You are on page 1of 16

Lezen voor je lijst

Nederlands
vwo bovenbouw

schooljaar 2023-2024
A. Lezen voor je lijst

In het kort
In 4-, 5- en 6- vwo lees je voor Nederlands een aantal boeken. Oudere werken (historische
literatuur) lezen we (meestal en grotendeels) klassikaal; boeken na 1945 (moderne
literatuur) lees je zelf. De leesverslagen en de opdrachten die je maakt voor de historische
literatuur verzamel je in je leesdossier. Aan het eind van 4v en 5v dient je dossier op orde te
zijn, in 6v is een goedgekeurd dossier een voorwaarde om deel te mogen nemen aan het
schoolexamen mondeling literatuur. In het leesdossier laat je zien welke boeken je hebt
gelezen. Je bewaart alle uitwerkingen van de diverse opdrachten. Zo beschrijf je waar de
boeken precies over gaan, noteer je opvallende zaken en geef je een uitgebreide
beoordeling. Een goed uitgewerkt dossier is heel praktisch bij het voorbereiden van het SE
literatuur in 6v. In dit document wordt uitgelegd hoe het systeem van de te lezen boeken
werkt en aan welke voorwaarden de leesverslagen moeten voldoen.

Kies bewust, het is jouw dossier


Wij vinden het belangrijk dat je goed kiest. Pak niet zomaar een titel, ga eerst eens op
onderzoek uit. Wat mag je allemaal lezen? Welke onderwerpen vind je interessant? Lees
eens wat beschrijvingen van boeken of kijk naar recensies. Het leesdossier is uiteindelijk
gebaseerd op de door jou gemaakte keuzes uit klas 4, 5 en 6. Het kan best zo zijn dat jouw
smaak in de loop van de tijd wat verandert, dit kun je mooi bespreken tijdens het
schoolexamen literatuur. Vind je het lastig om te starten met zoeken? Kijk eens in de
mediatheek op school, breng een bezoekje aan de bibliotheek of zoek op het internet.
Onze ‘Comeniusboekenlijst’ is ingedeeld op thema’s, de leeslijst kun je vinden via deze link:
http://tinyurl.com/comeniusleeslijst. Onze bovenbouwdocent Sylvia Nieuwenbroek houdt
een boekenpagina bij op Instagram. Op deze pagina staan regelmatig boekentips met
uitgebreide beschrijvingen en vragen die je kunt stellen bij de romans. Deze pagina kun je
hier volgen: https://www.instagram.com/boeken.sylvia.comenius/.

Historische literatuur en essays


 In 4 vwo lees je (fragmenten van) werken uit de middeleeuwen.
 In 5 vwo lees je (fragmenten van) werken uit de renaissance, het rationalisme en de
romantiek.
 In 6 vwo lees je (fragmenten van) werken uit het naturalisme, de neoromantiek, de
nieuwe zakelijkheid en we lezen essays. Op je mondeling worden de werken vanaf het
naturalisme overhoord, de literatuur uit de periode hiervoor is al getoetst in een
repetitie in 4v en het schoolexamen literatuurgeschiedenis in 5v.

Moderne literatuur
Naast de historische werken lees je ook een aantal moderne boeken (boeken die na 1945
geschreven zijn). De sectie Nederlands heeft de boeken verdeeld in 3 niveaus op je een
beetje op weg te helpen. Het toekennen van punten aan boeken is best lastig en is vooral
bedoeld om helder te krijgen wat je als startende lezer (niveau 1) zou kunnen kiezen en
welke boeken best wat pittiger zijn (niveau 3). Uiteraard mag je ook in 6v lekker een literaire
thriller van 1 punt lezen als je dat graag wilt. Op de ‘Comeniusboekenlijst’ zie je hoeveel
punten ieder boek oplevert. Deze lijst wordt ieder jaar aangevuld met nieuwe titels.
niveaus (als hulpmiddel om te kiezen) punten

Niveau 1: startniveau 4V Een boek van niveau 1: 1 punt


Niveau 2: richting eindniveau 6V Een boek van niveau 2: 2 punten
Niveau 3: eindniveau 6V Een boek van niveau 3: 3 punten

In een schema:

