Professional Documents
Culture Documents
GESPECIALISEERDE CORTEXGEBIEDEN :
Corticale functionele gebieden van de frontale kwab :
1- Occipitale cortex:
❖ Primaire visuele cortex ligt in sulcus calcarinus, te herkennen door fijne strook witte stof
(=stria van Gennari); ontvangt radiatio optica uit CGL. Contralateraal gezichtsveld
❖ Secundaire visuele cortex (visuele associatieve cortex area); speelt rol in herkennen (vi-
suele gnosie) en wat men ziet (ivm vroegere ervaringen). Bevat occipitaal blikcentrum,
verantwoordelijk voor reflexmatige volgbewegingen via colliculus superior.
1- Acoustische cortex:
❖ Primaire acoustische cortex ligt in gyrus transversus van Heschl in temporaal opercu-
lum. Ontvangt radiatio acoustica uit CGM.
❖ Secundaire acoustische cortex is auditieve associatieve cortex; nodig voor interpreta-
tie van geluiden en associatie met andere sensorische informatie.
2- Sensorisch spraakcentrum van Wernicke ligt in gyrus temporalis superior in dominante he-
misfeer tot posterieur einde van sulcus lateralis.
❖ Speelt rol in begrip van geschreven en gesproken taal.
❖ Krijgt vezels van visuele en acoustische cortex
❖ Verbonden met centrum van Broca (door fasciculus arcuatus)
CEREBRALE DOMINANTIE :
tijdens de kinderjaren wordt een hemisfeer geleidelijk aan dominant.
Sommige activiteiten worden door 1 van beide hemisferen uitgevoerd.
❖ Handigheid, taal en begrip (spraakcentra van Broca en Wernicke) in dominante hemisfeer (meestal
links)
❖ Ruimtelijk inzicht, herkennen van gezichten en muziek in niet-dominante hemisfeer.
2. BESCHRIJF DE TOPOGRAFIE EN DE FUNCTIE VAN DE VOORNAAMSTE
ASCENDERENDE EN DESCENDERENDE BANEN IN HET RUGGENMERG .
WELKE ZIJN DE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN DWARSLAESIE EN
EEN HALFZIJDIGE LAESIE (BROWN-SEQUARD SYNDROOM ).
ASCENDERENDE BANEN (= OPSTIJGEND ):
2 grote systemen
*upper motor neuron = piramidale neuron & lower motorneuron = neuron in voorhoorn
2) Subcorticale motorische banen: vertrekken uit de hersenstam (Nu ruber, formatio reticula-
ris, tectum en vestibulaire kernen)
➢ Tractus rubrospinalis
❖ Vertrekt vanuit Nu ruber en kruist in mesencefalon
❖ volgt de piramidebaan in zijstreng interneuronen en voorhoorn
FUNCTIE: via deze baan oefenen motorische cortex en cerebellum invloed op spinale motoriek. Moto-
rische cortex en cerebellum faciliteren via deze baan activiteit van flexoren en inhiberen activiteit van
extensoren
Tractus reticulospinalis
➢
❖ vnl ongekruist, vertrekt uit substantia reticularis
❖ Naar voorstreng (< pons) en zijstreng (< MO) voorhoorn
FUNCTIE: invloed op willekeurige en reflexbewegingen en tonus, rol in pijncontrole
➢ Tractus vestibulospinalis
❖ Laterale vestibulaire kern
❖ Bereikt ongekruist de voorstreng synaps op interneuronen merg
FUNCTIE: via deze baan spelen cerebellum en binnenoor (semicirculaire kanalen) rol in behoud van
balans van hoofd en romp
➢ Tractus tectospinalis
❖ Vertrekt uit colliculus superior
❖ kruisen middellijn en volgen Fasciculus Longitudinais Medialis (FLM)
❖ Bereiken de voorstreng synaps met interneuronen in het merg
FUNCTIE: rol in posturale bewegingen en tonus in respons op visuele stimuli. Deze baan ligt aan de
basis van houdingsaanpassing en beweging in respons op visuele stimuli
3) Vegetatieve banen:
uit de raphe kernen en locus coeruleus (reticulaire formatie hersenstam) met projectie op visce-
romotorische kernen van stam en ruggenmerg (controle autonoom ZS)
DWARSLAESIE
= vernietigt de functie van het het segmentale niveau en onderbreekt de descenderende motor en ascende-
rende gevoelsbanen. Lijdt dus tot spastische hemiparese of kwadriparese en hemiplegie of kwadriplegie.
