You are on page 1of 2

Hoofdstuk 3 – oefenopgaven

Opdracht 3.1
waarde euro in genoemde munt waarde genoemde munt in euro
Amerikaanse dollar 1,4683 0,68106
Engelse pond 0,7004 1,42776
Zwitserse franc 1,6483 0,60669

a. Bereken hoeveel euro een uit de VS geïmporteerde auto van $ 40.000 in de eurozone kost.
b. Bereken met behulp van de tabel de koers van het Engelse pond uitgedrukt in Zwitserse francs.

Opdracht 3.2
Hieronder staan enkele transacties. Geef bij elke transactie aan:
- of deze op de lopende rekening (LR) of op de financiële rekening (FR) van de eurozone wordt geboekt.
- of er sprake is van ontvangsten uit of uitgaven aan het buitenland.
- of er euro’s gevraagd of aangeboden worden op de valutamarkt.
- of de euro als gevolg van de transactie apprecieert of deprecieert.

LR of Ontvangsten uit Vraag Appreciatie of


FR of uitgaven aan naar of depreciatie van de
het buitenland aanbod euro
van
euro’s
Een Japans bedrijf koopt
tulpen in Nederland.
Spanje verstrekt een lening
aan India.
Een Koreaans bedrijf vestigt
zich in de Randstad.
Japanse toeristen bezoeken
Parijs.
De Nederlandse ambassadeur
in Tokio ontvangt zijn salaris
van de Nederlandse overheid.

Opdracht 3.3
Jaren geleden verkeerde het Engelse pond in een crisis. Alleen door de rente hoog te houden kon de wisselkoers
stabiel blijven.
a. Wat kun je op grond hiervan over de lopende rekening van Engeland op dat moment zeggen? Licht het
antwoord toe.

Die hoge rente had als nadeel dat geld lenen in Engeland erg duur was waardoor de Engelse gezinnen en
bedrijven minder gingen besteden met als gevolg lagere productie en meer werkloosheid was. Uiteindelijk
verlaagde de centrale bank van Engeland de rente en daalde de koers van het pond fors.
b. Leg uit hoe de lagere rente voor een koersval van het pond zorgde.
c. Betekende de koersval van het pond voor Engeland meer of minder inflatie ten opzichte van het
buitenland? Verklaar het antwoord.
d. Leg uit welk gevolg de koersval van het pond had voor de werkgelegenheid in Engeland.
e. Leg uit dat voor werknemers deze koersval zowel een positief als negatief punt bevatte.
Hoofdstuk 3 – uitwerkingen oefenopgaven
Uitwerking opdracht 3.1
a. 40.000 × 0,68106 = € 27.242,40.
b. € 1 = 0,7004 (Engelse pond) = 1,6483 (Zwitserse franc).
₤ 1 = 1,6483/0,7004 = 2,3534 Zwitserse franc.

Uitwerking opdracht 3.2


LR Ontvangsten uit Vraag Appreciatie of
of of uitgaven aan naar of depreciatie van
FR het buitenland aanbod de euro
van euro’s
Een Japans bedrijf koopt tulpen in LR ontvangsten vraag appreciatie
Nederland.
Spanje verstrekt een lening aan India. FR uitgaven aanbod depreciatie
Een Koreaans bedrijf vestigt zich in de FR ontvangsten vraag appreciatie
Randstad.
Japanse toeristen bezoeken Parijs. LR ontvangsten vraag appreciatie
De Nederlandse ambassadeur in Tokio LR uitgaven aanbod depreciatie
ontvangt zijn salaris van de
Nederlandse overheid.

Uitwerking opdracht 3.3


a. Er was sprake van een tekort op de lopende rekening. De import was groter dan de export. Door de hoge
rente ontstond er een overschot op de financiële rekening en dus vraag naar de munt. Zodoende was de
wisselkoers van het Engelse pond stabiel.
b. Door de lagere rente was Engeland niet meer aantrekkelijk voor beleggers. Beleggers bieden massaal
ponden aan in ruil voor andere valuta. Hierdoor daalde de koers van het Engelse pond heel sterk.
c. Meer inflatie. Door de koersval van het Engelse pond werden buitenlandse producten duurder. Het
doorberekenen van de hogere importprijzen in de prijzen van de binnenlandse producten leidt tot een
prijsstijging en dus inflatie.
N.B. De toenemende export kan ook bestedingsinflatie veroorzaken. Engeland zat echter in een
laagconjunctuur; toegenomen inflatie door geïmporteerde kosteninflatie is dus waarschijnlijker.
d. Door de koersval van het Engelse pond wordt Engeland goedkoper. De export stijgt en daarmee de
productie en de werkgelegenheid.
e. De toename van de werkgelegenheid (afname werkloosheid) was een positief effect. De daling van de
koopkracht door de inflatie was een negatief effect.

You might also like