Leerjaar Min. aantal


boeken
4-vwo 3
5-vwo 4
6-vwo 2

Totaal aan boeken 9


Totaal aan punten 18

Eisen:
 Aantal punten
In de bovenbouw lees je: maximaal twee keer een boek van niveau 1 en minimaal
twee keer een boek van niveau 3 (meer van 3 punten is uiteraard toegestaan).
Aan het eind van 6V moet je minimaal 9 boeken hebben gelezen en minimaal 18
punten gehaald hebben.
 Boeken van dezelfde auteur
Je mag twee keer van een bepaalde schrijver twee werken op je lijst hebben staan.
Alle overige auteurs dienen hooguit één keer op je lijst voor te komen.
 Boek van buiten de lijst
Het is toegestaan om gedurende de bovenbouw één keer een boek voor je lijst te
lezen dat niet op de ‘Comenius-boekenlijst’ staat. Het boek moet natuurlijk wel tot
de Nederlandse literatuur behoren en je dient vooraf toestemming aan je docent te
vragen om dit boek voor je leeslijst te kunnen lezen. Als je docent akkoord is gegaan,
hoort hier een speciale verwerkingsopdracht bij. Meer hierover vind je in het
document Format leesverslag moderne werken.
 Boekenweekgeschenk en literaire thrillers (1p)
Je mag maximaal één keer een Boekenweekgeschenk lezen voor de lijst.
Je mag maximaal twee keer een literaire thriller lezen voor de lijst.
 Lezen binnen een thema
Je kunt ervoor kiezen om romans binnen hetzelfde thema te lezen, denk aan romans
over oorlogen, romans waar familieverhoudingen centraal staan, coming-of-age
verhalen, historische romans etc. Op de digitale leeslijst staat goed aangegeven
welke thema’s aan bod komen in bepaalde boeken.
B. Een leesverslag van elk boek
Van elk boek dat je voor je lijst leest, maak je een leesverslag. In het format verderop staat
beschreven aan welke eisen het leesverslag moet voldoen. Het verslag bestaat uit een aantal
vaste opdrachten en vervolgens een verwerkingsopdracht. Je maakt een keuze uit de diverse
verwerkingsopdrachten. Je kiest in totaal vijf keer een verwerkingsopdracht en vier keer
staat er een verplichte verwerkingsopdracht op het programma. Het geheel ziet er als volgt
uit:

jaar Vaste opdracht bij gelezen boeken Keuze uit


(4x)’ verwerkingsopdrachten (5x).

Je hebt uiteindelijk 5
Je hebt uiteindelijk vier verplichte
verschillende
verwerkingsopdrachten gemaakt.
verwerkingsopdrachten in je
dossier zitten.

4v 1x presentatie in duo’s (PP, Prezi etc.) 2x keuze uit overige


verwerkingsopdrachten
De eisen waaraan de presentatie moet
voldoen ontvang je van de docent.

5v Tertiaal 1: gedicht of songtekst zoeken/maken 2x keuze uit overige


bij de gelezen roman en de bijbehorende verwerkingsopdrachten
opdracht uit de syllabus maken. We gaan in dit
tertiaal in 5v aan de slag met poëzie voor het
schoolexamen.

Tertiaal 3: 1x reflectieverslag tussenbalans:


reflecteren op de 4 gelezen werken in klas 5.

De opdrachten ontvang je van je docent.

6v Tertiaal 2: 1x reflectieverslag eindoordeel 1x keuze uit een


leesdossier: reflecteren op de 9 gelezen verwerkingsopdracht
werken, maar ook op de werken uit de
literatuurgeschiedenis en de behandelde
essays uit de syllabus literatuur in 6v.

Deze opdracht ontvang je van je docent.


C. Format leesverslag moderne werken

Introductie
Bij ieder gelezen werk in de bovenbouw maak je een kort leesverslag, dit verslag bestaat uit:
de zakelijke gegevens, een korte samenvatting en een beoordeling van het gelezen werk.
Daarnaast maak je nog een verwerkingsopdracht bij een gelezen roman, dit kan een
verplichte verwerkingsopdracht zijn of een verwerkingsopdracht naar keuze.

Een uittreksel uit bijvoorbeeld Lexicon literaire werken kun je zeker goed gebruiken bij het
maken van een leesverslag, je voegt deze uittreksels niet toe aan het in te leveren
leesdossier. Maak voor jezelf een bestand aan met samenvattingen van de gelezen werken.
Hierin kun je ook andere notities over de boeken kwijt, zo bereid je je nu alvast zorgvuldig
voor op het mondeling in 6v. Een uittreksel is een zeer handig hulpmiddel, maar kijk ook
vooral goed naar zaken die jou zijn opgevallen tijdens het lezen van de boeken.