VERBINDINGSBANEN:
Motorische informatie uit motorische cortex via:
➢ Corticopotiene banen ponskernen mosvezels naar contralateraal cerebellum
➢ Cortico-olivaire banen oliva inferior klimvezels naar contralateraal cerebellum
Driehoek van Mollaert: circuit bestaande uit Nu dentatus, Nu ruber en oliva inferior
Nu trochlearis:
Nu abducens:
CONTROLECENTRA
Het frontaal blikveld ligt anterieur van de gelaatszone van de precentrale gyrus in de middelste frontale
gyrus; Elektrische stimulatie zorgt voor geconjugeerde beweging naar contralaterale zijde. Parieto-occipi-
tale temporele area zorgt voor ipsilaterale volgbewegingen. Controle van willekeurige scanbewegingen
(saccades) zijn onafhankelijk van visuele stimuli. Controle van de oogspieren via colliculus superior & fas-
ciculus longitudinalis medialis.
Colliculi superiores: het visueel centrum. Ontvangt een deel van de tractus opticus stuurt de oogbewe-
gingen & lichtreflex
STRIATAAL CIRCUIT
Striatum maakt deel uit van striataal circuit (= corticocorticaal circuit) waaruit dalende banen naar rug-
genmerg vertrekken.
Direct circuit:
Indirect circuit:
SOMATOTOPIE
= de overeenkomst van zenuwvezels van bepaalde lichaamsdelen of regio’s met aansluitende zenuwvezels
die naar specifieke functionele delen van de cerebrale cortex lopen.
7. BESPREEK DE PIRAMIDEBAAN (OORSPRONG, VERLOOP, FUNCTIE).
WAT ZIJN DE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN LAESIE VAN DE PIRA-
MIDEBAAN?
PIRAMIDEBAAN: OORSPRONG , VERLOOP , FUNCTIE
Tractus corticospinalis = piramidebaan – Corticale motorische baan (= gevormd door axonen vd neu-
ronen id motorische cortex)
Via de N. VII: visceromotorische takken die de glandula submandibularis en sublingualis innerveren. Vezels
hiervoor uit Nu salvatorius superior. De nucleus facialis ontvangt second-orders neuronen die afferente
somatische en viscerale informatie krijgen van sensibele ganglia. Hun axonen kruisen in de thalamus.
Viscerosensibele functie van de N. facialis is het verzorgen van de smaak van het voorste 2/3e van de tong.
Dit gebeurt via de N. intermedius die met de Nu tractus solitarius in contact staat. De nu solitarius is de
viscerosensibele kern van VII, IX en X.
Somatosensibele functie is het verzorgen van het gevoel van een deel van de externe gehoorgang.
Voor de innervatie van het bovenste gelaatsdeel is er een bilaterale innervatie uit de Nu facialis, de mond-
hoek daarentegen wordt slecht door 1 van de 2 geïnnerveerd (contralateraal).
FACIALIS PARESE
Centraal: 1° laesie upper motoneuronen paralyse contralaterale mondhoek
CORTICAAL NIVEAU
Motorische cortex ligt anterieur van de sulcus centralis (frontale kwab).
❖ 1° motorische cortex:
o in gyrus precentralis tot paracentrale lobulus
o verantwoordelijk voor motoriek contralaterale lichaamshelft & bilaterale con-
trole hersenzenuwkernen
o voert de beweging uit (niet verantwoordelijk voor design)
o bijgestuurd door input uit premotorische en sensibele cortex, thalamus,…
❖ 2° motorische cortex:
o In gyrus precentralis en posterieur deel van 3 frontale gyri
o Cortex parietale posterior
o Supplementaire motorische area
o Premotorische cortex: stockeert motorische programma’s (aangeleerd, erva-
ring). Programmeert activiteit van 1° cortex. Speelt rol in controle fijne motoriek
(connecties met basale ganglia).
