELEN EN BEGRENZING). WAT WEET JE VAN HET CERE-
BROSPINAAL VOCHT (PRODUCTIE , CIRCULATIE, RESORPTIE, FUNCTIE).
WAT ZIJN DE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN GESTOORDE LIQUORCIR-
CULATIE?
VENTRICULAIR SYSTEEM
Twee laterale ventrikels: (in 2 hemisferen)
➢ Anterieure hoorn, C-vormig in frontale kwab
➢ Posterieure hoorn in occipitale kwab
➢ Inferieure hoorn in temporale kwab
Interventriculair: foramen van Monro waardoor laterale ventrikels communiceren met 3de ventrikel
Derde ventrikel: mediaan, spleetvormig tussen 2 thalami, gaat caudaal over in aquaduct
Aquaduct van Sylvius: nauw kanaal mesencefaal (tussen 3de en 4de ventrikel)
Vierde ventrikel: ruitvormig tussen cerebellum dorsaal & pons-MO ventraal
CSV verlaat het ventrikelstelsel in 2 laterale foramina van Lushka & mediane foramen van Magnedie
Centraal kanaal: in caudaal deel MO en merg
CEREBROSPINAAL VOCHT
= productie door plexus choroïdeus, een vaatrijke structuur gelegen in het dak van laterale, 3de en 4de ven-
trikel. Deze structuur bestaat uit pia mater, overdekt door ependymbekleding.
= Circulatie in ventrikels en subarachnoïdale ruimte. Het vocht is rotshelder en kleurloos, bestaat vnl. uit
glucose en eiwitten. Er zijn weinig cellen aanwezig. Totaal volume is ongeveer 130ml en de druk is constant
maar neemt toe bij hoesten, persen, niezen,…
Reabsorptie gebeurt thv de granulationes van Paccioni.
Functie:
➢ Bescherming CZS tegen trauma
➢ Als reservoir & rol in regulatie inhoud vd schedel (bv. hersenvolume/bloedvolume neemt toe, dan
neemt CSV-volume af)
➢ Rol in nutritie van hersenen
➢ Verwijdert metabolieten vanuit CZS
➢ Vervoert secretieproducten van epifyse naar hypofyse (hormonale functie)
GESTOORDE LIQUORCIRCULATIE
Hydrocefalie: abnormale toename in CSV-volume
➢ Obstructieve hydrocefalie: tgv blokkade CSV-circulatie tussen plaats van productie en uittrede
naar subarachnoïdale ruimte (bv. bij tumor)
➢ Communicerende of normotensieve hydrocefalie: bv door gestoorde resorptie thv granulationes
na meningitis, meningeale bloeding of verhoogde productie
13. BESCHRIJF DE 12 HERSENZENUWEN, DEEL ZE IN NAARGELANG HUN
FUNCTIE (MOTORISCH, SENSIBEL OF GEMENGD), BESCHRIJF DE LOKA-
LISATIE VAN HUN KERNEN EN GEEF HUN FUNCTIE.
Uitstulpingen van het CZS en zijn omgeven door centrale myeline: I, II
➢ Tractus olfactorius: sensibel voor reuk
➢ N. opticus: sensibel voor visus
Mesencefalon: III IV
Pons: V-VIII
MO : VIII – XII
Pons en MO : dorsolateraal deel met sensibele relaiskernen & ventrolateraal deel met motorische kernen
Sensibele hersenzenuwen (V, VII, VIII, IX en X)
= dit zijn second-order neuronen die afferente somatische en viscerale informatie krijgen van sensibele
ganglia.
N. trigeminus (V) verzorgt het gevoel van het gelaat. N. facialis (VII) verzorgt de smaak van het anterieure
2/3e van de tong. De N. vestibulocochlearis (VIII) zorgt voor evenwicht en gehoor. De N. glossopharyn-
geus (IX) verzorgt het algemene gevoel en smaak van de pharynx, posterieur 1/3e van de tong en het mid-
denoor. De N. vagus (X) verzorgt het algemene en viscerale gevoel van de pharynx, larynx, oesophagus,
externe oor, abdominale en viscerale organen.
Somatomotorische groep (III, IV, VI en XII)
= dit zijn zuiver motorische kernen, ze hebben een mediane ligging ventraal an het ventrikelstelsel.
De N. Oculomotorius (III) verzorgt de beweging van de oogbal. De N. Trochlearis (IV) verzorgt ook de
beweging van de oogbal, het scheelkijken. De N. Abducens (VI) verzorgt het lateraal kijken. De N. hypo-
glossus (XII) verzorgt de beweging van de tong.
Branchiomotorische groep (V, VII, IX, X, XI)
= Innerveren gestreepte spieren.
De N. trigeminus (V) verzorgt de kauwspieren, de VII de spieren van de mimiek en de m. stapedius. De n.
glossopharyngeus de m. stylopharyngeus, de N. vagus (X) het zachte gehemelte, pharynx, larynx en bo-
venste oesophagus. De N. Accessorius (XI) bezenuwt de m. sternocleidomastoideus en de trapezius en ver-
zorgt dus de beweging van hoofd en schouder.
Gemengde zenuwen (V, VII, IX en X)
Zie hierboven voor hun functies.
Soort Kern Functie
n. olfactorius Sensorisch Reuk
n. opticus Sensorisch Visus
n. occulomotorius Motorisch Mesencephalon, thv collicullus su- Extrinsieke oogspieren,
perior ciliaire spieren, sphin-
ter pupillae
n. trochlearis Motorisch Mesencephalon, thv collicullus in- m. obliquus superior
ferior
n. trigeminus Gemengd Grote nucleus bestaande uit 3 de- Sensorisch voor het ge-
len: zicht; oor, neus, sinus
mucosa, tanden, anteri-
1) Chief sensory nucleus
eur 2/3 van de tong
(in tegmentum)
2) Mesencephalic nuceleus Motorisch voor kauw-
(tot in mesencephalon) spieren
3) Spinal nucleus
(tot in medulla en merg)
n. abducens Motorisch Onder de bodem van 4de ventrikel m. rectus lateralis
n. facialis Gemengd (Ventrolaterale aspect v/d cau- Motorisch voor spieren
dale pons) van de mimiek, glandula
submandibularis en
sublingualis, glanudula
palatina