De voorbereiding op het SE gaat een stuk sneller en wordt tevens een stuk eenvoudiger als
je de zaken goed bijhoudt.

De opbouw van het leesverslag

1. Zakelijke gegevens

A. Auteursnaam

Vermeld de volledige naam van de auteur. Als het boek onder pseudoniem gepubliceerd
is, vermeld je tussen haakjes de echte naam van de auteur.

Voorbeelden:
Splinter Chabot
Anna Enquist (pseudoniem van Christa Widlund-Broer)
Multatuli (pseudoniem van E. Douwes Dekker)

B. Titel

Bij een roman:


de volledige titel en de ondertitel (indien van toepassing). Tussen haakjes vermeld je het
jaar van de eerste uitgave.

Voorbeeld: Annejet van der Zijl, De Amerikaanse prinses (eerste druk 2015)

Het is handig om goed na te denken over de titel. Waarom zou de auteur juist gekozen
hebben voor deze titel? Soms is er zelfs sprake van een ondertitel, zoals bij Bint. De
ondertitel is Roman van een zender. Je noteert de ondertitel van de roman en ook hier
denk je na over de toevoeging van deze titel.
C. Genre

Benoem zowel de indeling op literair proza (kort verhaal, roman, novelle, dichtbundel,
epos, ridderroman, toneelstuk etc.) als de indeling op onderwerp (historische roman,
oorlogsroman, ontwikkelingsroman, tendensroman, psychologische roman etc.).

D. Motto

Voorbeeld 1: In Zuurstofschuld van Toine Heijmans staan er twee citaten:

Wat een afgrond werkelijk is, kun je alleen aan den lijve ervaren.
-Ludwig Hohl, Bergfahrt

Ik wist dat het einde nabij was, maar het was het einde waarnaar alle klimmers
verlangen, een einde dat past bij hun bezetenheid. Ik was de bergen dankbaar dat ze die
dag zo mooi voor me waren geweest, en ik was net zo onder de indruk van hun stilte als
ik in de kerk was geweest. Ik voelde geen pijn en maakte me geen zorgen.
-Maurice Herzorg, Annapurna premier 8000

Voorbeeld 2: In Parnassia van Josha Zwaan luidt het motto:

Wie het verleden niet eert


verliest de toekomst,
wie zijn wortels vernietigt
kan niet groeien.
-Friedensreich Hundertwasser
schilder en architect (1928-2000)

Let op dat je het motto niet verwart met de opdracht. Niet alle romans hebben een
motto. Heeft een roman wel een motto, leg dit motto dan goed uit. Waarom zou dit
motto gekozen zijn door de auteur? Zit er in het motto wellicht een leesaanwijzing van
de auteur verborgen?

2. Samenvatting

Korte samenvatting van het boek


Schrijf zelf een korte samenvatting van ongeveer 20 zinnen. Je noteert de belangrijkste
zaken die je zijn opgevallen. Als je later de samenvatting leest, weet je weer waar het
boek over gaat. Een uitgebreide samenvatting kun je voor jezelf bewaren, je stopt deze
niet in het leesdossier. Mocht je voor je samenvatting een bron hebben gebruikt, dan
noteer je deze bij je samenvatting.
3. Beoordeling m.b.v. fragmenten

Je schrijft jouw eindoordeel over het boek dat je gelezen en geanalyseerd hebt en je
maakt hierbij gebruik van diverse argumenten. Jouw eindoordeel kun je uiteraard
niet op het internet of in een uittrekselboek vinden. Je noteert bijvoorbeeld wat het
werk voor jou betekent, wat je te weten bent gekomen en welke vragen de tekst
heeft opgeroepen. Je kiest ondersteunende fragmenten uit het boek, deze mag je
citeren of je mag een kopie toevoegen als het een langer fragment betreft. Je legt in
ieder geval goed uit waarom deze fragmenten zo belangrijk zijn bij jouw eindoordeel.
In 5v maak je een reflectieopdracht bij de vier gelezen boeken van dat jaar en in 6v
kijk je middels een reflectieopdracht bij alle gelezen werken nog eens terug. Bij deze
opdrachten gaat het vooral om jouw mening bij de romans. Het is fijn als je dan bij
alle gelezen werken al een goede uitgewerkte beoordeling hebt gemaakt.