Upper motoneuronen uit de cortex vormen descenerende banen & maken synaps met lower motorneuro-
nen in het ruggenmerg. Deze innerveren op hun beurt de skeletspieren.
LETSELS
N. opticus: mononucleaire blindheid
Chiasma opticum: bitemporale hemianopie
Tractus opticus, radiatio optica, occipitale cortex: homonieme hemianopie
16. BESPREEK DE TOPOGRAFIE VAN DE THALAMUS. BENOEM DE SPECI-
FIEKE KERNEN , BESPREEK HUN PROJECTIE OP DE CORTEX EN HUN
FUNCTIE . WELKE ZIJN DE MOGELIJKE KLINISCHE GEVOLGEN VAN EEN
THALAMUS LETSEL ?
TOPOGRAFIE
= Grootste deel van diencephalon
Grote eivormige massa grijze stof, gelegen in wand 3de ventrikel lateraal van capsula interna; opgebouwd
uit verschillende kernen; belangrijk anataomisch relaisstation & toegangspoort tot cortex.
Gescheiden van hypothalamus door sulcus hypothalamicus
Beide thalami zijn verbonden door massa intermedia.
Lamina medullaris externa (LME): bundel gemyeliniseerde vezels op grens thalamus – capsula interna
verdeelt thalamus in 3 delen anterieur, mediaal, lateraal (dorsale en ventrale zone)
SPECIFIEKE KERNEN EN PROJECTIE
Specifieke kernen: verbonden met specifieke cortexgebieden
Aspecifieke kernen: verbonden met associatieve en limbische cortex
Anterieur
Nu anterior: maakt deel uit vh circuit van PAPEZ die neocortex, limbisch systeem, hypothalamus-thalamus
met elkaar verbindt. Betrokken bij emotie en recent geheugen
Mediaal: aspecifieke kernen. Nu dorsomedialis. Integratie somatische, viscerale en olfactorische info & in-
vloed ervan op emotie en humeur.
Lateraal, dorsale groep: aspecifieke kernen. Nu dorsalis lateralis, nu lateralis, posterior, pulvinar
Lateraal, ventrale groep: specifieke kernen
➢ Nu ventralis anterior (VA): reciproke connecties met premotorische cortex beïnvloedt activi-
teit van motorische cortex
➢ Nu ventralis lateralis (VL): connecties met motorische cortex, input cerebellum en striatum
cerebellum en striatum oefenen invloed uit op motorische cortex via VA en VL
➢ Nu ventralis posterolateralis en -medialis: sensibele relaiskernen.
o VPL krijgt info uit leminiscus medialis
o VPM krijgt info uit trigeminus en tractus solitarius (smaak)
o Projectie op 1° somatosensorische cortex in postcentrale gyrus van pariëtale kwab
Andere specifieke kernen, onder pulvinar:
➢ Corpus geniculate mediale: relais akoustisch systeem krijgt auditieve input, voornamelijk uit
contralateraal oor; projectie op auditieve cortex
➢ Corpus geniculate laterale: relais visueel systeem; bestaat uit 6 lagen ontvangt tractus opticus
& vormt radiatio optica die projecteert op sulcus calacarina van visuele cortex
Reticulaire kern: tussen LME en CI
➢ Vormt ventraal zona incerta
➢ Bevat afferenten van cortex en reticulaire formatie
➢ Bevat efferenten naar andere kernen van thalamus
➢ Rol in regulatie thalamische activiteit door cortex
THALAMUS LETSEL
Unilateraal letsel: contralateraal verlies van gevoel voor alle modaliteiten
Thalamische pijn: bij herstelfase van infarct
Bithalamisch letsen: somnolentie, stupor
17. BESPREEK DE COMPONENTEN VAN HET LIMBISCH SYSTEEM, HUN TO-
POGRAFIE, HUN FUNCTIE.
Limbisch = rand of grens groep structuren tussen cerebrale cortex & hypothalamus die projecteren op
hypothalamus.
