Professional Documents
Culture Documents
Nederlands
vwo bovenbouw
schooljaar 2023-2024
A. Lezen voor je lijst
In het kort
In 4-, 5- en 6- vwo lees je voor Nederlands een aantal boeken. Oudere werken (historische
literatuur) lezen we (meestal en grotendeels) klassikaal; boeken na 1945 (moderne
literatuur) lees je zelf. De leesverslagen en de opdrachten die je maakt voor de historische
literatuur verzamel je in je leesdossier. Aan het eind van 4v en 5v dient je dossier op orde te
zijn, in 6v is een goedgekeurd dossier een voorwaarde om deel te mogen nemen aan het
schoolexamen mondeling literatuur. In het leesdossier laat je zien welke boeken je hebt
gelezen. Je bewaart alle uitwerkingen van de diverse opdrachten. Zo beschrijf je waar de
boeken precies over gaan, noteer je opvallende zaken en geef je een uitgebreide
beoordeling. Een goed uitgewerkt dossier is heel praktisch bij het voorbereiden van het SE
literatuur in 6v. In dit document wordt uitgelegd hoe het systeem van de te lezen boeken
werkt en aan welke voorwaarden de leesverslagen moeten voldoen.
Moderne literatuur
Naast de historische werken lees je ook een aantal moderne boeken (boeken die na 1945
geschreven zijn). De sectie Nederlands heeft de boeken verdeeld in 3 niveaus op je een
beetje op weg te helpen. Het toekennen van punten aan boeken is best lastig en is vooral
bedoeld om helder te krijgen wat je als startende lezer (niveau 1) zou kunnen kiezen en
welke boeken best wat pittiger zijn (niveau 3). Uiteraard mag je ook in 6v lekker een literaire
thriller van 1 punt lezen als je dat graag wilt. Op de ‘Comeniusboekenlijst’ zie je hoeveel
punten ieder boek oplevert. Deze lijst wordt ieder jaar aangevuld met nieuwe titels.
niveaus (als hulpmiddel om te kiezen) punten
In een schema:
Eisen:
Aantal punten
In de bovenbouw lees je: maximaal twee keer een boek van niveau 1 en minimaal
twee keer een boek van niveau 3 (meer van 3 punten is uiteraard toegestaan).
Aan het eind van 6V moet je minimaal 9 boeken hebben gelezen en minimaal 18
punten gehaald hebben.
Boeken van dezelfde auteur
Je mag twee keer van een bepaalde schrijver twee werken op je lijst hebben staan.
Alle overige auteurs dienen hooguit één keer op je lijst voor te komen.
Boek van buiten de lijst
Het is toegestaan om gedurende de bovenbouw één keer een boek voor je lijst te
lezen dat niet op de ‘Comenius-boekenlijst’ staat. Het boek moet natuurlijk wel tot
de Nederlandse literatuur behoren en je dient vooraf toestemming aan je docent te
vragen om dit boek voor je leeslijst te kunnen lezen. Als je docent akkoord is gegaan,
hoort hier een speciale verwerkingsopdracht bij. Meer hierover vind je in het
document Format leesverslag moderne werken.
Boekenweekgeschenk en literaire thrillers (1p)
Je mag maximaal één keer een Boekenweekgeschenk lezen voor de lijst.
Je mag maximaal twee keer een literaire thriller lezen voor de lijst.
Lezen binnen een thema
Je kunt ervoor kiezen om romans binnen hetzelfde thema te lezen, denk aan romans
over oorlogen, romans waar familieverhoudingen centraal staan, coming-of-age
verhalen, historische romans etc. Op de digitale leeslijst staat goed aangegeven
welke thema’s aan bod komen in bepaalde boeken.
B. Een leesverslag van elk boek
Van elk boek dat je voor je lijst leest, maak je een leesverslag. In het format verderop staat
beschreven aan welke eisen het leesverslag moet voldoen. Het verslag bestaat uit een aantal
vaste opdrachten en vervolgens een verwerkingsopdracht. Je maakt een keuze uit de diverse
verwerkingsopdrachten. Je kiest in totaal vijf keer een verwerkingsopdracht en vier keer
staat er een verplichte verwerkingsopdracht op het programma. Het geheel ziet er als volgt
uit:
Je hebt uiteindelijk 5
Je hebt uiteindelijk vier verplichte
verschillende
verwerkingsopdrachten gemaakt.
verwerkingsopdrachten in je
dossier zitten.