Hulpvragen:

- Welke verhaalelementen hebben voor jou een positieve werking? (aangrijpend,


spannend, ontroerend, diepzinnig enzovoort)
- Welke passage spreekt je het meest aan en waarom?
- Welke verhaalelementen hebben voor jou een negatieve werking? (choquerend,
zinloos, saai, te vergezocht enzovoort)
- Welke personages vond je sympathiek/ interessant/ vreselijk? Leg dit uit.
- Kun je dit boek met andere boeken of met een film vergelijken? Leg dit uit.
- Wat vind je van het thema van het boek? Heeft het thema je aan het denken
gezet? Zijn de problemen herkenbaar of kon je je juist eens verdiepen in een
andere wereld?
- Wat vind je van de stijl van de auteur? (taalgebruik, mooie zinnen, opvallende
zaken enzovoort)
- Wat is je eindoordeel over dit werk? Zou je een ander aanraden om dit boek te
lezen? Zou je nog meer romans over dit thema willen lezen? Zou je nog een werk
van deze auteur uitzoeken?

4. Een verwerkingsopdracht kiezen

Bij iedere gelezen roman moet je ook een verwerkingsopdracht kiezen, deze
verwerkingsopdracht maak je thuis of tijdens de (flex)les. Er zijn vier verplichte
opdrachten en vijf keuzeopdrachten. Je zorgt ervoor dat je voor het mondeling
schoolexamen literatuur in 6v verschillende keuzeopdrachten hebt gemaakt. De
verwerkingsopdrachten brengen bepaalde zaken van een werk nog eens onder de
aandacht. Kies slim! Bij sommige romans is het bijvoorbeeld heel handig om de
familierelaties via een sociogram in kaart te brengen. Daarnaast kan een fictief interview
met een auteur van een autobiografisch boek heel interessant zijn. Je kunt ook boeken
met hetzelfde thema met elkaar vergelijken, dit levert soms ook heel mooie inzichten op.

Bij alle verwerkingsopdrachten is het belangrijk om te onthouden dat je deze opdrachten


voor jezelf maakt, zodat je een goed beeld krijgt van het gelezen boek en je belangrijke
aspecten makkelijker kunt onthouden. Je kunt zelf bepalen welke opdrachten het beste
bij jouw boek passen.

Overzicht van de verwerkingsopdrachten

A. In het nieuws
Maak een krantenbericht bij een belangrijke gebeurtenis in het verhaal. Zorg ervoor
dat het er ook uitziet als een krantenbericht (dus kolommen, titel, plaatsnaam,
schrijver, tussenkopjes, eerste alinea dikgedrukt). Minimaal 250 woorden. Je voegt
een kopie van de belangrijke gebeurtenis uit het boek toe.

B. Storyboard
Stel je voor dat je boek verfilmd wordt. Neem een spannende, leuke of ontroerende
gebeurtenis uit het boek en maak daar een storyboard van. In een storyboard wordt
een filmscène uitgetekend. Vergeet niet om de bladzijden die je gebruikt voor het
storyboard toe te voegen aan het verslag. Je storyboard bestaat uit één A4’tje,
hiernaast geef je een korte toelichting bij het ontworpen storyboard.

C. Sociogram
Maak eerst een sociogram (bijvoorbeeld een spindiagram) en werk vervolgens de
verhoudingen tussen de verschillende personages goed uit. Door het uitwerken van
een sociogram worden de onderlinge relaties zichtbaar gemaakt. Let ook op
opvallende zaken bij de onderlinge relaties.

D. Fictief interview met de auteur


Stel een lijst met vragen op die je aan de auteur zou willen stellen naar aanleiding
van het gelezen werk. Als er een relatie bestaat tussen het leven van de auteur en
het gelezen werk dan besteed je hier aandacht aan. Schrijf vervolgens een fictief
interview voor een tijdschrift. Maak er een goedlopende tekst van. Minimaal 250
woorden.

E. Fictief interview met een hoofdpersonage/hoofdpersonages


Stel een lijst met vragen op die je aan een hoofdpersonage/de hoofdpersonages zou
willen stellen naar aanleiding van het gelezen werk. Schrijf vervolgens een fictief
interview voor een tijdschrift. Maak er een goedlopende tekst van. Minimaal 250
woorden.
F. Vergelijking boeken zelfde auteur
Het kan zijn dat je twee titels op je lijst hebt staan van dezelfde auteur. Vergelijk deze
romans met elkaar. Vermeld opvallende overeenkomsten en verschillen. Kijk niet
alleen naar inhoud, maar let ook op bijvoorbeeld stijlkenmerken. Minimaal 250
woorden.