= beïnvloedt emotie en gedrag & viscerale responsen die ermee gepaard gaan.
Functionele opdeling:
➢ Grijze stof: hippocampus, corp mammillaria, nu ant thalami, gyrus cinguli en parahippocampi, nu
amygdalis, septum
➢ Witte stof, verbindingsbanen: fornix, tractus mammillothalamicus, stria terminalis
Samen met hypothalamus een rol in controle van emoties, instincten, gedrag, drive en geheugen.
Tractus olfactorius;
➢ Reukzenuw + reukschors
➢ Ligt ventraal frontaal substantia perforata anterior
➢ Stria olfactorius medialis & lateralis
➢ 2° olfactorische cortex projecteert op versch. centra: hypothalamus & area septalis rol in emo-
tionele en autonome respons op reukprikkels
Hippocampus: deel grijze stof in temporale kwab aan mediale zijde van cornu inferior laterale ventrikel.
Rol bij omzetten werkgeheugen naar lange-termijn geheugen.
➢ Bestaat uit gyrus dentatus, cornu ammonis. Cortex is in continuïteit met subiculum dat overgaat in
6-lagige neocortex van gyrus parahippocampi.
➢ Gyrus dentatus: smalle gebogen band neuronen, anterieur in uncus
➢ Fimbria: bundel witte stof komt uit mediale zijde van hippocampus vormig fornix: efferent
systeem van hippocampus
➢ Gyrus parahippocampus: ontvangt afferenten uit gyrus cinguli & neocortex.
Nu amygdalis: deels anterieur & superieur tov tip inferieure hoorn ; anterieur tov hippocampus
➢ Gaat over in cauda van nu caudatus
➢ Stria terminalis ontspringt hieruit naar hypothalamus (voornaamste output limbisch systeem)
en septale kernen; bevat afferente en efferente vezels amandelkern
➢ Rol bij verwerken van weerzinwekkende prikkels en regulatie van angst
Frontaal blikveld, anterieur van gelaatszone van precentrale gyrus in middelste frontale gyrus
❖ Controleert willekeurige scanbewegingen van ogen (saccades) onafhankelijk van visuele sti-
muli. (><onwillekeurige bewegingen onder conrole van visuele centra occipitaal)
❖ Elektrische stimulatie: geconjugeerde oogbewegingen naar contralaterale zijde
❖ Controle oogspieren via colliculus superior en fasciculus longitudinalis medialis
Motorisch spraakcentrum van Broca, gelegen in gyrus frontalis inferior in dominante hemisfeer (95%
links).
❖ Is bepalend voor woordvorming. (ligt anterieur van motorische area verantwoordelijk voor
mond- tong- larynx- en ademhalingsspieren)
Prefrontale cortex (associatiegebieden), groot gebied anterieur van motorische zone, omvat grote delen
van 3 frontale gyri, orbitale gyri en anterieure helft gyrus cinguli. (verbonden met andere cortexzones zoals
thalamus, limbisch systeem dankzij talrijke afferenten en efferenten)
❖ Speelt rol in persoonlijkheid, beoordelingsvermogen, zin voor initiatief, drive, emoties en in-
hiberen van onaangepast gedrag.
TEMPORELE HERNIATIE
Voorste deel van tentorium bevat opening voor passage van hersenstam.
Bij intracraniële overdruk uncus van temporale kwab tussen stam en vrije rand van tentorium
temporale herniatie met compressie N III als 1e teken → midriase
Extra vragen
Bespreek de neuroanatomische organisatie en functie van het autonoom zenuwstelsel. Welke structuur
in het centraal zenuwstelsel bestuurt het autonoom zenuwstelsel en via welke banen?