Introductie
Bij ieder gelezen werk in de bovenbouw maak je een kort leesverslag, dit verslag bestaat uit:
de zakelijke gegevens, een korte samenvatting en een beoordeling van het gelezen werk.
Daarnaast maak je nog een verwerkingsopdracht bij een gelezen roman, dit kan een
verplichte verwerkingsopdracht zijn of een verwerkingsopdracht naar keuze.
Een uittreksel uit bijvoorbeeld Lexicon literaire werken kun je zeker goed gebruiken bij het
maken van een leesverslag, je voegt deze uittreksels niet toe aan het in te leveren
leesdossier. Maak voor jezelf een bestand aan met samenvattingen van de gelezen werken.
Hierin kun je ook andere notities over de boeken kwijt, zo bereid je je nu alvast zorgvuldig
voor op het mondeling in 6v. Een uittreksel is een zeer handig hulpmiddel, maar kijk ook
vooral goed naar zaken die jou zijn opgevallen tijdens het lezen van de boeken.
De voorbereiding op het SE gaat een stuk sneller en wordt tevens een stuk eenvoudiger als
je de zaken goed bijhoudt.
1. Zakelijke gegevens
A. Auteursnaam
Vermeld de volledige naam van de auteur. Als het boek onder pseudoniem gepubliceerd
is, vermeld je tussen haakjes de echte naam van de auteur.
Voorbeelden:
Splinter Chabot
Anna Enquist (pseudoniem van Christa Widlund-Broer)
Multatuli (pseudoniem van E. Douwes Dekker)
B. Titel
Voorbeeld: Annejet van der Zijl, De Amerikaanse prinses (eerste druk 2015)
Het is handig om goed na te denken over de titel. Waarom zou de auteur juist gekozen
hebben voor deze titel? Soms is er zelfs sprake van een ondertitel, zoals bij Bint. De
ondertitel is Roman van een zender. Je noteert de ondertitel van de roman en ook hier
denk je na over de toevoeging van deze titel.
C. Genre
Benoem zowel de indeling op literair proza (kort verhaal, roman, novelle, dichtbundel,
epos, ridderroman, toneelstuk etc.) als de indeling op onderwerp (historische roman,
oorlogsroman, ontwikkelingsroman, tendensroman, psychologische roman etc.).
D. Motto
Wat een afgrond werkelijk is, kun je alleen aan den lijve ervaren.
-Ludwig Hohl, Bergfahrt
Ik wist dat het einde nabij was, maar het was het einde waarnaar alle klimmers
verlangen, een einde dat past bij hun bezetenheid. Ik was de bergen dankbaar dat ze die
dag zo mooi voor me waren geweest, en ik was net zo onder de indruk van hun stilte als
ik in de kerk was geweest. Ik voelde geen pijn en maakte me geen zorgen.
-Maurice Herzorg, Annapurna premier 8000
Let op dat je het motto niet verwart met de opdracht. Niet alle romans hebben een
motto. Heeft een roman wel een motto, leg dit motto dan goed uit. Waarom zou dit
motto gekozen zijn door de auteur? Zit er in het motto wellicht een leesaanwijzing van
de auteur verborgen?
2. Samenvatting
Je schrijft jouw eindoordeel over het boek dat je gelezen en geanalyseerd hebt en je
maakt hierbij gebruik van diverse argumenten. Jouw eindoordeel kun je uiteraard
niet op het internet of in een uittrekselboek vinden. Je noteert bijvoorbeeld wat het
werk voor jou betekent, wat je te weten bent gekomen en welke vragen de tekst
heeft opgeroepen. Je kiest ondersteunende fragmenten uit het boek, deze mag je
citeren of je mag een kopie toevoegen als het een langer fragment betreft. Je legt in
ieder geval goed uit waarom deze fragmenten zo belangrijk zijn bij jouw eindoordeel.
In 5v maak je een reflectieopdracht bij de vier gelezen boeken van dat jaar en in 6v
kijk je middels een reflectieopdracht bij alle gelezen werken nog eens terug. Bij deze
opdrachten gaat het vooral om jouw mening bij de romans. Het is fijn als je dan bij
alle gelezen werken al een goede uitgewerkte beoordeling hebt gemaakt.