G. Vergelijking boeken met hetzelfde thema


Vergelijk de door jou gelezen roman met het werk van een andere auteur in
hetzelfde thema. Vermeld overeenkomsten, verschillen en eventuele
bijzonderheden. Wees volledig!
Minimaal 250 woorden.

H. Vergelijking boek en film


Vergelijk de door jou gelezen roman met de verfilming ervan. Wat zijn
overeenkomsten en verschillen? Geef een beoordeling van de film. Is het boek of de
film beter? Leg uit waarom je deze keuze maakt. Minimaal 250 woorden.

I. Recensies
Je zoekt een aantal recensies over het door jou gelezen werk. Hoe denken de diverse
recensenten over het werk? Geef een korte beschrijving van de recensies. Worden er
opvallende zaken besproken? Zijn de recensenten het met elkaar eens of verschillen
ze juist van mening met elkaar? Met wie ben jij het eens en waarom? Minimaal 250
woorden.

J. Ander einde van de roman


Bedenk een ander einde bij de door jou gelezen roman. Hoe zou de roman ook af
kunnen lopen? Gebruik je fantasie. Wel is het belangrijk om in de stijl van de roman
te blijven. Minimaal 250 woorden.

K. Aanrader of afrader?
Je mag met toestemming van je docent een roman buiten de lijst lezen. Is deze
roman wellicht een tip voor anderen? Bij deze opdracht geef je antwoord op de vraag
of de door jou gelezen roman juist een aanwinst of een flop is voor de lijst. Je
verwerkt jouw verhaal in de vorm van een recensie. Minimaal 250 woorden.

L. Boekenpitch in de klas
Je vertelt in de klas over het gelezen werk. De aantekeningen stop je in het
leesdossier. In de volgende video wordt er uitgelegd hoe je een boekenpitch aan kunt
pakken. Je hoeft uiteraard zelf geen video op te nemen. In deze video gaat het over
Bezonken Rood van Jeroen Brouwers: https://www.youtube.com/watch?
v=UeRlvq3uXwY
M. Advertentie
Je maakt een advertentie voor het door jou gelezen werk. Je probeert een
aantrekkelijke reclametekst voor het boek te maken. Denk ook aan foto’s,
afbeeldingen, citaten, korte samenvatting, citaten uit recensies, een quote etc.

N. Eigen opdracht

Je mag ook zelf een opdracht bedenken. Leg de zelfbedachte opdracht wel eerst
voor aan je docent. Wees creatief! Bij schrijfopdrachten dien je minimaal 250
woorden te gebruiken.

D. Uitleg bij de literaire begrippen

Wanneer je over literatuur schrijft of spreekt, is handig om over een aantal begrippen te
beschikken en deze op dezelfde manier te gebruiken; een soort ‘taal’ om het over literatuur
te kunnen hebben. Daarom volgt hier een opsomming van een aantal verhaalaspecten die
schrijvers kunnen toepassen in hun romans. Eigenlijk is dit dus een begrippenapparaat als
hulpmiddel bij het verwerken van de door jou gelezen boeken. Tijdens het schoolexamen
literatuur in 6v moet je jouw docent laten zien dat je de literaire begrippen toe kunt passen
op de gelezen werken.

1. Titelverklaring
Als lezer kun je je afvragen welk verband je kunt leggen tussen de titel en het verhaal. Je
zoekt naar een titelverklaring bij de gelezen roman. Waarom heet een roman Wees
onzichtbaar, Dit zijn de namen of Rode sneeuw in december? Je denkt hier goed over na. Een
titel kan een letterlijke of figuurlijke betekenis hebben. Ook is het vaak zo dat een titel op
meerdere manier uit te leggen valt. Denk bijvoorbeeld aan de roman Nooit meer slapen van
Willem Frederik Hermans. De hoofdpersoon kan niet slapen, hij heeft last van het daglicht,
de muggen en ook zijn gepieker houdt hem uit zijn slaap (letterlijk). In de roman komt een
personage te overlijden, de titel slaat dan ook op deze persoon die voor altijd zijn ogen
gesloten zal houden. In de tekst lezen we: ‘Verder is zijn gezicht precies zoals ik gezien heb in
zijn slaap: onbegrijpelijk oud en moe, gerimpeld als de schors van een eik. Maar dit is geen
slapen. Dit is nooit meer slapen.’
2. Motto
Een motto is een citaat uit een ander werk dat aan het verhaal vooraf gaat. Je kunt het
motto opvatten als leesaanwijzing van de auteur naar de betekenis van het verhaal. Let op
dat je het motto niet verwart met de opdracht. Niet alle romans hebben een motto. Heeft
een roman wel een motto, leg dit motto dan goed uit. Waarom zou dit motto gekozen zijn
door de auteur? Welke leesaanwijzing zit er wellicht in het motto verborgen?
Bij de uitleg van het format van het leesverslag zijn twee motto’s opgenomen uit de roman
Zuurstofschuld van Toine Heijmans. Dit boek gaat o.a. over de liefde van de hoofdpersoon
voor de bergsport. Het is dan ook niet zo vreemd dat beide motto’s betrekking hebben op
het beklimmen van de hoogste bergen.