Sensorisch voor anteri-


eur 2/3 (smaak) van de
tong & zacht verhemelte
n. vestibulocochlearis Sensibel Rostrale medulla Sensorisch voor gehoor
4 nuclei in het laterale deel van de & evenwicht
4de ventrikel (in de bodem)
n. glossopharyngeus Gemengd Nucleus ambiguus: in reticulaire Motorisch voor stylop-
formatie van rostrale medulla haryngeus, glaundula
parotidea
Nucleus salivatorius in rostrale
medulla Sensorisch voor smaak
van posterieure 1/3
Nu solitarius
tong
Sensorisch algemeen
voor pharynx, tonsillen,
middenoor, buis van
eustachius
n. vagus Gemengd Nucleus ambiguus Motorisch en senso-
risch voor vele borst- en
Nucleus dorsalis
buikorganen
Nucleus solitarius
n. accessorius Motorisch Craniaal: nucleus ambiguus m. trapezius en m. SCM
Spinaal: motorneuronen
n. hypoglossus Motorisch Nucleus hypoglossus: onder de Alle extrinsieke en in-
bodem van 4de ventrikel trinsieke tongspieren
(behalve palatoglossus)
14. BESCHRIJF DE NEUROANATOMIE EN FUNCTIONELE ORGANISATIE
VAN DE MOTORIEK OP CORTICAAL NIVEAU . LEG UIT HOE HET CERE-
BELLUM EN DE BASALE GANGLIA DE MOTORIEK BEÏNVLOEDEN

CORTICAAL NIVEAU
Motorische cortex ligt anterieur van de sulcus centralis (frontale kwab).

❖ 1° motorische cortex:
o in gyrus precentralis tot paracentrale lobulus
o verantwoordelijk voor motoriek contralaterale lichaamshelft & bilaterale con-
trole hersenzenuwkernen
o voert de beweging uit (niet verantwoordelijk voor design)
o bijgestuurd door input uit premotorische en sensibele cortex, thalamus,…
❖ 2° motorische cortex:
o In gyrus precentralis en posterieur deel van 3 frontale gyri
o Cortex parietale posterior
o Supplementaire motorische area
o Premotorische cortex: stockeert motorische programma’s (aangeleerd, erva-
ring). Programmeert activiteit van 1° cortex. Speelt rol in controle fijne motoriek
(connecties met basale ganglia).

Upper motoneuronen uit de cortex vormen descenerende banen & maken synaps met lower motorneuro-
nen in het ruggenmerg. Deze innerveren op hun beurt de skeletspieren.