Hulpvragen:
Bij iedere gelezen roman moet je ook een verwerkingsopdracht kiezen, deze
verwerkingsopdracht maak je thuis of tijdens de (flex)les. Er zijn vier verplichte
opdrachten en vijf keuzeopdrachten. Je zorgt ervoor dat je voor het mondeling
schoolexamen literatuur in 6v verschillende keuzeopdrachten hebt gemaakt. De
verwerkingsopdrachten brengen bepaalde zaken van een werk nog eens onder de
aandacht. Kies slim! Bij sommige romans is het bijvoorbeeld heel handig om de
familierelaties via een sociogram in kaart te brengen. Daarnaast kan een fictief interview
met een auteur van een autobiografisch boek heel interessant zijn. Je kunt ook boeken
met hetzelfde thema met elkaar vergelijken, dit levert soms ook heel mooie inzichten op.
A. In het nieuws
Maak een krantenbericht bij een belangrijke gebeurtenis in het verhaal. Zorg ervoor
dat het er ook uitziet als een krantenbericht (dus kolommen, titel, plaatsnaam,
schrijver, tussenkopjes, eerste alinea dikgedrukt). Minimaal 250 woorden. Je voegt
een kopie van de belangrijke gebeurtenis uit het boek toe.
B. Storyboard
Stel je voor dat je boek verfilmd wordt. Neem een spannende, leuke of ontroerende
gebeurtenis uit het boek en maak daar een storyboard van. In een storyboard wordt
een filmscène uitgetekend. Vergeet niet om de bladzijden die je gebruikt voor het
storyboard toe te voegen aan het verslag. Je storyboard bestaat uit één A4’tje,
hiernaast geef je een korte toelichting bij het ontworpen storyboard.
C. Sociogram
Maak eerst een sociogram (bijvoorbeeld een spindiagram) en werk vervolgens de
verhoudingen tussen de verschillende personages goed uit. Door het uitwerken van
een sociogram worden de onderlinge relaties zichtbaar gemaakt. Let ook op
opvallende zaken bij de onderlinge relaties.
I. Recensies
Je zoekt een aantal recensies over het door jou gelezen werk. Hoe denken de diverse
recensenten over het werk? Geef een korte beschrijving van de recensies. Worden er
opvallende zaken besproken? Zijn de recensenten het met elkaar eens of verschillen
ze juist van mening met elkaar? Met wie ben jij het eens en waarom? Minimaal 250
woorden.
K. Aanrader of afrader?
Je mag met toestemming van je docent een roman buiten de lijst lezen. Is deze
roman wellicht een tip voor anderen? Bij deze opdracht geef je antwoord op de vraag
of de door jou gelezen roman juist een aanwinst of een flop is voor de lijst. Je
verwerkt jouw verhaal in de vorm van een recensie. Minimaal 250 woorden.
L. Boekenpitch in de klas
Je vertelt in de klas over het gelezen werk. De aantekeningen stop je in het
leesdossier. In de volgende video wordt er uitgelegd hoe je een boekenpitch aan kunt
pakken. Je hoeft uiteraard zelf geen video op te nemen. In deze video gaat het over
Bezonken Rood van Jeroen Brouwers: https://www.youtube.com/watch?
v=UeRlvq3uXwY
M. Advertentie
Je maakt een advertentie voor het door jou gelezen werk. Je probeert een
aantrekkelijke reclametekst voor het boek te maken. Denk ook aan foto’s,
afbeeldingen, citaten, korte samenvatting, citaten uit recensies, een quote etc.
N. Eigen opdracht
Je mag ook zelf een opdracht bedenken. Leg de zelfbedachte opdracht wel eerst
voor aan je docent. Wees creatief! Bij schrijfopdrachten dien je minimaal 250
woorden te gebruiken.
Wanneer je over literatuur schrijft of spreekt, is handig om over een aantal begrippen te
beschikken en deze op dezelfde manier te gebruiken; een soort ‘taal’ om het over literatuur
te kunnen hebben. Daarom volgt hier een opsomming van een aantal verhaalaspecten die
schrijvers kunnen toepassen in hun romans. Eigenlijk is dit dus een begrippenapparaat als
hulpmiddel bij het verwerken van de door jou gelezen boeken. Tijdens het schoolexamen
literatuur in 6v moet je jouw docent laten zien dat je de literaire begrippen toe kunt passen
op de gelezen werken.