3. Genre
Verschillende verhalende teksten met dezelfde kenmerkende elementen noemen we
genres. Veel romans hebben vaak kenmerken van meerdere genres. Benoem de indeling op
literair proza: kort verhaal, roman, novelle (zeer korte roman), dichtbundel, epos,
ridderroman of toneelstuk. Kijk ook naar de indeling op onderwerp: historische roman,
oorlogsroman, ontwikkelingsroman, tendensroman, psychologische roman etc. Probeer
goed uit te leggen waarom dit genre op het gelezen werk van toepassing is.

4. Personages
Personage: een personage is een verhaalpersoon.

De schrijver van fictie creëert personages. Deze personages hebben alleen een leven in het
fictionele werk (een roman, film of toneelstuk). Voor de interpretatie van personages is het
zinvol om personages te analyseren – het gedrag, de gedachten, de uitspraken – om zo een
karakteristiek van hen te geven.

Personages kun je op drie manieren leren kennen:


 door wat ze denken en voelen
 door wat ze doen en zeggen
 door wat anderen over hen zeggen

In een verhaal kun je hoofd- en bijpersonages onderscheiden. Het belangrijkste onderscheid


is de wijze waarop de schrijver zijn personages karakteriseert. We onderscheiden hierin drie
mogelijkheden:
1. Een rond karakter. Dit kenmerkt zich door twee eigenschappen: je leert meer/veel
karaktereigenschappen kennen en de persoon ontwikkelt zich in de loop van het
verhaal. Als hier sprake van is, komt dit alleen maar voor bij één of hooguit twee
hoofdpersonen
2. Een vlak karakter. Dit karakter kent wel meerdere eigenschappen, maar ontwikkelt
zich niet. Dit komt het meest voor en geldt zeker voor bijfiguren.
3. Een type(tje). Dit is eigenlijk geen karakter, maar een persoon die een bepaalde
karaktertrek belichaamt. Voorbeelden zijn: de vrek, het domme blondje.
Als je personages karakteriseert, moet je dus altijd een aantal eigenschappen weten te
noemen: driftig, eerlijk, fantasierijk, idealistisch, enz. Deze eigenschappen moet je altijd
kunnen illustreren met voorbeelden uit het verhaal.

5. Perspectief
Perspectief: het standpunt van waaruit het verhaal verteld wordt.

Het perspectief wordt ook wel de vertelsituatie genoemd. Hierdoor wordt bepaald door
welke ogen de lezer het verhaal meebeleeft.

Perspectief is ook een belangrijk instrument om spanning op te wekken. Het perspectief


bepaalt doorgaans met welk personage de lezer zich het sterkst identificeert. Als dit
personage in onzekerheid verkeert over zijn lot, zal de lezer deze onzekerheid ook voelen en
daardoor in spanning raken. De spanning kan worden opgevoerd door de lezer vanuit het
perspectief van een of meerdere personages informatie te geven waarover bijvoorbeeld het
hoofdpersonage niet beschikt.

We onderscheiden in hoofdlijnen vier soorten perspectieven.


1. Het ik-perspectief. Meestal is de ik de hoofdpersoon. Kenmerkend hiervoor is dat je
alles wat er gebeurt door de ogen van de gekozen ‘ik’ beleeft. Ook de andere
personages neem je vanuit de ‘ik’ waar. Die ik-persoon ken je dus heel goed. Dit
betekent ook dat het subjectief is. De valkuil is dat het daardoor onbetrouwbaar is.

2. Het personale perspectief. Dit is vergelijkbaar met het ik-perspectief, dus ook
subjectief; alleen staat het verhaal in de hij/zij-vorm. De Hier is sprake van een
verteller die alles weet van de verhaalpersonen. De verteller is niet merkbaar
aanwezig in het verhaal, hij geeft geen vertellerscommentaar en spreekt de lezer niet
rechtstreeks aan.