Het autonoom zenuwstelsel controleert en innerveert de viscerale organen, gladde spieren en secre-
terende klieren. Autonomische afferente en efferente vezels komen het het CZS binnen en buiten via
spinale en craniale zenuwen. De opbouw van autonoom efferente zenuwen verschilt van die van het
somatische zenuwstelsel. Het cellichaam van het 1e neuron ligt in de hersenstam of in het ruggenmerg
terwijl dat van het 2e neuron in een perifeer autonoom ganglia ligt. De efferente neuronen van het AZS
zijn parasympatisch of sympatisch. Veel structuren hebben een parasympatische en sympatische in-
nervatie die als antagonisten werken. De hypothalamus bestuurt het autonoom zenuwstelsel via ner-
veuze verbindingen. Dit zijn de descenderende banen naar autonome centra (fasciculus longitudinalos
dorsalis) die naar de parasympatische kernen in de hersenstam gaan (III, VII, IX, X). Via de reticulaire
formatie en reticulospinale baan maakt de hypothalamus connectie met het orthosympatische ZS (tho-
racaal) en parasympatisch ZS (sacraal).
De reticulaire formatie bestaat uit een complexe matrix van neuronen die door de lengte van de her-
senstam verspreid zijn. De reticulaire heeft heel veel afferente en efferente connecties met andere
delen van het CZS en werkt als tussenschakel van het autonoom ZS door hogere centra. Sommige func-
ties zijn verspreide netwerken zoals de respiratoire en cardio-vasculaire centra. Dit zijn diffuse neurale
netwerken in de medulla en het caudale deel van de pons. Descenderende reticulospinale banen uit
de medulla en pons beinvloeden spiertonus, houding en emotiegebonden gelaatsuitdrukkingen. Som-
mige van de ascenderende banen vormen het reticulair activerend systeem (ARAS, arousel systeem)
dat via de thalamus met de cortex in contact staat.
De Nuclei raphe zijn een groep kernen op de middenlijn en lopen door de lengte van de hersenstam.
Veel van de neuronen van deze kernen zijn serotonerg. Ascenderende vezels naar de hypothalamus,
limbisch systeem en neocortex verzorgen gevoel en stemming en descenderende vezels naar het rug-
genmerg moduleren de pijnmechanismes.
De locus coeruleus is een groep van gepigmenteerde (noradrenerge) neuronen die midden in het
tegmentum van de caudale middenhersenen en rostrale pons. Het projecteert naar vele delen van het
CZS. Ascenderende vezels projecteren naar het cerebellum, hypothalamus, thalamus, limbische struc-
turen en cerebrale cortex. Het kan stress, angst, honger en stemming beinvloeden.
De locus niger bevat dopaminerge neuronen en projecteert naar het striatum. De Nu van Meynert is
een cholinerg systeem en projecteert naar de cerebrale cortex en hippocampus. Het beinvloedt de
waaktoestand, REM slaap en geheugen.
Bespreek de functies van de Nu ruber en de substantia nigra. Wat zijn de gevolgen van dysfunctie?
Liggen beide in de middenhersenen (midpons). De Nu ruber is een schakel tussen een aantal sys-
temen en regelt spiertonus, motoriek en lichaamshouding. Bij beschadiging ontstaat er een rubrale
tremor, choreathetosische bewegingen en tonusafwijking. Efferente verbindingen zijn de tractus ru-
brospinalis, tractus tegmentalis centralis (langs oliva inferior en is belangrijkste motorische extrapira-
midale baan, bevat vezels van cortex, thalamus, nu ruber en basale ganglia) en de dentatorubrothala-
mische baan.
Afferente banen zijn de fasciculus dentatorubralis (via pedunculus cerebellaris superior) en de tractus
corticorubralis (van ipsilaterale motorische cortex).
De substantia nigra zijn gepigmenteerde neuronen en bestaat uit een pars compacta (grote dopa-
minerge banen met projectie op striatum) en een pars reticulata (GABA-erge neuronen met projec-
ties naar striatum, thalamus en tectum- collicus superior). De substantia nigra is een belangrijke scha-
kel tot subcorticaal systeem. Degeneratie van deze kern leidt tot Parkinson (hypokinesie, hypertonie
en rusttremor).
Bespreek de cellen van het cerebellum en het proces dat zich afspeelt in de cortex.