1. Titelverklaring
Als lezer kun je je afvragen welk verband je kunt leggen tussen de titel en het verhaal. Je
zoekt naar een titelverklaring bij de gelezen roman. Waarom heet een roman Wees
onzichtbaar, Dit zijn de namen of Rode sneeuw in december? Je denkt hier goed over na. Een
titel kan een letterlijke of figuurlijke betekenis hebben. Ook is het vaak zo dat een titel op
meerdere manier uit te leggen valt. Denk bijvoorbeeld aan de roman Nooit meer slapen van
Willem Frederik Hermans. De hoofdpersoon kan niet slapen, hij heeft last van het daglicht,
de muggen en ook zijn gepieker houdt hem uit zijn slaap (letterlijk). In de roman komt een
personage te overlijden, de titel slaat dan ook op deze persoon die voor altijd zijn ogen
gesloten zal houden. In de tekst lezen we: ‘Verder is zijn gezicht precies zoals ik gezien heb in
zijn slaap: onbegrijpelijk oud en moe, gerimpeld als de schors van een eik. Maar dit is geen
slapen. Dit is nooit meer slapen.’
2. Motto
Een motto is een citaat uit een ander werk dat aan het verhaal vooraf gaat. Je kunt het
motto opvatten als leesaanwijzing van de auteur naar de betekenis van het verhaal. Let op
dat je het motto niet verwart met de opdracht. Niet alle romans hebben een motto. Heeft
een roman wel een motto, leg dit motto dan goed uit. Waarom zou dit motto gekozen zijn
door de auteur? Welke leesaanwijzing zit er wellicht in het motto verborgen?
Bij de uitleg van het format van het leesverslag zijn twee motto’s opgenomen uit de roman
Zuurstofschuld van Toine Heijmans. Dit boek gaat o.a. over de liefde van de hoofdpersoon
voor de bergsport. Het is dan ook niet zo vreemd dat beide motto’s betrekking hebben op
het beklimmen van de hoogste bergen.
3. Genre
Verschillende verhalende teksten met dezelfde kenmerkende elementen noemen we
genres. Veel romans hebben vaak kenmerken van meerdere genres. Benoem de indeling op
literair proza: kort verhaal, roman, novelle (zeer korte roman), dichtbundel, epos,
ridderroman of toneelstuk. Kijk ook naar de indeling op onderwerp: historische roman,
oorlogsroman, ontwikkelingsroman, tendensroman, psychologische roman etc. Probeer
goed uit te leggen waarom dit genre op het gelezen werk van toepassing is.
4. Personages
Personage: een personage is een verhaalpersoon.
De schrijver van fictie creëert personages. Deze personages hebben alleen een leven in het
fictionele werk (een roman, film of toneelstuk). Voor de interpretatie van personages is het
zinvol om personages te analyseren – het gedrag, de gedachten, de uitspraken – om zo een
karakteristiek van hen te geven.
5. Perspectief
Perspectief: het standpunt van waaruit het verhaal verteld wordt.
Het perspectief wordt ook wel de vertelsituatie genoemd. Hierdoor wordt bepaald door
welke ogen de lezer het verhaal meebeleeft.
2. Het personale perspectief. Dit is vergelijkbaar met het ik-perspectief, dus ook
subjectief; alleen staat het verhaal in de hij/zij-vorm. De Hier is sprake van een
verteller die alles weet van de verhaalpersonen. De verteller is niet merkbaar
aanwezig in het verhaal, hij geeft geen vertellerscommentaar en spreekt de lezer niet
rechtstreeks aan.
3. Het meervoudig perspectief. Hier is sprake van een wisselend perspectief; het
verspringt van de ene verhaalpersoon naar de andere. In feite zijn er meer personale
perspectieven. Hierdoor is het resultaat een objectieve vertelvorm.
6. Spanning
Spanning: is de drang om de afloop van een verhaal te kennen.
De definitie in het kader is van toepassing op elk verhaal. Vaak denk je bij dit begrip aan
avonturenverhalen, maar die kennen een bepaald soort spanning die veel te maken heeft
met de handeling, de reeks aan gebeurtenissen. Het kan echter even spannend zijn of een
verliefd stel verliefd blijft, of een ernstig zieke persoon zijn ziekte overleeft en of een
verlaten tiener op het rechte pad blijft. Een schrijver kan op verschillende manieren
spanning bevorderen. Enkele daarvan zijn:
Er wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen actiespanning – waarbij het verhaal spannend
wordt door wat er gebeurt – en psychologische spanning, waarbij het draait om de
gedachten en gevoelens van de personages.