3. Het meervoudig perspectief. Hier is sprake van een wisselend perspectief; het
verspringt van de ene verhaalpersoon naar de andere. In feite zijn er meer personale
perspectieven. Hierdoor is het resultaat een objectieve vertelvorm.

4. De alwetende verteller of het auctoriaal perspectief. De verteller is voor de lezer


merkbaar aanwezig in het verhaal, maar maakt geen deel uit van het verhaal. Hij
weet bijvoorbeeld hoe het verhaal afloopt. Een auctoriale verteller kan alwetend zijn,
hij weet dan wat alle personages denken, beleven en voelen. Ook dit is een
objectieve vertelvorm.

Daarnaast wordt er ook een onderscheid in tijdsperspectief gemaakt:


1. De verteller beschrijft achteraf wat hem overkomen is.
2. De verteller weet net zo min als de lezer hoe het verder gaat en afloopt.
In de roman Wij zijn licht van Gerda Blees is sprake van een wel heel bijzonder
perspectief. Zo wordt het verhaal verteld vanuit o.a. een cello, de plaats delict, de
buren, de raadsvrouw en de nacht.

6. Spanning
Spanning: is de drang om de afloop van een verhaal te kennen.

De definitie in het kader is van toepassing op elk verhaal. Vaak denk je bij dit begrip aan
avonturenverhalen, maar die kennen een bepaald soort spanning die veel te maken heeft
met de handeling, de reeks aan gebeurtenissen. Het kan echter even spannend zijn of een
verliefd stel verliefd blijft, of een ernstig zieke persoon zijn ziekte overleeft en of een
verlaten tiener op het rechte pad blijft. Een schrijver kan op verschillende manieren
spanning bevorderen. Enkele daarvan zijn:

1. het opnemen van spannende gebeurtenissen


2. het achterhouden van informatie
3. de lezer informatievoorsprong geven.
4. een onverwachte wending gebruiken.

Er wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen actiespanning – waarbij het verhaal spannend
wordt door wat er gebeurt – en psychologische spanning, waarbij het draait om de
gedachten en gevoelens van de personages.

Maar de belangrijkste manier waarop spanning gewekt wordt, is de open plek. Een open
plek is een klein of groter tekstgedeelte dat bij de lezer vragen oproept omdat er iets voor de
lezer verborgen wordt gehouden. Als lezer word je geactiveerd om die vragen te
beantwoorden. Het is aan de lezer om zelf de open plekken in te vullen.

7. Tijd
Historische tijd: tijd waarin het verhaal zich afspeelt (Tweede Wereldoorlog, 2014, tijdens de
Watersnoodramp)
Verteltijd: de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen, uitgedrukt in bijvoorbeeld
bladzijden
Vertelde tijd: de duur van de geschiedenis waarover verteld wordt
Vertelritme: wordt bepaald door de verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd

Voor de literatuuranalyse is de vertelde tijd veruit het interessantst. Die kan enorm variëren,
van een dag tot vele jaren. Met tijd kan een schrijver van alles doen: het verhaal rekken of
inkorten, de gebeurtenissen door elkaar gooien, terug in de tijd springen en ga zo maar door.

Een aantal gebruiksmogelijkheden:


1. tijdversnelling: in een paar zinnen wordt een bepaalde periode samenvattend
verteld. Hiermee samenhangend: telling, een afstandelijke manier van vertellen
(ook wel: panoramisch vertellen)
2. tijdvertraging: een korte gebeurtenis of emotie wordt uitvoerig verteld. Hiermee
samenhangend: showing, een manier van vertellen die de lezer het gevoel geeft
middenin het verhaal te zitten (ook wel: scenisch vertellen)
3. tijdsprong: een onbelangrijke gebeurtenis wordt weggelaten;
4. terugblik/flashback: zonder het verhaal te onderbreken wordt er teruggekeken in de
tijd; Dit kan heel kort zijn (terugblik), maar ook heel lang (flashback);
 een niet-chronologisch verteld verhaal kan in medias res (midden in de
gebeurtenissen) beginnen;
5. vooruitblik: er wordt vooruitgekeken naar wat komen gaat om bijvoorbeeld de
spanning te vergroten;
6. continu vertellen: je volgt het verhaal zonder onderbrekingen;
 een chronologisch verteld verhaal kan bijvoorbeeld abo vo (inleidend)
beginnen.
7. fragmentarisch vertellen: de schrijver laat veel weg, zodat je als lezer veel moet
invullen;

Als je het hebt over het tempo waarin een verhaal geschreven is, dan heeft dat altijd te
maken met het gebruiken van bovengenoemde tijdaspecten. Het is wel handig dat je dan
ook kunt motiveren waarom het tempo hoog of laag is.

