You are on page 1of 38

Bedrijfseconomie havo

Financiële zelfredzaamheid
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 1

Noem rechten en plichten van de huurder van een woning.


Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 1

Een woning huren

• Rechten:
- woongenot
- privacy
- huurbescherming (de verhuurder kan niet zomaar de huur
opzeggen)

• Plichten:
- huur op tijd betalen
- als goed huurder gebruiken
- bij opzeggen van de huur geldt een opzegtermijn die gelijk is
aan de betalingstermijn van de huur
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 2

Welke mensen kùn je inschakelen bij de koop van een woning,


en wie mòet je inschakelen?
Wat is de rol van de notaris bij de aankoop van een woning?
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 2

Een woning kopen

• Koop en verkoop kan via makelaar (= bemiddelaar; je betaalt


courtage)
• Je kunt een taxateur inschakelen (= onafhankelijke en erkende
waardebepaler; soms nodig voor hypothecaire lening)
• Voor hypothecaire lening (= lening op onroerend goed) kun je
een hypotheekadviseur inschakelen.
• Het inschakelen van een notaris is verplicht  volgende dia.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 2

De notaris en woningaankoop
De notaris maakt een notariële akte op, in dit geval een
eigendomsakte ofwel overdrachtsakte. Nadat de kopende en
verkopende partijen deze akte hebben ondertekend, registreert
de notaris de akte in het Kadaster (= landelijk register voor alle
onroerend goed), en is de koper officieel de eigenaar.

Sluit je ook nog een hypothecaire lening af, dan maakt de notaris
een hypotheekakte op. Deze akte is ook verplicht.
Ook deze aktes worden landelijk geregistreerd in het Kadaster.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 3

Noem voor- en nadelen van kopen / huren van een woning.


Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 3

Voordeel huren = nadeel kopen, bijvoorbeeld:


• Onderhoud woning niet voor eigen rekening
• Als je uit de woning wil, hoef je alleen de huur op te zeggen (en je hoeft geen
woning te verkopen met een risico op een lage prijs, of dat de woning niet
wordt verkocht).
• Geen hypothecaire verplichtingen.
• Huurtoeslag mogelijk.

Nadeel huren = voordeel kopen, bijvoorbeeld:


• Er kunnen wachtlijsten zijn voor huurwoningen.
• Aflossen van de schuld leidt tot vermogensopbouw.
• De hypotheekrente is een aftrekpost voor de inkomstenbelasting.
• Huurverhogingen zijn mogelijk. (Hypotheeklasten kun je voor veel jaren
vastleggen.)
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 4

Wat is precies een hypotheek?


Wie is de geldgever, wie de geldnemer?
Noem een voordeel van een hypothecaire lening.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 4

Hypotheek bij koopwoning

• Hypotheek = recht op onderpand van onroerend goed  dit geeft de


kredietverstrekker zekerheid.
• Hypotheeknemer = bank die krediet verstrekt.
Hij krijgt / neemt het recht op onderpand.
• Hypotheekgever = woningeigenaar die krediet opneemt.
Hij geeft het recht op onderpand.
• Een hypothecaire lening is een gedekt krediet, want er is een onderpand 
relatief grote zekerheid voor de bank en dus relatief lage rente.
• Hypotheekrente is aftrekbaar voor de inkomensheffing, onder de
voorwaarde dat er op de lening vanaf het begin wordt afgelost, en maximaal
30 jaar 
lager belastbaar inkomen, lager heffingsbedrag, en dus hoger netto-inkomen.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5

Op welke wijze bereken je de inkomensheffing (=


inkomstenbelasting + premies volksverzekeringen)?
Hoe bereken je het netto inkomen?
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5

Inkomensheffing berekenen
De stappen:
1. Bepaal belastbaar inkomen
= bruto-inkomen ─ aftrekposten (+ eigenwoningforfait)
Hypotheekrente is een aftrekpost.
2. Bepaal de heffing volgens de schijven.
Zie hierna.
3. Verminder dit bedrag met de heffingskortingen.
 totale inkomensheffing.

Netto inkomen = bruto inkomen - inkomensheffing


Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5
Inkomensheffing berekenen – de schijven – een voorbeeld

Gegeven onderstaande schijven (in stap 2):


Inkomen Tarief heffing
Schijf 1 0 - € 18.000 32%
Schijf 2 € 18.001 - € 33.000 40%
Schijf 3 € 33.001 - € 55.000 42%
Schijf 4 € 55.001 en hoger 52%
Gevraagd:
Zet deze tabel om in een ‘bus’ of staafdiagram.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5
Inkomensheffing berekenen – de schijven – een voorbeeld

Het staafdiagram,
uitwerking
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5
Inkomensheffing berekenen – de schijven – voorbeeld

Gegeven:
• Jan heeft een bruto-inkomen van € 55.000
• Hij betaalt 4% hypotheekrente over zijn hypothecaire lening van €
250.000.
• De schijven van de vorige dia’s zijn van toepassing.
• Er gelden voor Jan de volgende heffingskortingen: € 1.000
algemene heffingskorting en € 1.500 arbeidskorting.