De cortex bestaat uit buitenste laag grijze stof (cortex) en onderliggende witte stof. De cortex bestaat
uit 3 lagen: de moleculaire laag, een laag purkinjecellen en een korrelcellaag. In de witte stof liggen
een groep kernen (van lateraal naar mediaal): Nu dentatis, emboliformis, globosus en fastigii. Purkin-
jecellen hebben een bipolair neuron loodrecht op de lengte-as van het folium, afgeplatte dendrieten
in moleculaire laag en exonen eindigen in diepe cerebellaire kernen en van hieruit naar hersenstam
en ruggenmerg. Korrelcellen zijn klein, hebben klauwachtige dendrieten met synaps op mosvezels en
hun axonen splitsen T-vormig in parallelvezels die eindigen op dendrieten van purkinjecellen.
De moleculaire laaf bevat stellaire neuronen en basketcells. Basketcells (korfcellen) liggen in diepe
lagen van moleculaire laag en vormen korfje rond purkinjecellen. In de korrelcellaag liggen Golgicel-
len.
Golgi- Basket en Stellaire cellen werken als inhiberende interneuronen. Ze regelen de exciterende
werking van de klim- en mosvezels op de purkinjecellen. Ze beinvloeden de werking van purkinjecel-
len en cerebellaire kernen en daarmee de spiertonus. (zie schema)
Bewustzijn (GCS)
Spraak
Cognitieve functies (MMS)
Meningeale tekens
Nekstijfheid
Teken van Kernig
Teken van Brudzinski
Hersenzenuwen
N Olfactorius I
Reuk
Testen bij klachten
N Opticus II
Gezichtsveld
Visus
N Oculomotorius III
Oogmotoriek
Pupilreflexen
Accommodatie
Bij letsel: ptose, deviatie oog naar lateraal beneden, mydriase
N Trochlearis IV
Oogmotoriek
Bij letsel: deviatie oog naar boven lateraal
N Trigeminus V
Gevoel gelaat
Op tanden bijten
Corneareflex
N Abducens VI
Oogmotoriek
Bij letsel: deviatie oog naar mediaan
N Facialis VII
Mimiek (voorhoofd rimpelen, ogen sluiten, lachen, blazen, fluiten)
Smaak (voorste 2/3)
N Vestibulocochlearis VIII
Gehoor
Rinne / Weber
Nystagmus
N Glossopharyngeus IX en N Vagus X
Verhemeltebogen optrekken (AAH)
Wurgreflex
Smaak (achterste 1/3)
Slikken
Spreken
N Accessorius XI
M Sternocleidomastoideus (hoofd contralateraal draaien)
M Trapezius (schouders heffen)
N Hypoglossus XII
Tongbewegingen (tong uitsteken, duwen tegen wang)
Motoriek
Gang
Romberg
Gangbasis
Armzwaai
Paslengte
Koorddans
Teengang
Hielgang
Monopodale stand
Coördinatie
Vinger-neusproef
Hiel-knieproef
Diadochokinese
Onwillekeurige bewegingen
Tremor (rust, positioneel, intentioneel)
Hemiballisme, chorea, athetose, dystonie, myoclonie
Kracht
0 = geen kracht
1 = lichte spiercontractie
2 = beweging niet tegen zwaartekracht
3 = beweging tegen zwaartekracht
4 = beweging tegen weerstand
5 = normale kracht
Proef van Barré en Mingazzini
Gowers
Spieratrofie, fasciculaties
Tonus
Spasticiteit (knipmes), tandradrigiditeit (Froment), rigiditeit, hypotonie, paratonie (Gegenhalten)
Sensibiliteit
Tastzin (watte)
Pijn
Temperatuur
Vibratiezin
Positiezin
Reflexen
0 = niet opwekbaar
1 = verminderd opwekbaar
2 = normaal
3 = vinnig
4 = uitdoofbare clonus
5 = clonus
Biceps
Triceps
Brachioradialis
Kniepees
Achillespees
Hofmann-Trömner
Voetzoolreflex flexie/indifferent = normaal, extensie = Babinski = pathologisch
Buikhuidreflex
Masseterreflex
Primitieve reflexen
Snout
Glabella
Grijpreflex
Palmomentale reflex
Oculocephale reflexen.