CEREBELLUM EN BASALE GANGLIA (EXTRAPYRAMIDAAL)


Basale ganglia: Rol in voorbereiding van beweging  striatum zorgt ervoor dat romp en ledematen cor-
recte positie aannemen om een geplande beweging uit te voeren (hand of voet). Promotie via direct circuit
& inhibitie via indirect circuit.
Via motorische thalamuskernen VA en VL oefenen cerebellum & striatum invloed op de motoriek:
o Nu VA: reciproke connecties met premotorische cortex; beïnvloedt de activiteit ervan
o Nu VL: connecties met motorische cortex; krijgt input vanuit cerebellum & striatum
LAESIE IN MOTORISCHE BANEN
Piramidaal (upper motoneuronen) lijden geeft spastische hemipare of kwadriparese/ hemiplegie of kwa-
driplegie. Motoneuronlijden (lower motoneuronen) geeft slappe verlamming met spieratrofie en soms
fasciculaties en areflexie.
15. BESPREEK DE NEUROANATOMISCHE ORGANISATIE EN FUNCTIE VAN
HET VISUEEL SYSTEEM. W ELKE ZIJN MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN
VAN LETSELS VAN DE VISUELE BANEN ?
Axonen van ganglioncellen uit de retina vormen nervus opticus (II). Beide nn. Optici komen samen ter
hoogte van het chiasma opticum. Hier kruisen de nasale vezels, terwijl de temporale ipsilateraal doorgaan.
Zo geven beide ogen informatie van linker gezichtsveld naar rechter visuele cortex en vice versa.
Tractus opticus maakt synaps:
➢ Corpus geniculata lateralis (CGL = deel thalamus)  vorming radiatio optica, deze projecteert
op sulcus calcarina van de primaire visuele cortex.
➢ Klein deel naar pretectale nucleus & colliculus superior; naar nu edinger-Westphal voor licht-
reflex
Secundaire visuele cortex: rol in herkennen van wat men ziet (vergeleken met vorige ervaringen)  bevat
occipitaal blikcentrum die verantwoordelijk is voor reflexmatige volgbewegingen via colliculus superior.

LETSELS
N. opticus: mononucleaire blindheid
Chiasma opticum: bitemporale hemianopie
Tractus opticus, radiatio optica, occipitale cortex: homonieme hemianopie
16. BESPREEK DE TOPOGRAFIE VAN DE THALAMUS. BENOEM DE SPECI-
FIEKE KERNEN , BESPREEK HUN PROJECTIE OP DE CORTEX EN HUN
FUNCTIE . WELKE ZIJN DE MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN
THALAMUS LETSEL ?
TOPOGRAFIE
= Grootste deel van diencephalon
Grote eivormige massa grijze stof, gelegen in wand 3de ventrikel lateraal van capsula interna; opgebouwd
uit verschillende kernen; belangrijk anataomisch relaisstation & toegangspoort tot cortex.
Gescheiden van hypothalamus door sulcus hypothalamicus
Beide thalami zijn verbonden door massa intermedia.
Lamina medullaris externa (LME): bundel gemyeliniseerde vezels op grens thalamus – capsula interna
 verdeelt thalamus in 3 delen anterieur, mediaal, lateraal (dorsale en ventrale zone)
SPECIFIEKE KERNEN EN PROJECTIE
Specifieke kernen: verbonden met specifieke cortexgebieden
Aspecifieke kernen: verbonden met associatieve en limbische cortex