Maar de belangrijkste manier waarop spanning gewekt wordt, is de open plek. Een open
plek is een klein of groter tekstgedeelte dat bij de lezer vragen oproept omdat er iets voor de
lezer verborgen wordt gehouden. Als lezer word je geactiveerd om die vragen te
beantwoorden. Het is aan de lezer om zelf de open plekken in te vullen.
7. Tijd
Historische tijd: tijd waarin het verhaal zich afspeelt (Tweede Wereldoorlog, 2014, tijdens de
Watersnoodramp)
Verteltijd: de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen, uitgedrukt in bijvoorbeeld
bladzijden
Vertelde tijd: de duur van de geschiedenis waarover verteld wordt
Vertelritme: wordt bepaald door de verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd
Voor de literatuuranalyse is de vertelde tijd veruit het interessantst. Die kan enorm variëren,
van een dag tot vele jaren. Met tijd kan een schrijver van alles doen: het verhaal rekken of
inkorten, de gebeurtenissen door elkaar gooien, terug in de tijd springen en ga zo maar door.
Als je het hebt over het tempo waarin een verhaal geschreven is, dan heeft dat altijd te
maken met het gebruiken van bovengenoemde tijdaspecten. Het is wel handig dat je dan
ook kunt motiveren waarom het tempo hoog of laag is.
Veel leerlingen vinden het fijn om romans over de geschiedenis te lezen, de gebeurtenissen
zijn vaak gebaseerd op waargebeurde verhalen. Er staan veel historische werken op de lijst.
Hier een kleine selectie van een aantal historische werken. De romans van Simone van der
Vlugt: Schilderslief, De kaasfabriek, Nachtblauw en Het schaduwspel. Er staan boeken op de
lijst over de Tweede Wereldoorlog, zoals: Siegfried, Parnassia en ’t Hooge Nest. Titels over
de Eerste Wereldoorlog: Oorlog en terpentijn, Post voor mevrouw Bromley en De
handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek. Ook zijn er titels over het
slavernijverleden: Max Havelaar, Wij slaven van Suriname en Lichter dan ik.
8. Ruimte
Speelruimte: speelruimte is de plaats waar een verhaal zich afspeelt (Frankrijk, in een
museum, op de kermis)
Belevingsruimte: belevingsruimte is het beleven van ruimte door verhaalpersonen. (Dit
wordt ook wel de symbolische betekenis van ruimte genoemd.)
Speelruimte komt natuurlijk in elk boek voor; elk verhaal speelt zich immers ergens af.
Belevingsruimte komt lang niet altijd voor. Als dat wel zo is, gebruikt de schrijver ruimte
bewust om gevoelens te benadrukken of sfeer op te roepen. Dat kan op een parallelle
manier (bv. een meisje is stapelverliefd in een vrolijke zonnige natuuromgeving) of op een
contrastmanier (bv. een jongen denkt over zijn prachtige toekomst, terwijl in de verte een
donderbui in aantocht is). In het laatste geval is er vaak sprake van vooruitwijzing.
Kinderjaren en Strepen aan de hemel spelen zich deels af in concentratiekampen. De
beschreven omstandigheden zijn heel belangrijk, ze laten zien in wat voor een
verschrikkelijke omgeving en onder welke vreselijke omstandigheden de hoofdpersonen
moeten zien te overleven.
9. Thema en motieven
Thema: is het antwoord waar de vraag over gaat, de diepere bedoeling van de hele tekst, de
grondgedachte ervan.
Motief: een herhaald en betekenisvol element in een tekst.
Leidmotief: het steeds weer terugkeren van een bepaald woord of voorwerp (verwijzingen
naar vogels = Binocle, schoenen = Dubbelspel, een steeds terugkerend muziekstuk =
Geronimo.
Het thema, of de thematiek van een literaire tekst kan worden benoemd aan de hand van
concrete motieven die het handelingsverloop bepalen en die met elkaar in verband kunnen
worden gebracht.
In de roman Wees onzichtbaar van Murat Isik voelt de hoofpersoon Metin zich in diverse
passages een buitenstaander.
Tot slot hier nog de omschrijving van het CvTE bij het domein literatuur.
Domein E: Literatuur
Uit:
Syllabus Nederlands (4f) vwo 2023
College voor Toetsen en Examens
Sectie Nederlands
Comenius College Hilversum