Gevraagd:
Bereken de inkomensheffing voor Jan, en bereken zijn netto inkomen.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5
Inkomensheffing berekenen – de schijven – voorbeeld

Uitwerking:
Stap 1: belastbaar inkomen: € 45.000
(€ 55.000 - € 10.000 hyp. rente)

Stap 2: zie hiernaast

Stap 3:
€ 16.800 - € 2.500 = € 14.300

Netto inkomen:
€ 55.000 - € 14.300 = € 41.700
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5 - Inkomensheffing berekenen via tabel
Bruto-inkomen …………
Aftrekposten …………

Belastbaar inkomen …………

Tarief Bedrag heffing


Inkomen schijf 1 ………… ………… …………
Blijft over: …………
Inkomen schijf 2 ………… ………… …………
Blijft over: …………
Inkomen schijf 3 ………… ………… …………
Blijft over: …………
Inkomen schijf 4 ………… ………… ………… +

Totale heffing volgens


schijven
…………
Heffingskortingen …………
Inkomensheffing …………
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 5 - Inkomensheffing berekenen, uitwerking voorbeeld Jan
Bruto-inkomen € 55.000
Aftrekposten € 10.000

Belastbaar inkomen € 45.000

Tarief Bedrag heffing


Inkomen schijf 1 € 18.000 32% € 5.760
Blijft over: € 27.000
Inkomen schijf 2 € 15.000 40% € 6.000
Blijft over: € 12.000
Inkomen schijf 3 € 12.000 42% € 5.040
Blijft over: nvt
Inkomen schijf 4 nvt nvt ………… +

Totale heffing volgens


schijven
€ 16.800
Heffingskortingen € 2.500
Inkomensheffing € 14.300
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 6
Belastingvoordeel eigen woning

Wat betekenen de begrippen:


Gemiddeld heffingspercentage?
Geef de formule, de betekenis, en de uitwerking in het voorbeeld van Jan.

Marginaal heffingstarief?
Geef de formule, de betekenis, en de uitwerking in het voorbeeld van Jan.

Belastingvoordeel eigen woning en netto rentelasten?


Geef de formule, de betekenis, en de uitwerking in het voorbeeld van Jan.

Hoe kun je (meestal) het belastingvoordeel eigen woning berekenen?


Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 6
Belastingvoordeel eigen woning

Gemiddeld heffingspercentage =
Inkomensheffing x 100%
Bruto inkomen

Hoeveel procent gaat er gemiddeld per verdiende euro op aan


inkomensheffing?

Voor Jan:
€ 14.300 x 100% = 26%
€ 55.000
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 6
Belastingvoordeel eigen woning

Marginaal heffingstarief =
Het heffingstarief dat van toepassing is op de laats verdiende euro.
Dit tarief lees je altijd af.

Hoeveel procent inkomensheffing betaalt iemand extra als hij 1 euro extra
verdient?

Voor Jan:
42%
Als Jan 1 euro extra zou verdienen, zou hij 42% daarvan aan inkomensheffing
moeten afdragen.
Hoofdstuk 3 – Kopen of huren
Leerdoel 6
Belastingvoordeel eigen woning betekent:
Hoeveel inkomensheffing betaal je minder doordat je de hypotheekrente mag aftrekken?
Dit bedrag is het belastingvoordeel van de eigen woning.

In het voorbeeld van Jan:


Door de hypotheekrenteaftrek is zijn belastbare inkomen € 10.000 lager.
Als hij deze € 10.000 extra zou moeten belasten, zou dat gehele bedrag in de 3e schijf
vallen.
Hierover had hij 42% moeten betalen, dus € 4.200 inkomensheffing.
Jan zijn belastingvoordeel van de eigen woning is dus € 4.200.

Meestal kun je de formule gebruiken:


Belastingvoordeel eigen woning = marginaal heffingstarief x hypotheekrente.

Netto rentelasten = totale rentelasten – belastingvoordeel eigen woning.


In het voorbeeld van jan: € 10.000 - € 4.200 = € 5.800.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 1
Hypotheekvormen

Noem twee hypotheekvormen die je kunt


onderscheiden op grond van de wijze van
aflossing en renteberekening.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 1
Hypotheekvormen

• Lineaire hypotheek
• Annuïteitenhypotheek
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 2
Lineaire hypotheek

Noem het kenmerk van de lineaire hypotheek.