Anterieur
Nu anterior: maakt deel uit vh circuit van PAPEZ die neocortex, limbisch systeem, hypothalamus-thalamus
met elkaar verbindt. Betrokken bij emotie en recent geheugen
Mediaal: aspecifieke kernen. Nu dorsomedialis. Integratie somatische, viscerale en olfactorische info & in-
vloed ervan op emotie en humeur.
Lateraal, dorsale groep: aspecifieke kernen. Nu dorsalis lateralis, nu lateralis, posterior, pulvinar
Lateraal, ventrale groep: specifieke kernen
➢ Nu ventralis anterior (VA): reciproke connecties met premotorische cortex  beïnvloedt activi-
teit van motorische cortex
➢ Nu ventralis lateralis (VL): connecties met motorische cortex, input cerebellum en striatum 
cerebellum en striatum oefenen invloed uit op motorische cortex via VA en VL
➢ Nu ventralis posterolateralis en -medialis: sensibele relaiskernen.
o VPL krijgt info uit leminiscus medialis
o VPM krijgt info uit trigeminus en tractus solitarius (smaak)
o Projectie op 1° somatosensorische cortex in postcentrale gyrus van pariëtale kwab
Andere specifieke kernen, onder pulvinar:
➢ Corpus geniculate mediale: relais akoustisch systeem  krijgt auditieve input, voornamelijk uit
contralateraal oor; projectie op auditieve cortex
➢ Corpus geniculate laterale: relais visueel systeem; bestaat uit 6 lagen  ontvangt tractus opticus
& vormt radiatio optica die projecteert op sulcus calacarina van visuele cortex
Reticulaire kern: tussen LME en CI
➢ Vormt ventraal zona incerta
➢ Bevat afferenten van cortex en reticulaire formatie
➢ Bevat efferenten naar andere kernen van thalamus
➢ Rol in regulatie thalamische activiteit door cortex
THALAMUS LETSEL
Unilateraal letsel: contralateraal verlies van gevoel voor alle modaliteiten
Thalamische pijn: bij herstelfase van infarct
Bithalamisch letsen: somnolentie, stupor
17. BESPREEK DE COMPONENTEN VAN HET LIMBISCH SYSTEEM, HUN TO-
POGRAFIE, HUN FUNCTIE.
Limbisch = rand of grens  groep structuren tussen cerebrale cortex & hypothalamus die projecteren op
hypothalamus.
= beïnvloedt emotie en gedrag & viscerale responsen die ermee gepaard gaan.
Functionele opdeling:
➢ Grijze stof: hippocampus, corp mammillaria, nu ant thalami, gyrus cinguli en parahippocampi, nu
amygdalis, septum
➢ Witte stof, verbindingsbanen: fornix, tractus mammillothalamicus, stria terminalis
Samen met hypothalamus een rol in controle van emoties, instincten, gedrag, drive en geheugen.
Tractus olfactorius;
➢ Reukzenuw + reukschors
➢ Ligt ventraal frontaal  substantia perforata anterior
➢ Stria olfactorius medialis & lateralis
➢ 2° olfactorische cortex projecteert op versch. centra: hypothalamus & area septalis  rol in emo-
tionele en autonome respons op reukprikkels
Hippocampus: deel grijze stof in temporale kwab aan mediale zijde van cornu inferior laterale ventrikel.
Rol bij omzetten werkgeheugen naar lange-termijn geheugen.
➢ Bestaat uit gyrus dentatus, cornu ammonis. Cortex is in continuïteit met subiculum dat overgaat in
6-lagige neocortex van gyrus parahippocampi.
➢ Gyrus dentatus: smalle gebogen band neuronen, anterieur in uncus
➢ Fimbria: bundel witte stof komt uit mediale zijde van hippocampus  vormig fornix: efferent
systeem van hippocampus
➢ Gyrus parahippocampus: ontvangt afferenten uit gyrus cinguli & neocortex.
Nu amygdalis: deels anterieur & superieur tov tip inferieure hoorn ; anterieur tov hippocampus
➢ Gaat over in cauda van nu caudatus
➢ Stria terminalis ontspringt hieruit naar hypothalamus (voornaamste output limbisch systeem)
en septale kernen; bevat afferente en efferente vezels amandelkern
➢ Rol bij verwerken van weerzinwekkende prikkels en regulatie van angst

Tractus mamillothalamicus: belangrijke verbinding tussen corpora mammillaria en nu anterior thalami


18. BESPREEK DE FRONTALE CORTEX (BEGRENZING, FUNCTIONELE OR-
GANISATIE). WELKE ZIJN DE MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN VAN
EEN PATHOLOGISCH PROCES IN DE FRONTALE KWAB?
Frontale kwab ligt net anterieur van de sulcus centralis en vormt volgende functionele gebieden:

Motorische cortex: ligt anterieur van de sulcus centralis

❖ primaire motorische cortex: gyrus percentalis tot paracentrale lobulus; is verantwoordelijk


voor motoriek van contralaterale lichaamshelft en bilaterale controle van hersenzenuwkernen,
het voert de beweging uit (niet verantwoordelijk voor design). Continu bijgestuurd door input
uit premotorische en sensibele cortex; thalamus, cerebellum en striatum.
❖ premotorische cortex: gyrus percentalis en posterieur deel van 3 frontale gyri; stockeert mo-
torische programma’s (aangeleerd, ervaring), programmeert activiteit van primaire cortex en
speelt rol bij controle fijne motoriek door connecties met basale ganglia.

Frontaal blikveld, anterieur van gelaatszone van precentrale gyrus in middelste frontale gyrus

❖ Controleert willekeurige scanbewegingen van ogen (saccades) onafhankelijk van visuele sti-
muli. (><onwillekeurige bewegingen onder conrole van visuele centra occipitaal)
❖ Elektrische stimulatie: geconjugeerde oogbewegingen naar contralaterale zijde
❖ Controle oogspieren via colliculus superior en fasciculus longitudinalis medialis

Motorisch spraakcentrum van Broca, gelegen in gyrus frontalis inferior in dominante hemisfeer (95%
links).