Veel leerlingen vinden het fijn om romans over de geschiedenis te lezen, de gebeurtenissen
zijn vaak gebaseerd op waargebeurde verhalen. Er staan veel historische werken op de lijst.
Hier een kleine selectie van een aantal historische werken. De romans van Simone van der
Vlugt: Schilderslief, De kaasfabriek, Nachtblauw en Het schaduwspel. Er staan boeken op de
lijst over de Tweede Wereldoorlog, zoals: Siegfried, Parnassia en ’t Hooge Nest. Titels over
de Eerste Wereldoorlog: Oorlog en terpentijn, Post voor mevrouw Bromley en De
handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek. Ook zijn er titels over het
slavernijverleden: Max Havelaar, Wij slaven van Suriname en Lichter dan ik.

8. Ruimte
Speelruimte: speelruimte is de plaats waar een verhaal zich afspeelt (Frankrijk, in een
museum, op de kermis)
Belevingsruimte: belevingsruimte is het beleven van ruimte door verhaalpersonen. (Dit
wordt ook wel de symbolische betekenis van ruimte genoemd.)

Speelruimte komt natuurlijk in elk boek voor; elk verhaal speelt zich immers ergens af.
Belevingsruimte komt lang niet altijd voor. Als dat wel zo is, gebruikt de schrijver ruimte
bewust om gevoelens te benadrukken of sfeer op te roepen. Dat kan op een parallelle
manier (bv. een meisje is stapelverliefd in een vrolijke zonnige natuuromgeving) of op een
contrastmanier (bv. een jongen denkt over zijn prachtige toekomst, terwijl in de verte een
donderbui in aantocht is). In het laatste geval is er vaak sprake van vooruitwijzing.
Kinderjaren en Strepen aan de hemel spelen zich deels af in concentratiekampen. De
beschreven omstandigheden zijn heel belangrijk, ze laten zien in wat voor een
verschrikkelijke omgeving en onder welke vreselijke omstandigheden de hoofdpersonen
moeten zien te overleven.

9. Thema en motieven
Thema: is het antwoord waar de vraag over gaat, de diepere bedoeling van de hele tekst, de
grondgedachte ervan.
Motief: een herhaald en betekenisvol element in een tekst.
Leidmotief: het steeds weer terugkeren van een bepaald woord of voorwerp (verwijzingen
naar vogels = Binocle, schoenen = Dubbelspel, een steeds terugkerend muziekstuk =
Geronimo.

Het thema, of de thematiek van een literaire tekst kan worden benoemd aan de hand van
concrete motieven die het handelingsverloop bepalen en die met elkaar in verband kunnen
worden gebracht.

Voorbeeld bij thema:


Vragen bij het thema liefde kunnen zijn:
• Hoeveel mag je van iemand houden?
• Is liefde altijd goed voor je? (Ik ook van jou van Ronald Giphart, De dochter van
Jessica Durlacher)

Voorbeeld bij motieven:


Het gaat vaak over abstracte (ongrijpbare) begrippen als onmacht, angst, buitenstaander,
eenzaamheid, onschuld, wraak.

In de roman Wees onzichtbaar van Murat Isik voelt de hoofpersoon Metin zich in diverse
passages een buitenstaander.

E. De omschrijving voor literatuur door het College voor Toetsen en


Examens

Tot slot hier nog de omschrijving van het CvTE bij het domein literatuur.

Domein E: Literatuur

Subdomein E1: Literaire ontwikkeling


De kandidaat kan beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn leeservaringen met een
aantal door hem geselecteerde literaire werken.
* Minimumaantal: havo 8; vwo 12 waarvan minimaal 3 voor 1880.
* De werken zijn oorspronkelijk geschreven in de Nederlandse taal.

Subdomein E2: Literaire begrippen

De kandidaat kan literaire tekstsoorten herkennen en onderscheiden, en literaire begrippen


hanteren in de interpretatie van literaire teksten.

Subdomein E3: Literatuurgeschiedenis

De kandidaat kan een overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis, en


de gelezen literaire werken plaatsen in dit historisch perspectief.

Uit:
Syllabus Nederlands (4f) vwo 2023
College voor Toetsen en Examens

Heel veel leesplezier gewenst!

Sectie Nederlands
Comenius College Hilversum

You might also like