Laat in een grafiek zien:
• De ontwikkeling van de aflossingen en
rentelasten,
• De ontwikkeling van de hypotheekschuld.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 2
Lineaire hypotheek

Kenmerk:
• De aflossing is elke periode gelijk

Hierdoor:
• Neemt de schuld steeds met hetzelfde bedrag af,
• Is het rentebedrag dalend,
• Is de hypotheekrenteaftrek dalend,
• En zijn dus de totale (bruto en netto) hypotheeklasten
dalend.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 2
Lineaire hypotheek, ontwikkeling hypotheeklasten
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 2
Lineaire hypotheek, ontwikkeling hypotheekschuld
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 3
Annuïteitenhypotheek

Noem het kenmerk van de annuïteitenhypotheek.


Laat in een grafiek zien:
• De ontwikkeling van de aflossingen en
rentelasten,
• De ontwikkeling van de hypotheekschuld.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 3
Annuïteitenhypotheek

Kenmerk:
• De aflossing vindt plaats via annuïteiten;
de annuïteit is het vaste bedrag aan aflossing en interest samen.

Hierdoor:
• Is het rentebedrag dalend,
• En dus neemt de aflossing toe,
• En is de hypotheekrenteaftrek dalend.

Omdat de brutolasten gelijk blijven, nemen de nettolasten toe.


Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 3
Annuïteitenhypotheek, ontwikkeling hypotheeklasten
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 3, Annuïteitenhypotheek
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 4
Aflossingsplan lineaire hypotheek

Werk een aflossingsplan uit van een lineaire


hypotheek. Gebruik een voorbeeld.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 4
Aflossingsplan lineaire hypotheek
Voorbeeld
• Hypotheekschuld op 1 januari 2014 € 200.000, aflossing in 20 jaar, lineaire
aflossing, rente 5% per jaar.
• Marginaal tarief inkomensheffing: 40%.
• Aflossing en rente worden telkens op 31 december betaald.
Vul het aflossingsplan van het 1e en 2e jaar in.
31 dec. Schuld Aflossing Interest Bruto Belas- Netto Schuld
begin lasten ting- lasten einde
jaar voordeel jaar

2014
2015
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 4
Aflossingsplan lineaire hypotheek, uitwerking voorbeeld

31 dec. Schuld Aflossing Interest Bruto Belas- Netto Schuld


begin lasten ting- lasten einde
jaar voordeel jaar
€ 200.000 € 10.000 € 10.000 € 20.000 € 4.000 € 16.000 € 190.000
2014 (1) (2) (3) (4) (5) (6)

€ 190.000 € 10.000 € 9.500 € 19.500 € 3.800 € 15.700 € 180.000


2015 (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13)

(1) = € 200.000/20
(2) = 5% van € 200.000
(3) = (1) + (2)
(4) = 40% van (2) (€ 10.000)
(5) = (3) – (4)
(6) = € 200.000 – (1) (€ 10.000)
(7) = (6)
(8) = (1)
(9) = 5% van € 190.000
(10) = (8) + (9)
(11) = 40% van (9) (€ 9.500)
(12) = (10) – (11)
(13) = € 190.000 - € 10.000
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 5
Aflossingsplan annuïteitenhypotheek

Werk een aflossingsplan uit van een


annuïteitenhypotheek. Gebruik een voorbeeld.
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 5
Aflossingsplan annuïteitenhypotheek
Voorbeeld
• Hypotheekschuld op 1 januari 2014 € 200.000, annuïteit € 21.000 per jaar, rente
5% per jaar.
• Marginaal tarief inkomensheffing: 40%.
• De annuïteit wordt telkens op 31 december betaald.
Vul het aflossingsplan van het 1e en 2e jaar in.
31 dec. Schuld Annuï- Interest Aflossing Belas- Netto Schuld
begin teit ting- lasten einde
jaar voordeel jaar

2014
2015
Hoofdstuk 4 – Hypotheken
Leerdoel 5
Aflossingsplan annuïteitenhypotheek, Uitwerking voorbeeld

31 dec. Schuld Annuïteit Interest Aflossing Belasting- Netto Schuld


begin jaar voordeel lasten einde jaar

€ 200.000 € 21.000 € 10.000 € 11.000 € 4.000 € 17.000 € 189.000


2014 (1) (2) (3) (4) (5)

€ 189.000 € 21.000 € 9.450 € 11.550 € 3.780 € 17.220 € 177.450


2015 (6) (7) (8) (9) (10) (11)

(1) = 5% van € 200.000


(2) = € 21.000 - € 10.000
(3) = 40% van (1) (€ 10.000)
(4) = € 21.000 – (3) (€ 4.000)
(5) = € 200.000 – (2) (€ 11.000)
(6) = (6)
(7) = 5% van € 189.000
(8) = € 21.000 – € 11.550
(9) = 40% van (7) (€ 9.450)
(10) = € 21.000 – (9) (€ 3.780)
(11) = € 189.000 - € 11.550

You might also like