❖ Is bepalend voor woordvorming. (ligt anterieur van motorische area verantwoordelijk voor
mond- tong- larynx- en ademhalingsspieren)

Prefrontale cortex (associatiegebieden), groot gebied anterieur van motorische zone, omvat grote delen
van 3 frontale gyri, orbitale gyri en anterieure helft gyrus cinguli. (verbonden met andere cortexzones zoals
thalamus, limbisch systeem dankzij talrijke afferenten en efferenten)

❖ Speelt rol in persoonlijkheid, beoordelingsvermogen, zin voor initiatief, drive, emoties en in-
hiberen van onaangepast gedrag.

Jacksonian seizures: schokkende bewegingen van contralaterale ledematen

Contralaterale hemiplegie: sensorische/motorische deficiëntie

Broca’s afasie: moeilijkheden bij spraak, gepaard met alexie en agrafie


19. BESPREEK DE N OCULOMOTORIUS: LOKALISATIE EN ONDERDELEN
VAN DE NUCLEUS , VERLOOP VAN DE ZENUW. WAT IS DE FUNCTIE VAN
DE ZENUW? W ELKE ZIJN DE MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN VAN
EEN AANTASTING VAN DEZE KERN EN ZENUW ? LEG HET BEGRIP TEM-
PORALE INKLEMMING (HERNIATIE ) UIT EN MOGELIJKE KLINISCHE GE-
VOLGEN HIERVAN ?
LOKALISATIE EN ONDERDELEN NUCLEUS
Verschillende kernen in mesencephalon:
➢ Kernen voor extrinsieke oogspieren (III, IV)
➢ Nu caudalis centralis: m. levator palpebrae
➢ Nu van Edinger-Westphal: lichtreflex
VERLOOP & FUNCTIE VAN DE ZENUW
Mesencefalon thv collicullus superior  fossa interpeduncularis  m. rectus medialis, m. rectus superior,
m. rectus inferior en m. obliquus inferior
Innerveert dus alle extrinsieke oogspieren behalve rectus lateralis en obliquus superior  zorgt dus voor
elevatie, depressie en adductie oog. Hiernaast ook innervatie van m. levator palpebrae superiores die zorgt
voor elevatie van oogleden & ciliaire spiertjes van corpus cilliare en m. sphinter pupillae.
AANTASTING KERN EN ZENUW
➢ Ptosis: ooglid valt neer
➢ Down and out positie van het oog: door werking rectus lateralis en obliquus superior
➢ Geen reactie op licht

TEMPORELE HERNIATIE
Voorste deel van tentorium bevat opening voor passage van hersenstam.

Bij intracraniële overdruk  uncus van temporale kwab tussen stam en vrije rand van tentorium
 temporale herniatie met compressie N III als 1e teken → midriase
Extra vragen

Bespreek de neuroanatomische organisatie en functie van het autonoom zenuwstelsel. Welke structuur
in het centraal zenuwstelsel bestuurt het autonoom zenuwstelsel en via welke banen?

Het autonoom zenuwstelsel controleert en innerveert de viscerale organen, gladde spieren en secre-
terende klieren. Autonomische afferente en efferente vezels komen het het CZS binnen en buiten via
spinale en craniale zenuwen. De opbouw van autonoom efferente zenuwen verschilt van die van het
somatische zenuwstelsel. Het cellichaam van het 1e neuron ligt in de hersenstam of in het ruggenmerg
terwijl dat van het 2e neuron in een perifeer autonoom ganglia ligt. De efferente neuronen van het AZS
zijn parasympatisch of sympatisch. Veel structuren hebben een parasympatische en sympatische in-
nervatie die als antagonisten werken. De hypothalamus bestuurt het autonoom zenuwstelsel via ner-
veuze verbindingen. Dit zijn de descenderende banen naar autonome centra (fasciculus longitudinalos
dorsalis) die naar de parasympatische kernen in de hersenstam gaan (III, VII, IX, X). Via de reticulaire
formatie en reticulospinale baan maakt de hypothalamus connectie met het orthosympatische ZS (tho-
racaal) en parasympatisch ZS (sacraal).

Welke neuronen en zenuwbaan worden geactiveerd om de vingers van de rechterhand te plooien?


Leg de somatotopische organisatie uit van de motorische neuronen in cortex en ruggenmerg. Welke
zijn de gevolgen van:
- een letsel in de capsula interna rechts
- een dwarslaesie op spinaal niveau C5
- een dwarslaesie op niveau T10

Motoneuronen (piramidaal = upper motoneuron) worden geactiveerd en synapsen in voorhoorn met


lower motoneuron. De corticospinale baan wordt geactiveerd. De somatotopische organisatie van
het ruggenmerg bestaat van mediaal naar lateraal uit romp, gordelspieren, extensoren en flexoren.
Rostro-caudaal liggen de romp en gordel hoog in intumescentie en de neuronen van de hand en
voetspieren laag (zoals plexus brachialis).
De somatotopie van de motorische cortex wordt met de homunculus van Penfield aangegeven. Het
oppervlak van de cortex dat beweging controleerd is evenredig met aard van de beweging en houdt
geen verband met spiermassa. Het grootste oppervlak van de cortex is voor hand en gelaat. Dicht te-
gen de centrale sulcus ligt mond en gelaat, gevolgd door hand (duim en vingers) op convexiteit en
het been ligt tegen de mediaanlijn. De teen en sphincters zijn vertegenwoordigd op de paracentrale
lobule op het mediaan oppervlak.
Een letsel in de capsula interna geeft een hemiparalyse van de linkerhelft van het lichaam. Een
dwarslaesie op C5 geeft quadriparalyse. Een dwarslaesie op T10 geeft hemiparalyse van het onderste
lichaam.
Bespreek de reticulaire formatie en de symptomen bij dysfunctie.

De reticulaire formatie bestaat uit een complexe matrix van neuronen die door de lengte van de her-
senstam verspreid zijn. De reticulaire heeft heel veel afferente en efferente connecties met andere
delen van het CZS en werkt als tussenschakel van het autonoom ZS door hogere centra. Sommige func-
ties zijn verspreide netwerken zoals de respiratoire en cardio-vasculaire centra. Dit zijn diffuse neurale
netwerken in de medulla en het caudale deel van de pons. Descenderende reticulospinale banen uit
de medulla en pons beinvloeden spiertonus, houding en emotiegebonden gelaatsuitdrukkingen. Som-
mige van de ascenderende banen vormen het reticulair activerend systeem (ARAS, arousel systeem)
dat via de thalamus met de cortex in contact staat.
De Nuclei raphe zijn een groep kernen op de middenlijn en lopen door de lengte van de hersenstam.
Veel van de neuronen van deze kernen zijn serotonerg. Ascenderende vezels naar de hypothalamus,
limbisch systeem en neocortex verzorgen gevoel en stemming en descenderende vezels naar het rug-
genmerg moduleren de pijnmechanismes.
De locus coeruleus is een groep van gepigmenteerde (noradrenerge) neuronen die midden in het
tegmentum van de caudale middenhersenen en rostrale pons. Het projecteert naar vele delen van het
CZS. Ascenderende vezels projecteren naar het cerebellum, hypothalamus, thalamus, limbische struc-
turen en cerebrale cortex. Het kan stress, angst, honger en stemming beinvloeden.
De locus niger bevat dopaminerge neuronen en projecteert naar het striatum. De Nu van Meynert is
een cholinerg systeem en projecteert naar de cerebrale cortex en hippocampus. Het beinvloedt de
waaktoestand, REM slaap en geheugen.

Bespreek de N. vestibulocochlearis, zijn kernen, en de vestibulo-oculaire reflex.

De meeste vezels van de N. vestibularis eindigen in de vestibulaire kernen in de rostrale medulla. Er


zijn 4 vestibulaire kernen; superior, inferior, mediale en laterale, dicht bij elkaar gelegen onder het
laterale deel van de bodem van het 4e ventrikel. Vezels van de laterale nucleus (Deiters) descenderen
in de laterale vestibulospinale tractus en beinvloeden de balans en houding. Ascenderende vezels
naar de fasciculus longitudinalis medialis (FLM) maken contact met de hersenzenuwkernen van de
oogmotoriek. Bij de vestibulaire oogreflex worden de ogen gefixeerd op een punt terwijl het hoofd
naar bijv links draait. Hierbij moeten de linker rectus lateralis en rechter rectus medialis actief zijn.
De vezels van de N. cochlearis splitsen en eindigen in de dorsale en ventrale nuclei cochlearis. Vanuit
deze kernen lopen sommige vezels naar de nucleus oliva superior die het relais tussen de N cochlea-
ris en de collicus inferior verzorgt. Vanaf de de oliva superior lopen de vezels via de laterale lemnis-
cus naar de collicus inferior vanwaar ze naar de CGM lopen. Als laatste passeren ze de capsula in-
terna om in de primaire auditieve cortex te eindigen. Deze ligt voornamelijk in de gyrus van Heschl.
De regio van de temporale kwab die hier omheen ligt is de associatieve auditieve cortex (Wernicke).
Bespreek de meningen.
De hersenen en het ruggenmerg zijn omgeven door 3 membraneuze omhulsels. De uiterste laag is de
dura mater, de middelste het arachnoid en de binnenste is de pia mater. De dura mater is een harde,
fibreuze structuur die om de hersenen heenzit als een losse zak. In het midden steekt een verticaal
blad van de dura uit tussen de 2 hemisferen, de falx cerebri. De falx heeft een vastzittende grens en
een loszittende grens boven het corpus callosum. Een horizontaal deel van de dura, het tentorium
cerebri, vertrekt naar binnen vanaf de occipito-temporale regio en ligt in de transversale cerebrale
fissuur. In het midden komt het tentorium samen de falx cerebri. De dura bevat een aantal veneuze
sinussen.
De subarachnoidale ruimte bevat het cerebrospinaal vocht en vormt subarachnoidale cisternae. De
cisterna magna ligt tussen het cerebellum en het dorsale oppervlakte van de medulla. Hier vloeit CSV
uit het 4e ventrikel. De cisterna interpeduncularis ligt aan de basis van de hersenen waar het arach-
noid over de 2 temporale kwabben spant. Deze cisterna bevat het optisch chiasma.

Bespreek de functies van de Nu ruber en de substantia nigra. Wat zijn de gevolgen van dysfunctie?
Liggen beide in de middenhersenen (midpons). De Nu ruber is een schakel tussen een aantal sys-
temen en regelt spiertonus, motoriek en lichaamshouding. Bij beschadiging ontstaat er een rubrale
tremor, choreathetosische bewegingen en tonusafwijking. Efferente verbindingen zijn de tractus ru-
brospinalis, tractus tegmentalis centralis (langs oliva inferior en is belangrijkste motorische extrapira-
midale baan, bevat vezels van cortex, thalamus, nu ruber en basale ganglia) en de dentatorubrothala-
mische baan.
Afferente banen zijn de fasciculus dentatorubralis (via pedunculus cerebellaris superior) en de tractus
corticorubralis (van ipsilaterale motorische cortex).
De substantia nigra zijn gepigmenteerde neuronen en bestaat uit een pars compacta (grote dopa-
minerge banen met projectie op striatum) en een pars reticulata (GABA-erge neuronen met projec-
ties naar striatum, thalamus en tectum- collicus superior). De substantia nigra is een belangrijke scha-
kel tot subcorticaal systeem. Degeneratie van deze kern leidt tot Parkinson (hypokinesie, hypertonie
en rusttremor).

Bespreek de lagen van de cortex.


De cortex bestaat uit 6 lagen en piramide en korrelcellen zijn de meest voorkomende cellen. Daar-
naast onderscheidt men de fusiforme en horizontale cellen. Er zijn regionale verschillen in de samen-
stelling van cellen. De piramide cel is piramidevormig, heeft een lang axon en is de generator van cor-
ticale output. Korrel- of stercellen vormen intracorticale verbindingen en zijn receptorcellen van affe-
rente informatie. Fusiforme cellen liggen in diepe lagen en horizontale cellen van Cajal in de 1e laag
en maken contacten tussen de dendrieten van piramidecellen.
I: de moleculaire laag bevat apicale dendrieten van piramidecellen en horizontale cellen van Cajal.
II: externe granulaire laag bestaat uit kleine piramidecellen en korrelcellen.
III: externe piramidale laag met grotere piramidecellen.
IV: interne granulaire laag.
V: interne piramidale laag, ook grote piramidecellen.
VI: multiforme laag, bevat meer spoelvormige piramidecellen en stercellen.
Prikkels worden via korrelcellen met korte axonen naar naburige kolom verspreidt. Een kolom is 300-
600 micrometer breed en strekt zich uit over de 6 lagen. Horizontale cellen van Cajal dragen prikkel
over op verder gelegen kolommen.

Bespreek de cellen van het cerebellum en het proces dat zich afspeelt in de cortex.
De cortex bestaat uit buitenste laag grijze stof (cortex) en onderliggende witte stof. De cortex bestaat
uit 3 lagen: de moleculaire laag, een laag purkinjecellen en een korrelcellaag. In de witte stof liggen
een groep kernen (van lateraal naar mediaal): Nu dentatis, emboliformis, globosus en fastigii. Purkin-
jecellen hebben een bipolair neuron loodrecht op de lengte-as van het folium, afgeplatte dendrieten
in moleculaire laag en exonen eindigen in diepe cerebellaire kernen en van hieruit naar hersenstam
en ruggenmerg. Korrelcellen zijn klein, hebben klauwachtige dendrieten met synaps op mosvezels en
hun axonen splitsen T-vormig in parallelvezels die eindigen op dendrieten van purkinjecellen.
De moleculaire laaf bevat stellaire neuronen en basketcells. Basketcells (korfcellen) liggen in diepe
lagen van moleculaire laag en vormen korfje rond purkinjecellen. In de korrelcellaag liggen Golgicel-
len.
Golgi- Basket en Stellaire cellen werken als inhiberende interneuronen. Ze regelen de exciterende
werking van de klim- en mosvezels op de purkinjecellen. Ze beinvloeden de werking van purkinjecel-
len en cerebellaire kernen en daarmee de spiertonus. (zie schema)

Bespreek het mesencefalon.


Het mesencefalon zijn de middenhersenen en liggen rostraal. Het maakt deel uit van de hersenstam
die 3 belangrijke functies heeft, namelijk de verbindingsbanen tussen merg, hogere centra in herse-
nen en cerebellum (via 3 pedunculi cerebellaris: superior, medialis en inferior). Het bevat de formatio
reticularis en de kernen van de hersenzenuwen. Het mesencefalon bevat de kernen van hersenze-
nuw III en IV en de ramus mesencefalicus van de N. trigeminus (portio minor). Het mesencefalon be-
staat uit het tectum (colliculus superior en inferior) en zijn sensibele relaiskernen, uit het tegmentum
en de pes mesencefali (locus niger en pedunculi cerebri). Het tectum bevat de colliculi superiores die
het visueel centrum vormen en de colliculi inferiores die het akoestisch systeem vormen.
Het mesencefalon tegmentum bevat de aquaductus van Sylvius, de Nu oculomotorius en de Nu ru-
ber. De pes mesencefali bevat de substantia nigra (locus niger) en is een belangrijke schakel in het
subcorticaal systeem. De pedunculi cerebri bevatten de corticospinale banen, de frontopontiene ba-
nen en de tempero-, parieto-occipitalepontiene banen.
Hogere hersenfuncties

Bewustzijn (GCS)
Spraak
Cognitieve functies (MMS)

Meningeale tekens

Nekstijfheid
Teken van Kernig
Teken van Brudzinski

Hersenzenuwen

N Olfactorius I
Reuk
Testen bij klachten

N Opticus II
Gezichtsveld
Visus

N Oculomotorius III
Oogmotoriek
Pupilreflexen
Accommodatie
Bij letsel: ptose, deviatie oog naar lateraal beneden, mydriase

N Trochlearis IV
Oogmotoriek
Bij letsel: deviatie oog naar boven lateraal

N Trigeminus V
Gevoel gelaat
Op tanden bijten
Corneareflex

N Abducens VI
Oogmotoriek
Bij letsel: deviatie oog naar mediaan

N Facialis VII
Mimiek (voorhoofd rimpelen, ogen sluiten, lachen, blazen, fluiten)
Smaak (voorste 2/3)
N Vestibulocochlearis VIII
Gehoor
Rinne / Weber
Nystagmus

N Glossopharyngeus IX en N Vagus X
Verhemeltebogen optrekken (AAH)
Wurgreflex
Smaak (achterste 1/3)
Slikken
Spreken

N Accessorius XI
M Sternocleidomastoideus (hoofd contralateraal draaien)
M Trapezius (schouders heffen)

N Hypoglossus XII
Tongbewegingen (tong uitsteken, duwen tegen wang)

Motoriek

Gang
Romberg
Gangbasis
Armzwaai
Paslengte
Koorddans
Teengang
Hielgang
Monopodale stand

Coördinatie
Vinger-neusproef
Hiel-knieproef
Diadochokinese

Onwillekeurige bewegingen
Tremor (rust, positioneel, intentioneel)
Hemiballisme, chorea, athetose, dystonie, myoclonie

Kracht
0 = geen kracht
1 = lichte spiercontractie
2 = beweging niet tegen zwaartekracht
3 = beweging tegen zwaartekracht
4 = beweging tegen weerstand
5 = normale kracht
Proef van Barré en Mingazzini
Gowers
Spieratrofie, fasciculaties

Tonus
Spasticiteit (knipmes), tandradrigiditeit (Froment), rigiditeit, hypotonie, paratonie (Gegenhalten)

Sensibiliteit

Tastzin (watte)
Pijn
Temperatuur
Vibratiezin
Positiezin

Reflexen

0 = niet opwekbaar
1 = verminderd opwekbaar
2 = normaal
3 = vinnig
4 = uitdoofbare clonus
5 = clonus

Biceps
Triceps
Brachioradialis
Kniepees
Achillespees

Hofmann-Trömner
Voetzoolreflex flexie/indifferent = normaal, extensie = Babinski = pathologisch
Buikhuidreflex
Masseterreflex

Primitieve reflexen
Snout
Glabella
Grijpreflex
Palmomentale reflex

Oculocephale reflexen.

You might also like